Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 25 februari 2009 van 17.00 uur tot 22.00 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. IJ.J. Rijzebol (voorzitter, CDA), mw. S.M. Beckerman (SP), mw. L. Broekhuizen (PvdA), dhr. W. Haasken (VVD), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. J. Meesters (VVD), dhr. J. Oosterhaven (burgercommissielid, PvhN), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), mw. L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), mw. G. van der Sluis (ChristenUnie), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. L.A.M. Stoop (burgercommissielid PvdD), mw. L. Veenstra (SP). Afwezig: dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. E. de Graaf (burgercommissielid GroenLinks), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), dhr. T. Schroor (burgercommissielid D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Voorts aanwezig: dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. J. Bordewijk (secretaris), dhr. W. Maat (inspreker), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Dhr. Bultje (PvdA) heeft zich afgemeld. Hij is vader geworden van een prachtige dochter. De voorzitter feliciteert dhr. Bultje vanaf deze plaats. Er is bericht van verhindering van mw. Van Kleef (CDA). Dhr. Rijzebol zal haar wederom in de woordvoering vervangen. Er is bericht van verhindering van dhr. Schroor (D66). Mw. Broekhuizen (PvdA) stelt voor om namens de commissie een kaartje aan mw. Van Kleef te sturen om haar beterschap te wensen. Mw. Veenstra (SP) verklaart dat mw. Van Kleef ook deel uitmaakt van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid. Daar is het initiatief opgepakt. Mw. Veenstra heeft daarover afgelopen maandag met haar secretaris mw. Meeske. Namens de Staten heeft mw. Van Kleef inmiddels een bos bloemen ontvangen. De voorzitter gaat er, gezien de berichten, vanuit dat mw. Van Kleef de volgende vergadering weer aanwezig zal zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat hij hier al een paar keer als vervanger is opgetreden. Hij is echter nog steeds geen lid.
1
De voorzitter geeft aan dat hij dit niet meer op papier heeft staan, want de aanwezigheid van dhr. Van der Ploeg in de commissie is inmiddels gewoon geworden. De voorzitter heeft een e-mail ontvangen van dhr. Bon. Dhr. Bon heeft een geheel nieuwe, zeer geavanceerde presentatie over het Beter Bruggenplan laten maken met zijn club. Dhr. Bon nodigt de commissie uit om daar een keer te komen en dat eens te bezien. De voorzitter stelt voor dat de secretaris samen met dhr. Bon een moment gaat vinden om die presentatie een keer te bekijken. 2.
Regeling van werkzaamheden
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststellen van de agenda
Agendapunt 12 zal i.v.m. de inspreker als eerste bespreekpunt worden behandeld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter geeft aan dat dhr. Maat wenst in te spreken over de zuidelijke ring en de tunnelvariant. 4.
Vaststelling verslag Economie en Mobiliteit van 14 januari 2009
Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt wat de commissie met het verslag moet als de gedeputeerde Bleker volgens het verslag nadrukkelijk bij het verslag antwoord zou geven op het drietal vragen die dhr. Oosterhaven over de N331 heeft gesteld, terwijl dit niet is gebeurd. Volgens dhr. Oosterhaven kan men zo niet functioneren. De voorzitter merkt op dat het een toezegging is. Als aan de toezegging dat het aan het verslag zou worden toegevoegd, niet is voldaan, dan zal er een formele toezegging van gemaakt worden en komt het op de lijst van toezeggingen te staan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) neemt aan dat het de N361 in plaats van de N331 betreft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) kan zich indenken wat de gevoelens van dhr. Oosterhaven zijn, want hij heeft ook een heleboel vragen gesteld. De meeste daarvan zijn beantwoord. Dat soort kwesties horen echter ten principale in het presidium thuis. De voorzitter verklaart dat de commissie gaat over de vaststelling van het verslag en de vaststelling van de toezeggingenlijst. Wat het presidium doet aan toewijzingen waar wat behandeld zal worden, is een andere zaak. Dhr. Oosterhaven (PvhN) geeft aan dat het verslag beschikbaar was voor de Staten voordat het desbetreffende agendapunt daar werd afgehandeld. Dhr. Oosterhaven vraagt zich hierdoor af wat hij hier doet. Hij wil hiermee aangeven dat het voor hem een heel ernstig punt is. De voorzitter stelt dat het punt is gemaakt. Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst (zie het verslag van 14 januari 2009)
Toezegging 1. Broeikasgassen. De voorzitter stelt dat ten aanzien van de onduidelijkheid die er de vorige keer heerste over wat nu eigenlijk van het College wordt gevraagd, is geconstateerd dat de toezegging voor een deel is ingelost, namelijk het deel dat bij bespreekpunt 10 staat. Tevens is geconstateerd dat een rapport van de CLM inmiddels in het College is besproken. Dat betekent dat er een brief naar de commissie zal wor2
den gestuurd. Het andere deel kan blijven staan, omdat het per brief zal worden meegedeeld. Dan kan de toezegging na ontvangst van de brief geschrapt worden. Toezegging 6. Cijferboekje basisgegevens verkeer en vervoer. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat hier als deadline mei kan worden opgeschreven. De voorzitter stelt dat toezegging 7 gaat over het vervoer per schip over de vaarwegen gaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat hiervoor als deadline eveneens mei kan worden gehanteerd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt ten aanzien van toezegging 6 dat de toezegging is gedaan dat jaarlijks dat cijferboekje komt en er een brief bij geleverd zal worden, waarin de beleidsconclusies zouden worden opgenomen. De voorzitter stelt dat het per jaar kan, maar dit zegt nog niets over het tijdstip in het jaar. De toezeggingenlijst wordt vastgesteld. 6. -
Mededelingen vanuit het college van Gedeputeerde Staten
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat deze commissie en de commissie Omgeving en Milieu een uitnodiging hebben gekregen voor een excursie naar Friesland. Voor deze commissie is met name de presentatie over grootschalige veehouderij aan de orde. In dezelfde bijeenkomst zal ook gesproken worden over de presentatie van de bouwblokbenadering – wat een toezegging is in de commissie Omgeving en Milieu. De bijeenkomst vindt plaats op 15 april om 14.00 uur. De voorzitter stelt dat de uitnodiging op deze wijze zal worden verwerkt. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat er regelmatig iets te doen is over de Rijksdiensten. De provincie is druk bezig samen met de stad Groningen in het kader van de gefuseerde organisatie van de Voedsel- en Warenautoriteit. De provincie laat samen met Drenthe, Friesland en Limburg onderzoek doen. In Limburg constateert men dat alles heel huiselijk blijft hangen in Eindhoven. Voor de noordelijke provincies is dat Zwolle. Regelmatig zijn er ontwikkelingen op dossiers te zien – gevangenissen, doebanen, Voedsel- en Warenautoriteit, andere rijksdiensten –… Er zijn overigens ook positieve ontwikkelingen als regioprovincies op basis daarvan mogelijk een gesprek hebben met de minister van BZK. De actie die in gang wordt gezet, moet binnen een maand worden afgerond. De provincie heeft zich aangemeld voor Het Glazen Huis. Mw. Broekhuizen hield hier een krachtig pleidooi voor. De provincie heeft het aangeboden met deze aanbiedings-request-cheque. Er is een digitaal bidbook beschikbaar en aangeboden. Dit is op het internet te zien op www.seriousrequestingroningen.nl Het ziet er buitengewoon wervend uit. Op 11 maart wordt bekend ste welke kandidaten geselecteerd worden en bezocht worden. Op de 25 gaat het naar een apotheose. Het College heeft een tweede tranche in voorbereiding waar het gaat om projecten in het kader van de versnellingsagenda. Op het punt van onderhoudsprojecten zijn zaken naar voren getrokken. Wellicht komt dit aan de orde in de discussie die straks zal plaatsvinden. -
vanuit Groningen Seaports
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat het Chinese bedrijf Wan Tai 5 hectare in betaalde optie heeft genomen. Dit is een belangrijke ontwikkeling. Het is bedoeld voor opslag en handel. Het bedrijf heeft een hoofdkantoor in Hoofddorp. De goederen zullen verhandeld worden via Delfzijl. Het gaat nog niet om productiefaciliteiten. Daarover zal nadere besluitvorming volgen op het moment dat het verkoopvolume van het bedrijf gaat stijgen. Het is nog niet de stap waar naar wordt uitgezien, namelijk de vestiging van het bedrijf. Het is wel een stap in de goede richting.
3
7.
Rondvraag
Mw. Van der Tuin (CDA) merkt op dat gedeputeerde Bleker onlangs een gesprek heeft gehad met een aantal gemeenten in het Westerkwartier – Zuidhorn, Leek en Grootegast – betreffende Fanerweg, met name over het veiligheidsaspect en betere verbinding noord-zuid. Mw. Van der Tuin is erg benieuwd naar de uitkomsten van dit gesprek. Dhr. Haasken (VVD) heeft in de krant moeten lezen dat de gemeente Groningen in beroep gaat tegen de besluitvorming over de N361. Hij vraagt het College om een reactie. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat binnen de fractie van de ChristenUnie een discussie is gevoerd over duurzaamheid en energiebeheer. Provinciale verlichting is daarbij aan de orde geweest. In het Collegeprogramma zijn daarover enkele afspraken gemaakt. De fractie van de ChristenUnie zou graag de stand van zaken willen weten. Er zijn enkele vragen geformuleerd. Het is even zoeken waar die vragen neergelegd kunnen worden. Het is misschien verstandig om te kijken of deze commissie of de andere commissie (deze vraag moet in het presidium worden beantwoord) het de volgende keer op de agenda kan zetten. De ChristenUnie wil hier graag een discussie over. De voorzitter vraagt of gedoeld wordt op grootschalige duurzaamheid of kleinschalige duurzaamheid. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) antwoordt dat het de ChristenUnie te doen is om grootschalige duurzaamheid op een kleinschalig niveau. De voorzitter stelt voor dat het in één van beide commissies wordt behandeld. Hij begrijpt van dhr. Staghouwer dat hij dat bij voorkeur in deze commissie doet. Hij adviseert om dat op die manier in het presidium neer te leggen. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat er in de Staten een bewogen discussie is geweest over een voorstel van cowmunity en cowfortable. Er zou onderzoek naar gedaan worden. Dhr. Rijploeg informeert hoe het daarmee staat. Kan de commissie de resultaten van het onderzoek tegemoet zien? Zo ja, wanneer? Dhr. Rijploeg heeft enkele keren geleden een toezegging van dhr. Bleker gekregen dat hij de veiligheid van bussen aan de voorkant – in het bijzonder de lage vloer – op de landelijke agenda zou zetten. Hoe is dit op de agenda van het Rijk belandt? De PvdA-fractie heeft tot haar verbazing plotseling uit de media vernomen dat de N33 naast aanpassing aan deze tijd ook nog zal worden verlegd. Hoe past dat in hetzelfde patroon? Het heeft de PvdA-fractie verbaasd dat hier zomaar de nodige middelen voor beschikbaar waren. Waar komen die vandaan? Dhr. Rijploeg zou graag zien dat er serieus gekeken zou worden naar de mogelijkheid om bij de tunnel die de Gasunie boort onder de Eems extra buizen daarbij in te leggen, waar je later indien gewenst gas, water, stroom, glasvezel doorheen kunt schuiven om toekomstige kosten te voorkomen. Hoe reëel is dit tegen een lage prijs nu? Dhr. Rijploeg kan zich bijna niet voorstellen dat er zo weinig contact is met de Duitsers aan de overkant dat het niet op enig moment interessant zou kunnen zijn om zo’n investering te doen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag over de Fanerweg. De provincie heeft in overleg met de betrokken gemeentebesturen afgesproken dat er een studie komt waar het gaat om de langetermijnontwikkeling van het autoverkeer in het Westerkwartier, met name op het noord/zuidtraject. Deze studie zal in de loop van de tweede helft van dit jaar worden opgestart. De provincie is gelukkig vooraf door collega Dekker op de hoogte gesteld van het besluit van B&W om een juridische procedure te gaan voeren waar het gaat om het deel van het tracé N361, zoals vastgesteld door Provinciale Staten, waar het de Koningslaagte raakt. De provincie beschikt echter nog niet over bezwaarschriften of iets dergelijks. Men zal derhalve moeten afwachten waar het bezwaar zich op richt en wat de gronden zijn. Er werd gesproken over provinciale verlichting. Als de gedeputeerde het moet zien als verlichting bij provinciale wegen, dan zijn daar in het Collegeprogramma en in de Nota Managementcontract Wegen en Kanalen uitspraken over gedaan. Het lijkt dhr. Bleker goed dat de toezegging wordt gedaan dat over de voortgang aan het eind van het jaar wordt gerapporteerd. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of dit eind 2009 betekent. 4
Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of de gedeputeerde dit niet heel erg laat vindt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat het dan weer donker begint te worden. Men gaat nu een lichte periode tegemoet. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) kan zich voorstellen dat er voor die periode al maatregelen zijn genomen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) is bereid om het eerder toe te zeggen. Hij moet echter bekennen dat hij dat nu niet op korte termijn kan opleveren. Hij stelt voor om het rond de zomer te doen. Rond de zomer krijgt de commissie een voortgangsbericht over de stand van zaken. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat zijn informatie is dat er op dit vlak wel het een en ander gebeurt door de provincie. De ChristenUnie wil echter graag concrete maatregelen en erover discussiëren. Dhr. Staghouwer kan zich voorstellen dat die discussie niet tot eind 2009 uitgesteld wordt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College voor de zomer een voortgangsbericht zal geven. Waar het gaat om de verlichting van provinciale wegen kan daar dan de discussie over plaatsvinden. De gedeputeerde stelt voor om de vraag met betrekking tot de tunnel en andere leidingen bij 1 het verslag te beantwoorden . De N33 en de situatie ter hoogte van de N366 bij Veendam. In de stuurgroep N33 heeft men gisteren het ontwerp voor de weg en voor alle kruisingen in beginsel bepaald. Dat betreft Assen-Zuid, Rolde, Gieten, Bareveld, Veendam, N366, Menterwolde, A7. De afspraak is gemaakt dat gemeenten wensen kunnen formuleren over de inrichting van zo’n kruispunt en de aansluiting. Ten aanzien van de situatie bij Veendam is de wens geuit om de N33 100-150 m op te schuiven ter hoogte van de kruising met de weg Veendam-Pekela-Stadskanaal om daar ruimte te bieden voor een mogelijke ontwikkeling van een stadion. De provincie heeft dit beoordeeld op verkeerskundige gronden. Toen bleek dat het zeer belangrijke verkeerskundige en veiligheidsvoordelen heeft wanneer men die weg inderdaad iets zou opschuiven, omdat men dan in plaats van een zogenaamde Haarlemmermeer-aansluiting een half klaverblad kan realiseren, waarbij het langzaam verkeer ten noorden van de N366 niet kruist met de afritten van de N33, er ook ruimte ontstaat voor een mogelijk tracé voor een spoorverbinding en ook de verkeersveiligheid in het algemeen aanzienlijk beter is dan de situatie dat men de weg zou hebben laten liggen waar hij nu ligt, want dan had men met een Haarlemmermeer-kruising moeten werken, namelijk met aan de noordkant en de oostkant op- en afritten. Nu zijn er alleen op- en afritten aan de zuidzijde van de N366. Die overweging hebben de provincie en Rijkswaterstaat ertoe gebracht om in te stemmen met die verplaatsing. De financiering voor het deel van de provincie vindt plaats uit het budget dat er is voor dat kruispunt – dat er sowieso moest komen –, voor de N366 en de verdubbeling van de N366. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt dat de stand van zaken ten aanzien van de cowmunity zo is dat de initiatiefnemers een paar maanden bezig zijn met het zoeken naar een geschikte locatie, waar regelmatig overleg over is met de provincie. Het heeft ook te maken met de aankoop van onroerend goed, derhalve kan de gedeputeerde er op dit moment geen mededelingen over doen. De hoop bestaat dat men in de loop van dit jaar een locatie vindt. De commissie zal hier dan over worden geïnformeerd. Cowfortable betreft een ander traject. Dhr. Hollenga kan daar op dit moment niet de stand van zaken van geven. Hij stelt voor om dit ofwel bij het verslag te doen, of er op de volgende vergadering 2 op terug te komen . Mw. Van der Tuin (CDA) stelt met betrekking tot de Fanerweg dat de gedeputeerde aangeeft dat de studie wordt opgestart in de tweede helft van 2009. Dit kan dus ook december 2009 zijn. Voordat die
1
Bij het versturen van dit verslag was dit antwoord nog niet binnen.
2
Het antwoord is bij dit verslag gevoegd. 5
studie uitgewerkt is, is men mogelijk al een jaar verder. Mw. Van der Tuin informeert of er ook is gesproken over een tussenoplossing. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat hier wel over gesproken is. Dan gaat het met name om wat belijnings- en beperkte onderhoudsmaatregelen. Er zijn nog geen definitieve conclusies met elkaar over getrokken. Dhr. Bleker zou de vraag met betrekking tot de Eemstunnel via het verslag willen beantwoor3 den . Dhr. Haasken (VVD) komt terug op de beantwoording van de vraag over de N361. Dhr. Bleker geeft aan er op dit moment nog geen reactie op te kunnen geven. Dhr. Haasken vraagt of hij mag aannemen dat het College daarover wel een standpunt gaat innemen en niet het standpunt gaat afwachten dat de rechter hierover zal geven. Kan de commissie binnenkort een reactie van het College verwachten? Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat het College absoluut niet lijdzaam zal toezien hoe een eventueel bezwaar in procedure gaat en bij de rechter wordt behandeld. De provincie zal te zijner tijd alle juridische knowhow en argumentatie in stelling brengen om ervoor te zorgen dat het bezwaar bij de rechter dan wel als niet ontvankelijk dan wel als ongegrond wordt aangemerkt. Op dit moment bestaat er bij het College twijfel over de vraag of er op dit moment al een voor beroep en bezwaar vatbaar besluit ligt. Het College weet nog niet precies waar tegen een eventueel bezwaar nu van het College van B&W zich überhaupt zou kunnen richten. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of het College in zijn reactie de mogelijkheden wil meenemen die het College nu heeft binnen de nieuwe WRO om een eigen bestemmingsplan op dit onderwerp te maken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Dit kan een instrument zijn. Het College wacht dit af. Ook dan zit je trouwens in de fase van de bestemmingsplanwijziging en niet in de fase van de tracébesluiten. Het besluit dat door PS tot nu toe is genomen is een tracébesluit. Het College is benieuwd hoe het College van B&W denkt tegen zo’n tracébesluit een ontvankelijk bezwaar of beroep te kunnen indienen. Dit wil het College heel goed bestuderen. De voorzitter acht het niet verstandig om daar vanuit de commissie tussen te gaan zitten. Uiteindelijk zal de commissie verslag krijgen van de beantwoording. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) a. Brief van GS van 16 december 2008, nr. 2008-70.235/51/A.11, BW, betreffende Wegomlegging N355 nabij Noord- en Zuidhorn Grondverwerving. b. Brief van GS van 20 januari 2009, nr. 2009-02288/4/A.9, WE, bijlage, betreffende voortgangsrapportage infrastructurele werken per 1 januari 2009. c. Brief van GS van 22 januari 2009, nr. 2009-01087/4/A.7, GMO, bijlage, betreffende planning Statenstukken januari - maart 2009. d. Brief van GS van 27 januari 2009, nr. 2009-03295/5/A.23, EZ, betreffende toeristische bebording van landschappen.
Mw. Van der Tuin (CDA) geeft aan dat zij met betrekking tot brief b de aanpassing van de N388 en de kruising Noorderweg hier niet op ziet staan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft enkele informatieve vragen over brief b. Het betreft onder andere de Fietsroute Plus Groningen-Bedum. Er zal in februari een informatieavond zijn. Op welke wijze worden de Staten hierover ingelicht? De GroenLinks-fractie interesseert de voortgang op dat traject zeer. Bij de Zeesluizen Delfzijl staat dat er inmiddels een kosten/baten-analyse is voltooid. Dhr. Van der Ploeg vraagt of deze analyse aan de commissie kan worden toegestuurd, al dan niet met de mening van het College erbij?
3
Bij het versturen van dit verslag was dit antwoord nog niet binnen. 6
De evaluatie van projecten. De meeste projecten die genoemd worden, zijn nog in evaluatie. Dhr. Van der Ploeg vraagt zich af of, als die evaluatie is geweest, er exclusief naar de Staten toe gerapporteerd wordt. Hij pleit ervoor om dat op een integrale manier te doen, maar dan iets intensiever dan in de brief staat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat Fietsroute Plus Groningen-Bedum in het stadium zit van een tracékeuze. De informatieavond waarover wordt gesproken, is een informatieavond die over die tracékeuze gaat. Daarna komt het College met een voorstel. Ten aanzien van de Zeesluizen Delfzijl geeft de gedeputeerde aan dat de commissie de beschikking kan krijgen over de stukken die beschikbaar waren voor het MIRT-overleg met de minister in november. Daar heeft dhr. Bleker ook al de vorige keer gemeld dat de conclusie van het College en van Groningen Seaports en van Groningen-Delfzijl op basis van die kosten/baten-analyse als volgt luidt: er zijn op dit moment onvoldoende argumenten om de investering voor de nieuwe zeesluis met een bedrag in de orde van grootte van € 100-150 miljoen vóór 2020 te rechtvaardigen. In de derde plaats zit de Roordaweg en de Boerakkerweg bij Boerakker-Grijpskerk nog niet in de voortgangsrapportage infrastructurele werken. Deze voortgangsrapportage is opgesteld per 1 januari. Zoals bekend is pas in januari het spoedoverleg met de mensen aldaar geweest. Alhoewel het niet in de voortgangsrapportage zat, zijn daar al wel feitelijke werkzaamheden verricht. In de volgende rapportage zal men die aantreffen. Eigenlijk waren die werkzaamheden pas gepland voor de tweede helft van 2009, maar in overleg met de bewoners is daar de versnellingsagenda toegepast. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) complimenteert de gedeputeerde, ook naar aanleiding van een vraag van de ChristenUnie-fractie. Er is adequaat en snel gehandeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn beantwoording. Hij is het met dhr. Van der Ploeg eens dat de evaluatieparagraaf in deze voortgangsrapportage nu nog heel summier is. Er is afgesproken dat – dat was naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer – deze voortgangsrapportage stapsgewijs uitgebouwd zou worden met meer evaluatie en effectrapportage. In dat groeiproces zit men nog. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst een compliment te geven voor de rapportage als zodanig, want deze is zeer inzichtelijk. In brief c staat dat er in de planning voor de volgende keer in maart de Nota invulling ruimtelijk-economisch stimuleringsbeleid ter informatie staat. Dhr. Van der Ploeg dacht dat de Staten in het kader van de SNN-discussie een uitgebreid debat hebben gehad over het wegen van economisch beleid en de rol van PS daarin, met als uiteindelijk doel dat men een inhoudelijk intensief debat over het regionaal economisch beleid zou voeren en dat men ook sturing zou geven aan het proces. Dan vindt dhr. Van der Ploeg ‘ter besluitvorming voor informatie’ wat vreemd. Het debat moet goed met elkaar worden gevoerd op inhoudelijk niveau. Bij RSP – het staat vandaag op de agenda – zie dat ook weer terugkomen, ook wat de rol van PS is. Dhr. Gerritsen gedeputeerde) is het hier zeer mee eens. ‘Ter informatie’ betekent ‘ter besluitvorming’. De voorzitter stelt vast dat het goed komt. De vergadering vervolgt met agendapunt 12. Bespreekpunten 9.
Brief van de voorzitter van de SER Noord-Nederland van 8 januari 2009 met advies inzake het anticiperen op de mogelijke gevolgen van de kredietcrisis. Op verzoek van GroenLinks in PS van 4 februari 2009. Hierbij wordt betrokken: - de brief van Gedeputeerde Staten van 3 februari jl., nr. 2009-05638/6A.6, WE, betreffende Weg N46 Groningen-Eemshaven Ged. Lewenborg - Driebond (Oostelijke Ringweg Groningen) Financiering t.b.v. versnellingsagenda en - de brief van het college van 3 februari 2009, nr. 2009-06373/6/A.17, betreffende Versneld uitvoeren projecten in de GWW-sector.
