MUSEUMKRANT 2007
In dit nummer o.a. Arnhem Mode Biënnale
Jan Mankes Kasper Niehaus Arnhemse Faience
interview met
Piet Paris door Petra Versluis
Hoe heb je je keuze voor die tien bepaald? Ik heb vooral gekeken welke ontwerpers nieuwe dingen doen. Iemand als Cathy Pill bijvoorbeeld, een Belgische ontwerpster. Zij is heel vernieuwend bezig op het gebied van dessinontwerp door als één van de weinige, computergestuurde prints te maken. Ze vervormt digitaal bloemen en vlinders op een bijzondere, esthe-
tische manier. Een ontwerpster die naar mijn mening binnen het vakgebied grenzen verlegt. Je laat op de Biënnale werk zien van arrivés als John Galliano, maar ook van nieuwkomers in het vak. Wie zie jij op dit moment als rising stars? Merel Boers, net van de Rietveldakademie, is erg goed vind ik. Aan haar ontwerpproces gaat een hele serie gedetailleerde tekeningen vooraf. Eigenlijk zijn het meer illustraties, dan tekeningen. Hierin geeft ze het eindproduct heel precies weer. Sandra Backlund uit Zweden vind ik ook prachtig werk maken. Ze maakt erg ingewikkeld uitziende breiwerken. Hele monumentale vormen. Ze wordt door insiders de nieuwe Viktor en Rolf genoemd. Het thema dat je het festival dit jaar meegeeft is Happy Fashion. Hoe verhoudt zo’n uitgesproken positief en optimistisch statement zich tot een maatschappij die gekenmerkt wordt door spanningen? Met de keuze voor Happy Fashion reageren ik en vele ontwerpers juist op wat er op dit moment aan de hand is. Het is absoluut geen vluchtgedrag. Een grote groep modevormgevers is zich er juist terdege van bewust wat zich op dit moment in de
illustraties: piet paris
Twee jaar geleden organiseerde je in Arnhem voor de eerste keer de Arnhem Mode Biënnale. Wat is het verschil van deze editie met de voorgaande? De eerste Biënnale was kleinschaliger en duurde ook maar 16 dagen. Nu hebben we de hele maand juni. Het was mijn wens om ook internationale ontwerpers bij de Biënnale te betrekken en om het festival een meer internationaal karakter te geven. Dat is gelukt. We hebben werk van niet alleen Nederlandse, maar ook van buitenlandse ontwerpers op de Biënnale. Ik had een verlanglijstje met persoonlijke coryfeeën als Lanvin, Galliano, Margiela en Viktor & Rolf. Hun werk komt samen met dat van een aantal jonge ontwerpers in het museum. Daarnaast hebben we tien internationale modevormgevers gevraagd een speciaal ontwerp te maken. Deze collectie zal niet alleen in Arnhem verkocht worden, maar ook in New York, Londen en Parijs.
maatschappij afspeelt. Dat vertaalt zich in specifieke keuzen voor kleuren en vocabulaire, bijvoorbeeld door de keuze voor een naïeve beeldtaal. Veel ontwerpers – en ik ook – kiezen er bewust voor om met hun werk een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Dat is ook het mooie van mode. Het heeft, net als kunst, het vermogen tot ontroeren en blij maken. In je schetsfase heb je één van de ruimtes in het Museum voor Moderne Kunst benoemd tot Getting into the brains of Piet Paris. Als we daarin duiken, wat komen we dan tegen? Tegenstellingen. Dat element van mijn persoonlijkheid zie je ook terug in de naam waaronder ik werk: Piet – het Nederlandse, ambachtelijke
– tegenover Paris – dat staat voor mode en een mondaine wereld. Bij de Biënnale zie je die tegenstellingen terug in de ambitie om een festival te willen maken voor een breed publiek en een vakpubliek, voor de stad en internationaal. En om te kiezen voor zowel een inhoudelijke als een esthetische vormgeving. Getting into the brains of Piet Paris betekent ook dat je in een fantasiewereld terecht komt. Ik ben geen kostuumhistoricus, ik geef geen verantwoord overzicht van mode door de jaren heen, maar door de keuzes die ik maak en door de presentatie wil ik ook graag overbrengen dat mode een esthetische netvlieservaring kan zijn. Het leuke van de opstelling in het museum is dat ik hier de meest persoonlijke elementen in kwijt heb gekund. Een muziekdoosje van vroeger, de beeldtaal, esthetiek en sfeer. Dit alles is veel meer Piet Paris dan op de overige locaties. Wat kunnen mensen verwachten van de Biënnale? In het museum heb ik me gericht op de grote namen, de canon van de mode, in combinatie met werk van jonge ontwerpers als KIND en Dan Gonen, dat zich heel goed leent voor deze specifieke presentatie. Als mensen het museum aan de achterzijde verlaten, gaan ze via een speciaal aangelegde trap via de stuwwal naar de akademie. Dit is de plek waar workshops worden gegeven, waar de praktijk van de mode te zien is. Vanuit de akademie gaan ze dan met een speciale veerdienst naar de overkant van de Rijn. Daar zijn in een oude steenfabriek acht modelandschappen samengesteld. Uiteindelijk hoop ik dat Happy Fashion zelfs de meest chagrijnige bezoeker blij maakt. En dat ik daarbij soms opportunistisch te werk ga? Soi.
De Arnhem Mode Biënnale is te zien vanaf 2 juni tot en met 30 juni op drie hoofdlocaties, start Museum voor Moderne Kunst Arnhem. Daarnaast vindt een groot aantal festiviteiten plaats in en rond Arnhem. Wie de Biënnale in juni onverhoopt mist, kan daarna nog terecht in het museum, waar de opstelling blijft staan tot en met 16 september. Zie www.mmkarnhem.nl en www.arnhemmodebiennale.nl
kasper niehaus thuis, ca 1922
kasper niehaus thuis, ca 1922
links: jonge man in interieur (zelfportret), ca 1922 onder: de schilder en zijn model, ca 1946
A
an één leven had Kasper Niehaus (18891974) eigenlijk niet genoeg. Hij was opgeleid als kunstschilder, maar merkte al snel dat hij niet van de verkoop zou kunnen leven. Zijn schilderijen kwamen langzaam tot stand en zijn productie was niet erg groot. Het schrijven van kunstkritieken betekende een welkome aanvulling op zijn inkomen en toen hij de kans kreeg om in 1918 in vaste dienst te komen bij De Telegraaf, nam hij dat aanbod met beide handen aan. Daarvoor had hij al in een paar lange artikelen bewezen dat hij goed kon schrijven en oog had voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de moderne kunst, ook de Duitse en de Franse. Vooral die laatste, de Franse kunst, zou voor zijn eigen werk belangrijk zijn. Toen hij op 23-jarige leeftijd een aantal maanden in Parijs doorbracht en kennismaakte met de schilderijen van Henri Rousseau le Douanier ( toen in Nederland nog vrijwel onbekend) was hij daar zeer van onder de indruk, zoals goed te zien is aan Het Matroosje (1914), dat hij kort na zijn terugkeer in Nederland schilderde. De schilder-criticus trouwde in 1919 met Johanna van Deene, met wie hij vier kinderen kreeg. Zij was de zuster van de schilder Jan van Deene die hij tijdens zijn opleiding had leren kennen. Vriendschappen waren erg belangrijk in het leven van Kasper Niehaus, die enerzijds graag een rustig leven leidde in het atelier en temidden van zijn boeken, maar anderzijds hield van pittige discussies en de spanning van het samenstellen van tentoonstellingen. Naast al deze bezigheden bracht hij een verzameling bijeen van naïeve kunst en Hindeloper meubelen. Een van zijn bekendste schilderijen is het Zelfportret in interieur uit 1922. Het werd tentoongesteld op de Salon d’Automne in Parijs en op de Biënnale van Venetië. Niehaus was toen begin dertig. Op dit zelfportret heeft hij zich gladgeschoren, dat werd toen meer ‘modern’ gevonden, maar meestal droeg hij een baard. Het is opmerkelijk hoe vaak Niehaus zelf voorkomt in zijn schilderijen. Op de Promenade aan de Amstel, is hij zelfs drie maal te zien – evenals zijn vrouw. We kijken dan ook niet naar een momentopname maar naar een gemonteerde voorstelling, die nauwkeurig is opgebouwd volgens een geometrisch schema. Niehaus was alles behalve een spontaan werkende kunstenaar. Hij maakte vaak gebruik van foto’s, die hij soms liet uitvergroten. Met behulp van overtrekpapier calqueerde hij de lijnen op het doek. In aantal schilderijen zijn de prikgaatjes langs de contouren nog goed zichtbaar. Eigenlijk ging hij te werk als een fresco-schilder. De figuren werden sja-
De luxe die het leven waard maakt Door Marijke de Groot
blonen, die hij steeds weer hergebruikte en in verschillende combinaties terug liet komen. Dat is goed te zien door vergelijking van het Arcadisch landschap uit ca. 1938 met het Arcadisch Landschap (de Hesperiden) dat hij in 1945 voltooide. In dat laatste schilderij, een langgerekte versie, voegde hij nog een zittende jongen toe. De vruchten die op de voorgrond te zien zijn bij de liggende vrouwenfiguur, verwijzen naar de gouden appels van de Hesperiden uit de Griekse mythologie. Het zijn dan ook geïdealiseerde voorstellingen, waarbij een sterke invloed van
de Franse decoratieve schilderkunst te zien is. Niehaus heeft vooral goed naar het werk van Puvis de Chavannes gekeken, die beroemd werd met zijn classicistische wandschilderingen zoals die in het Panthéon in Parijs. De gedeeltelijk in draperieën gehulde vrouwen met de hooggeheven hoekige armgebaren, zijn rechtstreeks ontleend aan Puvis de Chavannes. Maar deze voorstellingen van ‘schone mensen in een schone natuur’ zoals Niehaus ze omschreef, stuitten vaak op onbegrip. Tot zijn frustratie had Niehaus veel te lijden onder de ‘plebeïsche huichelach-
