Mundo vmbo-kgt
Mens en maatschappij voor de basisvorming Docentenhandleiding Thema 3
Kirsten Bos Liesbeth Coffeng Theo Peenstra
cartografie technische tekeningen
EMK, Deventer Tiekstra Media, Groningen
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting PublicatieReprorechten Organisatie (PRO postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoud Themaspecifiek deel 1
2
3 4
Tips en toelichting per thema 1.1 Leerstofkeuze 1.2 Opzet van het thema 1.3 Leerroute Tips en toelichting per blok 2.1 Blok 1 2.2 Blok 2 2.3 Blok 3 2.4 Blok 4 Voorleesverhaal Antwoorden
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
4 4 5 6 7 7 10 12 15 18 20
3
1
Tips en toelichting per thema
1.1 Leerstofkeuze Veel Nederlandse toeristen gaan op vakantie in het Middellandse Zeegebied. Dat is niet verwonderlijk, want het gebied heeft een aangenaam klimaat en ligt aan zee. Ook op cultureel gebied is er veel te zien. Bij de bespreking van het Middellandse Zeegebied in blok 1 vallen een paar dingen op: - Het gebied is bergachtig: mensen wonen van oudsher vooral aan de kust. - Er is een gedeeld verleden in het Middellandse Zeegebied door de Griekse kolonisatie en het Romeinse rijk. - Het Romeinse rijk besloeg het gehele Middellandse Zeegebied. Hierdoor zijn er overeenkomsten in taal en cultuur tussen landen in Zuid-Europa (Romaanse talen en christendom). In Noord-Afrika en Midden-Oosten heeft het Arabische rijk veel sporen achtergelaten (Arabisch en islam). In blok 2 gaan we dieper in op het gemeenschappelijke verleden van de landen in het Middellandse Zeegebied. De geschiedenis van de oude Grieken en het Romeinse rijk wordt besproken. De Grieken verspreidden hun cultuur door kolonisatie van een beperkt aantal gebieden aan de kusten van het Middellandse Zeegebied. De Romeinen bewonderden de Griekse cultuur en namen daar veel van over. Zij veroverden het gehele Middellandse Zeegebied en verspreidden hun cultuur in het hele rijk. Blok 1 en 2 gaan over het gehele Middellandse Zeegebied. In blok 3 zoomen we in op Turkije als belangrijk toeristisch land. Gebiedskenmerken en culturele kenmerken komen aan bod, alsook de gevolgen van het toerisme (watervoorziening, erosie en bouw). Blok 4 over toerisme en recreatie in de eigen omgeving sluit het thema af. De van oorsprong Romeinse stad Nijmegen is uitgewerkt als voorbeeld. Leerlingen onderzoeken welke mogelijkheden voor toerisme en recreatie er in hun eigen omgeving zijn. In elk thema staat een tijdvak centraal. Dat is hier de tijd van Grieken en Romeinen. De volgende kenmerken van dat tijdvak komen aan bod: - de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur - het christendom in het Romeinse rijk Geografisch gaat dit thema over het Middellandse Zeegebied (Europa, Midden-Oosten en Noord-Afrika). Geografische onderwerpen die aan bod komen zijn: - toerisme - Middellandse Zeeklimaat - vegetatie en reliëf In dit thema komen ook economische onderwerpen aan bod: - verzekeringen (in dit geval een reisverzekering)
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
4
1.2 Opzet van het thema
Blok 1 Landen rond de Middellandse Zee
Blok 2 Grieken en Romeinen
Hoe ziet het gebied eruit?
Hoe komt het dat er zoveel Griekse en Romeinse overblijfselen zijn in het Middellandse Zeegebied?
Een kennismaking met het Middellandse Zeegebied.
De Grieken en Romeinen hebben de basis gelegd voor de westerse cultuur.
Onderwerpen: - Middellandse Zeeklimaat - landschap - bevolkingsspreiding - Romeinse rijk - talen in het gebied - eisen die een toerist stelt - absolute en relatieve afstand
Onderwerpen: - democratie in Athene - Griekse handel en kolonisatie - wetenschappelijk denken - Romeinse rijk - verspreiding Romeinse cultuur - verspreiding christendom in Romeinse rijk
HOOFDVRAAG Waarom komen er zo veel toeristen naar het Middellandse Zeegebied?
Veel mensen gaan op vakantie naar het Middellandse Zeegebied. In dit thema wordt dat gebied nader bestudeerd: hoe ziet het gebied eruit? Hoe leefden de mensen er vroeger en nu?
Blok 3 Toerisme in Turkije Wat kun je verwachten als je naar Turkije op vakantie gaat?
Onderwerpen: - gebiedskenmerken: klimaat en landschap, cultuur - opkomst massatoerisme - gevolgen van toerisme (water, erosie, bouw) - reisverzekering
Blok 4 Toerisme en recreatie in je eigen omgeving Wat is er te doen voor toeristen en recreanten in jouw omgeving?
Onderwerpen: - Romeinse geschiedenis in Nederland - toerisme en recreatie in je eigen omgeving
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
5
1.3 Leerroute
Test jezelf
24 slu
Eindsprint
4 slu
Blok 4
Uitgebreide route maken
Menukaart 3
maken
Blok 3
18 slu
Menukaart 2
3 slu
Blok 2
Basisroute
Menukaart 1
maken
Blok 1
12 slu
Start
Verkorte route 2 slu
Thema totaal slu
Uren M & M per week
Afhankelijk van het aantal uren mens & maatschappij op uw school, kiest u één van de volgende leerroutes: - verkorte route (2 slu per week) - basisroute (3 slu per week) - uitgebreide route (4 slu per week) In het volgende schema kunt u zien welke opdrachten uw leerlingen moeten maken om een bepaalde leerroute te volgen.
1slu
2 slu
0 slu
2 slu
0 slu
2 slu
0 slu
2 slu
2 slu
1 slu
alles
2 t/m 6, 8, 10, 11, 14, 16, 17, 20
niets
2 t/m 10, 12 t/m 14, 16, 17, 22
niets
alles
alles
alles
1slu
3 slu
1 slu
3 slu
1 slu
2 t/m niets 8, 10, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 24 3 slu 1 slu
2 slu
2 slu
1 slu
alles
alles
alles
1 van de 3 2 slu
alles
alles
alles
4 slu
1 van de 3 2 slu
alles
1slu
1 van de 3 2 slu
2 slu
2 slu
1 slu
alles
alles + extra opdr. doc.hl
2 van de 3
alles + extra opdr. doc.hl
2 van de 3
alles + 2 van extra de 3 opdr. doc.hl
alles
alles
alles
4 slu
4 slu
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
6
2
Tips en toelichting per blok
Start Tips en toelichting bij de opdrachten opdracht 2 2a en 2b zijn helaas niet te maken. De tekst in het lesboek is in een laat stadium aangepast. Per ongeluk zijn de bijbehorende vragen niet aangepast. De goede vragen zijn: 2a Over welke keizer gaat de tekst? 2b Bedenk waarom die keizer Spelen organiseerde die honderd dagen duurden.
