muze
nr 7
Driemaandelijks Juli – Augustus – September 2008
het medisch magazine van het UZ Brussel Kantoor van Afgifte: Brussel X - Erkenningsnummer P2 06218
Kinderoncologie een vak apart
P.3
P. p.3
Kinderoncologie, een vak apart
p.4
Wereldprimeur in stamcelonderzoek geeft 25-jarig bestaan fertiliteitskliniek een extra feetselijke toets
p.5
Centrum voor reproductieve geneeskunde bekroond met FRIGGA Prijs
p.6
Behandeling van carotisstentose
p.7
Waarom handrevalidatie?
p.8
De wondkliniek, een nieuwe ontwikkeling in het UZ Brussel
p.11
De dienst fysische geneeskunde-revalidatie
p.13
De dienst geriatrie
p.15
Rol en missie in het onderwijs
p.17
Hartheelkunde in het nieuw centrum voor hart- en vaatziekten
p.18
Het Heart Rhythm Management Center behandelt hartritmestoornissen met robot
p.19
Project Educadia helpt kinderen om diabetes beter te begrijpen
p.20
De combinatie van klinische activiteit en onderzoek: een uitdaging…
p.22
Nieuw parkingconcept UZ Brussel
p.23
Inforeeks UPV
Etiquette-Based Medicine* De laatste jaren worden ziekenhuizen en artsen bedolven onder een stortvloed van vragen, opdrachten en richtlijnen omtrent accreditering, certificatie, performantie, corporate governance , netwerking, guidelines, financiering, benchmarking, verantwoording, evidence-based medicine en andere ongetwijfeld noodzakelijke aspecten van de moderne medische bedrijfsvoering. Tegelijk is er in ons ziekenhuis een medische generatiewissel aan de gang, waarbij eminente artsen en professoren met pensioen gaan. Zij waren mijn leermeesters. Van velen heb ik de medische ‘stiel’ destijds geleerd. Ambachtslui. Zelden heb ik hen horen spreken over de hierboven aangehaalde ‘management’-termen. Misschien is een moment van reflectie dan ook aangewezen: waarom doen wij, zorgverstrekkers, eigenlijk onze job? Ik denk: omdat we het graag doen. Zorg verstrekken aan een zorgbehoevende, op een warme en humane wijze, is mooi en goed. In de harde, competitieve ziekenhuisomgeving van vandaag is dit niet meer zo evident. Een recent editoriaal in het New England Journal of Medicine wijst op het enorme belang van die ‘kleine’, menselijke aspecten in de relatie tot de patiënt. Elementaire beleefdheid, bijvoorbeeld. Toelating vragen aan de patiënt om de kamer binnen te komen. Jezelf voorstellen. Een hand geven. Neerzitten bij de patiënt. Even tijd nemen. Glimlachen. Je rol en functie uitleggen: wie ben je en wat ga je doen?. Vraag eenvoudig ‘hoe het gaat’ met de patiënt en hoe het verblijf in het ziekenhuis tot nog toe is verlopen. Vertel wat er zal gebeuren. De auteur noemt dit ‘etiquette-based medicine’. Ik herinner me dat velen van mijn leermeesters erg beleefd waren ten opzichte van de patiënt, en ‘tijd namen’. Dit is misschien één van de moeilijkste opdrachten van de moderne ziekenhuisarts. Proberen te voldoen aan de moderne eisen van management-gestuurde medisch-technologische bedrijfsvoering enerzijds en niet uit het oog verliezen dat je in feite te maken hebt met een zieke, angstige en hulpbehoevende medemens. Invoeren van moderne ‘high-tech’ geneeskunde, zoals u in deze mUZe weer kan lezen, maar ook beseffen dat dit voor een patiënt wel eens erg indrukwekkend en beangstigend kan zijn. Zoals voor zovele dingen in het leven, is het vinden van evenwicht de ware Kunst. Prof. Marc Noppen Gedelegeerd bestuurder UZ Brussel * M.W. Kahn. Etiquette-based Medicine. New Engl J Med 2008;358: 1988-9
3
muze
Kinderoncologie een vak apart
Door: dr. Jutte Van der Werff Ten Bosch - dienst pediatrie
Kanker bij kinderen is zeldzaam. Per jaar worden in België een paar honderd nieuwe patiënten gediagnosticeerd. Omdat het een relatief zeldzame aandoening is, wordt de behandeling enkel uitgevoerd in één van de acht kinderoncologische centra in België, waaronder het UZ Brussel.
Kinderoncologie is inderdaad een vak apart. In vergelijking met de volwassen oncologie valt vooral op dat relatief veel kinderen met deze aandoening genezen, globaal genomen ongeveer 70%. Dit komt enerzijds doordat kinderen chemotherapie beter verdragen dan volwassenen, waardoor er in verhouding veel meer medicatie gegeven kan worden. Anderzijds hebben kinderen meestal andere kankers dan volwassenen: daar waar de laatste groep vooral carcinomen heeft, hebben kinderen vooral blastaire tumoren. Dit zijn kankers ontstaan uit immature voorlopercellen, ook wel blasten genoemd. Voorbeelden van kankers die specifiek bij kinderen voorkomen en niet bij volwassenen zijn de zogenaamde wilms tumor of nefroblastoom en neuroblastoom. Acute lymfoblastische leukemie (ALL) is echter de meest voorkomende kanker bij kinderen. En deze ziekte is ook een mooi voorbeeld van hoe de behandeling van pediatrische tumoren door de jaren heen een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. In de jaren ‘50 was deze ziekte nauwelijks te genezen; slechts 10% van de kinderen met ALL overleefde. Tegenwoordig is de overlevingskans opgetrokken naar bijna 90%. Dit is niet zozeer het resultaat van betere geneesmiddelen, want de meeste medicaties die bij de behandeling van ALL gebruikt worden, bestonden in die tijd ook al. Het is vooral het resultaat van goed uitgevoerde klinische trials en steeds verder voortschrijdend inzicht in het ontstaansmechanisme van deze ziektes door wetenschappelijk onderzoek. Met zulke goede resultaten wordt het steeds belangrijker om de toxiciteit van de behandeling zoveel mogelijk in te perken. Behalve de kaalheid zijn misselijkheid en braken, transfusienood en het voorkomen van levensbedreigende infecties de meest voorkomende problemen bij onze groep patiënten. Ook op lange termijn kan de gegeven chemotherapie leiden tot onherstelbare orgaanschade en problemen zoals nier- of hartfalen en infertiliteit. Omdat de gemiddelde levensduur na de behandeling voor kinderen beduidend
langer is dan die van volwassenen, is dit een aspect waar in de kindergeneeskunde veel aandacht aan wordt besteed. Het streven is om een therapie te vinden die zoveel mogelijk kinderen geneest met zo min mogelijk neveneffecten.
Evolutie in de behandeling Met het oog hierop is in de afgelopen 20 jaar een belangrijke ontwikkeling ontstaan binnen de kinderoncologie, waarin gepoogd wordt de respons op de gegeven behandeling in een zo vroeg mogelijk stadium te evalueren en op grond daarvan de behandeling aan te passen. Ook hier is ALL weer een goed voorbeeld. De behandeling van deze vorm van leukemie duurt 2 jaar. Na de eerste maand behandeling, de inductietherapie, worden in het beenmerg via microscopisch onderzoek meestal geen leukemische cellen meer teruggevonden, terwijl een deel van deze kinderen toch
Waren aanwezig voor de foto vlnr: Martine Wouters (vpk.), dr. Jutte Van der Werff Ten Bosch, Marleen Bakkus (moleculair biologe), Wendy Standaert (sociaal vpk.), Wil Loenen (speltherapeute), Patty Van Breedam (vpk.), Veerle Cosijns (psychologe)
een recidief van de ziekte zal krijgen. Het is belangrijk deze groep kinderen in een vroeg stadium van de behandeling op te sporen zodat ze een aangepaste behandeling kunnen krijgen. Via geavanceerde technieken zoals de PCR kunnen kleine hoeveelheden leukemische cellen, die via microscopisch onderzoek niet meer zichtbaar zijn, nog wel worden opgespoord en gekwantificeerd. Een onderzoeksteam aan de VUB heeft eind jaren negentig bewezen dat met deze techniek kinderen met een slechte respons op de behandeling konden worden opgespoord en eventueel meer intensief konden worden behandeld om zodoende de overlevingskansen te verbeteren. Momenteel wordt deze aanpak over de hele wereld gebruikt. Het laboratorium moleculaire hematologie van UZ Brussel speelt nog altijd een belangrijke rol in het verdere onderzoek op dit gebied.
thuissituatie. Samen met een liaison verpleegkundige wordt het gezin zoveel mogelijk ondersteund. Voorbeelden van hun activiteiten zijn het thuis toedienen van medicatie of voorlichting geven op de school van het zieke kind. Tenslotte speelt dit team, in samenwerking met de kinderoncologen en TOPAZ, een belangrijke rol in een eventuele palliatieve fase.