tigheid’ van degenen die bezwaar maakten tegen de naaktfiguren. Opdrachten werden geweigerd en schilderijen verbannen naar minder opvallende plekken. Dit was het lot van het Arcadisch Landschap (de Hesperiden), dat in eerste instantie bestemd was voor de anti-chambre van het ministerie van Onderwijs, Kunst en Wetenschappen. Het lijkt wel alsof Niehaus geen afscheid kon nemen van eerdere motieven. Steeds weer pakte hij dezelfde thema’s op. In De schilder en zijn model (1946) is het Zelfportret in interieur terug te zien, bijna een kwart eeuw eerder ontstaan, maar nu in een kubistisch aandoende stilering. Er is nog een tweede motief in verwerkt; het Naakt met spiegel, eveneens uit de jaren twintig. Of een schilderij helemaal ‘af’ was interesseerde hem niet zo. Er zijn vaak onopgeloste partijen of niet weggeschilderde potloodlijnen te zien. Het aanbrengen van een signatuur of een datering vond hij evenmin belangrijk. Het grootste genoegen beleefde hij aan het bedenken en opzetten van zijn composities. In 1935 was Niehaus met zijn gezin in het centrum van Bergen gaan wonen. Daar vervulde hij na de oorlog een belangrijke rol als mentor van een groepje kunstenaars onder wie David Kouwenaar en Jaap Mooij. Hij deelde met hen zijn liefde voor de naïeve kunst en doceerde over de moderne Franse schilderkunst. Ook na pensionering bleef Niehaus betrokken bij het kunstleven. Hij gebruikte zijn goede contacten met Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, om hem te wijzen op het werk van jonge, onbekende kunstenaars. Zo heeft hij Sandberg op het spoor van Lucebert gezet. Tot op hoge leeftijd bleef hij schilderen, want dat zag hij zoals hij aan Paul Citroen schreef als ‘onze luxe die het leven waard maakt’. Kasper Niehaus overleed in 1974 op 85 jarige leeftijd. De tentoonstelling Het aardse paradijs van Kasper Niehaus. Schilder – criticus – verzamelaar, is te zien in het MMKA van 14 juli tot en met 9 september 2007. Op deze eerste museale overzichtstentoonstelling komen de verschillende aspecten van Niehaus’ kunst en kennerschap aan de orde. Door middel van oude opnames komt hij daar ook zelf over aan het woord. Bij de tentoonstelling verschijnt een beknopte publicatie met teksten van Marijke de Groot, Ype Koopmans en Peter de Ruiter.
SNEAK PREVIEW MMKA Op 3 mei bood het MMKA met een sneak preview voor relaties een voorproefje op het vernieuwde gebouw.
Interview met Marco Grob
M
arco, je bent al zeven jaar als zakelijk leider aan de musea verbonden. Sinds de ziekte van Max Meijer in februari 2006 heb je hem vervangen en je bent nu directeur ad interim. Hoe kijk je terug op de afgelopen anderhalf jaar? Max, gelukkig nu weer helemaal hersteld, werd op een cruciaal moment ziek. We stonden aan de vooravond van een belangrijke periode. In het voorjaar van 2006 zouden we ons meerjarenbeleid voor 2006-2010 formuleren. In het jaar daarvoor hadden we al wel gepraat over de grote lijnen. De richting die we in wilden slaan, was bepaald - de invulling daarvan nog niet. Dat heb ik samen met het MT gedaan en in juni 2006 konden we ons meerjarenbeleidsplan voor 2006-2010 presenteren aan onze Arnhem Arts Ambassadors en de wethouder.
Het is inmiddels 2007. Heb je al doelen uit jullie plan kunnen realiseren? Ja, we streven de komende jaren voor het MMKA naar schaalvergroting en groei van het bezoekersaantal. Dit, omdat we vinden dat dit een voorwaarde is voor verdere ontwikkeling van onze museale functie. Onze huidige bezoekers zijn heel trouw. We weten uit onderzoek dat we een zeer hoog percentage herhaalbezoek hebben. We willen dus juist nieuwe bezoekersgroepen aanboren. Dat doen we door onze markt te verkennen, te onderzoeken hoe we een betere partner kunnen zijn op de toeristische markt. We werken hard aan een marketingplan, mogelijk omdat de gemeente een medewerker marketing beschikbaar stelde. Ondertussen wordt ook door CMV-4 studenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen onderzoek gedaan naar de behoefte aan publieksactiviteiten bij een doelgroep tussen de 25 en 40 jaar. Een van de voorwaarden om te kunnen groeien is ook dat het gebouw op orde is. En juist op dit punt hebben we de afgelopen tijd de wind mee gehad. Gelijktijdig met het verschijnen van ons meerjarenbeleidsplan besloten college en raad geld beschikbaar te stellen voor de beveiliging van het gebouw. Daar kwam bij dat vanuit het vastgoedbeheerplan van de Facilitaire Dienst van de gemeente geld beschikbaar werd gesteld voor het
wegwerken van achterstallig onderhoud, zoals herstel van de koepel, verwijderen van asbest en het verbeteren van de klimaatbeheersing van het gebouw. Door activiteiten integraal uit te voeren, creëerden we synergievoordeel. Daardoor konden we ook binnen het budget onze winkel en entree aanpakken, het museumcafé vergroten – zodat we in de toekomst ook veel beter grote groepen kunnen ontvangen – en met behulp van financiële ondersteuning van de Arnhem Arts Ambassadors een goed auditorium bouwen. Ook komt er een aantal publieksruimtes bij, waarmee we zometeen een prachtige kwaliteitsslag realiseren. Het afgelopen jaar organiseerden jullie een aantal publiekssessies waarbij het publiek zijn zegje kon doen over activiteiten die jullie van plan zijn te organiseren. In welk licht moet ik dit zien? Dat gebeurt in het kader van een kwaliteitsslag die we willen maken. We zijn dit jaar met onze conservatoren en overige staf van het museum vroegtijdig bij elkaar gaan zitten om te gaan praten over plannen voor tentoonstellingen die er liggen voor de komende jaren. Daarbij gaat het dan om plannen die passen in het idee van schaalvergroting – grote projecten – maar ook kleinschaliger initiatieven. Waar wij heel sterk aan werken is dat wij vervolgens willen weten wat ons publiek vindt van die plannen. Een conservator kan enthousiast zijn, maar is een potentieel publiek dat ook? Wat zijn bruikbare suggesties? Welke verwachtingen leven er bij het publiek over de presentatie van een onderwerp? We hebben tijdens een zeer vruchtbare middag aan mensen van buiten het museum, die verschillende publieksgroepen representeerden, voorstellen voorgelegd. Tijdens die middag bleek dat mensen wel degelijk geïnteresseerd zijn in zwaardere onderwerpen, maar dat veel afhangt van de presentatie. Zo staat er nu een grote tentoonstelling gepland over internationale feministische kunst. Naar aanleiding van de discussies met het publiek gaan we nadenken over de sfeer en de setting van de tentoonstelling, aandacht voor de tijd waarin de werken gemaakt zijn en een interessante combinatie van werken die nu gemaakt zijn en in de
door Petra Versluis
jaren zeventig. Ook komt er een heel activiteitenprogramma om de tentoonstelling heen. Het MMKA is inmiddels grondig gerenoveerd. Over zeven jaar gaan jullie deze plek verlaten en verhuizen naar het kunstencluster in Rijnboog, in de binnenstad van Arnhem. Hoe verhoudt zich een dergelijke verbouwing en investering tot de aanstaande verhuizing? Als wij nu niet zorgen voor groei en binding met ons publiek, dan zijn wij over zeven jaar geen aantrekkelijke partner in het nieuwe kunstencluster. Wij hebben deze komende jaren juist hard nodig om door te groeien naar een gezonde, goede organisatie die uiteraard niet alleen aantrekkelijk is voor publiek, maar ook voor sponsors. Alleen zo kunnen we meer externe middelen binnen halen om betere aankopen te kunnen doen en bijzondere tentoonstellingen en activiteiten te kunnen financieren. Jullie zitten op een van de mooiste museumlocaties van Nederland. Vind je het niet vreselijk moeilijk om deze plek op termijn te verlaten? Ja, afscheid nemen doet altijd pijn, maar het ligt er daarbij ook aan wat je ervoor terug krijgt. Ik geloof sterk in de aanzuigende werking van een ligging in het centrum en de uitdaging van samenwerken met de partners van het kunstencluster Het Domein, De Schouwburg en het Filmhuis. Dat biedt echt mogelijkheden tot interessante multidisciplinaire projecten en het op gang brengen van nieuwe publieksstromen. Voorwaarde is wel dat de politiek echt bereid is te investeren zodat we iets goeds neer kunnen zetten. Hoe zit het met de opvolging van Max Meijer. Komt er een nieuwe directeur? Op dit moment, voorjaar 2007, loopt er een onderzoek door Berenschot in opdracht van de Gemeente Arnhem naar invulling van de directeursfuncties bij Musis/Schouwburg en bij de musea. Mede in het licht van de ontwikkelingen in Rijnboog wordt gekeken welk profiel het best past bij de nieuwe directeur. Daarbij staan vele opties open. Ik verwacht dat er in het najaar van 2007 meer duidelijkheid gegeven kan worden over de invulling daarvan.
