poepdoos mens en dier op
de boerderij
docentenhandleiding
poepdoos mens en dier op de boerderij
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Inhoud Deel I: Het korte programma 1. Introductie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2. voorbereiding op school. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 3. in het museum. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 4. verwerking op school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Deel II: Het uitgebreide programma met leskist 1. Introductie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2. voorbereiding op school. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 3. in het museum. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 4. verwerking op school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Liedjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Uitleenreglement leskist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Deel I: Het korte programma
1. Introductie Doelgroep:
groep 1, 2 en 3 van het basisonderwijs
Doel: Kinderen ervaren spelenderwijs hoe het dagelijks leven vroeger was op de boerderij. Hoe mens en dier daar leefden. Thema:
Wonen en werken onder één dak. Het dagelijks leven rond 1920 in en om de boerderij.
Wat deden de vaders en de moeders, de kinderen en de dieren op de boerderij? Hoe zag dat eruit, hoe rook dat? Hoe ging dat s’avonds voor het slapen gaan, hoe kookten ze hun eten?
2. Voorbereiding op school Begeleiding U heeft minimaal twee begeleiders van school nodig. Het museumprogramma wordt onder leiding van een gids uitgevoerd. Dat betekent dat, als u dit programma zonder leskist heeft geboekt, u ook zonder veel voorbereiding naar het Zuiderzeemuseum kunt gaan. Het is aan te raden een voorbereidingslesje te wijden aan hetgeen de kinderen in het museum gaan zien en doen. Dan zijn er al wat dingen voor hen te herkennen. U kunt bijvoorbeeld een voorbereidende les geven over hoe het dagelijks leven vroeger was op de boerderij. Hoe mens en dier daar leefden. Lesje: Het verhaal over de boerderij. Vertelvorm: frontaal voor de klas of in een kringgesprek. Welke dieren wonen er op de boerderij? (nuttige dieren) Koeien, kalfjes, varkens en biggetjes, kippen, hanen en kuikens, de hond, ganzen, konijnen een paard enz. Waarom heeft de boer deze dieren? Waarin woont het dier, wat eten de dieren, waar wordt het hooi bewaard, wat is het product dat het dier oplevert, wat poepen ze, hoe ziet de poep eruit? Welk geluid maakt het dier? Wat voor dier hebben jullie thuis? (huisdieren om te verzorgen) Extra activiteiten • Richt een leestafel in. Verzamel boeken uit de bibliotheek die te maken hebben met het onderwerp boerderij en leg ze op de leestafel in de klas. Laat de dieren zien als illustratie bij uw verhaal. • T ekeningen maken naar aanleiding van het gesprekje. • P lak of knutselwerkje. Maak met de kinderen een knutselwerkje van het boerderijdier dat ze het mooiste vinden. • V erteltafel inrichten. In de klas kan de verteltafel (met voorwerpen) aan dit onderwerp gewijd worden. • L iedje leren: “Een koetje en een kalfje, liepen in de wei” met kringspel erbij. “Schaapje, schaapje heb je witte wol, ja baas, ja baas, twee zakken vol”, “Boer wat zeg je van mijn kippen”. (U kunt eventueel zelf een vertaling maken van “Old Mac Donald had a farm” omdat de diergeluiden erbij zo leuk zijn) Zie voor een overzicht van liedjes blz. 14 van deze docentenhandleiding.
poepdoos mens en dier op
de boerderij
• In de speelzaal een meeneemverhaal vertellen. U bent de boer. De kinderen kiezen van tevoren een rol. (U kunt ook een kind de rol van de boer laten kiezen en een ander de boerin laten zijn.) De kinderen voeren steeds uit wat u vertelt en terwijl u kijkt wat de kinderen doen, kunnen er weer nieuwe verhalen loskomen. De kippen wonen in het kippenhok, de hond loopt op het erf, de varkens wonen in het varkenskot, de koeien staan op stal en moeten nodig naar de wei. U geeft steeds aan bij wie de boer of boerin langs komt en wat er aan de hand is. Bijvoorbeeld: “het is nog heel vroeg in de morgen en alleen de haan is op (hoor de haan) Daar komt de boer die gaat naar de kippenren om de eieren te halen; wat zeggen de kippen als de boer komt? En wat zegt de haan? Dan gaat de boerin de varkens voeren. Wat zeggen de varkens als de boerin komt? Je kan heel duidelijk horen dat de varkens het eten heel erg lekker vinden (hoor ze smakken). Ze rollen lekker in de vette modder en wroeten met hun neus in de grond. Ze gaan met hun rug langs het hek schuren”, enz. enz. Spreek met de kinderen van tevoren af dat als u in uw handen klapt de kinderen als bij toverslag “bevriezen”. U kan dan daarna weer rustig verder vertellen.