Het is duidelijk dat de behandeling van een kind met kanker veel vergt van het hele gezin. De levensomstandigheden van het kind en de naaste familie moeten bij het stellen van de diagnose op slag veranderen. Meestal is het kind vaak in het ziekenhuis, voor onderzoeken of voor een behandeling. Vaak mogen de kinderen gedurende lange tijd niet of nauwelijks naar school. Ouders komen niet zelden in de problemen met hun werk en hun sociale leven en ook de broers en zussen van de patiënt zullen merken dat er een ziek kind in huis is. Daarom wordt op de afdeling kinderoncologie van het UZ Brussel veel aandacht besteed aan de psychosociale ondersteuning van het hele gezin door een team van psychologen en speltherapeutes. Ze geven informatie over de behandeling met aan de leeftijd van het kind aangepast materiaal, gaan mee bij operaties of andere vervelende ingrepen of vangen de ouders of broers en zussen op. Ook wordt er vanuit dit team een belangrijke verbinding gemaakt met de
Wereldprimeur in stamcelonderzoek geeft 25-jarig bestaan fertiliteitskliniek UZ Brussel extra feestelijke toets
5
muze
Prof. Christophe Blockeel met de Frigga Prijs in handen
De Ferring Research Infertility and Gynaecology GrAnt (FRIGGA) is genoemd naar Frigga, de godin van de vruchtbaarheid, moederschap, liefde, gezin en huis uit de Scandinavische mythologie. FRIGGA is een tweejaarlijkse, mondiale beurs voor fundamenteel onderzoek op het gebied van vruchtbaarheid en gynaecologie, die door Ferring Pharmaceuticals in januari 2008 werd geïntroduceerd. Er waren maar liefst 53 inzendingen uit 22 landen verspreid over diverse continenten. De inzendingen werden anoniem beoordeeld door een onafhankelijke jury van specialisten uit de hele wereld. Het winnende onderzoek moet in 2010 worden afgerond en gepresenteerd. “De inzendingen waren van een zeer hoog niveau waarvan er zeven in het finale stadium werden beoordeeld. De jury vond dat de twee winnende voorstellen – van het Universitair Ziekenhuis Brussel enerzijds en het Universitair Medisch Centrum Utrecht anderzijds - beide zowel innovatief als uitvoerbaar zijn en een bijdrage zouden kunnen
Dr. Hilde Van de Velde en haar team van het centrum voor reproductieve geneeskunde zijn er als eerste in geslaagd om stamcellen af te leiden van embryo’s zonder de embryo’s te vernietigen. Normaal worden de stamcellen afgeleid van de kiemknopcellen op dag 5 van de preimplantatieontwikkeling en tijdens deze afleidingsprocedure sterft het embryo dan af. Nu is evenwel aangetoond dat het mogelijk is om in een vroeger stadium, op dag 2 wanneer het embryo uit vier cellen bestaat, de stamcellen af te leiden uit één cel. De overige drie cellen kunnen zo gewoon verder ontwikkelen en als embryo teruggeplaatst worden in de baarmoeder. De nieuwe techniek kan alleszins een doorbraak betekenen in landen waar stamcelonderzoek tot nog toe omstreden of verboden was om ethische redenen, omwille van het afsterven van de embryo’s. En hopelijk brengt dit ook een kentering met zich mee op het vlak van de Europese subsidies. Stamcelonderzoek krijgt momenteel nauwelijks subsidies. Het onderzoek van stamcellen speelt niet enkel een belangrijke rol in de strijd tegen Parkinson en Alzheimer, maar ook in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Op langere termijn zou de nieuwe techniek ook de in vitro fertilisatie ten goede komen. Uit één embryo zouden vier kinderen kunnen voortkomen of men zou één cel als reserve kunnen houden.
Centrum voor reproductieve geneeskunde UZ Brussel in juli bekroond met FRIGGA Prijs leveren aan het verdiepen van het inzicht in een belangrijke factor bij succesvolle vruchtbaarheidsbehandeling”, aldus prof. Paul Devroey, voorzitter van de FRIGGA jury. Prof. Christophe Blockeel, de onderzoeker en klinisch hoogleraar verbonden aan het centrum voor reproductieve geneeskunde, die met deze prijs 50.000 Euro in de wacht sleepte: “We zijn bijzonder blij en trots dat we deze prijs hebben gewonnen. Onderzoek is spannend, maar het winnen van zo’n prijs motiveert nog meer om door te gaan met ons werk. Waardering van ons team en personeel is enorm belangrijk, maar waardering krijgen van een bedrijf als Ferring is echt heel speciaal.” Titel winnend onderzoek CRG UZ Brussel: Wat is de invloed van het genen expressie profiel van het baarmoederslijmvlies wanneer recombinant FSH is teruggeplaatst op 200 IU van hCG in de late folliculaire fase onder ICSI patiënten die antagonistenprotocollen ondergaan met recombinant FSH?
Dr. Hilde Van de Velde (links) en team stamcelonderzoek
Behandeling van carotisstenose Door: dr. Karl Von Kemp dienst vaatheelkunde
Het ischemisch cerebrovasculair accident (CVA) is een frequente aandoening met belangrijke mortaliteit maar vooral een ernstige morbiditeit onder vorm van blijvende neurologische invaliditeit. Geen wonder dus dat al het mogelijke gedaan moet worden om de incidentie van deze aandoening te reduceren.
De basis van de preventie van het CVA blijft de medische behandeling: een antihypertensieve behandeling waarbij we ons niet mogen tevreden stellen met middelmatige resultaten, een absolute rookstop, een optimale controle van diabetes mellitus, een doeltreffende behandeling van hypercholesterolemie, en toediening van anti-aggregerende medicatie - in de eerste plaats nog steeds een lage dosis acetylsalicylzuur. Dit alles behoort tot het takenpakket van de huisarts. Patiënten tot dergelijke preventie motiveren is evenwel niet gemakkelijk en deze preventieve maatregelen worden dan ook vaak pas te laat toegepast, als zich al een of ander cardiovasculair incident voorgedaan heeft. En CVA’s en transient ischemic attacks (TIA’s) blijven voorkomen. Het belangrijkste is dan zo snel mogelijk de oorzaak van deze neurologische symptomen op te sporen: bestaat er een cardiale emboligene haard, b.v. een voorkamerfibrillatie of een litteken van een ernstig myocardinfarct? Of zijn er emboligene letsels op de halsslagaders? In dit laatste geval kan een snelle behandeling levensreddend zijn. Zelfs op het eerste gezicht relatief onschuldige TIA’s moeten derhalve als medische urgenties beschouwd worden, aangezien zij vaak de voorbode zijn van een ernstig CVA in de daaropvolgende dagen. Deze patiënten ondergaan dan ook zo snel mogelijk een cardiaal en cerebrovasculair onderzoek. Voor wat betreft de halsslagaders is de duplex dopplerechografie het basisonderzoek, maar het heeft geen 100%
gevoeligheid en geen 100% specificiteit. Het wordt dus systematisch aangevuld met een ander beeldvormingsonderzoek, zoals een CT-angiografie, een NMR-angiografie, of een intraveneuze digitale substractie angiografie (DSA) van de halsslagaders - de keuze hangt af van het type patiënt waarmee we te doen hebben. Tonen de twee onderzoeken een concordant pathologisch resultaat, dan volstaat dit om snel een beslissing tot behandeling te nemen. Tonen beide onderzoeken een concordant negatief resultaat, dan volstaat dit om verder voor medische behandeling te opteren. En indien het resultaat van beide onderzoeken discordant is, wordt het referentieonderzoek toegepast, met name de intra-arteriële DSA. Bij ernstige vernauwingen van de halsslagaders die symptomatisch zijn onder vorm van een CVA of TIA komt de patiënt in aanmerking voor een urgente heelkundige behandeling door carotisendarterectomie. Deze ingreep gebeurt onder plaatselijke verdoving, hetgeen een zeer nauwkeurige opvolging van de neurologische toestand van de patiënt toelaat tijdens de operatie. De hospitalisatieduur is kort, meestal niet meer dan twee tot drie dagen. Het vaatheelkundig team van onze instelling heeft een zeer uitgebreide ervaring in deze heelkunde en kan resultaten voorleggen die zich met de beste centra in binnen- en buitenland kunnen meten.
Stentimplantatie of niet? Sinds enkele jaren maakt de behandeling van carotisstenosen door stentimplantatie opgeld: de ‘carotid artery stenting’ of CAS. Aangezien men echter moet vermijden dat door de manipulatie van catheters in een zieke halsslagader bijkomende klontertjes naar de hersenen zouden emboliseren, moeten speciale middelen ingezet worden om dergelijke klontertjes te onderscheppen: de ‘embolism protecting devices’. Deze ‘filters’ zijn zeer duur (ca.e 1500,00) en worden niet terugbetaald. Tot op heden heeft geen enkele vergelijkende studie kunnen aantonen dat ‘carotid artery stenting’ (CAS) beter is dan de klassieke carotisendarterectomie; in het beste geval werd aangetoond dat het niet slechter is. Wij passen de CAS techniek dan ook enkel toe in geselecteerde gevallen, zoals recidief stenosen na vroegere ingrepen, patiënten die reeds andere halsoperaties of radiotherapie in deze regio ondergingen, of patiënten die een zeer hoog cardiaal of pulmonaal operatierisico hebben.
Peroperatief zicht op de geopende carotisbifurcatie’
7
muze Naast de patiënten die reeds een CVA of TIA doormaakten, komen beide behandelingstechnieken ook in aanmerking voor patiënten bij wie asymptomatische ernstige vernauwingen op de halsslagaders worden vastgesteld: bijvoorbeeld naar aanleiding van een geruis over de a. carotis, of in de context van veralgemeend coronair en perifeer vaatleiden. Ook deze patiënten hebben baat bij een heelkundige interventie, maar nog meer dan bij de symptomatische patiënten moet hier de nadruk gelegd worden op een strikte selectie én een operatieve techniek met onberispelijke resultaten. Voor wat het eerste betreft, betekent dit dat de beslissing tot een ingreep nooit uitsluitend op een echoduplex onderzoek gebaseerd wordt, maar dat de ernst van de carotisletsels steeds door een onafhankelijke beeldvormingstechniek moet bevestigd worden. Voor wat het laatste betreft kunnen de patiënten die in onze dienst behandeld worden, op hun beide oren slapen. Zowel bij symptomatische als asymptomatische
patiënten eindigt de behandeling natuurlijk niet met de ingreep: nog meer dan bij anderen moet bij hen levenslang de hoger beschreven ‘best medical therapy’ toegepast worden. Dat is dan in de eerste plaats opnieuw de uitdaging voor hun huisarts: zorgen voor een normale bloeddruk, een normale glycemie, een normaal lipidenprofiel én een definitieve rookstop. En dit niet alleen onmiddellijk na de ingreep als de schrik er nog inzit, maar ook in de volgende jaren. Voorwaar een niet geringe uitdaging bij deze vaak niet erg gedisciplineerde patiënten....