Mw. Siersema (GroenLinks) stelt dat het punt over twee zaken gaat. Ten eerste wil GroenLinks graag naar aanleiding van de brief van de SER voorstellen om met een groepje wijze mannen of vrouwen, eventueel onder leiding van de griffier, een expertmeeting bijeen te roepen, niet alleen op het gebied 7
van wegen, etc., maar ook op het gebied van het UMCG, zorginstellingen, woningbouwcorporaties. Die hebben over het algemeen plannen klaarliggen: investeringsplannen, innovatieplannen, werkgelegenheidsplannen. Men zou dan kunnen nagaan hoe de provincie ze kan ondersteunen om een aantal punten naar voren te schuiven, zodat de werkgelegenheid en innovatie niet in de knel komen door de kredietcrisis. Er wordt hier over twee projecten gesproken. Het gaat heel veel over asfalt. Er zijn projecten aangenomen als het 100.000 voertuigenplan. Wellicht dat daar iets naar voren geschoven kan worden. De woningbouw kan milieuvriendelijker worden aangepakt bij het renoveren, en dergelijke. Dergelijke projecten zijn reeds aangenomen, maar het doel is om ze zo veel mogelijk naar voren te schuiven om ook de groene projecten naar voren te krijgen – een soort green deal, maar dan een soort Grunnigs gruine opdracht. Mw. Siersema heeft zo-even begrepen dat er nog een nieuw voorstel lag. GroenLinks wil graag dat dat soort projecten gedeeltelijk naar voren gehaald wordt ten gunste van werkgelegenheid. Bovendien zijn bewoners bijvoorbeeld goedkoper uit wanneer de isolatie van woningen wordt verbeterd. De voorzitter vraagt de andere fracties hun inbreng te leveren en ook te reageren op het voorstel van GroenLinks. Mw. Broekhuizen (PvdA) wenst allereerst inhoudelijk te reageren op het rapport van de SER. De brief van de voorzitter van de SER dateert van 18 december. Dat betekent dat de SER Noord-Nederland vooruitlopend op alle berichten over de kredietcrisis heel vroeg al gemeend heeft een visie te moeten geven op hoe geanticipeerd zou moeten worden op de mogelijke gevolgen van de kredietcrisis. Dat verdient lof. De SER geeft een aantal voorzetten hoe dat zou moeten. De gedeputeerde geeft aan dat de versnellingsagenda er nu aankomt en dat het College ermee bezig is. Er zijn best veel bedrijven in Noord-Nederland waar een werktijdverkorting is aangevraagd, waar moeilijkheden zijn met om- en bijscholing en waar men het over zou moeten hebben met elkaar. Het is belangrijk om van het College te horen wat het nu doet en wat het in noordelijk verband doet – want de problematiek is natuurlijk niet specifiek voor Groningen, maar speelt in Drenthe en Friesland net zo goed. Overlegt het College bijvoorbeeld met gemeenten, die zelf ook in het kader van de VNG moeten aangeven in hoeverre zij investeringen naar voren kunnen halen en wat voor investeringen dat kunnen zijn, of die investeringen bijvoorbeeld gebundeld kunnen worden in noordelijk of Gronings verband? Mw. Broekhuizen is benieuwd of hierover gesprekken met de VGG worden gevoerd. Op het gebied van verkeer van vervoer is een keuze gemaakt, hetgeen in alle stukken terug is te vinden. Mw. Broekhuizen is erg benieuwd wat voor economische projecten er verder zitten in de versnellingsagenda. In Noord-Brabant is er zo’n initiatief om zelfstandig ondernemerschap van werkelozen verder te stimuleren door de provincie. Mw. Broekhuizen is benieuwd of dat soort gedachten ook spelen in de provincie Groningen en hoe men dit dan vormgeeft. Daarnaast is het zo – en dat is nu al sterk te merken – dat op het moment dat er mensen op straat komen, het vaak jongeren zijn, jongeren zonder startkwalificatie. Dit is nu de kans om samen met de portefeuillehouder onderwijs een actieplan te maken hoe daarmee om te gaan. Als je kijkt naar de komende vergrijzing en de vervangingsvraag bijvoorbeeld in het Eemsdeltagebied, is die vervangingsvraag enorm. Het onderzoek van samenwerkende bedrijven Eemsdelta geeft goede aanknopingspunten om daar verder op in te schieten. Het zou aardig zijn als de gedeputeerde samen met zijn collega zou willen kijken naar de mogelijkheden daarin. Het stuk van de SER noemt het opzetten van mobiliteitscentra als één van de antwoorden op de mogelijke gevolgen van de kredietcrisis. De PvdAfractie onderschrijft dat, maar mw. Broekhuizen is erg benieuwd naar de rol die de provincie daarin kan spelen om een en ander te versnellen. Partijen moeten samenwerken. Dat is altijd ingewikkeld, omdat er verschillende belangen spelen. Mw. Broekhuizen is erg benieuwd naar de rol die de gedeputeerde daarin zou willen spelen. Mw. Broekhuizen heeft de SER Noord gebeld, want een zin in een van de brieven is interessant. Zij zeggen namelijk: wij gaan gezien de ontwikkeling waarschijnlijk verder onderzoek doen. Dat zijn ze ook aan het doen. Ze zijn alle arbeidsmarktcijfers van het CPB aan het doorrekenen en ze zijn aan het kijken welke dingen ze zouden kunnen versnellen. Het zou aardig zijn om in die expertmeeting zoals GroenLinks die voorstelt, in noordelijk verband te houden en daarbij naar die versnellingsagenda te kijken. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) complimenteert het College voor de korte verkenning. Daarin wordt helder geschetst waar men in noordelijk verband rekening mee moet houden. Als je het stuk leest, ontstaat enigszins het beeld dat het allemaal wel meevalt. Hiervoor wil dhr. Staghouwer waarschuwen, want het is gevaarlijk om er een dergelijke kwalificatie aan te geven. Het stuk is geschreven met 8
de kennis van dat moment. Het gaat op dit moment heel hard en het is natuurlijk onmogelijk om alle invloeden erin te verwerken. Men moet echter niet te veel achteroverleunen door te denken dat het allemaal wel meevalt. Ook de provincie moet zich wapenen tegen invloeden van buiten. Het voorstel van GroenLinks. De ChristenUnie staat op zichzelf positief tegenover zo’n expertmeeting, maar het moet wel een doel dienen. Er zijn misschien meer projecten die te bundelen zijn. Dat zou een prima initiatief zijn. Dhr. Staghouwer pleit ervoor om er niet te lang mee te wachten en het niet een gesprekshobbyisme te laten worden. Er moet duidelijk daadkracht en een signaalfunctie vanuit gaan. Mw. Veenstra (SP) acht het stuk duidelijk. Als je je ogen in deze wereld enigszins open houdt, weet je wel wat er aan de hand is. Opvallend in het stuk is dat wordt gesteld dat het allemaal mee lijkt te vallen. Het was natuurlijk december. Dat is ook het lastige van een expertmeeting: alles is in beweging en gaat heel snel. Welke kant het op gaat, is op dit moment moeilijk samen te vatten. Desalniettemin staat mw. Veenstra positief tegenover het initiatief. Zij ziet de uitwerking ervan graag tegemoet. De speciale aandacht die in het stuk wordt gevraagd voor de positie van het MKB als een van de grootste werkgevers in deze regio, wil mw. Veenstra hier onderstrepen. Zij hoopt dat het advies dat gedaan wordt om met het MKB samen op te trekken, wordt opgepakt. Het zijn voornamelijk jongeren zonder opleiding of een slechte opleiding die de eerste klappen krijgen. Mw. Veenstra roept op om het element scholing, herscholing, bijscholing, nascholing niet te vergeten. Men moest hedenmorgen van gedeputeerde De Bruijne vernemen dat dit waarschijnlijk niet in de versnellingsagenda zat. Daar wil mw. Veenstra nadrukkelijk aandacht voor vragen. De gedeputeerde maakte bij de mededelingen de opmerking dat de twee brieven die bij dit stuk gevoegd zijn, de eerste tranche van de versnellingsagenda waren. Er komt een tweede tranche. Mw. Veenstra zou graag nog een compleet pakket zien waaruit men kan afleiden wat het beoogde effect ervan is en welke richting het opgaat in plaats van tot de zomer zes tranches, die wat moeilijk meetbaar zijn. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat de VVD er in zijn algemeenheid voor is om projecten versneld aan te pakken. Wat dat betreft kan de VVD het verhaal volledig ondersteunen. Dhr. Haasken is benieuwd hoe zich dat verhoudt met alles wat er normaal gesproken bij hoort: procedures die doorlopen moeten worden en rechten die er zijn, etc. Wat de VVD betreft zou het best een tandje minder mogen. Dhr. Haasken is benieuwd hoe dat wordt opgelost, omdat het vaak gaat om projecten in de sfeer van grond-, weg- en waterbouw. Daar zijn de procedures bekend. Dhr. Haasken is heel benieuwd hoe zich dat verhoudt tot die versnellingsagenda. Daar waar het mogelijk is heel graag, daar waar het betekent dat de provincie er zelf weer voor moet lenen, bijvoorbeeld in de sfeer van voorfinanciering, heeft dhr. Haasken daar vraagtekens bij, tenzij het om geringere bedragen gaat. Dhr. Haasken is heel benieuwd welke financiële consequenties het heeft. Dhr. Oosterhaven (PvhN) verklaart dat er een uitstekende korte verkenning ligt van de noordelijke SER. Het advies van de noordelijke SER is echter zwakker. Het is bij beide belangrijk zich te realiseren dat er iets ontbreekt, namelijk het feit dat men soms volautomatisch tot bijna € 40 miljard de economie gaat stimuleren. De belastinginkomsten gaan teruglopen, werkeloosheidsuitkeringen gaat oplopen, het begrotingsgat gaat oplopen. Dat is dus een volautomatische stimulering van de Nederlandse economie voor een kleine € 40 miljard. Alles wat men daar bovenop doet, is peanuts. Het is belangrijk om die peanuts te doen en de provincie kan daar een bijdrage aan leveren, maar dan moet men het wel verstandig doen en niet te ver willen doorschieten. Dat is wat er wel staat in het advies, in de verkenning. Het advies schiet door: men moet versnellen, versnellen, versnellen. Ja, maar wel met verstand. Als het over investeringsprojecten gaat, moet men die projecten versnellen die in 2009 en 2010 kunnen worden uitgevoerd. Het versnellen van andere projecten is dom, want dan gaan ze in 2011 of 2012 worden uitgevoerd op de piek en is men procyclisch bezig. Als men projecten conform het idee van GroenLinks probeert op te sporen in de maatschappij waar men nog geen weet van heeft of het een goed idee is, dan moet dat dus met die randvoorwaarde: geen projecten die niet in 2009 of 2010 kunnen worden uitgevoerd. 2011 en 2012 is precies verkeerd. Het advies is voorts dat innovatie versneld zou moeten worden. Innovatie is een langetermijnproces. De innovatieve kracht van het noordelijk bedrijfsleven versnel je niet. Dan moet je dus langer werken. Dat kun je intensiveren, maar niet versnellen. Daar heeft de SER het proces hoe bedrijven tot innovatie komen niet goed begrepen. Het versnellen van procedures is eveneens onmogelijk. Al die procedures duren zo lang als ze duren. Het veranderen van procedures duurt ook lang, dus daar valt
9
niets aan te versnellen. Als het gekund had, had men het al moeten doen. Als er nog punten zijn waar de regeldruk nog steeds bestaat – dat is een politieke inschatting –… Mw. Broekhuizen (PvdA) interrumpeert en stelt dat het feit dat men iets had moeten doen niet zegt dat men het heeft gedaan. Dhr. Oosterhaven (PvhN) merkt op dat als men het nu naar aanleiding van de crisis gaat doen, men er te laat mee is. Het veranderen van wetten duurt pakweg twee jaar, dan zou men derhalve procyclisch bezig zijn. Het advies zegt dat men zeker moet stellen dat men ten minste een evenredig deel krijgt van de investeringen uit het fonds economische structuurversterking. De Partij voor het Noorden vindt dat 25% van de aardgasopbrengsten in Noord-Nederland moet worden besteed. Zij is daar politiek gemiddeld genomen wat bescheidener. Het grote gevaar dreigt dat met het RSP men bij ieder project bij het FES te horen krijgt: jullie hebben die regiospecifieke pakketten al! Het bekende sigaar-uit-eigendoos-verhaal. Dhr. Oosterhaven vraagt wat ze daar doen met dit belangrijke punt uit het advies om te zorgen dat het aandeel van de provincie eindelijk eens in de buurt van die 10% van wat het nationale aandeel is in plaats van de 1% die de provincie de afgelopen 10 jaar uit dat fonds economische structuurversterking gekregen heeft. De PvhN heeft gesteld dat je de N361 zou moeten knippen, iets wat helaas niet is overgenomen. Wat ligt er nu meer voor de hand dan dat allereerste stuk waar iedereen het over eens is en waar geen bezwaren te verwachten vallen – Mensingeweer tot de aansluiting op de huidige weg, de twee kortsluitingen – uit het voorstel te pakken en die versneld in de MER en de tracédetaillering (te behandelen)? Dat kan dan misschien in 2010 effectief starten. Is dat mogelijk? Mw. Van der Tuin (CDA) merkt op dat er in de laatste vergadering van deze commissie al breed is gevraagd om een rapportage van de gedeputeerde over alle sectoren die zijn genoemd. Inmiddels heet dat de versnellingsagenda. Het sluit hier wat dat betreft precies op aan. Mw. Van der Tuin staat in principe positief tegenover een expertmeeting, maar het moment waarop je deze laat plaatsvinden, is van groot belang. Zij zou nu eerst een schriftelijke rapportage willen of een versnellingsagenda waarin het College aangeeft welke maatregelen er zijn getroffen en op stapel staan en wat voor gevolgen dat heeft. De financiële consequenties en dergelijke moeten hierin in beeld worden gebracht. Als het eenmaal goed in beeld is, is het een juist moment om die expertmeeting te gaan houden. Anders zou het zeer breedsprakig worden. Mw. Van der Tuin heeft liever iets wat meer voorgekookt en gecentreerd is. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of mw. Van der Tuin het er niet mee eens is dat het ook een signaal kan geven naar de samenleving dat de provincie er aandacht voor heeft. Mw. Van der Tuin (CDA) geeft aan dat dit signaal er volgens haar wel is. Als alleen een expertmeeting een signaal kan zijn, is het wel heel erg arm. In principe staat mw. Van der Tuin positief tegenover een expertmeeting, maar het moment moet zorgvuldig worden uitgezocht. Mocht blijken dat een expertmeeting veel eerder gehouden kan worden, vanwege de vragen en zaken die nu naar voren worden gebracht, dan kan de meeting in een heel vroeg stadium worden gehouden. Het moet natuurlijk niet een meeting alleen voor de Bühne worden om te laten zien dat de provincie zo begaan is met de economie. Mw. Van der Tuin wil graag iets concreets brengen. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat een van de problemen van de crisis nu juist is dat men elkaar in de put aan het praten is. Op het moment dat je dit voorstel overneemt, gaat men bezig om er iets aan te doen. Dat kan in zijn eigen dynamiek – natuurlijk slechts in geringe mate – eraan bijdragen. Als men er iets aan kan doen, gaan mensen er weer in geloven en dan kan het anders. Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart dit in het geheel niet te ontkennen. Zij geeft slechts aan dat je zorgvuldig het moment moet uitkiezen waarop je die expertmeeting doet. Voor de rest ondersteunt zij alles wat hier gezegd is. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of men het niet heel anders zou kunnen doen. In plaats van een expertmeeting een advertentie van het SNN in alle noordelijke media: kom op met concrete ideeën om zaken te versnellen! Waar gaat het namelijk om? Vergeten projecten. Er is een heleboel geïnventariseerd. Het is nodig om ideeën los te krijgen. De expertmeeting is misschien geen efficiënte methode. 10
Mw. Van der Tuin (CDA) herhaalt dat zij het een sympathieke gedachte vindt, maar eerst moeten enkele zaken door het College worden uitgezocht. De vorige keer is gevraagd aan het College of men met een rapportage kon komen, waarop dhr. Gerritsen heeft aangegeven dat het waarschijnlijk een mondelinge rapportage zal worden in een van de volgende vergaderingen. Mw. Broekhuizen (PvdA) stelt, in antwoord op het verzoek van het CDA, dat de SER Noord nu extra aanvullend onderzoek doet. De verwachting is dat dat eind volgende week klaar is. Zou de commissie dat niet kunnen gebruiken als basis om te kijken of zij daarmee voldoende kader heeft om te kijken of er andere fantastische nieuwe initiatieven te bedenken zijn om de kleine bijdrage van de provincie vorm te kunnen geven in noordelijk verband? Mw. Van der Tuin (CDA) acht dit een prima voorstel. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat het College het een ernstige situatie vindt en zich er zorgen over maakt. Het College heeft waardering voor het advies van de SER Noord-Nederland. Ze zijn er vroeg bij geweest. Het College heeft er met de SER Noord-Nederland over gesproken. Men moet echter niet doen alsof het heel erg gaat meevallen. De prognoses liegen er niet om. Men krijgt nog flink wat voor de kiezen. Er zit wel een belangrijke psychologische dimensie aan, dat is de gedeputeerde met dhr. Rijploeg eens. Een van de factoren om er echt een tandje bij te zetten en datgene te doen wat je kunt doen, is de psychologische dimensie. Dhr. Gerritsen is het met dhr. Oosterhaven eens dat de provincie de kredietcrisis niet op kan lossen. Maar als iedereen dat gaat zeggen, doet niemand iets en dan is iedereen procyclisch en wordt het nog erger. Men moet doen wat men kan. Men moet goed kijken waar het om gaat. Het gaat om snel. Het College tracht vóór 1 september projecten naar voren te halen in die sectoren die getroffen worden. Een van die sectoren is de bouw, met name waar het gaat om grotere consumenteninvesteringen is er sprake van een hevige vraaguitval. Het gaat ook om allerlei toeleverende, omringende bedrijvigheid die daar ook het slachtoffer van wordt. Daar wordt met voorrang naar gezocht. Het College is ook redelijk vroeg begonnen met het overleg op noordelijk niveau met SNN, de NOM, werkgevers en werknemers. Met de NOM is doorgepraat over wat heel kansrijke projecten zijn. Er hangen een stuk of 10 á 12 boven de markt. Dhr. Gerritsen vindt het lastig om ze op dit moment concreet te benoemen, omdat daar nog op gedokterd wordt en het College daar nog over moet beslissen. Ze zitten ook nadrukkelijk in andere sectoren dan asfalt. Er ligt hier al een eerste voorstel van onderhoud. De gedeputeerde denkt dat dit een heel goed voorstel is, omdat het ingaat op het MKB en de bouw van andere soorten opdrachten voorziet. Het College streeft naar andere voorstellen op het punt van duurzaamheid, energie, in sectoren waar ook de SER aandacht voor vraagt. Het gaat niet om langdurige processen als innovatie, waar nog heel lang op gestudeerd moet worden. De gedeputeerde is het met dhr. Oosterhaven eens dat gekeken moet worden waar de provincie nu op in kan zetten. Wat doet het College nog meer? Het College heeft in Groningen regulier overleg met de stad Groningen, werkgevers, werknemers, over de stand van zaken. Daarbij komt nadrukkelijk het punt van de mobiliteitscentra aan de orde. UWV werkbedrijf maakt daar deel van uit. Dhr. Gerritsen gelooft dat er nu ook nog heel wat kansen liggen, omdat er een behoorlijke vervangingsvraag is. Er waren behoorlijk wat vacatures op het punt van bijvoorbeeld de techniek. Op dit moment zijn er mogelijkheden om mensen tijdelijk elders te plaatsen, etc. en ligt er een enorme kans voor scholing. De volgende stap die het College zal zetten. Bij die mobiliteitscentra liggen nadrukkelijk kansen voor scholing om gebruik te maken van bestaande trajecten. Daar zal het College zeker aandacht aan besteden. Het mobiliteitscentrum Groningen komt op 1 maart tot stand en gaat nu van start. Het College wil eerst kijken wat daar allemaal precies gebeurt. Aanvullend daarop wil men extra stappen zetten richting scholing, want de gedeputeerde gelooft dat daar absoluut een kans ligt. In de voorstellen die volgende week in het College komen, is dat nog niet direct benoemd, maar dhr. Gerritsen denkt dat men in de tekst er even aandacht aan moet besteden om in elk geval de Staten mee te geven dat het College daar nadrukkelijk aandacht voor heeft. Het is nu het moment om daar gebruik van te maken: leer/werk-trajecten, inzet van ROC’s om daar een extra plus te zetten, want die mobiliteitscentra gaan van start. Het wordt op een goede formule opgezet om mensen zo spoedig mogelijk weer naar werk te leiden, want er doen zich veel kansen voor. Als er goed wordt gekeken naar de sectoren waar men zich op richt en kijken dat het besteksgereed is – dus niet nog weer allerlei procedures, etc. –, de financiering moet rond zijn of vrijwel rond zijn zodat je dat snel kunt dichtrijden en daar niet weer heel lange politieke processen over hebt… Dhr. Gerritsen is het met dhr. Haasken eens dat je op een gegeven moment scherper naar de procedures kunt kijken, maar dat gaat te lang duren om hier een substantieel effect te hebben. Het College 11
zal wel kijken wat binnen de bestaande regelgeving kan worden gedaan. Het College heeft overleg met het ministerie van Economische Zaken om te kijken of men op het punt van staatssteun, toetsen, andere zaken die daar spelen een versnelling kan bewerkstelligen zonder afbreuk te doen. Dat geldt ook voor de werkzaamheid van programma’s, bijvoorbeeld of je binnen het open EFRO-programma wat meer aan energie kunt doen. Daar moet je enkele zaken voor regelen. Dat kan de provincie af en toe zelf beïnvloeden. Dat moet de provincie dan ook gewoon doen. Als breder en integraler naar regelgeving wordt gekeken, vreest de gedeputeerde dat men te laat komt, hoe belangrijk het ook is om daar sowieso naar te gaan kijken. Voorfinanciering kan aan de orde zijn, maar niet in excessieve mate. Er is bij de Integrale Bijstelling een bedrag van € 250.000 overgeboekt naar dit jaar. Voor dit jaar zou er ongeveer een vergelijkbaar bedrag beschikbaar zijn. In die orde van grootte van enkele tonnen (is de voorfinanciering). Mogelijk kan het College ook met andere constructies uit de voeten, het naar voren halen van de eigen cofinanciering die men toch al van plan was beschikbaar te stellen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat hij ten aanzien van de gunningcriteria aanneemt dat daar niet aan getornd gaat worden met de snelheid waarmee projecten nu gegund zouden worden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat daar niet aan getornd wordt. Men kan het hooguit beter en parallel organiseren, maar men zal het allemaal moeten respecteren. Maar dat kan ook gewoon, een aantal projecten is al zo ver. Het College probeert nu te kijken wat men nog heel snel naar voren kan halen zonder al te veel ‘gedoe’, maar men gaat gewoon de regels respecteren, zonder shortcuts, etc. In dat licht tekent zich een pakket af. Dhr. Gerritsen is nu niet in staat om concreter te zijn, maar dat doet hij niet omdat hij dan misschien verkeerde verwachtingen wekt en het om zaken kan gaan die hij dan later misschien terug moet halen. Het moet goed en zorgvuldig worden afgemaakt. Er is de afgelopen weken hard aan gewerkt, samen met de noordelijke provincies, samen met de NOM, maar nog niet direct met de gemeenten – behalve de gemeente Groningen. Het ligt wel voor de hand om daar op een gegeven moment ook lijnen te leggen. In elk geval doet zich nu een pakket voor waarin het College al redelijk wat op het kleed kan brengen, waarbij men wel de bescheidenheid moet opbrengen dat men een van de spelers is. Als vele spelers met de provincie meedoen, denkt de gedeputeerde dat men een effect kan brengen dat voor het bedrijfsleven dat getroffen wordt, substantieel is en waardoor mensen aan de slag kunnen blijven of weer aan de slag kunnen komen. De voorzitter constateert dat er enigszins verschillend gereageerd wordt op het voorstel van een conferentie of expertmeeting. De voorzitter verzoekt mw. Siersema aan te geven welke rol de commissie wordt toegedicht. Mw. Siersema (GroenLinks) vindt dat de commissie daar het voortouw in moet nemen, juist omdat het gaat over werkgelegenheid. Dit staat los van de projecten van de provincie zelf. Dit gaat er meer om dat de provincie zorgt dat men de grote en iets minder grote spelers bij elkaar krijgt en dat ze misschien wel plannen hebben waarbij de provincie kan ondersteunen om te zorgen dat er meer werkgelegenheid komt, dat de werkgelegenheid aantrekt. Ook de scholen zitten erbij, want scholen hebben ook projecten voor jongeren. De commissie kan in zo’n expertmeeting samen met deze partijen kijken hoe de werkgelegenheid in een zo kort mogelijk tijdsbestek gestimuleerd kan worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vult aan dat het voorstel is om met een groepje van deze commissie het voorstel uit te werken en niet nu zelf te beslissen hoe en wat. Er zijn verschillende voorstellen gedaan. Waarschijnlijk loopt alles parallel en kan het heel snel. Dhr. Van der Ploeg stelt voor om het gewoon te doen. De voorzitter verzoekt alle fracties kort te reageren. Mw. Broekhuizen (PvdA) kan volmondig ‘ja’ zeggen tegen het voorstel van GroenLinks om het in een groepje te bespreken. De gedeputeerde heeft het over kansen die er zijn in het kader van de vervangingsvraag voor jongeren en andere mensen om weer aan de slag te komen. Dat is ontegenzeggelijk waar. Dat is alleen maar zo op het moment dat er voldoende geher-, bij- of omgeschoold wordt. Dat betekent dat de onderwijspartners en juist ook de onderwijsgedeputeerde hierin ontzettend belangrijk zijn. Mw. Broekhuizen vraagt om een antwoord op de vraag of dhr. Gerritsen samen iets met dhr. De Bruijne gaat ondernemen. Onderdeel zijn ook de enorme surplussen die er zijn op de O&O-fondsen. In de media begint er nu voorzichtig de discussie over. Mw. Broekhuizen is erg benieuwd hoe de provincie kan kijken hoe zij daar meer greep op zou kunnen krijgen. Mw. Broekhuizen vraagt of de gedeputeerde van plan is om daar naar te kijken en daar wat aan te gaan doen of in samenwerking met de 12