3. In het museum Het museumprogramma wordt onder leiding van een gids uitgevoerd. Na aankomst in het museum gaan de kinderen met de gids op weg naar de boerderij. Daar aangekomen worden ze echt boeren en boerinnen en krijgen ze een boerenkiel aan. Terwijl de kinderen op het hooi zitten geeft de gids een korte introductie over het leven op de boerderij. Daarna gaan zij houten boerderijdieren op stal zetten, de poep bij het juiste dier leggen, een korte wandeling in het museum maken langs o.a. de levende dieren en spelen met het huishouden van rond 1920. Het programma wordt afgesloten met het zingen van een liedje of het spelen van een kringspel. Voor de verwerking op school is het de bedoeling dat u in het museum foto’s maakt. Op deze foto’s legt u o.a. de kinderen vast met voorwerpen van toen uit het dagelijks leven. (zoals de waterput, de poepdoos, de bedstede, de olielamp, enz.)
4. Verwerking op school Bespreek de foto’s in de klas. Laat de kinderen vertellen wat ze zien. Maak er een presentatie van bij de leestafel of verteltafel. Laat de kinderen een tekening maken over wat ze het mooiste vonden op de boerderij.
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Deel II: Het uitgebreide programma met de leskist
1. Introductie Doelgroep:
groep 1, 2 en 3 van het basisonderwijs.
Doel: Kinderen ervaren spelenderwijs hoe het dagelijks leven vroeger was op de boerderij. Hoe mens en dier daar leefden. Thema: Wonen en werken onder één dak. Het dagelijks leven rond 1920 in en om de boerderij. Wat deden de vaders en de moeders, de kinderen en de dieren op de boerderij? Hoe zag dat eruit, hoe rook dat? Hoe ging dat ’s avonds voor het slapen gaan, hoe kookten ze hun eten en hoe smaakte dat? Leskist: De leskist heeft de vorm van een poepdoos. Zodra de docent plaatsneemt op de poepdoos maakt hij/zij een sprong terug in de tijd door op de poepdoos letterlijk en figuurlijk in vroeger tijd te gaan zitten. De poepdoos is een soort vertelstoel. Uit die poepdoos komen dan de voorwerpen die het verhaal van het dagelijks leven rond 1920 illustreren.
Wat u vooraf moet weten Ter voorbereiding van het project leest u de hele docentenhandleiding door. Zo krijgt u een indruk welke onderwerpen wanneer aan bod komen, en wat er als voorbereiding van u verwacht wordt. Leskist inhoud U krijgt de leskist gevuld met voorwerpen voor 5 programma’s voor 5 lesdagen. Berg deze voorwerpen op in een aparte kast. Elke lesdag vult u de kist met de genoemde voorwerpen die bij het onderwerp van de betreffende dag horen. Na elke lesdag blijven de behandelde voorwerpen in de klas. Hieronder vindt u een overzicht van de lesdagen, de thema’s en de voorwerpen die daar bijhoren.
lesdag
thema
Voorwerpen
Dag 1
De Poepdoos introductie.
Emmer, potje, stapeltje oude kranten, foto 1.
Dag 2
Vroeger in de nacht.
Blaker, kaars en lucifers, lapjeshond Does, foto’s 2.
Dag 3
Koken en eten.
Pan, petroleumstel, houten lepel, 1 geëmailleerde beker, foto’s 3.
Dag 4
Schoonmaken.
Afwasteiltje, theedoek, vaatdoekje, afwasborstels (hard en zacht) klopper met zeep, waslijn met knijpers, Foto’s 4.
Dag 5
Leven met dieren in en rond de boerderij.
2 boerenkielen, 2 paar klompen, 2 rode zakdoeken, foto’s 5.
