Motoriek
Elise van Weene Motoriek.nl
Doel: • Kort inzicht geven in de theorieën en modellen over motorische ontwikkeling • De normale ontwikkeling van zuigeling, kleuter en schoolkind duidelijk maken • Afwijkende motorische ontwikkeling toelichten
Bewegen is leuk! voor kinderen • Bijna alle kinderen bewegen graag en veel • Ze gaan juichend naar buiten of naar een speelzaal of gymzaal • Als je kinderen vraagt: ‘Wat doe je graag?’ …..
Bewegen is lastig! Voor docenten • Er gebeuren ongelukjes • Kinderen hebben conflicten • Overzicht is moeilijk te behouden • Kan veel energie vergen van begeleiders
Hennie Huisman Welke woorden raken je het meest?
Hennie Huisman • ‘Omdat iedereen riep dat ik niks kon en niks was’
Traumatiserende oefenstof • Touwklimmen; kan slechts 10 – 20 % van de kinderen
• Trefbal; jongens die harder gooien dan jij kan afweren .. • Slagbal; 3 x misslaan …
• Niet mogen meedoen met…. voetbal • Partijen kiezen
Waarom speelt bewegen zo’n belangrijke rol bij de gehele ontwikkeling?
Overzicht inhoud 1 2
Kleuters algemeen Onderzoek meer bewegen in relatie tot: sociaal emotionele en cognitieve vaardigheden
3 4 5
Neurologische, sensorische en motorische ontwikkeling Wat gaan we in de kleuterklas doen Leerrijpheid
Kleuter Wat is er zo specifiek aan het onderwijs aan jonge kinderen? De kern ligt in deze fase in het ervaren, beleven, benoemen en automatiseren. Waarom heet een kleuter nog kleuter en is het daarna gewoon ‘kind’?
Een kleuter is kennelijk een fenomeen, dat het waard is om een eigen naam te krijgen.
Discussie: Moeten we kinderen zo vroeg mogelijk laten kennismaken met lesstof of laten we ze ‘spelen’ tot ze rond de zes jaar zijn om dan pas de stap te zetten naar het ‘echte leren’? En wat leren ze dan bij dan spelen?
overleg met de buurvrouw-/ man
4 jaar Er is een basis gelegd voor; -
de motorische ontwikkeling, de ontwikkeling van de zintuigen, de taalontwikkeling.
en hiermee ook voor het denken
Spelen en bewegen Een kind in de kleuterleeftijd zit niet uit zichzelf erg lang stil. Een kleuter wil graag bewegen, lopen, rennen, springen en stampen, eindeloos oefenen met schommelen, hinkelen, springen en klimmen, de meeste kleuters doen niets liever. Voorwaarde is wel dat er situaties geschapen worden en er materiaal beschikbaar is. Filmpje kar duwen
Interactiemodel totale ontwikkeling Motorische ontwikkeling (+ sensomotoriek)
Kind
Taal- cognitieve ontwikkeling
Motorische ontwikkeling Evenwicht Grote motoriek Fijne motoriek Oog hand (lichaam) coördinatie Lichaamschema Ruimtelijke oriëntatie Lateralisatie
Taal- cognitieve ontwikkeling Sociaal- emotionele ontwikkeling
Ontwikkeling taal Leren op school
Sociaal- emotionele ontwikkeling Zelfstandigheid Onafhankelijkheid Zelfbeeld
Neurologische, sensorische en motorische ontwikkeling Neurologische ontwikkeling
Sensorische ontwikkeling
Het bewegen heeft invloed op de - rijping van het zenuwstelsel zekere mate van rijping is nodig om een bepaalde beweging uit te kunnen voeren.
Motorische ontwikkeling
Bij deze beweging wordt ervaring via de zintuigen opgedaan, het kind hoort een rammelaar, ziet deze beweging, voelt de beweging. Een volgende keer zal deze beweging meer kwaliteit hebben door de ervaring.
Neurologische ontwikkeling
Sensorische ontwikkeling
Neurologische ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
De ontwikkeling van zelfstandig kunnen staan en lopen
Reflexmatig Onwillekeurig bewegen
zelfgestuurd willekeurig
Voorbeelden: Grove motoriek - Zwaaien, bukken, traplopen, fietsen en duikelen.
Fijne motoriek - Kleine bewegingen met handen en vingers - Pakken, van speelgoed, leggen van een puzzelstukje, vasthouden van een kraal, indrukken van een aan- en uittoets.