2.1 Blok 1 Leerdoelen De leerling kan na dit blok: • op een kaart de landen en de belangrijkste steden en eilanden van het Middellandse Zeegebied aanwijzen. • vertellen hoe het klimaat van het Middellandse Zeegebied is. • vertellen hoe het landschap in het Middellandse Zeegebied eruitziet. • uitleggen hoe hoogteligging, klimaat en vegetatie met elkaar te maken hebben. • met drie redenen uitleggen waarom vroeger de meeste mensen in het Middellandse Zeegebied aan de kust gingen wonen. • twee manieren noemen waarop de Romeinse cultuur zich verspreidde. • uitleggen waarom de talen in Zuid-Europa op elkaar lijken. • vertellen wat het verschil is tussen recreatie en toerisme. • vertellen wat het verschil is tussen absolute en relatieve afstand. Tips en toelichting bij de opdrachten opdracht 2 Deze opdracht bouwt voort op de kennis die leerlingen hebben opgedaan over het zeeklimaat in thema 2 blok 1. In dit blok leren leerlingen dat het Middellandse Zeeklimaat een verbijzondering is van het zeeklimaat. In de opdracht wordt ingegaan op de verschillen en de oorzaken van die verschillen. opdracht 3 Het begrip verdamping is aan de orde geweest in thema 2, blok 1, opdracht 14. Daar hebben leerlingen geleerd dat voor planten de nuttige neerslag belangrijk is (nuttige neerslag = neerslag – verdamping). In deze opdracht zien leerlingen in dat planten in droge gebieden zich hebben aangepast om verdamping zoveel mogelijk tegen te gaan. Eén manier wordt in de opdracht genoemd: de planten hebben een vetlaagje op hun bladeren. U kunt bespreken met de leerlingen hoe dat dan werkt (vetlaagje sluit het blad af, waardoor het vocht niet makkelijk naar buiten kan). Waar kun je dat mee vergelijken? (Je huid insmeren met vet, het aantrekken van een regenjas: je gaat vaak erg zweten in een regenjas, omdat het vocht niet kan verdampen.) De andere manier is het wortelstelsel. De bomen hebben wortels die wijd vertakt zijn en diep gaan, zodat ze zoveel mogelijk water op kunnen zuigen. opdracht 4 Deze opdracht gaat over het verband tussen reliëf, klimaat en vegetatie. opdracht 6 Deze opdracht gaat over verandering en continuïteit als het gaat om de bevolkingsspreiding in het Middellandse Zeegebied. opdracht 8 Deze opdracht gaat over de omvang van het Romeinse rijk op verschillende momenten. U kunt meer doen met het kaartje uit de Tijdwijzer: - De leerlingen kunnen zoeken naar natuurlijke grenzen van het rijk (Rijn, Donau, Elbe, Eufraat). - De leerlingen kunnen de omvang van het rijk meten. Uitrekenen hoe lang je erover deed om vanuit Rome naar een Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
7
uithoek van het rijk te komen. Bedenk hoe de Romeinse keizer ervoor kon zorgen dat hij de macht behield in de uithoeken van zijn rijk. opdracht 13 In deze opdracht wordt een algemeen principe aangekaart, namelijk dat de taal van een machtig land door veel mensen geleerd wordt en de lingua franca wordt. Voorbeelden daarvan zijn: Latijn in de Romeinse tijd, Frans in de hoogtijdagen van Frankrijk (17e/18e eeuw), Engels nu. Chinees is nu in opmars. opdracht 17 en 18 In deze opdrachten gaan leerlingen aan de slag met de vaardigheid ‘betrouwbaarheid’. Voor opdracht 17 lezen ze de uitleg van de vaardigheid in het vaardighedenoverzicht achterin het lesboek. In opdracht 18 gaan ze zelf aan de slag met de vaardigheid. Ze maken twee folders over Turkije: één in opdracht van de minister van Buitenlandse Zaken en één namens een reisbureau. De leerlingen moeten zelf bedenken hoe het doel van de folder bepaalt welke informatie erin komt.
Extra opdrachten Opdracht 1 biedt een verdieping op de tekst ‘Het land’. Het gaat over de invloed van de ligging van het reliëf op de klimaten in de buurt. opdracht 1 Lees de tekst ‘Aan de andere kant van de berg’. Bekijk figuur 1. 1a Aan de ene kant van het gebergte is het op 500 meter hoogte 16 ºC, aan de andere kant van het gebergte is het op dezelfde hoogte 22 ºC. Kleur beide thermometers tot de juiste hoogte. 1b Als het op 500 meter hoogte 16 ºC is, tot welke temperatuur is de lucht dan afgekoeld op 2500 meter hoogte? 1c Op deze tekening ligt de sneeuwgrens op ongeveer 2500 meter. Bedenk of deze tekening over een situatie in de lente of in de herfst gaat. Leg je antwoord uit. 1d Leg uit waarom de sneeuwgrens in figuur 1 schuin getekend is. 1e De wind in deze tekening waait van links naar rechts. Zou het aan de linkerkant van de berg warmer zijn als de wind andersom waaide? Aan de andere kant van de berg Het is hier heel ander weer dan aan de de andere kant van de berg! De ligging van het reliëf heeft ook invloed op de klimaten in de buurt. Vochtige lucht die naar een gebergte waait, wordt door het gebergte gedwongen te stijgen. Daarbij koelt de lucht langzaam af. De waterdamp condenseert en er ontstaat neerslag. Als de lucht over het hoogste punt van het gebergte heen is, daalt de lucht weer. Omdat de lucht nu droger is, warmt de lucht sneller op dan ze afkoelde. Het water hoeft immers niet meer opgewarmd te worden, want dat is er al uitgeregend. Aan de andere kant van het gebergte voelen de mensen een warme droge wind: de föhn.
Figuur 1
Zo ontstaat een föhn.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
8
Opdracht 2 is een opdracht die u met de hele klas kunt maken als u tijd over hebt. Hij gaat over het overnemen van gewoonten uit andere culturen. opdracht 2 Je maakt deze opdracht met de hele klas. De Romeinen gingen in de veroverde gebieden wonen. De mensen daar namen gewoonten van de Romeinen over. In deze opdracht laat je met je klas zien wat jullie van andere volken hebben overgenomen. Je gaat een poster maken. 2a Bedenk: wonen er mensen uit andere landen in jouw omgeving? Uit welke landen? 2b Welk eten of drinken van jou komt eigenlijk uit een ander land? Kruis aan: 0 een broodje shoarma 0 pizza 0 stokbrood 0 muffins 0 cola 0 chocolademelk 0 big mac 2c Bedenk zelf nog meer dingen in jouw leven die uit een ander land komen. 2d Verzamel hiervan plaatjes of foto’s. Plak ze op een vel papier en maak een mooie poster. 2e Bekijk de posters met de klas. Eten en drinken jullie veel dingen uit andere landen? Uit welke landen?