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Voorbereiding voor de volgende themadag Elke dag heeft voorbereiding nodig. Dit staat per dag beschreven onder de kop Voorbereiding. Elke dag heeft een eigen verhaal. Dit staat per dag beschreven onder de kop Het verhaal Wij hebben een indeling gemaakt van 5 themadagen waarbij op elke dag een ander onderwerp wordt behandeld (zie schema), maar u kunt natuurlijk zolang bij een thema stilstaan als u zelf wilt. Dat kan dus ook twee dagen zijn. Extra activiteiten U kunt per dag besluiten wat u wel en niet als extra activiteit doet; er worden verschillende voorstellen beschreven zoals liedjes, meeneemverhalen, en knutselideeën. U kunt ook zelf onderwerpen inbrengen, bijvoorbeeld het inrichten van een ouderwets winkeltje waar alles nog los wordt verkocht met weegschaal en centjes. Zoals eerder vermeld is het mogelijk een onderwerp langer dan een dag te behandelen of een onderwerp naar keuze weg te laten. U kunt net zolang met een onderwerp bezig zijn als u zelf wilt. U kunt behalve bijgevoegde liedjes (blz. 14 van deze docentenhandleiding) ook oude spelletjes zoals bikkelen, kegelen, touwtje slingeren en ballen gooien met de kinderen doen. Museum spelen De komende drie weken blijft de poepdoos in de klas staan. Gaandeweg het project bouwt u met de kinderen een “museum”. Zet een tafel tegen de muur, liefst met een prikbord erboven; dat is het begin van het museum. Aan het slot van elke dag worden de voorwerpen uit de leskist plechtig in het museum geplaatst. Elke dag groeit de collectie. Er komen dingen bij, uit de poepdoos, maar ook uit de bruiklenen die meegebracht worden van thuis.(zie: ‘brief voor de ouders, voorbereiding dag 1, blz. 7). Het museum speelt een belangrijke rol gedurende het hele project in de klas. Er kan voortdurend ingespeeld worden op het feit dat er een museum in de klas ontstaat; kinderen die al kunnen schrijven kunnen kaartjes maken voor bij de objecten, er moet een naam bedacht worden en een uithangbord (beginnende geletterdheid). Er kunnen gekleurde ‘toegangskaartjes’ getekend worden. De suppoost, die de spullen bewaakt, mag de toegangskaartjes afscheuren. Er kan een kassa komen, kinderen kunnen spelen dat ze elkaar een rondleiding geven. Misschien is er een mooie suppoostjas te vinden, een pet, een walkietalkie en dergelijke dingen. Leestafel Richt ook een ‘leestafel’ in bij het museum in de klas. Verzamel boeken die te maken hebben met de onderwerpen en leg ze op de leestafel. Boekentip: ‘Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft.’ Van Werner Holzwarth. Verteltafel inrichten In de klas kan de verteltafel (met voorwerpen) aan dit onderwerp gewijd worden.
poepdoos mens en dier op
de boerderij
2. Voorbereiding op school drie weken met de leskist in de klas
Dag 1
Thema: De poepdoos introductie. 1.1
Voorbereiding
1.2
Het verhaal
1.1 Voorbereiding De volgende voorwerpen moeten in de poepdoos zitten:
Dag
Thema
Voorwerp
Dag 1
De Poepdoos introductie.
Emmer, potje, stapeltje oude kranten, foto 1.
Brief voor de ouders U schrijft ter voorbereiding op dag 1 een brief om aan de kinderen mee naar huis te geven. Hierin worden de volgende dingen gevraagd: Vraag 1: o f ze op de tweede themadag (met uw datum) hun knuffel mee naar school mogen nemen. Dit omdat de tweede poepdoos-dag gaat over ‘vroeger in de nacht’. Vraag 2: o f er in de familie nog spullen uit het huishouden zijn van rond 1920 en of de kinderen die dan mee naar school mogen nemen voor het museum in de klas. Noem in de brief wat voorbeelden zoals: een handkoffiemolen, wasteil en wasbord, kleding om mee te spelen, hout- of oliekacheltje, klompen, stoof, strijkijzer, pijp, zeep, zand en soda bakje, een ijzeren kruik in een wollen sok, melkbus, een katoenen of linnen laken, een wollen deken, enz. Vraag 3: misschien zijn er familieleden te vinden die oude foto’s verzamelen en daar kort iets over willen komen vertellen of die in een volksdansgroep zitten en die wat van dans en hun originele kleding willen komen laten zien. Plan een datum (na het museumbezoek) en nodig de ouders vast uit voor het bezoek aan het museum in de klas (zie verwerking op school, blz. 13).