-
Dreumes: Lepel vasthouden maar kan hem nog niet gebruiken zonder te knoeien. Peuter : Broek aantrekken maar de knoop nog niet dichtmaken
Sensomotoriek is basis van ´goed kleuteronderwijs! Neurologische ontwikkeling
Sensorische ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
Zintuiglijke en motorische ontwikkeling zijn zo nauw met elkaar verbonden dat het de sensomotorische periode noemt Groei tussen waarneming en motorische uitvoering. Visuele, auditieve en tactiele input kan integreren in motorische output.
Voorbeelden uit het dagelijkse leven: - je raakt met je hand de kachel aan en trekt je hand terug omdat de kachel heet is. - Je wilt een doos optillen, voelt dat hij zwaar is en spant je spieren extra aan. - Je ziet een stoeprand en weet hoe hoog je je been moet optrekken om niet te struikelen. Met het eigen lijf moet het kind leren voelen wat hoog en laag is, links en rechts, voor en achter, er tussen in. Vanuit de ruimte komt pas het leren in het platte vlak.
(Senso)motoriek Het kennen of denken, het kunnen en het voelen/ willen in zo’n verhouding tot elkaar staan dat het zijn eigen lichaam kent, voelt en kan besturen in de ruimte. Kind is in staat zintuigindrukken op de juiste manier toe te laten en te verwerken.
Neurologische ontwikkeling
Sensorische ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
Goede spanningsregulatie -
van totaal (massaal) bewegen naar lokaal (effectief) bewegen http://www.youtube.com/watch?v=ji8x6j7w2i8
-
van kop naar voet (craniaal naar caudaal) van binnen naar buiten Spieren die het dichts bij de hersenen ontwikkelen zich het eerst. Hoe korter de weg naar de zenuwcentrale hoe eerder de zenuwbanen gerijpt zijn voor voldoende spierbeheersing. Hoofd schouders knie en teen.
-
van enkelvoudig naar samengesteld http://www.youtube.com/watch?v=rq9VgyE4iJE
Vingerspelletje
Mesker 1. Reflexen 2. Fase van links-recht antagonisme (slurfmotoriek)
3. Symmetrische fase 4. Lateralisatiefase (groeien naar dissociatie en specialisatie)
5. Dominantie
Motoriek.nl
I
Reflexen (intra-uterien − 9 mnd.)
Waar dienen ze voor/ waar komen ze vandaan? (Apgarscore) Loopreflex http://www.youtube.com/user/betapicts#p/u/39/mJIcKkxx7wg grijpreflex http://www.youtube.com/user/betapicts#p/u/40/jXJLaGguQiU Babinsky reflex http://www.youtube.com/watch?v=oI_ONptx2Ns Zwemreflex http://www.youtube.com/user/betapicts#p/u/28/QW5p2G4EtP0 MORO reflex ATNR
http://www.youtube.com/user/betapicts#p/c/65CABF5E806787E0/9/ur0UcdJ8sR0
http://www.youtube.com/watch?v=UWqafotPxTg&feature=related
Motoriek.nl
I
Reflexen
ATNR
Motoriek.nl
2. Links-rechts antagonisme • • •
Links knijpt –rechts spreidt Links strekt- buigt Fase van het leren – – – – –
Trappelen/ spartelen Loopbewegingen Hondjeszwembewegingen Kruipen Fietsbeweging (benen)
3. Symmetrische fase • Links en rechts bewegen gespiegeld; doen en kunnen hetzelfde • Fase van het leren • Iemand of iets omvatten • Springen met twee benen tegelijk • Bal teruggooien/ mikken (symmetrisch)
Motoriek.nl
Bij eenzijdig bewegen beweegt de andere kant (symmetrisch) mee. Deze bewegingen heten synkinesieën Deze relatie bestaat ook tussen onder en bovenlichaam
Motoriek.nl
4. Lateralisatiefase (6-8 jaar) Lateraliteit is het vermogen om de middenlijn over te steken.
Er ontstaat een voorkeurshand/ arm/voet/been. De duim van de voorkeurshand neemt de functie over van de andere hand: Oppositie van de duim. In deze fase is het kind in staat fijne motorische handelingen te verrichten, zoals schrijven. Synkinesieën verzwakken Motoriek.nl
Vervolg Lateralisatiefase →
Het kind is in staat bewegingen te laten plaats vinden vanuit de pols en de vingers en niet meer vanuit de hele arm
(denk aan touwtje springen)
Dissociatieve bewegingen worden geleerd: Huppelen Wisselsprong Schoolslag Dribbelen (stuiten en looppas) Touwtje springen Aanloop + afzet met twee benen op springplank Motoriek.nl
5. Dominantie (6-9 jaar) Dominantie houdt in dat het kind in staat is om onafhankelijke bewegingen te maken. Men spreekt van dominantie wanneer een hersenhelft overheerst bij alle functies en de andere coöperatief wordt.