O&O-fondsen desnoods projecten te faciliteren en te verzinnen. Het College streeft naar voorstellen op het gebied van duurzaamheid. Mw. Broekhuizen neemt aan dat de motie zoals die is ingediend door dhr. Rijploeg over de verduurzaming van de gebouwde omgeving daarbij zeker in beeld is. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) staat achter het voorstel van GroenLinks. Mw. Veenstra (SP) acht er niets mis aan om met een groepje te kijken hoe ver men komt. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat de gedeputeerde heeft aangegeven dat de problematiek weerbarstig is. Men maakt zich grote zorgen over deze kredietcrisis. Dhr. Gerritsen heeft ook aangegeven dat de procedures lang zijn en dat men vele procedures kent om uiteindelijk een keer tot uitvoering te komen. Dhr. Haasken was onlangs bij de feestelijke herstart van de oliewinning van de NAM in Schoonebeek. Daar werd verteld dat de NAM 300 vergunningen nodig had om daar uiteindelijk weer aan de slag te kunnen. Een van de wethouders van een van de gemeenten zei: “Om dat soort problemen op te lossen, heb je een kredietcrisis nodig, want dat maakt vloeibaar wat stroperig is in Nederland”. Wellicht zou het verstandig zijn om deze kredietcrisis te gebruiken om de stroperigheid die er is, geheel op te lossen. Heel vaak kan dat niet hier en zul je daarvoor in Den Haag terecht moeten, maar daar waar het hier wel kan, zou de oproep zijn om daar gebruik van te maken. Het klinkt misschien wat cynisch, zo is het helemaal niet bedoeld. Het is bedoeld om de zaak aan te jagen. De gedeputeerde zegt daarmee bezig te zijn en daar heeft dhr. Haasken best vertrouwen in. Hij heeft zelf wel twijfel of het iets teweeg kan brengen om met een groepje iets voor te bereiden in nauw overleg met het bedrijfsleven. Hij kijkt ook naar de termijnen die daarmee gepaard gaan. Hij zou het willen plaatsen in de oproep die hij daar zelf bij heeft: vooral te kijken of het mogelijk is om de bestaande stroperigheid vloeibaarder te maken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst een vraag te stellen over de inbreng van de VVD in eerste termijn. Toen ging het over voorfinanciering en de bezwaren die de VVD heeft om dat bedrag op te hogen. Dhr. Van der Ploeg vraagt waarom deze bezwaren er zijn. Waarom wil de VVD geen extra geld voor een oplossing van de kredietcrisis vanuit de provincie beschikbaar stellen? Dhr. Haasken (VVD) stelt dat het allemaal prachtig klinkt, maar het heeft een begrenzing. De provincie kan daar niet tot in het oneindige in doorgaan. Als er hier en daar in die sfeer wat opgelost moet worden, vindt dhr. Haasken dat best, maar het heeft financiële consequenties. Men moet zich daar bewust van zijn. Men moet niet gaan versnellen om vervolgens de rekening ervan bij de belastingbetaler neer te leggen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) legt uit dat versnellen naar voren halen betekent. Dat betekent dat je later minder uitgeeft. Het betekent een beetje renteverlies, maar dat kan de provincie wel dragen. Dhr. Oosterhaven vindt het voorstel van GroenLinks sympathiek, maar hij vindt dat de commissie niet op de stoel van GS moet gaan zitten. Zou het geen goed idee zijn om als SNN een grote advertentie in de noordelijke media te zetten met de vraag of er ideeën zijn? In het advies van de SER staat dat het SNN en de provincies zich sterk moeten maken voor het zeker stellen van een evenredig deel in de aardgasopbrengsten, omdat deze in gevaar zijn, zeker vanwege het regiospecifieke pakket. Wat gebeurt daaraan? Voorts vraagt dhr. Oosterhaven of het bovenste stukje van de N361 er niet afgeknipt kan worden om het snel door alle procedures heen te jagen en in 2010 bij Mensingeweer die omlegging te doen. Mw. Van der Tuin (CDA) stelt dat er over het algemeen consensus is voor de expertmeeting. Zij voelt daar meer voor dan voor een advertentie in de krant, want dan geeft men een heel ander signaal af dan eigenlijk was bedoeld. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt in de richting van mw. Broekhuizen dat hij in eerste termijn geprobeerd heeft duidelijk te maken dat het College betrokken is bij de mobiliteitscentra. Dat is de kern. Er moet één club zijn, één centrum waar dat allemaal goed gecoördineerd wordt. Het College zal daarmee in gesprek gaan en kijken of daar een plus op gezet kan worden op het punt van scholing, het gebruik maken van de mogelijkheden van de ROC’s. Zo gauw dat tot resultaat leidt, zal de commissie hierover worden geïnformeerd. De O&O-fondsen is natuurlijk een interessante suggestie, want daar liggen allerlei mogelijkheden die benut kunnen worden voor scholing en kunnen worden ingezet. Daar zal het College zeker aandacht aan besteden. Dhr. Gerritsen zal daar met dhr. De Bruijne samen in opereren. 13
Natuurlijk zit het College te kijken naar duurzaamheid van de gebouwde omgeving. Dat is een heel interessant terrein waarvoor de bouw allerlei mogelijkheden liggen. Renteverlies kan de provincie wel betalen, maar tot zekere hoogte. Bij de voorfinanciering denkt het College zeker aan bedragen om zaken naar voren te halen in de orde van grootte van enkele tonnen. Advertentie SNN. Er is al heel veel werving en projecten die binnenkomen. De programma’s – Koers Noord –, ook bij EFRO, zijn goed aan de praat en komen fors los met heel veel projecten. Het is een goed moment dat dat nu gebeurt. Er worden al heel veel zaken ingediend. Het College is natuurlijk op de hoogte van heel veel zaken. Als men nu alweer bij nul begint, dan heeft dat vaak een heel lang traject. Waar het nu om gaat, is dat men aan zaken die al behoorlijk ver zijn, een duw geeft, zodat ze nu echt los kunnen komen vóór 1 september. Het punt van het FES. Dhr. Gerritsen deelt de ambitie van dhr. Oosterhaven om daar meer op te trekken. Er dreigt natuurlijk dat men zegt dat Groningen een RSP heeft en haar mond moet houden. Het College zorgt ervoor dat dat niet gaat gebeuren. Men moet met goede projecten komen, gericht op een aantal trajecten, de ene succesvoller dan de andere, maar men zit er systematisch op om goede projecten te concretiseren en te richten op die departementen die de FES-middelen beheren. Dat is waar dhr. Bleker en dhr. Gerritsen met de stad Groningen aan werken om die strategische projecten waar veel geld in zit, vlot te trekken. Daar is veel werk voor nodig, maar het gaat ook om grote belangen en het kan veel opleveren. Dat gaat gewoon door. De N361 is een project dat dhr. Gerritsen graag aan de collega overlaat. De voorzitter stelt dat men niet gewend is om terug te komen op besluiten die onlangs zijn genomen. Desondanks verzoekt hij gedeputeerde Bleker om de vraag van dhr. Oosterhaven van een antwoord te voorzien. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College van mening is dat zij al een heel snelle en praktische impuls voor de wegenbouwsector realiseert door het op niveau houden van de werkzaamheden voor groot onderhoud ten bedrage van € 30 miljoen, waaraan nog eens € 5 miljoen wordt toegevoegd, wat voor een deel in het eerste halfjaar van 2009 wordt aanbesteed. Voor 2009 ziet dhr. Bleker geen reden om daar nu nog meer aan toe te voegen. Voor 2010 komt het College in de tweede helft van dit jaar op wat er eventueel versneld kan worden na 2010. Er is al een aantal projecten benoemd, met name waar het gaat om de N366. Voor 2009 geldt in elk geval: er wordt meer werk aan de markt aanbesteed, aan de grond-, weg- en waterbouwsector dan het jaar daarvoor. Voor 2010 gaat dat ook lukken. Er is geen behoefte om Mensingeweer er nu aan toe te voegen. Dat moet allemaal worden bekeken bij het planrealisatiebesluit dat van de zomer aan de Staten wordt voorgelegd. De voorzitter stelt voor de griffie te vragen om een vorm van een expertmeeting voor te bereiden in nauw overleg met de fractie van GroenLinks en met de voorzitter. Hij concludeert dat de brief van de SER voor kennisgeving wordt aangenomen. De onderliggende brieven ten aanzien van de weg N46 en de versnelde uitvoering projecten GWW kunnen als C-stuk naar de Staten wordt geleid. 10.
Brief van GS van 9 december 2008, nr. 2008-67.768/50/A.14, MB, betreffende Studie Duurzaamheid Biomassa Noord-Nederland en Beoordelingsinstrument Biomassainitiatieven Noord-Nederland (Bibi).
Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart dat de hele studie bijna in twee zinnen wordt afgedaan: de terminologie voor Noord-Nederland kan worden aangepast en het is wat lastig om de duurzaamheid over de keten te bepalen; eigenlijk heeft men daar een internationale certificering voor nodig, maar die is nog niet geregeld. Mw. Van der Tuin vraagt of de provincie hier iets actiefs in kan doen. De CDA-fractie is content met de notitie, omdat de feiten en dilemma’s op een rijtje zijn gezet en direct worden gerelateerd aan de biomassa-initiatieven in Noord-Nederland. Het valt op dat een heel aantal stakeholders naar hun mening en opvatting is gevraagd. Dan vallen een paar zaken op. De grootste gemene deler gaat uit dat men vindt dat er extra aandacht moet worden besteed aan de innovatie, consistentie in beleid en een langetermijnvisie. Dat is bijna door alle partijen genoemd. Het beoordelingsinstrument. Wat is de bedoeling van dat beoordelingsinstrument? In de notitie werd aangegeven dat maatschappelijke organisaties betrokken zouden worden bij het formuleren van het beoordelingsinstrument. Mw. Van der Tuin vraagt of dat is gebeurd of gaat gebeuren en als het gebeurd is, op welke wijze.
14
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat de GroenLinks-fractie altijd heeft gepleit om criteria toe te voegen aan projecten inzake van biomassa. Dat dateert nog uit de tijd dat er een rapport verscheen van de commissie onder leiding van mevrouw Cramer, tegenwoordig minister. Dat rapport heeft – ook internationaal – een hoge vlucht genomen. Vervolgens krijgt de commissie het nu hier in een heel andere vorm door een bureau aangeleverd wat het nu voor de provincie zou moeten zijn. Dhr. Van der Ploeg is ietwat teleurgesteld over het resultaat en sommige argumenten daarin. Hij heeft niet de neiging om dit nu heel uitgebreid te gaan behandelen, want het wordt laat en er zijn nog een aantal andere agendapunten. Het gaat dhr. Van der Ploeg om de vraag wat men nu concreet gaat doen. Het heeft met Bibi te maken. Je kunt allemaal netjes invullen of het al dan niet voldoet, maar wanneer ga je iets wel doen en wanneer ga je iets niet doen? Daar geeft het geen concrete handvaten voor. Dat zou wel de bedoeling moeten zijn. Dhr. Van der Ploeg heeft er daarom grote vraagtekens bij of dat instrument gebruikt kan worden. Kijkend naar het stuk zelf en de wegingen die genoemd worden, wordt bijvoorbeeld het woord ‘dierenwelzijn’ en alles wat daarmee te maken heeft, niet genoemd, terwijl dat juist in een maatschappelijke discussie wel degelijk een rol speelt. Dat verbaast. Op dit moment wil dhr. Van der Ploeg kijken wat andere fracties doen en het wel meenemen naar de Staten, om via een uitspraak tot een oordeel te komen. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft aan dat de Partij voor de Dieren zich de afgelopen jaren in deze zaal vaak heeft uitgesproken over biomassa en duurzaamheid en vooral ook tegen een aantal vormen van biomassa. De PvdD vindt het mooi dat er nu een goed overzicht ligt waarin de belangrijkste discussiepunten goed toegelicht worden. Voorbeelden zijn: de relatie tussen biomassa en voedselvoorziening, biodiversiteit, broeikasgasbeleid. Het is goed om een overzicht te hebben van wat er allemaal speelt in Noord-Nederland. Helaas deelt de PvdD de zorgen van GroenLinks dat er weinig conclusies aan verbonden worden. Er zit geen bepaalde visie achter het stuk van wat men er vervolgens mee gaat doen. Op blz. 18 staan enkele conclusies. Er staat dat er in Noord-Nederland en Groningen nauwelijks concurrentie met voedsel en biodiversiteit te verwachten is, want nu worden al veel van die gewassen gebruikt voor veevoer en er zijn nog heel veel mogelijkheden om het areaal aan landbouwgrond in Groningen uit te breiden. Dat roept bij de PvdD veel vragen op. Ten eerste: als het nu gebruik wordt voor veevoer en straks voor biomassa, betekend dat dan dat het veevoer ergens anders vandaan wordt gehaald of gaat men dan ook besluiten om de veestapel in te krimpen in Groningen? Als het areaal landbouwgrond wordt uitgebreid – er wordt dan verwezen naar braakliggende gronden – wat heeft het dan voor consequenties voor het landschap? Dat is een van de punten die de PvdD mist in de criteria. Die checklist-lijsten die erbij gevoegd zijn, vormen een goede basis om de Cramer-criteria toe te passen. Ook de PvdD vraagt zich af wat er dan vervolgens mee gebeurt als je op één punt een min scoort. Wordt het project dan gewoon afgewezen? Wordt het project dan niet meer gesubsidieerd? Of geldt dit pas als je op vier punten een min scoort? De PvdD mist voorts in de criteria iets over landschappelijke inpassing en het uitsluiten van genetisch gemodificeerde gewassen en een certificering of bijvoorbeeld een volg-en-traceer-systeem. De PvdD zou graag van het College vernemen of het bereid is om ook dat soort punten mee te nemen. De Partij voor de Dieren heeft in het verleden al vaker benadrukt dat een aantal zaken voor haar heel belangrijk is: dierenwelzijn is een van de aspecten. Het doel van het gebruik van biomassa blijft natuurlijk een substantiële verlaging van het aantal broeikasgassen bewerkstelligen. De PvdD wil nogmaals benadrukken dat in de criteria goed gekeken zal moeten worden naar de uitstoot van broeikasgassen die de producten met zich meebrengen. Mw. Hazekamp pleit er daarom voor om producten, afkomstig van de veehouderij – zeker de intensieve veehouderij – zoals slachtafval, mest en kadavers, niet als duurzaam te benoemen en ook zeker niet als ‘dierzaam’. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat hij al eens heeft geroepen dat graan niet in de kachel hoort. De PvdA blijft van mening dat graan niet in de kachel hoort. Dat wil nog niet zeggen dat je gewassen, biomassa, niet zou kunnen gebruiken voor energie en dat je landbouw niet ook zou moeten gebruiken om problemen van het klimaat, werkgelegenheid, uitputting van bodemschatten tegen te gaan. Integendeel. Circa honderd jaar geleden werd zo’n 25% van het landbouwareaal in Denemarken gebruikt om paarden te voeren die als trekdieren gebruikt werden. Dat was in feite ook gewoon energie voor kracht. Je moet het met enige nuance bekijken, maar dat neemt niet weg dat puur voedsel niet in de kachel hoort. In tijden van experiment is het natuurlijk altijd zinnig om te onderzoeken wat er allemaal mogelijk is. Wanneer je de reststoffen kunt gebruiken – wanneer het een reststof is en wanneer een
15
hoofdstof, daar kun je eindeloos over twisten – dan is het heel zinnig om goed te kijken wat je met agrarische producten zou kunnen doen. Dhr. Rijploeg sluit zich aan bij de zaken die dhr. Van der Ploeg miste in het stuk. Het is niet helemaal helder wat men concreet gaat doen en hoe je dat gaat wegen. Achterin staat wel een lijstje van producten waarvoor je agrarische producten kunt gebruiken, maar dhr. Rijploeg mist het principe van de cascadering van de stoffen. Hij heeft liever dat je aardappelmeel eerst gebruikt voor verpakkingsmateriaal voor mobiele telefoons, een uitvinding uit Groningen die in andere werelddelen tot volle wasdom is gekomen en het vervolgens misschien nog een keer ergens als piepschuim gebruikt, om het daarna in de kolencentrale – of op een andere manier – mee te stoken, zodat er nog eens een keer energie uit komt ook, als dat je het land gebruikt om er rechtstreeks een product op te zetten dat de kachel of een oven in gaat. Je moet de waarde van een product zo hoog mogelijk maken, zowel economisch als voor het benutten van je stoffen. Dit principe mist dhr. Rijploeg in het stuk. De voedselcrisis die er vorig jaar was, de enorme hoge prijzen, zou door speculatie komen. Dhr. Rijploeg denkt ook dat dit zo is, maar je moet wel zorgen dat duistere krachten die speculeren, niet al te veel kans krijgen. Het is zaak dat je niet de gelegenheid biedt om op zo’n moment afhankelijk te zijn om dat je een economie hebt gebouwd die gebaseerd is op bijvoorbeeld graanstrook, want dat kan je dan niet zomaar stoppen. Je moet daarom vooral die toegevoegde waarde hoog houden, economisch en milieutechnisch en klimaatgerelateerd of je moet het optimaal aanwenden en er op een slimme manier mee omgaan. In Groningen maakt het echt niet uit wat er gedaan wordt voor de wereldschaal, gezien de relatief kleine oppervlakte, maar je moet wel groot denken en klein handelen. Juist hier is een gelegenheid, omdat men hier technisch geavanceerd is, om er de beste producten uit te halen en een goede sink te veroorzaken van koolstof in de bodem. Als Groningen zich daar voor inspant, dan kan de rest van de wereld er misschien iets van meeleren, zoals het ook met de aardappelmeel is gebeurd. Een nieuwe groene revolutie, waartoe Achim Steiner van de wereldorganisatie van de VN voor milieu opriep. De voorzitter verzoekt de gedeputeerde de vragen staccato te beantwoorden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op de cascadering. Het staat er wel in, bij de beoordeling ten behoeve van investeringsondersteuning wordt uitdrukkelijk het punt van het criterium van cascadering genoemd. Het College vindt dat discussie over dierenwelzijn niet thuishoort in een discussie over biomassa, hoe relevant de discussie over dierenwelzijn ook is. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt of dit ook zo is als het gerelateerd is aan de uitstoot van broeikasgassen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. De discussie over landschappelijke inpassing van groene producten hoort evenmin thuis in de discussie over biomassa. De provincie heeft sowieso een zeer terughoudend beleid ten aanzien van het stellen van eisen aan landschappelijke inpassing van groene producten. Er zijn geen provinciale regels dat je maïs van een bepaalde hoogte ergens wel of niet mag verbouwen, graan van een bepaalde hoogte niet, aardappels van een bepaalde hoogte niet. Mw. Hazekamp (PvdD) stelt dat dhr. Bleker haar verkeerd heeft begrepen. Zij doelde natuurlijk op de landschappelijke inpassing van mestvergisters of biovergisters. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het College twee jaar geleden daar een notitie met criteria aan de Staten heeft voorgelegd over de wijze waarop, de vraag ‘of’ en de vraag ‘hoe’ inpassing kan plaatsvinden van bepaalde vormen van biovergistingsinstallaties, etc. De voorzitter merkt op dat deze commissie daar ook niet voor is. RO en planologie hoort in een andere commissie thuis. Mw. Hazekamp (PvdD) werpt tegen dat het hier gaat over de criteria voor biomassa. Daar horen allerlei andere zaken… De voorzitter legt uit dat het dan gaat over biomassa en hoe men daarmee omgaat, maar niet over de vormen waarin gebouwen op het land worden neergezet. Dat is de andere commissie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verduidelijkt dat het gaat over de vraag of bepaalde modaliteiten van biomassa meer of minder integer, aanvaardbaar, ethisch en ecologisch verantwoord zijn in termen van 16
duurzaamheid, etc. Dat heette destijds integriteitscriteria ten aanzien van gebruik van biomassa. Het College vindt de landschappelijke inpassing van biovergisters niet tot dat domein behoren, en de discussie over dierenwelzijn evenmin, de discussie over genetisch gemanipuleerde gewassen evenmin – voor zover die al in de biomassaput terechtkomen is dat maar een heel klein deel. De discussie over het wel of niet acceptabel zijn van genetisch gemanipuleerde gewassen is een generieke discussie die men niet moet toespitsen op het kleine stukje reststof dat eventueel hier aan de orde is. Dhr. Oosterhaven (PvhN) acht dit teleurstellend. Kan het niet wat integraler worden bekeken? Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat als je het integraal wilt bekijken, je niet alleen bij de biomassa moet kijken. Dan moet je het echt integraal bekijken. Volgens dhr. Bleker is er niemand in de wereld die investeert in het genetisch manipuleren van gewassen alleen om het vervolgens in de biomassapot te zetten. De voorzitter wenst dat de beantwoording zich beperkt tot de vragen. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat er onlangs een aardige subsidie is verleend aan een bedrijf dat daar graag mee aan de slag wil om de houtcomponent van de veegewassen te verlagen. Zij roept de gedeputeerde op er nog eens kritisch naar te kijken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn beantwoording. Toen de discussie een halfjaar of een jaar geleden speelde – ook in de publiciteit; biomassa was ineens niet goed meer, er zat een geurtje aan, je was dubieus wanneer je dat stimuleerde –, ging het eigenlijk om twee punten: de kwestie van de verdringing van voedselproductie en de kwestie van als je naar de keten kijkt, het qua C02-uitstoot geen plus is en men er niets mee opschiet. Daar wordt nu uitdrukkelijk op ingegaan. Waar het gaat om de verdringing van voedselproductie wordt aangegeven hoe dat op de wereldschaal zit (het percentage) en hoe dat op de schaal van Nederland zit. De stelling van het College is dat de omvang die het nu procentueel heeft, aangeeft dat je niet kunt zeggen dat er sprake is van een wezenlijke verdringing van de voedselproductie, een verstorende verdringing van de voedselproducerende markt. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat op het moment dat je op grote schaal in Groningen of waar dan ook regelrechte voedselproducten in de energie zou stoppen en de prijzen zijn hoog, dat dan in hoge mate het draagvlak ondermijnt om met die techniek door te gaan. Als je dat heel rechtstreeks doet, is dat buitengewoon onverstandig. Dhr. Bleker (gedeputeerde) is dit geheel met dhr. Rijploeg eens. Maar ook op de schaal van Groningen zijn nog mogelijkheden tot areaaluitbreiding. Het punt speelt volgens dhr. Bleker zowel mondiaal als regionaal niet echt. Ten aanzien van de C02-balans wordt er uitdrukkelijk gezegd – dhr. Bleker vindt dit heel terecht – dat je niet moet kijken naar dat ene biomassaproduct, maar naar de keten. Dat is een van de criteria die wordt toegepast. Je kunt niet aan de ene kant de vlag uitsteken en stellen dat biomassa goed is voor C02-uitstoot als je alleen het laatste stukje van de keten bekijkt en vergeet naar de rest van de keten te kijken. Hoe gaat men nu de criteria toepassen? Het College wil het gebruik van biomassa voor energieopwekking in Noord-Nederland stimuleren. Dat is nog in ontwikkeling. Dan kun je wel een checklist hebben, maar dan moet het wel een checklist zijn die rekening houdt met het feit dat het in feite om een beoordeling van experimenten, van innovaties, gaat. Als er dan een uitgekristalliseerde techniek is, kun je bikkelharde criteria heel digitaal toepassen. Alleen hier gaat het om het ontwikkelen van innovaties, stimuleren van innovatie. Het College stelt dat het aan deze criteria moet voldoen. Daar waar het niet aan voldoet, is het niet per definitie een ‘nee’ – dat men het niet via een subsidie kan stimuleren – maar zal het per geval worden beoordeeld. Dat is de manier waarop het College met deze checklists wil omgaan. Eén onvoldoende is niet gezakt. De maatschappelijke organisaties zijn bij die checklists betrokken. De provincie heeft met milieuorganisaties, landbouworganisaties, etc. gesproken. In tweede termijn Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) acht het terecht dat je naar de hele keten kijkt. De keten zit echter soms zeer ingewikkeld in elkaar. Dan komt je misschien niet bij dierenwelzijn, maar wel bij de dierensector uit. Dan is het ook een kwestie van: welk deel van die sector deel je dan toe aan wat en hoe pas je dat toe? Dat is nog niet zo gemakkelijk te benoemen. Als je hier met mest, biovergisting of wat 17
dan ook aan de slag gaat, dan ligt er een directe relatie tot het tropische woud in Brazilië, waar soja verbouwd wordt die in Rotterdam wordt geïmporteerd. Dat soort internationale relaties liggen er. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt hoe hij zich dat moet voorstellen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) legt uit dat Nederland een van de grootste importeurs is van veevoeder uit Brazilië. Dhr. Rijploeg (PvdA) is dit bekend. Dat is ook heel kwalijk. Maar door de mest dan maar niet te gebruiken en gewoon te laten stinken, verander je daar toch niets aan? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat die discussie uitgebreid is gevoerd met de Partij voor de Dieren. En het klopt, maar je moet het wel integraal vanuit een ketenfilosofie bekijken. Je loopt tegen een structuur aan die je ofwel stimuleert ofwel probeert af te remmen. Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat met name de dierensector een van de grootste C02-uitstoters is. Daar kun je je niet aan onttrekken. De vraag is hoe je dat toedeelt naar individuele projecten. Het is heel ingewikkeld. Het College zegt dat het per geval bekeken zal worden. Dat is altijd al het geval, dus wat heeft dit nu toegevoegd? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de wijze waarop er naar wordt gekeken anders is. Dat is het punt. Het is ook transparant, want men kan bij die subsidieaanvragen die de provincie krijgt en die zij aan de Staten voorlegt, nagaan waaraan het College getoetst heeft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het allang niet meer zo is dat de Staten dat soort subsidietrajecten voorgelegd krijgen. Integendeel, daar is het piepsysteem juist voor afgeschaft. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of dat er niet meer is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) legt uit dat de Staten dat niet meer krijgen, alleen eventueel nog een tweeregelig besluitenlijstje van het College. Zo werkt dat tegenwoordig. Voor de Staten is het onzichtbaar. Het College heeft het goed voor elkaar. GroenLinks zal zich nog beraden over de vraag hoe zij hiermee verder gaat. Mw. Van der Tuin CDA) vraagt of er actief gekeken zal worden of men die certificering rond kan krijgen. Of wordt gewoon gewacht tot Europa vanzelfsprekend met die regels komt? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het laatste het geval is. Mw. Hazekamp (PvdD) heeft nog een vraag over de afweging. Er werd net wel gezegd dat er verschillende maatschappelijke organisaties bij betrokken zijn geweest, allerlei stakeholders, er staat een keurig lijstje van in het stuk. Het valt ook op dat zij allemaal andere waardering hebben voor de perspectieven die biomassa heeft. Mw. Hazekamp wenst van het College te vernemen hoe het College daar mee omgaat. Wat geeft nu voor het College de doorslag? Wat is nu het belangrijkste criterium als naar de hele lijst wordt gekeken? Waar wordt de nadruk op gelegd? Het blijkt nergens uit het hele stuk wat nu belangrijk is. Er is een aantal uitsluitende criteria, maar mw. Hazekamp heeft begrepen dat één min niet betekent dat je gezakt bent. Waarschijnlijk betekenen zes minnetjes dat ook niet. Mw. Hazekamp zou graag willen weten wat nu precies voor het College de doorslag geeft om wel of niet subsidie te verlenen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dat er heel verschillend wordt gedacht over de economische toekomst van toepassing van biomassa voor energieopwekking. De enigen die er een beslissing over nemen, zijn de investeerders. Het College wordt geconfronteerd met de initiatiefnemers, die bijvoorbeeld een haalbaarheidonderzoek willen of die een bijdrage aan een investering willen. Dan is het rekeningrisico uiteindelijk voor de investeerder. Die beoordeelt hoe kansrijk het is. Het College beoordeelt of het innovatief is of dat het meer van hetzelfde is en in welke mate het aan de criteria voldoet. Als het initiatieven zijn die waar het gaat om de C02-toets door de hele keten er belabberd uit komen, moet je je afvragen waar je aan begint. Het was namelijk uiteindelijk bedoeld om onder andere tot energieopwekking te komen die qua klimaateffect gunstiger zou zijn. Als dat, kijkend naar de keten, niet het geval is, moet je je afvragen of je daar als overheid financieel in wilt participeren. Daarmee geeft de gedeputeerde aan wat in elk geval een belangrijke toets is. Dan kan er nog een reden zijn om 18
het te doen, omdat er een innovatief punt in is, maar dat is de manier waarop dhr. Bleker daarop zou willen reageren. De voorzitter concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Staten kan. GroenLinks kan eventueel piepen als zij vindt dat het toch anders moet. 11.