poepdoos mens en dier op
de boerderij
1.2 Het verhaal Vertelvorm: frontaal voor de klas. De leerkracht begint willekeurig ergens over te vertellen: (bijvoorbeeld hoe de ochtend is gegaan of over de plantjes in de vensterbank) ‘Je bent vanmorgen wakker geworden en toen?’ ...Er ontstaat een gesprek in de klas. Midden in het verhaal begint u als leerkracht een beetje benauwd te kijken want u moet naar de wc! U vertelt nog verder maar moet wel heel nodig en roept benauwd: ík moet...ik moet...!’ Gaat dan op de poepdoos zitten en slaakt een zucht van verlichting. Dan vraagt u of een van de kinderen papier wil pakken om te kunnen afvegen. U zult zien dat de kinderen zich verbazen en closetpapier willen geven. Dan vertelt u dat u op een oude poepdoos van vroeger bent gaan zitten en dat het vroeger niet met echt w.c. papier ging. U vraagt de kinderen of ze willen weten hoe het leven in die tijd was. Dan zoekt u naar wc-papier van toen (een stapeltje oude kranten zit in de poepdoos) en dat is het begin… Er staat ook een geëmailleerde emmer in, daar werd de ontlasting in opgevangen. Eens in de zoveel dagen moest de emmer worden geleegd en werd de poep uitgegooid over het land. In de stad kon dat niet, daar kwam de poepkar langs. Potje. Vroeger stond er bij ieders bed een potje, ook bij de grote mensen. Waar gingen ze het potje legen? Hoe gaat dat nu bij jullie thuis? Pak de foto, nummer 1 uit de kist en bespreek deze met de kinderen De kinderen mogen zelf onderzoeken en met het potje en de poepdoos spelen. Met het stapeltje oude kranten maakt u met de kinderen het begin van het huismuseum (zie ‘Museum spelen’ op blz. 6) waarna alle voorwerpen van deze dag plechtig in het ‘museum’ worden geplaatst.
Dag 2
Thema: Vroeger in de nacht 2.1
Voorbereiding
2.2
Het verhaal
2.1 Voorbereiding De volgende voorwerpen moeten in de poepdoos zitten:
Dag
Thema
Voorwerp
Dag 2
Vroeger in de nacht
Blaker (kaars en lucifers er zelf bijdoen) lapjeshond ‘Does’, foto’s 2.
2.2 Het verhaal Vertelvorm: Kringgesprek. Ieder kind zit in de kring met de eigen knuffel op schoot. De leerkracht zit, met ongeveer zo’n zelfde intro als gisteren, op de kist. U vraagt een kind het licht aan of uit te doen. Zo gaat dat tegenwoordig: met een knopje. Hoe ging dat vroeger? De blaker komt uit de doos met de kaars en lucifers. Laat de kaars aansteken door een kind. Begin een gesprek over hoe het is als het thuis donker is. Hoe gaat dat dan? Heb jij ‘s nachts een lampje aan, is er een lampje bij je bed, is er een lamp op de gang, is er een lamp buiten? enz. Steeds de onderwerpen van het gesprek terugkoppelen naar vroeger. Vroeger moest je een lampje of kaarsje meenemen op de gang. Je moest het licht uitblazen. De kinderen mogen de kaars aansteken en weer uitblazen.
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Als je met je knuffel in bed ligt, heb je dan een eigen bed? Hoe ziet jouw eigen bedje eruit? Vroeger waren de gezinnen heel groot. Hoeveel broers en zussen heb jij? Hebben die allemaal een eigen bed? En een eigen kamer misschien? En hebben je papa en mama ook een eigen kamer? Vroeger sliepen de mensen in een bedstee; een soort kast in de warme woonkamer. De zusjes sliepen samen in een bedstee, soms wel met z’n vieren! En de broertjes ook. Er zit een foto van een woonkamer met een bedstee in de leskist. Bespreek met de kinderen wat ze erop zien. Vroeger ging ’s nachts de kachel uit. Dan droegen de mensen een muts in bed. Als het heel koud was, kreeg een baby een warme kruik in een wollen sok in de wieg of krib. De grotere kinderen hielden elkaar warm in bed. De knuffel uit de poepdoos is de lapjeshond ‘Does.’ Vroeger hadden de kinderen maar één knuffel voor hun hele leven. Hoeveel knuffels hebben jullie? Is dit je lievelingsknuffel? Waar komt die vandaan? Heeft de knuffel een naam? De knuffels mogen een dagje in het museum ‘spelen’, zoek maar een mooi plekje voor hem/haar uit. Ook de andere spulletjes worden weer in het museum gezet.