- Een kind is in staat om de meeste bewegingen (in een methodisch juiste volgorde) aan te leren. - Elk kind heeft hierin een eigen plafond, leertempo en leerinteresse
Motoriek.nl
HET NEUROLOGISCH ONTWIKKELMODEL VAN MESKER
6 – 9 jaar
0,5 – 2 jaar Meebewegingen
Synkinesie
(Nederlandse neuroloog)
Spanning
Ontspanning
Tegen bewegingen
Vroeg symmetrisch
Fase (Mesker)
Midden symmetrisch
Laat symmetrisch
Symmetrische fase Dominatie
Lateralisatiefase
Antagonistische of slurffase
Motorische achterstand of motorische stoornis? • Neurologisch (CP
cerebrale parese/ spasticiteit
• Perifeer (spina bifida
)
)
open rug
• Chomosonaal (Syndroom van Down) • Niet aantoonbaar neurologisch (DCD ) 5-10% van de kinderen
http://www.youtube.com/watch?v=s832Yv-Dbwc&feature=related
Onderzoek (Wetenschappelijk)
Onderzoek naar de relatie tussen (meer) bewegen en de…
- motorische - sociaal-emotionele - cognitieve
ontwikkeling van jonge kinderen
Onderzoek Renate Zimmer 1981 De relatie tussen (extra) bewegingsonderwijs en de cognitieve ontwikkeling bij kinderen tussen 3 en 6 jaar. ONDERZOEK MET 135 KINDEREN 67 kinderen
68 kinderen (controlegroep)
-
- Reguliere aanbod
Reguliere aanbod + 11 maanden extra bewegingsonderwijs Niet gericht op kunstjes maar op het uitbreiden van bewegingservaringen
Testen Voor en na de onderzoeksperiode een • Schoolprestatietest (cognitieve vermogen) • Motoriektest
Resultaten Zimmer Na 11 maanden bleken de ‘extra gym kinderen’: Beter te bewegen (Significant) Betere leerprestaties te leveren (Significant)
Conclusie: regelmatig gegeven bewegingsonderwijs bij kleuters: Stimuleert de motorische ontwikkeling Zorgt voor prestatieverbetering op cognitief gebied
Diem , Lehr, Olbrich en Undeutsch (1980) Zij onderzochten relatie tussen (extra) stimulering van motoriek vanaf de 3e maand en de algehele ontwikkeling De moeders fungeerde als proefleiders en zijn geënquêteerd over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen zijn vanaf hun 4de levensjaar psychologisch onderzocht.
Onderzoeksgroep Volledig programma - zwemprogramma’s voor kinderen van 3 maanden tot 4 jaar. - vanaf 3,5 jaar bewegingssituaties waarin kinderen zelfstandig kunnen bewegen en hun bewegingsfantasie kunnen uiten
Controle groep Geen programma
Conclusies (significante verschillen) Sociale ontwikkeling Kinderen: - waren bereid meer met andere kinderen in contact te treden - integreerde gemakkelijker in een groep leeftijdsgenoten - speelde vaker buiten - waren beter in staat teleurstellingen te verwerken Programma had een positieve invloed op interactie tussen kind en ouder.
Cognitieve ontwikkeling Kinderen: - scoren hoger bij intelligentietest Programma had positieve invloed op de zelfstandigheids ontwikkeling van de kinderen.
Meta-analyse van Sibley & Etnier 2003 Onderzoek waarin 118 wetenschappelijk studies op gebied van relatie tussen fysieke activiteit en cognitief functioneren zijn vergeleken. 44 onderzoeken werden geschikt genoeg bevonden om te vergelijken
Uitkomst (Significante) : Positief effect van fysieke activiteit op cognitief functioneren!!