Brief van GS van 27 januari 2009, nr. 2009-04150/5/A.21, MB, betreffende Plan van Aanpak CCS Noord-Nederland.
Mw. Van der Tuin (CDA) deelt mee dat zij in plaats van diepeondergrondstudie de neiging heeft ‘diepzeeduiken’ te zeggen. Mogelijk heeft dit met het gevoel te maken dat er gesproken wordt over aquifers. Het zijn twee technische studies. De ene leest wat gemakkelijker dan de andere. Het wordt bedoeld om gebruikt te worden om de noordelijke initiatieven in Nederland en daarbuiten te presenteren. Mw. Van der Tuin mist – maar het is enigszins te begrijpen omdat het daarvoor gebruikt wordt – de zorg die zij wil uitspreken over de risico’s en de gevolgen voor de volksgezondheid van opslag en onderhoud. Technisch is bijna alles mogelijk. Er zit heel veel in de aarde dat te gebruiken is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart de stukken met interesse te hebben doorgenomen. Vervolgens heeft hij geconcludeerd dat het briefje dat erbij hangt, heel kort is en voorstelt om het voor kennisgeving aan te nemen. Er ligt natuurlijk een groot traject aan ten grondslag. Het is een uitermate interessant verhaal. GroenLinks heeft in haar programma staan dat zij C02-opslag wil bevorderen en dat het zo snel mogelijk goed geregeld zou moeten worden. Dan gaat het over C02-opslag in de ondergrond. Het heeft een relatie met de kolencentrales. Die discussie is gevoerd. Het College heeft opdracht gekregen en is daarmee aan de slag gegaan. Dit is het resultaat. Het is grotendeels een verhaal dat dhr. Van der Ploeg zou willen karakteriseren als windowdressing. Het is dan ook een voorstel richting partijen om financiering te krijgen. De EU wil twaalf projecten doen en NoordNederland wil een voorbeeldproject binnenhalen. Er zijn ook anderen in Nederland die dat willen. De vraag is wat er gaat gebeuren als het er niet doorkomt. Je kunt zeggen dat je dat niet over je moet willen afroepen om daar al uitgebreid over te praten. Dhr. Van der Ploeg vindt wel dat je daar in je strategie rekening mee moet houden. Aan opslag in de ondergrond zijn risico’s verbonden. Die risico’s zijn volgens geologen niet al te groot, volgens de directeur van het CATO-project ook niet, maar als men de technische potentieelstudie diepe ondergrond ernaast legt, dan komt men op sommige pagina’s een aantal risico’s tegen. De risico’s zijn niet gelijk aan nul. Als C02 in een bepaalde dichtheid in de lucht komt, is het direct dodelijk. Dus dat mensen het daar ongelofelijk benauwd van kunnen krijgen en er gevoelig voor zijn, heeft men in andere delen van Nederland al gezien. Dhr. Van der Ploeg heeft contact met meerdere mensen in Groningen die hetzelfde gevoel proberen over te dragen en GroenLinks er op aanspreken. Er moet derhalve wel goed naar worden gekeken. Je moet er een goed verhaal bij hebben, ook ten aanzien van de keuze van de locaties. Het is een punt van aandacht voor het vervolg. In dit verhaal staat er nauwelijks iets over in. Dat moet wel gebeuren. De eigenaar van de ondergrond is het Rijk en niet de provincie. Hoe zit het daarom met het overleg en de rol daarvan? Een paar weken geleden zag dhr. Van der Ploeg ineens de voorzitter in een heel andere rol voor de televisie. Toen ging het over C02-opslag, het vastleggen van C02. Er is dus veel meer dan opslag in de ondergrond in Groningen aan mogelijkheden. Daar leest dhr. Van der Ploeg te weinig over. Als je daadwerkelijk breder kijkt naar C02-opslag, het chemisch vastleggen of op een andere manier, dan zou Noord-Nederland daar meer aan kunnen doen. De verhouding is enigszins zoek. Het belangrijkste punt voor GroenLinks is dat zij vindt dat het niet de belastingbetaler zou moeten zijn die de infrastructuur betaalt, maar de gebruiker van het eindproduct waar die C02 vandaan komt. Dat is het meest essentiële discussiepunt: hoe kun je zoiets uiteindelijk betaald krijgen? Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of dhr. Van der Ploeg daarmee ook uitsluit dat bijvoorbeeld de overheid mee investeert in transportinfrastructuur of voorinvesteert in transportinfrastructuur. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) acht dit een heldere vraag waar hij een helder antwoord op kan geven. GroenLinks wenst daar niet in te investeren. Waar de rol van de overheid wel ligt, is in het subsidiëren van het innovatieve traject en het onderzoek er naartoe. Dhr. Van der Ploeg ziet dat de huidige energiesector het te gemakkelijk vindt, daar waar overheden graag willen dat er iets met C02 gebeurt, om zelf achterover te leunen en het aan de EU, het Rijk of de provincie over te laten om in die projecten te investeren. Dhr. Van der Ploeg denkt dat je daar heel voorzichtig mee moet zijn en dat 19
je met name de sector zelf moet aanspreken. Het betekent dat je in de regelgeving veel strakker zult moeten zijn, of het nu Europa, het Rijk of de provincie is. Waarschijnlijk zal daar tussen Europa en het Rijk een aantal stappen gezet moeten worden. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat de reactie van de ChristenUnie-fractie na lezing van de brief en de onderliggende stukken was dat er in Groningen een enorme potentie is aan mogelijkheden. Dat is allemaal in kaart gebracht. Het is wat dat betreft een helder verhaal. Natuurlijk dient men er zorgvuldig mee om te gaan, maar het biedt enorme kansen. Die moet Groningen zeker niet nalaten om te grijpen. Mw. Hazekamp (PvdD) wenst te beginnen daar waar GroenLinks afsloot. De PvdD-fractie vindt het een grote schande dat er hier wordt gesproken over overheidssteun voor iets wat de vervuiler zelf zou moeten betalen, sterker nog, mw. Hazekamp denkt dat als deze bedrijven – Nuon, RWE – deze investeringen hadden moeten betalen, wel nagedacht zouden hebben voordat ze met deze vervuilende C02-uitstotende kolencentrales waren begonnen. De PvdD-fractie denkt dat als je hiermee verder gaat, op deze schaal en met deze investeringen, je het de bedrijven wel heel erg gemakkelijk maakt om kolen te gaan stoken, terwijl ze daarmee niet meer investeren in andere duurzame vormen van brandstof. De PvdD-fractie vraagt zich af of dat inderdaad het signaal is dat het College wil geven. De risico’s. GroenLinks had het erover dat mensen het nogal benauwd kunnen krijgen van C02. Recent heeft men weer in allerlei nieuwsprogramma’s kunnen zien dat C02 wordt gebruikt om varkens in slachthuizen te vergassen –een gruwelijke dood – en dus zitten er meer risico’s aan dan het alleen wat benauwd krijgen. Je kunt er dood aan gaan als de concentratie maar hoog genoeg is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij het had over mensen die nog niet blootgesteld zijn aan C02-concentraties. Die krijgen het al benauwd. Dhr. Van der Ploeg heeft ook het woord ‘dodelijk’ gebruikt. Als mensen boven lege gasvelden zitten waar mogelijk C02 wordt opgeslagen, kunnen ze het daar benauwd van krijgen. Mw. Hazekamp (PvdD) beaamt dit. Het is niet geheel zonder risico’s. Dhr. Haasken (VVD) vindt het, met alle respect, bedenkelijk dat hier spookbeelden worden opgeroepen alsof er risico’s zijn die gerelateerd worden aan het vergassen van varkens. Mw. Hazekamp (PvdD) vervolgt haar betoog. Als wordt gekeken naar het rapport over de ondergrond, is te zien dat er nogal wat risico’s zijn voor de omgeving, verzuring van het diepe grondwater is een van de punten waar de PvdD zich zorgen over maakt. Er zijn nog wat zaken ten aanzien van het Waddengebied die voor mens en natuur mogelijk desastreus kunnen aflopen. De PvdD heeft het idee dat niet al te goed is gekeken naar de risico’s van deze ondergrondse opslag. Zij zou graag van het College willen vernemen of dat terecht is of niet. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat het Noorden van de nood – het feit dat in het Noorden een aantal uitstootbronnen zijn – een deugd moet maken en moet proberen om daar economische spin off van te verwerven, niet als doel maar als gevolg. De C02 moet op een zo verantwoord mogelijke manier worden opgeslagen in oude gasvelden, wat in de praktijk al gebeurt. Onder andere Gaz de France doet dat. Dhr. Rijploeg kan de commissie verzekeren dat een wolk aardgas die vrijkomt, gevaarlijker is dan een wolk C02. De kans dat dat met C02 gebeurt, is heel klein. Het moet er wel naartoe worden getransporteerd. Aardgas komt er vandaan. Het lekt ook wel eens. Als er aardgas vrijkomt, ruik je dat. Dat komt niet van het aardgas, maar doordat er een luchtje aan toegevoegd wordt. Een van de dingen die dhr. Rijploeg op tafel wil liggen is: als men met het spul aan het werk gaat, kunnen er tijdens het transport lekken optreden. Als je het niet merkt, is het niet giftig. Het zit in de cola, het zit in een dier. Buitengewoon gunstige stoffen, dus. Als het in grote hoeveelheden voorkomt, ruik je het niet. Dhr. Rijploeg zou er een luchtje aan willen toevoegen. Verder merken GroenLinks en de PvdD terecht op dat het betaald zou moeten worden door die bedrijven. De bedrijven moeten dat dan wel kunnen doorberekenen. Wat moeten ze anders doen? Natuurlijk, eerst moet de baas wat minder verdienen. De tweede stap is dat er op een gegeven moment toch doorberekend moet worden ten opzichte van de concurrent, anders ben je in het nadeel. De C02prijzen moeten derhalve omhoog. De consument zal uiteindelijk – want dat doet hij altijd – de rekening betalen, of het nu via de belasting gaat of via de rekening van stroom en gas. Je moet dat op een zo goed mogelijke manier organiseren, dat die lasten netjes verdeeld worden. Het is van het grootste belang dat die energieprijzen voor de bedrijven een prikkel zijn om op een goede manier te concurre20
ren, zo efficiënt mogelijk door zo weinig mogelijk C02 uit te stoten middels het bouwen van efficiënte centrales, efficiënte productieprocessen. Daar moet een prikkel voor zijn. Men zit nu nog in de experimenteerfase. Daarin loopt men in Groningen voorop. Dat kun je gebruiken, daar kun je economische spin off van krijgen en dat moet men hier vooral proberen te doen. Dit is een manier om de economie een beetje te dienen. Dhr. Rijploeg mist het FES. Hij denkt namelijk dat het op een gegeven moment geavanceerde technieken kunnen worden om C02 bijvoorbeeld niet alleen op te slaan, maar het gebruiken voor andere processen. In Delfzijl wordt dat al geprobeerd door bijvoorbeeld door de malligheid dat daar de sodafabriek houtskool maakt teneinde daar C02 mee te maken om daar vervolgens soda van te produceren, terwijl er in de omgeving genoeg C02 voorhanden is. Dat moet je op een goede manier organiseren en schoonmaken en bij elkaar brengen. Dat is een van de projecten die hiermee wordt nagestreefd. Dat is goed. Onlangs kwam dhr. Rijploeg zelfs een bericht tegen dat er patent was aangevraagd door een buitenlands bedrijf om beton te maken van C02 en zeewater, wat het koraal nu al doet. Zo kun je van de natuur leren. Dhr. Rijploeg roept op te proberen om allerlei technieken te bedenken en hier voorop te komen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een vraag aan de PvdA over het risico. Hij begrijpt van dhr. Rijploeg dat de PvdA een zeker risico accepteert, dat C02 ergens zou kunnen ontsnappen. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat leven zonder risico niet is. Er zijn gasleidingen, waar ook wel eens iets mee misgaat. Je moet tot het uiterste proberen dit proberen te voorkomen. Hetzelfde geldt voor C02 en daarom stelt dhr. Rijploeg voor, mocht er een keer ergens een lek voorkomen… Het zal waarschijnlijk nooit met één grote explosie gaan met een lek; meestal waait het dan zo weg. Voor de zekerheid is het natuurlijk wel goed, want als het hard gaat dan merk je het ook niet. Als niemand merkt dat het gebeurt, gaat het weer verloren en ben je voor niets bezig. Dhr. Rijploeg roept daarom op om er een luchtje aan te geven, net als bij gas, zodra een lek kan worden geroken, zodat je het kleine risico dat er is, nog weer verkleint en alle andere mogelijkheden ook gebruikt. Het risico moet zo klein mogelijk. Je kunt het ook beter verkopen, dat je in elk geval niet sluipend wordt vermoord. Algemeen bekend is het voorbeeld van het dorp in Togo (Afrika) dat op een gegeven moment weg was, niet omdat er een lek was, maar omdat er een enorme gaswolk loskwam uit het meer. Dhr. Rijploeg legt uit dat dit een natuurramp was die hier niet moet kunnen voorkomen, want zoveel hoort er niet tegelijk verpompt te worden. Het moet ook niet zo georganiseerd worden dat dat kan. Dhr. Rijploeg is ervan overtuigd dat die mogelijkheid uitgesloten kan worden. Mw. Van der Tuin (CDA) merkt op dat dhr. Rijploeg voorstelt om er een luchtje aan te doen, maar je zou ook kunnen kiezen voor monitoring. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat je nu juist met een luchtje kunt monitoren. Dat is de functie van het luchtje bij het gas ook. C02 wil niet branden, dus op die manier monitor je niet, er komen geen steekvlammen. Natuurlijk moet je monitoren, dat spreekt voor zich. Maar dit is één van de manieren om dat optimaal te doen. De voorzitter onthult dat zijn moeder vroeg altijd zei: “Als er een luchtje aan zit, dan deugt het niet”. Dhr. Oosterhaven (PvhN) complimenteert dhr. Rijploeg. Als dhr. Rijploeg als deskundige bezig is, is hij veel beter dan wanneer hij als demagoog bezig is. Dhr. Rijploeg (PvdA) dankt dhr. Oosterhaven voor de hem toegedichte demagogische capaciteit. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het kernargument om als Noord-Nederland (Groningen, Drenthe) met de bedrijven en kennisinstellingen in deze ontwikkeling voorop te willen lopen, gegeven is door dhr. Rijploeg. Het is kennisontwikkeling, het is economie, het is hoogwaardige werkgelegenheid, te exporteren kennis die je ermee opdoet. Die door sommigen zo verwenste centrales die er komen, kunnen bovendien nog op een fatsoenlijke manier via afvang, transport en opslag functioneren. Het eerste is dat het een ontwikkeling is in West-Europa en mondiaal. Dan is het goed om met de kennisinstellingen en bedrijven die er zijn hier niet aan de achterste mem te liggen, maar vooraan. Bijdragen in financiële zin van de overheid zijn primair vanuit dit doel, namelijk economische innovatie, kennisontwikkeling op gang brengen, niet structureel om bokje te staan voor bedrijven zoals RWE en Nuon die bakken vol geld hebben, overigens gewoon maandelijks gestort van de rekening van consumenten. 21
De risico’s. Dhr. Bleker denkt dat het een van de meest onderschatte onderdelen van het hele C02-afvang-, transport-, opslagdossier, misschien niet in de moeilijkheidsgraad ervan, maar wel waar het gaat om het procesmatig zo te managen dat mensen een vertrouwd en zeker gevoel hebben. Je ziet het al in Barendrecht. Dhr. Bleker vertelt dat hij niet zo vaak kijkt naar het zondagmiddag-programma dat een beetje op NOVA lijkt (Buitenhof), want de gedeputeerde is het met de hoofdredacteur van de Telegraaf eens dat het toch allemaal veel Volkskrantuitzendingen zijn, maar in dit geval zat er een CDA-fractievoorzitster. Toen bleef de gedeputeerde wel kijken. Zij had een knap verhaal en bracht het heel nuchter. Als het gaat om op land in diepe ondergrond opslaan en transport, is dat geen eitje in de zin van maatschappelijke acceptatie, etc. Daar is veel voor nodig. Als gezegd wordt dat het nog niet zo nadrukkelijk in het stuk staat, dan is dat waar. Het College is nu met een plan van aanpak bezig waarin ook die component en de communicatie daaromtrent en de interactie daaromtrent veel uitgebreider aan de orde komen. Die risico’s moet je dan ook benoemen. Het bestaat uit twee aspecten: de kans dat het gebeurt en het effect als het gebeurt. Het lijkt erop dat de kans dat het gebeurt dat er grote lekkages optreden, heel miniem is. Als ze optreden en je hebt ze niet in de gaten in de bebouwde omgeving, kun je wel een vrij desastreus effect hebben. Het luchtje. De gedeputeerde oppert het idee om varkens te gebruiken om die dingen te besnuffelen. Als ze dan beginnen te waggelen, is er iets aan de hand. Dat heten dan ‘snuffelvarkens’. Pony’s zijn ook mogelijk, maar die doen sowieso al raar, daar kan men niet van op aan. Het punt van dhr. Rijploeg is niet zonder belang. Er vindt nu een landelijk onderzoek plaats, dat CATO heet. Daarin wordt onderzocht wat voor manieren er zijn om C02 te kunnen detecteren. Er schijnen verschillende manieren te zijn. Het wordt onder andere door een onderzoek aan de RuG onder leiding van professor Harro Meijer uitgevoerd. Daar wordt nog niet direct gedacht aan toevoeging van geurstof, omdat dat nogal wat extra kosten en extra energie met zich meebrengt om dat te doen. Maar het punt dat je iets moet doen met die C02 als je het transporteert en opslaat om het goed te kunnen detecteren, is in onderzoek. Anders moet het inderdaad via een vorm van monitoring. Het heeft onder andere met druk te maken. Het is een belangrijk punt. Eigenaar van de diepe ondergrond. De minister van Economische Zaken vindt dat zij eigenaar is en bevoegd is over de diepe ondergrond. In provincieland wordt dat nog wel betwist. Collega Tanja Klip voert al een drie jaar lange strijd over de zeggenschap rond de diepe ondergrond. Voorlopig vreest dhr. Bleker voor de provincie dat het Rijk inderdaad op basis van de Mijnwet aan het langste eind trekt. De voorzitter legt uit dat hij de laatste tijd enigszins in het nieuws is geweest met het Biochar-project. Dit project is in de Statenzaal een keer door professor Rob van Haren geëtaleerd. Het betreft C02opslag in de bovenste 30 cm van de grond, de zogenaamde bouwvoor. Dhr. Rob van Haren is professor aan de RuG en heeft tijdens zijn oratie enige weken geleden dit project heel nadrukkelijk geprojecteerd. Het is op te vragen. In tweede termijn Dhr. Rijploeg (PvdA) wenst nog twee zaken te noemen. Het hele draagvlak blijft een punt. Natuurlijk moet je heel serieus in zijn. Je hebt niet alleen reële angst, maar ook belevingsangst, die je ook serieus moet nemen. Op de Noordzee doet Gaz de France dat. Op de Noordzee zijn ook gasvelden die op een gegeven moment leeg raken, bijvoorbeeld het veld aan de westkust van Ameland. Er zijn zelfs mensen die er verstand hebben die zo redeneren: je kunt, als je het er met dezelfde druk inpompt als het gas, de bodemdaling stoppen. Dhr. Rijploeg vindt het bijna ongelofelijk, maar iemand zei zelfs dat je het een beetje kunt compenseren. Als het waar is, dan is het mooi. Het is een noodoplossing, omdat men nu eenmaal nog niet zo ver is dat de boel duurzaam is. Je moet het eigenlijk gepaard laten gaan – ook voor het imago van het gebied – met een extra inspanning om duurzame energie op te wekken. Dat doet Energy Valley natuurlijk ook wel. Dat moet niet alleen in grote projecten zichtbaar worden gemaakt, maar ook zo dat mensen het meebeleven, dat iedereen zo veel mogelijk meedoet en zijn steentje probeert bij te dragen, vooral op een leuke manier, zodat mensen het interessant, leuk, prachtig en stimulerend vinden en elkaar daarin ondersteunen. Mw. Hazekamp (PvdD) hoorde dhr. Bleker en dhr. Rijploeg zeggen dat men als Groningen voorop moet blijven lopen. Mw. Hazekamp heeft slecht nieuws, want er is zojuist in het nieuws gebracht dat E.on in Rotterdam in 2015 ook start met ondergrondse C02-opslag, samen met de Rotterdam Climate Initiative. Om helemaal voorop te lopen hoeft de provincie het dus niet te doen. De vergunningen die 22
afgegeven zijn aan deze twee bedrijven, zijn inclusief de voorwaarde dat ze C02 opslaan. Zij moeten daar dus voor staan. Het kan volgens de fractie van de PvdD echt niet uit om dat zelf te betalen als zij zoveel C02 zouden uitstoten als ze nu doen. Ze zouden natuurlijk kunnen overwegen om dat door te berekenen aan de klanten, bijvoorbeeld in de energieprijs, maar met de vrije energiemarkt zouden mensen dan toch wel heel snel overstappen naar andere bedrijven die misschien die extra kosten niet zouden maken. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat als de uitstootrechten hoog genoeg zijn, het bedrijf dan kan kiezen: te lozen en te betalen of het onder de grond te stoppen. Je moet geen concurrentie krijgen tussen bedrijven die het wel doen en bedrijven die het niet doen, iedereen moet het doen! Je moet voorop lopen bij de techniek. Mw. Hazekamp (PvdD) is dat helemaal met dhr. Rijploeg eens. Je hebt de keuze: of je stoot het uit en je betaalt ervoor, maar dan moet de andere keuze niet zijn of je stopt het in de grond en de overheid betaalt ervoor. Daar zit het grote probleem wat de PvdD betreft. Het is wel een mooi boekje met heel veel mooie propaganda, maar het is de fractie van de PvdD nog niet duidelijk geworden of wanneer dit systeem nu operationeel kan worden. Er worden verschillende termijnen genoemd, bijvoorbeeld 2013 voor de Groningse gasvelden. De PvdD vraagt zich af of dat op die termijn al operationeel is om dan ook C02 daarin te stoppen, zeker gezien de risico’s die nog onduidelijk zijn. Mw. Hazekamp stelt voorts voor om de zogenaamde snuffelpony’s te gaan onderzoeken. Dhr. Oosterhaven (PvhN) verklaart dat hij gisteren nog met koorts op bed lag. Hij deelt mee dat hij met permissie de vergadering verlaat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) memoreert aan zijn vraag in eerste termijn als het niet doorgaat. In de Maasvlakte is het andere initiatief. In dit project moeten er nog vele keuzes gemaakt worden. Dhr. Van der Ploeg weet niet hoe ver het Maasvlakteproject is. Hij is heel benieuwd hoe het met die vergunningverlening zit. Wat voor terugvaloptie heeft het Noorden in geval het de Maasvlakte wordt in Nederland die gesubsidieerd wordt vanuit Europa? Wat wordt er dan gedaan? Mw. Van der Tuin (CDA) geeft aan dat de gedeputeerde de zorg die zij heeft uitgesproken over de risico’s en de gevolgen voor de volksgezondheid heeft geschaard onder de noemer van maatschappelijke acceptatie. Dan is er nog een hele wereld te winnen. Zij vraagt of dit allemaal in het plan van aanpak volgt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Er werd over vergunningen gesproken en hoe de wereld ervoor staat als bijvoorbeeld Nuon of noordelijke bedrijven niet mee zouden doen in zo’n project. Het is heel eenvoudig. Er zijn vergunningen afgegeven. Daarin staat dat de bedrijven capture ready moeten zijn, oftewel in staat tot afvang. Vervolgens is het zo dat er Europees en mondiaal een systeem van rechten is afgesproken. De prijs van die rechten moet zich zodanig ontwikkelen dat de bedrijven baat hebben bij afvang, transport en opslag. Het College doet niet iets extra´s. Het College vindt dat deze bedrijven gestimuleerd zouden moeten worden met de kennisinstellingen samen om capture ready en capture pilots te doen. Daarmee is er een extra druk voor de bedrijven, dat men eerder dan regulier capture ready omzet in transport, opslag en beheer. Rotterdam is actief, Rijnmond, etc. Daarnaast is de Eemsdelta actief. Rotterdam heeft Lubbers en de provincie heeft haar convenanten en ook haar lobby. De komende maanden moet duidelijk worden welk project of combinatie van projecten in Nederland in de prijzen valt waar het gaat om met name de € 250 miljoen die er vanuit Europa beschikbaar is gesteld voor pilots zoals het College die beoogt. Dhr. De Vries (ambtelijke bijstand) legt uit dat het gaat om € 1,25 miljard voor 5 projecten in Europa, waarvan € 250 miljoen voor Nederland. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College zich ervoor inzet om met de private partijen, kennisinstellingen, bedrijven tot dat Nederlandse project te gaan behoren of het Nederlandse project te zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt wat de terugvaloptie is als het niet doorgaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de terugvaloptie datgene is wat er in de vergunningen staat. 23
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) concludeert dat er dan dus geen projecten meer zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. Dan moet de emissiehandelmarkt volop zijn werking doen. In het andere geval gaat men er nog een stukje aan vooraf. Er zijn natuurlijk wel convenanten met de bedrijven om zich in te zetten, los van die € 250 miljoen. De voorzitter concludeert dat het stuk als C-stuk wordt doorgeleid naar de Statenvergadering. De vergadering vervolgt met agendapunt 13. 12.