Extra activiteiten Schrijf- of stempel-opdracht in de klas: Maak een naamkaartje bij je knuffel met de naam van jouw knuffel en je eigen naam. Meeneem verhaal in het speellokaal: Alle kinderen hebben hun knuffel bij zich. In de speelzaal vertelt de leerkracht een meeneemverhaal over ‘slapen gaan’. U vertelt het verhaal op zo’n manier dat de kinderen er helemaal in mee kunnen gaan. ‘We dwalen over bos en hei en het zand van de zandweg word steeds muller en zwaarder…. (wissel met de jaargetijden; in de zomer is de hele klas op het strand en het is heet, maar op een gegeven moment krijgt iedereen een heerlijk koud ijsje of in de winter is de hele klas in de kou en is er sneeuw en ijs en bittere tegenwind maar op een gegeven moment komen ze bij een groot warm kampvuur, waar ze hun handjes aan kunnen warmen en hun voetjes, in de herfst is de hele klas in het bos met grote bergen afgevallen bladeren, enz.) Daarna moeten ze klimmen over de rotsen en naar beneden van de berg afrollen…. Dan krijgen de kinderen heel veel honger maar ze vinden gelukkig lekkere bramen die ze plukken en opeten (oei, pas op voor de stekels), daarna kregen ze erge dorst maar gelukkig vinden ze een beekje met heerlijk helder water, enz. En toen werden ze moe, zóóó moe, ze konden bijna niet meer lopen en ze werden nog veel moeier, ze hadden zere voeten en kermden en jammerden en riepen zachtjes huilend om hun mama. Maar toen kwamen ze veilig in een grote boerderij daar lag een heerlijke berg hooi en daar konden ze inklimmen en heerlijk gaan slapen in die zachte hooiberg. Als ze slapen, loopt u er als leerkracht rustig tussendoor en benoemt u hoe vredig ze erbij liggen met hun knuffels, sommigen zie je duimen en anderen hoor je zachtjes snurken….. Daarna laat je ze natuurlijk ook weer lekker wakker worden. Bouw het verhaal tussendoor uit met allerlei dingen die ze kennen en kunnen uitbeelden terwijl u vertelt. Liedje: ‘Slaap kindje slaap’ of ‘Schaapje schaapje, heb je dikke wol?’ (zie blz. 14)
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Dag 3
Thema: Koken en eten 3.1
Voorbereiding
3.2
Het verhaal
3.1 Voorbereiding: De volgende voorwerpen moeten in de poepdoos zitten:
Dag
Thema
Voorwerp
Dag 3
Koken en eten
pan, petroleumstel, houten lepel, 1 geëmailleerde beker, foto’s 3
De stoeltjes staan in een kringopstelling. In het midden van de kring staan vier aan elkaar geschoven tafeltjes in een vierkant, helemaal bedekt met een groot vel wit papier. Verder is er nodig: - 1 dikke stift of vetkrijt. - In totaal 2 hele grote vellen wit papier.
3.2 Het verhaal Vertelvorm: Kringgesprek. De leerkracht zit weer op de kist. Wat staat er allemaal bij jou thuis op tafel als jullie gaan avondeten? De kinderen beginnen op te noemen wat er bij hen op tafel staat. Teken met een dikke stift op het grote vel wat de kinderen opnoemen van bovenaf gezien. Bijv. vier borden, bestek, peper, zout, mayonaise, jus, aardappels, vlees, groente, sla, opscheplepels, slacouvert. Laat ze er stoeltjes bij zetten. Als het klaar is hangt u de tekening aan de muur, en legt u een nieuw vel op de tafel. Maar hoe was dat vroeger? Het koken van een maaltijd zoals bruine bonen met spek en stroop en dat met elkaar samen opeten uit één pan, was heel gewoon in arme grote gezinnen. Nu maakt u met de kinderen weer een tafelindeling zoals dat vroeger was; één pot op tafel en circa twaalf lepels erbij. Laat de kinderen de stoelen erbij zetten. Er werd gekookt op een petroleumstel. Haal het stel uit de kist en laat het de kinderen zien. Zet hem op tafel met de pan en houten lepel erop. Zet de beker erbij. Vroeger at je niet alleen samen uit één pan, je dronk ook met z’n allen uit één beker. Als je heel veel afwas maakte, had je weer veel water nodig en je moest zuinig zijn met water. Onder toezicht kunnen ze met de spullen spelen. Er zit expres geen petroleum bij. Maar er komt misschien met de bruiklenen van thuis wel een bruikbaar petroleumstel in de klas en dan kunt u er echt iets op warm maken met de kinderen. Bespreek de foto’s. Zet uiteindelijk weer alle spulletjes in het museum in de klas. Extra activiteiten: Koken Koop een pak bruine bonen, een stuk gerookt, gezouten spek en een pot pannenkoekstroop. Zet ruim van tevoren de bonen in een bak water in de week in de klas. Kook op een elektrisch kookplaatje de bonen gaar. Bak met de kinderen in een koekenpan wat gerookt / gezouten spek uit, serveer het op een bord met stroop erdoor en laat de kinderen proeven. Spelen met de spullen in het museum in de klas. Liedje: ‘Elsje, fiederelsje zet je klompjes bij het vuur’ (zie blz. 14)
10
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Dag 4 Thema: Schoonmaken 4.1
Voorbereiding
4.2
Het verhaal
4.1 Voorbereiding De volgende voorwerpen moeten in de poepdoos zitten
Dag
Thema
Voorwerp
Dag 4
Schoonmaken
Afwasteiltje, theedoek, vaatdoekje, 2 afwasborstels (hard en zacht), klopper met zeep, waslijn met houten knijpers, foto’s 4.