Indicaties voor carotischirurgie of, in geselecteerde gevallen, voor carotisstenting: • Patiënten met een ernstige carotisstenose: - ofwel een symptomatische carotisstenose van meer dan 60% stenosegraad; - ofwel een asymptomatische carotisstenose van meer dan 80% stenosegraad; • die een aanvaardbaar operatief risico op cardiaal, pulmonaal en neurologisch vlak vertonen; • die geopereerd worden door een chirurgisch team met grote ervaring en dat goede resultaten kan voorleggen.
Dissectie van de carotisbifurcatie
Waarom handrevalidatie? Onze hand is een belangrijk en mooi, maar zeer gecompliceerd lichaamsdeel. Het aantal mensen met een letsel van de pols of hand is groot. Een slecht functionerende hand, zowel motorisch (bewegen) als sensibel (gevoel), leidt vaak tot gehele of gedeeltelijke invaliditeit. Een relatief geringe functiebeperking kan bepaalde handelingen al bijna onmogelijk maken, wat ingrijpende gevolgen kan hebben voor iemands leven. Na een operatie of ongeval is een snelle en gespecialiseerde revalidatie vaak van groot belang. De handentherapie is een combinatie van kinesitherapie en ergotherapie, speciaal gericht op het behandelen van vele vormen van handletsels, afwijkingen en postoperatieve verschijnselen.
De handentherapeut bekijkt in eerste instantie samen met de patiënt wat er nodig is om de handfunctie zo goed mogelijk te laten herstellen. De behandeling kan o.a.bestaan uit spalktherapie, oefentherapie, algemene en specifieke adviezen en hulpmiddelen, gerichte oefeninstructies en het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, zodat de dagelijkse bezigheden zo snel mogelijk kunnen hervat worden. De behandelingen volgen in grote mate de hulpvraag van de patiënt en worden meestal individueel gegeven. En er is een nauwe samenwerking met de verwijzers zoals de plastische chirurgen, reumatologen en de revalidatie arts, zeker bij een complexe problematiek.
De handrevalidatie van het UZ Brussel valt onder de dienst fysische geneeskunde-revalidatie. Revalidatiearts dr. Willem Blanken Afspraken telefonisch via 02 476 39 23 of 02 476 30 53
De wondkliniek, een
nieuwe ontwikkeling in het UZ Brussel
Door: Jeannine Spinnael verpleegkundig specialist wondzorg
De verzorging van wonden gebeurt sinds het bestaan van het ziekenhuis in tal van diensten zoals diverse heelkundige raadplegingen, dermatologie, diabetesvoetkliniek, borstkliniek, oncologisch centrum e.a. Het opstarten van een wondkliniek in het UZ Brussel is een initiatief van de directie, gericht op zorgvernieuwing. Het doel ervan is de verzorging van wonden samen te brengen in één centrum, met als belangrijkste uitgangspunt de kwaliteit van de zorg te verbreden.
Evolutie van wondzorg als uitgangspunt voor een wondkliniek Wondzorg was vroeger een basiszorg in de verpleging en is de laatste jaren geëvolueerd naar een gespecialiseerde verpleegkundige zorg. De afgelopen jaren is er een belangrijke ontwikkeling in de van wondbehandeling. De moderne aanpak van een chronische wonde is wondbedpreparatie, door toepassen van een optimale debridering, bacteriële belasting verminderen en evenwicht houden in de vochtbalans. Dit wordt verwoord in het acroniem TIME dat staat voor Tissue management, Infection control, Moisture balance, Epithelial advancement. Een belangrijk aspect hiervan is het gebruik van actieve verbanden, die ondertussen in verschillende soorten en vormen op de markt aanwezig zijn. Hun samenstelling is gericht op een vochtige wondheling. Enkele voorbeelden van actieve verbanden zijn: - Hydrogel: een hydraterende gel die een vochtig wondmilieu behoudt en dagelijks wordt toegepast. Wordt gebruikt om een droge wonde vochtiger te maken of om dood weefsel los te weken zodat het kan verwijderd worden uit de wonde. - Hydrocolloïd: een verband uit hydrofobe polymeren die in contact met wondvocht een gelstructuur vormen. Wordt gebruikt bij oppervlakkige granulerende wonden met weinig exsudaat. Het werkt fibrinolytisch, zuiverend en debriderend,
-
-
-
-
kan daarom ook gebruikt worden bij wonden met aanwezigheid van necrose of fibrineus weefsel. Het kan 5 tot 7 dagen ter plaatse blijven. Hydrofiberverband: bestaat uit calcium carboxymethylcellulose in de vorm van holle vezels, die in contact met wondvocht een gelstructuur vormen. Het heeft een verticaal absorptievermogen en voorkomt op die manier maceratie van de wondranden. Het wordt toegepast bij sterk exsuderende wonden en kan meerdere dagen ter plaatse blijven. Alginaat verband: verband uit zeewierafleidingen. In contact met wondexsudaat en door uitwisseling van Ca en Na ionen wordt een gel gevormd, die debris en bacteriën insluit. Het heeft een grote absorptiecapaciteit en wordt gebruikt bij sterk exsuderende granulerende en fibrineuze wonden. Wordt vervangen bij volledige saturatie, maar kan 7 dagen ter plaatse blijven. Schuimverband: verband vervaardigd uit polyurethaanschuim met open alveolaire celstructuur, in verschillende laagjes opgebouwd. Het kan wondvocht, pus, debris en bloedresten in grote mate opzuigen en vasthouden en toch nog net een vochtig wondmilieu behouden. Wordt gebruikt bij oppervlakkige en diepe wonden, met matig tot veel exsudaat en kan tot 7 dagen ter plaatse blijven, afhankelijk van het exsudaat. Hydroactief acrylaatverband: een wondbedekking met actieve
wondreiniging, door ontwikkeling van een wondspoeling die 24uur aanhoudt. Wordt dagelijks vervangen en gebruikt bij chronisch geïnfecteerde wonden, tijdens de reinigingsfase. Het geeft een snelle doeltreffende reiniging in een vochtig wondmilieu. - Zilververband: zilverhoudend verband dat een antimicrobiële werking heeft en een anti-inflammatoir effect. Wordt gebruikt bij gecontamineerde wonden of geïnfecteerde wonden of brandwonden. In geval van allergie aan zilver of NMR onderzoek kan het niet gebruikt worden. De actieve verbanden zijn wondbedekkers die meestal langere tijd ter plaatse blijven. De juiste keuze van een verband is belangrijk, maar onvoldoende om de wondheling te optimaliseren. Het wondgenezingsproces is zeer complex en het verloop zal afhankelijk zijn
Jeannine Spinnael, op de foto samen afgebeeld met dr. Gregory Van Eeckhout, plastisch chirurg
9
muze
van het type wonde, de oorzaak ervan en het optreden van complicaties. Een wonde is slechts een onderdeel in de pathologie en een goede wondzorg kadert dan ook in een totale patiëntbenadering door een multidisciplinaire aanpak. Volgende nuttige tips dienen in elk geval steeds in acht te worden genomen: - bekijk de patiënt in zijn totaliteit, - herstel de oorzaak van de wonde, - gebruik actieve verbanden doeltreffend, - gebruik ontsmettingsmiddelen enkel bij geïnfecteerde wonden of kritisch gekoloniseerde wonden. Gebruik ze maximum 14 dagen, omwille van hun cytotoxiciteit, - zorg voor eiwitrijke voeding of voedingssupplementen.
Wat wordt verwacht van een wondkliniek, biedt het een meerwaarde voor de patiënt en het ziekenhuis? De wondkliniek wordt gecoördineerd door een verpleegkundig specialist wondzorg en een verantwoordelijke arts. Intern is er een multidisciplinaire samenwerking met artsen van diverse specialiteiten. Buiten het ziekenhuis zorgen contacten met huisartsen, thuisverpleegkundigen, rust - en verzorgingstehuizen, SP diensten en instellingen voor chronische behandelingen, voor de continuïteit van de zorg. Een goede coördinatie tussen de verschillende disciplines intern en extern zorgt voor een regelmatige evaluatie en geeft kwaliteit aan de wondzorg. Door de individuele benadering die de patiënt in de wondkliniek krijgt, worden de kansen voor
een volledige wondheling vergroot en de tijd van heling ingekort. Daarenboven daalt de kostprijs van de wondzorg door een juiste toepassing van het verbandmateriaal. Een goede samenwerking met externe instanties verbreedt dan weer de contacten en zal de toename van de behandelingen in het ziekenhuis ten goede komen. Organisatorisch kan dit evenwel goed worden opgevangen want precies door deze wondzorgactiviteit te centraliseren in de wondkliniek, krijgen de artsen minder overboekte afsprakenlijsten.