Brief van GS van 16 december 2008, nr. 2008-68.244/51/A.25, VV, betreffende Stand van zaken RSP. Hierbij wordt besproken de voordracht van Gedeputeerde Staten van 13 januari 2009 betreffende Provinciaal MIT (nummer 3/2009).
De voorzitter legt uit dat dhr. Maat wenst in te spreken namens de Actiegroep Tunnelvariant. Hij geeft het woord aan dhr. Maat, wiens betoog hier integraal wordt weergegeven. Dhr. Maat (inspreker): “Voorzitter. Geachte gedeputeerden, geachte leden van de Statencommissie Economie en Mobiliteit. Mijn naam is Wim Maat. Ik spreek namens de actiegroep Tunnelvariant die een brede inbreng heeft uit de zuidelijke Groningse stadswijken, zoals bewonersorganisatie Wijert Welzijn, wijkcomité Helpman, buurtoverleg Oosterpoort, waarbij ook de Meeuwen en de Linie horen, het koopcentrum Oosterpoort, de buurtvereniging de Rivierenbuurt, de buurtvereniging Herepoortbuurt. Verder nog het burgerinitiatief Zuidelijke Ringweg BZR, die al tien jaar geleden een rapport over ondertunneling heeft uitgebracht, en een aantal individuele aanwonenden. Wij willen graag drie zaken naar voren brengen. Draagvlak. Draagvlak is een van de criteria uit het zogenaamde beoordelingskader. Naast functionaliteit voor het verkeer, ruimtelijke aspecten, leefbaarheid en kosten en opbrengsten. Hoewel de onderlinge prioriteit voor deze criteria nog niet helder is, dreigen nu al varianten naar de prullenbak verwezen te worden op basis van alleen de kosten. Naar ons idee ontbreekt een integrale visie. Onze visie is een vlotte doorstroming op de A27 en de A28 en het knooppunt A7/A28 tot ruim in de toekomst. Vermindering van de aantasting van de gezondheid door minder verkeerslawaai, minder N02-emissie, minder fijnstofemissie. Wij willen het begrip ‘leefbaarheid’ letterlijk genomen zien. Aanwonenden worden daadwerkelijk door de effecten van lawaai en luchtverontreiniging op hun levenskwaliteit en hun levensduur gekort. Denk ook eens aan de vervolgkosten vanwege de gezondheidsproblemen die geheid toenemen als je genoegen neemt met een open tienbaanssnelweg door de Stad. Kortom, wij willen verkeer en leefbaarheid duurzaam in balans zien. Het een sluit naar ons idee het ander absoluut niet uit. Creëer een win/win-situatie. Hierin past geen verhoging van het Julianaplein. Dit vraagt een ondertunneling van het traject Europaplein-Vrijheidsplein. Op grond hiervan kunnen aangedragen bovengrondse varianten wat ons betreft afvallen. Ik kom er straks nog even op terug. Zuidelijke ringweg Groningen als pilot-project voor de Elverding-aanpak. In het rapport Sneller en Beter van april 2008 van wat nu bekend is als de commissie Elverding, staat op blz. 5: “In de kern gaat het om te komen tot besluiten van een zodanige kwaliteit qua inhoud en procesgang dat deze maatschappelijk zo breed mogelijk worden gedragen. Alleen dan zullen besluiten ook daadwerkelijk sneller kunnen worden genomen”. Op blz. 14 onder A ‘Eerdere en ruimere participatie van betrokkenen’ staat onder andere: “De commissie adviseert om betrokkenen in de verkenningsfase actief te betrekken door gezamenlijk te werken aan de probleemanalyse en de formulering van de ambities en de keuze van het voorkeursalternatief. Het proces dient te beginnen met een zogenaamd startbesluit. Bedenk daarbij dat het rapport van de commissie Elverding verscheen in april 2008 terwijl de Verkenning Zuidelijke Ringweg Groningen Tweede Fase met de bovengrondse varianten erin – de bovengrondse heb ik het nu over – al verscheen in november 2007, en zonder inhoudelijke inbreng van aanwonenden. Ook de Provinciale Staten kregen hiervoor nauwelijks de gelegenheid. Voor een project met een dergelijke complexiteit dient de verkenningsfase te verlopen volgens een zogenaamde structuurvisie. Echter, er is gekozen voor een vormvrije verkenning, sneller en zonder inspraak. Een startbesluit hebben wij niet gezien. De bovengrondse varianten waren al uitgewerkt en inspraak is buitenspel gezet, terwijl er wel een voorkeursvariant wordt bepaald en door de minister wordt bekrachtigd, waarna nog slechts een minimale inspraak op details mogelijk zal zijn. Dit is absoluut niet in overeenstemming met de Elverding-opzet en derhalve naderhand serieus aanvechtbaar, wat op zich weer vertragend zal werken, wat nu juist weer niet de bedoeling was van de commissie Elverding. Ook niet uw bedoeling, nemen wij aan. Ook wij zouden dit liever vermijden. Ook de provincie geeft met het voorkeursbesluit het heft echt uit handen. Alle reden voor Statenleden voor een degelijke inhoudelijke inspanning! Per slot van rekening gaat het hier om een van de grootste projecten in de provincie Groningen met zeer grote consequenties voor bereikbaarheid, leefbaarheid en gezondheid voor toekomstige generaties.
24
Mijn derde punt. Welke tunnel? De tunnelverkenning van de gemeente Groningen heeft varianten laten liggen. De optie van een lange tunnel van Europaplein naar Vrijheidsplein verdient alsnog een volwaardige verkenning met nauwe betrokkenheid van aanwonenden. Denk weer aan Elverding. Zijaansluitingen in een tunnel zijn niet strijdig met de richtlijnen tunnelveiligheid. Verplaatsing van het knooppunt westelijke ringweg-A7 naar het westen is dus echt niet nodig. En een verkeerstoren – ik zei het al – boven het Julianaplein ook niet. Denk aan het tunnelsysteem in de zuidelijke ring Stockholm. Dat is een mooi voorbeeld. Een traject van 4,5 km met diverse zijaansluitingen voor circa € 800 miljoen. Tot slot. Wij nodigen u graag uit voor een fietstocht onder begeleiding van Paulien Ex. Zij is lid van de actiegroep en organiseert stadswandelingen hier in Groningen. Een vorige poging tot een fietstocht mislukte door gebrek aan deelname, want de tijd om het te organiseren was veel te kort. U kunt dus daarom binnenkort nog een complete uitnodiging van ons verwachten. Ik dank u voor uw aandacht.”
De voorzitter dankt dhr. Maat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vond een ‘vormvrije verkenning’ een mooie uitspraak. Op welke manier heeft men ervaren hoe die verkenning vorm heeft gekregen en de manier waarop men er later of wellicht al eerder bij betrokken is geweest? Dhr. Maat (inspreker) geeft aan dat in het rapport – dhr. Maat dacht dat dit door de stuurgroep is uitgebracht – duidelijk wordt genoemd dat er gekozen is voor de vormvrije verkenning. De mensen namens wie dhr. Maat spreekt hebben dat ervaren op de avond in Martiniplaza toen de vijf varianten zijn gepresenteerd door de stuurgroep. Al in 2007 zijn de eerste drie varianten gepresenteerd. Toen werden pas aan de bevolking alle varianten gepresenteerd. De actiegroep Tunnelvariant vindt dit enigszins summier qua inspraak vooraf. Dhr. Rijploeg (PvdA) constateert dat dhr. Maat een vergelijking maakt met Stockholm. Tunnelkosten hebben veel te maken met de grondstructuur. Je zou een vergelijking moeten maken met een vergelijkbaar soort grond als men een enigszins vergelijkbaar kostenplaatje wil laten zien. Dhr. Rijploeg denkt dat dit in Stockholm anders is. Dhr. Maat (inspreker) denkt eveneens dat het in Stockholm anders is. Hij zou niet direct een tunnel weten die qua grond vergelijkbaar is met die in Groningen. Wat dat betreft is de vergelijking wat willekeurig, maar het geeft wel aan dat een tunnel met zijwaartse afsplitsingen en opritten wel degelijk mogelijk is en dat in elk geval dat in Stockholm niet zo vreselijk duur hoefde te zijn als hier wordt begroot. De actiegroep zou graag zien dat het opnieuw heel grondig wordt bekeken en het niet alvast wordt afgeschreven als een onhaalbare variant. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of de actiegroep pleit voor een volledige ondertunneling van het tracé. Dhr. Maat (inspreker) bevestigt dit. De actiegroep gaat veel verder dan wat de gemeente Groningen heeft voorgesteld. Naar opvatting van de actiegroep moet er een stuk aan vast geknoopt moeten worden. Dit houdt in: het Julianaplein ondergronds en onder het Noordwillemskanaal door – en dat hoeft helemaal niet zo diep te gaan. Het was namelijk een van de argumenten van de gemeente dat je, als je daar onderdoor gaat, de hele westelijke ringweg een stuk moet verleggen, omdat je anders niet op tijd omhoog bent of te snel naar beneden moet. Dit is volgens de actiegroep niet echt nodig, omdat je vrij direct – te denken valt aan de Prinses Margriettunnel in Friesland – onder het kanaal door kunt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat de actiegroep natuurlijk beseft dat het een enorme financiële component heeft. Heeft de actiegroep er over nagedacht hoe men dit zou moeten dekken? Dhr. Maat (inspreker) merkt op dat die vraag vaak wordt gesteld. De actiegroep vindt dat zij dat niet uit hoeft te zoeken. De actiegroep, noch de provincie en de gemeente kunnen dat niet dragen en moeten het dus door moeten vragen bij het Rijk. De actiegroep vindt het een zo belangrijk iets dat die weg onder de grond komt, dat je er met het bedrag dat er nu voor staat, niet mee komt, maar dat je daarvoor opnieuw naar de regering zult moeten. Dhr. Haasken (VVD) vraagt op welke wijze door provincie, gemeente en Rijk is gecommuniceerd met aanwonenden, bewonersgroeperingen, niet in de sfeer van voorlichting maar in de sfeer van communicatie.
25
Dhr. Maat (inspreker) noemt de bijeenkomst in Martiniplaza, waar heel veel mensen voor uitgenodigd zijn. Daarnaast zijn er bijeenkomsten geweest met de mensen in de Wichersstraat, die voor een deel wordt afgebroken. Er zijn bijeenkomsten geweest met de direct omwonenden, waar steeds een aantal straten die vrij dicht bij de zuidelijke ringweg liggen voor zijn uitgenodigd. Hoeveel dat er zijn geweest, weet dhr. Maat niet precies. Hij is zelf een keer geweest in het Noorderpoortcollege in de Euroborg. Daar waren mensen uitgenodigd die pakweg 50-80 m vanaf de zuidelijke ringweg wonen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat de actiegroep een integrale afweging vraagt. Dit is zeer terecht. Het betekent dus dat je naar het maatschappelijke rendement van die verschillende varianten gaat kijken. Nu is de essentie van de tunnelvariant en de andere liggende varianten enerzijds een veel hogere prijs, honderden miljoenen duurder, en anderzijds staan daar aanzienlijke gezondheidsvoordelen, stiltevoordelen voor de bewoners tegenover. In de maatschappelijke kosten/baten-analyse probeer je in essentie de niet-monetaire winst voor de gezondheid in geld uit te drukken om tot een redelijke afweging te komen. Dhr. Oosterhaven vraagt of de gezamenlijke omwonenden van de zuidelijke ringweg een bereidheid hebben om te betalen wat maar enigszins in de buurt komt van de meerkosten die voor die weg gelden. Dhr. Maat (inspreker) legt uit dat de omwonenden van de zuidelijke ringweg zelf niet eens zo veel belang hebben bij die zuidelijke ringweg, voor zover ze er op en af gaan. Het is vooral een belang voor de provincie en de hele Stad. Dhr. Maat ziet niet in waarom direct omwonenden extra zouden moeten betalen voor deze weg. Dit gebeurt trouwens nergens. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of de actiegroep zich op de hoogte heeft gesteld wat de systematiek is van integrale afwegingen. Dat vereist namelijk precies wat dhr. Oosterhaven nu net zegt. Is er enig idee wat een integrale afweging betekent? Het betekent namelijk dat je probeert te waarderen. Dhr. Maat (inspreker) begrijpt de vraag. De actiegroep heeft zich daar niet al te veel in verdiept. Dhr. Maat moet het antwoord derhalve schuldig blijven. Mw. Broekhuizen (PvdA) geeft aan dat dhr. Maat sprak over de commissie Elverding en over het feit dat die commissie constateert dat in de huidige weg het zwaartepunt ligt bij betrokkenheid in de planstudiefase en dat de commissie Elverding ervoor pleit dat dat in de verkenningsfase… Als men het stuk leest wordt de zuidelijke ringweg genoemd als een van de projecten waarbij vooraf uitgebreid gesproken is met ‘God en de hele wereld’. Mw. Broekhuizen vraagt dhr. Maat waarom de actiegroep van mening is dat dat niet gebeurt. Dhr. Maat (inspreker) merkt op dat toen de verkenningstudie in november 2007 uitkwam, er nog niet was gesproken met de omwonenden. De voorzitter dankt de inspreker en entameert de eerste termijn. Mw. Broekhuizen (PvdA) verzoekt van de gedeputeerde een antwoord op de vraag wat er in de voordracht staat over de commissie Elverding en in hoeverre die systematiek daar is toegepast buiten de zuidelijke ringweg. Het provinciale MIT geeft een overzicht van de ambities voor het provinciale mobiliteitsbeleid tot en met 2020. Die ambities komen niet uit de lucht vallen. Het is een mix van het Collegeprogramma, het convenant RSP, de knelpuntenagendering onderhoud en de uitwerking van het ontwerp POP met betrekking tot bereikbaarheid. Het brengt ook een nieuwe werkwijze met zich mee in al die verschillende fases van met name besluit, planuitwerkingbesluit en realisatiebesluit. Dit is het moment waarop al die lopende en op stapel staande projecten in één groot kader worden gegoten. Het is dus niet een kwestie dat men hier nog kan bedenken wat men volgende week allemaal gaat doen. Wat is de plek van de MER in deze nieuwe systematiek? Is het zo dat de verkenningsfase ook zou kunnen eindigen in geen besluit? Hoe zit het met de prioritering, zowel qua moment van uitvoering als qua financiën? Kan in het MIT bijvoorbeeld zichtbaar gemaakt worden dat de committering aan een bepaald project een ander project in gevaar brengt? Alle grote projecten zitten nu in de praktijk achteraan, maar de PvdA neemt aan dat die niet de laagste prioriteit hebben. De uitvoering concentreert zich vooral in 2011-2014 en dat kan buitengewoon nadelig uitpakken, omdat de markt de vraag niet aankan – dat is ook te zien bij RSP en andere infraprojecten – wat duurdere aanbesteding tot gevolg zou kunnen hebben. Mw. Broekhuizen verzoekt om een reactie van de gedeputeerde. Hoe zit het met
26
andere infrastructuur, zoals het buizensysteem door de industrie? Is het denkbaar dat dergelijke projecten door de provincie worden opgepikt en gebeurt dat in andere provincies ook? Hoe verhoudt de rondweg Leek-Roden zich tot de naar beneden bijgestelde bouwopgave in dat gebied? Mw. Hazekamp (PvdD) bedankt de inspreker voor zijn duidelijke betoog. Zij deelt de zorgen dat in 2007 een verkenningstudie werd gepresenteerd terwijl er nog niet met de bewoners was gesproken. Mw. Hazekamp verzoekt hierop een reactie van het College. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) maakt gewag van een nieuwe werkwijze. Er wordt een drietal momenten genoemd in de voordracht. Dhr. Staghouwer zou de bevestiging van de gedeputeerde willen hebben op wat voor moment het uiteindelijk finale besluit zal zijn. Is dat zoals in de voordracht staat het laatste blokje? Er wordt namelijk een voorlopig besluit genomen, dan een besluit om verder te gaan en dan uiteindelijk een principebesluit. In hoeverre is het mogelijk om uiteindelijk nog het traject af te schieten? Volgens het stuk komt er een jaarlijkse actualisatie van het MIT. Betekent dit dat het eenzelfde soort rapport is of zal het een stand van zaken zijn? In het stuk wordt voorts gesproken over het Provinciefonds, de financiering van het een en ander. Er is nu natuurlijk een volstrekt nieuwe situatie. Dhr. Staghouwer kan zich voorstellen dat de gedeputeerde daar op dit moment nog weinig over kan zeggen. Aan de andere kant moet het realisme de boventoon voeren. Kan dit dan wel zo worden vastgesteld? Mw. Veenstra (SP) verklaart dat ook de SP de vraag leeft over het moment dat in de drie trappen zit van tussentijds bijsturen of terugroepen. Wanneer men het overzicht op blz. 10 bekijkt, dan staat er een totaalbedrag dat gedekt dient te worden door de provincie wat varieert tussen € 192-246 miljoen, maar als men kijkt naar het staatje op blz. 8 van het verloop van het ESFI-fonds, dan staat daar een maximale stand van € 172 miljoen. In het overzicht van de stand van het ESFI-fonds is nog geen rekening gehouden met de gevolgen van de verkoop van de Essent-aandelen, waar je ook een discussie over zou kunnen voeren. Er is voorts rekening gehouden met geen afroming eigen bijdrage van het Rijk. De SP-fractie vraagt zich af in hoeverre men bezig is met acceptatiebesluiten te nemen door dit vast te stellen die misschien uiteindelijk kunnen leiden tot een tekort binnen het ESFI. Mw. Veenstra verzoekt de gedeputeerde om een toelichting. Voorts verzoekt de SP-fractie om een totaaloverzicht van de stand van het ESFI-fonds, ook met alle andere projecten die gefinancierd worden vanuit het ESFI-fonds. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat er sprake is van een nieuwe werkwijze. Het is altijd even wennen waar je precies tegenaan loopt als je het traject doorgaat. Dhr. Van der Ploeg neemt aan dat dit nog niet het eindbeeld is en dat men elk jaar op een vervolgtraject terechtkomt. Wat is nu de prioritering van het een en ander? Je ziet in deze lijst dat er een hele bulk projecten in de verkenning zit en op een gegeven moment later weer in de realisatie komt. Dhr. Van der Ploeg neemt aan dat het in de loop van de tijd wat meer gaat verschuiven, zodat er een evenwichtiger beeld ontstaat. De GroenLinks-fractie is er nog niet helemaal uit of dit nu de procedure is die men zou moeten hanteren. Dan gaat het met name over de vraag of je de voorkeursalternatieven waarmee je de planfase ingaat per se één alternatief zou moeten zijn. Dit heeft wel de voorkeur van dhr. Van der Ploeg, maar je moet volgens hem bestuurlijk de ruimte hebben om, als er onvoldoende duidelijkheid is, alsnog een tweede variant daarbij op te nemen. Bij een hele reeks van projecten kan dhr. Van der Ploeg zich daar iets bij voorstellen. Je moet dat natuurlijk niet als standaard willen, anders ben je aan de verkeerde kant van de kar aan het trekken. Je moet wel de flexibiliteit hebben om dat vanuit de politieke besluitvorming te kunnen entameren. Dhr. Van der Ploeg kan zich heel goed voorstellen dat je met de problematiek zoals die is – het is een uitermate ingewikkeld verhaal – wel degelijk kijkt naar een realisatie- of planfase met twee varianten daarin. Het ontbreekt hem als commissie- en Statenlid aan concrete informatie van de stand van zaken van het project. Dhr. Van der Ploeg is ook in Martiniplaza geweest. Men heeft enkele tekeningen getoond. De stuurgroep is nu aan zet en men is in afwachting van wat uit de stuurgroep komt. Dat er een aantal varianten uit zullen vallen, lijkt dhr. Van der Ploeg voor de hand liggend. De voorkeur van de GroenLinks-fractie is wel om de tunnelvariant mee te nemen. Zij is benieuwd wat er uit de stuurgroep komt. Wellicht dat de gedeputeerde daar wat nader op in kan gaan. In de procedure zit kennelijk een aantal automatismen. Als je het hebt over een opnamebesluit, heb je het eigenlijk ook al direct over een acceptatiebesluit. Toch wordt het apart gepresenteerd. Dat is wat verwarrend, want eigenlijk betekent opname bijna per definitie zodra je het over provinciale wegen hebt, acceptatie. Als het niet over provinciale wegen gaat, dan heb je het over een ander tra27
ject, dat misschien ook een acceptatie is in de zin van dat je financiering apart vanuit je eigen middelen wilt inzetten. Dat is enigszins onduidelijk, maar misschien is het ook de nieuwheid van het traject. Dhr. Van der Ploeg zich, dit lezende, af hoe de relatie is van deze procedure ten aanzien van wettelijke inspraakprocedures. Dit heeft hij niet in het stuk kunnen aantreffen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de MER-procedures. Er wordt geen connectie gelegd. Dhr. Van der Ploeg verzoekt het College om een toelichting. Als het gaat om welk soort projecten, dan zit er wat ‘vervuiling’ in. Als het gaat om een MIRT, denkt dhr. Van der Ploeg aan wat grotere infrastructurele projecten. Er zit een bomenproject in, er zitten nog wat onderhoudachtige dingen in, die onder andere niet in het managementcontract geplaatst konden worden, zo is te lezen. Kennelijk dacht men ambtelijk: als het daar niet in kan, dan moet het maar ergens anders in. Dat zou niet de manier moeten zijn waarop het zou moeten gaan. Je moet heel duidelijk voor jezelf vaststellen wat voor soort projecten hierin worden gedaan en wat niet. Misschien moet je daar wel een financiële grens aan zetten. Bij infrastructuur denkt dhr. Van der Ploeg niet aan bomen, hoezeer hij het project dat daar benoemd is, ook omarmt. Ten aanzien van de financiering ESFI is de informatie erg mager. Als je kijkt wat de provincie daar jaarlijks in de begroting heeft, dan staan er iets andersoortige tabellen bij. In dat verband heeft dhr. Van der Ploeg al eerder gesproken over kasstromen, omdat er inzage in zou moeten komen hoe de kasstromen van de projecten gaan lopen. Als je dat weet, is het interessant om te kijken hoeveel je zou kunnen doen of niet. De voeding vanuit Essent-gelden. Het wordt hier allemaal in de tekst gezet, maar daar moeten de Staten nog een expliciete discussie over hebben hoe dat geld besteed zal gaan worden. Het valt de GroenLinks-fractie op – maar dat is aan GroenLinks eigen – dat het ongelofelijk veel infrastructuur, beton en asfalt is en dat de verhouding ten opzichte van openbaar vervoer en fiets zoek is. De politieke beoordeling van de inhoudelijke projecten. Het zijn niet te allen tijde de keuzes van GroenLinks die in het stuk staan, maar goed, er is ook een Collegeprogramma. Dhr. Van der Ploeg wenst een aantal projecten bij langs te lopen. Bereikbaarheid Veenkoloniën (blz. 11). Er staat iets over de verkenningsfase. Die verkenningsfase ga je dan in met een aantal varianten, maar die varianten die in de verkenning gaan, worden niet aan de Staten voorgelegd, althans, dat staat niet in het stuk. Dhr. Van der Ploeg zou hier wel voor willen pleiten. Hij reageert in dit verband ook op de ‘vormvrije verkenning’. Daaraan zou een politiek oordeel ten grondslag moeten liggen vanuit volksvertegenwoordigingen voordat je die verkenningsfase ingaat, juist ook omdat de nadruk veel meer naar die verkenningsfase toe gaat. Een dergelijk politiek oordeel staat er nu niet in. Eindbeeld N366. Enkele delen komen wat later op de agenda. Dhr. Van der Ploeg informeert of dat eindbeeld feitelijk is vastgesteld door de Staten of dat het een rapport is dat ter kennisgeving is gesteld. Volgens hem geldt het laatste en hebben de Staten nooit definitief besloten dat men die kant op gaat. Hoofdontsluiting Leek-Roden. Dhr. Van der Ploeg was bij de informatiebijeenkomst in Roden. Toen de nieuwe plannen werden gepresenteerd, bleek dat er een stuk weg zoals die eerst gepland was, was weg gesneden. De manier waarop dat gepresenteerd werd, was: er is zoveel verzet tegen die weg, het is beter om dat niet te doen. Nu leest dhr. Van der Ploeg in de provinciale stukken dat er een heel grote kans is dat die weg na 2030 alsnog wordt gerealiseerd. Hij gelooft niet dat dit het beeld was dat in Leek en Roden tevoorschijn is gekomen uit de presentatie. Wellicht kan de gedeputeerde uitleg geven wat nu de bedoeling is, hoe bestuurlijke afspraken liggen. Wat betreft de westelijke ringweg is duidelijk dat het in elk geval geen hoofdontsluitingsweg is zoals eerder bedoeld naar Roden, maar eerder een wijkontsluiting vanuit Leek. Er wordt hier ook Zevenhuizen genoemd. Het moet duidelijk worden welk karakter die weg krijgt. Dit heeft ook te maken met voorstel dat dhr. Van der Ploeg in het stuk leest om de N372 die dwars door Leek gaat, over te dragen aan de gemeente. Hij vraagt of dit dan ook betekent dat de kosten voor het aquaduct dat in die weg moet komen bij de gemeente komen te liggen. Is dat de manier waarop de provincie richting de gemeenten daar opereert? Of wordt het anders opgepakt? De indruk van dhr. Van der Ploeg bij die presentatie was dat die weg zijn ontsluitingsfunctie zou behouden. Dat staat diametraal op de stukken zoals die hier gepresenteerd worden. De wegverbinding Groningen-Delfzijl. Er was een en ander te lezen in de krant over wat men in Delfzijl van de provincie vindt. Dit was niet bepaald de indruk van de GroenLinks-fractie. In het stuk is te lezen dat er nu ook sprake is van een eventuele capaciteitsverruiming van de Eemshavenweg tussen Bedum en Groningen. Volgens dhr. Van der Ploeg is dit nieuw. De verdubbeling van het noordelijk deel van de N33. Daar is een motie over aangenomen in de Staten. De reactie van het College was dat men dit zou verkennen en onderzoeken. In het voorjaar 28
