ARGUS
MILIEU EN BEDRIJVEN
Op 16 mei 2007 gaf Dr. Daniel Esty, Hillhouse Professor of Environmental Law and Policy aan de Yale University, een opgemerkte lezing in het Herman Teirlinckauditorium van de KBC, Brussel. Dit artikel geeft de kern van zijn betoog weer.
Green to gold
Green business is mainstream Milieu is voor de bedrijfswereld geen randfenomeen meer, maar maakt een strategisch belangrijk deel uit van de bedrijfsvoering. Meer en meer worden milieuthema’s zelfs businessopportuniteiten. Eind januari 2007 nog, op het Wereld Economisch Forum in Davos, verdrongen bedrijfsleiders elkaar om de wereld te vertellen hoe hun bedrijf (minstens een deel van) de oplossing ging bieden voor de huidige milieuproblemen. Het was opvallend hoe milieuthema’s de agenda domineerden. Nog niet zo lang gelden was dit ondenkbaar. Er is een duidelijke attitudeverandering aan de gang in het bedrijfsleven en het zijn de allergrootste bedrijven in onze samenleving die daarbij de toon zetten. Bedrijven als Alstom en Siemens zijn zeer belangrijke leveranciers geworden van milieugoederen en –diensten. Coca Cola, Dupont en Dow zijn slechts enkele multinationals die milieu als een kritiek element in hun businessstrategie beginnen te beschouwen. Er is misschien geen grotere omslag denkbaar dan die van General Electric (G.E.). Jack Welsh, de vorige topman van G.E., was berucht voor zijn anti-milieuhouding. Hij beschouwde de EPA als een bende halvegaren die erop uit waren zijn bedrijf op zinloze kosten te jagen. Welsh is ondertussen opgevolgd door Jeff Immelt die een totaal andere koers volgt. Immelt zet zwaar in op een toekomst voor G.E. als leverancier van oplossingen voor milieuproblemen. Het bedrijf investeert daarom fortuinen in eco-efficiëntie, meer bepaald in energie-efficiënte locomotieven en efficiënte vliegtuigmotoren. Die technologie wordt dan weer toegepast in hun windmolens, ze investeren veel in zonne-energie, in waterzuivering enz. G.E. is het schoolvoorbeeld van een bedrijf dat voor zichzelf heeft uitgemaakt dat de toekomst, met groeimogelijkheden en hoge winstmarges, ligt in het domein van het ‘groene ondernemen’. Drie ware revoluties drijven deze groene bewustwording in de bedrijfswereld aan: een revolutie wat betreft de toekomst van de energiebronnen, een revolutie met betrekking tot de bedrijfsattitudes ten opzichte van het milieu 26
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
en een revolutie met betrekking tot de beleidsaanpak om milieuverbeteringen aan te sturen.
Revolutie 1 Energie in de toekomst Het klimaat verandert, zoveel is zeker. Het is nog onduidelijk hoe snel het klimaat opwarmt en hoe de impact daarvan regionaal verdeeld zal zijn. Ook wachten nog een aantal belangrijke vragen op een antwoord. Wat is bijvoorbeeld de rol van wolken en oceanen in dit verhaal? Los van deze onzekerheden is de wetenschap vandaag echter voldoende duidelijk om te beseffen dat actie vereist is. We zullen met zijn allen op aarde grondig anders moeten leren leven en werken dan we gewoon zijn.
Met de EU voorop De EU heeft het voortouw genomen door het Kyotoprotocol te ondertekenen en door een systeem op te zetten voor de handel in CO2-emissierechten (zie kadertje). Dit systeem kende in de beginfase enkele moeilijkheden. Zo werden er aanvankelijk te veel emissierechten toegewezen, waardoor de prijs in elkaar zakte. Het was echter te verwachten dat een dergelijk ingrijpend systeem zou kampen met kinderziekten. Het komt erop aan problemen op te lossen en de methodologie gaandeweg verder te verfijnen. De wereld mag de EU dankbaar zijn dat ze deze taak op zich heeft genomen. nr. 3
De VS ontwaken Ook de VS is in beweging gekomen, ook al komt alles nogal traag op gang. Niemand kan echter nog om het feit heen dat milieuthema’s met de Democraten in de meerderheid veel meer aandacht krijgen dan voorheen. In het Congres vinden momenteel bijvoorbeeld elke 2 weken
De CO2-emissiehandel in een notendop De EU heeft een aantal bedrijfstakken vastgelegde CO2-uitstootrechten toegekend. Stoten deze bedrijven meer uit dan hen was toegelaten, dan moeten ze de extra uitgestoten CO2 compenseren door CO2reducties elders, al dan niet in eigen land, aan te kopen, dit zijn de zgn. CO2-offsets. Ze betalen dus andere bedrijven om in hun plaats minder CO2 uit te stoten. De CO2-compensatie gebeurt meer en meer internationaal. Zo worden veel CO2-offsets verhandeld in China, waar emissiereducties goedkoper zijn. Het loopt echter niet allemaal zoals het hoort. De emissiereducties zijn niet altijd gecertificeerd of geverifieerd. Om deze markt goed te doen werken zijn dus extra inspanningen nodig in bv. auditing waarbij precies wordt opgevolgd of/hoeveel CO2emissies effectief worden gerealiseerd.