Het opstarten van een wondkliniek in het UZ Brussel In november 2007 werd er gestart met de wondkliniek op de consultatie plastische heelkunde. De verpleegkundig specialisten wondzorg werken er samen met het team van de plastische chirurgen (Prof. Paul Wylock, dr. Gregory Van Eeckhout, assistenten en consultatieverpleegkundigen). Deze raadpleging verloopt simultaan met de doktersraadpleging, zo kan er onderling overlegd worden. Ambulante patiënten met een chronisch wondprobleem van eender welk type, kunnen hier terecht. Regelmatig wordt er een arts van een andere specialiteit bijgeroepen, b.v. een vaatchirurg bij vermoeden van een vasculair probleem of een dermatoloog wanneer er een onderliggende huidaandoening aanwezig is. Omgekeerd wordt ook het advies van de wondzorgspecialist gevraagd op de raadplegingen van aanverwante specialiteiten. Ook patiënten die een postoperatief wondprobleem hebben, kunnen in deze wondkliniek opgevolgd worden. De behandelende chirurg wordt
dan gecontacteerd. Soms worden patiënten doorgestuurd naar de spoedafdeling als er bijkomende complicaties geconstateerd worden of wordt een opname geregeld . Naast de medische pathologie zijn er vaak nog andere problemen die de wondheling belemmeren. Bij voedingsstoornissen b.v. kan doorverwezen worden naar een diëtist of dienen specifieke voedingssupplementen voorgeschreven te worden. In andere gevallen wordt ook beroep gedaan op b.v. een podoloog, een sociaal verpleegkundige of psycholoog. De flexibiliteit van deze verschillende disciplines draagt alleszins bij tot een optimale multidisciplinaire samenwerking.
Het verloop van de verpleegkundige raadpleging Bij een eerste bezoek aan de wondkliniek wordt er een wonddossier opgemaakt aan de hand van de anamnese van de patiënt en observatie van de wonde. Dit dossier wordt bij elke raadpleging aangevuld. De wonde wordt verzorgd volgens de vernieuwde richtlijnen van wondzorg en er wordt een wondverzorgingsplan opgesteld. Dit advies wordt meegegeven aan de patiënt voor de huisarts, thuisverpleegkundige of voor de verpleegkundige in het rust - en verzorgingstehuis. Wanneer er specifieke verbanden gebruikt worden, wordt een voorschrift meegegeven met een duidelijke omschrijving van het verband en het gebruik ervan of zal er een bijkomende informatiefolder van het product verstrekt worden. Bij vermoeden van een wondinfectie wordt er een wondkweek afgenomen. Deze resultaten worden nauwlettend opgevolgd en zonodig
wordt de behandeling bij een volgend bezoek aangepast of wordt de huisarts of behandelende arts op de hoogte gebracht, zodat hij systematische antibioticatherapie kan starten bij een infectie, wondinfectie of systemische tekens ervan. De voorschriften van actieve verbanden worden door de plastische chirurg of een andere behandelende arts gemaakt, alsook het voorschrift voor de verpleegkundige verstrekking. Er is sinds een jaar een financiële tegemoetkoming voorzien bij het gebruik van actieve verbanden. De kennisgeving voor de adviserende geneesheer wordt verleend in de wondkliniek. Er worden ook specifieke wondzorgen uitgevoerd, zoals de behandeling van wonden met gepolariseerd licht of de behandeling van wonden met negatieve druk. Door een optimale samenwerking met de apotheek en de betrokken firma’s kunnen tal van actieve verbanden worden gebruikt.
Wie kan er terecht?
Uitbouw van de wondkliniek
Op de consultatie wondzorg kunnen patiënten terecht met chronische wonden van diverse oorsprong, die niet helen 4 à 6 weken na ontstaan, door optreden van complicaties, onderliggende ziekten of verminderde algemene toestand. Patiënten met een chronische wonde krijgen bij ontslag uit het ziekenhuis sowieso een afspraak op de wondkliniek voor verdere opvolging. Huisartsen of thuisverpleegkundigen, home en RVT kunnen hun patiënten doorverwijzen voor verzorging en wondadvies. En ook gehospitaliseerde patiënten die ontslagen worden met een wondbehandeling van negatieve druk, worden gezien op deze raadpleging voor hun verbandwissel. Afhankelijk van het wondprobleem en de evolutie van de wonde zal de patiënt na één of twee weken of na één maand terug op consultatie moeten komen.
Momenteel staat alles nog in kinderschoenen. De huidige locatie krijgt in de nabije toekomst meer vorm, de infrastructuur wordt aangepast met de nodige voorzieningen om comfortabel te werken. De uitbouw is gericht op een interne teamwerking met artsen van diverse disciplines en verpleegkundigen met specialisatie wondzorg. Extern zullen de contacten met thuisverpleegkundigen, home, R.V.T., huisartsen gelegd worden om de continuïteit van de wondzorg te verzekeren. Het belangrijkste doel is de wondhelingstijd in te korten Het huidige wondkliniekteam zet zich in om kwaliteit te geven aan de totaalzorg van de patiënt door op een efficiënte manier samen te werken. De multidisciplinaire aanpak voorkomt extra raadplegingen en lange wachttijden en drukt de kostprijs.
De wondzorgkliniek praktisch Consultatie op donderdagvoormiddag van 9.30 tot 12.00 uur (uitbreiding is voorzien vanaf 1 november 2008) Afspraak: 02 477 60 01 Telefonisch advies: 02 476 36 06 (Jeannine Spinnael, verpleegkundig specialist wondzorg) 02 476 33 95 (dr. Gregory Van Eeckhout, plastisch chirurg) E-mail:
[email protected] en
[email protected]
"
11
muze
De dienst fysische geneeskunde-revalidatie
Waren aanwezig voor de foto bovenaan v.l.n.r. dr. Willem Blanken, Sophie Hanssens (coördinator oncologische revalidatie), Sofie De Meyst (kinesiste). Onderaan v.l.n.r. Greet De Witte (kinesiste), Rik Luyten (coördinerend kinesist).
De dienst fysische geneeskunde-revalidatie ging in het UZ Brussel als volledig zelfstandige dienst van start in 2007. De dienst wil de patiënt met klachten aan het bewegingsapparaat na een diagnose een nietheelkundige behandeling aanbieden, gesteund op de best beschikbare medisch-klinisch-wetenschappelijke methode. Het gaat om diagnose en behandeling van o.a. bot-gewricht-spier-pees-zenuwaandoeningen zoals artrose, peesontstekingen en rugklachten. Zowel gehospitaliseerde als ambulante patiënten worden hier behandeld. De dienst biedt deze patiënten zowel disciplinaire behandelingen waarbij patiënten worden behandeld door een gespecialiseerd team bestaande uit een geneesheer fysische geneeskunde-revalidatie, een kinesist, een ergotherapeut, een logopedist en een gespecialiseerde verpleegkundige. Maar er kunnen ook enkelvoudige behandelingen worden gegeven waarbij geen multidisciplinaire samenwerking of therapie noodzakelijk is. Evolutie binnen de dienst De laatste tijd heeft de dienst fysische geneeskunde-revalidatie een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Zo is er een speciaal schoenen- en prothesespreekuur opgezet, waarbij o.a. in samenwerking met de dienst reumatologie een gecombineerd ‘voetenspreekuur’ wordt georganiseerd. Tijdens dat spreekuur kunnen patiënten b.v. onmiddellijk steunzolen en aangepast schoeisel worden aangemeten. Ook de toegankelijkheid en de mogelijkheden qua behandelingen zijn uitgebreid: op werkdagen kunnen ambulante patiënten nu behandeld worden van 8 uur ‘s morgens tot 20 uur ’s avonds. Dit heeft uiteraard ook een uitbreiding van het kader tot gevolg gehad. Naar de overige diensten in het ziekenhuis en naar de eerste lijnen toe probeert de dienst fysische geneeskunde-revalidatie een zo goed moge-
lijke ondersteunende werking te bieden. Dit betekent niet alleen dat de wachttijden zo kort mogelijk worden gehouden, maar dat ook de toegankelijkheid voor zowel diagnostiek als behandeling wordt gefaciliteerd. Ook voor speciale pathologieën zijn er behandelpaden ontwikkeld: - er is een ambulante nabehandeling van onco- en cva-patiënten; - een gespecialiseerd behandelteam staat in voor handproblematiek, in nauwe samenwerking met de dienst plastische chirurgie; - een gespecialiseerde rugkliniek behandelt subacute en langdurig bestaande rugproblemen, in samenwerking met de diensten orthopedie en neurochirurgie; - de cardiale revalidatie is eveneens een belangrijke ambulante activiteit; - en in samenwerking met de dienst interne geneeskunde ontwikkelde zich recent ook de obesitaskliniek. Daarnaast wordt de werking van een aantal al langer bestaande sterke behandelingsmogelijkheden van de dienst geïntensifieerd, o.a. bekkenbodemreëducatie voor de incontinentieproblematiek en de behandeling van lymfe-oedeem. Qua diagnostiek en behandelingen zijn er het afgelopen jaar serieuze investeringen gedaan. Zo is er een gespecialiseerde rugkliniek met diagnostische en oefenapparatuur aangeschaft. Er is de mogelijkheid voor shockwavetherapie gecreëerd. Ook werd diagnostiek gestart door middel van echografie en werd drukmeting in het kader van Logessyndromen heropgenomen. De gehospitaliseerde patiënten worden voor een multidisciplinaire behandeling met over het algemeen kinesitherapie, ergotherapie en logopedie in eerste instantie onderzocht door een geneesheer fysische geneeskunde-revalidatie. Er wordt een behandelingsplan opgesteld en
"
er vindt follow-up van de behandeling plaats. Een belangrijke nieuwe ontwikkeling voor 2009 zal het starten van een SP afdeling zijn, d.w.z. een gespecialiseerde afdeling voor kortdurende en middellange klinische multidisciplinaire revalidatiebehandelingen in het UZ Brussel. Hierbij wordt gedacht aan de nabehandeling van patiënten die zijn geopereerd aan knie- en heupprothesen, nabehandeling van patiënten die een herseninfarct hebben doorgemaakt of de nabehandeling van polytraumatisees. Voor de start van een nieuwe SP afdeling verwacht de dienst fysische geneeskunde-revalidatie belangrijke impulsen te kunnen geven aan revalidatie van Nederlandstalige patiënten in de regio groot-Brussel.
Samenstelling van de dienst: Secretariaat 02 477 60 22
Medische staf Dr. Willem Blanken, Dr. Christiane Pouliart Dr. Marc De Schuttere
Coördinerend kinesist Rik Luyten
De dienst fysische geneeskunde-revalidatie participeert tenslotte ook in de opleiding van licentiaten kinesitherapie en heeft nauwe contacten met de faculteit. Een aantal docenten van de faculteit zijn recent ook gestart met klinische activiteiten en behandeling van patiënten. Op deze wijze tracht de dienst ook de banden met de faculteit geneeskunde en de faculteit bewegingswetenschappen te versterken.
"
13
muze
De dienst geriatrie De dienst geriatrie ging van start in 1987. Met deze dienst wil het UZ Brussel zijn oudere patiënten een gespecialiseerde, globale benadering aanbieden. De dienst geriatrie is niet enkel bestemd voor hoogbejaarden, maar ook voor alle ouderen die geconfronteerd worden met complexe medische problemen, en bij wie meerdere ziekten tegelijkertijd aanwezig zijn. De specialist geriatrie is inderdaad thuis in meerdere domeinen en zal, wanneer nodig, zelf beroep doen op de andere specialisten in het ziekenhuis, waardoor de belasting voor de oudere, vaak fragiele geriatrische patiënt zo laag mogelijk blijft. De dienst geriatrie van het UZ Brussel beschikt over meerdere mogelijkheden: - De hospitaalafdeling bestaat uit meerdere artsen en een multidisciplinaire equipe (verpleegkundige, kinesitherapeut, psycholoog, ergotherapeut, logopedist, gerontoloog, sociaal verpleegkundige) staan ter beschikking van de geriatrische patiënten opgenomen in de acute fase van hun aandoening. - De liaison-geriatrie helpt de geriatrische patiënten die opgenomen zijn op andere diensten van het ziekenhuis, waar zij om medische reden dienen te verblijven. - Het daghospitaal geriatrie staat in voor ambulante diagnose en behandeling van de zwakkere geriatrische patiënten, zonder dat zij hiervoor gehospitaliseerd dienen te worden. - De raadpleging geriatrie is bestemd voor de meer valide geriatrische patiënt die nog een voldoende zelfstandigheid heeft behouden. Vaak vindt het eerste contact met de arts hier plaats. - De externe liaison-geriatrie voorziet in samenwerkingsovereenkomsten met meerdere rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, thuiszorgdiensten en dagcentra. Hierdoor is de geriatrische patiënt verzekerd van een continuïteit in de behandeling na het vertrek uit het UZ Brussel.
Waren aanwezig voor de foto bovenaan v.l.n.r. prof. Tony Mets (diensthoofd geriatrie), Luc Suvee (vpk. liaison), dr. Jean-Claude Lemper, Jessie Desmet (logopediste), dr. Katrien Van Puyvelde, Odette Boeykens (vpk.), Sophie Vermeersch (psychologe liaison), Rita Vandepontseele (secr.), Sandra Boon (soc. vpk.), Sally Van Heghe (hvpk.). Onderaan v.l.n.r. dr. Charlotte De Clercq, Tania Zenner (vpk.), Cynthia Brees (ergotherapeute liaison), Nathalie Buyssens (psychologe).
Na de acute ziektefase heeft de geriatrische patiënt vaak nog nood aan revalidatie, alvorens naar huis te kunnen terugkeren. De dienst geriatrie van het UZ Brussel beschikt over een afdeling subacute geriatrie die zich in het Ziekenhuis Scheutbos bevindt. Dit ziekenhuis, gelegen in de groene zone tussen St. Agatha Berchem en St. Jans Molenbeek, heeft 120 hospitaalbedden (91 G- en 29 Sp-Psychogeriatrie bedden) die langdurige verzorging toelaten. De dienst geriatrie onderstreept ook het belang van de preventie van ouderdomsziekten. Deze preventie dient vroeg van start te gaan, zeker vóór men de ‘geriatrische leeftijd’ bereikt. Deze preventieve aanpak dient in nauwe samenwerking met de huisarts te gebeuren. Daarom bestaat er een raadpleging ‘Preventie van ouderdomsziekten’ en worden er, in samenwerking met fitnesscentra (waaronder HealthCity op campus Jette), onder medische begeleiding fitnessprogramma’s aangeboden voor 65-plussers (het SPRINT programma).
" Samenstelling van de dienst Secretariaat R. Vandepontseele Tel.: 02 477 86 85
UZ Brussel
C. Ragolle Tel.: 02 477 63 66 Artsen Prof. T. Mets specialist geriatrie, diensthoofd Dr. J.C. Lemper specialist geriatrie, consulent Dr. K. Van Puyvelde specialist geriatrie, resident Dr. C. De Clercq internist in opleiding geriatrie Artsen specialist in opleiding interne geneeskunde
Het multidisciplinaire team Verpleegkundigen Hospitalisatie (EH61): S. Van Hege, hoofdverpleegkundige en haar team (17.75 VTE ) Daghospitaal: T. Zenner, M. Peeters, O. Boeykens, L. Verhelst Liaisonteam: W. Teerlynck, L. Suvee Patiëntenbegeleiding S. Boon Kinesitherapie E. Smets, P. Peeters, prof. dr. I. Bautmans Logopedie J. Desmet Ergotherapie C. Brees, S. Dewaegenaere Psychologie Dr. E. Gorus, S. Vermeersch, N. Buysens Dieet A. Herzeel Gerontologen dr. E. Gorus, S. Van Hege, C. Brees
Ziekenhuis Scheutbos (Revalidatie en psychogeriatrie)
Artsen Dr. J.C. Lemper specialist geriatrie Dr. F. Roelandts specialist interne geneeskunde Dr. E. Ceusters specialist geriatrie Dr. S. Rebel specialist geriatrie Arts specialist in opleiding interne geneeskunde
Verpleegkunde en revalidatie D. Vandenbroucke en zijn team
15
muze
Het UZ Brussel, rol en missie in het onderwijs
Door: prof. Brigitte Velkeniers dienst interne geneeskunde
Het UZ Brussel voorziet in de algemene klinische opleiding van arts (Bachelor – Master) en paramedische beroepen. Verder staat het in voor de praktijkopleiding tot geneesheerspecialist en voor de permanente vorming van arts-specialisten, huisarts-specialisten en paramedisch personeel. Het aanbieden van normaal-specialistische zorg in alle disciplines, de kruisbestuiving tussen wetenschappelijke en klinische activiteiten, de ontwikkeling van speerpuntactiviteiten en de nauwe samenwerking binnen de universitaire associatie (Vrije Universiteit Brussel – Erasmushogeschool) staan borg voor de kwaliteit van dit onderwijs De artsopleiding De essentie van het programma bestaat er dus in om de opgedane leerinhouden te leren toepassen in de praktijk. In het programma vinden we dan ook’klinische en communicatieve vaardigheden’, werkcolleges en praktijkstages met dagelijkse patiëntenrapportering en wekelijkse themabesprekingen. De begeleiding binnen het UZ Brussel is zeer studentgericht en de stage wordt ook continu bijgestuurd. Zo loopt dit jaar het project ‘Bij nader inzien …stagebegeleiding in de kijker’ in samenwerking met de dienst onderwijs van de Vrije Universiteit Brussel. Het doel is dubbel: het vastleggen en analyseren van bestaande begeleidingsmomenten in de verschillende diensten en het geven van feedback op de begeleiding. De VUB biedt haar leden betrokken bij het onderwijs de mogelijkheid om trainings- en opleidingsmogelijkheden te volgen die op campus Jette georganiseerd worden door het Onderwijs Service Centrum (OSC). Van nieuw aangestelde docenten en assistenten wordt
overigens verwacht dat zij deelnemen aan een vierdaagse cursus onderwijsprofessionalisering, waarin beginnende lesgevers geconfronteerd worden met een kritische analyse van hun eigen onderwijsstijl. Deelname aan deze cursussen wordt genoteerd in het personeelsdossier van de lesgever. De studenten worden dan weer jaarlijks allemaal uitgenodigd om deel te nemen aan een evaluatie van hun opleiding en hun docenten. Zo spelen zij zelf een belangrijke rol in de kwaliteitsverbetering van hun eigen opleiding. De geïndividualiseerde resultaten worden rechtstreeks bezorgd aan de betrokken docenten. Deze kwaliteitsbewaking van het stagegebeuren en de bijsturing heeft ook geleid tot een zeer goede evaluatie van de stagebegeleiding door de recente visitatiecommissie artsopleiding in Vlaanderen. Binnen de Vlaamse universiteiten wordt in overleg met het beroepenveld gewerkt aan de opleiding van de medische specialist. Een belangrijk instrument om hier tot kwaliteit te komen is accreditatie . Accreditatie
van de opleidingsdienst, een taak van erkenningscommissies, maar ook van het onderwijs dat hieraan wordt gekoppeld. Hier dringt nationale samenwerking zich op door het hanteren van vergelijkbare criteria, doelstellingen en methodologie. Ook hier wordt het model van de CanMeds toegepast. Zoals voor de artsopleiding, blijft de klinische opleiding van arts-specialist prioritair. De opleidingsonderdelen worden dan ook hoofdzakelijk praktijkgericht ingevuld en afgestemd op het toekomstige beroep. Het onderwijslandschap en de artsopleiding in het bijzonder zijn de voorbije 10 jaar enorm geëvolueerd. Kwaliteit van het onderwijs staat garant voor de kwaliteit van de gezondheidszorg van morgen en is een prioritaire opgave van elk universitair ziekenhuis. Het UZ Brussel heeft zich hiervoor, gesterkt door zijn voorgeschiedenis, in samenwerking met de faculteit geneeskunde en farmacie van de Vrije Universiteit Brussel op campus Jette ten volle geëngageerd.