Kleuteronderwijs In de kleuterklas is het onderwijs ontwikkelingsgericht. Leren is incidenteel en de ontwikkeling zelf is het uitgangspunt en doel van het onderwijs. Het leren gaat via: -
ervaren (lijfelijk door bewegen,spelen en ontdekken) naar verwoorden naar begrijpen, via experimenteren naar geordend bezig zijn, van bekend naar onbekend, Een aangeboden activiteit geeft geen onmiddellijk resultaat en de kleuter maakt geen transfer tussen waardoor het het geleerde ook ergens anders gaat toepassen.
4-6 jaar In de kleuterklas is er een groot verschil zichtbaar tussen de jongste kleuters en de oudste. De ontwikkeling die kinderen in de twee jaar kleuterklas doormaken is enorm. Wat vooral opvalt is een bepaalde mate van wakkerheid. Waar de kleinsten zich kunnen verliezen in details zijn de oudste kinderen al veel meer doelgericht bezig. Ze houden een flink tempo aan, zijn met elkaar bezig en met alles wat ze om zich heen (taakgericht)
Leeftijd zegt niet alles Ontwikkelingsfasen zijn niet leeftijdgeboden en kent geen strikte grenzen. Fases lopen in elkaar over en kinderen zijn allemaal verschillend: de één is motorische al ver ontwikkeld, maar staat nog aan het begin van een sociale ontwikkeling. Een ander kan al lezen en schrijven, maar durft nog niet in de kring te vertellen. Al die verschillen mogen er zijn!
Evenwichts
Reacties automatische bewegingen
a Opricht reactie hoofd oprichten evenwicht vinden, buiklig b Opvangreactie uitstappen en opvangen mogelijk vanaf een jaar of valoefeningen/ training. c
Steunreactie Als handpalm iets voelt strek automatisch je onderarmen. Als je steunt op je armen, handstand, kruiwagentje, bokspringen, hurksprongen e.d. Nodig voor schrijfonderwijs. te weinig op je buik gelegen kun je de steunreactie niet leren en daarna kun je niet kruipen en uiteindelijk schrijven, evenwicht in de schouders.
Buiklig
In deze fase wordt naast alle grootmotorische aspecten ook geoefend met het convergeren van de ogen ( het naar binnen draaien van het kijken van een naderend of dichtbij gelegen voorwerp). Tijdens het lezen, computeren, schijven en handwerken moeten de ogen zich op een punt dichtbij richten en dus naar binnen draaien om goed te kunnen zien. Tot 6 jaar hebben oefeningen op de buik nog veel effect. Na leeftijd van 6 jaar is het zenuwstelsel meer gerijpt.
Hoofd ondersteunen omdat het zwaar is
Rollen om de lengte-as
1ste kruisbeweging van het lichaam (samenwerking L-R hersenhelft)
Kruipen kruisbeweging
In de fase van het kruipen gaat het hart harder werken en worden de organen beter doorbloed en kan ook vast voedsel verteerd gaan worden (± 8 mnd.). -
Tastontwikkeling (handen gaan open) Taalontwikkeling ( voor / achter)
1ste aanzet oogbesturing fixatie, het vasthouden van 1 punt (in beweging). Handen en ogen gaan samenwerken: - hand stuurt het oog , daarna - oog stuurt de hand.
Hoeveel keer per week zijn de kleuters in de speelzaal? Hoelang spelen de kleuters per dag buiten?