Van groen naar goud hoorzittingen over klimaatverandering plaats. Nagenoeg alle huidige presidentskandidaten, zowel van de democraten als van de republikeinen, beloven bovendien meer te zullen doen aan de klimaatsveranderingen. Na november 2008 zullen de VS dus zo goed als zeker een nieuw klimaatbeleid te zien geven. Gelukkig hangen initiatieven om iets tegen de klimaatverandering te ondernemen niet alleen van de Bush-administratie af. Maar liefst 17 staten hebben op een of andere manier maatregelen opgelegd om de emissies van broeikasgassen aan te pakken. Zo’n 400 burgemeesters hebben zich geëngageerd om zich met hun stad achter de Kyotodoelstellingen te scharen. En er worden nog andere behoorlijk ingrijpende initiatieven genomen, denk bv. aan het regionale broeikasgasinitiatief in het Noordoosten van de VS, waarbij 10 staten en een aantal Canadese provincies de handen in elkaar hebben geslagen. In California heeft gouverneur Schwarzenegger een emissiecontroleprogramma opgesteld dat de komende jaren in voege treedt en dat reducties vooropstelt die bijna zo significant zijn als die van de EU. Niet alleen het politieke systeem heeft zich nu volledig op het klimaatthema gestort. Ook een aantal grote bedrijven spreken zich expliciet uit voor acties om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Dergelijke signalen van bijvoorbeeld de US Climate Action Partnership, een groep van machtige bedrijven waaronder General Electric, Alcoa, BP of America en grote energiebedrijven zoals Duke Energy, voeren de druk op Washington om het beleid over een andere boeg te gaan gooien gevoelig op. Maar het is vooral de publieke opinie die aanstuurt op meer milieuacties. Volgens enquêtes ziet meer dan 80 % van de Amerikanen de klimaatopwarming als een ernstig probleem dat dringend en met concrete acties moet worden aangepakt. Waarom de bevolking zo erg wakker ligt van de klimaatverandering is niet moeilijk te verklaren. Orkaan Katrina mag dan misschien geen rechtstreeks gevolg zijn van de klimaatopwarming, deze verschrikkelijke natuurramp heeft de bevolking zeker aan het nadenken gezet. Wat als Katrina maar een voorsmaakje is van wat ons te wachten staat als het klimaat opwarmt?
Ook Al Gore heeft de publieke opinie enorm beroerd. Gore was misschien geen goede presidentskandidaat, hij was in elk geval een fantastische milieuactivist. Hij is erin geslaagd de klimaatproblematiek hoog op de maatschappelijke agenda te zetten. Daarnaast loopt men in de VS ook zeer verveeld met de afhankelijkheid van de VS van fossiele brandstoffen. Er heerst een grote ontgoocheling over de ronduit verschrikkelijke situatie in Irak. Eigenlijk zit de hele MiddenOostenproblematiek de Amerikaanse bevolking duchtig dwars. Het vooruitzicht afhankelijk te zijn van olie en gas uit deze zeer instabiele regio schrikt velen terecht af. De andere kandidaatregio’s voor de energiebevoorrading, Rusland, Kazachstan, Nigeria, Venezuela, …, boezemen al niet veel meer vertrouwen in. De vraag naar een alternatief scenario, naar een transitie weg van de fossiele brandstoffen is dan ook groter dan ooit. Dit omdat het beter is voor het milieu, maar zeker ook om veiligheids-, geopolitieke en geostrategische redenen.