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
9
2.2 Blok 2 Leerdoelen De leerling kan na dit blok: • uitleggen waarom Griekenland in de oudheid geen land was. • uitleggen hoe de Atheense democratie werkte. • een verschil noemen tussen de Atheense democratie en onze democratie. • uitleggen wat de Grieken en de Romeinen geloofden. • verklaren waarom Griekenland niet geschikt was voor landbouw. • beschrijven welke oplossingen de Grieken bedachten om te kunnen overleven. • uitleggen waarom het Romeinse rijk een wereldrijk was. • vier manieren noemen hoe de Romeinse keizer kon zorgen voor rust in het grote rijk. • uitleggen waardoor het christendom zich gemakkelijk kon verspreiden in het Romeinse rijk. • voorbeelden geven van de invloed van de Grieken en Romeinen op onze cultuur.
Tips en toelichting bij de opdrachten opdracht 1 Deze opdracht is bedoeld om voorkennis van de leerlingen over de tijd van Grieken en Romeinen te activeren. U kunt dit ook klassikaal doen, bijvoorbeeld door een woordspin te maken. opdracht 2 Leerlingen brengen de geografische kenmerken van Griekenland in verband met de grote verschillen tussen de Griekse stadstaten. opdracht 3 De Atheense democratie was een directe democratie. Dat kon om twee redenen: - Het ging om een relatief kleine gemeenschap. - De zaken waarover beslissingen werden genomen gingen iedereen aan. Vaak ging het om al of niet voeren van een oorlog: de mannen die mochten stemmen, waren ook de mannen die meevochten. In Nederland is er indirecte democratie. Daar zijn ook twee redenen voor aan te geven: - In Nederland wonen veel meer mensen: 16 miljoen. Het is niet praktisch om iedereen een directe stem te geven. - De zaken waar over gesproken wordt, gaan vaak niet iedereen direct aan en zijn vaak erg technisch (bijv. allerlei regelingen en subsidies). De werking van de directe democratie kunnen leerlingen ervaren door de extra opdracht 1 bij dit blok te maken. opdracht 4 De mythe van Athena geeft heel mooi aan wat de (on)mogelijkheden waren van de natuurlijke omgeving van de Grieken. In het bergachtige gebied hadden de Grieken niets aan het paard dat Poseidon cadeau gaf, maar was de olijfboom die Athena schonk veel geschikter. Het verhaal illustreert ook (4e) dat volkeren verhalen over de geschiedenis vertellen om een identiteit te benadrukken. opdracht 5 De leerlingen denken aan de hand van een foto van een typisch Grieks landschap na over de mogelijkheden voor de landbouw. Ook denken ze alvast na over mogelijke oplossingen voor de tekorten die de Grieken hadden. opdracht 6 Deze opdracht gaat verder op de landbouwtekorten van de Grieken. Het Griekse landschap was vooral geschikt om olijven en druiven te verbouwen. Maar alleen daarvan konden de Grieken niet overleven. De oplossing was handel en kolonisatie. Voor deze opdracht leren de leerlingen de uitleg van de vaardigheid ‘verklaren’. U kunt de leerlingen oorzaken en gevolgen in het schema aan te wijzen. opdracht 8 Het is belangrijk dat leerlingen zien dat de Griekse kolonisatie beperkt bleef tot een aantal steden langs de kusten van het Middellandse Zeegebied. opdracht 10 In deze opdracht leren leerlingen het verschil tussen feit en mening. U kunt hierop doorgaan door bijvoorbeeld krantenartikelen uit te delen en de leerlingen feiten en meningen te laten onderstrepen. Ook kunt u ingaan op de indeling van de krant, met nieuwsberichten, analyses en meningen.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
10
opdracht 12 Leerlingen zien in dat de Romeinen een groot rijk konden verdedigen en besturen door te zorgen voor een goede infrastructuur. Ook voor de economie was die infrastructuur belangrijk. U kunt bespreken hoe dat tegenwoordig is. Infrastructuur is ook voor ons erg belangrijk, maar het omvat meer dan wegen en rivieren. Ook pijpleidingen, kabels, telefoonpalen en satellieten zijn voor vervoer en communicatie belangrijk. opdracht 13 Bij deze opdracht zoeken de leerlingen het Griekse gebied en het Romeinse rijk op in de Tijdwijzer. Ze zien dat de Grieken zich alleen langs de kusten vestigden en de Romeinen zich in een veel groter gebied vestigden. Belangrijk verschil is ook dat de Romeinen een centraal bestuurd rijk hadden, terwijl de Griekse kolonies zelfstandig waren. opdracht 14 De Romeinen bewonderden de Griekse cultuur en namen veel elementen over. Zij hebben gezorgd voor een verdere verspreiding van de Griekse cultuur. opdracht 16 In opdracht 12 is het belang van een goede infrastructuur voor het bijeenhouden van het grote Romeinse rijk besproken. In deze opdracht gaat het over de rol van de romanisering daarbij. De volken in de buitengebieden gingen zich door het contact met de Romeinse cultuur ook steeds Romeinser voelen. In aansluiting hierop kunt u met de leerlingen bespreken hoe we in de multiculturele samenleving het beste om kunnen gaan met culturele verschillen. opdracht 17 In deze opdracht zien de leerlingen waardoor het christendom zich makkelijk kon verspreiden in het Romeinse rijk. Het christendom is zeer belangrijk geweest in de geschiedenis van Europa en is nog steeds de grootste godsdienst in de meeste Europese landen. U kunt leerlingen het kaartje over de verspreiding van het christendom in de Tijdwijzer laten opzoeken en die laten vergelijken met een kaart over godsdiensten in de Bosatlas. Bij een vergelijking valt op dat rond 300 Turkije, Egypte en delen van Noord-Afrika christelijk waren. In die landen is nu de islam de overheersende godsdienst. opdracht 18 Verwijzingen naar Griekse goden en helden kom je ook nu nog tegen. In deze opdracht denken de leerlingen na over de reden waarom het sportmerk Nike is genoemd naar een Griekse god en waar het logo naar verwijst.