wordt die (financiële) verkenning gepresenteerd. Nu ineens blijkt dat het in het MIT wordt opgenomen met een planning tussen 2015-2020. Waarom deze verschuiving in de meningsvorming van dit College? De gedeputeerde zei dat er onvoldoende verkeersintensiteit was om een verdubbeling te rechtvaardigen. Dhr. Van der Ploeg verzoekt om uitleg. De relatie van het MIT met de veiligheidsproblematiek en de investeringen die in dat traject worden gedaan. Het is helemaal gericht op de bereikbaarheid, terwijl juist veel investeringen worden gedaan vanuit de veiligheidsoverwegingen. Dhr. Van der Ploeg vindt het een wat eenzijdige manier van kijken. Hij wil graag dat het MIT naar de toekomst toe wat integraler wordt. Dat moet zeker de PvhN aanspreken. Ten aanzien van de maatregelen Groningen-Bremen heeft dhr. Van der Ploeg een vraag over de stand van zaken in het overleg met de Duitsers. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat het eerste MIT naar de mening van de VVD een goede aanzet is. Er is een ambitieus verhaal neergelegd. Het is in eerste aanzet een goed verhaal waarbij ook duidelijk wordt wat de rol is van PS, zowel wat betreft naar inhoud als naar financieringsmomenten bekeken, althans in de besluitvorming. Het spoort niet helemaal bij de beslismomenten tussen de inhoudelijke kant en de financiële kant van de zaak. Dhr. Haasken verzoekt de gedeputeerde hier helderheid over te geven. De Regiotram. Als de Staten dit MIT accepteren, hoe zit het dan met betrekking tot de besluitvorming later dit jaar met betrekking tot de Regiotram? Er wordt nu al een behoorlijk voorschot genomen op die besluitvorming. Dhr. Haasken verzoekt om helderheid op dit punt. Het Eemsmondgebied. Sommigen noemen de ontsluiting van het Eemsmondgebied een ‘karrenspoor’. Het is wel een van de belangrijkste economische kernzones in de provincie. Dhr. Haasken vindt het ter beschikking stellen van € 50.000 voor een planstudie om de regio voor te houden dat de provincie daar druk aan het werk is, aan de magere kant. Er moet meer gedaan worden om die regio goed te kunnen ontsluiten. Dhr. Haasken is er niet zo zeker van dat men op korte termijn met betrekking tot de verdubbeling van de N33 daar voldoende in zal slagen. Het gaat vooral, ook in de beleving bij de mensen in het Eemsmondgebied, om de ontsluiting tussen de Stad en het Eemsmondgebied zelf. Voorts mist de VVD-fractie de personenspoorlijn naar de Eemshaven. Verwacht werd dat deze een nadrukkelijke rol zou gaan spelen. De VVD mist verder de zeesluis in Delfzijl. De VVD heeft daar in eerdere besprekingen in de Staten aandacht voor gevraagd en de VVD zal dit blijven doen. Het kan best zo zijn dat de minister van mening is dat men daar voor 2020 niet naartoe hoeft, maar het is algemeen bekend hoe de noodzaak daar aanwezig is. Er is uitgebreid geïnvesteerd in het hele traject van Lemmer tot aan Delfzijl. Het laatste knooppunt laat men dan zitten. Als je het hebt over rendement op geïnvesteerd kapitaal, is dit er een die er nadrukkelijk in negatieve zin uitspringt. Dhr. Haasken heeft het gevoel dat de provincie daar meer moet doen. Hij roept de gedeputeerde op om de zeesluis in dit verhaal in beeld te brengen. De zuidelijke ringweg. Betreffende de besluitvorming over de zuidelijke ringweg wil de VVD binnen de kaders blijven die daarover zijn afgesproken. Men heeft ook verplichtingen aan zichzelf. Destijds is de motie van Henk Nijboer en Marco Out aangenomen waarin nadrukkelijk aandacht wordt gevraagd voor de gesprekken met aanwonenden en omwonenden om tot een helder plan te komen en een breed draagvlak te komen. Op dit moment heeft de VVD-fractie niet het gevoel dat dat er op dit moment is. Het heeft ook te maken met de gedachte die bij de VVD heeft postgevat dat de variant met betrekking tot de tunnel in een heel vroeg stadium is afgeschoten zonder dat daar op een ordentelijke wijze is gekeken naar de kosten. Dhr. Oosterhaven (PvhN) spreekt van een mooi en helder stuk. Procedureel zijn er enkele vragen, die reeds gesteld zijn. Dhr. Oosterhaven is zeer benieuwd naar het antwoord van de gedeputeerde op de vragen van dhr. Van der Ploeg en dhr. Haasken over de individuele projecten. Ten aanzien van de snelwegverbinding naar Delfzijl – het ‘karrenspoor’ – wil dhr. Oosterhaven dhr. Haasken en alle leden van de commissie eraan herinneren dat de Partij voor het Noorden een jaar geleden een poging gedaan heeft die weg in een heel vroeg stadium, terwijl nog gestudeerd werd op de verbetering bij Ten Boer, mee te nemen. Er werd toen naar stukken verwezen. Het is niet serieus opgepakt. De commissie vond het niet belangrijk. Nu er uit de regio getrompetterd wordt, zijn er ineens andere politieke partijen die zeggen dat het wel belangrijk is. Het is een specifiek voorbeeld van het algemene probleem dat te vaak in een te vroeg stadium varianten worden afgeschoven. Het wel efficiënt, maar je moet ze een tijdje meenemen om ze het volle pond te kunnen geven. Dat is hier een jaar geleden niet gebeurd. Nu zit men met de gebakken peren. Men kan het nu alsnog willen, maar dan is men alweer te laat. De commissie moet een beetje scherp zijn. 29
Dhr. Oosterhaven heeft in algemene zin met de procedure die in het MIT geschetst wordt, problemen als het over het regiospecifieke project Zuiderzeelijn gaat. Als je het over die projecten hebt, is de besluitvorming – zoals uit de brief blijkt die in het MIT zelf relatief simpel lijkt, maar een aantal onbeantwoorde vragen moet nog worden beantwoord –… Als het gaat over de compensatieprojecten Zuiderzeelijn gaat, blijkt dat het een onontwarbaar kluwen is van procedures en verantwoordelijkheden op verschillend niveau. De PvhN zou graag willen weten of dat niet veel simpeler zou kunnen en hoe die besluitvorming er uit zou zien als die projecten uit het convenant tussen SNN en het Rijk gewoon afgehandeld zouden worden waar ze thuishoren, namelijk op het noordelijk niveau. Het zijn allemaal grote projecten met veel grensoverschrijdende effecten, die nationaal mede worden gefinancierd. Er is nog een tekort dat de drie provincies gezamenlijk moeten oplossen. De PvhN zou graag willen weten waarom dat op provinciaal niveau moet gebeuren, waarom het niet veel verstandiger is om dat in SNN-verband te doen en het AB als een noordelijk parlement te gebruiken, waar men tot een integrale en goede afweging kan komen tussen die projecten in aangrenzende provincies. De projecten in Groningen zijn van belang voor Drenthe en Friesland en omgekeerd ook. Er is nog steeds een financieel gat te vullen. De procedure voor de kleine projecten die niet in het convenant met het Rijk zitten, is prima – met enkele vragen die beantwoord moeten worden. Maar de procedure werkt helemaal niet bij de grote projecten die in het convenant met het Rijk zitten. De PvhN zou graag willen zien of dat niet op het niveau van het noordelijk parlement – bijvoorbeeld het AB van het SNN – zou kunnen worden afgehandeld. De voorzitter maakt, sprekend namens het CDA, enkele opmerkingen over de brief met de stand van zaken van de RSP en de voordracht. Voor het CDA spreekt de brief voor zich. Het CDA heeft al schriftelijke vragen gesteld over sommige projecten, zoals de zuidelijke ring. In oktober/november heeft de commissie een brief behandeld waarin werd aangegeven dat voor de kerst er een keuze zou worden gemaakt voor realistische projecten die in de plannen zouden blijven zitten. Met de kerst was dat niet verzonden en heeft de commissie er geen kennis van kunnen nemen. Inmiddels is het bijna maart en kon gisteravond voor radio en televisie worden geconstateerd dat er nog stevig gediscussieerd wordt. Nu is discussie goed, maar er zullen uiteindelijk knopen doorgehakt moeten worden. Men moet de problemen niet voor zich uitschuiven, maar problemen oplossen. Die oplossing moet er nu zo langzamerhand komen, gezien de problematiek in die omgeving. Het MIT. Er wordt gesproken over een aantal punten van besluiten. Het opnamebesluit is helder, maar het acceptatiebesluit wordt aangegeven als dat bij het nemen van het besluit wordt geaccepteerd dat er een mogelijke claim gelegd kan worden op provinciale middelen. Wat wordt er nu precies bedoeld met ‘mogelijk’? Wat besluiten de Staten feitelijk als het MIT straks in de vergadering van PS wordt vastgesteld? In hoeverre hebben de Staten zich dan gebonden aan al deze projecten, soms zelfs zonder dat de Staten inhoudelijk over een aantal projecten hebben gesproken? Dhr. Rijzebol wil in dit kader nadrukkelijk het voorbeeld van de Regiotram noemen. Feitelijk staat in het MIT dat de Staten voor de Regiotram een acceptatiebesluit zouden gaan nemen bij acceptatie van het MIT. Inhoudelijk is de Regiotram nog niet besproken in deze commissie. De commissie heeft wel informatie over de Regiotram, maar de CDA-fractie zou het zeer op prijs stellen dat de inhoudelijke discussie in de Statenzaal gevoerd kan worden alvorens men tot vaststelling van mogelijke aanslagen op financiële middelen vanuit de provinciale potten zou kunnen overgaan. Het CDA constateert ook dat als al deze projecten zoals deze genoemd zijn (doorgaan), het een stevig financieel beslag legt. Nu is er niets fout aan een stevig beslag. Geld nuttig besteden is uitstekend. Maar het zou wel eens kunnen zijn dat er zelfs een tekort ontstaat als alle posten bij elkaar worden opgeteld. Het CDA verzoekt om enige toelichting van het College. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat het gebruikelijk is om na de inbreng in de Staten de inspreker de gelegenheid te geven om te reageren. De voorzitter geeft aan dat dit nu nog niet mogelijk is. Eerst zal het College de beantwoording verzorgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat, als het een service is aan de inspreker, hij het punt van de zuidelijke ringweg nu zou kunnen beantwoorden. De inspreker kan daar dan op reageren. De voorzitter neemt dit voorstel over.
30
Dhr. Bleker (gedeputeerde) entameert zijn beantwoording over het onderwerp van de zuidelijke ringweg. Algemeen bekend is dat het College snelheid wil met de zuidelijke ringweg. Daar past deze behandeling vooraf ook bij. De situatie. Er is een verkenning gepleegd – daar is ongeveer twee jaar lang op gestudeerd – volgens de oude systematiek. Het was een verkenning die met name door de overheden wordt gedaan en die de basis is voor een planstudie, waarbij in de planstudie nog een zeer groot aantal varianten nader wordt onderzocht. Voorbeelden van planstudies zijn bekend, dan krijgt men 4A, 4B+, 4C, etc. Er zijn dan dus varianten in groten getale. In dat perspectief is er een verkenning gedaan. Die verkenning is in mei 2007 aan de minister van Verkeer en Waterstaat aangeboden. Die heeft toen geconstateerd dat als er nu geld zou zijn, hij zou beslissen tot het starten van de planstudie. Dat zou dan de planstudie oude stijl zijn, met alle mogelijke varianten, met alle consultatie, inspraak, etc. die daar bij hoort. Echter, toen heeft de minister gezegd dat er geen geld is. Als er geen geld is, worden er geen planstudies gedaan. Toen is de zaak pas weer losgekomen toen men in december 2007 een overeenstemming bereikte met de regering over de compensatie Zuiderzeelijn. Toen heeft de minister gezegd dat met een planstudie kan worden begonnen. Toen kwam vrij snel daarna het rapport van de commissie Elverding. De provincie heeft met de minister afgesproken om een verlengde verkenning te doen volgens de methode Elverding. De verlengde verkenning houdt in, dat in die verkenning twee dingen gebeuren: a) interactie, consultatie; b) uitmondend in een bestuurlijke voorkeursvariant en dan in de planstudie. Dus niet de planstudie oude stijl met tig varianten, maar interactie, consultatie van bewoners, betrokkenen, gebruikers, etc., leidend tot een bestuurlijke voorkeursvariant, in dit geval vastgesteld door de minister. Dat er tot het moment van totstandkoming van het eerste verkenningenrapport geen inspraak en interactie plaatsvond, was niet verwonderlijk, want dat gebeurde namelijk nooit. In de verlengde verkenning á la commissie Elverding moet die consultatie en raadpleging vorm worden gegeven. Dhr. Maat heeft enkele voorbeelden genoemd van hoe dat tot nu toe is gebeurd. Er is de presentatie geweest in Martiniplaza. Er zijn met bewonersgroepen bijeenkomsten geweest. Er is binnenkort een bijeenkomst met de aangrenzende bedrijven. Nu zit men in de fase van de tweede consultatieronde. Die moet volgens de methodiek Elverding plaatsvinden met burgers over reële, haalbare varianten. Dat is wat Elverding aan het kabinet heeft geadviseerd: het moet, als je de consultatie doet, gaan over varianten die binnen bereik liggen. Dat betekent dat varianten die milieuhygiënisch niet door de beugel kunnen, moeten worden afgevoerd en dat varianten die financieel onhaalbaar zijn, moeten worden afgevoerd, zodat je met burgers en bedrijven praat over varianten die op basis van een eerste proeve qua milieu en leefbaarheid in redelijkheid aan randvoorwaarden kunnen voldoen en in de tweede plaats om varianten die binnen het taakstellende budget vallen. Minister Eurlings heeft het niet één keer, maar wel vier of vijf keer gezegd: het is zijn project en hij is eindverantwoordelijke. De regering heeft daar € 574 miljoen (mogelijkerwijs € 10 of 20 miljoen meer) voor beschikbaar. Binnen dat budget moet het gebeuren, tenzij de provincie of de gemeente zelf gelden daar aan toevoegt. Het College heeft gesteld dit niet te zullen doen. Een tijdje geleden zei dhr. Moorlag nog dat er geen sprake van is dat de provincie bij dit rijksproject geld doet. De stuurgroep Zuidelijke Ringweg hoopt morgen of overmorgen te bevallen van een besluit, inhoudende: dit zijn varianten die redelijkerwijs qua leefbaarheid en qua milieu verantwoord zijn en die binnen de financiële grenzen liggen. Daar zijn een of meer varianten die of op beide punten niet scoren of op een van die punten niet aan de voorwaarden voldoen. De stuurgroep zal aangeven waarom de varianten die in de tweede categorie zitten, niet tot de groep behoren waaruit uiteindelijk een voorkeursvariant zal komen. Vervolgens gaat men met dat complete verhaal – drie varianten die kansrijk zijn, drie varianten die niet kansrijk zijn, plus argumenten – de participatie in. Mensen kunnen reageren, zowel op die varianten die kansrijk zijn als op de argumenten die de stuurgroep heeft om de andere varianten af te wijzen, alsook hun opvattingen over die andere varianten. Dat proces leidt tot de keuze bij het bestuur voor een voorkeursalternatief. Dat wordt op 18 mei voorgelegd aan de minister. Die neemt daar een besluit over. Dan beginnen nogmaals ten volle de inspraakprocedures, de MER-procedures en alles wat daarbij hoort. Het voorkeursbesluit van de minister is niet compleet dichtgetimmerd, maar een voorkeursvariant met daar binnen nog verschillende uitwerkingsmodaliteiten. Het is in elk geval een voorkeursvariant die aan de criteria voldoet: verantwoord qua leefbaarheid en milieu en haalbaar qua geld. Na dat voorkeursbesluit vindt dhr. Bleker dat men voordat de planstudie begint burgers en bedrijven in het gebied de mogelijkheid moet geven om punten aan te reiken die met name in de planstudie verder uitgewerkt moeten worden. Het College heeft de hoop dat het College de commissie daar volgende week per brief over kan informeren. Dhr. Haasken (VVD) vraagt wanneer de minister gaat besluiten. 31
Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de minister de stuurgroep heeft opgedragen om in het landsdelig MIRT-overleg op 18 mei een voorkeursalternatief voor te leggen, inclusief onderbouwing, zoals dat door gemeente, provincie en Rijkswaterstaat Noord-Nederland wordt gezien. De minister heeft toegezegd voor de zomer, spoedig na 18 mei, zelf de voorkeursvariant uit de regio te bekrachtigen. De voorzitter geeft de inspreker de gelegenheid om te reageren. Dhr. Maat (inspreker) wenst dhr. Bleker een vraag te stellen. De gedeputeerde sprak over drie varianten die gekozen worden en drie die niet kansrijk zijn. Dat zijn er zes. Er is er een bij gekomen. Donderdag of vrijdag zal er door de stuurgroep een besluit worden genomen. Dhr. Maat begreep gisteravond van het College van de gemeente Groningen dat dat niet gebeurt en dat het uitgesteld wordt totdat B&W er misschien met elkaar uit is. Dhr. Maat blijft bij zijn punt dat de inspraak erg summier is geweest. Men werd eerst met drie, daarna met twee varianten erbij geconfronteerd zonder dat daaraan vooraf – maar dhr. Maat begrijpt nu waarom dat gebeurd is – over gesproken kan worden. Dat kan nu pas. Op het moment dat men erover kon spreken, werd eigenlijk al een maand later gezegd dat de tunnelvariant af zou vallen. Dat is opgeschoven, waar hier ook kritiek op werd gegeven. De actiegroep vindt dit prima, want de actiegroep vindt juist dat de mogelijkheid bekeken moet worden om meerdere voorstellen – ook de tunnelvariant – aan de minister voor te leggen, ondanks de afspraak die gemaakt is. De voorzitter dankt de inspreker. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beantwoordt de vraag van dhr. Maat. Er zijn drie bovengrondse varianten op het huidige tracé. Die zaten in de verkenningenstudie. Ze – dat heeft de gedeputeerde eerder als voorzitter van de stuurgroep kunnen melden – voldoen in beginsel aan de financiële randvoorwaarde. Over één ervan is discussie in de stuurgroep of die aan voorwaarden voldoet van inpasbaarheid in de stedelijke omgeving. Over twee ervan is de voorlopige gedachte in de stuurgroep dat ze kunnen voldoen aan voorwaarden van goede inpassing en milieu. Dan is er de korte tunnelvariant – niet de tunnelvariant die dhr. Maat bepleit. Dit is de tunnelvariant Papiermolen tot net onder het Winschoterdiep door. Dan is er de tunnelbak. Dat is op dezelfde plek, verdiepte ligging met een half dakje erop. In de derde plaats – die zal nog wel in de interactie betrokken moeten worden, althans naar het oordeel van dhr. Bleker, en afgewogen moeten worden richting de minister – de oorspronkelijke Zuidtangent. Het zal in elk geval aan de minister verantwoord moeten worden, ook met het oog op de verdere procedure, waarom die niet tot de haalbare varianten behoort. De gedeputeerde verklaart dat de voordracht geen wijziging behelst van de positie en de procedures rond de MER. Het is wel zo dat er een wetswijziging in voorbereiding is, maar dat gaat buiten deze voordracht om. Mw. Broekhuizen vroeg of een verkenningfase kan eindigen in de conclusie dat men het niet doet. Het antwoord luidt bevestigend. Daar kunnen twee redenen voor zijn: het is veel duurder dan werd gedacht of het levert veel minder rendement op dan werd gedacht. Het is alleen wel zo dat – dat is het algemene gevolg van deze werkwijze – dat de Staten twee keer meer beslismomenten hebben over projecten dan tot nu toe. Een keer daarvan is opnamebesluit, de tweede is het besluit wat met de verkenning te doen en vervolgens planuitwerking en reservering. Tijdsfasering. Het is waar dat als je naar de planning kijkt, in de tweede helft van het decennium 2010-2020 er een opeenhoping is van projecten. Dat is wat met de kennis van nu kan worden gezegd. Het College zal de Staten jaarlijks rapporteren over bijgestelde planning en faseringen en daarbij nadrukkelijk streven naar wat meer spreiding, want het is voor de markt niet goed en het is voor de portemonnee van de overheid niet goed wanneer er te veel opeenhoping in een bepaalde periode is. Kan er andere infrastructuur dan weg, spoor, etc. in beeld komen, bijvoorbeeld onderliggende leidingen? Dhr. Bleker stelt dat dit zou kunnen. Tot nu toe heeft men daar echter aparte besluitvorming over, bijvoorbeeld de leidingen straten Delfzijl-Eemshaven, ondergrondse leidingen voor C02afvang, etc. Wanneer wordt er een go-besluit genomen? Op het moment dat de Staten definitief het krediet beschikbaar stellen voor het project na afronding van de planuitwerkingsfase. De fase daaraan voorafgaand zeggen de Staten dat de verkenningenfase voldoende redenen geven om een reserveringsbesluit te nemen. Het opnamebesluit dat daar weer aan voorafgaat, gaat niet verder in financiële zin dan accepteren dat er een mogelijke claim in de orde van grootte op de provinciale middelen wordt gelegd. Dat betekent dat het College op dit moment stelt dat de optelsom van mogelijke claims met de 32
financiële vooruitzichten die er zijn verantwoord wordt geacht. Echter, het College zal op elk moment dat er een reserveringsbesluit moet worden genomen, afzonderlijk moeten bepalen of het financiële perspectief in de algemene middelen, in ESFI, in BDU het rechtvaardigt om dat reserveringsbesluit te nemen, niet alleen gelet op het financiële perspectief in die budgetten, maar ook gelet op de mogelijke claims vanuit andere doelen. Het College stelt dat dit een verantwoord totaalbedrag aan mogelijke claims is. Per geval zal via het reserveringsbesluit concreet bepaald worden of het verantwoord is om de veel verdere stap, namelijk de reservering van het bedrag voor grote infrastructuurprojecten, te plegen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of dit concreet betekent, dat, op het moment dat er een plan is voor 2020, het geld na het voorlopig besluit van nu gereserveerd wordt tot 2020. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. Op het moment dat men reserveert, wordt het gereserveerd. Op het moment dat men het nu als een mogelijke claim accepteert, zal – als er vanuit het College of de Staten andere claims worden gelegd vanuit andere sectoren – bezien moeten worden of het verantwoord is om ook die andere claim toe te voegen. Op dit moment acht het College deze optelsom aan mogelijke claims acceptabel. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dit in de visie van het College betekent dat, als het gaat om ‘mogelijke claim’, er altijd een bedrag aan gerelateerd is. Kan die mogelijke claim ook nul zijn? Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het College het richting de Staten correct vond om wel de orde van grootte van de mogelijke claim te benoemen. Mogelijk zit hem niet in de hoogte, maar in de vraag wel of niet. Als de mogelijke claim tot een reservering leidt, dan gaat het om een reservering in deze orde van grootte. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat dit betekent dat er dus wel degelijk een bedrag aan gekoppeld is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat per project is aangegeven wat de mogelijke claim is die het College accepteert. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of de Staten in de begrotingsvoorstellen – de Voorjaarsnota – het meerjarenperspectief te zien krijgt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Het College accepteert de mogelijke claim van x voor project y, z, etc. Dan wenst het College een verkenningenstudie. Dat leidt tot de slotsom of er een reservering wordt gepleegd, of de mogelijke claim wordt omgezet in een reservering. De formulering is ‘acceptatie van een mogelijke claim’. Er is heel nauwkeurig in het College over gediscussieerd. Er bestaat in het geheel geen misverstand over. De vraag van dhr. Staghouwer was of de Staten dit nu wel kunnen vaststellen. Het College stelt dat dit vastgesteld kan worden. Het College vindt het verantwoord waar het gaat om de optelsom aan mogelijke claims om te accepteren dat deze mogelijke claims worden gelegd. Later zal over de reservering afzonderlijk worden besloten. Het totaaloverzicht ESFI komt in de Voorjaarnota aan de orde, het is hier niet de plek om dat te doen. Daarbij komt, het wordt voor een niet onbelangrijk deel uit BDU gefinancierd en dat komt – met alle medewerking van de Groninger gemeenten, die jaarlijks € 4 á 5 miljoen met elkaar op tafel leggen om te sparen voor grote, niet locale maar provinciale infraprojecten, wat in de periode van 10 á 12 jaar tot zo’n € 50 á 60 miljoen leidt –… Er werd gezegd dat je concreet zicht moet hebben op hoe de kasstromen lopen. Daar is het College nu mee bezig. Het College is op basis van deze nota en basis van het RSP bezig met de vraag wanneer al die projecten nu leiden tot verplichtingen en betalingen en hoe zich dat verhoudt tot de beschikbaarheid van middelen en de vraag of er een match is of waar je zaken anders moet doen. Het is precisiewerk, waar nu aan wordt gewerkt. Dhr. Bleker denkt dat het College daar bij de Voorjaarsnota meer over kan zeggen. Het klopt dat er nog een debat moet plaatsvinden over de bestemming van de Essent-gelden. In het College heeft dat debat al plaatsgevonden, dus het College was vanuit zijn perspectief gerechtvaardigd om hier deze zaken op te schrijven. Prioritering. Het College heeft geprioriteerd. Van een x aantal projecten is gezegd dat ze niet voldoende urgent zijn om in de periode tot 2020 te accepteren als projecten waar men mogelijke claims of algemene middelen voor wil aanvaarden. Die projecten staan benoemd. Dat is de prioritering 33
