Montage- en gebruikershandleiding Ultromat® ULFa Doorloopinstallatie
A0777
Voor het begin van alle werkzaamheden de handleiding lezen! Nooit weggooien! De gebruiker is aansprakelijk bij schade als gevolg van installatie- en bedieningsfouten! Technische wijzigingen voorbehouden!
Artikelnummer 985448
Originele gebruikershandleiding (2006/42/EG)
BA UL 006 11/13 NL
Aanvullende aanwijzingen Algemene gelijke behandeling
In dit document wordt volgens de algemene grammaticaregels in een neu‐ trale zin alleen de mannelijke vorm gebruikt om de tekst leesbaar te houden. Mannen en vrouwen worden op dezelfde wijze aangesproken. Wij vragen de vrouwelijke lezers van deze tekst om begrip voor deze vereen‐ voudiging van de tekst. Het is geenszins discriminerend bedoeld.
Aanvullende aanwijzingen
Lees de aanvullende aanwijzingen door. In de tekst zijn de volgende onderdelen geaccentueerd: n
Opsommingen Instructies ð Resultaten van de handelingsaanwijzingen
Info
Een info bevat belangrijke aanwijzingen voor het juist functio‐ neren van het apparaat of is bedoeld om uw werkzaam‐ heden gemakkelijker te maken. Veiligheidsaanwijzingen Veiligheidsaanwijzingen zijn voorzien van uitvoerige beschrijvingen van de gevaarlijke situatie, zie Ä Hoofdstuk 2.1 „Kenmerking van veiligheidsaan‐
wijzingen“ op pagina 9
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Productidentificatie.......................................................................... 6 1.1 Identcode ULFa ...................................................................... 6
2
Veiligheid en verantwoordelijkheid.................................................. 9 2.1 2.2 2.3 2.4
Kenmerking van veiligheidsaanwijzingen................................ 9 Juist en passend gebruik...................................................... 10 Kwalificatie gebruiker............................................................ 11
Veiligheidsinstructies Ultromat®............................................ 12 2.5 Beschrijving en test van de veiligheidsvoorzieningen .......... 13 2.6 Geluidsdrukniveau................................................................ 14 3
Transport en opslag van de installatie........................................... 15
4
Informatie over de installatie.......................................................... 16 4.1 Uitleg..................................................................................... 16 4.2 Technische gegevens........................................................... 16
5
Opbouw en functies....................................................................... 19 5.1 Opbouw van de installatie..................................................... 5.2 Beschrijving van de componenten........................................ 5.2.1 Driekamertank.................................................................... 5.2.2 Hijsogen............................................................................. 5.2.3 Waterapparatuur met spoelinrichting................................. 5.2.4 Poederdoseerinstallatie...................................................... 5.2.5 Gelijkstoter ........................................................................ 5.2.6 Roerwerken........................................................................ 5.2.7 Schakelkast........................................................................ 5.2.8 Contactdoos voor de aansluiting van een poedertranspor‐ teur..................................................................................... 5.2.9 Concentraatleiding ............................................................ 5.2.10 Hoeveelheid water voor de verdunningseenheid............. 5.2.11 Leegmelding concentraattank ......................................... 5.2.12 Controle op dosering voor vloeibaar concentraat............ 5.2.13 Opzettrechter 50 l, 75 l en 100 l ...................................... 5.2.14 Poedertransporteur voor het automatisch bijvullen .........
6
23 23 23 24 24 24 24
Monteren en installeren................................................................. 25 6.1 Monteren............................................................................... 6.2 Installeren, hydraulisch......................................................... 6.3 Installeren, elektrisch............................................................ 6.3.1 Aansluiting van de stroomtoevoerleiding........................... 6.3.2 Instellingen van de capacitieve sensoren..........................
7
19 19 20 20 20 22 22 22 23
25 25 26 26 27
Bediening frequentieomvormer Sinamics G110............................ 28 7.1 Functies bedieningselement................................................. 28 7.2 Instelling van de frequentieomvormer................................... 29
8
Instellen van de extra componenten.............................................. 31 8.1 Instelling van de capacitieve sensor..................................... 31 8.2 De Sigma instellen (fabrieksinstellingen).............................. 31
9
Algemene informatie over de Bediening........................................ 33 9.1 Bedieningsmenu ULFa.......................................................... 9.2 Startscherm........................................................................... 9.3 Verandering van bedrijfsmodus............................................ 9.4 Gebruikersbeheer................................................................. 9.4.1 Gebruikersgroepen............................................................ 9.4.2 Aanmelding........................................................................ 9.5 Waarden invoeren via het touchpanel................................... 9.6 Selectie doseerproduct.........................................................
34 36 37 38 38 39 40 41
3
Inhoudsopgave 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 9.12 10
Afstandsbediening................................................................. Ga naar het archief [F3]........................................................ Niveauweergave................................................................... Watertoevoer....................................................................... Naverdunning...................................................................... Bedrijfsmodus HAND .........................................................
Het bedieningsmenu [F2].............................................................. 46 10.1 Parameter........................................................................... 10.1.1 Parameters [WATER]....................................................... 10.1.2 Parameters [roerwerk]...................................................... 10.1.3 Parameters [poeder]........................................................ 10.1.4 Parameter [vloeibaar]....................................................... 10.1.5 Parameters [niveau]......................................................... 10.2 Kalibrering........................................................................... 10.2.1 Kalibrering poeder............................................................ 10.2.2 Kalibrering vloeibaar concentraat..................................... 10.2.3 Kalibrering stromingsmonitor (alleen bij "Spectra").......... 10.2.4 Kalibrering water.............................................................. 10.3 Systeem.............................................................................. 10.3.1 Taal wijzigen.................................................................... 10.3.2 Datum en tijd instellen...................................................... 10.3.3 Touchpanel...................................................................... 10.4 Concentratie........................................................................ 10.5 Informatie............................................................................ 10.5.1 Identcode Ultromat........................................................... 10.5.2 Softwareversie................................................................. 10.6 Service................................................................................ 10.6.1 Service.............................................................................
11
42 42 43 44 44 44 46 47 48 49 50 51 52 52 53 54 55 56 57 57 58 59 60 60 61 62 62
Werking van de installatie.............................................................. 66 11.1 Normaal bedrijf.................................................................... 11.1.1 Voorwaarden voor een correct bedrijf.............................. 11.1.2 Voorraadtrechter bijvullen met poederpolymeer ............. 11.1.3 Concentraattank bijvullen met vloeibaar polymeer.......... 11.2 Netaansluiting en stroomuitval............................................ 11.3 Uit bedrijf nemen................................................................. 11.4 Het afvoeren van oude onderdelen.....................................
66 66 66 66 67 67 68
12
Onjuiste bediening van de installatie............................................. 69
13
Inbedrijfstelling............................................................................... 70
14
Onderhoud..................................................................................... 71 14.1 14.2 14.3 14.4 14.5 14.6
15
Poederdoseerinstallatie en spoelinrichting inspecteren...... Zeefelement in de drukverlager reinigen............................. Magneetventiel controleren en reinigen.............................. Debietmeter (turboDOS) demonteren en controleren......... Deksel inspectie-opening demonteren................................ Bovenkant van de tank reinigen..........................................
71 71 71 72 72 72
Storingsmeldingen......................................................................... 73 15.1 Functiestoringen verhelpen................................................. 73 15.2 Storingsmeldingen.............................................................. 74 15.3 Storingen - oorzaak - oplossing.......................................... 74
16
Bijlagen / specificaties................................................................... 78 16.1 16.2 16.3 16.4
4
Logische toestand............................................................... Bedieningsmenu ULFa........................................................ Inbedrijfstellingsrapport....................................................... Smeerplan...........................................................................
78 34 82 83
Inhoudsopgave 16.5 Besturingsverloop............................................................... 83 16.6 EG-conformiteitsverklaring voor machines......................... 84 17
Index.............................................................................................. 85
5
Productidentificatie
1
Productidentificatie
1.1 Identcode ULFa U Type / tankinhoud / afnamehoeveelheid L F a 0400
Doorloopinstallatie / 400 l / 400 l/u
1000
Doorloopinstallatie / 1000 l / 1000 l/u
2000
Doorloopinstallatie / 2000 l / 2000 l/u
4000
Doorloopinstallatie / 4000 l / 4000 l/u
6000
Doorloopinstallatie / 6000 l / 6000 l/u
8000
Doorloopinstallatie / 8000 l / 8000 l/u Opbouw N Normaal S
Gespiegeld Elektrische aansluiting A
400 VAC, 50/60 Hz (3ph, N, PE) Besturing 0
SPS S7-1200
1
SPS S7-1200 met PROFIBUS® + DP/DP-koppelingsstuk
2
SPS S7-1200 met PROFINET® + PN/PN-koppelingsstuk Opties 0
Zonder opties
1
Buizenwerk voor afname, PVC (400, 1000)
2
Buizenwerk voor afname, PVC (2000)
3
Buizenwerk voor afname, PVC (4000, 6000)
4
Buizenwerk voor afname, PVC (8000) Poederdoseerinstallatie P0
Zonder
P1
Poederdoseerinstallatie: (0400, 1000)
P2
Poederdoseerinstallatie (2000)
P3
Poederdoseerinstallatie: (4000, 6000)
P4
Poederdoseerinstallatie (8000) Gelijkstoter voor poederdoseerinstallatie 0
Zonder
1
Met gelijkstoter voor poederdoseerinstallatie Poedertransporteur, opzettrechter
6
0
Zonder
1
Opzettrechter 50 l (0400, 1000, 2000)
2
Opzettrechter 75 l (4000, 6000)
3
Opzettrechter 100 l (8000)
4
Opzettrechter 50 l + poedertransporteur FG205 (0400, 1000, 2000)
Productidentificatie U Type / tankinhoud / afnamehoeveelheid L F a 5
Opzettrechter 75 l + poedertransporteur FG205 (4000, 6000)
6
Opzettrechter 100 l + poedertransporteur FG205 (8000)
7
Met adapterdeksel + poedertransporteur FG205 Concentraatpomp (vloeibaar concentraat) L0
Zonder
L1
Met Sigma
L2
Met Spectra
L3
Geprepareerd voor Sigma
L4
Geprepareerd voor Spectra Controle concentraatpomp 0
Zonder
1
Met vlotterschakelaar voor concentraattank
2
Met stromingswachter (alleen Spectra)
3
Met vlotterschakelaar en stromingswachter (alleen Spectra) Waterleidingen voor spoelinrichting 1
Y-spoeling, PVC (0400, 1000, 2000)
2
Y-spoeling, PVC (4000, 6000)
3
Y-spoeling, PVC (8000)
4
Spoeltrechter, PVC (0400, 1000, 2000)
5
Spoeltrechter, PVC (4000, 6000)
6
Spoeltrechter, PVC (8000)
7
Spoeltrechter, PP (0400, 1000, 2000)
8
Spoeltrechter, PP (4000, 6000)
9
Spoeltrechter, PP (8000) Roerwerk voor 3. Kamer 0
Zonder
1
Roerwerk voor tank 400, 0,18 kW
2
Roerwerk voor tank 1000, 0,55 kW
3
Roerwerk voor tank 2000, 0,75 kW
4
Roerwerk voor tank 4000/6000, 1,1 kW
5
Roerwerk voor tank 8000, 2,2 kW Taal BG
Bulgaars
LV
Lets
CZ
Tsjechisch
MS
Maleis
DA
Deens
NL
Nederlands
DE
Duits
NO
Noors
EL
Grieks
PL
Pools
EN
Engels
PT
Portugees
7
Productidentificatie U Type / tankinhoud / afnamehoeveelheid L F a
8
ES
Spaans
RO
Roemeens
ET
Estlands
RU
Russisch
FI
Fins
SK
Slowaaks
FR
Frans
SL
Sloveens
HR
Kroatisch
SV
Zweeds
HU
Hongaars
TR
Turks
IT
Italiaans
ZH
Chinees
LT
Litouws
Veiligheid en verantwoordelijkheid
2
Veiligheid en verantwoordelijkheid
Over dit product
De Ultromat® van ProMinent is een automatische polyelektrolytische ver‐ werkingsinstallatie die wordt ingezet bij de bereiding van polymeeroplos‐ singen (als flocculatiemiddel) uit synthetische polymeren. De installatie is geschikt als oplosunit voor een groot aantal procestechnische toepas‐ singen, bijv. op het gebied van waterbehandeling, afvalwaterzuivering of papierverwerking.
2.1 Kenmerking van veiligheidsaanwijzingen Inleiding
In deze handleiding worden de technische gegevens en functies van het product beschreven. De handleiding bevat uitvoerige veiligheidsaanwij‐ zingen en is onderverdeeld in duidelijke stappen. Veiligheidsaanwijzingen en aanwijzingen kunnen worden onderverdeeld volgens het volgende schema. Hierbij worden verschillende, op de situatie afgestemde pictogrammen gebruikt. De hier getoonde pictogrammen dienen slechts als voorbeeld. GEVAAR! Soort en oorzaak van het gevaar Gevolg: dood of zeer ernstig letsel. Maatregel die moet worden genomen om dit gevaar te ver‐ mijden. Gevaar! –
Duidt op een direct dreigend gevaar. Als de gevaarlijke situatie zich voordoet, heeft dat de dood of zeer ernstig letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING! Soort en oorzaak van het gevaar Mogelijk gevolg: dood of zeer ernstig letsel. Maatregel die moet worden genomen om dit gevaar te ver‐ mijden. Waarschuwing! –
Duidt op een mogelijkerwijze gevaarlijke situatie. Als de gevaarlijke situatie zich voordoet, kan dat de dood of zeer ernstig letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG! Soort en oorzaak van het gevaar Mogelijk gevolg: licht of onbeduidend letsel. Materiële schade. Maatregel die moet worden genomen om dit gevaar te ver‐ mijden. Let op! –
Duidt op een mogelijkerwijze gevaarlijke situatie. Als de gevaarlijke situatie zich voordoet, kan dat licht of onbe‐ duidend letsel tot gevolg hebben. Mag ook worden gebruikt als waarschuwing voor materiële schade.
9
Veiligheid en verantwoordelijkheid
AANWIJZING! Soort en oorzaak van het gevaar Beschadiging van het product of zijn omgeving. Maatregel die moet worden genomen om dit gevaar te ver‐ mijden. Tip! –
Duidt op een mogelijkerwijze schadelijke situatie. Als de situatie zich voordoet kan het product of iets in de omge‐ ving daarvan worden beschadigd.
Soort informatie Toepassingstips en aanvullende informatie. Informatiebron. Aanvullende maatregelen. Info! –
Duidt op toepassingstips en andere, zeer nuttige infor‐ matie. Het is geen signaalwoord voor een gevaarlijke of schadelijke situatie.
2.2 Juist en passend gebruik WAARSCHUWING! Gevaar door onjuist gebruik! Onjuist gebruik van de Ultromat® kan tot gevaarlijke situaties leiden. –
– – – – –
10
De Ultromat® is uitsluitend bestemd voor het produceren van een polymeeroplossing als flocculant uit poedervor‐ mige polymeren of vloeibare concentraten gemengd met water. Voor alle andere aan- of toepassingen is schriftelijke toe‐ stemming vereist van ProMinent Dosiertechnik GmbH, Heidelberg! De installatie mag niet worden gebruikt in explosiege‐ vaarlijke omgevingen. Bij het gebruik van niet-originele onderdelen of andere accessoires is de correcte werking van de installatie niet meer gewaarborgd. Neem gedurende de gehele levensduur van het appa‐ raat de desbetreffende nationale voorschriften en de informatie van de handleiding in acht. De Ultromat® mag alleen worden bediend door daarvoor gekwalificeerd personeel.
Veiligheid en verantwoordelijkheid
2.3 Kwalificatie gebruiker WAARSCHUWING! Gevaar van letsel bij ontoereikende kwalificatie van het per‐ soneel! De exploitant van de installatie/het apparaat is verplicht om ervoor te zorgen dat het personeel voldoende is gekwalifi‐ ceerd. Wanneer ongekwalificeerd personeel werkzaamheden aan het apparaat uitvoert of zich in de gevarenzone van het apparaat bevindt, ontstaan er gevaren die ernstig letsel en materiële schade tot gevolg kunnen hebben. – –
De werkzaamheden mogen alleen door daarvoor gekwa‐ lificeerd personeel worden uitgevoerd. Houd ongekwalificeerd personeel uit de buurt van de gevarenzones.
Opleiding
Definitie
Geïnstrueerd persoon
Een geïnstrueerd persoon is geïnstrueerd in en, indien vereist, ingewerkt voor de taken waarmee hij is belast en de gevaren die bij onjuist handelen kunnen optreden. De geïnstrueerde persoon is bovendien voorgelicht over de noodzakelijke veiligheids‐ voorzieningen en veiligheidsmaatregelen.
Geschoold gebruiker
Een geschoold gebruiker voldoet niet alleen aan de eisen van een geïnstrueerd per‐ soon, maar heeft als aanvulling daarop een installatiespecifieke cursus gevolgd bij ProMinent of bij één van de geautoriseerde verkooppartners
Gekwalificeerd vakman
Een vakman is op grond van zijn opleiding, kennis en ervaring en op grond van kennis van de geldende bepalingen in staat om de werkzaamheden waarmee hij is belast te beoordelen en mogelijke gevaren te onderkennen. Ter beoordeling van de vaktechni‐ sche opleiding kan ook een functie die gedurende meerdere jaren is uitgeoefend in het desbetreffende vakgebied, worden meegewogen.
Elektricien
De elektricien is op grond van vaktechnische opleiding, kennis en ervaring en op grond van kennis van de geldende normen en bepalingen in staat om de werkzaamheden aan elektrische installaties uit te voeren en mogelijke gevaren zelfstandig te onder‐ kennen en te vermijden. De elektricien is speciaal voor het vakgebied waarin hij werkt, opgeleid en kent de relevante normen en bepalingen. De elektricien moet zich houden aan de bepalingen van de geldende wettelijke onge‐ valpreventievoorschriften.
klantenservice
De klantenservice bestaat uit servicetechnici die aantoonbaar door ProMinent zijn geschoold en geautoriseerd om werkzaamheden aan de installatie uit te voeren.
Opmerking voor de exploitant De geldende veiligheidsvoorschriften en de overige alge‐ meen erkende veiligheidstechnische regels moeten worden nageleefd!
11
Veiligheid en verantwoordelijkheid
2.4 Veiligheidsinstructies Ultromat® WAARSCHUWING! Kwalificatie van het personeel Gevaar door onjuiste bediening van de installatie De operators dienen te worden geïnstrueerd door een servi‐ cemonteur van ProMinent! (dit vindt plaats bij de eerste inbe‐ drijfstelling) De installatie moet worden voorzien van een gebruikers‐ handleiding!
WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok! Mogelijk gevolg: Dood of zeer ernstig letsel Sluit altijd eerst de schakelkast voordat u de machine aanzet. Zet de hoofdschakelaar voor alle installatie- en onderhouds‐ werkzaamheden op "0" en let erop dat deze niet voortijdig opnieuw wordt ingeschakeld.
VOORZICHTIG! In de tanks draaien propellers! Licht of onbeduidend letsel. Schakel altijd eerst de installatie uit alvorens het vastge‐ schroefde deksel van een inspectie-opening te verwijderen.
VOORZICHTIG! Onder het veiligheidsrooster van de droogdoseerder bevindt zich een transport- en een doseerschroef! Licht of onbeduidend letsel. Materiële schade. Grijp niet in de droogdoseerder.
VOORZICHTIG! Hete oppervlakken! Een verkeerd ingesteld verwarmingselement van de doseer‐ buis kan heet worden! Controleer de instelling van de verwarming!
12
Veiligheid en verantwoordelijkheid
2.5 Beschrijving en test van de veiligheidsvoorzieningen Veiligheidsvoorzieningen
A0427
Afb. 1: Veiligheidsvoorzieningen 1. 2.
Hoofdschakelaar Waarschuwingssticker "Waarschuwing voor gevaar‐ lijke elektrische spanning"
Hoofdschakelaar
3. 4.
Deksels van de inspectie-openingen met waarschu‐ wingssticker "Waarschuwing voor letsel aan handen" Waarschuwingssticker "Waarschuwing voor hete oppervlakken".
De rood-gele hoofdschakelaar rechts op de bedieningskast schakelt de installatie en de aangesloten aggregaten uit. Test: Zet tijdens de werking van de installatie de hoofdschakelaar op „Uit“ . Alle machine-onderdelen moeten stoppen - alle lampjes moeten uit‐ gaan.
Deksels inspectie-openingen
De vastgeschroefde deksels van de inspectie-openingen voorkomen dat iemand zijn handen verwondt aan de draaiende propellers van het roer‐ werk. Test: Controleer of de deksels stevig op de inspectie-openingen zijn vast‐ geschroefd.
13
Veiligheid en verantwoordelijkheid Waarschuwingssticker
A0428
Afb. 2: Waarschuwingssticker I. Waarschuwing voor letsel aan handen II. Waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning III. Waarschuwing voor hete oppervlakken. Test: Controleer of de stickers nog aanwezig en leesbaar zijn.
2.6 Geluidsdrukniveau Het geluidsdrukniveau met poederpolymeer is < 70 dB (A) conform EN ISO 11202:1997 (akoestische geluidsstraling van machines en apparaten)
14
Transport en opslag van de installatie
3
Transport en opslag van de installatie Gebruikerskwalificatie: Deskundig personeel (zie....) Ä Hoofdstuk 2.3
„Kwalificatie gebruiker“ op pagina 11
WAARSCHUWING! Zeer zware installatie Mogelijk gevolg: Dood of zeer ernstig letsel wanneer de ondergrond het begeeft onder het zware gewicht van de installatie. Maatregel: Controleer vooraf of de ondergrond van de des‐ betreffende locatie het gewicht van een lege en een gevulde installatie kan dragen.
WAARSCHUWING! Ga nooit onder een hangende last staan. Mogelijk gevolg: dood of zeer ernstig letsel – – – –
Het is verboden onder zwevende lasten door te lopen of zich op welke wijze dan ook daaronder te begeven. Beveilig de Ultromat bij het ophijsen en transporteren tegen verschuiven en kantelen. Gebruik een voor de hijswerkzaamheden geschikte en goedgekeurde takel. Volg de instructies op het gege‐ vensbladen van de hefinrichtingen. Ultromat®-installaties van het type 4000 en 8000 die zijn voorzien van hijsogen, mogen uitsluitend worden opge‐ tild m.b.v. een dwarsbalk. Deze balk moet minstens 10 20 cm langer zijn dan de tank.
VOORZICHTIG! Gevaar op beschadiging tijdens het transport Bij ondeskundig transport kan de installatie beschadigd raken. – – – – – –
Omgevingsvoorwaarden voor opslag en transport
Verplaats de Ultromat®-installatie uitsluitend in lege toe‐ stand. Zorg ervoor dat er geen puntbelastingen optreden in de tankwand. Vermijd schokken en stoten. Verplaats de installatie alleen met voor het transport geschikte hijs- en hefinrichtingen. Gebruik bij de inzet van heftrucks alleen lange vorken die zich uitstrekken over de gehele onderkant van de tank. Mocht u gebruik maken van een kraan, bevestig de transportbanden dan zodanig aan de hijsogen, dat evt. schuifkrachten worden vermeden.
Toegestane omgevingstemperatuur: -5 °C tot +50 °C. Vocht: Geen. Vermijd regen en condens. Overige: Geen stof, niet vol in de zon.
15
Informatie over de installatie
4
Informatie over de installatie De Ultromat® van ProMinent is een automatische polyelektrolytische ver‐ werkingsinstallatie die wordt ingezet bij de bereiding van polymeeroplossingen, bijv. als floc‐ culatiemiddel, uit synthetische polymeren. De installatie is geschikt als oplosunit voor een groot aantal procestechnische toepassingen, bijv. op het gebied van waterbehandeling, afvalwaterzuivering of papierverwer‐ king.
4.1 Uitleg De installatie is speciaal ontworpen voor de volautomatische aanmaak van polymeeroplossingen. Praktisch alle in de handel verkrijgbare polymeren kunnen worden gebruikt. Via de controller van de Ultromat®-installatie kunnen concentra‐ ties van 0,05 tot 1,0 % worden ingesteld. De viscositeitswaarde van de geproduceerde polymeeroplossing mag niet hoger zijn dan 1500 mPas. Meer informatie over de viscositeit van de verschillende polymeeroplos‐ singen vindt u in de instructiebladen van de betreffende leveranciers. Om het volledige productiegebied te kunnen benutten, is het eventueel nodig om de debiethoeveelheid van het aanmaakwater navenant aan te passen. Concentraties groter dan 0,5 % kunnen tot een verminderde mengcapaciteit leiden. De beschikbare rijpingstijd voor het genereren van een polymeeroplossing is afhankelijk van de afgetapte hoeveelheid en de capaciteit van de Ultromat® en bedraagt bij een maximale nominale afnamehoeveelheid ca. 60 minuten. De capaciteit van de installaties is max. 400 l gebruiksoplos‐ sing per uur bij de Ultromat® 400 tot 8000 l bij de Ultromat® 8000.
4.2 Technische gegevens De exacte afmetingen van uw Ultromat®-installatie zijn te vinden op het blad met maatschetsen.
16
Informatie over de installatie Ultromat® ULFa Ultromat® ULFa
400
1000
2000
4000
6000
8000
Tankinhoud (l)
400
1000
2000
4000
6000
8000
Nominale afnamehoe‐ veelheid (l/u)
400
1000
2000
4000
6000
8000
Rijpingstijd (min.)
60
Oplossingsconcentratie (%)
0,05 - 1,0
Afmetingen
1999x918
2643x1002
3292x1186
3301x1456
4120x1651
4605x1910
LxBxH (mm)
x1390
x1740
x1890
x2182
x2182
x2290
Leeggewicht (kg)
190
400
450
600
900
1200
Totaalgewicht (kg)
590
1400
2450
4600
6900
9200
Overloopaansluiting
DN 40
DN 50
DN 50
DN 65
DN 65
DN 80
Aftapaansluiting
DN 25
DN 25
DN 32
DN 40
DN 40
DN 50
Nominale maat water‐ toevoer
1"
1"
1"
1 1/2"
1 1/2"
2"
Vloeibaar concentraat leidingen
DN 15
DN 15
DN 15
DN 20
DN 20
DN 20
Max. watertoevoer
600 l/h
1.500 l/u
3.000 l/u
6.000 l/u
9000 l/u
12.000 l/u
Capaciteit elektrische aansluitingen
1,5 kW
2,6 kW
3,2 kW
5,0 kW
5,0 kW
9,5 kW
Externe beveiliging
32 A
32 A
32 A
32 A
32 A
32 A
Beschermingsklasse schakelkast
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
Vermogen
0,25 kW
0,55 kW
0,75 kW
1,1 kW
1,1 kW
2,2 kW
Toerental (50 Hz)
700 1/min
700 1/min
700 1/min
700 1/min
700 1/min
750 1/min
Beschermingsklasse
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
Roerwerk 1
Roerwerk 2 + 3 (optioneel) Vermogen
0,18 kW
0,55 kW
0,75 kW
1,1 kW
1,1 kW
2,2 kW
Toerental (50 Hz)
700 1/min
700 1/min
700 1/min
700 1/min
700 1/min
700 1/min
Beschermingsklasse
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
Type
TGD 11
TGD 11
TGD 18
TGD 55
TGD 55
TGD 110
Maximaal doseerver‐ mogen
11 kg/h
11 kg/h
18 kg/h
55 kg/h
55 kg/h
110 kg/h
Onderdeelnummer
1038273
1038273
1038273
1038273
1038273
1038273
Type
dT P30
dT P30
dT P30
dT P30
dT P30
dT P30
Meetbereik
0-160 mbar
0-160 mbar
0-160 mbar
0-160 mbar
0-160 mbar
0-160 mbar
Signaal
1-6V
1-6V
1-6V
1-6V
1-6V
1-6V
1025379
1025379
1025379
1025379
1025379
1040023
Poederdoseerinstallatie
Druksensor
Turbodos Onderdeelnummer
17
Informatie over de installatie Ultromat® ULFa
400
1000
2000
4000
6000
8000
Puls/Liter
67,5
67,5
67,5
67,5
67,5
26,6
Uitgang
PNP
PNP
PNP
PNP
PNP
PNP
400
1000
2000
4000
6000
8000
Type S1CaH
12017
12035
12035
10050
10050
10050
Doseervermogen
17 l/u
35 l/u
35 l/u
50 l/u
50 l/u
50 l/u
Beschermingsklasse
IP 65
IP 65
IP 65
IP 65
IP 65
IP 65
Type Spectra
12 / 13 F
12 / 33 F
12 / 33 F
12 / 100 F
12 / 100 F
12 / 100 F
Doseervermogen
13 l/u
33 l/u
33 l/u
100 l/u
100 l/u
100 l/u
Beschermingsklasse
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
IP 55
Doseerpompen Ultromat® ULFa Ultromat® ULFa Sigma
Spectra
A0429
Afb. 3: Afmetingen apparaat I. Hoogte (H) II. Breedte (B) III. Lengte (L) Omgevingsvoorwaarden Waarde Temperatuur opslag en transport
- 5 °C ... + 50 °C
Temperatuur bedrijf
+ 5 °C ... + 40 °C
Luchtvochtigheid opslag en bedrijf
< 92 % relatieve luchtvochtigheid (zonder condensvorming)
Luchtvochtigheid poederpolymeer
Zie de aanwijzingen van de polymeer-fabrikant. Indien nodig luchtontvochtiger gebruiken.
Geluidsdrukniveau van de installatie
< 70 dB (A)
18
Opbouw en functies
5
Opbouw en functies
5.1 Opbouw van de installatie Alle onderdelen voor de poederbevoorrading, poederdosering, bevochti‐ ging, oplossing en rijping van het poederpolymeer zijn in één compacte unit samengevoegd. Een Ultromat® beschikt met behulp van de identcode over de volgende functionele eenheden: n n n n n n n
Waterapparatuur (1) Concentraatpomp (2) Roerwerken (3) Spoelinrichting (4) Poederdoseerinstallatie (5) Schakelkast (6) Driekamertank (7)
De spoelinrichting en de waterleidingen zijn naar keuze verkrijgbaar in PVC of PP.
A0430
Afb. 4: Opbouw van de installatie De dichtingen zijn standaard samengesteld uit EPDM. De assen en de propellers van het roerwerk, evenals de doseereenheid voor de poederdo‐ seerinstallatie zijn vervaardigd uit corrosiebestendig roestvrij staal.
5.2 Beschrijving van de componenten De componenten zijn alleen beschikbaar wanneer deze met de identcode worden geselecteerd.
19
Opbouw en functies
5.2.1 Driekamertank
A0830
Afb. 5: Aftapopeningen 1. 2. 3.
Kogelkraan kamer 1 Kogelkraan kamer 2 Aftapkraan voor het gerijpte polymeer (kamer 3)
De PP-tank in afgesloten uitvoering met dwarsbalken voor het roerwerk, de consoles voor de poederdoseerinstallatie en de schakelkast, evenals de aansluitingen voor de overloop, het legen en het aftappen, is verdeeld in drie gescheiden kamers. Hiermee wordt de rijpingstijd van de polymeer‐ oplossing gewaarborgd. De indeling van de tank voorkomt dat het gerijpte product zich vermengt met de vers bereide oplossing en maakt bovendien een continue aftappen mogelijk. Alle inspectie-openingen van de tank zijn veilig afgesloten met een afschroefbaar deksel. De vulstand in kamer 3 wordt continu gemeten door een druksensor.
5.2.2 Hijsogen De installatie is voorzien van vier hijsogen voor de bevestiging van een passende hefinrichting.
5.2.3 Waterapparatuur met spoelinrichting De installatie wordt via de waterleiding voorzien van het benodigde aan‐ maakwater. De drukverlager met vuilvanger zorgt voor de begrenzing en de inachtneming van de juiste bedrijfsdruk. De watertoevoer wordt auto‐ matisch geopend en gesloten d.m.v. een magneetventiel. De debietmeter voorziet de besturing continue met gegevens over het huidige debiet. De waterdoorzet wordt d.m.v. twee regelventielen ingesteld bij de inbedrijfstel‐ ling. De spoelinrichting waarborgt een intensieve bevochtiging van het poederpolymeer met aanmaakwater. Een handmatig te bedienen afsluitar‐ matuur maakt bovendien een gescheiden watertoevoer mogelijk voor onderhoudswerkzaamheden. Er zijn twee spoelapparaten: n n
Y-spoeling Spoeltrechter
Bij een spoeltrechter is er sprake van een gecompliceerder spoelproces dan boven staat beschreven:
20
Opbouw en functies Het poederpolymeer valt in de spoeltrechter, waarna het gelijkmatig wordt bevochtigd met een deelstroom van het aanmaakwater. Hierdoor is klont‐ vorming van het doseermiddel uitgesloten. De hoofdstroom van het aanmaakwater produceert d.m.v. een menginrich‐ ting een lichte onderdruk bij de afvoer van de trechter zodat het natte poeder wordt weggezogen en vervolgens met het aanmaakwater in kamer 1 belandt. De activering van de poederdoseerinstallatie tegenover het magneetven‐ tiel vindt vertraagd plaats. Dit om te voorkomen dat zich aan het begin van het aanmaakproces poeder afzet in het spoelapparaat. Voordat de poe‐ derdoseerinstallatie wordt opgestart, stroomt er eerst voor een paar seconden water door de trechter. Aan het einde van het aanmaakproces wordt de gehele procedure in omgekeerde richting herhaald. Bij het bereiken van het bovenste niveau wordt de poederdoseerinstallatie auto‐ matisch uitgeschakeld. Het water stroomt nog een paar seconden door.
A0431
Afb. 6: Waterapparatuur met Y-spoeling 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Afsluitarmatuur Drukverlager Magneetventiel Debietmeter Regelventiel Y-spoeling
21
Opbouw en functies
A0432
Afb. 7: Waterapparatuur met spoeltrechter 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Afsluitarmatuur Drukverlager Magneetventiel Debietmeter Regelventiel Spoeltrechter Overloopsensor Overloop
5.2.4 Poederdoseerinstallatie Meer informatie over de opbouw en de functies van het apparaat vindt u in de afzonderlijke gebruikershandleiding "Droogdoseerder". Het verwarmingselement van de doseerbuis en de min.-vulstandsensor voor de droogtrechter zijn standaard bij de Ultromat® verwerkingsinstalla‐ ties. De poederdoseerinstallatie wordt aangestuurd door een frequentie‐ omvormer, zodat een evenredige dosering van het poederpolymeer in het aanmaakwater is gewaarborgd. Een doseerschroef boven de doseervijzel zorgt voor de continue verspreiding van het poederpolymeer. De verwar‐ ming van de doseerbuis verwijdert evt. binnengedrongen vocht en voor‐ komt hiermee het vastkleven van het poederpolymeer.
5.2.5 Gelijkstoter De gelijkstoter: voorkomt verstopping van de droogdoseerder, zodat het poederpolymeer beter kan doorstromen.
5.2.6 Roerwerken VOORZICHTIG! De roerwerken kunnen, zolang de installatie op het stroomnet is aangesloten, onverwachts starten.
22
Opbouw en functies De Ultromat® is standaard uitgerust met twee elektrische roerwerken. Een derde roerwerk voor kamer 3 kan via de identcode worden geselecteerd. De roerwerken zorgen in de kamers van de tank voor een gereguleerde circulatie van de oplossing.
5.2.7 Schakelkast In de schakelkast bevindt zich behalve de adapter en de zekeringen tevens de volledige voor het bedrijf van de installatie noodzakelijke elektri‐ sche besturings- en bedieningsapparatuur, met name de besturing van de Ultromat® en de frequentieomvormer voor de besturing van de poederdo‐ seerinstallatie.
5.2.8 Contactdoos voor de aansluiting van een poedertransporteur De Ultromat® is uitgerust met een contactdoos voor het aansluiten van een poedertransporteur. De contactdoos is bevestigd aan de droogdoseerder en met zekeringen beveiligd.
5.2.9 Concentraatleiding Voor het doseren van vloeibaar concentraat is de Ultromat® uitgerust met de volgende leidingen:
Type Ultromat®
Afmeting leidingwerk
Slangpilaar
400
DN 15
DN 15
1000
DN 15
DN 15
2000
DN 15
DN 15
4000
DN 20
DN 20
6000
DN 20
DN 20
8000
DN 20
DN 20
5.2.10
Hoeveelheid water voor de verdunningseenheid De verdunningseenheid wordt gebruikt voor het naverdunnen van de geprepareerde polymeeroplossing. Hierbij wordt de polymeeroplossing uit de voorraadtank van de Ultromat® naar de verdunningseenheid getrans‐ porteerd. Het verdunningswater wordt via een magneetventiel aangevoerd, waarbij het wordt gecontroleerd door een nageschakelde Vlotterdebietmeter, voor‐ zien van een min-contact. De Ultromat beschikt voor de besturing van de voedingspomp over een potentiaalvrij contact (vrijgave voedingspomp). Dit contact wordt gesloten wanneer het droogloopniveau in kamer 3 wordt overschreden en opent wanneer het te laag is. De voedingspomp wordt gewoonlijk aangedreven m.b.v. een externe bedrading (motorstartercombinatie). Omdat de voedingspomp extern kan worden in- en uitgeschakeld, is de controller van de Ultromat uitgerust met een extra ingang voor de motor‐ starter (potentiaalvrij hulpcontact). Het min-contact op de debietmeter kan pas worden gebruikt als de voedingspomp loopt en het potentiaalvrije hulpcontact aan de motorstarter wordt gesloten.
23
Opbouw en functies Mocht de voedingspomp niet aanslaan, dan wordt het potentiaalvrije con‐ tact niet afgesloten en het min-contact op de debietmeter niet geactiveerd.
5.2.11
Leegmelding concentraattank Bij de optie „Leegmelding concentraattank“ wordt de desbetreffende con‐ tainer van bovenaf voorzien van een vlotterschakelaar.
5.2.12
Controle op dosering voor vloeibaar concentraat De Ultromat® is geschikt voor de verwerking van vloeibaar polymeer. De concentraatpomp doseert het concentraat in kamer 1. De controle op de dosering kan alleen worden uitgevoerd bij het gebruik van excentrische schroefpompen. De doseerbewaking bestaat uit een doorstroomadapter en een debietsensor.
5.2.13
Opzettrechter 50 l, 75 l en 100 l Mocht er meer poedervoorraad nodig zijn, dan zijn er opzettrechters beschikbaar met een extra capaciteit van 50, 75 en 100 liter.
5.2.14
Poedertransporteur voor het automatisch bijvullen U kunt een poedertransporteur selecteren voor het automatisch vullen van de poedertrechter. De poedertransporteur is via een adapterplaat direct op de droogdoseerder of de opzettrechter te monteren. Voor het overbruggen van kleine onderhoudswerkzaamheden aan de poedertransporteur, c.q. bij hoog poederverbruik, wordt een opzettrechter van 50 l met aansluit‐ adapter aanbevolen.
24
Monteren en installeren
6
Monteren en installeren Kwalificatie gebruiker, mechanische montage: geschoolde vakman, zie
Ä Hoofdstuk 2.3 „Kwalificatie gebruiker“ op pagina 11
Kwalificatie gebruiker, elektrische installatie: Elektricien, zie Ä Hoofd‐
stuk 2.3 „Kwalificatie gebruiker“ op pagina 11
De installatie wordt compleet gemonteerd geleverd vanuit de fabriek. De bedrading tussen de schakelkast en de elektrische aggregaten is al vol‐ ledig aangebracht.
6.1 Monteren WAARSCHUWING! Zeer zware installatie Mogelijk gevolg: Dood of zeer ernstig letsel wanneer de ondergrond het begeeft onder het zware gewicht van de installatie. Maatregel: Controleer vooraf of de ondergrond van de des‐ betreffende locatie het gewicht van een lege en een gevulde installatie kan dragen.
Keuze opbouwlocatie De installatie moet eenvoudig toegankelijk zijn voor bedie‐ nings-, onderhouds- en vulwerkzaamheden.
Omgevingsvoorwaarden voor correcte werking
Toegestane omgevingstemperatuur +5 °C tot +40 °C. Vocht: Geen. Vermijd regen en condens. Overige: Geen stof, niet vol in de zon.
6.2 Installeren, hydraulisch VOORZICHTIG! Polymere oplossingen zijn schadelijk voor het milieu Neem bij het legen van de overloop- en afvoerleidingen altijd de instructies van het veiligheidsinformatieblad en de wette‐ lijke bepaling inzake de verwijdering van polymeer in acht. Voorwaarden: n n n
Het aanmaakwater moet van drinkwaterkwaliteit zijn. Het water mag geen vaste stoffen en zwevende deeltjes bevatten. De druk van het inlaatwater moet tussen 3 en 5 bar liggen Zorg voor een juiste dimensionering van de water-, overloop- en afvoerleidingen
25
Monteren en installeren
AANWIJZING! – Monteer de overloop- en afvoerleidingen op het juiste niveau. Er mag geen tegendruk op staan. – Installeer voor het legen van de installatie een T-stuk met een afsluitkraan tussen de afsluitarmatuur van kamer 3 en de voedingspomp 1.
Sluit de leiding voor het aanmaakwater aan op de waterapparatuur
2.
Sluit de leiding van de concentraatpomp voor het vloeibare poly‐ meer aan
3.
Indien van toepassing: Sluit de voedingspomp (niet bij levering inbe‐ grepen) aan op de aftapleiding
4.
Monteer de afvoerleidingen en leidt deze naar een geschikte afvoer
5.
Plaats de overloopleiding naar de overloopaansluiting en leidt deze naar een geschikte afvoer
6.3 Installeren, elektrisch WAARSCHUWING! Onder spanning staande onderdelen! Mogelijk gevolg: Dood of zeer ernstig letsel. – –
Maatregel: Ontkoppel vóór alle werkzaamheden aan de elektrische aansluitingen de installatie van het stroomnet. Beveilig de installatie tegen voortijdig opnieuw inscha‐ kelen.
6.3.1 Aansluiting van de stroomtoevoerleiding VOORZICHTIG! Gevaar op functiestoringen! Let bij het aansluiten van de aggregaten altijd op de juiste configuratie van de klemmen. Houd bij het aansluiten van de roerwerken, poederdoseerin‐ stallatie, motorpompen enz. altijd rekening met de juiste draairichting van de motoren.
26
1.
Sluit de elektrische aanvoer aan conform het stroomschema.
2.
Voer de netkabel via de daarvoor bestemde opening door de scha‐ kelkast van de installatie en sluit hem aan op de desbetreffende klemmenstrook.
Monteren en installeren
6.3.2 Instellingen van de capacitieve sensoren Controleer de capacitieve sensoren voor het melden van poedertekort in de poederdoseerinstallatie of overloop in de spoeltrechter en stel deze zo nodig in. Aan het uiteinde van de sensorkabel bevindt zich een gele LED voor het weergeven van de schakelstand met daar‐ onder een verzonken instelschroef voor het instellen van de gevoeligheid. Benodigd materiaal: n
1 kleine schroevendraaier
De controle en de instelling van de sensor vindt plaats in 2 stappen: Bij een lege poederdoseerinstallatie (of normale waterstroom in de spoeltrechter):
1.
De gele sensor-LED is uit - De instelling is correct
2.
De gele sensor-LED brandt. ð Verlaag de gevoeligheid m.b.v. de instelschroef (naar links draaien) tot de LED dooft.
Bij een gevulde poederdoseerinstallatie (of overlopende spoeltrechter):
3.
De gele sensor-LED brandt. ð De instelling is correct.
4.
De gele sensor-LED is uit. ð Verhoog de gevoeligheid m.b.v. de instelschroef (naar rechts draaien) tot de LED oplicht.
27
Bediening frequentieomvormer Sinamics G110
7
Bediening frequentieomvormer Sinamics G110 Frequentieomvormer = FO
7.1 Functies bedieningselement De parameters van de frequentieomvormer zijn al in de fabriek op de in de Ultromat gebruikte droogdoseerder en vloeistofpomp ingesteld. Controleer bij het aansluiten van een vloeistofpomp (niet bij levering inbegrepen) ter plaatse de parameters en stel deze in voor de gebruikte pomp.
A0822
Afb. 8: Frequentieomvormer Sinamics G110
Functie
Opmerking
Start de motor
Toets deactiveert
Stopt de motor
Toets deactiveert
Omschakeling van de draairichting
Toets deactiveert
Springtoets naar [r0000] Bevestiging van fouten Toegang tot parameters Waarde vergroten Waarde verkleinen Motor kantelen
28
Toets deactiveert
Bediening frequentieomvormer Sinamics G110
7.2 Instelling van de frequentieomvormer De parameters van de frequentieomvormer zijn al in de fabriek op de droogdoseerder en de pomp voor het vloeibare concentraat ingesteld. De volgende parameters wijken af van de standaard instelling van de fre‐ quentieomvormer (FO): Instellingen voor de droogdoseerder: Parameters G110
Waarden voor de droogdoseerder
0003
3
0305
1,22 A
0307
0,18 kW
0311
1360 1/min
0700
5
1000
5
1082
100 Hz
1120
0,1 s
1121
0,1 s
1210
4
2000
100 Hz
2010
9
2011
1
2012
2
2013
4
2014
6000
29
Bediening frequentieomvormer Sinamics G110 Instellingen voor de concentraatpomp Spectra: Parameters G110
Waarden voor de Spectra
0003
3
0305
1,9 A
0307
0,37 kW
0311
1380 1/min
0700
5
0731
4
1000
5
1082
83 Hz
1120
0,1 s
1121
0,1 s
1210
4
2000
83 Hz
2010
9
2011
2
2012
2
2013
4
2014
6000
30
Instellen van de extra componenten
8
Instellen van de extra componenten
8.1 Instelling van de capacitieve sensor Controleer de capacitieve sensoren voor het melden van poedertekort in de droogdoseerder en stel deze zo nodig in. Aan het uiteinde van de sensorkabel bevindt zich een gele LED voor het weergeven van de schakelstand met daaronder een verzonken instel‐ schroef voor het instellen van de gevoeligheid. De controle en de instelling van de sensor vindt plaats in 2 stappen: Bij een lege droogdoseerder
1.
De gele sensor-LED is uit - de instelling is correct.
2.
De gele sensor-LED brandt: ð de gevoeligheid m.b.v. de instelschroef verlagen (naar links draaien) tot de LED dooft.
Bij een gevulde droogdoseerder
1.
De gele sensor-LED brandt - de instelling is correct.
2.
De gele sensor-LED is uit: ð de gevoeligheid m.b.v. de instelschroef verhogen (naar rechts draaien) tot de LED oplicht.
8.2 De Sigma instellen (fabrieksinstellingen) 1. MODEmenu
CODEmenu Continuweergave
2s
P
2. SETmenu
CLEARvenster
B0084
Afb. 9: Menu's in de instelmodus
31
Instellen van de extra componenten
Analoog
- ANALOG
Manual
Analoog Manual Contact Batch
- MANUAL
P
P Contact
- CONTACT
Batch
Continuweergave
- BATCH
B0085
Afb. 10: Bedieningsmenu (MODE-menu) selecteren
A1796
Afb. 11: Instellingen voor de bedrijfsmodus [Analog] De bedrijfsmodus "Analog" instellen
1.
Houdt de [P]-toets zolang ingedrukt, tot de indicatie knippert. Laat vervolgens de [P]-toets los
2.
Houd de pijltoets zolang ingedrukt, tot [MODE] op het display ver‐ schijnt. Druk vervolgens op de [P]-toets
3.
Houd de pijltoets zolang ingedrukt, tot [ANALOG] op het display ver‐ schijnt. Druk vervolgens op de [P]-toets ð De pomp draait nu in de bedrijfsmodus Analog.
Brandt de rode LED en verschijnt op het display [ANALG], dan ontvangt de pomp geen analoog signaal.
Analoge ingang 4 ... 20 mA instellen
1.
Houdt de [P]-toets zolang ingedrukt, tot de indicatie knippert. Laat vervolgens de [P]-toets los
2.
Houd de pijltoets zolang ingedrukt, tot [SET] op het display ver‐ schijnt. Druk vervolgens op de [P]-toets
3.
Houd de pijltoets zolang ingedrukt, tot [ANALG] op het display ver‐ schijnt. Druk vervolgens op de [P]-toets
4.
Houd de pijltoets zolang ingedrukt, tot [4...20 mA] op het display verschijnt. Druk vervolgens op de [P]-toets ð De pomp zal proportioneel op het stroomsignaal reageren, 4 mA = 0 slagen/min., 20 mA = maximale frequentie.
5.
32
Met de Stop/Start-toets start of stopt u de pomp.
Algemene informatie over de Bediening
9
Algemene informatie over de Bediening De Ultromat is voor de visualisatie van het aansturingsproces uitgerust met de KTP 400 bedieningseenheid. De besturing vindt plaats via het touchscreen en de 4 functietoetsen. Zie de afbeelding van het bedieningsmenu voor de belangrijkste Ultromatfuncties. Waarschuwingen en storingsmeldingen worden weergegeven in tekstvorm en opgeslagen in een archief. U kunt max. 100 tekstmeldingen oproepen. Het invoeren van parameters voor de besturing en de kalibrering, evenals die voor overige bedieningsfuncties, zijn door het oproepen van afbeel‐ dingen intuïtief in en uit te voeren. Voor de bediening van de Ultromat volstaat een korte instructie. Lees eerst de bedieningshandleiding aandachtig door. De bediening van de installatie in de handmodus is alleen toegestaan voor ervaren servicemonteurs. Om bedieningsfouten te voorkomen is een gron‐ dige kennis van het besturingsproces onontbeerlijk. Alarmmeldingen worden door de Ultromat weergegeven d.m.v. een akoes‐ tisch signaal en een alarmlicht. Het alarmsignaal kan worden gedeacti‐ veerd middels de resettoets [F4] op het controlepaneel. Het signaal wordt uitgezet, maar het alarm blijft actief totdat de storing is verholpen en de resettoets [F4] opnieuw wordt ingedrukt.
Installatie auto Menu
Modus
Menu
Archief
Reset
A0831
Afb. 12: Bedieningsmenu ULFa
33
Algemene informatie over de Bediening
9.1 Bedieningsmenu ULFa Toetsen
Niveau 1
[F1] modus
STOP / AUTO / HAND
[F2] modus
PARAMETERS
Niveau 2
Invoer
[Wisselen tussen poeder/vloeibaar] Water
Voorlooptijd:; nalooptijd; debiet min.
Roerwerk
RW (1+2) aan/uit RW (3) aan/uit
Niveau
Max-Max; Max; Min; Min-Min
Poeder
Verwarming AAN / UIT Gelijkstoter AAN / UIT
Kalibrering (F1 modus Stop)
Vloeibaar
Min. setpoint FO
Poeder/vloeibaar
Kalibreertijd Verstreken tijd Invoer gewicht Doseercapaciteit
Vloeibaar
Kalibreertijd Verstreken tijd Invoer gewicht Doseercapaciteit
Stromingswachter
Schakelpunt START / STOP
Water
Huidig debiet Kalibrering water START / STOP
Concentratie
Concentratie
Poeder Vloeibaar Werkzame substantie vloeibaar Intern / Extern (PROFIBUS® / PROFINET®
Systeem
Taal
[DE], [EN], [FR], [ES], [PT], Taal bevestigen START
Datum/tijd instellen
31.02.2014 12:13:14
[dd.mm.jjjj uur:min:sec] Touchpanel
Contrast (+) (-) Reinigingsscherm Kalibreer touch
Info
Identcode
Type Grootheid Polymeer Opties
Versie
Versie touchpanel Vervaardigingsdatum
34
Algemene informatie over de Bediening Toetsen
Niveau 1
Niveau 2
Invoer Versie S7 project Vervaardigingsdatum Project
Service
Watermeter
Modus meting: Automatisch / Handmatig Handmatige waarde Impulsrate [DFM]
Leegmaken
Stop / Aan
Druksensor
Sensor meetwaarde Gemeten waarde Offset
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling reset Identcode: Veranderen
[F3] Archief [F4] Reset
35
Algemene informatie over de Bediening
9.2 Startscherm 16
17
18 19
20
21 22 23 24
25
1 2
Installatie Stop
3
Modus Poeder
15 14 13
kg/u
12
Wijzig Poeder/vloeibaar
153
l/u Modus
Menu
Archief
7
6
Reset
4 5
11 10 9
8
A0779
Afb. 13: Startscherm 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
36
Roerwerk (wit = uit), (zwart = aan), (knipperen = sto‐ ring) Omschakelaar (poeder/vloeibaar) Niveauaanduiding kamer 3 (0... 100 %) Niveauaanduiding in [mm] Weergave vrijgave afname (geen pijl = geen vrij‐ gave / pijl = vrijgave) Functietoets [F4] [RESET] Functietoets [F3] Naar het [archief] Functietoets [F2] Naar het [menu] Functietoets [F1] Wisselen tussen bedrijfsmodi [STOP], [AUTO], [HAND] Watervoorziening (wit = ventiel gesloten) (zwart = ventiel geopend) Weergave watertoevoer in [l/u] Leegmelding vloeibaar concentraat (wit = niet OK), (zwart = OK), (knipperen = storing) Pomp vloeibaar concentraat (wit = uit), (zwart = aan), (knipperen = storing)
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Stromingssensor vloeibaar concentraat (wit = niet OK), (zwart = OK), (knipperen = storing) Roerwerk (wit = uit), (zwart = aan), (knipperen = sto‐ ring) Datum Weergave actuele dosering (poeder/vloeibaar) Weergave gewenste concentratie Weergave actueel doseervermogen in [kg/u] Statusregel bedrijfsmodus Ultromat: [STOP], [AUTO], [HAND] Droogdoseerder (wit = uit), (zwart = aan), (knipperen = storing) Leegmelding droogdoseerder (wit = niet OK), (zwart = OK), (knipperen = storing) Overloop spoeltrechter (wit = niet OK), (zwart = OK), (knipperen = storing) Roerwerk (wit = uit), (zwart = aan), (knipperen = sto‐ ring) Tijd
Algemene informatie over de Bediening
9.3 Verandering van bedrijfsmodus Verandering van bedrijfsmodus
Met de functietoets [F1] kunt u omschakelen naar een andere bedrijfs‐ modus. Wanneer u [F1] activeert, ð opent zich een venster met de knoppen voor de bedrijfsmodi [STOP], [AUTO], [HAND] en voor [TERUG].
De actieve bedrijfsmodus wordt in de statusregel weergegeven.
Bedrijfsmodus STOP
In de bedrijfsmodus [STOP] zijn alle aandrijvingen en het ventiel (10) van de watervoorziening uitgeschakeld. Er wordt geen nieuwe aanmaak opge‐ start. De inhoud van kamer 3 kan tot het niveau [MIN MIN] worden verwij‐ derd. Komt u onder dit minimale niveau, dan verschijnt de foutmelding „Tank Ultromat leeg“ .
Bedrijfsmodus AUTO
In de bedrijfsmodus [AUTO] wordt het automatische aanmaakproces opgestart zodra het niveau in kamer 3 onder [MIN] komt. Uitzondering: De Ultromat krijgt geen externe vrijgave of de functie „Leegmaken“ in het ser‐ vicemenu is geactiveerd.
Bedrijfsmodus HAND AANWIJZING! Deze bedrijfsmodus mag alleen worden gebruikt door ervaren servicemonteurs. Om schade te voorkomen, is het alleen servicemonteurs toegestaan om de installatie te bedienen in de bedrijfsmodus [HAND]. In de bedrijfsmodus [HAND] zijn alle aandrijvingen en ventielen uitgescha‐ keld. Door het activeren van de menutoetsen (niet zichtbaar) via de sym‐ bolen voor het ventiel (10), de watervoorziening, de roerwerken (1, 15, 24) en de pomp (13) kunt u de desbetreffende aandrijvingen en ventielen handmatig in- en uitschakelen. In de bedrijfsmodus [HAND] kunt u het doseervermogen in het geopende invoerveld instellen van 0 ... 100 %.
37
Algemene informatie over de Bediening
9.4 Gebruikersbeheer 9.4.1 Gebruikersgroepen De bediening op het touchpanel is onderverdeeld in 3 groepen: n n n
Algemene bediening Uitgebreide Bediening (User + 5050) Service (Service + 5555)
Gebruikersrechten van de gebruikersgroepen Activiteit
Algemene
Uitgebreide
bediening
bediening
Installatie Stop - installatie auto omschakeling
X
X
X
Omschakeling droge stof/vloeibaar concentraat
X
X
X
Concentratie veranderen
X
X
X
X
X
Gegevens parameter veranderen
X
X
Kalibrering uitvoeren
X
X
Werkzame substantie (vloeibaar concentraat) veranderen Gegevens parameter lezen
Service
X
Gegevens kalibrering lezen
X
X
X
Informatie lezen
X
X
X
Taal veranderen
X
X
Datum/tijd instellen
X
X
Systeemfuncties wijzigen
X
X
Reset fabrieksinstellingen
X
Debietmeter omschakelen (Auto/Hand)
X
Impulsparameters debietmeter veranderen
X
Functie "Leegmaken" activeren
X
38
Algemene informatie over de Bediening
9.4.2 Aanmelding
Installatie auto Menu
Parameter Aanmelding
Concentratie
Gebruiker Wachtwoord Kalibrering
Info Annuleren
Systeem Modus
Menu
Service Archief
Reset
A0799
Afb. 14: Gebruikersbeheer
Afb. 15: Aanmelden via het virtuele toetsenbord Wanneer u op het touchpanel een functie wilt oproepen die speciale gebruikersrechten vereist, verschijnt automatisch het aanmeldvenster waarin u uw gebruikerscode en uw wachtwoord kunt invoeren. Wanneer u het invoerveld [Gebruiker] activeert, verschijnt het virtuele toetsenbord waarmee u uw gebruikersnaam kunt intypen. Bevestig de opgegeven gebruikersnaam vervolgens met de ↲-toets. Vervolgens kunt u op dezelfde wijze uw [wachtwoord] invullen. Het wacht‐ woord is niet zichtbaar.
39
Algemene informatie over de Bediening
9.5 Waarden invoeren via het touchpanel
A0791
Afb. 16: Waarden invoeren via het touchpanel 1.
Raak een van de invoervelden op het touchpanel aan. ð Het virtuele toetsenbord verschijnt.
De MIN en MAX grenzen worden links boven op het touch‐ panel weergegeven.
2.
Voer de gewenste waarde in en bevestig deze met de ↲-toets. ð De ingestelde waarde wordt door de SPS overgenomen.
3.
40
Druk op de escape-toets om het menu te verlaten zonder dat de waarde wordt opgeslagen.
Algemene informatie over de Bediening
9.6 Selectie doseerproduct 1
2
3 4
Installatie Stop
Modus Poeder
kg/u
Wijzig Poeder/vloeibaar
153
l/u Modus
Menu
Archief
Reset
A0780
Afb. 17: Selectie doseerproduct 1 2 3 4
Weergave van het actueel gebruikte doseerproduct Weergave van de concentratie Weergave van de getransporteerde hoeveelheid Schakelvlak [Poeder/vloeibaar veranderen]
U kunt alleen van doseerproduct wisselen bij een uitgescha‐ kelde installatie in de modus [STOPP]. Het veranderen gebeurt via de knop [Poeder/vloeibaar veranderen] (2). De actuele status (1) wordt links boven op het scherm weer‐ gegeven.
41
Algemene informatie over de Bediening
9.7 Afstandsbediening
Installatie pauze
Modus Poeder
kg/u
153
l/u Modus
Menu
Archief
Reset
A0789
Afb. 18: Installatie in bedrijfsmodus [PAUSE] De Ultromat kan via een externe schakelaar in de bedrijfsmodus [PAUSE] worden gezet. Gedurende de bedrijfsmodus [PAUSE] kan geen nieuwe aanmaak worden gestart. De inhoud van kamer 3 kan worden geleegd tot het niveau [MIN MIN].
9.8 Ga naar het archief [F3] Druk op functietoets [F3] om het [archief] te openen. In het archief worden de laatste 100 fouten opgeslagen. Deze kunnen m.b.v. de functietoets [F3] worden opgeroepen voor een foutanalyse.
42
Algemene informatie over de Bediening
9.9 Niveauweergave 1 Installatie auto
Modus Poeder
kg/u
153
l/u Modus
2
Menu
Archief
Reset
A0781
Afb. 19: Niveaumeting 1 2
Actueel niveau in [mm] Balkweergave actueel niveau AANWIJZING! Foute meting door verontreiniging van de druksensor Ter voorkoming van foute metingen moet de druksensor bij iedere onderhoudsbeurt van de installatie worden gereinigd.
De vulstand wordt gemeten via een druksensor. De omrekening van [mBar] in [mm] vindt plaats in de SPS.
43
Algemene informatie over de Bediening
9.10
Watertoevoer 1 Installatie auto
Modus Poeder
2
kg/u
Wijzig Poeder/vloeibaar
153
l/u Modus
Menu
Archief
Reset
A0783
Afb. 20: Watertoevoer 1 2
Debiet voor het proces benodigde water in [l/u] Weergave magneetventiel proceswater (wit = uit / zwart = aan)
Het debiet wordt gemeten via een impulsgever in de waterapparatuur. Het debiet wordt gecontroleerd. Bij een niveau onder de grenswaarde (instel‐ baar in het parametermenu) volgt eerst een waarschuwing. Wanneer het debiet niet meer boven deze grenswaarde komt, schakelt de installatie op storing en het aanmaakproces wordt afgebroken.
Wanneer de debietmeting niet functioneert, kan de installatie met een vooraf ingestelde waarde worden geactiveerd. De instellingen daarvoor vindt u in het servicemenu.
9.11
Naverdunning Met deze functie controleert de besturing een nageschakelde verdunning. Daarbij wordt via een potentiaalvrij contact de werking van de transfer‐ pomp doorgegeven. Bovendien beschikt de besturing over een ingang die een schakelaar voor de grenswaarde in de waterleiding controleert. Als deze schakelaar „5 sec.“ na het inschakelen van de pomp geen activiteit vertoont, verschijnt er een storingsmelding op het touchpanel en het sto‐ ringsmeldrelais wordt geactiveerd.
9.12
Bedrijfsmodus HAND AANWIJZING! Deze bedrijfsmodus mag alleen worden gebruikt door ervaren servicemonteurs. Om schade te voorkomen, is het alleen servicemonteurs toegestaan om de installatie te bedienen in de bedrijfsmodus HAND.
44
Algemene informatie over de Bediening
Handmodus Setpoint %
Modus Poeder
kg/u
Wijzig Poeder/vloeibaar
153
l/u Modus
Menu
Archief
Reset
A0786
Afb. 21: Bedrijfsmodus [HAND] In de bedrijfsmodus [HAND] kunt u de verschillende aandrijvingen onaf‐ hankelijk van elkaar in- en uitschakelen. Om over te schakelen naar de bedrijfsmodus [HAND] activeert u de toets [MODUS] in het startscherm. Druk vervolgens op de toets [HAND]. U kunt de verschillen aandrijfmotoren ook handmatig inschakelen. Raak daarvoor een van de punten voor de aandrijvingen aan op het touchpanel. Wanneer de aandrijving is geactiveerd, is dit punt zwart. Wanneer de aan‐ drijving inactief is, is het wit. Op het boven getoonde beeldscherm kunt u in de bedrijfsmodus [HAND] de volgende aandrijvingen activeren: n n n n
Magneetventiel voor de watertoevoer in-/uitschakelen Roerwerk in-/uitschakelen Concentraatpomp in-/uitschakelen Droogdoseerder in-/uitschakelen
45
Het bedieningsmenu [F2]
10
Het bedieningsmenu [F2] Druk op de functietoets [F2] om het [menu] te openen. In het menu kunt u meerdere instellingen uitvoeren.
Installatie auto Menu
Parameter
Concentratie
Kalibrering
Info
Systeem Modus
Home
Service Archief
Reset
A0792
Afb. 22: Naar het menu Parameter Kalibrering Systeem Concentratie Info Service
10.1
zie Ä Hoofdstuk 10.1 „Parameter“ op pagina 46 zie Ä Hoofdstuk 10.2 „Kalibrering“ op pagina 52 zie Ä Hoofdstuk 10.3 „Systeem“ op pagina 56 zie Ä Hoofdstuk 10.4 „Concentratie“ op pagina 59 zie Ä Hoofdstuk 10.5 „Informatie“ op pagina 60 zie Ä Hoofdstuk 10.6 „Service“ op pagina 62
Parameter U kunt parameters instellen voor de volgende gebieden: n n n n n
46
Water Roerwerk Niveau (druksensor) Poeder Vloeibaar
Het bedieningsmenu [F2]
10.1.1
Parameters [WATER]
Water
Installatie stop Parameter water
Roerwerk
Niveau
Poeder
Voorlooptijd:
5
Nalooptijd:
7
Debiet min.:
Modus
400,0
Menu
Archief
Vloeibaar
l/u
Reset
A0825
Afb. 23: Parameters [WATER]
Parameter
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Voorlooptijd
7s
0 - 30 sec.
Nalooptijd
5s
0 - 30 sec.
Min. watertoevoer
zie tabel Ä Tabel op pagina 47
0 - 200000 l/u
Ultromat
Watertoevoer
Min. watertoevoer
400
600
400
1000
1500
1000
2000
3000
2000
4000
6000
4000
6000
9000
6000
8000
12000
8000
Wanneer de actuele watertoevoer lager is dan de minimale ingestelde waarde, dan genereert het systeem een waarschuwing. [Waarschuwing: Watertoevoer te laag]. Blijft de actuele watertoevoer lager dan de minimale ingestelde waarde, dan genereert het systeem na 20 sec. een storingsmelding. [Storing: Watertoevoer te laag. Ultromat op Stop]. De Ultromat ontbreekt het aanmaakproces.
47
Het bedieningsmenu [F2]
10.1.2
Parameters [roerwerk]
Water
Installatie stop Parameter roerwerk
Roerwerk
Niveau
Poeder
Roerwerk (1+2) aan:
5
Roerwerk (1+2) uit:
15
Roerwerk (3) aan:
5
Roerwerk (3) uit:
Modus
Menu
Vloeibaar
15
Archief
Reset
A0826
Afb. 24: Parameters [roerwerk] Na het aanmaakproces kunnen de roerwerken in de [Puls/Pauze modus] doorgaan. U kunt de parameters voor de in- en uitschakeltijden als volgt instellen:
Parameter
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Roerwerk 1+2 aan
5 minuten
5 – 60 minuten
Roerwerk 1+2 uit*
15 minuten
0 – 60 minuten
Roerwerk 3 aan
5 minuten
5 – 60 minuten
Roerwerk 3 uit*
15 minuten
0 – 60 minuten
* Continu bedrijf: Roerwerk uit = 0 minuten
48
Het bedieningsmenu [F2]
10.1.3
Parameters [poeder]
Water
Installatie stop Parameter poeder
Roerwerk
Niveau
Poeder
Verwarming aan:
5
verwarming uit:
45
Gelijkstoter aan:
1
Gelijkstoter uit:
Modus
Menu
Vloeibaar
60
Archief
Reset
A0827
Afb. 25: Parameters [poeder] De buisverwarming verwijdert evt. binnengedrongen vocht en voorkomt hiermee het vastkleven van het poeder. De gelijkstoter: voorkomt verstoppingen in de droogdoseerder.
Parameters
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Verwarming Aan
5 sec.
1 – 10 sec.
Verwarming Uit
45 sec.
30 – 100 sec.
Gelijkstoter Aan:
1 sec.
0 – 30 sec.
Gelijkstoter Uit:
60 sec.
0 – 999 sec.
49
Het bedieningsmenu [F2]
10.1.4
Parameter [vloeibaar]
Water
Installatie stop Parameter vloeibaar
Roerwerk
Niveau
Poeder
Vloeibaar
Min. instelwaarde FO:
Modus
Menu
Archief
Reset
A0828
Afb. 26: Parameter [vloeibaar]
Parameters
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Min. setpoint waarde frequentieomvormer
20 %
0 – 50 %
Minimale frequentie concentraatpomp Voorzie de pomp voor het vloeibare concentraat van een externe ventilator, zodat deze zonder beperkingen binnen een bereik van 0 tot 86 Hz kan worden bediend. Bij gebruik zonder externe ventilator moet de spoel van de pompmotor bij een laag toerental worden beschermd tegen oververhitting. Stel daarom de minimale frequentie in. Wan‐ neer de actuele frequentie van de pomp gedurende meer dan 5 seconden lager is dan de ingestelde (minimale) fre‐ quentie, dan genereert het systeem een storingsmelding. [Waarschuwing: Concentraatpomp - min. doseervermogen bereikt] en de pomp loopt door op de ingestelde minimale frequentie. Tegenmaatregel: Verhoog de waterdoorstroming c.q. de gewenste concentratie.
50
Het bedieningsmenu [F2]
10.1.5
Parameters [niveau]
water
Installatie stop Parameter druksensor
Roerwerk
Niveau
Poeder
Vloeibaar
Niveau max max: Niveau max: Start polymeer: Niveau min.: Niveau min min.: Modus
Menu
Archief
Reset
A0829
Afb. 27: Parameters [niveau]
Parameter
Opmerking
Niveau max max
Het [niveau max max] dient ter bewaking tegen overbevulling. In het geval van overbevulling wordt het alarm [Overbevulling] doorgegeven.
Niveau max
Wanneer het [niveau Max ] wordt overschreden, stopt de Ultromat met het aanmaakproces.
Niveau min
Wanneer het [niveau min ] wordt onderschreden, stopt de Ultromat met het aanmaakproces.
Niveau min min
Wanneer het [niveau min min] wordt onderschreden, verschijnt er een alarmmelding en de vrij‐ gave voor de afname wordt geblokkeerd.
Schakelniveau van de doorloopinstallatie: ULFa
400
1000
2000
4000
6000
8000
Max-Max
370
710
860
1320
1320
1310
Max
300
565
710
1105
1105
1105
Min
190
310
390
490
490
490
Min-Min
120
190
190
190
190
190
Alle gegevens in mm
51
Het bedieningsmenu [F2]
10.2
Kalibrering Het menu "Kalibrering" omvat de volgende functies: n n n n
Kalibrering poeder Kalibrering vloeibaar Kalibrering stromingswachter Kalibrering water
Voordat u de installatie voor het eerst opgestart in de automatische modus moet u de droogdoseerder en de pomp voor het vloeibare concentraat kalibreren. De installatie moet tijdens de kalibrering zijn uitgeschakeld. Installatie [Stop]. Wanneer de installatie nog niet is gekalibreerd en u acti‐ veert de modus [AUTO], dan verschijnt de melding [Storing: Droogdoseerder niet gekalibreerd] c.q. Storing: [Concentraatpomp niet gekalibreerd] en de installatie schakelt in de modus [STORING].
10.2.1
Kalibrering poeder
Poeder
Installatie stop Kalibratie poeder
Vloeibaar
Stroomw.
Water
Kalibreertijd Verlopen tijd: Invoer gewicht: Doseervermogen:
Modus
Menu
Archief
Reset
A0793
Afb. 28: Kalibrering droge stof
Parameters
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Invoer kalibreertijd:
60 sec.
0 - 999 sec.
Invoer gewicht
-
99999,9
Kalibrering uitvoeren
Kalibrering onderbreken U kunt de kalibrering op ieder gewenst moment beëindigen. Druk hiervoor op de toets [STOP].
52
Het bedieningsmenu [F2] Benodigd materiaal: n n
Weegschaal PE-zak (vulvolume min. 500 g)
1.
Demonteer de spoeltrechter door losdraaien van de schroefverbin‐ dingen.
2.
Plaats de PE-zak (vulvolume min. 500 g) onder de doseerbuis.
3.
Start de kalibrering. Druk hiervoor op de toets [START].
4.
Wacht tot de kalibreertijd is verstreken.
5.
Weeg het in de PE-zak opgevangen doseermiddel.
6.
Voer het vastgestelde gewicht in als parameter [INVOER GEWICHT] op de besturing. ð Het doseervermogen wordt opnieuw berekend en als parameter [DOSEERVERMOGEN] in [kg/u] weergegeven.
7.
10.2.2
Monteer na afloop de spoeltrechter.
Kalibrering vloeibaar concentraat
Poeder
Installatie stop Kalibratie vloeibaar
Vloeibaar
Stroomw.
Water
Kalibreertijd Verlopen tijd: Invoer gewicht: Doseervermogen:
Modus
Menu
Archief
Reset
A0795
Afb. 29: Kalibrering vloeibaar concentraat
Parameters
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Invoer kalibreertijd:
60 sec.
0 - 999 sec.
Invoer gewicht
-
99999,9
Kalibrering uitvoeren
Kalibrering onderbreken U kunt de kalibrering op ieder gewenst moment beëindigen. Druk hiervoor op de toets [STOP].
53
Het bedieningsmenu [F2] Benodigd materiaal: n n
Weegschaal Opvangbak (vulvolume min. 1 l)
1.
Stel het gewicht vast van de lege opvangbak.
2.
Open de doseerleiding op een geschikte plek.
3.
Plaats de opvangbak onder de geopende doseerleiding.
4.
Start de kalibrering. Druk hiervoor op de toets [START].
5.
Wacht tot de kalibreertijd is verstreken.
6.
Weeg de opgevangen hoeveelheid aan vloeibaar concentraat.
7.
Voer het vastgestelde gewicht in als parameter [INVOER GEWICHT] op de controller. ð De doseercapaciteit wordt opnieuw berekend en als parameter [DOSEERVERMOGEN] in [kg/u] weergegeven.
8.
10.2.3
Sluit de doseerleiding.
Kalibrering stromingsmonitor (alleen bij "Spectra") Bij de eerste keer dat de installatie wordt opgestart in de automatische modus moet u eerst de pomp voor het vloei‐ bare concentraat en vervolgens de stromingsmonitor kali‐ breren. De installatie moet tijdens het kalibreerproces zijn uitgescha‐ keld. Installatie [Stop]. Wanneer u de installatie langer dan 20 seconden onder het schakelpunt voor de minimale doseerhoeveelheid laat werken, verschijnt de melding [Storing: Stromingssensor vloeibaar concentraat controleren] en de installatie schakelt in de modus [STORING].
54
Het bedieningsmenu [F2]
Poeder
Installatie stop Kalibratie stromingswachter
Vloeibaar
Stroomw.
Schakelpunt:
Water
Start
Stop
Stromingswachter
Modus
Menu
Archief
Reset
A0796
Afb. 30: Kalibrering stromingssensor 1 2 3
Invoer doseerhoeveelheid in [kg/u] [START/STOP] de concentraatpomp met de ingevoerde doseerhoe‐ veelheid Signaalweergave [Stromingssensor]; wit = schakelpunt onder‐ schreden / grijs = schakelpunt overschreden
Parameters
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Schakelpunt
-
0 tot het maximale doseervermogen van de con‐ centraatpomp
Kalibrering uitvoeren
Kalibrering onderbreken U kunt de kalibrering op ieder gewenst moment beëindigen. Druk hiervoor op de toets [STOP]. 1.
Noteer de minimale dosering die nodig is voor een normale werking in het tekstveld (1).
2.
Start de concentraatpomp. Druk hiervoor in het menu op [START] (2)
3.
Wanneer de pomp op de gewenste frequentie loopt, kunt u m.b.v. de potentiometer het schakelpunt van de stromingssensor instellen. ð De stromingssensor is correct ingesteld wanneer het schakel‐ punt net onder de minimale doseerhoeveelheid voor een nor‐ male werking ligt. Signaalweergave [Stromingssensor] (3) ver‐ andert van grijs in wit.
4.
10.2.4
Stop de pomp. Druk hiervoor in het menu op [STOP] (2)
Kalibrering water Stel vóór inbedrijfstelling van de Ultromat de watertoevoer in. Ultomats met een spoeltrechter beschikken over twee water‐ leidingen. Verdeel deze leidingen zodanig over de naald‐ kleppen dat de spoeltrechter niet te vol, maar ook niet te leeg is (1 cm onder de onderste overlooprand).
55
Het bedieningsmenu [F2] Ultromat
Watertoevoer
400
600
1000
1500
2000
3000
4000
6000
6000
9000
8000
12000
Poeder
Installatie stop Kalibratie water
Vloeibaar
Stroomw.
Water
Huidig debiet Kalibratie water
Start
Modus
Archief
Menu
Reset
A0798
Afb. 31: Kalibrering water Kalibrering uitvoeren
Kalibrering onderbreken U kunt de kalibrering op ieder gewenst moment onder‐ breken. Druk hiervoor op de toets [STOP]. 1.
Start de kalibrering. Druk hiervoor in het menu op [START]. ð Het magneetventiel "Water" wordt geopend.
2.
Stel de watertoevoer zodanig in, dat de waarde ervan in [l/u] wordt weergegeven.
3.
Stop de kalibrering. Druk hiervoor in het menu op [STOP]. ð Het magneetventiel "Water" wordt gesloten.
10.3
Systeem Het menu "Systeem" omvat de volgende functies: n n n
56
Taal Datum en tijd Touchpanel
Het bedieningsmenu [F2]
10.3.1
Taal wijzigen
Taal
Tijd
Installatie stop Systeem taal Touch
Taal bevestigen Modus
Menu
Archief
Reset
A0801
Afb. 32: Taal wijzigen Ga als volgt te werk om de weergegeven taal te wijzigen:
1.
Selecteer de gewenste taal.
2.
Tik in het menu op [Taal bevestigen]. ð Op het scherm verschijnt de mededeling [Shutting down].
3.
Tik vervolgens op [Start]. ð De geselecteerde taal is actief.
10.3.2
Datum en tijd instellen
Taal
Installatie stop Systeem datum/tijd
Tijd
Touch
Datum/tijd instellen
Modus
Menu
Archief
Reset
A0802
Afb. 33: Datum en tijd instellen Datum en tijd worden als volgt ingesteld:
1.
Tik op de knop met de weergegeven tijd. ð Het invoerveld is nu actief.
2.
Wis de weergegeven datum met [BSP].
57
Het bedieningsmenu [F2] 3.
Voer m.b.v. de toetsen [0-9] de actuele datum in [dd.mm.jjjj]. Voor‐ beeld: 31.02.2011
Decimale punt = toets boven de [0]
4.
Gebruik voor het invoeren van spaties de toets rechts van de [0].
5.
Voer de tijd in [uur:min:sec]. Voorbeeld: 14:01:48
Dubbele punt = [+-/*] en vervolgens [:]. Cijferblok = toets [0-9].
6.
Druk op "Enter"
7.
Tik op de knop [Datum/tijd instellen]. ð De ingestelde tijd wordt door het systeem overgenomen.
10.3.3
Touchpanel
Taal
Tijd
Installatie stop Systeem touchpanel Touch
-
Contrast:
+
Beeld pleisterwerk:
Activeer
Kalibreer touch:
Activeer
Modus
Menu
Archief
Reset
A0803
Afb. 34: Weergave [Systeem] Contrast:
U kunt het contrast van het touchpanel instellen via de knoppen [+] en [-].
Reinigingsscherm:
Voor het opschonen van het touchpanel is het systeem uit‐ gerust met de functie [Scherm reinigen]. Met deze functie wordt het touchpanel gedurende een vooraf ingestelde tijd gedeactiveerd, zodat reiniging mogelijk is zonder dat er onbedoeld functies worden geactiveerd. Via de knop [Activeren] kunt u de functie [Scherm reinigen] van het touch‐ panel oproepen.
58
Het bedieningsmenu [F2] Kalibreer touch:
10.4
Via de knop [Activeren] kunt u de functie [Kalibreer touch] oproepen. Deze functie dient voor het opnieuw kalibreren van de sensoren, mocht de touchfunctie ontoereikend blijken. 1.
Druk op [Activeren]
2.
Raak het weergegeven kruis 5x aan met uw vinger.
3.
Tik nogmaals op het touchpanel, zodat de ijkwaarde wordt overge‐ nomen.
Concentratie Wordt de PROFIBUS® of het PROFINET® meegeleverd, dan verschijnen op het display [Concentratie ] de knoppen [Intern] / [Extern]. In de modus [Intern] worden de gewenste waarden voor de concentratie (poeder en vloeibaar) door het bedieningspaneel getoond. Het procesregelsysteem (master) kan alleen data lezen. In de modus [Extern] worden de gewenste waarden voor de concentratie van het procesre‐ gelsysteem getoond. Bovendien kan in de modus [Extern] via de Profibus de Ultromat in Pauze geschakeld en een sto‐ ring bevestigd (gereset) worden. