MUZISCHE VORMING
Muziek ... meer (dan) plezier! Hans van Eerden
Je Z;"9t I,edje~ "a . Da" Z;"9 je je pop i" 51aap e" da" ku" je alle woorde" d,e je zelf wilt gebru,ke" Voor de pop z;"ge", dat ;~ veel mooier (Ha""ah,
5 jaar)
Muziek en beweging horen bij het kind. Ze vormen dé manier waarop het leert en communiceert. Muzische vorming is daarom een fantastisch expressiemiddel, waarin vele soorten communicatie aan bod komen: via klank, vorm en expressie. Binnen het vakgebied muzische vorming zijn muziek en beweging twee kerndelen (muzische vorming omvat muziek, dans en drama). Het is een vakgebied dat zich goed leent voor differentiatie, omdat voor elk kind een opdracht op eigen ontwikkelingsniveau kan worden aangeboden. Kinderen leren de eigen verschillende communicatiemogelijkheden te gebruiken en die van anderen te verstaan. Het kind kan zich binnen de muzische vorming ontwikkelen op verschillende gebieden. • Sociaal: door samen te werken. • Emotioneel: door gevoelens uit te spelen in rollenspel. • Motorisch: door te dansen of op een muziekinstrument te spelen. • Spraak en ademhaling: door zingen. • Cognitief: door het ontwikkelen van een voorstelling van klank, muzikaal geheugen. • Zintuiglijk: door het gehoor aan te scherpen en door het fysieke gevoel te ontwikkelen. • Creatief: door de uitdaging om met oplossingen te komen. Deze gebieden omvatten verschillende competenties waarin een kind 'kennis', 'vaardigheid' en 'wil tot' ontwikkelt. Het zijn competenties om goed te functioneren in de eigen leefwereld en later in de maatschappij. Het is van belang dat de leidster in de peuterspeelzaal en de leerkracht in de
326
juni 2004
basisschool deze competenties onderkennen en weten te sturen in een doorgaande ontwikkelingsleerlijn. De vanzelfsprekendheid van een kind om vanuit muziek en beweging op ontdekking te gaan, is het ideale uitgangspunt om het in de verdere ontwikkeling te stimuleren. Geef het kind de ruimte om te experimenteren net zo lang tot het resultaten bereikt die overeenkomen met zijn of haar klank- of beeldvoorstelling. Belangrijk hierbij is een goed pedagogisch klimaat, waarin geborgenheid, plezier en ontspanning een basis leggen voor ontwikkeling. In de volgende praktijkschetsen staat de drieslag ontluikend, beginnend en gevorderd centraal.
Ontluikend (2-4 jaar) Juf Lindy heeft haar twaalf driejarige peuters aan de grote ronde tafel gezet en vraagt: • Wie is er wel eens naar de dokter geweest?' Mirthe roept dat ze wel eens een prik gehad heeft van de dokter. • Vandaag ga ik jullie een verhaal vertellen over een dokter. Kijk, dit is de dokter.' Lindy laat een poppenkastpop zien. • En dit is een meisje dat naar de dokter moet want ze heeft een zere buik.' Ze laat een andere poppenkastpop zien. Met de poppen beeldt zij het verhaal uit. Als ze klaar is, zingt ze het liedje' Mag ik even voelen?' (Uit: Eigen-wijs, Haverkort, 2002) Oe gebaren uit het liedje doet Lindy voor, de kinderen doen mee. Het lied wordt wel acht keer gezongen en steeds meer kinderen beginnen mee te
",."",
... ~
zingen. Naderhand praat ze met de peuters over de tekst. Zij laat een plaat zien van een dokterskamer en vraagt of er op de plaat ook dingen te zien zijn die geluid maken. Oe verschillende voorwerpen worden benoemd en de kinderen mogen het geluid op een instrument nabootsen. Daarna maakt Lindy er een toneelspel van. Rubin wordt de dokter en Mirthe het meisje dat naar de dokter gaat, beide kinderen hebben zich verkleed. Het spel begint: Mirthe loopt over straat naar de dokter en hoort onderweg allerlei geluiden van het verkeer. Een toeterende auto (de kinderen hebben van Lindy allemaal een instrument gekregen en maken het geluid), een grote vrachtwagen die komt aanrijden (de kinderen maken ook dat geluid), de klok van de kerk slaat. • Welk instrument kan het geluid maken dat het meest lijkt op een kerkklok?' vraagt Lindy. Als het toneelspel is afgelopen, wordt het lied nog eens gezongen. • Ik wil jullie nog wat vragen,' zegt juf Lindy. • Moeten dieren ook wel eens naar de dokter?' Al snel komt het verhaal van de zieke hond en de zieke poes naar boven . • Weet je wat we doen? We gaan het liedje zingen als een hond.' Het lied • Mag ik even voelen' wordt op • woef' gezongen. Wat gebeurt hier allemaal? Uiteraard wordt er veel gezongen! Zingen is heel belangrijk voor kinderen, want door te zingen wordt het stemapparaat getraind. Veel peuters kunnen de 'moeilijke'letters nog niet goed uitspreken. Door veel en goed te zingen wordt de articulatie getraind. Ook de plaatsing van klinkers en het gebruik maken van resonansruimte (het lichaam als klankkast) wordt door
zingen geleerd. Ook de stembanden worden getraind door zingen. Daarnaast wordt het taalgevoel als frasering door het kinderlied ontwikkeld . Bij het napraten over de tekst aan de hand van de vertelplaat is er ruimte voor het experimenteren met instrumenten. De eigen ervaringen van de peuters worden hier gebruikt. De kinderen proberen elk met een instrument het geluid van een voorwerp te maken. Het toneelspel is meer een soort hoorspel, waarin gebeurtenissen worden verklankt. Hierbij leren de peuters niet alleen allerlei geluiden kennen; ook klankeigenschappen als klankkleur (een vrachtwagen klinkt anders dan een fiets) en klanksterkte (het aankomen rijden van een auto) komen aan bod. Tot slot breidt Lindy het spel uit door de kinderen dierengeluiden te laten imiteren: dit is goed voor de articulatie en activeert de resonansruimte. In de bovenstaande situatie is het vak muzische vorming op verschillende manieren naar voren gekomen. A Het vak als doel: in spel (drama), in beweging (dans), in musiceren (zingen en spelen). Het muzikaal voorstellingsvermogen wordt ontwikkeld door het liedje te onthouden en door het 'vertalen' van klanken naar een instrument. B Het vak als middel: uitbreiding van woordenschat (taal), grove motoriek
(bewegen), fijne motoriek (het stemapparaat wordt door het zingen en imiteren van de diergeluiden getraind), zintuigen (luisteren naar elkaar, aan elkaar voelen) .
Beginnend (4-6 jaar) Groep 1-2 van meester Wietse heeft een lied over de koe geleerd en een bezoek gebracht aan de boerderij. Daar hebben de kinderen koeien kunnen zien en mogen aanraken. Vandaag komen de verhalen over het boerderijbezoek terug. Wietse laat een afbeelding zien van een koe. Hij vraagt aan Evelien of zij het geluid van de koe kan nadoen. , Boehhh,' doet Evelien. 'Heel goed,' zegt meester Wietse en hij legt vier instrumenten op tafel: een triangel, een handtrom, een woodblock en een schellenraam. ' Wie kan dat koeiengeluid op één van deze instrumenten spelen?' Bram loopt naar de handtrom en speelt daar zijn interpretatie van het geluid van een koe op. ' Mooi gespeeld. Kun jij dat koeiengeluid ook op het bord tekenen?' Meester Wietse hangt de afbeelding van de koe op het bord. Bram maakt onder de afbeelding een dikke vlek met een sliert eraan. Ook andere kinderen krijgen de beurt om hun versie van het koegeluid te tekenen. Wietse haalt de afbeelding van een kanarie tevoorschijn, bespreekt het geluid van dit beestje, laat kinderen het geluid imiteren en vraagt welk instrument daar het beste bij past. Evelien kiest de triangel om het geluid van de kanarie te spelen. Onder de afbeelding mag zij het geluid tekenen. Vervolgens laat Wietse een werkblad zien. Hij legt uit dat nu de beestengeluiden worden getekend. Als die geluiden zijn getekend wordt het muziekstuk met instrumenten gespeeld in de muziekhoek. Aan het einde van de ochtend mogen de kinderen hun muziekstuk laten zien en natuurlijk laten horen. De muziekstukken worden besproken waarbij Wietse klankeigenschappen als hard-zacht, lichtzwaar naar voren laat komen. Daarna wordt het lied van de koe gezongen en wordt een dans erbij aangeleerd. Wat heeft Wietse nu gedaan? De didactiek van het aanbieden van instrumenten is een vast patroon, ook wel
D""'''''' ~
bekend als de drie b's: het instrument laten zien (bekijken) terwijl de naam wordt genoemd (benoemen) en het instrument bespelen (bespelen). Wietse legt dan vier muziekinstrumenten op tafel. Het muzikaal geheugen van de kinderen wordt nu geoefend, doordat de kinderen in gedachten het koeiengeluid naar één van de instrumenten moeten transformeren. Het weergeven van een geluid door Bram in een tekening doet een beroep op zijn creativiteit. Een akoestisch gegeven moet worden getransformeerd naar een visueel gegeven. Kleuters zullen de klankeigenschappen (hard-zacht, langkort, hoog-laag, dof-scherp) voor zichzelf in beeld brengen. Creatieve ontwikkeling en ontluikende geletterdheid worden hierdoor gestimuleerd. Net als bij de peuters komt ook bij de kleuters hier het vakgebied als doel en middel naar voren. Wietse heeft een belangrijke plaats ingeruimd voor het domein Muziek vastleggen. Zijn bedoeling is dat de kinderen muziek leren noteren. Bij het vastleggen worden ook de lees- en schrijfrichting geoefend en de woordenschat wordt uitgebreid.
Gevorderd (6-8 jaar) De komst van een circus in de stad is voor juf Marijn een mooi onderwerp voor muzische vorming in haar groep 3-4. In het kringgesprek wordt het onderwerp circus door Kemal in gebracht en door erover te praten, komt de groep er al gauw achter dat een circus altijd met een grote optocht begint en eindigt. Marijn heeft een cd met circusmuziek (de finale van' Le carnaval des animaux' van SaintSaëns) meegebracht. In het speellokaal gaat de groep een optocht maken. Eerst de ene helft van de groep, terwijl de andere helft kijkt wat voor artiesten in de optocht meelopen (en natuurlijk wordt er in de maat gelopen). Als de muziek is afgelopen vraagt Juf Marijn aan het publiek of ze opvallende dingen hebben gezien (kijkersvraag). Daarna worden de rollen omgedraaid. Dan selecteert Marijn drie groepen artiesten/dieren. Marijn vraagt de kinderen goed te luisteren naar de muziek en vervolgens gezamenlijk te bepalen in
juni 2004
32 7
welke volgorde de verschillende groepen zich het best kunnen presenteren. , Misschien hoor je in de muziek wel dat sommige melodieën terugkomen, worden herhaald,' geeft ze als' luisterwijzer' mee. Terwijl de muziek klinkt zegt Marijn wat er gebeurt.
~
Dit wordt herhaald zodat alle kinderen het goed in de maat meedoen. Eén van de kinderen mag de volgorde van de kaarten veranderen. Oe hele groep spreekt het nieuwe ritmestuk uit. Als iedereen het onder de knie heeft, vraagt Marijn niet alleen de woorden uit te spreken maar ook mee te klappen. Wanneer iedereen dat beheerst, wordt de uitspraak weggelaten zodat alleen het ritme overblijft. Marijn maakt het nog moeilijker door de woorden op de kaarten weg te halen, zodat alleen de grafische notatie overblijft. Ook dit ritmestuk wordt uitgevoerd. Dan krijgen de ritmekaarten een andere volgorde. Oe kinderen worden uitgedaagd om het ritmestuk uit te voeren. Eén kind krijgt de beurt, de anderen luisteren en gaan na of het beluisterde
j
)
)
j
)
)
den,
0-
Ii·
fant,
cir~
cus ~
~~
Terug in de klas leert Marijn de kinderen een circus lied aan. Vervolgens hangt ze op het bord vier kaarten met woorden erop. Samen met de groep spreekt ze ritmisch (2/4-maat) de woorden' paarden-olifant-circuswagen-clown' uit.
J
clown.
--~
--
olifant
ritmestuk overeenkomt met het genoteerde ritmestuk. Om het nog meer een' echt muziekstuk' te laten worden, deelt Marijn instrumenten uit. Eén van de kinderen hangt de kaarten in een bepaalde volgorde. Oe hele groep speelt het ritmestuk. juf Marijn vraagt of het muziekstuk niet lan ger gemaakt kan worden zonder nieuwe kaarten. Oe kinderen komen op het idee dat het muziekstuk herhaald kan worden, steeds door andere instrumenten (variatie). Bijvoorbeeld: de eerste keer wordt het door metalen instrumenten gespeeld, dan door houten, enzovoort. Zo wordt een heel muziekstuk gecomponeerd. Daarna gaan de kinderen in groepjes zelf aan de slag om een muziekstuk te maken en in te studeren. Later worden de muziekstukjes uitgevoerd, beluisterd en besproken.
Bedoeling voor het domein Muziek vastleggen
Lindy
Verhaal voorbereiden voor spelen en uitbeelden
Activiteiten omzetten in klanken
Wietse
Dierpictogrammen bij elkaar zoeken
De klank die bij een symbool hoort noteren
Marijn
Vier woorden van een grafische notatie voorzien
Hanteren van grafische notatie en muziekstuk componeren (vorm)
Planning
Activiteit
Bedoeling voor het domein Muziek maken
Lindy
Verhaal voorbereiden dat kan worden verklankt
Activiteiten omzetten in klanken
Wietse
Dierpictogrammen bij elkaar zoeken
Een symboolnotatie uit· voeren
Marijn
Vier woorden van een grafische notatie voorzien
Een grafische notatie uitvoeren
SC HE MA 1
juni 2004
gen,
circuswagen
Activiteit
328
)
____ wa-
paarden
Planning
SCHEMA 2
)
j Paar-
11
clown
Wat hebben de kinderen nu geleerd? In de optocht leren de kinderen zich te presenteren en goed naar elkaar te kijken. In de nabespreking leren ze te ver· woorden wat ze hebben gezien. Ondertussen hebben ze het muziekstuk van Saint-Saëns passief al een aantal keren gehoord en brengt Marijn nu een gerichte luisteropdracht in ('Welke melodieën worden herhaald?'). Als de volgorde is bepaald, wordt de optocht geoefend, eerst zonder muziek en dan met. Bij het ontwikkelen van de klankvoorstelling is herhaling belangrijk. Hier wordt dat met ritmekaarten geoefend, geautomatiseerd; eerst nog ondersteund door steunteksten later zonder. Bij de ritmekaarten wordt in het muzikaal geheugen de klankvoorstelling getransformeerd naar een afbeelding. In de beschreven activiteiten rond het maken van een 'muziekstuk', komt een nieuw aspect naar voren : vorm . Vorm manifesteert zich niet alleen in het bewegen op muziek (dans), maar ook het ritmestuk krijgt een vorm. Er wordt herhaald, maar toch klinkt het steeds anders omdat de bezetting van instrumenten (klankkleur) varieert.
Leerlijnen
..
"' ."'" , ~
Door de drie praktijksituaties heen, van ontluikend via beginnend naar gevorderd, zijn vijf leerlijnen zichtbaar. Muziek vastleggen (schema 1) De leerlijn van muziek maken en muziek vastleggen loopt van concreet naar abstract. In de voorbeelden wordt bij de
1
peuters muziek gemaakt vanuit een concrete situatie (het bezoek aan de dokter) . In groep 1-2 kan al worden gewerkt met een symboolnotatie (op de afbeeldingen staan de koe en een kanariepiet; de klankeigenschappen zwaar- licht, klankkleur) . In groep 3-4 wordt begonnen met grafische notatie (in het circuslied wordt gewerkt vanuit de klankeigenschap kortlang). 2 Muziek maken (schema 2)
Er wordt op twee manieren muziek gemaakt: vocaal en instrumentaal. De leerlijn loopt van 'het lied ervaren dat door een ander wordt gezongen' naar zelfstandig een lied kunnen zingen. Tekstinhouden mogen aansluiten bij de leefwereld maar ook onzinteksten kun nen goed worden gebruikt. Het is het beste als de omvang van het lied (van de laagste tot de hoogste toon) niet groter is dan één octaaf (acht tonen). De taak van de peuterleidster en de leerkracht is om het lied op de juiste toonhoogte met expressie (en bewegingen) aan te leren. De leerlijn binnen het instrumentaal muziek maken, loopt van concreet, via symbool naar grafisch (abstract). Bij de peuters werkt juf Lindy met alledaagse geluiden. De kinderen spelen de geluiden op de instrumenten na. De kinderen bij meester Wietse spelen vanuit een symbool (koe of kanarie). De kinderen bij Marijn spelen vanuit een grafische notatie. 3 Bewegen op muziek (schema 3) Deze leerlijn loopt van dichtbij (ikzelf) naar veraf (de ander, de omgeving). Bij peuters is beweging nog sterk op zichzelf gericht en doen alle kinderen min of meer hetzelfde (imitatie). Bewegingen hebben betekenis: wat je zingt doe je.
Er zijn heel veel
verS'chillende liedjeS' en ik vind niet alle woorden leuk. Het hoeft niet altijd vrolijk te zijn) ik vind droevi9 ook mooi en romantiS'ch (Sarah)
8 jaar)
Planning
Activiteit
Bedoeling voor het domein Bewegen op muziek
Lindy
Lied en bewegingen instuderen
Het lied zingen en bewegen
Wietse
Lied instuderen en bewegingsspel uitdenken
Het lied zingen en tegelijkertijd het bewegingsspel uitvoeren
Marijn
Muziek uitzoeken voor het bewegingsspel
Het volgen van de muziek en op het juiste moment handelingen uitvoeren SCH EMA
3
Planning
Activiteit
Bedoelingvoor het domein Drama
Lindy
Zorgen voor verkleedkle ren en poppenkastpoppen
Naspelen van het verhaal
Wietse
Bedenken van een hoekenactiviteit aansluitend bij de koe
Vanuit het onderwerp boerderij tot spel komen
Marijn
Bedenken van de juiste kijkersvraag
Bedenken , uitvoeren, bekijken en bespreken van circusactiviteiten SCHEMA
4
Planning
Activiteit
Bedoeling voor het domein Muziek beluisteren
Lindy
Plaat van een dokterskamer opzoeken
Luisteren naar eigen muziek
Wietse
Selecteren van de juiste instrumenten
Associatief luisteren
Marijn
Muziekstuk selecteren
Technisch analytisch luisteren (vormprincipes) SCHEMA
Bij kleuters in groep 1-2 zijn er verschillende rollen en richtingen (bij het lied van de koe draait de kring de ene kant op, de wandelaar de andere kant, terwijl de koe geen vaste richting heeft) die tegelijkertijd gebeuren. Dat doet al een beroep op de concentratie. In groep 3-4 is er geen tekst meer die de bewegingen ondersteunt. Vanuit de muziek wordt er bewogen . Er wordt een groter beroep gedaan op de concentratie, omdat er veel verschillende rollen zijn en er een vaste volgorde (vorm) gevolgd moet worden . 4 Drama (schema 4) Deze leerlijn volgt hetzelfde patroon 'van dichtbij naar veraf'. Bij de peuters is dat de eigen ervaring met een doktersbezoek. In groep 1- 2 gaan de kinderen vanuit het onderwerp 'koe' naar de wereld die bij een koe hoort, de boerderij. Er wordt van de kinderen inleving verwacht. In groep 3-4 bedenken de kinderen zelf elementen van het circus, verbeelden, bekijken en bespreken die.