Motorische voorwaarde KLEUTERS
In de klas
Spelen op je buik Schipper mag ik overvaren Kruipen bij spelletjes Kleine motoriek oefeningen Zingen Klappen Lichaamsdelen benoemen Scheuren/ propjes maken
Grote bewegingen Kleine bewegingen Oud Hollandse liedjes Schouders,ellebogen, polsen, vingers Muziek maken Lichaam wakker maken tijdens een liedje
Spelletje lichaam wassen Zwaaien met je armen Stampen met je voeten Zachtjes lopen als muizen Stem en ademspelletjes Tekenen Boetseren Schilderen
Buiten
Graven in de zandbak Spelen in bosjes Spelen met water Fietsen Tillen
Slepen Duwen Trekken Klimmen Vallen
Ondersteboven hangen Springen Oud Hollandse spelletjes Klapspelletjes Verstoppertje
Gymzaal
Ballonnen hooghouden Ballen over rollen Stokken over rollen Koprol achterover Diepspringen
Om lengte as rollen Over, onder, in, door materialen Hinkelen Hangen Instabiel staan
Ondersteboven hangen Springen
Motorische voorwaarde KLEUTERS Oprichtreactie
Evenwichtsreactie
Opvangreactie
Steunreactie
Klas
Spelen op je buik Schipper mag ik overvaren
Schipper mag ik overvaren Lopen met een pittenzak op je hoofd
Spelletjes met springen
Spelletjes met kruipen
Buiten
Graven in de zandbak Ballen overgooien
Schommelen Slepen Duwen Trekken Klimmen Vallen Voetballen Stelten Loopklossen Annemaria koekoek
Ondersteboven hangen Springen Oud Hollandse spelletjes Glijbaan op je rug
Glijbaan op je buik Rekstok duikelen
Speelzaal
Ballonnen hooghouden Ballen over rollen Stokken over rollen Koprol achterover
Stopdans Stoeien Hinkelen Hangen Instabiel staan Over blokjes lopen Rollen om de lengteas Bouncer
Springen Diepspringen Grote passen maken Over blokjes lopen Staand stoeien Touwspringen Bouncer
Omgekeerde handstand tegen de muur Kruiwagentje lopen Koprol Stoeispelletjes op handen en knieën Klimmen Rekstok Trapeze
Bewegen is van belang Wat betekent dat voor onze scholen?
• Wat doen we al? • Wat kunnen we mogelijk beter doen?
Rekenen, (begrijpend) lezen en schrijven Huyberechts (1982) vindt resultaten waaruit blijkt dat de motorische ontwikkeling een significante inbreng heeft op het tot stand komen van goede lees- en rekenvoorwaarden, getoetst tijdens het zesde levensjaar. Herhalende onderzoeken van o.a. Dumont (1994) Bij kinderen is het gewicht van de senso- en perceptomotorische ontwikkeling in het ontstaan van de lees- en rekenvoorwaardentoets zeer significant.
Rekenonderwijs en motoriek Vanaf 4 jaar komt de voorbereidende rekenvaardigheid tot ontwikkeling, die allen te maken hebben met het ordenen. Deze voorwaarde zijn van belang voor het logisch denken. Er zijn onderzoeksconclusies die aangeven dat het rekenen voor 100 % geleerd wordt in het sensomotorisch stadium, dat gekenmerkt wordt door het leren rekenen met concreet materiaal. Concrete ervaringen met ordenend handelen gaan vooraf aan de beheersing van getalbegrip (Dumont (1994) en ook Ruijssenaars (2004)).
Tekening ordening repeteren Kleuter 4,8 jaar
Tekening ordening repeteren Kleuter 5,0 jaar
Samenwerking van waarnemen en bewegen de ordening van tijd en van ruimte Speelt een belangrijke rol in alle leerprestaties. Door de motorische ondersteuning van de cognitieve leerprocessen wordt er een verbinding gebracht tussen verschillende informatiegebieden. Oog hand coördinatie is bv. samenwerking van waarnemen en bewegen.
Wanneer deze koppeling niet gemaakt wordt is er een geringe relatie tussen de binnenkomende informatie en het gedrag gemaakt (Kephart 1973) . Bij verspringen de eigen prestatie meten geeft een koppeling tussen het ervaren en de mentale handeling van het meten. Zo krijgen maten betekenis!
Perceptueel motorische koppeling tafels opzeggen, stampen, in jezelf opzeggen
Executieve functies Het vermogen om dingen te organiseren, te focussen en impulsen onder controle te houden. Verminderde executieve functies liggen ten grondslag aan ADHD, autisme en leerstoornissen en leiden vaak tot zwakke schoolprestaties. -
Executieve functies maken het mogelijk om gedrag goed te organiseren.
-
Ze zijn nodig voor strategisch denken, om rationele beslissingen te nemen en te kunnen focussen op wat belangrijk is.
Motoriek en executieve functies Conclusies onderzoeken Uit verschillende studies is gebleken dat er een duidelijke relatie bestaat tussen problemen met executieve functies (lange- en korte termijngeheugen) in relatie met zwakkere rekenprestaties bij kinderen op de basisschool (Bull, Espy en Wiebe 2008).
Uit onderzoek blijkt dat er een positief verband is tussen de motorische vaardigheden aandacht bij een kind. Dus kinderen met een goede algemene motoriek hadden ook een gerichte aandacht en vice versa (I. van Straaten 2008) .