Extra opdrachten De volgende opdracht sluit aan bij opdracht 3 en laat leerlingen ervaren hoe het is om democratisch te beslissen. Bij deze opdracht is een klassikale nabespreking zeer nuttig. De vragen c t/m e kunt u in de nabespreking aan de verschillende groepjes stellen. opdracht 1 Deze opdracht doe je met z’n vieren. Jullie gaan nu zelf democratisch een beslissing nemen. Democratisch betekent: • de meerderheid beslist • je houdt zoveel mogelijk rekening met iedereen. Stel jullie mogen een week op vakantie en moeten kiezen tussen: • wintersport in de Italiaanse Alpen • watersportvakantie (zeilen en surfen) op een Grieks eiland • strandvakantie in Turkije • stedenvakantie in Rome • natuurvakantie in Italië • helemaal iets anders, wat je zelf mag bedenken. a Ga nu als volgt te werk: • Bedenk eerst wat jij graag wilt doen. Schrijf argumenten (redenen) op waarom je die vakantie wilt doen. Probeer argumenten te bedenken waarmee je anderen kunt overtuigen. Bedenk ook wat jouw tweede keuze is. • Houd een rondje in je groepje: iedereen mag zeggen wat hij graag wil doen en waarom. • Stel vragen aan elkaar als iemands argumenten niet duidelijk zijn. • Is er een vakantie waar iedereen zich in kan vinden? • Zo nee, bedenk dan een eerlijke manier om tot een besluit te komen. b Wat is de uitkomst geworden? c Jullie hebben met z’n allen een beslissing genomen. Schrijf een voordeel op van met z’n allen beslissen.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
11
d Schrijf ook een nadeel op. e Hoe zou je dat nadeel kunnen oplossen? Opdracht 2 is een verdiepende opdracht over democratie. opdracht 2 Lees de bron. 2a Geef drie kenmerken van de democratie die in deze bron genoemd worden. 2b Waarom voerden de Atheners deze tekst op? Bron In een toneelstuk wil een boodschapper uit de stadstaat Thebe de Atheense koning Theseus spreken. Thebe was in die tijd geen democratie. Theseus zegt tegen de bode: Al het begin van je woorden zijn fout, vreemdeling. Je vraagt naar een tiran? Hier is de macht niet in handen van één man, maar vrij is de polis (stadstaat). Het volk heerst, in jaarlijks wisselende beurten. Niet krijgt de rijke het meeste, maar ook de eenvoudige man heeft een gelijk aandeel. De volgende opdracht gaat over Griekse mythen. opdracht 3 Lees de mythe over Theseus. 3a Vertel in je eigen woorden in vier regels waar de mythe over gaat. 3b Wat is de bedoeling van een doolhof? 3c Teken een plattegrond van de doolhof van koning Minos. Laat Theseus in het midden van de doolhof vechten met de Minotaurus. Denk ook aan het zwaard en het bolletje wol dat Ariadne hem meegaf. Theseus en de minotaurus Atheners hadden de zoon van koning Minos van Kreta vermoord. Als straf moest de stad Athene ieder jaar zeven meisjes en zeven jongens naar Kreta sturen. Zij dienden als voer voor een verschrikkelijk monster, de Minotaurus. Dit monster woonde in een doolhof. Niemand overleefde een ontmoeting met het monster. Theseus was de zoon van de koning van Athene. Hij bood aan om vrijwillig naar Kreta te gaan. Maar eerst vroeg hij de god Apollo om hulp. Toen de dochter van koning Minos, Ariadne, hem zag werd zij verliefd op hem. Zij besloot hem te helpen bij zijn opdracht. Zij gaf hem een bolletje wol en een toverzwaard. Op weg ging Theseus naar de Minotaurus. Hij bond de draad vast aan een muur bij ingang van het doolhof. Terwijl hij het doolhof inliep, rolde hij het touw af. Plotseling hoorde Theseus een dof gerommel. Het leek op het gebries van een stier. Al snel stond Theseus oog in oog met de Minotaurus. Het monster was half mens en half stier. Het beest stormde op Theseus af. Theseus trok zijn zwaard en doodde het dier. Daarna volgde hij de draad van Ariadne om uit de doolhof te komen. Door de liefde overleefde Theseus de doolhof en het monster. Naar: Sfinx kgt1, p. 33 opdracht 4 Maak nu een eigen mythe die in de Griekse tijd speelt. Natuurlijk komen er een held, een monster en een god in voor. Het moet spannend zijn! opdracht 5 Lees de tekst Brino en de Romeinen. Kies opdracht A of B. A Schrijf een verhaal over de eerste ontmoeting tussen Brino en een Romeinse soldaat. Bedenk goed wat Brino gedacht kan hebben over de Romein. B Teken een stripverhaal over de eerste ontmoeting tussen Brino en een Romeinse soldaat. Bedenk goed wat Brino gedacht kan hebben over de Romein. Brino en de Romeinen De Bataaf Brino werkt voor de Romeinen. Hij verdient daarmee Romeinse munten. Wat moet hij daar nu mee? Brino draagt een eenvoudige lange broek. Alleen bij extreme kou draagt hij een mantel van koeienhuid. Zij Romeinse baas loopt overdag in een toga. De taal van de Romeinen verstaat Brino maar half. Maar hij leert steeds meer woorden. Brino loopt over de binnenplaats van de villa naar de hoofdingang. Vandaag brengt hij etenswaren naar de legerplaats Batavorum. De spullen liggen op een karretje. Het vervoer over een verharde weg heeft zo zijn voordelen, denkt Brino. Als hij alles bij het fort heeft afgeleverd, loopt Brino nog even rond. Er is veel te zien dat hij niet kent. Een tempel bijvoorbeeld. De Germaanse volken vereren hun goden gewoon op heilige plaatsen in het bos. En een badhuis. Waar is dat nou voor nodig? Je kunt je toch wassen in de rivier! Vol bewondering kijkt Brino naar de wapenuitrusting van een Romeinse soldaat. Het Romeinse leger is supermachtig. Ze voeren oorlog met speciale apparaten. Machines die zware stenen kunnen wegwerpen en grote pijlen afschieten. Nee, Romeinen zijn niet makkelijk te verslaan, weet Brino. Uit: Sfinx kgt1, p. 45
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
12
2.3 Blok 3 Leerdoelen De leerling kan na dit blok: • beschrijven hoe verschillende landschappen van Turkije eruitzien. • de belangrijkste steden en gebergten van Turkije aanwijzen op de kaart. • beschrijven wat de belangrijkste kenmerken zijn van de Turkse bevolking. • uitleggen wat de rol van de islam in Turkije is. • de belangrijkste redenen noemen waarom toeristen naar Turkije komen. • uitleggen waarom toeristen uit verschillende groepen landen Turkije bezoeken. • uitleggen waarom het toerisme in Turkije later is ontwikkeld dan in andere landen rond de Middellandse Zee. • vertellen hoe Turkije omgaat met het watertekort. • uitleggen waarom je een reisverzekering moet afsluiten als je op vakantie gaat. Tips en toelichting bij de opdrachten opdracht 1 Deze opdracht is bedoeld om de leerlingen de “buitenkant van de tekst” te laten bekijken. Deze oriëntatie kan de leerling zelf doen, het is ook goed dit klassikaal te doen. Leerlingen krijgen zo inzicht in waar het blok over gaat. opdracht 2 Ook dit is een oriëntatieopdracht. De opdracht gaat over de basistopografie van Turkije. Zowel de grootste