Radicale veranderingen op til Het staat dus vast dat onze energievoorziening in de toekomst radicaal zal veranderen. Hoe snel dit zal gebeuren is open voor discussie. Volgens sommigen komt er al binnen enkele tientallen jaren een massale omschakeling naar zonne-energie in het bereik. Anderen rekenen voor dat, als we een haalbare manier vinden om koolstof op te slaan, de fossiele brandstofvoorraden nog een paar honderd jaar zullen meegaan. De waarheid zal wel ergens tussenin liggen, hoe dan ook zal de samenleving wat energie betreft fundamenteel moeten veranderen. Deze omkeer drijft nu al heel wat bedrijfsactiviteiten aan. Hierover dadelijk meer. Een van de grote vragen is natuurlijk hoe die energietoekomst er dan wel zal uitzien. Dat is vandaag nog helemaal niet duidelijk. Er op goed geluk een energiescenario uitpikken en opleggen kan niemand en dat is maar goed ook. Integendeel vloeien er vandaag enorme hoeveelheden privékapitaal naar een hele batterij van opties, gaande van technologie om koolstof op te slaan en koolstofemissies te verminderen, over energiebesparende techno-
logieën tot de meest revolutionaire alternatieve energietechnologieën. Dit heeft tal van bedrijven en bedrijfjes in het leven geroepen die elk hun eigen weg zoeken. Sommigen investeren in energie-efficiëntie en zoeken naar manieren om energie te besparen. Tal van bedrijven mikken op uiteenlopende alternatieve energiebronnen: windenergie, zonne-energie, getijdenenergie, golfslagenergie, geothermische energie, verschillende soorten biobrandstoffen,… Sommigen mikken zelfs op een terugkeer van de nucleaire energie. Andere bedrijven storten zich dan weer op koolstofopvang. Willen we fossiele brandstoffen blijven verbranden, dan kan dat alleen maar als we de koolstofdioxide kunnen opvangen en enkele honderden jaren kunnen vasthouden. Het is van kritiek belang voor deze revolutie in bedrijfsattitude dat al deze verschillende activiteiten op die verschillende fronten tegelijk kunnen plaatsvinden.
Revolutie nummer 2 Een andere milieu-attitude van bedrijven Wat de bedrijfswereld echt heeft veranderd is het besef dat er ook een positieve kant is aan milieuzorg. De voorbije 40 jaar zagen bedrijven milieu voornamelijk als extra verplichtingen, extra wetgeving en administratieve rompslomp, extra kosten, extra te beheren risico’s,… Allemaal belangrijke, maar negatieve aspecten. Men begint echter ook een positieve agenda te ontdekken. Dit heeft de bedrijfswereld pas echt een enorme impuls en energie meegegeven. Men ziet nu de mogelijkheid om een oplossingsleverancier te worden, om nieuwe markten te vinden, naarmate de wereld meer energie-efficiëntie, alternatieve technologie of misschien koolstofopslag eist. Dat is volgens mij de grootste drijvende kracht achter de veranderingen in de bedrijfswereld.
Revolutie nummer 3 Een nieuw milieubeleidsmodel De voorbije veertig jaar was het gevoerde milieubeleid hoofdzakelijk gebaseerd op het
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
nr. 3
■
27
ARGUS
MILIEU EN BEDRIJVEN
principe ‘command and control’. De overheid legt daarbij normen en voorschrifen op en kijkt toe op een strikte naleving. Dat verklaart de jarenlange desinteresse van bedrijven in milieuzorg: als de te gebruiken technologie toch van hogerhand wordt opgelegd aan alle bedrijven (ook aan je concurrenten), waarom zou je dan investeren in verbeteringen? Vandaag zien we echter meer en meer een marktgeoriënteerde aanpak opgang maken: op vervuiling wordt een prijs geplakt waardoor het goedkoper wordt om milieuvriendelijker te handelen. Deze aanpak biedt tal van grote voordelen. Wanneer vervuilen geld kost, wordt milieuzorg getransformeerd van een jaarlijks administratief gegeven tot een strategisch relevant element in de dagdagelijkse bedrijfsvoering. Slaag je erin evenveel te produceren, maar minder te vervuilen dan je concurrent, dan heb je een belangrijk voordeel op de markt. Bedrijven worden zo dus veel meer geprikkeld om creatieve, innovatieve oplossingen te zoeken.