4.2 Het verhaal Vertelvorm: frontaal voor de klas of in een kringgesprek. U zit als leerkracht op de kist en vraagt een kind wat water voor u te pakken. Zo gaat dat tegenwoordig: uit de kraan. Hoe ging dat vroeger? Water moest gehaald worden uit een put, met een emmer of met een pomp. Het was meestal regenwater dat van het dak werd opgevangen. Heetwaterkranen waren er vroeger helemaal niet. Het water moest eerst gekookt worden op de kachel of op het petroleumstel om te kunnen afwassen of om in bad te gaan. Laat de foto van de hemelwaterbak en de foto van de was doen aan de kinderen zien. Haal de voorwerpen uit de kist: afwasteiltje, afwasborstel; zacht met lange steel en een harde met een korte kop, klopper met zeep, theedoek en vaatdoek. Doe voor hoe dat gebruikt werd. De kinderen mogen ermee spelen. Bespreek de foto’s. Plaats alle voorwerpen daarna weer in het museum in de klas. Extra activiteiten Waslijn. Hang een waslijn in de klas met houten knijpers en zet een mand ‘wasgoed’ erbij. (u kunt bijvoorbeeld theedoeken van school gebruiken of misschien is er kleding van thuis meegekomen dat aan de waslijn kan) De kinderen kunnen elke dag spelen met ‘de was ophangen’. In bad. Vroeger gingen de mensen eens per week in bad op de zaterdagavond. Het kleinste kind als eerste, gevolgd door oudere broers en zussen. In de winter lekker dicht bij de warme kachel. Als u in de klas aan een zinken teil kunt komen, kan er ‘droog gebadderd’ worden. De teil staat in het midden van de kring. De docent geeft aan wie er in één gezin horen, en laat ze één voor één in bad gaan zitten. Al gauw zullen er opmerkingen komen als: ‘moet ik nu ook in dat zelfde water worden gewassen’? Dat er zoveel kinderen in één familie zijn en dat ze allemaal in hetzelfde badwater gaan! Liedje met rij dansspel; ‘Twee emmertjes water halen twee emmertjes pompen’. (zie blz. 14)
11
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Dag 5
Thema: Leven met de dieren in en rond de boerderij. 5.1
Voorbereiding
5.2
Het verhaal
5.1 Voorbereiding: De volgende voorwerpen moeten in de poepdoos zitten:
Dag
Thema
Voorwerp
Dag 5
Leven met de dieren in en rond de boerderij.
2 boerenkielen, 2 rode zakdoeken, 2 paar klompen, Foto’s 5.
Zoek boeken uit de bibliotheek over boerderijdieren en laat de dieren zien.
5.2 Het verhaal Vertelvorm: frontaal voor de klas of in een kringgesprek. Welke dieren wonen er op de boerderij? (nuttige dieren) Koeien, kalfjes, varkens en biggetjes, kippen, hanen en kuikens, de hond, ganzen, konijnen, een paard enz. Waarom heeft de boer deze dieren? Waarin woont het dier, wat eten ze, waar wordt het hooi bewaard, wat is het product dat het dier oplevert, wat poepen ze, hoe ziet de poep eruit? Welk geluid maakt het dier? Wat voor dier hebben jullie thuis? (huisdieren om te verzorgen) De kinderen kunnen om de beurt spelen met de kleding. Bespreek de foto’s. Plaats daarna weer alles in het museum in de klas. Extra activiteiten • Tekeningen maken naar aanleiding van het gesprekje • Plak of knutselwerkje maken voor in het museum in de klas van je lieveling boerderijdier. • Liedje leren: “Een koetje en een kalfje die liepen in de wei’ met kringspel erbij. “Schaapje, schaapje heb je witte wol, ja baas, ja baas, twee zakken vol”, “Boer wat zeg je van mijn kippen”. (U kunt eventueel zelf een vertaling maken van “Old Mac Donald had a farm” omdat de diergeluiden erbij zo leuk zijn) In de speelzaal een “meeneem verhaal” vertellen. U bent de boer. De kinderen kiezen van tevoren een rol. U kunt ook een kind de rol van de boer laten kiezen en een ander de boerin laten zijn. De kinderen voeren steeds uit wat u vertelt en terwijl u kijkt wat de kinderen doen, kunnen er weer nieuwe verhalen loskomen. De kippen wonen in het kippenhok, de hond loopt op het erf, de varkens wonen in het varkenskot, de koeien staan op stal en moeten nodig naar de wei. U geeft steeds aan bij wie de boer of boerin langs komt en wat er aan de hand is. Bijvoorbeeld: ‘het is nog heel vroeg in de morgen en alleen de haan is op (hoor de haan) Daar komt de boer die gaat naar de kippenren om de eieren te halen; wat zeggen de kippen als de boer komt? En wat zegt de haan? Dan gaat de boerin de varkens voeren. Wat zeggen de varkens als de boerin komt? Je kan heel duidelijk horen dat de varkens het eten heel erg lekker vinden (hoor ze smakken) Ze rollen lekker in de vette modder en wroeten met hun neus in de grond. Ze gaan met hun rug langs het hek schuren’, enz. Spreek met de kinderen van tevoren af dat als u in uw handen klapt de kinderen als bij toverslag “bevriezen”. U kan dan daarna weer rustig verder vertellen.
12
poepdoos mens en dier op
de boerderij
3. In het Museum Aan het eind van de tweede week vindt het museumbezoek plaats. Het museumprogramma wordt onder leiding van een gids uitgevoerd. Na aankomst in het museum gaan de kinderen met de gids op weg naar de boerderij. Daar aangekomen worden ze echt boeren en boerinnen en krijgen ze een boerenkiel aan. Terwijl de kinderen op het hooi zitten geeft de gids een korte introductie over het leven op de boerderij. Daarna gaan zij houten boerderijdieren op stal zetten, de poep bij het juiste dier leggen, een korte wandeling in het museum maken langs o.a. de levende dieren en spelen met het huishouden van rond 1920. Het programma wordt afgesloten met het zingen van een liedje of het spelen van een kringspel. Voor de verwerking op school is het de bedoeling dat u in het museum foto’s maakt. Op deze foto’s legt u o.a. de kinderen vast met voorwerpen van toen uit het dagelijks leven. (zoals de waterput, de poepdoos, de bedstede, de olielamp, enz.)
4. Verwerking op school Bespreek de foto’s in de klas. Laat de kinderen vertellen wat ze zien. Maak er een foto presentatie van voor in het museum in de klas. Laat de kinderen een tekening maken over wat ze het mooiste vonden op de boerderij in het museum. Geef deze ook een plaats in het museum in de klas. Ouders en familie mogen op de geplande datum (zie ‘brief voor de ouders’ blz. 7) het museum in de klas komen bekijken. Net zoals bij het ‘museum spelen’ (zie blz. 6) zouden de kinderen de ouders kunnen rondleiden en voor suppoost kunnen spelen. Ze zouden de ouders en andere genodigden een kaartje kunnen laten kopen bij de kassa voor ze het museum in mogen.
13
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Liedjes 1
Schuitje varen, theetje drinken Varen we naar de overtoom, drinken we zoete melk met room, zoete melk met brokken, mensen mogen niet jokken
2
Schaapje, schaapje heb je dikke wol, Ja baas, ja baas, drie zakken vol Eén voor de meester en een voor zijn vrouw, Eén voor het baby’tje dat bibbert van de kou, Schaapje, schaapje heb je dikke wol, Ja baas, ja baas, drie zakken vol
3
Een koetje en een kalfje, liepen in de wei, Toen kwam er een heel vet varkentje voorbij ,dat zei, dat zei; geef dat kalfje maar aan mij! Nee zei de koe, boe, boe, boe Nee zei de koe, boe, boe, boe.
4
Boer wat zeg je van mijn kippen Boer wat zeg je van mijn haan Hebben ze dan geen mooie veren of staat jou de kleur niet aan, Boer wat zeg je van mijn kippen, Boer wat zeg je van mijn haan.
5
Slaap kindje slaap Daar buiten loopt een schaap Een schaap met witte voetjes, die drinkt zijn melk zo zoetjes Slaap kindje slaap Daar buiten loopt een schaap.
6
Elsje fiederelsje zet je klompjes bij het vuur Moeder bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur Tingelinge pannenkoek, stroop met rozijnen, Tingelinge pannenkoek, kom op bezoek.
7
Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen De meisjes op de klompen De jongens op de houten been; rij maar door mijn straatje heen. Van je ras ras ras rijdt de koning door de plas Van je voort voort voort rijdt de koning door de poort Van je erre erre erre rijdt de koning door de kerk van je 1,2,3.
8.
Hè lammetje ben je ziek Huil dan maar niet Zullen we samen pannekoek eten Dat zal lammetje zelf wel weten
Bè bè bè
14
poepdoos mens en dier op
de boerderij
9
‘k Zou zo graag een koetje kopen Annemarieke trieke triek ‘k Zou zo graag een koetje kopen Annemarieke triek
Wat ga je met dat koetje doen Annemarieke trieke triek Wat ga je met dat koetje doen Annemarieke triek
Melken melken Annemarieke trieke triek Melken melken Annemarieke triek
Wat ga je met die melk doen Annemarieke trieke triek Wat ga je met die melk doen Annemarieke triek
Pap koken pap koken Annemarieke trieke triek Pap koken pap koken Annemarieke triek
Wat ga je met die pap doen Annemarieke trieke triek Wat ga je met die pap doen Annemarieke triek
Roeren roeren Annemarieke trieke triek Roeren roeren Annemarieke triek
10
Drie ganzen in’t haverstro Zitten daar en snaat’ren zo Komt de boer naar buiten Zoekt die domme guiten Hij roept: Hallo hallo hallo Drie hele dikke vette ganzen in het haverstro
11
De koe die heeft een snuitje, Wat doet zij daar al mee, mede-mee? Den lieven ja langen zomer Hapt zij daar al mee
De koe die heeft twee ogen enz. Den lieven, ja langen zomer Kijkt zij daar al mee
En zo verder met
Twee oren ….Hoort zij daar al mee
Vier voeten …triptrapt zij daar al mee
Een staartje ..klitskletst zij daar al mee 15
poepdoos mens en dier op
de boerderij
12
Jan mijne man wou ruiter worden Jan mijne man die had geen paard Toen nam hij de kat En trok hem aan z’n staart Toen had Jan mijne man een paard
13
Klompertje en zijn wijfje Die zouden vroeg opstaan Met boter en met eiertjes Om naar de markt te gaan. Ze waren halverwege Ze vielen van de dijk Toen braken al hun eitjes De boter viel in ’t slijk. Het speet ‘r niet zo om d’ eiertjes Als wel om ‘r mooie doek Die ze gisteren pas gemaakt had Van klompertjes beste broek. Van klompertjes beste broek
16
poepdoos mens en dier op
de boerderij
Uitleenreglement van de leskist doelgroep: groep 1, 2 en 3 van het basisonderwijs. Uitleentermijn leskist maximaal 3 weken. Museumbezoek ongeveer na 2 weken. Dit kleuterprogramma kan met of zonder leskist worden geboekt. De leskist brengt geen extra kosten met zich mee. De leskist afhalen Het afhaalpunt van de leskist is op het kantoor van het Zuiderzeemuseum, Wierdijk 17. Afdeling Events regelt bij de boeking de uitleendata en tijden van: A: de leskist ophalen, B: het museumbezoek C: het inleveren van de leskist, Uitleentermijn: maximaal 21 dagen. Museumbezoek na 14 dagen. Er wordt door de school een borg van € 50,- betaald op het moment van afhalen. In de kist zit een lijst met de spullen die erin horen. De lener tekent voor ontvangst van een volledige leskist. Een museummedewerker tekent voor ontvangst van de borg. De leskist inleveren Het inleverpunt van de leskist is wederom het kantoor Zuiderzeemuseum, Wierdijk 17. Een museummedewerker doet de afhandeling. In de kist zit een lijst met de spullen die erin horen. Dit wordt voor inname gecheckt door de museummedewerker. De inleverdatum ligt ongeveer een week na het museumbezoek. Deze datum is bij de boeking al vastgesteld. Indien alles in orde is, wordt de borg van € 50,- terugbetaald. Het Zuiderzeemuseum tekent voor ontvangst van een volledige leskist. De lener tekent voor ontvangst van de borg. Kantooringang Bij afhalen en inleveren melden bij de kantooringang, Wierdijk 17. De leskist is ongeveer zo groot als een verhuisdoos. Wij adviseren U de kist met de auto op te halen en weg te brengen.Er wordt door de school een borg van € 50,- betaald op het moment van afhalen. Indien alles in orde is, wordt de borg van € 50,- direct bij het inleveren terugbetaald.
17