5
5 Muziek beluisteren (schema 5) Deze leerlijn bestaat voor peuters vooral uit het luisteren naar contrasten van verschillende klankeigenschappen (hardzacht, snel-langzaam, klankkleur). In groep 1-2 worden de contrasten meer genuanceerd. Verschillende klankeigenschappen worden onderscheiden. In groep 3-4 wordt ook naar vorm in muziek geluisterd (herhaling, contrast en variatie).
Besluit Muzische vorming biedt het jonge kind mogelijkheden om te experimenteren met muziek in de brede zin van het woord . Het kind zal gemotiveerd aan de slag gaan en al doende oorzaak en gevolg van activiteiten van allerlei aard (zowel muzisch als fysiek, emotioneel, taalkundig of rekenkundig) leren kennen. Voorwaarde is wel dat de leerlijnen in betekenisvolle activiteiten worden omgezet, zodat het kind geen onsamenhangende kennis krijgt aangeboden .
juni 2004
32 9
Als 's avonds thu is aan het kind wordt gevraagd hoe het op school was, za l het kind zeggen : 'We hebben hele leuke dinge n gedaan, maar ik weet niet of ik wat heb geleerd!' Dat het leu k was zullen juf Li ndy, meester Wietse en juf Marijn beamen en ... gelukkig weten zij precies wat de kinderen hebben geleerd! Hans van Eerden is muziekpedagoog.
Literatuur Doekes, L, T. van der Does (2004),
Het begrip musische vorming kwam in de vorige eeuw voor als een soms wat ludieke, agogische en mensgerichte wijze van werken rondom de prachtige klanken van in elkaar gefrommeld papier dat vervolgens met tedere gebaren uit elkaar werd gescheurd. Diepe concentratie, een bevrijding als het laatste stukje papier op de grond lag. Een les voorbereiden dat h09rde niet: instant-creativiteit die ontstond op het moment zelf Het vak muziek ging er bijna aan ten gronde.
Muziek en dans. Activiteiten voor
In het artikel van Hans van Eerden is gelukkig
peuters. SLO, Enschede. Haverkort, F., R. van der Lei, L. Noordan (2002), Eigen -wijs; liedbundel voor het basisonderwijs. SMV, Born .
geen sprake van deze vorm van musisch , mensgericht werken. De auteur laat zien hoe hij kinderen leert en laat leren op de verschillende gebieden van het vak muziek.
Heijdanus, L, T. van der Jagt (2004) , Drama in de hoofdrol. Coutinho, Bussum . Lei, R., van der, F. Haverkort, L. Noordam (2004), Muziek Meester! deel 1 en 2. Handboek voor muziekonderwijs op de basisschool. ThiemeMeulenhoff, Utrecht. Speth, M. (1999), Dansspetters. 'n Reden om te bewegen. Hogeschool Maastricht, Maastricht.