Leren van de Clean Air Act De Clean Air Act uit 1990 had onder meer tot doel de uitstoot van SO2, een van de belangrijkste stoffen die aanleiding geven tot zure regen, te verminderen en kan worden beschouwd als een voorloper van een emissiehandelsysteem. Vernieuwend was de introductie van het zgn. ‘cap and trade’-vergunningensysteem. De regering besliste dat de SO2-emissies tot de helft moesten worden gereduceerd en verleende overeenkomstig uitstootvergunningen aan de krachtcentrales, de belangrijkste emissiebronnen. De krachtcentrales kregen de touwtjes nu zelf in handen. Ze konden op zoek gaan naar een manier om de emissies te beperken tot de toegelaten hoeveelheid om wettelijk in orde te zijn. Als emissiereductie erg goed lukte, hield niets hen tegen om hun emissies nog verder te reduceren en het overschot te verkopen aan andere centrales die er niet in slaagden om hun SO2-uitstoot tot de toegelaten hoeveelheid te verlagen. Zo werd op elk niveau aangespoord om het beter te doen: succesvolle bedrijven stoppen niet noodzakelijk bij het opgelegde doel, maar gaan verder, want dat brengt geld op. De bedrijven die de grootste moeite hebben om hun emissies terug te dringen kunnen zich bovendien relatief goedkoop in regel stellen door emissievergunningen te kopen. Dit stootte op de kritiek dat de grootste vervuilers zich zo konden vrijkopen. Dit klopt, maar ze betalen wel voor de schade die ze veroorzaken. En door dit te doen genereren ze een grote geldstroom naar de leveranciers van oplossingen die steeds blijven verder zoeken 28
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
naar gesofisticeerde methoden voor emissiereductie. Een van de grote vragen bij het ‘loslaten’ van marktmechanismen is uiteraard: hoe zullen deze rechten zich op de markt gedragen? De kostprijs van deze rechten zal immers steeds in verhouding staan tot de hoeveelheid innovatie die teweeg wordt gebracht. Bij het opzetten van het SO2-emissievergunningensysteem werd eerst voorgerekend dat de emissie van een ton SO2 minstens 1500 dollar moest gaan kosten. Mijn team in de EPA (Dan Esty was einde van de jaren ’80 verbonden aan de EPA n.v.d.r.) schatte de prijs eerder op 750 dollar. Toen de Clean Air Act was aangenomen en het systeem in voege trad had de energiesector al gauw door dat hier veel geld bij gemoeid was. Bij het openen van de markt bedroeg de prijs 300 dollar per ton. Na een jaar was de prijs al gezakt tot 100 dollar per ton. De SO2-emissies halveren bleek gemakkelijker gerealiseerd dan wie ook op voorhand kon vermoeden. Overigens bleek de deregulering van het spoorverkeer een cruciale factor, iets wat niemand op voorhand had voorzien. Hierdoor werd het immers veel goedkoper om van nature zwavelarme steenkool uit het Westen van de VS naar het Oosten te vervoeren. Het gebruik van zwavelarme steenkool drong de SO2-emissies gevoelig omlaag.
Samen sterk Een uiterst belangrijke vaststelling is dat in het traditionele beleidsmodel slechts een zeer beperkt aantal experten binnen overheden, onderzoekscentra of privé-organisaties worden ingeschakeld in de zoektocht naar beste beschikbare technologie, beste milieupraktijken, oplossingen voor concrete technische problemen enz. Een marktgeoriënteerde beleidsaanpak mobiliseert echter een veelvoud van mensen en bedrijven. Dat spoort niet alleen de innovatie aan, het vergroot ook gevoelig de kans dat er snel oplossingen uit de bus komen. De bedrijven hebben dan ook veel geld over voor innovatie en doorbraken, als die enorme marktopportuniteiten kunnen opleveren. Ter illustratie: jarenlang vonden de studenten van de milieu-opleiding in Yale hun eerste job vooral bij overheid en milieu-organisaties met een startsalaris van ongeveer 40000 dollar per jaar. Maar met de enorme interesse in alternatieve energie, de gigantische instroom van kapitaal in milieutechnologie en wetenschappen bedraagt het startsalaris voor dergelijke nieuwkomers in de arbeidsmarkt vandaag maar liefst 140000 dollar per jaar. Ze brengen immers reële milieuexpertise mee die in de bedrijfswereld heel veel geld waard is. Het komt onze hele samenleving ten goede als zoveel getalenteerde jonge nr. 3
mensen worden betrokken bij het zoeken naar oplossingen voor de milieu-uitdagingen waar we met zijn allen mee worden geconfronteerd. De hoeveelheid privékapitaal geïnvesteerd in alternatieve energiebronnen, energie-efficiëntie en koolstofopslag neemt indrukwekkend toe. In 2000 werd wereldwijd minder dan 1 miljard USD aan privédurfkapitaal in deze markt geïnvesteerd. In 2005 was dit opgelopen tot 10 miljard USD. In 2006 werd dat 20 miljard en in 2007 zou er naar schatting 30 miljard USD in deze nieuwe markt vloeien. Dit kapitaal financiert honderden, zoniet duizenden grote en kleine startbedrijven en zet heel wat innovatie op gang. We weten nu al dat de meeste van die bedrijven over kop zullen gaan. Dat is nu eenmaal eigen aan innovatie. Maar de enkelen die wel slagen zullen het heel ver schoppen. Zij zullen ervoor zorgen dat de investeerders uiteindelijk waar krijgen voor hun geld.