steden en belangrijkste deelgebieden komen aan bod. De buurlanden worden ook bevraagd. Mogelijk beseffen veel leerlingen niet dat vakantieland Turkije in het oosten aan landen als Irak en Iran grenst, landen die wellicht als ver weg worden ingeschat. opdracht 3 Turkije kent erg verschillende klimaten en daarmee samenhangende landbouwgebieden. Het meest stereotiep en bekend is het Middellandse Zeegebied, inclusief de Egeïsche kust. In die gebieden wordt mediterrane landbouw aangetroffen, verbouw van citrusfruit en olijven, wijnbouw maar ook akkerbouw. De Zwarte Zee kust is door de ligging van het gebergte koeler en natter. De landbouw in het gebied wordt gekenmerkt door de verbouw van thee, tabak, hazelnoten en ook granen als maïs. Het oosten van Turkije is bergachtig en in de winter koud. De mogelijkheden voor landbouw zijn hier beperkt tot het houden van schapen en geiten. Het is ook het dunst bevolkte deel van Turkije. Het zuidoosten is iets minder hooggelegen en vormt het midden van de vruchtbare halve maan, waar in de prehistorie de eerste jagerverzamelaars aan landbouw begonnen. Deze vruchtbare halve maan loopt in Irak verder in het stroomgebied van de Eufraat en de Tigris en langs de Middellandse Zeekust tot Israël. In dit deel van Turkije komt een zeer gevarieerde landbouw voor. In de binnenlanden van het westelijk deel van Turkije is het ook in de winter erg droog. De landbouw is hier extensief. Langs de randen van gebergten komt geïrrigeerde akkerbouw voor. opdracht 4 Deze opdracht gaat over het contact tussen mensen en volken. Turkije wordt door toeristen als een erg gastvrij vakantieland ervaren. Het personeel in toeristenplaatsen is vriendelijk, en iets verder van de gebaande paden (in steden) worden toeristen gemakkelijk aangesproken voor een praatje. Turken zijn over het algemeen trots op hun land. Toeristen (mensen in het algemeen) zijn geneigd gelijkgestemden op te zoeken. Naarmate de omgeving “vreemder” is, worden “vreemden” uit het eigen deel van de wereld meer als gelijkgestemden gezien. Nederlanders voelen zich in Turkije meer verbonden met Duitse toeristen dan met Russen, terwijl ze in Duitsland vooral de verschillen tussen zichzelf en de Duitsers opmerken. opdracht 5 Deze opdracht over de islam in Turkije maakt duidelijk dat Turkije veel later dan Noord-Afrika islamitisch werd. De Turken behielden ook hun eigen taal, in tegenstelling tot de bewoners van de Noord-Afrikaanse kust, waar de mensen meer assimileerden met de Arabische nieuwkomers (de bevolking van de gebergten zoals de Berbers in Marokko weer uitgezonderd.) De tekst en de opdracht gaan in op de verschillen tussen de diverse vormen van de islam in Turkije. Mogelijk kennen de leerlingen de verschillen tussen de stromingen in de christelijke kerken ook niet inhoudelijk, anders dan bij naam. opdracht 6 In opdracht 6d en 6e wordt gevraagd naar de verschillen tussen de verspreiding van de islam in de middeleeuwen en in de twintigste eeuw. Het is van belang hier op te merken dat de verspreiding van de islam op de Balkan gebeurde op initiatief van Turkse sultans, met de bedoeling over dat gebied te heersen. De verspreiding van de islam door arbeidsmigranten is veel meer een neveneffect van de vraag naar arbeidskrachten in de tweede helft van de twintigste eeuw in West-Europa. Vanuit moskeeën worden vooral de arbeidsmigranten en hun nakomelingen bediend. De
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
13
verspreiding van de islam onder de autochtone West Europeanen is verwaarloosbaar van omvang, in tegenstelling tot die in de Balkan in de middeleeuwen. De groei van de islam is West-Europa heeft nu vooral demografische oorzaken. opdracht 7 Een goede vergelijking van Atatürk met een Nederlandse historische persoon is lastig, ook omdat Nederlanders niet zo uitgesproken trots zijn op hun land. opdracht 8 Het is belangrijk dat leerlingen zien dat Turkije voor de toeristenstroom erg afhankelijk is van goedkope vluchten. Als vliegen veel duurder wordt, is een busreis voor West-Europese (maar ook Russische) toeristen niet een voor de hand liggend alternatief. opdracht 9 Bij deze opdracht kan opgemerkt worden dat Efeze een Griekse kolonie was, een geïsoleerde stadstaat zoals in blok 2 aan de orde kwam. opdracht 10 en 11 Deze opdrachten gaan over de herkomst van de toeristen in Turkije. Voor de Bulgaarse toeristen is de bus wel een redelijk alternatief bij het duurder worden van vliegreizen. opdracht 12 en 13 Het centrale begrip bij deze opdrachten is multiplier effect. Het toerisme is de sector die zorgt voor werk en inkomen, maar er zijn veel afgeleide beroepen van het toerisme. De werkgelegenheid in het toerisme doet de bevolkingsomvang van toeristenplaatsen groeien, wat ook de werkgelegenheid in de algemene dienstverlening doet groeien. opdracht 14 De meeste toeristen stellen eisen aan comfort op hun vakantiebestemming. Het kunnen kopen van goedkope souvenirs en de aanblik van authentieke straatjes is aantrekkelijk, maar veel toeristen willen ook kwaliteit. De plaatsen met de beste toeristische infrastructuur trekken daardoor ook de meeste toeristen. opdracht 15 en 17 Deze opdrachten gaan in op de milieu-effecten van het toerisme in Turkije. Die effecten gaan over meer dan water, het gaat ook over luchtvervuiling (door de vliegreis), zwerfvuil e.d. Dat kan in het kader van deze opdracht ook besproken worden. Toeristen in de grote toeristencentra, die komen om te recreëren hebben vaak niet veel aandacht voor deze milieu-effecten van het toerisme: het persoonlijke verblijf is maar kort en de persoonlijke inbreng is maar klein ten opzichte van de hele toeristenstroom. Het grootschaligere effect en het lange termijneffect op het milieu is voor de toerist daarom nauwelijks zichtbaar. opdracht 16 De rivieren in het oosten van Turkije zijn de bovenloop van de rivieren die door Syrië en Irak stromen. Turkije heeft met de bouw van stuwdammen in de bovenloop van de Eufraat en de Tigris een grote invloed op het waterbeheer van die landen. Met een kaart van Turkije en de buurlanden (of GB138, Zuidwest Azië) voor de klas kan deze problematiek in een klassengesprek nader worden besproken. opdracht 19 Deze opdracht gaat in op de keuzemogelijkheden die je hebt bij het afsluiten van een (reis)verzekering. Het kiezen van een verzekering is erg afhankelijk van de risico’s die je loopt. Bij een klein financieel risico is het nemen van een verzekering niet nodig. Bij een kleine kans op een relatief groot financieel risico is een verzekering in veel gevallen wel aan te raden. In gevallen waarbij een risico voor anderen ontstaat is een verzekering dan zelfs verplicht (Wettelijke Aansprakelijkheid).