AFSCHEID MAX MEIJER Op woensdag 28 februari namen collega’s en relaties afscheid van Max Meijer. Max Meijer, sinds april 2001 directeur van het Museum voor Moderne Kunst en Historisch Museum Arnhem, besloot na herstel van zijn ziekte zijn loopbaan voort te zetten als vennoot van het adviesbureau TiMeAmsterdam.
Meer weten over het cultuur- en kenniscluster in Rijnboog? Kijk dan op www.mmkarnhem.nl en www.hmarnhem.nl (knop organisatie).
door Mirjam Westen
Dealing with reality
mathilde ter heijne, nind set (2005)
D
oor de opkomst van de fotografie (en later de film) werd de weergave van de zichtbare werkelijkheid minder vaak uitgangspunt in het werk van beeldende kunstenaars. Herkenbare figuratie werd binnen de kunstgeschiedenis in de 20ste eeuw overschaduwd door abstracte en conceptuele kunst. Realisme als stijl werd lange tijd verweten slechts oppervlakkige nabootsing te zijn. Of het was verdacht vanwege de associatie met ideologieën van totalitaire regimes. Nu het onderscheid tussen kunstdisciplines minder afgebakend is, het onderscheid tussen abstractie en figuratie minder beladen is, en de weergave van de werkelijkheid niet louter als nabootsing maar ook als vormgeving en duiding van de werkelijk-
heid wordt opgevat, ondervraagt het Museum voor Moderne Kunst Arnhem in de tentoonstelling ‘Dealing with Reality’ diverse houdingen ten opzichte van de werkelijkheid en realisme. Voor veel hedendaagse kunstenaars is de ondervraging van de beeldvorming in onze samenleving een belangrijk uitgangspunt. Welke rol krijgen foto’s en filmbeelden toebedeeld in onze maatschappij met zijn economie van de afleiding? Zij reproduceren niet alleen, maar genereren zelf ook weer nieuwe ontwikkelingen. In de tentoonstelling wordt werk getoond van kunstenaars die veelal bestaande beelden, achtergronden en geschiedenissen onderzoeken en zich toeeigenen. De tentoonstelling Dealing with Reality, met werk van o.a. Mathilde ter Heijne, Germaine Kruip, Melissa Gordon en Hans op de Beeck, is te zien in het MMKA vanaf 24 november 2007. Melissa Gordon, ‘U-Haul’(2006) Realiteit als fictie? De schilderijen van de Amerikaanse Melissa Gordon (1981 Boston) zien er soms uit als storyboards; het beeldvlak is gevuld met meerdere afbeeldingen, alsof het een snapshot is van een hoek van een muur waarop meerdere plaatjes hangen. Zij schildert met een losse toets in een realistische stijl, waarbij het narratieve aspect een belangrijke rol speelt. Door middel van beelden, interpretaties en associaties creëert Gordon hommages aan sterke karakters uit de fictieve en échte wereld. Het werk ‘Uhaul’ maakt deel uit van de serie ‘Genealogies’ waarin Gordon zich heeft laten inspireren door teksten van kunstenaressen over historische personages die van belang zijn geweest voor hun persoonlijke ontwikkeling. Gordon trekt geen conclusies uit deze verhalen, ze comprimeert de individuele geschiedenissen tot één beeld. In dit geval zien we een reproductie van de achterkant van een vrachtwagen waarop de tekst ‘U-Haul Adventure in mo-
HIGHLIGHTS door Mirjam Westen
H
et MMKA zal de komende jaren een aantal experimentele tentoonstellingen programmeren, die naast een aangename en interessante ervaring voor het publiek ook bedoeld zijn voor het museum zelf. Het museum bezint zich op de manier waarop het aankoopbeleid op het gebied voor sieraden vormgegeven moet worden. Een aantal onderzoekende tentoonstellingen zal richting geven aan het toekomstige beleid. Een van de eerste tentoonstellingen die het museum vanuit die doelstelling programmeert, is Highlights van de in Utrecht opgeleide Juul Jacobs. Juul Jacobs is een veelzijdig ontwerper en kunstenaar. Hij hergebruikt afvalmaterialen op ingenieuze wijze. Hij doet dit voor objecten die een gebruiksfunctie, maar ook een esthetische functie hebben. De eigenzinnige objecten die hij maakt, komen voort uit zijn fascinatie voor de digitale revolutie. “Ik streef ernaar mezelf en anderen inzicht te geven in deze technologisch voortgestuwde tijd” zo zegt hij. Juul Jacobs ontwerpt polyester sieraden van afgedankte computeronderdelen, maar ook een handige handtas (‘grijpkat’) om een poes te vervoeren. Hoeden die tevens als borstbeschermers kunnen fungeren, bizarre fietsen en andere voorwerpen die onder de term urban design vallen. In zijn werk gebruikt Juul Jacobs elementen die verwijzen naar een toekomstperspectief waarin de mens zal opgaan in de machine: een cyborg.
“Ooit zal de mens een robot zijn”, zegt Juul Jacobs. “We hebben al pacemakers, dus er zullen vast apparaten gemaakt worden om onszelf te updaten. Net als in de Matrix.” Zijn sieraden wekken de suggestie in contact te staan met externe apparaatjes, waardoor de drager ervan zich met ‘extra functies’ zou kunnen verrijken. In een ring uit de collectie ‘Have you updated your body yet’ heeft Jacobs het idee van deze mogelijkheid verwerkt. “Ik streef ernaar mezelf en anderen inzicht te geven in deze technologisch voortgestuwde tijd.” Als toegepast kunstenaar wil Jacobs niet zozeer een eenduidig antwoord geven op hoe wij onze toekomst zouden moeten ontwerpen maar onderzoekt hij de verschillende kanten van dit groeiproces. “Een belangrijk aspect daarin is de productie, het beheer en de communicatie van informatie”, aldus de kunstenaar. “Nu informatie digitaal is op te slaan, is er de behoefte ontstaan om steeds meer informatie in steeds kleinere verpakking op te slaan. Dit biedt de mogelijkheid om ons geheugen extern op te slaan in handige kleine apparaatjes die we makkelijk met ons kunnen meenemen.” De vormgeving van deze objecten speelt een belangrijke rol, vooral nu duidelijk is dat de consument zich veelal laat verleiden door de vormgeving. Voor dit gegeven introduceerde Jacobs de term ‘jewelution’: een samentrekking van jewel, sieraad of juweel en solution/revolution, oplossing en revolutie. Geïnspireerd door deze
term maakte hij sieraden waarin zich een ledlampje bevindt. Uit het werk spreekt tevens zijn fascinatie voor het materiaal giethars. Polyester, epoxy en polyurethaan bieden de mogelijkheid om een zekere mate van doorschijnendheid aan het object me te geven. Met behulp van giethars onderzoekt Jacobs hoe bepaalde vormen, composities en kleuren zich verhouden tot transparantie, en wat het effect is op de omgeving. In zijn meest recente project experimenteert de kunstenaar met schermen of panelen van giethars waarmee de beweging van natuurlijk licht wordt gevangen in tijd en zijn weerslag heeft op de kleur en het patroon in het scherm. Juul Jacobs – Highlights is te zien in het MMKA van 22 september tot en met 13 januari 2008
ving’ staat. Links daarvan is een kleurrijke weerkaart te zien, van de oostkust van Amerika. Het schilderij is geïnspireerd op het verhaal over Kathy Boudin die lid werd van een radicale studentengroep, de ‘Weathermen’. De ‘Weathermen’ beroofden een bank met een vrachtwagen van het bedrijf U-Haul. Boudin werd opgepakt, gestraft en raakte in vergetelheid. Mathilde ter Heijne, ‘Mind set’ (2005) Mathilde ter Heijne (1969 Straatsburg) is vooral bekend geworden door videowerken en installaties waarin zeer realistische replica’s van haarzelf centraal staan.. De replica’s zijn voor altijd bevroren in hun beweging; hun lichamelijke aanwezigheid roept behalve herkenning soms ook verwarring op. Ze verwijzen veelal naar maatschappelijke kwesties als geweld, eenzaamheid, en schuld. De installatie ‘The Mind Set’ bestaat uit een wit huisje, waaruit een stem opstijgt. Door de open deur vangen wij een glimp op van een replica van de kunstenaar, met een besmeurd gezicht, zittend op een krukje. Het kale interieur suggereert dat ze zich in een kelder bevindt. De realistische weergave in deze behuizing roept het effect op van isolement en vervreemding.