Enkele andere drijvende krachten De groene omkeer in de bedrijfswereld wordt door nog een aantal andere factoren aangestuurd.
Krachten van de natuur Sommige natuurlijke processen laten zich door niets of niemand stoppen. Daar moeten we mee leren leven. Door de opwarming komt de sneeuwgrens in de Alpen bijvoorbeeld steeds hoger te liggen. Nu al houden de banken er bij hun kredietverleningen rekening mee dat de wintersportgebieden onder de 1500 meter binnenkort eerder wandel- en recreatiegebieden zullen worden die veel minder rendabel zijn. Op dezelfde manier ervaren sommige bedrijven toenemende watertekorten als een rem op verdere expansie. Coca Cola bv. incasseerde recent nog op een aantal plaatsen in India, rake klappen door waterschaarste, tenslotte de belangrijkste grondstof in zijn productieproces. De lokale gemeenschappen vonden dat het beschikbare water in de eerste plaats moest dienen voor de basisbehoeften van de bevolking en pas in tweede orde voor de productie van luxeproducten zoals frisdrank. Andere bedrijven zien deze confrontatie met de natuur dan weer als opportuniteit. Zo gaan Monsanto en BASF samen door biotechnologie droogteresistente gewassen ontwikkelen. Als de landbouw in de wereld meer en meer zal worden geteisterd door droogte ontstaat er voor hen inderdaad een belangrijke groeimarkt.
Globalisering Ook de globalisering is een belangrijke mobiliserende kracht. De globalisering stuurt in
belangrijke mate de industrialisering aan van ontwikkelingslanden, vooral in China en meer en meer ook in India. Positief daarvan is dat hierdoor de welvaart verhoogt en dat daardoor ook meer kan worden geïnvesteerd in milieuinfrastructuur. Anderzijds oefent deze groei ook een gigantische druk uit op het milieu: luchtvervuiling, waterverbruik en -vervuiling, massale emissies van broeikasgassen,… In landen als China en India lag al van oudsher de nadruk op economische groei en armoedebestrijding, eerder dan op milieuthema’s. Toch valt op dat men in bijna alle landen in ontwikkeling meer en meer begint in te zien dat milieuzorg essentieel is in de weg naar industrialisering en economische welvaart. In de ontwikkelingslanden liggen er dan ook veel mogelijkheden voor het grijpen om bijvoorbeeld pollutie control technologie te verkopen. Nu al spelen tal van o.a. Europese bedrijven hierop handig in.
De opmars van de groene stakeholders Nog een belangrijke ontwikkeling is de opkomst van de zogenaamde groene stakeholders. Veel bedrijven hebben al lang door dat ze beter een goede verstandhouding opbouwen met mensen van de overheid, actiegroepen en milieuorganisaties. Maar hun lijstje van milieu-georiënteerde stakeholders is steeds langer geworden. Meer en meer eisen ook omwonenden en zelfs eigen werknemers hun zegje op. Het valt op dat een aantal grote bedrijven die niet echt zo’n grote vervuilers zijn soms toch een zeer uitgesproken milieubeleid voeren onder druk van hun werknemers. Veel werknemers, vooral de hogergeschoolden in belangrijkere functies, willen de waarden waar zij voor staan ook uiten in hun werksituatie. Ze zijn milieubewust en eisen dat ook van hun werkgever. Dat ook de financiële stakeholders, banken en verzekeraars, bedrijven aansporen om rekening te houden met milieuthema’s was in het verleden bijna ondenkbaar. Maar de meest significante nieuwe groene stakeholders voor heel veel bedrijven zijn de klanten. Bedrijven die niet ingaan op de eisen van hun klanten verkopen niets, ze moeten dus wel reageren.