Praktijkopleiding van studenten geneeskunde
In de Bolognaverklaring van juni 1999 spraken 29 Europese ministers van onderwijs af om het hoger Europees onderwijslandschap meer te stroomlijnen, teneinde mobiliteit en tewerkstelling van de Europese burgers te bevorderen. Dit aan de hand van eenduidige studietrajecten en diploma’s (de BachelorsMasters hervorming), het invoeren van een studiepuntensysteem (credits) en een Europese
samenwerking rond kwaliteitsbewaking. Op 7 september 2005 keurden het Europees Parlement en de Europese Raad de richtlijnen goed voor de minimumopleidingseisen en de erkenning van de kwalificatie van arts, huisarts-specialist en arts-specialist. In het kader van deze evolutie groeide er aan de Belgische universiteiten een inhoudelijke consensus in termen van competenties waaraan een moderne arts, arts-specialist en huisarts-specialist moeten voldoen. In de curricula tot artsopleiding vinden we de 7 competentiegebieden van de CanMeds terug (zo genoemd omdat het systeem voor het eerst in Canada werd toegepast). Een basisprincipe van dit nieuwe systeem is theorie en praktijk beter aan elkaar te koppelen door de ‘kennisopleiding’ en het ‘leren toepassen in de praktijk’ meer te verstrengelen. Naast centraal georganiseerde opleidingsmodules (de klassieke hoorcolleges) ontstaat prioritair ruimte voor praktijkstages, interactieve seminaries, klinische en communicatieve vaardigheidstrainingen. De student heeft zijn persoonlijke, meer
zelfgestuurde, leeragenda. Competentie en performantie moeten ook anders gemeten worden. De klassieke kennistoets (het ‘examen’) beoordeelt kennis (theorie), maar onvolledig de verschillende competenties, die vandaag van de studentartsen worden verwacht. Om de docenten toe te laten de competenties en de evolutie van de studenten te volgen, maken die een portfolio op PC, een overzicht van hun inspanningen, vooruitgang en prestaties. De studenten leren zo ook zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor hun eigen leerproces.
De faculteit geneeskunde en farmacie van de Vrije Universiteit Brussel koos al van meet af aan voor een erg praktijkgerichte opleiding. Het beperkt aantal studenten bevorderde ook het contact docent-student en het actief betrekken van studenten bij het ontwerp en/of de uitvoering van de nieuwe curricula geneeskunde.
17
muze
Hartheelkunde in het nieuw centrum voor hart-en vaatziekten in het UZ Brussel en associatie met het cardiovasculair centrum ASZ Aalst Velen vragen zich wellicht af waarom er nog een nieuw cardiovasculair centrum dient te worden opgericht met het reeds overladen aanbod van cardiologische centra in België. Anderen stellen zich de vraag waarom collega’s zoals prof. Brugada en ikzelf deze uitdaging willen aangaan in een toch steeds moeilijker wordende medische omgeving. Het antwoord is zeer eenvoudig: het concept van een grote cardiovasculaire cluster is vrij uniek. Het is een opgave om in een bestaande ziekenhuisstructuur verschillende diensten te laten fusioneren. Deze stap is reeds genomen in het UZ Brussel. De diensten cardiologie, het heart rhythm management center en de diensten hart- en vaatheelkunde zijn nu ondergebracht in één cluster. Het doel is de patiënt met cardiovasculaire problemen in één functionele omgeving te evalueren en eventueel te behandelen. De cluster heeft dan ook zijn eigen gemeenschappelijke administratieve consultatie- en behandelingsruimte. Recent werd trouwens het nieuwe centrum voor hart- en vaatziekten geopend, gesitueerd in de nieuwe vleugel van het UZ Brussel (Louis Tielemans Paviljoen).
zoals coronaire bypassoperaties zonder extra corporele circulatie, minimaal invasieve hartklepchirurgie en ritmechirurgie werden reeds de eerste stappen gezet met robotgeassisteerde hartchirurgie. De ontwikkeling van deze nieuwe technieken noodzaakt ook schaalvergroting. De samenwerking met de diensten cardiologie en cardiovasculaire heelkunde van het Algemeen Stedelijk Ziekenhuis is dan ook cruciaal. De dienst hartheelkunde is reeds volledig geïntegreerd, wat de evolutie naar meer subspecialisatie in de dienst alleen maar versnelt.
Door de patiënt centraal te stellen hopen wij een betere, meer efficiënte en minder gefragmenteerde geneeskunde aan te bieden. In het domein van de hartheelkunde zullen wij dan ook trachten de kwaliteit van de patiëntenzorg te optimaliseren. Communicatie met de huisarts en de familie van de patiënt is cruciaal. Alle medewerkers, het vernieuwde en gecentraliseerde secretariaat incluis moeten hiervoor een bijzondere inspanning leveren. Naast een uitstekende kwalitatieve zorg is het ook de taak van een universitaire instelling op een wetenschappelijk verantwoorde wijze innovatieve behandelingsmethoden te ontwikkelen en aan te bieden. Wij zullen samen met het team van prof. Brugada ons vooral focussen op de behandeling van ritmestoornissen in al zijn aspecten. Nieuwe investeringen (cryoablatie- en laserextractieapparatuur) en samenwerking met andere universiteiten (AZ Maastricht) staan borg voor de meest uitgebreide behandelingsmogelijkheden op het gebied van ritmestoornissen. Vooral de epidemie van voorkamerfibrillatie in onze ouder wordende bevolking zal zeer accuraat kunnen worden aangepakt. Ons centrum wil zich ook verder profileren in de behandeling van alle complicaties na pacemaker of ICD implantatie (lead extraction center). Daarnaast zal de afdeling hartheelkunde zich verder bekwamen in de minder invasieve technieken. Naast de reeds courante behandelingen
Door: prof. Francis Wellens dienst hartheelkunde
Chirurgische myocardrevascularisatie op kloppend hart (OPCAB procedure)
Het is trouwens collega dr. Hans van Overbeke die zich toelegt op de ontwikkeling van robotgeassisteerde hartchirurgie op de campus van het ASZ Aalst. De verzamelde ervaring van de cluster is tevens een platform voor de verdere uitbouw van de hartfalenkliniek met alle mogelijke behandelingsmodaliteiten. Gelukkig kan de dienst hartchirurgie rekenen op uitstekende teams in de diensten intensieve zorgen en anesthesie. Prof. J. Poelaert, recent benoemd als diensthoofd anesthesie in het UZ Brussel is een autoriteit op het gebied van peri-operatieve cardiale echografie. Alle elementen zijn dus aanwezig om aan patiënten met cardiovasculaire pathologie een zeer menselijke, efficiënte en moderne behandeling aan te bieden.
Raadplegingen op de dienst hartheelkunde van het centrum voor hart- en vaatheelkunde UZ Brussel elke woensdagnamiddag van 13 tot 17 uur, 02 477 60 09
Raadplegingen ASZ Aalst 053 76 41 04
Het Heart Rhythm Management Centre behandelt hartritmestoornissen met robot
Door: Prof Brugada diensthoofd van het Heart Rhythm Management Centre
Sinds september heeft de robotische technologie een plaats verworven in het hart- en vaatcentrum van het UZ Brussel. Deze technologie laat toe om met een nauwkeurigheid van 0.1 mm alle plaatsen in het hart van de patiënt te meten en in kaart te brengen. Daarvoor maakt men gebruikt van een zeer soepel draadje (catheter) die tot in het hart van de patiënt geplaatst wordt door een bestuurbaar magnetisch veld. De ritmoloog (specialist in hartritmestoornissen) hoeft de catheter niet meer manueel te sturen aan de lies van de patiënt; dat gebeurt nu via een joystick verwijderd van het bed van de patiënt. Via internettechnologie en satelliet
kan een patiënt die zich in New York, Tokyo of Barcelona bevindt vanuit Brussel vanop afstand door het team van het UZ Brussel behandeld worden. Grootste voordeel is het gebruik van veel soepelere catheters die het risico van perforatie van het hart uitsluiten. Dit is vooral van belang bij kinderen en baby’s met hartritmestoornissen waar men te maken heeft met zeer kleine hartjes met een zeer dunne en fragile spier. Het UZ Brussel is het eerste Belgische ziekenhuis met deze technologie. Het is tevens het enige ziekenhuis dat over
de mogelijkheid beschikt om niet alleen ritmestoornissen weg te branden (RF ablatie), maar ook weg te vriezen (cryoablatie). “Er zijn nog geen 20 ziekenhuizen in gans Europa die over de combinatie robotische besturing, RF ablatie en cryoablatie beschikken”, zegt prof. Pedro Brugada, diensthoofd van het Heart Rhythm Management Centre van het UZ Brussel. “Deze mogelijkheden vergroten het succes van de behandeling en verkleinen het risico op complicaties en leveren dus een groot voordeel op voor de patiënt.”
19
muze
Project Educadia helpt kinderen om diabetes beter te begrijpen Hamddan Lachkar Mahjouba, diabeteseducator in het kinderdiabetesteam van het UZ Brussel, heeft in september 2008 in een klasje van het tweede leerjaar van het OLV Instituut SintGenesius-Rode voor het eerst een les gegeven met behulp van een ‘diabeteseducatiekoffer’. Ons land telt momenteel naar schatting 2.700 diabetespatiënten jonger dan 18 jaar. Gezien zij dagelijks met vragen over hun ziekte geconfronteerd worden, is het van groot belang dat ze zelf goed weten hoe er mee om te gaan.
De ‘diabeteseducatiekoffer’ omvat een educatiespel dat bestaat uit een speciale schort met herbruikbare zelfklevende elementen in de vorm van organen, lichaamsstoffen, hormonen, voedingsmiddelen e.d. Bedoeling is om op een zeer visuele manier aan kinderen diabetes type 1 te kunnen uitleggen. De koffer is een eigen ontwerp van Hamddan Lachkar Mahjouba, gerealiseerd in samenwerking met een partner uit de industrie, A. Menarini Diagnostics en met goedkeuring van de koepel van Vlaamse Diabetescentra voor kinderen en adolescenten
(VDKA). Het project werd Educadia genoemd en het kwam tot stand omdat er geen aangepast educatief materiaal voorhanden was. Het spel kan zowel individueel worden gebruikt als voor schoolbezoeken, zowel voor de patiëntjes zelf als voor hun omgeving, en is geschikt voor onderricht in de beide landstalen.
De educatiekoffer De educatiekoffer werd ter beschikking gesteld van alle kinderdiabetescentra in België. (zowel Vlaanderen als Wallonië). Wie geïnteresseerd is in een diabetesles, contacteert dan ook best het dichtstbijzijnde diabetescentrum. Informatieve vragen over de koffer en het Educadiaproject kunnen gesteld worden aan Hamddan Lachkar Mahjouba zelf:
[email protected]
Een gesprek met Thierry Scheerlinck - dienst orthopedie
De combinatie van klinische activiteit en onderzoek: een uitdaging…
In maart dit jaar legde u een doctoraatsproefschrift neer over ‘de cementfixatie van femorale heupprothesen’. Hoe bent u ertoe gekomen om dat onderwerp te kiezen? In 2001 werd ik als heupspecialist door de industrie gecontacteerd om samen met ingenieurs en een groep Europese, Amerikaanse en Japanse chirurgen deel te nemen aan een ‘denktank’ over een ‘nieuwe gecementeerde heupprothese’. Het doel was om, zonder a priori, een nieuwe ‘optimale’ gecementeerde heupsteel te ontwikkelen. Hierbij stond wetenschappelijk onderschreven innovatie en openheid van geest centraal. Dit was een bijzonder verrijkende ervaring. Toen bleek dat niemand echt goed wist hoe de cementmantel beïnvloed werd door de chirurgische implantatietechniek en de vorm van de steel, besloten we om hieraan iets te doen… Binnen de groep werd gedacht dat de huidige mogelijkheden om een 3D reconstructie te maken op basis van CT scan beelden, de meest geschikte techniek zou zijn. Doordat metalen implantaten storende artefacten veroorzaken tijdens het scannen moesten plastic replica’s geproduceerd worden. De techniek van ‘reverse engineering’ en ‘rapid prototyping’ was beschikbaar bij onze industriële partners... Dit was een enige gelegenheid! Hoe is het dan verder gegaan? Heel snel werd duidelijk dat ik als orthopedist dit onderzoek niet alleen kon verrichten.
De collega’s en ingenieurs uit de ‘denktank’ konden zeker interessante ideeën aanbrengen, maar waren niet voldoende beschikbaar voor een efficiënte samenwerking. Ik ging dus op zoek naar partners binnen de VUB. De dienst radiologie van het UZ Brussel, eerst met prof. Osteaux en later met prof. De Mey, was onmiddellijk gewonnen voor het project en verleende ‘onbeperkte’ toegang tot de CT scanner voor zover het toestel niet bezet was, na de werkuren dus. Ik kon ook rekenen op de know-how van de radiologen en op de medewerking van de verpleegkundigen radiologie. Doordat dunne coupes nodig waren voor een gedetailleerde analyse, werden snel duizenden beelden gegenereerd. Deze beelden konden niet handmatig opgemeten worden en er moest een specifieke ‘segmentatie’ software ontwikkeld worden. Hiervoor ging ik aankloppen op de dienst informatieverwerking van de faculteit toegepaste wetenschappen van de VUB. Ondanks mijn onervarenheid in dat domein was prof. Deklerck (ETRO) bereid om mij in de wondere wereld van de automatische beeldanalyse te initiëren. Anatomische stukken om de prothesen in te planten werden ter beschikking gesteld door de dienst anatomie van de VUB. De nauwe samenwerking tussen orthopedisten, radiologen, IT ingenieurs en de dienst anatomie was een belangrijke troef waar vele andere onderzoekers alleen konden van dromen…
op punt stond, werd ze gevalideerd. Nadien hebben we, voor twee verschillende soorten heupprothesen, nagegaan welke factor het meest bepalend zou zijn voor de kwaliteit van de cementmantel: de vorm van de heupsteel of de implantatietechniek. Uit dit onderzoek bleek dat vooral de implantatietechniek van belang was. In samenwerking met de universiteit van Nijmegen werden de structurele gegevens uit ons CT onderzoek gebruikt om wiskundige ‘eindig elementen analysemodellen’ te bouwen. Deze modellen lieten ons toe om de voor- en nadelen van elk van de implantatietechnieken te voorspellen… . Massieve implantaten waren mechanisch stabieler, maar hun cementmantel vertoonde meer defecten waardoor slijtageproducten gemakkelijker tot bij het endosteale bot konden geraken. Deze partikels kunnen toxisch zijn en osteolyse veroorzaken waardoor de prothese gemakkelijker los kan komen. Waarschijnlijk is een compromis hier de beste oplossing : een vrij ‘massieve en stabiele’
Wat waren de belangrijkste bevindingen van uw onderzoek? Eens de op CT scan gebaseerde meettechniek
Resurfacing segmentaion 3D reconstruction
21
muze
heupsteel die omgeven wordt door een ‘dunne’ cementlaag maar die ‘niet teveel’ defecten vertoont en die goed ondersteund wordt door stevig corticaal bot.
gestructureerd en georganiseerd researchteam een belangrijke aantrekkingskracht vormen voor gemotiveerde medewerkers die ‘iets anders’ zoeken naast zuiver patiëntenzorg… .
Waarom is dit belangrijk?
Hoe valt onderzoek te combineren met een klinische activiteit?
Jaarlijks worden in België bijna 20 000 heupprothesen geplaatst en dit bij patiënten die vaak nog jong en actief zijn. Op lange termijn, na 10-20 jaar, is het loskomen van deze gecementeerde implantaten één van de belangrijkste uitdagingen binnen de orthopedie. Hier is de kwaliteit van de cementlaag tussen implantaat en bot van fundamenteel belang want deze laag vormt niet alleen een ‘mechanische buffer’ maar ook een ‘beschermlaag’ tegen slijtagepartikels. Door betere inzichten te krijgen in de mechanismen die lijden tot het loskomen van heupprothesen, zou het in de toekomst mogelijk moeten zijn om prothesen te ontwikkelen die langer meegaan… . U hebt de voorbije jaren, naast uw klinische activiteit, veel tijd gespendeerd aan wetenschappelijk onderzoek. Waarom is onderzoek volgens u zo belangrijk voor ons ziekenhuis? Eerst en vooral ben ik ervan overtuigd dat de clinicus het best geplaatst is om praktische onderzoeksdomeinen binnen de geneeskunde te herkennen en aan te boren. Dit moet uiteraard multidisciplinair gebeuren en ondersteund worden door experts en specialisten uit diverse domeinen. In mijn persoonlijk geval bleek hiervoor duidelijk belangstelling te zijn, zowel binnen als buiten de VUB. Naast kwalitatief hoogstaande geneeskundige zorgen vormt wetenschappelijk onderzoek een doorslaggevend element in de uitstraling van een ziekenhuis. Dit valt weliswaar moeilijk te meten, maar een instelling die zich op wetenschappelijk vlak profileert, komt innoverend over… . Dit laat toe om zich te onderscheiden van andere ziekenhuizen die zich enkel op patiëntenzorg toeleggen. Uiteindelijk kan een goed
In het huidig klimaat van kostenbesparingen en toenemende concurrentie met diensten die zich enkel toeleggen op patiëntenzorg, is de combinatie van klinische activiteit en onderzoek zeker niet eenvoudig. Desondanks ben ik ervan overtuigd dat wetenschappelijk onderzoek een centrale plaats moet blijven innemen in ons ziekenhuis. Het grootste probleem is tijd. Patiëntenzorg van hoogstaande kwaliteit en wetenschappelijk onderzoek zijn beide tijdrovend. Het is dan ook van essentieel belang dat er een voldoende omvangrijke medische staf is om de patiëntenzorg op te vangen. Dit kan enkel in een goed gestructureerde en georganiseerde dienst, maar hoeft niet noodzakelijk verlieslatend te zijn! Hoe kan het ziekenhuis onderzoek stimuleren? In tegenstelling tot patiëntenzorg brengt wetenschappelijk onderzoek niet onmiddellijk op en is het effect ervan pas laattijdig en onrechtstreeks meetbaar. Onderzoek moet naast klinische activiteit meer gewaardeerd worden, zowel op het niveau van de diensten
zelf als van de directie. Naast appreciatie moeten grensoverschrijdende projecten aangemoedigd worden en moeten de nodige middelen (tijd, personeel en infrastructuur) aangeboden worden. Deze middelen moeten uiteraard gekoppeld worden aan ‘resultaten’, maar dit moet in de breedste zin van het woord geïnterpreteerd worden. Om geïnteresseerde medewerkers te behouden, is het ook belangrijk dat er voldoende promotiemogelijkheden zijn, los van strakke budgettaire beschouwingen. Zo niet zullen waardevolle medewerkers onvermijdelijk het universitair ziekenhuismilieu verlaten voor een meer renderende privéactiviteit of een loopbaan in de industrie. Voor een universitair ziekenhuis is en blijft het scheppen van gelegenheden voor haar werknemers, om zich op wetenschappelijk vlak te profileren en te ontwikkelen, een must… .
Nieuw parkingconcept voor het UZ Brussel Wie het ziekenhuis regelmatig bezoekt en dit doet met de wagen, heeft in het verleden ongetwijfeld kunnen vaststellen dat het alsmaar moeilijker werd om die wagen geparkeerd te krijgen. Ook het personeel ervaarde dit elke dag opnieuw. Vooral in de periode 20052006 kende het ziekenhuis een zodanige expansie dat een oplossing voor dit probleem zich opdrong. Na een lange administratieve weg, nodig voor het bekomen van de vereiste milieu- en bouwvergunningen en voor het vastleggen van het concept, werd in december 2007 met de werken gestart. Zes maanden later was reeds 50% van de nieuwe parking in gebruik en tegen eind oktober 2008 zal de parking helemaal klaar zijn. Daarna wordt ook de overige parkinginfrastructuur geoptimaliseerd. Gezien het een grote investering betreft, werd beslist om de realisatie en de exploitatie uit te besteden aan een externe partner, nl. de firma APCOA Belgium nv. Er is geopteerd voor een staalconstructie, met een gelijkvloers en 1 bovenverdieping, op de plaats van de bestaande parking die zich uitstrekt tussen het hoofdgebouw en de brandweer. Het gaat in totaal om 658 plaatsen, waarvan meer dan 60 % gratis ter beschikking wordt gesteld van het personeel. De plaatsen voor de bezoekers zijn betalend, maar aan een sociaal tarief. Specifieke patiënten (bv. chronisch zieken) kunnen aparte (gratis) faciliteiten krijgen. Voor artsen die het ziekenhuis regelmatig frequenteren, kan een gratis parkeerplaats geregeld worden. Naar veiligheid toe is deze nieuwe parking een belangrijke stap voorwaarts. Er is niet alleen een toegangscontrole, maar ook parkeerwachters, camerabewaking en branddetectie zijn voorzien. Diefstal en vandalisme kunnen dus beter worden
tegengegaan. De nieuwe parking heeft als doel het groter aandeel wagens meer en beter te kanaliseren en op te vangen, maar kadert eveneens in de inspanningen van het ziekenhuis om de hiërarchie tussen de weggebruikers te herstellen. De voetgangers zullen meer ruimte en veiligheid krijgen en groenzones zullen hersteld en ingevoerd worden. Niet alleen worden aan personeelsleden heel wat stimuli gegeven om meer gebruik te maken van het openbaar vervoer – en de ingebruikname van de nieuw voorziene tramlijn 9 zal de volgende jaren mogelijk ook bijdragen tot de vermindering van het wagenverkeer – maar er zal in de toekomst ook alles aan gedaan worden om de wagen zoveel mogelijk te weren uit het ziekenhuisbeeld ter hoogte van de hoofdingang. Zo bevindt de nieuwe in - en uitrit zich achteraan de parking t.h.v. de brandweer en na de opening eind september wordt ook de parkingfaciliteit ter hoogte van het hospitalisatiegebouw gewijzigd. Voetgangers, ziekenwagens, andersvaliden,…, zullen absolute voorrang krijgen en de frontzone van het ziekenhuis zal zoveel mogelijk verkeersluw gehouden worden. De betaalparkingfaciliteit tegenover de hoofdingang wordt aangepast en eveneens onder bepaalde voorwaarden ter beschikking gesteld van de al eerder vernoemde specifieke patiënten en bezoekende artsen.
Het overige verkeer krijgt enkel de mogelijkheid om mensen te laten in - en uitstappen en kan ofwel het terrein verlaten of via een aparte ingang de parking oprijden. Tegelijkertijd wordt er gezorgd voor nieuwe signalisatie en andere verfraaiingswerken. Ook door het Brussels Gewest en de gemeente Jette worden er dit jaar nog maatregelen getroffen om de verkeerschaos en het wildparkeren op de openbare weg aan te pakken. In de loop van de volgende maanden zou een blauwe zone ingevoerd worden langs de Dikke Beuklaan en zal er een parkeerverbod komen ter hoogte van het rondpunt tegenover de ingang van de ziekenhuiscampus. Met al deze inspanningen beogen we allemaal meer veiligheid en willen we de leefbaarheid op en rond de campus garanderen en zo veel mogelijk verbeteren. Gezien de toegangsmodaliteiten worden gewijzigd, kunnen artsen die het ziekenhuis regelmatig frequenteren een gratis abonnementkaart aanvragen door een document in te vullen op de website van het UZ Brussel, www.uzbrussel.be, onder de rubriek “artsen”. Artsen parkeren bij voorkeur op de parking tegenover de hoofdingang. Bij occasioneel gebruik van de parking kunnen zij hun ticket laten valideren ter hoogte van het onthaal.
23
muze
Voor meer info of opmerkingen mail naar
[email protected] Dit project kwam tot stand door de samenwerking van de private sector, vertegenwoordigd door de firma APCOA en de facilitaire en technische diensten van het UZ Brussel, vertegenwoordigd door Arlette Verleyen en Sven Hebbelinck. De gespecialiseerde constructie werd gebouwd door hoofdaannemer Aan de Stegge, in samenwerking met architectenbureau Storme Van Ranst.
Inforeeks van UPV (Uitstraling Permanente Vorming – Vrije Universiteit Brussel) in samenwerking met het Universitair Ziekenhuis Brussel
DOKTER, MAG IK U WAT VRAGEN? Maandag 6 oktober 2008
Maandag 24 november 2008
Blaasfunctiestoornissen bij vrouwen en mannen Dr. Dirk Michielsen, dienst urologie, UZ Brussel
Pijn: hoe te behandelen? Dr. Caroline Vanlersberghe en dhr. Jan De Decker, verpleegkundige, dienst anesthesiologie, UZ Brussel
Maandag 13 oktober 2008
Maandag 1 december 2008
Bloedkanker Dr. Rik Schots, dienst medische oncologie en hematologie, UZ Brussel
Trombosepreventie - benen Dr. Karl von Kemp, dienst vaatheelkunde, UZ Brussel
Maandag 20 oktober 2008
Maandag 8 december 2008
Klachten ter hoogte van het kaakgewricht en aanverwante pijnen Dr. Marc Tabak, dienst stomatologie, UZ Brussel
Logopedie-revalidatie Dr. Elke Van Eynde, dienst fysische geneeskunde en revalidatie, UZ Brussel
Maandag 3 november 2008
Maandag 15 december 2008
De borstkliniek: een hele kliniek alléén voor de borsten? Dr. Marian Van Hoey, chirurge en mevr. Magda Boels, verpleegkundig coördinator borstkliniek UZ Brussel
Ergotherapie-revalidatie Dr. Naomi Van Dimmelen & dr. Irene De Rijcker, dienst fysische geneeskunde en revalidatie, UZ Brussel
Maandag 17 november 2008
Praktische informatie: Tijdstip: 14.00 uur Locatie: auditorium Kiekens, UZ Brussel Prijs: 3 euro per voordracht, ter plaatse te betalen
Oudermis(be)handeling Prof. Mariette Verrycken, vakgroep gerontologie, faculteit geneeskunde en farmacie, Vrije Universiteit Brussel, ere-vrederechter
De faculteit geneeskunde en farmacie van de Vrije Universiteit Brussel werd op 17 mei 2008 unaniem aanvaard als nieuw lid van de European Credit Transfer System Medicine Association (http://www.med-ects.org/index.htm) tijdens de Annual Meeting in Napels. De ECTS MA is de ledenvereniging van medische faculteiten in de Europese Unie, opgericht in 2004. Haar doel is de uitwisseling van geneeskundestudenten binnen de EU te optimaliseren door een goed gebruik van de European Credit Transfer System (ECTS). Dr. Ruddy Verbinnen werd verkozen als facultaire afgevaardigde. ECTS MA-lidmaatschap is voorbehouden aan Europese medische faculteiten die een uitgebreid bewijs van ECTS–implementatie kunnen voorleggen en vereist statutair de formele aanbeveling door twee leden. De kandidatuur van de faculteit op campus Jette werd aangedragen door de faculteiten geneeskunde van de University of Oslo en de Universiteit Antwerpen. Er zijn op dit moment 50 leden uit 20 Europese landen. Andere Belgische ECTS MA-leden zijn de faculteiten geneeskunde van de Universiteit Antwerpen en van de Université Libre de Bruxelles.
colofon mUZe is het driemaandelijks tijdschrift van het Universitair Ziekenhuis Brussel, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Tel.: 02 477 41 11 - Fax: 02 477 55 66 www.uzbrussel.be Verantwoordelijke uitgever Marc Noppen, gedelegeerd bestuurder Coördinatie redactie, vormgeving en logistiek Edgard Eeckman Dorrit Moortgat Tel.: 02 477 80 80 – Fax: 02 477 55 66 E-mail:
[email protected] Redactiecomité Johan Braeckman, Toon De Backer Wim Distelmans, Edgard Eeckman, Martine Huybrechts, Patrick Lacor, Dorrit Moortgat, Marc Noppen, Marc Segers, Jan Schots, Brigitte Velkeniers Werkten verder mee aan dit nummer Paul Ceulemans, Dirk Danschutter, Johan Demey, Hendrik Everaert Lay-out Kunstmaan Drukwerk en verzending Leleu Printing NV Wordt gedrukt op milieuvriendelijk papier Wie nog niet in ons adressenbestand zit, maar dit gratis tijdschrift graag wil ontvangen, kan dit melden op tel. 02 477 80 80
Met dank aan Acco Medische Boekhandel / Leuven Alcomel / Zichem Architectenbureau Storme-Van Ranst / Antwerpen Bayer-Healthcare / Brussel Drion rent / Schaerbeek Sterima Malysse / Kortrijk Vanderstraeten / Lummen