Leesonderwijs en motoriek Kinderen met groot motorische achterstand hebben veel vaker problemen met lezen (Dewey & Kapla 1994). Uit ander onderzoek komt naar voren dat dyslectische kinderen veel vaker zwakker scoren bij fijne motorische handelingen (White, e.a. 2006) Focussen van de ogen
Schrijfonderwijs en motoriek volgt in de module hierna van Bea
LVS
Observeren van bewegingsgedrag Tegenwoordig met onderwijsgeschikte instrumenten; Leerlingvolgsystemen
Leerlingvolgsysteem (bewegen en spelen)
Kinderen bewegen en spelen (eindeloos) in voor hen uitdagende situaties
Wat bepaalt of een kind eindeloos beweegt of speelt in een situatie? • zijn mogelijkheden (vaardigheid) • de mate waarin een situatie aantrekkelijk en haalbaar is voor hem/haar
• de mogelijkheden en de mening van andere kinderen
Als knikkeren, nog niet lukt, zoals de andere kinderen het spelen.
Dit leerlingvolgsysteem is een instrument om een beeld te krijgen van de mogelijkheden van een kind. We hebben binnen het leerlingvolgsysteem de volgende aspecten beschreven:
• Motorische vaardigheid • Spelinzicht • Gedrag in spel- en beweegsituaties
Uitgangspunt 1 • Kennis van de beginsituatie van kinderen is een belangrijke voorwaarde om tot een goede (adaptieve) les te komen. • De motorische vaardigheid van een kind vormt hierin een belangrijke leidraad. • Kennis van de motorische vaardigheid kan een belangrijk hulpmiddel zijn van een leerkracht.
Voorbeeld • Groep 5 gaat (hurkwend-) springen over een kast: welke kasthoogte zet de leerkracht neer in deze groep? Niet te hoog en niet te laag! Maar hoe hoog is dat? • En mogelijk ook: hoe verdeel ik de kinderen met verschillende motorische vaardigheden over de groepen (heterogeen of homogeen).
Uitgangspunt 2 • Observeren en registreren moet weinig tijd in beslag nemen • We gaan uit van gemiddeld 5 minuten per kind • 15 jaar geleden gestart met 16 verschillende bewegingssituaties. Binnen de meeste onderwijssituaties vormde de observatie- en registratietijd een veel te groot struikelblok om tot invoering te komen. • We zijn uiteindelijk uitgekomen tot het observeren en registreren van 4 vaardigheden (vaardigheidslijnen).
Uitgangspunt 3 • De 4 te observeren vaardigheden moeten zeer voorspellend zijn m.b.t. de gehele vaardigheid van een kind • M.a.w. er is sprake van transfer
Voorbeeld • We meten ‘Springen – Kracht’ (hinkelen) omdat deze vaardigheid grote transfer laat zien met een groot aantal leerlijnen (zie hiernaast)
Hoe observeren we?
Een kind dat 19 (li) en 11 (re) hinkels nodig heeft om 9 meter te overbruggen: • Is bij activiteiten waarin snelheid, wendbaarheid of kracht een rol spelen (veel) minder vaardig dan een klasgenoot die op 6 keer hinkelt om 9 meter te overbruggen • Als deze kinderen in een heterogene groep een tikspel spelen zijn de kansen op succes zeer uiteenlopend
Wat te doen met deze gegevens tijdens een les
• Een haalbaar startniveau arrangeren • Rekening houden met groepsindeling – Vaardigheidshomogeen of -heterogeen
Wat kun je nog meer met deze gegevens? • Signaleren van probleemsituatie - aanzet tot extra zorg (MRT)
• In gang zetten van een verwijzing • Gegevens overdragen naar volgende groep/collega (BO - VO!) • Hulpmiddel bij effectmetingen van - bewegingsonderwijs - interventies (MRT/ Club extra)
Waarop zijn de gegevens gebaseerd • Een aantal gegevens is ontleend aan bestaand onderzoek. M.n. Oseretsky en ABC (van Wiegersma) • Er is een eigen praktijkonderzoek gedaan om normeringen en signaleringspercentages vast te stellen
Boekje Zorg voor bewegen In de PABO
In de ALO
Auteurs: Wim van Gelder,Elise van Weene, Marian Berg
Hoe neem je het af? Wat kun je met de informatie? Toepassingsmogelijkheden
In de gymles
Bij de sportclub
Aandacht:
In en rond het huis
In de klas
Op het schoolplein
Springen Kracht
+
= sterke relatie
++ = zeer sterke relatie
0
= kleine rol (bij enkele kinderen)
7 minuten Opdracht 1 Maak een gymles voor groep 8. 2 Verdeel de zaal in drie vakken en maak op grond van de uitslag van Springen Kracht een les met homogene groepen. 3
Beschrijf kort de opdracht in de drie vakken en de differentiatiemogelijkheden binnen het vak.