Consequenties voor overheid, bedrijfsleven en NGO’s Overheid Voor de overheid biedt de accentverschuiving van een command-and-controlbeleid naar marktconform beleid nooit eerder geziene kansen om mooie resultaten neer te zetten in het milieubeleid. Maar dan moet men zich wel realiseren dat de overheid een fundamenteel
Winnaars en verliezers in de autowereld Een gemakkelijk voorbeeld van hoe het mis kan gaan is het tragische verhaal van autobouwer Ford. Ex-topman Bill Ford was wel degelijk een milieubewust iemand die in tal van groene bedrijfspanels zetelde en geregeld communiceerde over milieuzorg. Maar spijtig genoeg is hij er nooit in geslaagd om die milieufocus op een strategische manier in zijn bedrijf te integreren. Zijn grootste initiatief was de renovatie van het originele bedrijf in River Rouge, Detroit, waar zijn grootvader was begonnen. De nieuwe fabriek werd gebouwd volgens de meest milieuvriendelijke principes en was toonaangevend wat betreft duurzaam bouwen. Maar Ford vergat dat als autoproducent niet je bedrijfsinfrastructuur de kritische factor is, maar je eindproduct, nl. auto’s. Ford bleef loodzware, weinig energie-efficiënte en vervuilende wagens op de markt brengen. De klanten keren zich daar massaal tegen af. Ze willen nu eenmaal zuinige wagen, zeker nu brandstofprijzen de pan uitspringen. Ze liggen wel degelijk wakker van de vervuiling die hun wagen veroorzaakt. Bijgevolg hangt Ford vandaag tegen bankroet aan in de touwen. Ford is niet de enige die het verkeerd heeft gespeeld. Het recent verkochte Chrysler zou, als het een onafhankelijk bedrijf had geweest, nu bankroet zijn. Ook General Motors doet het al niet veel beter. Al deze grote ondernemingen hebben de kritische cluster van milieu- en energieaandachtspunten over het hoofd gezien die nu zo’n belangrijke factor uitmaken in het autokoopgedrag. Maar niet iedereen in de autoproductie heeft de bal misgeslagen. Toyota rapporteerde recordwinsten in 2006. Het bedrijf doet dat door expliciet in te spelen op de nieuwe energie- en milieuverzuchtingen van de autokopers. Toen de mensen van Toyota in het begin van de jaren 90 met het ontwerp van hun auto voor het nieuwe millennium startten, stond milieu al centraal in hun visie. Het resultaat was niet alleen het hybride model Prius. Het bedrijf heeft ook nog meer dan 10 belangrijke innovaties in de andere modellen van zijn vloot doorgevoerd: superlichte constructies, nieuwe composietmaterialen, efficiënter gebruik van de motor, efficiëntere verwarming en koeling, slimme computergestuurde technologie,… dit alles met een zuiniger brandstofverbruik, minder uitstoot en grotere algemene efficiëntie voor ogen. En de klant blijkt wel degelijk te vallen voor een schone, zuinige wagen die bovendien technologisch gesofisticeerd is.
andere rol krijgt. De overheid moet in haar beleid het kader vastleggen met de te bereiken doelen en met een aantal economische prikkels. De innovatie zelf, het werk op het terrein, laat ze over aan de bedrijfswereld. Dat zal een aanpassing vragen, want gemakkelijk is deze rol voor de overheid niet. Bijvoorbeeld is men er in de VS de voorbije 15 jaar niet in geslaagd om de juiste prikkels te geven om milieu-innovatie aan te sturen en de markt tot meer aandacht voor milieuthema’s te bewegen. Door het verkeerde beleid te voeren hebben we de innovatie bijna bevroren. Slecht beleid levert bovendien slechte antwoorden op. De huidige koers die in de wereld wordt gevolgd om biobrandstoffen te produceren is hiervan een spijtig voorbeeld. Zo is het bijna onbegrijpelijk hoe de V.S. erbij komt om massaal ethanol uit maïs te gaan maken. Niet alleen is het productieproces inefficiënt: er zijn 3 eenheden (fossiele) brandstof nodig om 4 eenheden maïs-gebaseerde brandstof te bekomen. Ook verstoort de grote vraag naar maïs die zo ontstaat de voedselmarkt. De Mexicanen voeren veel maïs in uit de VS en worden zo geconfronteerd met forse prijsverhoging. Maïs is bovendien een belangrijk dierenvoeder waardoor ook in de vleesproductie de prijzen omhoog gaan. Doordat boeren