melissa gordon, u-hail (2006)
Op de Biënnale Ongelofelijk, ik werk voor Dior!
Ik til handwerktechnieken naar een hoger niveau
SANDRA BACKLUND Sandra Backlund bouwt jurken als sculpturen. Met het lichaam als uitgangspunt rekt, trekt en schuift de Zweedse net zo lang aan gebreide lapjes tot ze tevreden is over de vorm. ‘Mijn ontwerpen zijn collages,’ zegt de trendschuwende ontwerpster over haar tijdloze ontwerpen. Haar experimentele werkwijze resulteert meestal in uiterst ruimtelijke kleding. Backlund deinst er niet voor terug om ongebruikelijke materialen als glas en haar te verwerken. Maar ze past vooral oude handwerktechnieken als haken en breien toe in haar sculpturale ontwerpen. ‘Het is belangrijk om zulke technieken levend te houden en ze naar een hoger niveau te tillen.’ Sinds 2004 presenteerde ze vijf minicollecties, waarvan enkele stukken helemaal met de hand gemaakt zijn. Backlunds unieke, volumineuze creaties stonden in tijdschriften als de Britse i-D, Vogue Italia en de Amerikaanse Nylon.
JOHN GALLIANO John Galliano, de meest flamboyante ontwerper van deze tijd, staat bekend om zijn sprookjesachtige glamour, ophefmakende shows, theatrale makeup en styling. De Brit studeert af in 1984 met Les Incroyables, een show geïnspireerd op de Franse Revolutie. Modekenners herkennen meteen zijn genialiteit. Parijs lonkt. Na een moeizaam free-lance bestaan bij o.a. Plein Sud en enkele maanden bij couturehuis Givenchy, begint dan eindelijk de victorie. Gesteund door Vogue’s Anna Wintour leert de hele wereld zijn genie kennen. De rest is geschiedenis. Galliano glanst sinds 1996 in zijn rol als artistiek directeur bij Dior en wordt geroemd vanwege zijn vakmanschap. Galliano’s collecties zijn een eclectische mix van culturen – Azië is zijn favoriet – en ladingen fantasie. “Als ontwerper moet je dromen.” Naast de volstrekt ondraagbare couture voor Dior en diverse Dior pretà-porterlijnen, ontwerpt Galliano onder eigen naam spraakmakende vrouwen- en mannenmode en een jeanslijn.
Ik maak cartoon couture
CASETTE PLAYA De trainingspakken maatje XXL met caleidoscopische dessins knallen letterlijk van hun kleerhangers. Hoe kan het anders als je ontwerpfilosofie is om futuristische, hallucinerende en positieve ontwerpen te maken. Cassette Playa, ontwerpster Carri Mundane, haalt haar kleurrijke ideeën uit strips, subculturen en games als Space Invaders. Een terugkerend thema is de house cultuur (aciiiiid!) met zijn vibrerende neon kleuren. Mundane lanceert haar label al tijdens haar afstuderen in 2004, met een videopresentatie. Cassette Playa, die showt op de London Fashion Week, noemt haar ontwerpen ‘mixed wear’, jongenskleding ook geschikt voor meiden. Mundane werkt regelmatig als stylist voor het Britse blad i-D en is medewerkster van Super Super en Dazed & Confused. Voor hun videoclips kleedt ze de Britse rapster M.I.A en new rave band The Klaxons.
MAISON MARTIN MARGIELA Martin Margiela is een mysterie. Nooit zie je zijn gezicht op foto’s en nooit laat hij zich interviewen. Die depersonalisatie begint al in 1988 als de Belg zijn eerste collectie presenteert waarin de kleding centraal staat. Maison Martin Margiela’s conceptuele ontwerpen zijn vaak samengesteld uit gedeconstrueerde tweedehandsjes of lompen. Na zijn afstuderen in 1979 lift Margiela mee op het succes van de ‘Antwerpse Zes’ (o.a. Dries van Noten en Ann Demeulemeester) die als groep bewijzen dat modetalent niet exclusief uit Milaan en Parijs komt. Margiela is na de academie drie jaar assistent van Jean Paul Gaultier in Parijs. MMM brengt talloze dames-, heren- en accessoirelijnen. Omcirkelde getallen op het kledinglabel – van 0 tot 23 - verwijzen naar collecties of speciale projecten. Vanaf 1998 - als MMM zijn twintigste collectie presenteert - tekent Margiela tot 2004 vrouwencollecties voor het luxelabel Hermès.
Logoloze high-fashion van lompen
HENRIK VIBSKOV STUDIO Henrik Vibskov is een multi-talent. Naast zijn werk in de mode musiceert de Deen in zijn band Trentemoller, maakt prijswinnende films, is actief in de beeldende kunst en verzint de meest waanzinnige performances voor zijn vrouwen- en mannencollec-
Drie-dimensioneel illustreren met garens
MEREL BOERS Onder de naam Miss Blackbirdy studeerde Merel Boers vorig jaar cum laude af aan de Amsterdamse Gerrit Rietveld Academie. Haar afstudeercollectie ‘A Journey to Miss Blackbirdy’s World’ noemt ze een vlucht uit de werkelijkheid. En die brengt haar veel goeds. Meteen na haar afstuderen wint ze met de tere, grafische collectie de BLVD Modeprijs 2006. Boers werkt vanuit haar illustratieboekje en tekent de zwartwit bloempjes en zelfverzonnen meisjeskarakters even graag op papier als op stof. Verfijnde mode-illustraties weet ze knap om te zetten in eigentijdse mode. Zo komen op een speelse manier haar tekeningen terug in fragiele, uit zwarte garens opgebouwde kledingstukken. In 2006 wordt Boers geselecteerd voor de Lancôme Fashion Award. Tijdens de Amsterdam International Fashion Week 2007 wint ze in de categorie Modern Feminity een prijs voor een vijftal lieflijke, maar zeer verleidelijke meisjesjurken.
Eigenlijk houd ik niet van mode
Pipi Langkous is mijn stijlicoon
BERNHARD WILLHELM De opvolger van de gebroeders Grimm, zo wordt Bernhard Willhelm in een overzichtscatalogus van zijn werk genoemd. Vanaf zijn afstudeercollectie in 1998 zet de Duitser de toon met sprookjeswaardige kleding – met net als in sprookjes soms een duister randje. Vol gevoel voor humor en vorm herdefinieert Willhelm jurken die een (dinosaurus) staart krijgen, broeken met eendenpootpijpen en wonderlijke accessoires. Onvergetelijk zijn de spiegeleieren en insectenbroches waar moeder Willhelm zich een tennisarm aan haakt. Verwijzingen naar zijn geboortestreek Beieren – klederdracht en gebak – kenmerken Willhelms eerste collecties evenals handwerktechnieken breien, haken, patchwork en borduren. Bonte, clowneske prints volgen later en worden vooral gebruikt bij de op sportswear geïnspireerde mannenkleding die het enfant terrible vanaf 2000 ontwerpt en in Parijs showt.
ties. Gedenkwaardig is Vibskov’s 10e presentatie: Big Wet Shiny Boobies Collection. Gekleed in piratenpak bewerkt hij drums en wasbord terwijl zijn modellen languit liggen in een surrealistisch veld vol voluptueuze borsten op stokjes. Ook in zijn laatste performance The Black Carrots show (entree 2 pakjes sigaretten of 50 Deense Kronen) trad de kunstenaar zelf op. De kleurrijke, ietwat nerdy, streetwear van Vibskov –fan van Paul Smith en Commes des Garçons– is gewoon draagbaar. De Vibskov-man, en soms vrouw, draagt relaxte, kleurrijke kleding. Vibskov heeft een winkel in Kopenhagen.