Bedreigingen Televisie
Computer
Verkeer
Overgewicht
Motorisch Remedial Teaching Startpunt bepalen waar het kind uitvalt met behulp van een motorische test. Individueel handelingsplan opstellen met oefeningen die dagelijks geoefend worden thuis of op school, ondersteunt met een groepsles.
Ontwikkeling vindt plaats van binnen naar buiten dus……..
Evenwicht
Coördinatie
Fijne motoriek
Verwijzen naar een kinderfysiotherapeut bij een achterstand van meerdere jaren op meerdere gebieden (en specifieke problematiek). Verwijzen naar andere specialisten indien nodig.
In de gymzaal (specifiek) Hoe vertaal je dat naar spelen en bewegen? Voorwaarde algemeen
Ritme - klapspelletjes/ ritme lopen/ dansen / Oudhollandse spelletjes Basaal evenwicht (rompspanning) - zitten/ gaan staan (zonder handen)/ springen (4 reacties aanwezig)
Rekenen
Taal/ Lezen
Kruipen (kruisbeweging) 58 X 79 : 9x &R Rollen Zitten
Schrijven
Begrijpend
(overschrijven van het schoolbord) (pengreep)
Lezen
Buiklig tussen L (kruisbeweging) Steunreactie Zitten Kruipen Zitten
Ruimtelijke oriëntatie - klimmen op, in, over, achter, door Springen
Kruipen
Buiklig Kruipen Zitten Springen
Rollen Oog Fijne motoriek handcoördinatie Springen Rollen Mondmotoriek
Rollen
In de gymzaal (algemeen) Rekenen
Taal
Schrijven
Begrijpend lezen
Oprichtreactie Onderbouw Op de buik spelen op de zitbal, spelen doen op je buik (tot grp. 8), kruip oefeningen (bv. op de grond spelletjes doen, Ondersteboven hangen, ballonnen hooghouden, op je buik Stokken over rollen,Ballen over rollen, Schouderstand, Koprol achterover, Koprol voorover, Steunstoeien, Middenbouw Hooghouden van volleybal, Stuiten Bovenbouw Hooghouden Badminton, Pingpong
Opvangreactie Onderbouw Vallen geeft ervaring en zelfvertrouwen , Grote stappen maken, schaatsbewegingen, Stoeien staand, Afstappen, Over blokjes lopen, Diepspringen, Huppelen Middenbouw Tikspel, Doelspelen, Stoeien, Touwspringen, Twister, Hinkelen, touwzwaaien, Springen
Steunreactie Onderbouw
Handstand, Kruiwagentje, Bokspringen, Hurksprongen e.d. , evenwicht in de
58 X 79 : 9x
tussen L & R
hersenhelft
1 2 3 4 5
6 7
8 9
Cijfer (symbool) herkennen R Betekenis ervan vinden L De nodige procedures vastleggen L Nodige stappen uitvoeren en de numerieke feiten in het geheugen vasthouden L Numeriek patroon (bv. tafels) vinden en de cijfers in correcte kolommen ordenen R Het resultaat in het werkende geheugen opslaan L Het verkregen resultaat als cijfers herkennen R Het resultaat op waarschijnlijkheid testen (waarheidscentrum) R Het resultaat benoemen, uitspreken (spraakcentrum) L
Verschillen jongens en meisjes Jongens
Meisjes
- 4 jaar sensomotorische leeftijd 3,4 - 4 jaar 400 x zoveel testosteron - Testosteron remt de groei van linker hersenhelft - Smallere corpus callosum - Erg gericht op één ding, langer met hetzelfde speelgoed laten spelen - Veel bewegingsbehoefte - Competitie - Wafel hersenen - Stress hersenbalk dicht en plast in broek
- Bredere corpus callosum - Vermicelli hersenen - Hormoonontwikkeling begint bij 10 jaar onzekerheid, pestgedrag
Marc Litière Juf, mag ik overvaren
Einde Veel info is ook te vinden op www.motoriek.nl