meer en meer op de maïsteelt overschakelen, wegens de hogere opbrengsten, worden andere gewassen schaarser wat zich dan weer vertaalt in bijvoorbeeld stijgende bierprijzen in het geval van bv. hop of gerst. Willen de VS echt ethanol als toekomstige energiebron, dan zouden ze er beter aan doen de handelsbarrières en taksen weg te nemen die vandaag Braziliaanse ethanol uit suikerriet van de Amerikaanse markt houden. Ethanol uit suiker produceren is veel efficiënter: met 3 eenheden brandstof worden 10 eenheden bioethanol geproduceerd. Het opnieuw beplanten van de Caraïben met suikerriet, zoals de situatie was voor de VS met hun marktrestricties voor suiker op de proppen kwamen, zou niet alleen een belangrijk energievraagstuk helpen oplossen, het zou ook een aantal belangrijke milieuen handelsvraagstukken beantwoorden Ook Europa gaat de verkeerde weg op in het biobrandstoffenverhaal. Uit koolzaadolie biodiesel maken is een al bijna even slechte piste als ethanol produceren uit maïs. Het is op langere termijn al even onduurzaam en kan nooit genoeg op schaal worden gebracht om aan de vraag te voldoen. Misschien nog de minst duurzame piste is die gevolgd in Azië. Daar ligt de focus op palmolie als grondstof voor biodiesel. Want het zijn de
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
nr. 3
■
29
ARGUS
MILIEU EN BEDRIJVEN
tropische regenwouden en laagveengebieden die plaats moeten ruimen voor de palmolieplantages. Hoe sneller we een beleid op poten kunnen zetten dat andere richtingen uitstuurt, hoe beter. Zo bieden de zgn. 2de generatiebiobrandstoffen veel interessantere perspectieven. Hierbij wordt ethanol gemaakt uit cellulose afkomstig uit plantaardig afval. Bepaalde veel voorkomende grassen, bv. prairiegras, zijn hiervoor bijzonder geschikt als grondstof. Door biotechnologie zou men de opbrengst energiegewas per hectare drastisch kunnen opvoeren: bv. door het gras sneller en in een grotere densiteit te doen groeien.
Bedrijven Niet alleen de overheid, ook de bedrijven staan voor een belangrijke uitdaging. Zij moeten beseffen dat milieuthema’s kansen kunnen aanreiken, maar vooral dat het niet gemakkelijk is om hierop met succes in te spelen. De voorbije tien jaar is hierover veel onzin geschreven. Een milieufocus in het bedrijf introduceren brengt steevast grote uitdagingen met zich mee. Men moet strategisch, systematisch en voorzichtig te werk gaan en men moet bovendien rigoureus zijn in zijn analyse.
Een set van richtlijnen In ‘Green to gold’ hebben we geprobeerd om, lerend uit goede voorbeelden, een set van beste praktijken op te stellen. Bedrijven moeten bv. hun ecologische voetafdruk goed kennen, ze moeten hun relevante aandachtspunten vinden en weten welke daarvan kritisch zijn voor het bedrijf en voor de bedrijfstak waartoe ze behoren. Bedrijven moeten ook al hun stakeholders kennen en weten met wie en hoe ze moeten communiceren. Dat betekent onder andere het sluiten van partnerschappen en een open transparante communicatie. In een informatietijdperk met tal van technologische mogelijkheden komt het er bovendien op aan die technologie optimaal te benutten. Een vaststelling hierbij: grote, internationale ondernemingen in een bevoorradingsketen worden doorgaans aansprakelijk gesteld als er iets misgaat. Als Nike schoenen koopt uit China, die gemaakt zijn door kinderen, dan is het Nike die de klappen vangt. Is een auto vervuilend, dan is het de producent die met de vinger wordt gewezen, niet de koper. Daar houden bedrijven best rekening mee. Ondernemingen moeten hun eco-concurrentiele voor- en nadelen kennen. Kostenbeheer en eco-efficiëntie, maar ook risicobeheer komen daarbij kijken. Men mag gerust enthousiast zijn over de kan30
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
sen om in milieuthema’s nieuwe markten en inkomsten te ontdekken, maar wat marketing betreft men moet voor ogen blijven houden dat groen alleen niet verkoopt. Klanten kunnen de milieu-impact van een product misschien heel belangrijk vinden, maar ook bv. de kwaliteit of de prijs moet hen zinnen. Milieu kan wel een beslissend argument zijn wanneer alle andere aspecten van een product vergelijkbaar zijn. Soms ontstaan markten waar klanten met specifieke vragen komen, denk bijvoorbeeld aan de biologische voeding. Door de grote vraag en het beperkte aanbod liggen de prijzen hier hoog. Heel af en toe slagen ondernemingen in ‘waarde’-innovatie, waarbij een product op de markt wordt gebracht waar geen alternatieven voor zijn. Het beste voorbeeld daarvan is wellicht de Toyota Prius. In 2006 in