die het College heeft gedaan. Over de fasering moet het College jaarlijks met de Staten spreken. Er staan in de voordracht projecten waarvan het College vindt dat ze niet aan de lijst toegevoegd moeten worden, omdat men anders een onverantwoorde omvang krijgt van de totale mogelijke claims. Daarnaast weegt het belang van die projecten ten opzichte van de projecten die wel zijn gemaakt voor 2020 minder zwaar. De Regiotram. Wat besluiten de Staten nu als zij deze voordracht zouden accepteren? De Staten besluiten dan de mogelijke claim ter grootte van het bedrag van € 70 tot 80 miljoen te besteden voor de Regiotram te accepteren. Of de Staten het doen, bepalen zij in december van dit jaar of januari van volgend jaar. Dan ligt het concrete plan voor. Dat kan leiden tot een reserveringsbesluit. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of de gedeputeerde iets scherper het onderscheid kan maken tussen de eerste en de tweede beslissing. Neem de zuidelijke ringweg. Met het MIT wordt de mogelijke claim geaccepteerd… Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. De zuidelijke ringweg staat niet in het MIT. Dhr. Oosterhaven (PvhN) geeft aan op de Regiotram te doelen. Als je het omkeert, kunnen de Staten dan redelijkerwijs nog besluiten om niet te reserveren als ze daarvoor ‘ja’ gezegd hebben? Is er dan nog een redelijke mogelijkheid om bij nader inzien te besluiten van niet? Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Om twee redenen. Dan is de verkenningenfase helemaal afgerond, want dan zit men in de periode van de planuitwerking die dan in zou gaan. Er ligt dus een heleboel informatie op tafel over reizigersrendement, maatschappelijk rendement, kosten, exploitatie en risico´s. Dan kunnen de Staten de definitieve afweging maken of men hiervoor een bedrag voor reserveert van € 70 miljoen. Ten aanzien van de Regiotram moet wel gezegd worden dat die ook in het RSP zit, de € 117 miljoen, de tweede tramlijn. De Staten hebben in de zomer van 2008 bij de voordracht 8/2008 ‘ja’ gezegd tegen die voordracht. Vandaar dat het College in dit voorstel zegt dat het College vindt dat de Staten al een besluit hebben genomen om het project Regiotram te verkennen. De Staten hebben al een besluit genomen tot opname en tot verkenning en de Staten besluiten met deze systematiek ook tot een mogelijke claim van dat bedrag. Dat mondt uiteindelijk uit in een rapportage die in december/januari kan leiden tot ‘ja’ of ‘nee’ ten aanzien van de reservering. Als er twee, drie jaar geleden al een MIT was geweest, zou het College toen ook het opnamebesluit expliciet aan de Staten voorgelegd hebben, maar dat is nu als het ware door de voordracht van 8/2008 gebeurd. Dhr. Haasken (VVD) verklaart dat op blz. 3 melding wordt gemaakt van het besluit van de Staten met betrekking tot de motie van Henk Nijboer en Marco Out. Hoe moet dit worden gezien in relatie tot de eerste lijn van de Regiotram? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de eerste lijn van de Regiotram is gestart op 23 februari. Er is vorige nazomer (september/oktober) een eerste presentatie geweest van de plannen Regiotram inclusief diverse tracés voor de eerste lijn. Daar is uitbundig over gecommuniceerd. Het heeft zelfs in de Martinikerk gehangen. Als je in de Martinikerk hebt gehangen, moet het wel goed met je komen, aldus de gedeputeerde, al geeft hij toe dat dit meer bijgeloof is. Er zijn allerlei suggesties van mensen overgenomen. Er zijn ook wijkbijeenkomsten geweest. Het heeft nu geleid tot een voorkeurstracé van de stuurgroep Regiotram, gedragen door provincie en gemeente. Voor dat voorkeurstracé is op 23 februari de formele inspraak gestart. Die loopt tot 23 maart. Dat leidt tot het voorkeursbesluit. Daarna komen dan, voor zover aan de orde, bestemmingsplanprocedures. Het eindbeeld N366. Dhr. Van der Ploeg heeft eigenlijk enigszins gelijk. Er is nooit een voordracht in de Staten geweest over het eindbeeld N366 – de weg tussen Veendam, Pekela, Alteveer, Stadskanaal, Musselkanaal, Ter Apel, Emmen. Er is een eindbeeld gemaakt door de provincie Groningen, provincie Drenthe, stuurgroep Veenkoloniën. Er zijn enkele grote investeringen aan de Staten voorgelegd op onderdelen. Daarbij is gezegd dat ze passen in het eindbeeld N366. Het eindbeeld ligt voor de Staten ter inzage in de Statenkast. Tot nu toe hebben de Staten steeds die voorstellen geaccordeerd. Als dit nog twee keer meer wordt gedaan, is het eindbeeld zo ongeveer ook geaccordeerd. Dhr. Van der Ploeg heeft het wel eens over de Koninklijke weg. De N366 is geen Koninklijke weg. Leek-Roden is maatschappelijk en politiek een veel explosiever dossier. De provincie Groningen, de provincie Drenthe en de stuurgroep Leek-Roden hebben zich gevonden op de volgende formulering: als de woningbouwopgave zoals nu voorzien wordt gerealiseerd en de mobiliteitsgroei zoals die nu wordt voorzien, wordt werkelijkheid, dan is een hoogwaardige verbinding tussen Leek-Roden, 34
Roden-Nieuw-Roden, Leek-A7 noodzakelijk. Dat is de conclusie van alle bestuurlijke partijen in het geding. Dan gaat het nog niet over het tracé, dat blijkt uit het verkeerskundig onderzoek en daar worden de Staten over geïnformeerd, etc. Vervolgens heeft het College gezegd dat wanneer dit zo is, de provincie haar mogelijke bijdrage daaraan als een mogelijke claim moet melden. Dat is hier gedaan. Er is gisteren overleg over geweest in de stuurgroep. Het wordt ook verwacht van de provincie Drenthe en van de gemeenten Leek en Noordenveld. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat volgens het stuk de beoordeling van of die woningbouwgroei en verkeersintensiteit er komen ook over de periode heen gaat van het MIRT. Dat loopt over 2030 heen. Dan ziet dhr. Van der Ploeg niet de reden waarom het opgenomen moet worden in het MIRT. Of men heeft het over twee verschillende dingen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dat het gaat over een mogelijke fasering. Dat is dat de zogenaamde westtangent bij Leek al eerder wordt gerealiseerd vanwege de leefbaarheidsproblemen in de kom van Leek als opmaat naar een volledige ontsluiting. Niet de vraag of hij er komt is nog aan de orde, het gaat uitsluitend nog over de vraag over het moment waarop. Het moment wordt bepaald door die twee factoren die de gedeputeerde zo-even noemde: woningbouwopgave gerealiseerd en mobiliteitsgroei gecontinueerd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) beaamt dat het een politiek explosief project is. Als de gemeenteraden met de nieuwe plannen die voorliggen zeggen dat ze helemaal in een herfasering zitten – de Regiovisie is ook bezig met de heroriëntatie van woningbouwopgaven, betekent dit dat het een aanleiding zou zijn om dit juist nu niet alsnog op te nemen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat de Colleges van B&W van beide gemeenten en de Colleges van GS van beide provincies dit samen zo hebben afgesproken. Wat er in de Staten en in de Staten van Drenthe en in de raden gebeurt… Als er zo’n bestuurlijke afspraak is, vindt het College het correct om dat de Staten netjes via een mogelijke claim te melden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat daar tegenover staat dat je natuurlijk kunt afwachten wat er uit die hele ontwikkelingsproblematiek komt in het bestuurlijke overleg en dat er dan een besluit wordt genomen. Dit lijkt dhr. Van der Ploeg procedureel en bestuurlijk juister. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog met de capaciteitsuitbreiding van de Eemshavenweg. Dit is wel eerder gemeld. Het was al in 2007 genoemd in het voorstel aan PS voor geld voor onderzoek naar planstudie Groningen-Delfzijl. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of dit niet te maken heeft met de fout die is gemaakt met betrekking tot die redresseerstrook waardoor de weg nu verbreed kan worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. Hij begrijpt dat dhr. Haasken met enig plezier de fout rond de redresseerstrook ter tafel brengt, maar dat heeft er niets mee te maken. Het heeft gewoon te maken met de mogelijke kortsluiting ter hoogte van Ten Boer richting de Eemshavenweg. Dan leidt je een groot deel van het verkeer over de N360 af naar de Eemshavenweg en is de capaciteit niet toereikend en moet je verdubbelen. De N33. Wat is er nu veranderd sinds de vorige keer dat er in de Staten over werd gesproken? Er is in de Staten een motie aangenomen die het College oproept zich in te zetten voor verdubbeling van de noordzijde van de N33 van Zuidbroek tot aan Delfzijl. Toen heeft de gedeputeerde gezegd dat het College dat wel wil doen, maar dat het niet gemakkelijk is, want er gaan nog niet genoeg auto’s over en het is er bovendien niet onveilig genoeg. Edoch, wat gebeurt er? Dan is er een behandeling in de Tweede Kamer van het MIRT. Dan wordt de gedeputeerde gebeld door een bevriend Kamerlid. Die zegt: “Henk, heb jij nog een project voor ons waar ik in de Kamer iets mee kan?” De gedeputeerde heeft toen bevestigend geantwoord en gaf de N33 van Zuidbroek tot AppingedamDelfzijl op. “De Eemshaven is immers de grootste bouwput van Noord-Nederland,” zo voegde dhr. Bleker eraan toe. Op vrijdag zat hij naar Radio Noord te luisteren – hetgeen dhr. Bleker aanbevelenswaardig noemt – en hoort hij dhr. Koopmans met onvervalst Limburgs accent zeggen dat de weg Zuidbroek-Appingedam-Delfzijl verdubbeld moet worden omdat de Eemshaven niet de grootste bouwput van Noord-Nederland is, maar inmiddels van heel Nederland geworden was. Zo snel kan het gaan. Vervolgens is op maandag de behandeling van het algemeen overleg in het MIRT. Dhr. Koopmans gaat dhr. Eurlings daarmee confronteeren. Hij wordt vervolgens meteen gesteund door de VVD, 35
de PvdA en de ChristenUnie. Live voor de radio kon je op maandag horen dat dhr. Eurlings tot vijfmaal toe sprak over de verbinding “Zuiderbroek-Delfzijl”, totdat de voorzitter hem verbeterde. Het gevolg is dat er een motie is aangenomen in de Kamer. De minister heeft gezegd met de regio een verkenningenstudie te zullen gaan doen. Die verandering is aanleiding geweest om, gelet op de motie in de Staten en deze uitspraak van de minister, dit nu op deze manier hier op te nemen. Met dank aan de grootste bouwput van Nederland. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) constateert dat het dus niet is omdat dhr. Bleker een ander beeld heeft gekregen van de verkeersintensiteiten, maar vanwege nieuwe politieke inzichten bij de Tweede Kamer. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. De Tweede Kamer is wel het hoogste orgaan. De voorzitter stelt dat het misschien wel een voorbeeld is van iets oplossen voordat het probleem ontstaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog met de Eemshaven. Er komt een personenspoorverbinding met de Eemshaven. Dhr. Gerritsen heeft daar melding van gemaakt. Het is in het kader van de quick scan spoor met mw. Huizinga overeengekomen. De regionale partners – Eemshaven, gemeente – willen in beginsel de regionale bijdrage leveren. Er is nog een gat, dat nog moet worden gedicht. De kans is zeer reëel dat het gaat gebeuren. Het betekent dat er in het zomerseizoen ’s ochtends en aan het eind van de middag vanaf Groningen door wordt gereden naar de Eemshaven, “rechtstreeks” de boot op naar Borkum. Het was een wens van de VVD. Het is het College gelukt om dat bij de staatssecretaris van de ChristenUnie, mw. Huizinga, voor elkaar te krijgen. Het College is verheugd dat de gemeente en Groningen Seaports dat ook willen. De zeesluis. Er is een verkenningenstudie gedaan. Op basis van die verkenningenstudie is in volstrekte unanimiteit door het gemeentebestuur van Delfzijl, Groningen Seaports en de provincie gezegd: met deze gegevens kan geen investering worden beargumenteerd vóór 2020. Daar is wel uitgekomen dat er in die toegang tot de haven wel een aantal maatregelen gewenst zouden zijn die de toegang als het ware verbeteren. In het overleg met de staatssecretaris heeft het College gevraagd om er als provincie nader naar te kijken en er bij de staatssecretaris op terug te komen. Dat gaat gebeuren. Mw. Broekhuizen (PvdA) vraagt of dat ook het onderwerp is van het bezoek van mw. Huizinga in april. Dhr. Bleker (gedeputeerde) weet nog niets van de komst van mw. Huizinga in april. De gedeputeerde oppert dat hij misschien inmiddels niet meer op de lijst staat. Misschien is mw. Huizinga daar wel wat snel mee. Zit er nu voldoende OV in? Dhr. Bleker is van mening dat er een zogenaamde ‘knaller’ van OV in zit: de Regiotram. Dit is die € 70 tot 80 miljoen. De provincie stopt er ook nog een grote hoeveelheid cofinanciering in vanuit het RSP. Daar zit Groningen-Veendam in en mogelijkerwijs GroningenStadskanaal. Dhr. Bleker vindt dit zo groen als men zich maar kan voorstellen. Er zit veel OV in. Daarnaast zit er een aparte passage in over het fietsverkeer. Er wordt een extra Fietsroute Plus gedaan, eerder en sneller. In het ambtelijk overleg heeft dhr. Bleker gesteld dat indien dhr. Van der Ploeg hem hiermee niet zou complimenteren, hij zijn hoofddeksel zal opeten. Dhr. Oosterhaven had een interessante vraagstelling, alhoewel deze enigszins knallend overkwam voor de inspreker, over de MKBA en het maatschappelijk rendement. De RSP-projecten. Het College heeft er nadrukkelijk voor gekozen om in noordelijk verband een aantal basisafspraken met elkaar en met het kabinet te maken en vervolgens de bureaucratie van heel veel noordelijke en SNN-overleggen zo veel mogelijk te voorkomen door te zeggen: Groningen heeft een overtekening van € 243 miljoen in het regiospecifiek fonds en moet dit zelf oplossen. Ditzelfde geldt voor Drenthe en Friesland ten aanzien van hun overtekening. Daarnaast werd gesteld dat voor elk project een bestuurlijke projecttrekker aan moet worden getrokken die verantwoordelijk is voor voortgang, budget, inhoud. Er dienen geen noordelijke commissies te worden aangewezen. Daarom is er dus ook geen tekort, zoals dhr. Oosterhaven zag, op noordelijk niveau, er is een tekort dat zich vertaald heeft in een opgave voor elke provincie afzonderlijk om dat op te lossen. De provincie is dolblij dat zij in de overeenstemming met de stad Groningen het tekort van € 243 miljoen nu al voor circa € 165 miljoen heeft opgelost, één jaar na tekening van het contract met dhr. Eurlings, door een bepaald project, te weten het Stationsgebied Centrale Zone, terzijde te schuiven en daar geza36
menlijk andere middelen voor te verwerven. In de richting van dhr. Oosterhaven stelt de gedeputeerde dat het College dit minder bureaucratisch vindt dan wanneer het op noordelijke schaal zou zijn gebracht. De voorzitter dankt de gedeputeerde en entameert de tweede termijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) wil dat het College zich distantieert van de suggestie de PvhN hier heeft gedaan dat mensen die ergens belang bij hebben, daar zelf voor moeten betalen. Dhr. Rijploeg zou graag zien dat niet gevraagd wordt dat als in Delfzijl een verbetering aan de wegen wordt gedaan, men van Delfzijl vraagt dat zij daar maar voor moeten betalen. Een aantal jaren geleden heeft de commissie er met dhr. Musschenga gesproken over de spoorlijn naar de Eemshaven en ervoor gepleit. Dit is een goed begin. Zou het niet zinnig zijn om het station van Roodeschool te verplaatsen en aan die lijn te zetten? Dat is slechts een paar honderd meter opzij. Daar zit alleen die gasafvoer nog, moet die moet daar ook niet eeuwig blijven. Mw. Hazekamp (PvdD) hoorde zojuist dat de gedeputeerde goede contacten heeft in Den Haag. Als hij voor 1 mei toevallig nog met collega Verburg spreekt, dient hij vooral ook te denken aan de muskusratten. Mw. Veenstra (SP) maakt reeds kenbaar dat de SP-fractie dit stuk nog in de fractie wil bespreken en graag een verbehoud wil maken richting de Staten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) gaat ervan uit dat de voordracht gewoon wordt besproken. GroenLinks heeft in elk geval die behoefte, omdat er toch enkele zaken zijn waarvan het verstandig is om ze explicieter naar elkaar uit te spreken. Dit betreft onder andere de aard van een acceptatiebesluit in relatie tot een mogelijk bedrag. Dhr. Van der Ploeg had in de stukken niet gelezen dat er een relatie zou zijn met een bedrag. Als je landelijk kijkt wanneer het het politieke momentum is, dan je het opnemen in een MIT of niet. Daarna is de politieke besluitvorming eigenlijk gedaan. Het is vervolgens grotendeels techniek. Dat is niet zo slecht, maar het betekent wel dat het momentum van opname en acceptatie van essentieel belang is. Op het moment dat je een bedrag gekoppeld aan een project – al is het in een bijlage – geaccepteerd hebt, dan je heb je het politiek weggegeven. Op het moment dat je nu besluit tot een acceptatie van de Regiotram – D66 is er niet en D66 is er sterk op tegen, dus er kan vrij over worden gesproken. Ze zouden misschien nog wel die planfase in willen, maar niet een bedrag accepteren –… Het kan dus een mogelijke acceptatie van nul zijn, maar dat is niet het geval. Er is een bedrag aan gekoppeld. Dat moet expliciet naar elkaar toe worden uitgesproken. Dhr. Van der Ploeg zou hebben gekozen voor een handiger procedure. Het College is niet ingegaan op het punt van de verkenningen. Op het moment dat je dat ingaat, moet daar een democratisch besluit aan ten grondslag liggen, in elk geval informatievoorziening en uitwisseling van College naar Provinciale Staten. Je verplaatst het politieke momentum naar het begin van het traject. Dan moet je als volksvertegenwoordiging daar in het begin van het traject naar kijken. In eerste termijn is dhr. Van der Ploeg de brief over RSP vergeten. Het gaat over de rol van PS. Daar heeft men in 2008 vanuit de VVD en GroenLinks expliciet aandacht voor gevraagd. Er wordt nu voorgesteld dat er drie keer wordt gerapporteerd over het RSP. Dhr. Van der Ploeg zou hier iets aan willen toevoegen in relatie tot onder andere de financiering en de toedeling van de korting op projecten, want er wordt gezegd dat dit een keer per jaar wordt gedaan. Dhr. Van der Ploeg vindt dat het moet gebeuren op het moment dat het relevant is. Bekend is van een concreet project vanuit de Stad dat dit eigenlijk geschrapt wordt. Dat project staat hier nog in – het is een brief van december. Op het moment dat dat gebeurt, zouden de Staten dit moeten weten. Dus als er bestuurlijke afspraken zijn. Hoe kun je dat op een goede manier doen? Er is twee keer per jaar overleg met de minister. Dhr. Van der Ploeg heeft ooit in het SNN gezeten. Daar kreeg men altijd de verslagen van die bijeenkomsten van het Noorden met de minister. Deze commissie krijgt deze niet. Als je twee keer dat overleg hebt, kan men vooraf dan wel achteraf die stukken bespreken. Dhr. Haasken (VVD) is het, kijkend naar het lijstje met projecten, niet geheel duidelijk hoe het nu gaat werken met de getallen die er achter staan, de vele miljoenen waarbij ook de provinciale bijdrage staat. Is het nu zo dat wanneer de Staten komen met aanvullende voorstellen, het betekent dat er een van de andere af moet? Dhr. Oosterhaven (PvhN) verklaart in de pauze ook te zijn aangesproken op zijn ruige aanpak van de inspreker. Hij zegt aan vakidiotisme te lijden. Zijn interventie is veel te letterlijk genomen. Dhr. Ooster37
haven had ook de vraag kunnen stellen welk bedrag de omwonenden nodig gehad zouden hebben om die vervuiling en die gezondheidsoverlast te accepteren. Dat was bijna precies dezelfde vraag. Het gaat dhr. Oosterhaven erom hoe zwaar je dat politiek weegt. Het gaat hem niet om het letterlijk betalen. Dhr. Oosterhaven stelt dat hij de vraag beter had kunnen formuleren in de trant van: hoeveel geld hebben de omwonenden nodig om geen tunnel te krijgen. Dan is er ook een inschatting van hoe zwaar dat maatschappelijk belang moet zijn. Dhr. Rijploeg heeft dhr. Oosterhaven ook verkeerd begrepen, maar aangezien iedereen dhr. Oosterhaven verkeerd heeft begrepen, ligt het aan hemzelf en niet aan dhr. Rijploeg, aldus dhr. Oosterhaven. De voorzitter stelt, sprekend namens het CDA, dat het CDA de beantwoording van de vragen goed heeft begrepen. Het CDA accepteert het acceptatiebesluit in de vorm van een mogelijke claim. Er is voldoende reden om later in het traject te besluiten om er al dan niet verder mee te gaan. Dat zit feitelijk in dit systeem. Daar kan het CDA volledig akkoord mee gaan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat aanpassingen als de verplaatsing van het station Roodeschool in het plan zitten. Het is een goed voorstel van de zijde van dhr. Van der Ploeg om waar het gaat om de rapportage RSP dit twee keer per jaar te doen, gekoppeld aan het MIRT-overleg. De Tweede Kamer krijgt altijd een verslag van alle landsdelige overleggen. Dhr. Bleker stelt voor dat dezelfde stukken die naar de Kamer gaan ook netjes hier naar PS gaan waar het gaat om de noordelijke delen. De vraag van dhr. Haasken betreffende het doen van aanvullende voorstellen. Het College acht de omvang van de mogelijke claims die in zijn totaliteit worden geaccepteerd, ruim aan de maat. Dat wil zeggen dat het College om die reden besloten heeft om een aantal andere projecten, hoe belangrijk ook, nu niet te accepteren en nu niet in het opnamebesluit op te nemen. Dan gaat het over de projecten die op blz. 15 staan. De verdubbeling van de Friesestraatweg Zuidhorn-Groningen is heel erg belangrijk, maar niet belangrijk genoeg om in deze periode – het gaat om € 22 miljoen – toe te voegen. Het Regiorailconcept speelt na 2020, daar ziet het College geen mogelijkheden voor. Een gehele verdubbeling Groningen-Leeuwarden in aanvulling op de partiële verdubbeling is duur en vindt het College minder belangrijk dan de projecten die voor staan. Om die reden stelt het College een grens. Het totale mogelijke claimbedrag dat wordt geaccepteerd, is al omvangrijk. Als de Staten een van deze projecten of een ander project willen, dan gaat het erom dat zij een van de bestaande projecten die hier worden benoemd, daar geheel of gedeeltelijk voor in zullen moeten ruilen. Als men blanco zou beginnen – er is nu een aantal opnamebesluiten en er is een aantal verkenningen, opnamebesluiten die als het ware worden bevestigd, verkenningen die ook worden bevestigd en die al gaande zijn –… Men moet uiteindelijk naar een werkwijze toe waarbij een verkenningenstudie begint met een startnotitie die ook PS kunnen beoordelen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de startnotitie voor de planuitwerkingsfase. Die systematiek moet uiteindelijk worden gehanteerd. Soms gebeurt het wel, soms gebeurt het niet, maar dat is wel de systematiek waar men uiteindelijk naartoe moet. De Staten hebben niet alleen de beslissing ten aanzien van de vraag of zij het wel of niet opnemen, of zij wel of geen claim accepteren, of men wel of niet de verkenningenfase ingaat, of men wel of niet de planuitwerkingsfase ingaat, of men wel of niet reserveren, maar ook waar het gaat om het inhoudelijke proces dat per fase wordt gestart. De Staten kunnen daar in elk geval waar het gaat om de uitgangspunten hun zienswijze kenbaar maken. Dhr. Bleker stelt voor dat dit in de voordracht op die punten wordt verduidelijkt dat dit de systematiek van de toekomst zou moeten zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vindt het woord ‘startnotitie’ wel van een zodanige aard dat hij het er graag in had gezien. Dhr. Bleker (gedeputeerde) zegt toe dat dit zal worden aangevuld. De voorzitter stelt voor om de brief als C-stuk naar de Statenvergadering te sturen. Hij stelt – gezien ook de opmerking van dhr. Van der Ploeg – voor om dat als A-stuk naar de Staten te sturen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) zou ervoor kiezen om die brief gewoon bij de voordracht te betrekken. De voorzitter stelt dat dhr. Van der Ploeg de brief er uiteraard bij mag betrekken. Dat kan altijd. Maar feitelijk is de brief een voortgangsrapportage.