Extra opdrachten opdracht 1 Bekijk figuur 1. Op het kaartje staan de meest trendy vakantiegebieden van de jaren ’90 in de twintigste eeuw, ongeveer 20 jaar geleden. Zoek informatie over reizen en vakanties in kranten, tijdschriften, in televisieprogramma’s of op internet. Geef antwoord op de volgende vragen: - Welke bestemmingen zijn ook nu nog drie sterren waard? - Welke bestemmingen zijn minder populair geworden? - Welke bestemmingen zijn populairder geworden en verdienen nu drie sterren? Maak zelf een kaart met de plaatsen ‘waar je geweest moet zijn’.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
14
Figuur 1
Trendy vakantiegebieden.
De volgende opdracht gaat over de gevolgen van massatoerisme. Het biedt een verdieping bij de tekst Toerisme. opdracht 2 Lees de tekst ‘Arica’. 2a Bedenk waar je een tekst zoals deze beschrijving van Arica tegenkomt. 2b Lijkt Arica jou een aantrekkelijke vakantiebestemming? Leg je antwoord uit. 2c Welk nadeel heeft Arica voor jou als vakantiebestemming? 2d Kies zelf een van jouw favoriete vakantiebestemmingen. Maak een tekst om toeristen te verleiden naar die plaats te komen om hun vakantie door te brengen. 2e Welke kenmerken van je favoriete vakantiebestemming noem je niet in je tekst? Arica Een mild klimaat en fantastische zandstranden in een schitterende omgeving hebben Arica in het noorden van Chili tot een populaire vakantiebestemming gemaakt. Arica ligt in het noorden van Chili. Hiervandaan reis je zo naar het hart van de oude Inca beschaving rond de stad en vlak over de grens in Peru. Maar Arica zelf is ook een moderne stad met hippe winkels om eindeloos te shoppen. Moe van alle indrukken? Dan kun je heerlijk zonnebaden op de geweldige stranden bij de stad.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
15
2.4 Blok 4 Leerdoelen De leerling kan na dit blok: • op de kaart aanwijzen waar de grens van het Romeinse rijk in Nederland lag. • uitleggen hoe de Romeinen hun grens bewaakten. • voorbeelden noemen van voorwerpen die van de Romeinen in Nederland teruggevonden zijn. • uitleggen waarom Nijmegen een geschikte plek was voor een Romeins fort. • een voorbeeld geven van de manier waarop steden met hun geschiedenis mensen proberen te trekken. • uitleggen waarom gemeenten mensen met evenementen en voorzieningen naar hun stad proberen te trekken. • voorbeelden noemen van recreatievoorzieningen in je eigen omgeving.
Tips en toelichting bij de opdrachten opdracht 2 Leerlingen bedenken welke historische overblijfselen in hun eigen omgeving interessant zijn voor toeristen. Ze kunnen dit uit het hoofd doen, of het opzoeken op internet of in de bibliotheek, of de VVV. opdracht 3 en 4 Leerlingen zien in welk deel van Nederland veroverd is geweest door de Romeinen en waar je dus Romeinse resten kunt vinden. opdracht 6 Leerlingen beschrijven nauwkeurig twee gebruiksvoorwerpen uit de Romeinse tijd. opdracht 9 Deze opdracht gaat erop in hoe steden met evenementen bezoekers proberen te trekken. U kunt bespreken welke evenementen in de eigen omgeving van de leerlingen worden georganiseerd. Wie komen er op die evenementen af? Welke voordelen en nadelen hebben die evenementen? opdracht 12 Leerlingen gaan na welke recreatiemogelijkheden er in hun eigen omgeving zijn. U kunt eventueel deze opdracht uitbreiden door leerlingen een plan te laten bedenken hoe de mogelijkheden voor recreatie in hun omgeving verbeterd zouden kunnen worden.
Extra opdrachten opdracht 1 Bekijk figuur 1. De kaart in figuur 1 is bijzonder. De grootte van de landen geeft niet de grootte van het land aan, maar hoeveel toeristen er vandaan naar Nederland kwamen. 2a Hoe staat Nederland op de kaart aangegeven? 2b Op of bij de kentekenplaat van een auto staat vaak een lettercode, die aangeeft uit welk land de auto komt. Die lettercodes zijn in deze kaart gebruikt. Zet de lettercodes van de 5 grootste landen op deze kaart onder elkaar en zet de naam van het land erachter. 2c Uit welk land komen de meeste toeristen naar Nederland? 2d Bedenk waarom uit dat land de meeste toeristen naar Nederland komen in 2009. 2e Een paar landen waar veel toeristen vandaan komen staan niet op de kaart. Maak met de legenda een schatting van hoe groot de volgende landen moeten zijn. Zoek de landen zonodig op in de atlas en zet ze op de juiste plaats op de kaart. De Verenigde Staten 760.000 toeristen Japan 100.000 toeristen China 120.000 toeristen 2f Bedenk: Welke kenmerken van landen zijn een verklaring voor het grote aantal toeristen uit de in deze opdracht genoemde landen in Nederland. het zijn rijke landen Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
16
het zijn landen die armer zijn dan Nederland het zijn landen met een groot oppervlakte het zijn landen met een grote bevolking de landen liggen dichtbij de landen liggen ver weg
Figuur 1
Inkomend toerisme in Nederland.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
17
opdracht 3 3a Jij en je klasgenoten recreëren vast ook. Schrijf voor jezelf op, welke activiteiten je de afgelopen week hebt gedaan, waarbij je minstens een uur van huis was. Zet er ook bij hoe vaak je dat deed. 3b Bekijk je lijstje bij opdracht a, en dat van één medeleerling. Bij welke soort hoorden jullie vrijetijdsactiviteiten? Tel jullie activiteiten op en vul het totaal in de eerste lege kolom van figuur 1 in. Als je samen twee keer hebt gehockeyd en een keer gevolleybald, zet je bij sporten ‘3x’. 3c Vermenigvuldig de getallen in kolom ‘wij’ met 26 en zet de uitkomsten in de kolom ‘wij gemiddeld per jaar’. 3d Welke activiteiten doen jullie vaker dan de gemiddelde Nederlander? 3e Leg je antwoord bij d uit. Wij deze week Soort vrijetijdsbesteding