De leerlijnen op deze verschillende gebieden zijn herkenbaar: a. als ontwikkelingslijnen van kinderen, b. als onderwijslijnen van de leerkracht en c. als leerstoflijnen van het vak muziek. Als je de leerlijnen als ontwikkelingslijnen ziet (a) , dan wordt duidelijk dat kleuters zich bezig houden met totale, complexe situaties. De leerkracht reikt eenvoudige liedjes, spelleges en musiceeractiviteiten aan. Kinderen denken (fantasie) dat ze zich bezighouden met de totale activiteit: ze zijn artiesten, dieren, enzovoort. De leerkracht weet wat het kind op die leeftijd muzikaal kan. Als je de leerlijnen meer als onderwijslijnen (b) bekijkt, dan komt veel meer de nadruk te liggen op het didactische handelen van die leerkracht: wat biedt hij aan om de kinderen vooruit te helpen in hun ontwikkeling? Tenslotte zijn de leerlijnen voor muziek ook op te vatten als ordeningskader voor de leerstof (c) : bijvoorbeeld de leerlijn van symboolnotatie (een tekening van een koe) loopt uit naar de grafische notatie van het geluid van die koe. Draai de volgorde niet om: kleuters begrijpen het niet en kinderen van groep 4 leren er niets
juni 2004
op de muziek. Een hogere concentratie is mogelijk bij oudere kinderen. Deze bewegen ook vaste vormen. Deze opvattingen zijn waar en tegelijk ook niet waar: kleuters bewegen ook wel op muziek alleen en oudere kinderen bewegen naar aanleiding van de tekst op speelliederen. Ik denk dat de verschillen in de muziek bij kleuters groter zijn: zij reageren op bijvoorbeeld de tegenstelling muziek - geen muziek. De bewegingsopdrachten bij oudere kinderen zijn complexer. Kleuters hebben altijd de context nodig (we zijn olifanten in het bos); ouderen kinderen kunnen ook zonder die context. Uit het artikel wordt duidelijk dat het aanbieden van ofhet werken vanuit betekenisvolle contexten essentieel is voor het opdoen van leerervaringen van met name jonge kinderen. Contexten voorkomen onsamenhangende kennis. Ik zou het nog sterker willen formuleren: zeker bij peuters en kleuters weten we allernaal dat zij niet eens tot 'kennis' komen als de leerstof niet in een context staat. Vanuit die brede context ervaart het kind muziek, leert het om muziek te herkennen en te benoemen (en dat is dus ook een leerlijn .. .). Die brede context geeft ook impulsen aan nietmuzikale ervaringen en ontdekkingen. Beeldende vorming, dans, drama maar ook taalactiviteiten zijn voortdurend verbonden met deze leerervaringen. De tegenstelling 'muziek als middel' en 'muziek als doel' is in een derge-
meer van. Bij zingen, bij luisteren en bij bewegen weet een leerkracht maar al te goed dat 'kinderachtige werkvormen' en te moeilijke
lijk pedagogisch klimaat niet functioneel. De brede ontwikkeling van het kind staat centraal!
activiteiten het gevolg zijn van te weinig inzicht in leerlijnen.
Rinze van der Lei is muziekdocent aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle. (Leestip: lees hoofdstuk 6 'Leerlijnen' uit Muziek Meester! deel 2.)
Hans van Eerden beschrijft de leerlijnen als ordeningskader voor de leerstof: van concreet naar abstract. Dit gaat op voor het vasdeggen van muziek maar ook voor het spelen van die muziek. Bij 'zingen' loopt die leerlijn van het ervaren van liederen die door anderen worden
33°
gezongen, naar zelfstandig zingen. Zelf denk ik dat er wel meer van dit soort lijnen zijn aan te geven: van korte, eenvoudige liedjes naar langere, moeilijker liederen, van liedjes met kleine sprongen in de melodie naar grotere intervallen. Ook ritmisch kunnen oudere kinderen meer aan. De leerlijn voor 'bewegen op muziek' gaat van imitatie en bewegen op de tekst naar bewegen
o,.,",,,m ~