Perfect passende kleding doet elke vrouw recht
Stapelgek op kasjmier
KIND Wie de ontwerpers zijn achter KIND is een raadsel. ‘Het gaat om KIND, niet om ons. Noem ons maar Mr. en Mrs. Kind.’ Het geheimzinnige label beschikt over een ongebreidelde fantasie. Hun gebreide mannen- en vrouwencollecties, gemaakt van boterzachte kasjmier, ‘lezen’ als een stripverhaal. De zomercollectie 2006 vertelt over een reisje in een onderzeeër met motiefjes als inktvissen en haaien. In de laatste wintercollectie komt de inspiratie uit Alice in Wonderland, vermengd met een surrealistische knipoog naar de Italiaanse modeontwerpster Elsa Schiaparelli. Al even origineel zijn de accessoires. Neem Hot Legs, een kasjmiersjaal in de vorm van een welgevormd en levensgroot ballerinabeen. Met hun speelse ontwerpen verovert KIND de inkopersharten van toonaangevende boutiques en warenhuizen als het Parijse Colette en Dover Street Market, Harvey Nichols en Liberty’s in Londen. Twee KIND-outfits zijn in 2005 tentoongesteld op de eerste editie van Arnhem Mode Biënnale.
RODARTE ‘Mode is ons leven,’ zegt de Amerikaanse Kat e Mulleavy van Rodarte. Toch kiezen zij en zus Laura pas na een studie Engels (Laura) en kunstgeschiedenis (Kate) aan de Universiteit van Californië in Berkeley voor een modecarrière. Rodarte presenteert in 2005 een eerste collectie tijdens de New York Fashion Week en wint in datzelfde jaar de Eco Domani Fashion Award voor een serie cocktailachtige jurken met een subtiele vintage touch. De zusjes raken instant beroemd nadat één van hun dromerige jurken op de cover van het modevakblad Women’s Wear Daily staat. Nadat Vogue’s Anna Wintour de meiden uitnodigt om hun 10delige collectie bewerkelijke couture te tonen, weet heel de New Yorkse fashionscene wie Rodarte is.In no-time hangen RODARTE‘s (zo heet moeders familie) verfijnde en sculpturale creaties in winkelwalhalla’s als Barney’s en Bergdorf Goodman in New York en Browns in Londen. Bekende Rodarte fans zijn cult-ster Dita Von Teese, actrice Cate Blanchett en topmodel Karen Elson.
Jan Mankes en zijn relatie met het Arnhemse museum door Ype Koopmans
G
elet op kwaliteit en omvang bezit het MMKA de belangrijkste collectie werken van Jan Mankes. Van de hooguit 200 schilderijen die hij gemaakt heeft zijn er 22 Arnhems bezit, of 23 wanneer een twijfelgeval wordt meegerekend – straks meer daarover. Werk van Mankes is tegenwoordig nagenoeg onbetaalbaar, als het al te koop is, maar dat is niet altijd zo geweest. Onderzoek in de eigen archieven leverde de volgende informatie op. Onze eerste aankoop was in 1951 een litho, voor destijds 4 gulden, omgerekend naar nu 30 euro. De kunstenaar was op dat moment ook nagenoeg vergeten. Bram de Lorm, de directeur van het toenmalige Gemeentemuseum, kende Mankes echter wel. Zijn vader was eigenaar geweest van kunstzaal De Zonnebloem in Den Haag, waar hij vanaf 1916 naast sier- en gebruikskunst ook grafiek toonde en in consignatie had, onder andere van jongeren als Mankes. In zijn boekje Het gezellig binnenhuis uit 1923 prees deze Cornelis de Lorm het grafische werk van Mankes aan als ‘waard om in strenge omlijsting den kamerwand te sieren ’. De Lorm junior deelde die mening kennelijk. Bezien vanuit een museaal perspectief waren daarbij voor deze wegbereider de overeenkomsten tussen het werk van Man-
Boek Bij de tentoonstelling is een rijk geïllustreerde publicatie verschenen met bijdragen van Caroline Roodenburg-Schadd en Alied Ottevanger. Het boek, dat uitgegeven is door Waanders Uitgevers te Zwolle, bevat tevens een complete inventarisatie van Mankes oeuvre. Het is gedurende de gehele looptijd van de tentoonstelling te koop voor € 34,95.
kes en dat van Dick Ket interessant, een kunstenaar uit de Arnhemse regio die al sinds de jaren dertig door het Gemeentemuseum werd verzameld. Hoewel beide geboortig van elders, was zowel Mankes als Ket in Gelderland gestorven en ook dat gold als argument. Al of niet opzettelijk werd er denk ik ook waarde gehecht aan het smartlapgehalte van hun kunstenaarsleven: ‘Jung stirbt wen die Götter lieben’. Mankes werd niet ouder dan dertig. Op het moment dat De Lorm aantrad was het museum vooral door schenking al in het bezit van een gevarieerd overzicht van Kets oeuvre. Belangrijk was in dat opzicht dat van de vriendenvereniging van het museum mensen deel uitmaakten die Ket nog persoonlijk hadden gekend en van hem hadden gehouden. Zij stelden zich ten doel die collectie nog verder uit te breiden, ook met werken van geestverwante kunstenaars en voorlopers. Dit signaal werd door De Lorm opgepikt en als vertrekpunt voor zijn beleid genomen. Realistische kunstenaars uit de eerste helft van de vorige eeuw waren op dat moment relatief goedkoop en geld voor aankopen was er niet of nauwelijks. In dat licht moet ook de benoeming in 1951 van Johan Mekkink als conservator worden zien. Deze was niet alleen Kets beste maatje geweest, maar stond ook bekend als schilder van min of meer dezelfde richting. Daarbij was hij drijvende kracht van de Vereniging van Vrienden; zo sneed het mes aan twee kanten. Mekkink was voor het museum niet alleen belangrijk als collectioneur en kenner. Hij maakte ook tentoonstellingen van de zijns inziens belangrijkste exponenten van het vooroorlogse neorealisme, om te beginnen met Ket (1962), gevolgd door Wim Schuhmacher (1964), Pyke Koch (1966) en Carel Willink (1968). Toen hij in 1969 met pensioen ging nam het Gemeentemuseum in de rij van Nederlandse musea door zijn expertise een volstrekt eigen plaats in. Mekkink stak veel tijd in het onderhouden van contacten met kunstenaars en verzamelaars. Op die manier wist hij in 1958 een belangrijke schenking van de bekende verzamelaar Joop Odinot binnen te halen, waarvan de kern door werken van Ket en Schuhmacher werd gevormd. Min of meer als bijvangst zat er ook een schilderijtje van Mankes bij, een voor hem door zijn na-
vrante symboliek a-typisch stilleven met een mensenschedel op een opengeslagen boek. Later datzelfde jaar wist Mekkink bij een Apeldoornse kunsthandelaar een Stilleven met appelbloesem van Mankes op de kop te tikken en voor de financiering de Vereniging van Vrienden te strikken (afb.). De vraagprijs was 4000 gulden, wat voor die tijd hoog was. Blijkbaar werd flink afgedongen want uiteindelijk werd er 2400 gulden betaald, voor een werk met een onduidelijke pedigree nog steeds behoorlijk prijzig. In de jaren twintig en dertig waren er in de handel met enige regelmaat onbekende schilderijen van Mankes opgedoken, waarvan in sommige gevallen kon worden aangetoond dat het om vervalsingen ging. De aandacht voor realisme en de perspectieven die dat bood voor het werk van Mankes zal diens onofficiële ‘fanclub’ niet ontgaan zijn. Zijn weduwe Annie Mankes-Zernike en haar vriendin Annie van Beuningen-Eschauzier hadden daarvan de touwtjes in handen. Zij waren toen al jaren bezig om musea voor het werk van Mankes te interesseren en hadden daarvoor onder andere vergeefs bij Museum Boijmans-van Beuningen(!) en bij Pierre Janssen (!) van het Schiedams Museum aangeklopt. Annie van Beuningen was Mankes’ meest enthousiaste verzamelaar sinds 1918. Haar bekendste aankoop was zijn Jonge witte geit uit 1914, nog altijd een publiekslieveling. Dat zij een zuster was van Frits Eschauzier, de met De Lorm bevriende architect van de nieuwe westvleugel van het Gemeentemuseum, zal zeker een rol hebben gespeeld bij de daaropvolgende ontwikkelingen. Feit is dat Annie Mankes De Lorm in september 1964 benaderde met het verzoek een tentoonstelling van het werk van haar overleden echtgenoot te maken: ‘Mensen vragen mij er wel eens om. Na al het bizarre wat wij te zien hebben gekregen – en nog krijgen – zal Jan Mankes’ stille, en nog zoveel zeggende werk hun goed doen.’ De Lorm reageerde positief: ‘Uit mijn jonge jaren heb ik de beste herinneringen aan het telkenmale verschijnen van nieuw werk. Hoewel de waardering van die tijd, die algemeen te noemen was, niet meer aanwezig is, ben ik met u van oordeel dat er velen zullen zijn die met vreugde opnieuw met het werk van Jan Mankes zullen kennis maken.’
De tentoonstelling Het Mankes Perspectief is een samenwerking van het Drents Museum, het Scheringa Museum voor Realisme en het MMKA. Na de tentoonstellingen in Assen en Spanbroek is dit najaar de beurt aan Arnhem om het grootse overzicht met ruim 120 werken van Jan Mankes te tonen. De tentoonstelling in Arnhem is te zien van 13 oktober tot en met 27 januari 2008. Zie ook www.janmankes.nl. De tentoonstelling kwam tot stand dankzij financiële ondersteuning van Van Lanschot Bankiers en Van Lanschot Ars Mundi.
Kennelijk duurde het mevrouw Mankes te lang voordat er knopen werden doorgehakt want in november 1964 drong ze er op aan om haast te maken. Zij en de haar bekende eigenaars van werk waren stokoud en de kans was groot dat het oeuvre binnen een paar jaar niet meer te traceren zou zijn. Ook wees zij op de noodzaak om in de selectie een schifting aan te brengen omdat de kwaliteit van het werk sterk wisselde, een opmerkelijk elastisch standpunt voor een verder nogal stramme kunstenaarsweduwe. Begin 1965 meldde De Lorm zich werkgerelateerd ziek, om niet meer terug te keren. Mek-
kink durfde het op dat moment niet aan om zijn functie waar te nemen en de interim-manager die in 1966 werd aangetrokken wilde geen beslissingen nemen met consequenties voor de toekomst. De sympathie van mevrouw Mankes was echter gewonnen en begin 1967 wist Mekkink door haar bemiddeling als langdurig bruikleen acht schilderijen en zeventien prenten en tekeningen uit de nog onverdeelde nalatenschap van Annie van Beuningen te verwerven. Toen hij nog weer een jaar later na lang aandringen toch maar akkoord ging met zijn benoeming tot tijdelijk directeur was hij niet meer afhanke-
lijk van de goedkeuring door superieuren. Hij kon eindelijk de Mankes-tentoonstelling programmeren en wist de collectie wederom uit te breiden met langdurige bruiklenen van particulieren, waaronder de resterende stukken uit de Van Beuningen-collectie. Binnen een jaar was er een nieuwe directeur gevonden en werd duidelijk dat deze tentoonstelling Mekkinks laatste grote zou zijn. Haast was geboden. Mekkink huurde als assistent de jonge kunsthistoricus Jan de Groot in, om in overleg met mevrouw Mankes en haar zoon Beint de gewenste selectie van ‘het beste, het mooiste’ te maken. Een omvangrijke particuliere collectie tekeningen, die in de tweede helft van 1968 in het Rijksmuseum werd getoond, behoorde daar wat haar betreft niet bij. Toen zij van haar zoon hoorde dat De Groot daaruit desondanks een selectie in bruikleen had gevraagd trok zij aan de bel: ‘’t Zijn n.l. geen tekeningen, die mijn man ooit bedoeld heeft als compleet. Ze zijn slechts uit zijn portefeuille, waarin hij studies bewaarde.’ De Groot hield echter voet bij stuk: ‘Inderdaad zijn zulke studies ten tijde van hun ontstaan wellicht niet bestemd geweest voor expositie, maar bedoeld om een eerste indruk vast te leggen. Het “handschrift” van de kunstenaar spreekt evenwel direct uit deze schetsen. [...] Immers, spreekt de kunstenaar niet evenzeer tot ons vanuit de eerste aanloop daartoe? (Ook al dacht hij daar misschien zelf anders over?).’ Mede doordat mevrouw Mankes kort daarop voor een hartoperatie in het ziekenhuis werd opgenomen bleef het daarbij. In april 1969 moest zij ook verstek laten gaan bij de opening, door Beint Mankes. Mede daardoor zal het haar ontgaan zijn dat in de tentoonstelling nog een werk was opgenomen dat zij zou hebben afgekeurd. Toen zij anderhalf jaar later weer op de been was sprak zij haar twijfel uit over de echtheid van dit schilderij, de al eerder genoemde schenking van de vrienden. De tijd was kennelijk nog niet rijp voor een Mankes-revival, want de bezoekersaantallen (2600 op een totaal van 35.270 in 1969) vielen meer dan tegen. De Groot had zich inmiddels als Mankes-expert bewezen en kwam als conservator in vaste dienst. Mede door zijn goede relaties
werd de Mankes-collectie nog een paar keer uitgebreid, ook onder Mekkinks opvolger Pierre Janssen, hoewel die zijn aandacht liever op de didactische rol van het museum dan op passief kunstgenot richtte. De grootste slag werd in 1972 geslagen, toen het museum een omvangrijke schenking van een dochter van Annie van Beuningen ten deel viel, terwijl met steun van Vereniging Rembrandt en de Provincie Gelderland ook sleutelwerken uit een ander deel van haar nalatenschap kon worden aangekocht. De wens van de erflaatster om de unieke collectie bijeen te houden kon op deze wijze grotendeels worden gerealiseerd en Mankes werd daarmee definitief Kets evenknie binnen de Arnhemse collectie. Dat er in de daaropvolgende decennia regelmatig vervalsingen van Mankes werden aangeboden ontging conservator De Groot niet. Met betrekking tot het schilderij van de vrienden bleef er wat hem betreft ruimte voor twijfel, maar hij toonde het niet meer in collectieopstellingen. In de oeuvrecatalogus bij de huidige overzichtstentoonstelling is het werk voor alle zekerheid niet opgenomen, zoals ook geldt voor andere twijfelgevallen. Toch ziet het er beslist ‘Mankes-achtig’ uit en heeft het om die reden ditmaal wel zijn plaats in de tentoonstelling gekregen. Wij houden ons van harte aanbevolen voor de mening van onze bezoekers: is het stilleven ècht of is het een vervalsing? Wie na het bezoek aan de tentoonstelling wil reageren op de vraag: ‘kunstwerk echt of vals?’, kan tot 1 februari 2008 een mail sturen naar
[email protected] ovv echt of vals? Onder de beargumenteerde inzendingen worden vijf exemplaren van het boek verloot. linkerpagina: stilleven met appelbloesem, 1913 links: oude geit, 1912 boven: zelfportret, 1912
Oude Kraan Arnhem: I
Broedplaats keramische productie
n het Museum voor Moderne Kunst Arnhem gaat op 16 februari 2008 een overzichtstentoonstelling van start over Arnhemse faience. Het is de eerste expositie in een rij van tentoonstellingen over oude kunst die in de toekomst in het Museum voor Moderne Kunst te zien zullen zijn. Het leeuwendeel van de expositie gaat over de intrigerende faienceproductie van de ‘Arnhemse Fabrique’ aan de Oude Kraan. Deze fabriek maakte gebruiksgoed, tradtioneel blauwwit Delfts maar ook luxueuze producten in een internationale rococostijl met verfijnde bloemdecoraties en exotische Chinese figuren beschilderd in sprankelende kleuren als smaragdgroen en roze. Bij deze tentoonstelling, die loopt tot en met 25 mei 2008, verschijnt een uitgebreide publicatie. Het verhaal over de Arnhemse faience is betrekkelijk onbekend. Diegenen die het wel wat zegt, denken meestal meteen aan de fabriek van de gebroeders Jacob en Klaas Vet die in 1907 de Arnhemsche Fayencefabriek opzetten en Art Noveau en Art Deco keramiek produceerde met de haan als merk. Op deze tentoonstelling gaat het echter om een heel andere periode uit de Nederlandse keramiekgeschiedenis: de door Samuel Jacob Hanau en Johan van Kerckhoff opgerichte Arnhemse faiencefabriek uit het derde kwart van de achttiende eeuw. Ook deze fabriek voerde een haan als merk en produceerde vooral (onderdelen voor) tafelserviezen. Daarmee onderscheidde deze onderneming zich van andere Hollandse faiencefabrieken in die tijd. De grote vraag is hoe in Arnhem een faienceproductie van hoog niveau kon ontstaan. Natuurlijk: de ligging langs de Rijn was gunstig en eveneens het feit dat Arnhem een knooppunt van wegen was en klei lokaal kon worden gewonnen. Maar daarnaast was vakmanschap en