38
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat de brief ook gaat over een aantal moties die aangenomen zijn. Het is dus verstandig om het gewoon… De voorzitter merkt op dat iedereen vrij is om dit erin te betrekken. Het kan als één pakket verstuurd worden naar PS. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vult aan dat dit inclusief de toezegging van dhr. Bleker verstuurd kan worden, dat hij de voordracht op een aantal punten aanpast, zodat het niet deze voordracht is maar de aangepaste voordracht. De voorzitter merkt op dat de Staten de voordracht krijgen zoals of voorligt of met een aanvulling van het College. Uiteindelijk zal een voordracht over het MIT aan de Staten worden verstuurd. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt voor dat de commissie afspreekt dat de voordracht degene is, inclusief de aanvullingen die dhr. Bleker zo-even toezegde. De voorzitter gaat ervan uit dat het College de toezeggingen die het doet, ook daadwerkelijk invult. Dhr. Oosterhaven (PvhN) merkt op dat men daar wel van uit kan gaan, maar dat zijn recente ervaringen tot een andere conclusie leiden. Dhr. Oosterhaven zou de commissie willen voorleggen dat de commissie vraagt dat het College doet wat dhr. Bleker net toegezegd heeft, namelijk een gewijzigde voordracht waarin de startnotitie plus de andere punten die dhr. Bleker net noemde, in de voordracht zijn opgenomen. Dan is er namelijk sprake van één stuk in plaats van een stuk met een toevoeging. Dat is veel helderder voor de besluitvorming. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt voor om op één punt – het punt waar dhr. Van der Ploeg over heeft gesproken, te weten de inhoudelijke betrokkenheid van de Staten bij de start van verkenningenstudie, planuitwerkingsfase – de vorm van de startnotitie voor te gebruiken en dat de Staten die startnotitie voorgelegd krijgen. De gedeputeerde stelt voor om een aanvulling op deze voordracht aan de Staten toe te sturen waar de pagina wordt genoemd waar één of twee zinnen die dit betreffen, moeten worden geacht te zijn toegevoegd. De voorzitter gaat hiermee akkoord. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het voor het overige een heel mooie voordracht is. De voorzitter verklaart dat dhr. Bleker de voordracht uitbundig heeft verdedigd. De vergadering wordt vervolgd met agendapunt 9. 13.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2009 betreffende herinrichting kruisingen N366 met de N378 Van Boekerenweg en N974 Onstwedderweg (nummer 1/2009) , bijlage 2, bijlage 3, bijlage 4, bijlage 5, bijlage 6.
Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt dat een van de fractiegenoten die uit die regio komt, aangaf dat op pagina 1,2 onder het kopje ‘oplossing’ het niet de Atlantislaan, maar de Nautilusweg moet zijn. De oplossing van de weg die wordt opgeruimd leidt tot angst voor sluipverkeer op andere routes. De ChristenUnie verzoekt de gedeputeerde om een reactie. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat GroenLinks dit uitgebreid in de fractie heeft besproken. GroenLinks zal deze voordracht integraal ondersteunen. Dhr. Haasken (VVD) geeft te kennen dat dit eveneens geldt voor de VVD. Mw. Broekhuizen (PvdA) geeft te kennen dat dit eveneens geldt voor de PvdA. Dhr. Stoop (PvdD) geeft te kennen dat dit eveneens geldt voor de PvdD. De voorzitter geeft te kennen dat dit eveneens geldt voor het CDA. 39
Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat in op de vraag met betrekking tot de verwijdering van de kruising Onstwedderweg. Er is zeer nauwkeurig gekeken naar sluipverkeer, waar dat met name toe leidt in Stadskanaal. Dat blijft echt beperkt. Het is een beperkt gebruikte aansluiting. Er is goed naar gekeken welke wegen extra auto´s krijgen. Dat is zeer bescheiden. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vraagt of het College bereid is om, op het moment dat dat door onderzoek blijkt uit de hand te lopen, aanvullende maatregelen te treffen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Dan zijn het gemeentelijke wegen en dan zal de gemeente dus met een voorstel moeten komen om uit de BDU daar bijvoorbeeld verkeersremmende maatregelen te treffen. De voorzitter concludeert dat het stuk als B/stuk naar de Staten wordt doorgeleid. 14.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 januari 2009, betreffende herinrichting van Midwolda/Oostwold (Ring Blauwe Stad) (nummer 2/2009).
Mw. Broekhuizen (PvdA) vindt het een creatieve manier om op al die mooie plekjes van dit gebied door middel van hoe je de weg daar neerlegt de aandacht te vestigen. Zij is erg benieuwd hoe dat shared space concept daar zijn vorm gaat krijgen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) deelt mee dat de ChristenUnie/fractie het een mooi plan vindt. Er is in het verleden ooit gesproken over een rondweg of een omweg. Dhr. Staghowuer vraagt of dit nu helemaal buiten beeld is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart enigszins in verwarring te zijn. Dit heeft met die rondweg te maken. Met de andere commissie is men op werkbezoek geweest in Oost-Groningen en werd men met wat burgemeesters geconfronteerd. Het ging over het POP. Zij presenteerden daarbij de nieuwe vaarroute gekoppeld aan een nieuwe rondweg. Dat wilden zij promoten. Tegelijkertijd wordt de commissie geconfronteerd met een voordracht waarin de provincie grote delen van hun kosten ten aanzien van die weg voor haar rekening neemt. Dhr. Van der Ploeg verzoekt het College om op dit punt wat helderheid te scheppen, want hij voelt er niets voor om de provincie twee keer te laten betalen voor die ontsluitingen. Dhr. Haasken (VVD) deelt mee dat de VVD het voorstel kan ondersteunen. Ook de VVD-fractie vraagt hoe ver het is met de rondweg, ook in combinatie met de vaarweg. In het verleden heeft de commissie er wat globale uitwerkingen van gezien. Er is ook een relatie met de ecologische verbindingszone, gebonden aan het nieuwe kanaal, waarbij in het verleden altijd de gedachte was dat die vervolgens door het complex van de Ennemaborg zou gaan lopen, maar nu is hij kennelijk gebonden aan een zone die verband houdt met een nieuw te graven kanaal. Dhr. Haasken verzoekt om meer helderheid op dat onderdeel. De voorzitter stelt, namens het CDA, dat voor dit plan regelmatig overleg is geweest met betrokkenen, dat er breed draagvlak is bij betrokkenen en dat het voor het CDA geen aanleiding geeft tot vragen, maar tot een volledige ondersteuning. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dat er zeer veel overleg is geweest met het gebied. Restaurant Smits, bekend van de TV-spots, heeft daar geweldig van geprofiteerd. Dhr. Bleker vertelt dat het aldaar altijd een zeer aangenaam verblijf was. Het College zal vaker zijn voordrachten larderen met plaatjes en foto’s van het gebied, want dat maakt het meteen zichtbaar. Dan krijg je een beeld van hoe die ingreep zal plaatsvinden. Deze inrichting heeft echt heel veel draagvlak in het gebied, in het dorp van jan en alleman. Hoe is de verhouding met een nieuwe rondweg/noordelijke vaarverbinding? Een nieuwe weg ten noorden van de Oudelandseweg gekoppeld met een noordelijke vaarverbinding waarbij aan de noordzijde van het Blauwestad-meer aan de westzijde van Oostwold de vaarverbinding zal worden gestart, om dan even naar het noorden te gaan, parallel aan de Oudelandseweg. Dan zou zij verder richting de ijsbaan en de gaslocatie gaan. Dat stuk heeft geen relatie met de EHS. Het begint interessant te worden waar het gaat om de combinatie met de EHS wanneer zij vervolgens vanaf dat meer westelijke punt naar het noorden gaat. Die route is bedoeld als te combineren met de ecolo40
gische verbindingszone. De rest van de ecologische verbindingszone zit inderdaad in het Midwolderbos. Hoe staat het er nu voor met de noordelijke vaarverbinding? Het College heeft gesteld dat er alleen maar een rondweg kan komen als de noordelijke vaarverbinding er ook komt, want dan kun je werk met werk maken. Daar is nog een tekort op van circa € 9 miljoen bij de gemeente Scheemda en de provincie. Men is al jaren bezig met de vraag of dit op een of andere manier te dichten is. Dat lukt nog niet gemakkelijk. Dhr. Bleker heeft er toevallig aanstaande maandag weer het gemeentebestuur van Scheemda overleg over. Zelfs al die noordelijke rondweg zou komen, is het zo dat de intensiteit op de huidige hoofdweg nog van dien aard is dat je maatregelen moet nemen, ook al omdat het multifunctionele gebouw inclusief school komt te liggen tussen Oostwold en Midwolda in, ter hoogte van het strand van het Blauwestad-meer. Ook in dat geval moet je maatregelen nemen op die route. Het is dus een ‘geen spijt’-maatregel die hier wordt gedaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de vraag natuurlijk is: als de rondweg er komt, zou je hem dan op dezelfde manier invullen zoals nu voorgesteld? Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of de gedeputeerde dit kan toelichten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat ook als de rondweg er zou komen de herinrichting van die hoofdweg nodig is vanwege de verkeersintensiteit plus het feit dat er zo’n multifunctioneel schoolgebouw tussen Oostwold en Midwolda komt. Mw. Luursema (ambtelijke bijstand) bevestigt dit. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de tweede vraag was of je het dan op dezelfde manier zou doen of dat het dan heel anders zou moeten. De stelling van de gedeputeerde was dat het dan in beginsel op dezelfde manier gebeurt. Mw. Luursema (ambtelijke bijstand) beaamt dit. Het gebeurt dan op dezelfde manier, want alle verkeer kan er gewoon langs. Er is natuurlijk sprake van aantrekkend verkeer, omdat het daar prachtig is. Mensen komen daar niet om langs die randweg te gaan, althans mensen van buiten niet. Die willen door Midwolda. Dat blijft ook zo. Tweederde van het verkeer zal door Midwolda blijven gaan, ook al ligt er straks een rondweg – of wat de provincie de ‘randweg’ noemt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt op dat het dan wel een forse investering betekent voor iets wat maar voor een derde gebruikt wordt. Dat schiet natuurlijk ook niet op. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dit de grote vraag is die het College ook in Scheemda stelt. Het kan, wat de provincie betreft, ook alleen maar in combinatie met een noordelijke vaarverbinding, want alleen maar een weg aanleggen daar is niet verantwoord. De gemeente Scheemda wil bijvoorbeeld de Oudelandseweg een beetje verbreden met bermbetonblokken. Dat kost € 450.000. De gedeputeerde heeft aangegeven dat dit zonde van het geld is. Maar het is een halve toezegging van een wethouder. Dat gebeurt wel eens. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat men zegt dat het alleen mogelijk is in combinatie met die noordelijke vaarverbinding. Je kunt de vraag stellen of die noordelijke vaarverbinding op deze wijze wel zo noodzakelijk is of het niet gewoon veel goedkoper is om die noordelijke vaarverbinding langs het tracé van het bestaande kanaal, langs het complex van de Ennemaborg te trekken en dan er uiteindelijk doorheen, zoals het er nu ook al ligt. Er zullen alleen enige aanpassingsmaatregelen plaats moeten vinden. Aan het bestaande Oldambtmeer ligt er een kanaal. Daar zul je iets moeten doen. Dan is de vraag of het wel zo verstandig is om een heel nieuwe noordelijke vaarverbinding te maken langs de Oudelandseweg, wellicht in combinatie met een nieuwe ontsluitingsweg die nauwelijks gebruikt zal worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) acht het een heel serieus punt of je niet beter door het Midwolderbos kunt. Overigens heeft de provincie die vergelijking wel laten maken. Gebleken is dat er op die route nogal wat kunstwerken moeten worden aangepast. Financieel is die niet aantrekkelijker dan de noordelijke variant. Daarnaast had de noordelijke variant twee gebiedsontwikkelingsvoordelen: a) je creeert aan de noordzijde van het meer, waar al recreatieve en commerciële ontwikkelingen mogelijk 41
worden gemaakt, een haventje, een sluis. Dat trekt altijd aan. Als je in Friesland bent, is het altijd heel mooi om bij een sluis te gaan staan. Als je door het Midwolderbos zou gaan, sta je gewoon bij het riet. Daar is niets aan. Bovendien denkt de gemeente dat als er een noordelijke route komt, er op de oppervlakte tussen de hoofdweg en de noordelijke route geld te verdienen is met woningbouwontwikkeling. Dat geld wordt weer benut om te stoppen in die weg en de vaarverbinding. Dat is de reden dat, alles wikkend en wegend, de noordelijke variant er financieel en qua rendement beter uitkomt. De voorzitter merkt op dat de rondweg en de vaarroute buiten de orde van dit agendapunt viel. Hij concludeert dat het stuk als B-stuk naar de Statenvergadering gaat. 15.
Brief van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 9 december 2008 met aanvaarde motie over de wenselijkheid van een landelijke OV-jaarkaartregeling voor minderjarige mbo-studenten.
Mw. Beckerman (SP) verklaart dat niet alleen de SP iets met gratis OV voor MBO-studenten heeft. Heel veel partijen hier hebben altijd aangegeven dat er een landelijke regeling zou moeten komen. Op dag de Staten instemden met een Groningse regeling, werd er in de Tweede Kamer op initiatief van dhr. Slob van de ChristenUnie een motie aangenomen om tot een landelijke regeling te komen. Daarvoor is jaarlijks structureel € 30 miljoen gereserveerd. Voor dit jaar staat een bedrag van € 15 miljoen. Dat betekent dat er ook geld voor de provincie Groningen te halen is. Aangezien men uit de stukken van het ministerie van OCW heeft begrepen dat er inmiddels overleg is geweest met de provincie, vraagt de SP-fractie of de gedeputeerde al weet van een landelijke regeling. Er is geld voor dit jaar, het zou zonde zijn als de provincie nu betaalt, terwijl het ook uit de landelijke pot gehaald had kunnen worden. Is dhr. Bleker bereid om een motie zoals in Brabant aanhangig te maken in de Tweede Kamer? Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat binnen het College dhr. De Bruijne voor dit onderdeel verantwoordelijk is. Dhr. Bleker kan echter wel zeggen wat er aan de hand is. Er vindt namelijk nog overleg plaats tussen het IPO en Onderwijs en Wetenschappen over de vraag hoe dat geld tot een goede besteding en goede regeling zou kunnen komen. Het is dus nog niet afgekaart. De collega uit Friesland is degene die dat namens het IPO doet. Zodra daar duidelijkheid over is, zal het College de commissie daarover rapporteren. Mw. Beckerman (SP) verklaart daar voor nu mee te kunnen leven. Wat de SP betreft moet het snel gebeuren. De SP zal zich daarvoor blijven inzetten. Mw. Beckerman stelt dat niet zij dit op de agenda heeft geplaatst. De voorzitter merkt op dat mw. Beckerman dit agendapunt feitelijk heeft geagendeerd. Het was bekend dat het inmiddels was behandeld in een andere commissie en dat dhr. De Bruijne dat in zijn portefeuille heeft. In dit punt stelt de SP in feite een totale OV-regeling aan de orde, wat over de totale OV gaat en niet meer uit de provinciale pot zoals de vorige keer is afgesproken. Mw. Beckerman (SP) merkt op dat het blijkbaar haar schuld is dat het punt op de agenda staat. Zij wil niet een heel nieuwe discussie aankaarten. Het gaat haar erom dat er eindelijk een landelijke regeling is. Daar is de SP heel blij om. De SP zou het fijn vinden als de provincie straks niet meer hoeft te betalen, omdat zij uit deze ruif kan eten. De SP wil dit alleen maar bespoedigen. Het spijt mw. Beckerman als zij daar moeilijkheden mee heeft veroorzaakt. De voorzitter verklaart dat mw. Beckerman geen moeilijkheden heeft veroorzaakt, want de kwestie is feitelijk nu alweer opgelost. 16.
Sluiting
De vergadering wordt gesloten om 22.00 uur.
42
Toezeggingenlijst
Nr.
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
Spoorlijn Groningen - Veendam Het college zegt toe te kijken naar de mogelijkheden voor een sneldienst tussen Veendam-Groningen vv en Winschoten-Scheemda-Groningen vv
Voorjaar 2009
Bleker
8 oktober 2008
Dienstregeling NS 2010
Maart/april 2009
Bleker
(verslag pagina 24)
Het college zegt toe de commissie per brief te informeren over het overleg met de NS over de dienstregeling 2010. Het college brengt in het gesprek met de NS ook de aansluiting richting Utrecht onder de aandacht (verslag pagina 21).
19 november 2008
Verbeteringen Zeesluis en toegangskanaal
Mei
Bleker
februari/maart
Gerritsen
Mei
Bleker
27 augustus 2008 (verslag pagina 44) en 8 oktober 2008 (verslag pagina 3 en 4)
2.
3.
(verslag pagina 17)
4.
14 januari 2009 (verslag pagina 6)
Het college zegt toe de commissie per brief nader te informeren over de optie die in beeld is gebracht, de 'verbetering van de haven an sich' op de MIRT-lijst 2014-2020 te krijgen.
Kreditcrisisteam/inventarisatie projecten Het college zegt toe de commissie mondeling nader te informeren over dit onderwerp.
5.
14 januari 2009 (verslag pagina 8)
Cijferboekje basisgegevens Verkeer en Vervoer:
43
Succes- en faalfactoren carpoolplaatsen Het college zegt toe de commissie hierover per brief te informeren.
6.
14 januari 2009 (verslag pagina 8)
Cijferboekje basisgegevens Verkeer en Vervoer:
Mei
Bleker
-
Bleker
Voor de zomer
Bleker
Vervoer per schip over de vaarwegen Het college zegt toe de commissie te informeren of het mogelijk is het vervoer per schip over de vaarwegen te koppelen aan het Cijferboekje.
7.
8.
25 februari 2009
Tracékeuze N361
(verslag pagina 2)
Het college heeft toegezegd alsnog de vragen van de heer Oosterhaven (PvhN) te beantwoorden.
25 februari 2009
Beleidsplan openbare verlichting
(verslag pagina 5)
Het college heeft toegezegd dat de commissie een voortgangsbericht krijgt m.b.t. de verlichting voor provinciale wegen.
Toegezegde bijlage bij het verslag Cowfortable (pagina 5) Het Cowfortable project is in februari 2008 beschikt en is begin 2008 ook van start gegaan. Naar verwachting zal rond augustus van dit jaar de ontwerpen en het eindrapport klaar liggen. In het najaar zal dit rapport worden gepresenteerd tijdens een afsluitend symposium. Er is al veel werk verzet in dit project. Zo zijn er meerdere gesprekken gevoerd met de adviesraad van dit project, daarin hebben dierenwelzijnsexperts zitting. Zij hebben aangegeven waar de prioriteiten liggen voor verbetering van dierenwelzijn van koeien. Er is een internationale verkenning uitgevoerd over ervaringen met vrijloopstallen en deze zijn verwoord in een tussenrapportage, te downloaden van de website www.courage2025.nl. Momenteel is de projectgroep bezig met het uitwerken van een "koeientuin"; gebaseerd op gesprekken met dierentuinen waarbij de melkveehouderij een kijkspel wordt. Waarschijnlijk komt hier in mei een tussenrapport van. Verder worden de varianten met beweiding de komende maanden nog uitgewerkt. In het eindrapport zal een ontwerp komen dat uitgaat van volledige weidegang, één met een mix van weidegang en opstallen en één ontwerp dat gebaseerd is op de eerder genoemde koeientuin.
44