Wij gemiddeld per jaar
Nederlander gemiddeld per jaar
1. Shoppen 2. Buitenrecreatie (wandelen, fietsen, e.d)
57
3. Sporten
44
4. Uitgaan 5. Hobby/verenigingsactiviteiten e.d.
34
6. Bezoek attractie
17
7. Waterrecreatie en -sport
12
8. Cultuur
9
9. Bezoek evenement 10. Wellness/beauty/ontspanning
8
Totaal Figuur 1
249
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
58
31
6
18
3
Voorleesverhaal
door Kirsten Bos
Vragen vooraf: 1. Wat voor werk doen Livius en Vitus? 2. Waar moeten Livius en Vitus de bakstenen naar toe brengen? 3. Waarom wil Livius ook soldaat worden? 4. Wie is Galenus? 5. Waarom is het vaandel zo belangrijk voor een Romeins legioen? 6. Gaan Livius en Vitus beiden weer terug naar de pannenbakkerij? Livius de steenbakkersknecht Met een scherpe bijl hakt Livius de jonge wilgentenen om. Zuchtend laat hij zich in het gras vallen. ‘Hoeveel bossen hebben we nu?’ Vitus hoort hem niet. Hij legt al het hout dat Livus omgehakt heeft bij elkaar en bindt het samen tot dikke bossen. ‘Vitus!’ Geschrokken draait Vitus zich om. ‘Hoeveel bossen hout hebben we nu? Ik heb er genoeg van. Mijn handen en rug doen zeer.’ ‘Een stuk of twintig bossen, denk ik. Nog niet genoeg om de kar te vullen. Als jij de bossen bij elkaar bindt, dan ga ik wel nu wel hakken.’ Zwijgend werken de jongens verder. ‘Ik denk dat we het hout wel op de kar kunnen gaan laden’, zegt Vitus na een tijdje. Dat valt nog niet mee: de kar kan niet zo ver het bos in. De jongens slepen de zware bossen naar de kar toe. Het paard heeft al die tijd geduldig staan wachten. Vitus en Livus zoeken een plekje tussen het hout op de kar. Livius klikt met z’n tong. Gehoorzaam begint het paard weer richting de bakkerij te lopen. Je kunt de schoorstenen van de pannenbakkerij al van verre zien roken. Er worden hier aan één stuk door dakpannen en bakstenen gebakken. De Romeinen gebruiken ze voor hun huizen, tempels en andere gebouwen. Om de ovens te laten branden, is heel veel hout nodig. De baas van Vitus en Livius staat al ongeduldig op ze te wachten. ‘O, nee, dat ook nog’, fluistert Livius. ‘We zijn zeker weer te lang weggebleven. Dan moeten we zo zonder pauze weer terug naar het bos.’ Snel springen de jongens van de kar. Ze pakken een bos met takken en willen naar de opslagplek lopen. ‘Wacht eens even!’ ‘Ik heb een andere klus voor jullie!’ Verbaasd kijken Vitus en Livius elkaar aan. ‘Een andere klus?’ echoot Livius? ‘Kijk niet zo schaapachtig, Livius. Ja, een andere klus. We hebben net een grote bestelling dakpannen af voor Legio X Gemina, ofwel het Tiende Legioen. Dat zijn de soldaten die op de berg een vesting aan het bouwen zijn. Maar dat weten jullie vast wel. Marcus en Tracius gaan vanmiddag naar het kamp. Ze kunnen wel wat hulp gebruiken met het sjouwen van dakpannen. Wat een geluk! Dit beloofde toch nog een leuke middag te worden. Hoewel het sjouwen van dakpannen ook geen pretje is; Vitus en Livius zijn nog nooit in het soldatenkamp geweest. De goden moeten hun gunstig gezind zijn! Vanavond zullen ze een offer naar Fortuna, de godin van het geluk, brengen, om haar te bedanken voor deze buitenkans. Met drie volgeladen wagens dakpannen vertrekken Vitus en Livius, samen met Marcus en Tracius naar het soldatenkamp. De paardenhoeven en de houten wielen van de karren maken veel lawaai op de stenen heerwegen. Marcus haalt een paar perziken te voorschijn. Die krijgen de jongens niet vaak. Perziken moeten helemaal uit het zuiden van het Romeinse Rijk komen. In de buurt van hun dorp Ulpia Noviomagus groeien ze niet.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
19
‘Kijk Vitus!’ Opgewonden wijst Livius naar de legerplaats in de verte. Vanuit het niets lijkt er een lange verdedigingsmuur op te doemen, onderbroken door hoge wachttorens. Livius fluit bewonderend: ‘daar komt geen Germaan overheen’, denkt hij trots. Bij de poort moeten de karren stoppen. Twee Romeinse soldaten houden de wacht. Aan hun riem schittert een kort zwaard gevaarlijk in het zonlicht. In hun hand houden ze een speer. ‘Dakpannen!’, roept Marcus vrolijk tegen de wachters. De wachters doen de zware houten poorten open. ‘Jullie kunnen door rijden naar het plein! Gewoon deze weg volgen’, roept Marcus naar Livius en Vitus. De jongens kijken hun ogen uit. Wat een groot kamp! Overal staan barakken. Daar slapen de soldaten. En waar je ook kijkt, overal zijn mensen. Veel van de soldaten werken aan het kamp. Nu is bijna alles nog van hout. Maar er wordt druk gewerkt om het kamp in steen te herbouwen. De stenen komen uit de bakkerij waar Livius en Vitus werken. Op het plein staat een deftige Romein in een prachtige toga te wachten. ‘Dat is de praefectus castrorum’, zegt Tracius tegen Livius en Vitus. Hij heeft de leiding over het kamp. ‘Heren, eindelijk, spreekt de praefectus castrorum plechtig, ‘daar zijn de langverwachte dakpannen. U kunt ze bij de westelijke muur uitladen. Mijn soldaten zullen u wel wijzen waar. ‘Wat een blaaskaak’, fluistert Vitus tegen Livius. Livius kijkt hem boos aan en gebaart Vitus zijn mond te houden. ‘Stil nou! Dat is de baas van het kamp’, zegt Livius bewonderend. Via de grote officierswoningen met brede zuilengalerijen rijden ze naar de noordelijke muur. ‘Ik zou liever in het kamp rondkijken dan dakpannen sjouwen’, mompelt Vitus. ‘Vertel mij wat’, moppert Livius terug. ‘Er is hier vast een hoop te beleven. Kijk eens naar Marcus en Tracius. Die zitten lekker in de zon met die soldaten te praten en te drinken.’ ‘Hmpf, als ik oud genoeg ben, word ik ook soldaat. Dan hoef ik nooit meer takken en stenen te sjouwen.’ ‘Je hebt niet eens burgerrechten, Livius, dus kun je nooit soldaat worden.’ ‘Dat is niet waar hoor’, klinkt het ineens achter de jongens. Er staat een jongen achter hen, die niet veel ouder lijkt dan Vitus en Livius. ‘Ik ben Galenus’, zegt de jongen. ‘Je kunt altijd bij de hulptroepen. Daarvoor hoef je geen Romeins burger te zijn. En na vijfentwintig jaar krijg je ook nog burgerrechten. Je krijgt alleen minder soldij dan de Romeinse soldaten.’ ‘Kom’, ratelt de jongen aan één stuk door. Ik zal jullie wel even helpen met al die dakpannen. ‘Ben jij ook soldaat?’ vraagt Livius ongelovig. Zo oud ziet de jongen er nog helemaal niet uit. ‘Nee, nog niet. Ik ben als tiro meegekomen uit Spanje. Dat betekent dat ik in opleiding ben’, voegt Galenus toe, als hij ziet dat Livius en Vitus hem niet begrijpend aankijken. ‘Als mijn opleiding af is, ben ik echt soldaat’, zegt Galenus trots. ‘Als de Bataven hier in dit drassige land dan nog eens in opstand durven te komen tegen onze keizer in Rome, rijg ik ze zo aan mijn zwaard. Maar zolang er geen opstanden zijn, en we niet worden aangevallen, moeten we andere klusjes doen’, zegt Galenus spijtig. ‘Ik leg wegen aan en help bij het bouwen van forten. Niet echt wat ik me bij het leven van een soldaat voorstelde.’ ‘Willen jullie het kamp zien?’, vraagt Galenus ineens als de laatste kar met bakstenen eindelijk leeg is. Vitus kijkt naar Marcus en Tracius. Ze zullen zo wel terug moeten naar de bakkerij. Maar Marcus en Tracius lijken het steeds gezelliger te hebben met de soldaten. Ze zien er niet uit of ze haast hebben om terug te gaan. ‘Kom je mee, Vitus? Vitus voelt hoe Livius aan zijn arm staat te trekken. ‘Kom nou, ik wil het kamp zien. Straks bedenkt Galenus zich nog.’ Snel lopen de jongens achter Galenus aan. ‘Kijk, dit is een van de belangrijkste gebouwen van het kamp’, zegt Galenus eerbiedig. Galenus en de jongens staan voor het hoofdkwartier in het kamp. Het is een prachtig gebouw met een lange zuilengalerij. ‘Hier wordt het vaandel van ons legioen bewaard. Als we moeten vechten, gaat het vaandel mee. Iedereen kan ons legioen aan het vaandel herkennen.’ ‘Mogen we het vaandel zien?’, vraagt Livius opgewonden.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
20
‘Nee! zegt Galenus geschokt. Ik mag helemaal niet in het hoofdkwartier komen! De soldaten ook niet. Alleen de hoge officieren mogen hier binnen komen. Stel dat iemand het vaandel steelt. Dat zou een schande voor ons hele legioen zijn! Zonder vaandel lachen de andere legioenen – en je tegenstanders - je uit op het slagveld. Wat is nu een legioen zonder vaandel? De vaandeldrager is één van de belangrijkste mannen in het legioen.’ ‘Kennen jullie het verhaal niet van het leger dat door keizer Augustus in het jaar negen naar het noorden werd gestuurd om de Germaanse gebieden te veroveren? Vitus en Livius schudden hun hoofd. ‘Drie Romeinse legioenen, dat zijn wel 18.000 soldaten, trokken met hun bevelhebber Varus over de Rijn. De Germanen lokten onze soldaten naar een smalle strook tussen een moeras en een bergrug. En ze vielen ons vanaf de berghellingen aan. Onze soldaten konden geen kant op! We werden door de Germanen in de pan gehakt. Maar het ergste was wel dat de Germanen alle vaandels meenamen. En ze stuurden het hoofd van Varus naar Rome. Ik heb horen vertellen, vervolgde Galenus, dat keizer Augustus maanden later nog schreeuwend wakker werd uit zijn slaap en riep: ‘Varus, Varus, geef me mijn legioenen terug!’’ ‘Kunnen jullie je nu voorstellen dat ons vaandel zo goed beschermd wordt?’ Het ligt in één van de geheime kamers achter de rechtszaal. Ik weet ook niet precies waar. ‘Kom, genoeg over vaandels. Ik zal jullie nu laten zien waar we slapen’. Druk pratend loopt Galenus door het kamp. Vitus en Livius lopen achter hem aan. ‘Had ik maar zo’n leven’, denkt Livius jaloers. ‘Morgen moet ik gewoon weer takken hakken en naar de pannenbakkerij brengen.’ En overmorgen ook. En over tien jaar nog steeds. Wie weet wat voor heldhaftige daden Galenus ondertussen kan verrichten…’ Dan borrelt er een plan omhoog bij Livius. Hij kijkt om zich heen. Vitus en Galenus staan bij een barak te kijken en letten niet op hem. Livius sluipt weg. Het is niet moeilijk om de weg naar het hoofdkwartier terug te vinden. Niemand let op hem. Er lopen meer kinderen in het kamp rond. Bij het hoofdkwartier heeft hij vast de grootste kans om de praefectus castrorum terug te vinden. Livius is vastbesloten. Hij gaat niet met Vitus mee terug naar de bakkerij. Zodra hij de praefectus castrorum ziet, zal Livius hem zeggen dat hij soldaat wil worden. En het liefst vaandeldrager. Burgerrechten of niet!
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
21
Discussiepunten na de les: 1. De aanwezigheid van de Romeinen bij Nijmegen zorgde voor contacten en handel tussen de Romeinen en de Germaanse stammen. Ook leerden de Germanen nieuwe technieken, zoals het maken van dakpannen en bakstenen, en producten kennen. De Germanen namen ook veel van de cultuur van de Romeinen over. Dat heet romanisering. De Romeinse keizer vond romanisering belangrijk. Waarom denk je? 2. Hoe verschilt het leven van een steenbakkersknecht en een soldaat? Welk beroep zou jij liever uitoefenen? 3. Wat vind je ervan dat mensen zonder Romeins burgerrecht alleen bij de hulptroepen van het leger mogen dienen? 4. Wat vind je van de beslissing van Livius om in het kamp achter te blijven? Wat had jij in zo’n situatie gedaan? 5. Bedenk hoe het met Livius zal aflopen.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
22
4
Antwoorden bij het Themaschrift
De antwoorden bij dit Themaschrift staan in een apart bestand op het docentendeel van de website. De antwoorden zijn beschikbaar in een pdf (een ingevuld Themaschrift) en in en Wordbestand.
Mundo Mens en maatschappij voor de basisvorming – Thema 3 vmbo-kgt – Docentenhandleiding
23