vooral kapitaal nodig. Samuel Jacob Hanau had wel het vakmanschap, maar niet genoeg geld. In de gefortuneerde wijnhandelaar Johan van Kerckhoff vond hij een compagnon. De onderneming kan met recht een staaltje Hollands koopmansschap genoemd worden. Want wie een faiencefabriek start op een locatie waar helemaal geen traditie op het gebied van faience is, heeft lef. Hanau en Van Kerkchoff moeten het gat in de markt hebben gezien. Als gevolg van de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) in Saksen en Pruisen en problemen binnen een aantal fabrieken in Oost-Frankrijk liep de buitenlandse aanvoer van porselein en aardewerk naar Nederland
sterk terug. Bovendien trokken de pottenbakkers, modelleurs en schilders als gevolg van deze perikelen weg op zoek naar gebieden waar wel emplooi was te vinden, zoals in Arnhem. De meegenomen decors, modellen en (geheime) kennis van kleibereiding en kleuren waren hun handelswaar en kapitaal. Naast arbeiders uit Delft nam Hanau ook werklieden aan uit Frankfurt, Höchst, Neurenberg en Lunéville. Als gevolg hiervan ontstond er in Arnhem een productie die deels volgens de mode van de rococo is uitgevoerd met invloeden uit toonaangevende
door Kristin Duysters
buitenlandse keramiekcentra. Juist dit maakt het Arnhemse faience uniek ten opzichte van de andere Nederlandse faienceproducenten. Op de expositie zullen vele nooit eerder getoonde voorwerpen te zien zijn uit binnen- maar vooral ook uit buitenlandse collecties met bruikleengevers zoals het Victoria and Albert Museum in Londen, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel en het Kunstgewerbemuseum in Berlijn. In totaal zijn er maar ongeveer 180 stukken bekend. De reden voor dit kleine aantal is dat de relatief kleine fabriek kort heeft bestaan waardoor er weinig stukken bewaard zijn gebleven. Bovendien zijn veel stukken niet gemerkt met een haan waardoor Dat de voorwerpen van de faience nog steeds ze moeilijk als Arnhems herkentot de verbeelding spreken en hedendaagse baar zijn. Vaak gaan deze voorwerkunstenaars en vormgevers kunnen inspirepen als Duitse, Italiaanse of Franse ren is in twee exposities te zien, die gelijktijdig faience door het leven. Het is dan met de Faiencetentoonstelling worden georgaook uniek dat al deze voorwerpen niseerd. Het gaat om een installatie in de koenu voor het eerst allemaal bijeen pelzaal van de Arnhemse beeldend kunstenaar zijn. De imposante wandfonteinen, Janske Hombergen en een presentatie van de galante kraantjeskannen en de studenten van de Hogeschool voor de Kunsten charmante fruittestjes: ze zijn een ArtEZ onder leiding van Sander Luske. Al deze nathalie koflard en dorien konig, het loopt de spuigaten uit lust voor het oog. Op de tentoonmensen zijn slechts een kleine 100 meter van stelling zullen behalve de geschiedenis van de de plek waar ook ooit de oude Faiencefabriek stond, opgeleid: aan de Oude Kraan in Arnhem fabriek en de modellen en decors ook ensceneJanske Hombergen (1973) plaatst het aardewerk in haar natuurlijke habitat: op tafel in de eetringen te zien zijn die een beeld geven hoe de kamer! Ze tovert de koepelzaal om in een romantische en glamoreuze ruimte die herinnert aan faience gebruikt werd: een gedekte tafel, een balzalen en eetkamers uit de Rococo. Centraal in dit ‘Gesamtkunstwerk’ staan een tafel en twee theevisite en een braspartij. In een gereconstrustoelen waaraan een imaginaire heer en dame dineren. De meubels van deze jonge Arnhemeerde oven zullen de materialen en technieken se ontwerper houden het midden tussen gebruiksvoorwerp en sculptuur. Pièce de résistance aanbod komen. Daarnaast is de tentoonstelling vormt een keramisch tafelstuk. Hoe zal deze ontwerper annex kunstenaar de kenmerkende vorthematisch opgezet en passeren ook onderwermen, kleuren en patronen van het Arnhemse aardewerk naar de huidige tijd vertalen? pen als waarde, kleur, gewicht en kwaliteit de reDiezelfde vraag zullen de studenten van de Afdeling Product Design aan ArtEz aan zichzelf stelvue. len. Deze afdeling staat bekend als een van de beste in Nederland op het gebied van productvormgeving. Tot de alumni behoren Marcel Wanders, Ineke Hans, Arnout Visser, Dick van Hoff, Lola Pagola en Sander Luske. Onder leiding van laatstgenoemde zullen studenten van de Afdeling Porselein speciaal voor deze tentoonstelling een aantal porseleinen voorwerpen maken waaronder een porseleinen souvenir, dat herinnert aan Nederland. nanda janssen
N
ederland kent vele lokale lekkernijen: Den Haag heeft de hopjes, Deventer de kruidkoek en ‘s-Hertogenbosch de Bossche bollen. Minstens zo bekend zijn de ‘Arnhemse meisjes’. Deze krokante koekjes vormen een begrip in Nederland én daarbuiten. Niet alleen onze vroegere koningin Emma lustte graag zo’n ovaalvormige delicatesse bij de thee, ook de bekende Engelse schrijver Roald Dahl was er gek op en wist op slinkse wijze het geheime recept ervan te bemachtigen. Met deze welbekende ‘Arnhemse meisjes’ als uitgangspunt presenteert het Historisch Museum Arnhem van 15 juni 2007 tot en met 13 januari 2008 een cultuurhistorische tentoonstelling die een aparte invalshoek geeft op facetten uit zowel de Arnhemse geschiedenis als de geschiedenis van de vrouw in bredere zin. Behalve de lokale lekkernij zal een breed spectrum aan Arnhemse meisjes de revue passeren: van jong tot oud, arm tot rijk, anoniem tot wereldberoemd, vroom tot vrijgevochten. Zo mag Audrey Hepburn bij een tentoonstelling over Arnhemse Meisjes niet ontbreken. Zij werd als dochter van een Britse bankier en een Nederlandse aristocrate te Brussel geboren, maar woonde als kind enkele jaren met haar moeder in Arnhem en verbleef soms bij grootvader Baron van Heemstra in Huis Zijpendaal. Hoewel ze in Arnhem een carrière begon als balletdanseres, is Hepburn later bekend geworden als filmster. De Arnhemse Tonnie van den Herik heeft een geheel ander levensverhaal. Zij werd na haar geboorte te von-
deling gelegd en groeide op in tehuizen. Al jong raakte ze aan de drank en drugs en belandde ze in de prostitutie. Zo’n vijftien jaar geleden besloot ze eensklaps op eigen kracht af te kicken en zich over daklozen en verslaafden te ontfermen. Nog vele andere indrukwekkende dames kunnen worden genoemd, onder wie de laatste hertogin van Gelre, een christelijk dichteres en ‘de vergeten Nederlandse Jeanne d’Arc’. Bij de keuze van de onderwerpen is telkens een lijn naar het heden getrokken. Naast Marga Klompé, die in 1956 de eerste vrouwelijke minister van Nederland werd, wordt bijvoorbeeld ingegaan op de huidige Arnhemse burgermeester Pauline Krikke. Ook worden niet alleen de gruwelen rond de middeleeuwse heksenvervolgingen behandeld, maar komen tevens de bijzondere praktijken van een hedendaagse Arnhemse heks aan bod. Zowel wat betreft onderwerpen als voorwerpen
Arnhemse Meisjes door Esther Dieltjes
is Arnhemse Meisjes een veelzijdige expositie. De getoonde objecten lopen uiteen van schilderijen, tekeningen, foto’s en prenten, tot serviesgoed, glaswerk, textiel en sculptuur. Bovendien beslaan ze een aantal eeuwen van de kunstgeschiedenis. Zo zijn een vroeg achttiende-eeuws portret van Margaretha Wulfraet, een kinderboek van Rie Cramer en een recente foto van een SM-meesteres allemaal in dezelfde opstelling te zien.
Rondleider gezocht Speciaal voor kinderen vanaf 8 jaar ligt er in het HMA een gratis boekje klaar. In het boekje staan korte kijkopdrachten, wordt een bijzonder werk uitgelicht etc. Kinderen krijgen informatie over het gebouw, de restauratie, schilderijen en voorwerpen. Ook zitten er in het boekje tekenopdrachten. Met behulp van plattegronden worden ze door het gebouw geleid. Het boekje geeft informatie die ze kunnen doorgeven, maar ook vragen die ze kunnen stellen, zodat zijzelf hun ouders, opa, oma en anderen kunnen rondleiden door het museum.
Kunst
Voor in de agenda: b e l e v e n is s e Het MMKA organiseert i.s.m. met Het Domein n in de vakanties drie workshops voor kinderen van 8 t/m 12 jaar. Data: 26 augustus, 21 oktober en 6 januari. Tijd: 14.00-16.00 uur. Volg www.mmkarnhem.nl voor meer informatie.
han boersma aan het werk
‘Aanwinst’ voor Historisch Museum Tijdens de voorbereidingen voor de tentoonstelling Panorama Arnhem (die dit voorjaar te zien was tot en met 3 juni) herontdekte Ton Schulte, samensteller van de tentoonstelling, in het depot van het museum een vergeten schilderij. Het ging om de Velperpoort van Anthonie Waterloo, geschilderd omstreeks 1650. De Velperpoort, een van de vier middeleeuwse toegangspoorten tot de oude stad, stond aan het begin van de Roggestraat. Waterloo schilderde de poort vanaf
de stadswal, waardoor we het hoofdgebouw van de zijkant zien. De hoge toren links is de binnenpoort, rechts daarvan met twee spitsen de tweede of middelste poort en tot slot de buitenpoort. Van de buitenpoort voerde een stenen boogbrug naar het Gaymansbolwerk. Op de voorgrond ligt de gracht met een paardenwed. Het 17de-eeuwse doek werd ‘live’ op zaal gerestaureerd door schilderijrestaurator Han Boersma. De oorspronkelijke schade van het schilderij
betrof oppervlaktevuil, sterk vergeelde vernis en grote overschilderingen, in het verleden uitgevoerd om schade ontstaan tijdens de tweede wereldoorlog te maskeren. Het schilderij is indertijd opgerold en plat gedrukt en met behulp van een steundoek op een spieraam gespannen. De dikke overschilderingen waren in de loop der tijd verkleurd en hadden het authentieke transparante zeventiende eeuwse uiterlijk van het schilderij aangetast. Tijdens deze
restauratie zijn het vuil, de vergeelde vernis en de verkleurde overschilderingen verwijderd. Dit gebeurde al in het restauratieatelier. Alle schades zijn ter plekke in het museum ontstoord door middel van retouches. Met de restauratie van het schilderij heeft het museum weer een prachtig doek herkregen. De stadia van de restauratie zijn te zien op www.schilderijrestaurator.nl
colofon Renovatie museum Het MMKA is het afgelopen half jaar ingrijpend gerenoveerd. Zo kwamen er een nieuwe beveiligingsinstallatie, een verbeterde routing met entree centraal in het museum, een groter museumcafé –dat ook plaats biedt aan groepen – en informatieruimtes voor het publiek. Het gebouw, waaraan in de loop der jaren veel gesleuteld is, is niet alleen functioneel, maar ook met oog voor de historie gerenoveerd.
Eindredactie Petra Versluis Vormgeving Alfred Boland Uitgever en advertentieverkoop Uitgeverij Intermed Groningen Johan v. Zwedenlaan 11 9744 dx Groningen t 050-3120042 f 050-3139373 e-mail:
[email protected] Directeur: G. Harteveld Lid Kon. Ver. M.K.B. Ned lidnr. 0173785 im 0403937
NIEUWE SITES De musea ondergingen ook digitale nieuwbouw. De geheel nieuwe sites met vele interactieve mogelijkheden –bekijk bijvoorbeeld eens de knop collectie–, werden gebouwd door Zicht Nieuwe Media Ontwerpers in Rotterdam. De sites konden gebouwd worden dankzij financiële ondersteuning van partner Essent. Zie www.mmkarnhem.nl en www.hmarnhem.nl
opmerkelijk auditorium De architecten van het Arnhemse bureau Hoogte Twee Architecten tekenden voor de opzet en het ontwerp van een geheel nieuw auditorium. In de voormalige bibliotheek bouwden zij een podium dat bijna de gehele ruimte vult en reikt tot aan het sculpturale plafond. Het ontwerp verbindt op intrigerende wijze een aantal tegenstellingen: een strakke vormgeving in combinatie met de negentiende eeuwse uitstraling van de architectuur van de ruimte en de bijna ascetische zittingen in combinatie met een aantal comfortabele banken, geïntegreerd in het podium. De Arnhem Arts Ambassadors maakten de bouw van een meerjarig auditorium mogelijk.
Druk Wegener Nieuwsdruk Gelderland De uitgever is niet aansprakelijk voor zetfouten, redactionele fouten en is op geen enkele wijze aansprakelijk voor de werkzaamheden van de drukker. Oplage: 40.000 Foto voorpagina Freudenthal/Verhagen Nieuwe editie verschijnt in februari 2008
museum voor moderne kunst arnhem Utrechtseweg 87 • 6812 aa Arnhem t 026-3775300 • f 026-3775353 www.mmkarnhem.nl
historisch museum arnhem Bovenbeekstraat 21 • 6811 cv Arnhem t 026-3775300 • f 026-3775398 www.hmarnhem.nl
arnhems duo onwerpt inrichting café, winkel en entree Soda Interieurarchitecten ontwierpen de inrichting van een aantal vernieuwde ruimtes. Het gaat daarbij om museumcafé, de nieuwe winkel en entree en de receptie voor leveranciers en zakelijke relaties van het museum. Terugkerend visueel element in al deze ruimtes is een print, gebaseerd op oude architectuurtekeningen van het gebouw.
openingstijden mmka/hma dinsdag – vrijdag 10.00 - 17.00 zaterdag – zondag 11.00 - 17.00 beide musea zijn gesloten op eerste kerstdag en nieuwjaarsdag. tentoonstellingsprogramma mmka De Arnhem Mode Biënnale 02.06.07–30-06.07 Voortzetting presentatie Biënnale mmka tm 16.09.07 Realistische schilder- en beeldhouwkunst ca 1910–1950 vanaf 2 juni ?
ruimtelijk kunstwerk voor museumcafé Kunstenares Hester Oerlemans ontwerpt voor het museumcafé een ruimtelijk kunstwerk dat zal komen tegen de wanden van het blok waarachter garderobe, toiletten en keuken schuil gaan. Het zal een opvallend ontwerp worden dat al van buitenaf het oog naar het café trekt. Het werk is een afscheidscadeau van voormalig directeur Max Meijer aan het café. Hij vroeg relaties bij zijn afscheid om in plaats van een persoonlijk cadeau te geven, een donatie te doen voor een ruimtelijk kunstwerk in het café.
Kasper Niehaus 14.07.07–16.09.07 Juul Jacobs – Highlights 22.09.07–13.01.08 Voor mensen met lef! 22/23.09
De Vereniging Vrienden Gemeentemusea Arnhem is in 1946 opgericht door schilder Johan Mekkink. Regelmatig worden er voor de 850 leden diverse museale activiteiten georganiseerd, zoals excursies, lezingen, rondleidingen en kunstreizen. Ook helpen vrijwilligers van de vereniging bij openingen en het verzorgen van mailings en andere voorkomende bezigheden. In 2006 werd het 60-jarig bestaan gevierd met o.a. een tentoonstelling in het MMKA. Hier werden de vele kunstwerken getoond, die de afgelopen zes decennia door de vereniging aan de musea geschonken zijn. De vereniging heeft zich als doel gesteld in en rondom Arnhem de belangstelling voor de beeldende kunst en de beoefenaars daarvan levendig te houden en te bevorderen. Tevens wordt er jaarlijks uit de contributie een bedrag gereserveerd voor het aankopen van kunstwerken. U kunt Vriend worden voor minimaal € 20,- per jaar of partnerlid (2 personen) voor € 30,-.
Een nieuw lid ontvangt het boek 100x (topstukken uit de collectie) of het cahier Uit 60 jaar Vriendschap. Verder krijgt u: • Uitnodigingen voor lezingen, rondleidingen en excursies • Uitnodigingen voor openingen en aankondigingen tentoonstellingen • Gratis toegang tot de musea met de vriendenpas (bij bijzondere tentoonstellingen betalen ook de vrienden een kleine toeslag) • 20% korting op eigen uitgaven musea • Museumkrant gratis thuisgestuurd Aanmelding Aanmelden kan na betaling van het lidmaatschapsgeld, met uw volledige naam en adres bij:
[email protected] Geeft u daarbij ook op of u het boek 100x of het cahier Uit 60 jaar vriendschap wilt ontvangen. Het bedrag kunt u overmaken op girorekening 421700 t.n.v. Penningmeester van de Vereniging Vrienden Gemeentemusea Arnhem onder vermelding van ‘nieuw lid’. Bellen kan ook: 0313-415567.
Het Mankes Perspectief 13.10.07–27.01.08 Dealing with Reality vanaf 17.11 Artwijs november 2007 De Arnhemse faiencefabriek 27.01.08–06.05.08 tentoonstellingsprogramma hma Arnhemse meisjes 15.06.07–13.01.08