de VS gingen honderdduizenden klanten bij Toyotaverdelers aankloppen voor een Prius. Toen ze hoorden dat er geen beschikbaar meer waren, stapte men niet naar een ander merk over, maar liet men zich op een wachtlijst zetten! Voor een onderneming is dit een droom die in vervulling gaat. Ook in de markt van de hernieuwbare energie zijn waarde-innovaties mogelijk. Wie een manier vindt om goedkoper elektriciteit te produceren dan door steenkool of aardgas te verbranden, walst letterlijk de markt plat. Dan vallen er vele miljarden dollars te verdienen. Twee ontwikkelingen maken een dergelijke waarde-innovatie in de energiesector mogelijk. Enerzijds wordt veel geld geïnvesteerd in alternatieve energie waardoor deze technologie steeds goedkoper wordt. Aan de andere kant neemt de prijs van fossiele brandstoffen alsmaar toe. Het is een kwestie van tijd dat deze twee curves elkaar kruisen. Alleen weet niemand wanneer dit zal gebeuren. Binnen 10 jaar? binnen 200 jaar? Ecodesign en dan vooral duurzaam bouwen is een markt met heel veel toekomstperspectief. Het is niet onwaarschijnlijk dat al binnen 20 jaar nog slechts volgens duurzame principes wordt gebouwd, d.w.z. goed geïsoleerd, energiezuinig, met domotica en slimme sensoren voor verwarming en ventilatie, met nieuwe duurzamere materialen enz. Hier opent zich nu al een gans nieuwe markt. Een aantal elementen komen bij alle bedrijven die succesvol duurzaam ondernemen terug. Zo is een goed leiderschap van cruciaal belang. Ook het gebruik van milieuzorgsystemen en benchmarking, met duidelijke cijfers en kwantificeerbare doelstellingen, zijn essentieel. Heel belangrijk is ook dat milieu vanuit een bedrijfsperspectief als een strategisch imperatief wordt beschouwd. Ondernemingen die hun bestedingen in milieuzorg als sponsoring of liefnr. 3
dadigheid beschouwen, en zo zijn er nog steeds verontrustend veel, slaan de bal totaal mis. Zij zullen er nooit in slagen om milieuzorg effectief in de bedrijfsstrategie in te passen, wat nodig zal blijven om als bedrijf succesvol te zijn.
NGO’s Ook in de wereld van de NGO’s gebeuren merkwaardige dingen. Ze moeten zich tot het uiterste reppen om bij te blijven bij de groene transformaties in het milieubeleid en in het bedrijfsleven. Ook hun rol als protest-organisatie en publieke aanklager verandert. De NGO’s gaan meer en meer allianties aan met de bedrijfswereld en overheid. Ze worden a.h.w. ‘coaches’ voor de bedrijven die hen blijven motiveren om achter technologische ontwikkelingen aan te blijven gaan en het steeds beter te willen doen. Het is bijvoorbeeld opmerkelijk dat organisaties als Greenpeace en Coca Cola die nog niet zo heel lang geleden lijnrecht tegenover elkaar stonden, vandaag de handen in elkaar slaan om samen om CFK-vrije koelkast te ontwikkelen. Dat de milieu-organisaties en de bedrijfswereld zich steeds meer op een opbouwende manier achter gemeenschappelijke milieudoelen scharen is een bijzonder positieve ontwikkeling.
Besluit Drie revoluties veranderen wel degelijk onze wereld. In de eerste plaats staat het vast dat de toekomst van onze energievoorziening er binnen enkele tientallen jaren totaal anders zal uitzien. Het is fascinerend om deze transformatie aan het werk te zien, ook al is het vandaag nog verre van duidelijk welke alternatieve energiebron het uiteindelijk zal halen. De tweede revolutie, eigenlijk meer een evolutie, is de transformatie van onze milieubeleidsmodellen. De command-en-control mechanismen uit het verleden ruimen plaats voor een beleid dat marktmechanismen inschakelt. Al in 1918 leerde de econoom Arthur Pigou ons dat de beste manier om met vervuiling om te gaan was er een prijs op te plakken. Hij sloeg de nagel op de kop, maar het heeft ons flink wat tijd gekost om dat eindelijk te beseffen. De derde revolutie, de attitudeverandering in de bedrijfswereld, heeft zich in een sneltreintempo voltrokken en ontketent een nooit eerder geziene dynamiek. In dit tijdperk van veranderingen zullen er winnaars, maar ook veel verliezers op de voorgrond treden. Garanties zijn er niet, maar wie in deze veranderingen durft mee te stappen en er mee deel van gaat uitmaken heeft de meeste kansen op succes. Wie er bovendien in slaagt om deze veranderingen naar zijn hand te zetten, neemt meteen een uiterst lucratieve leiderspositie in.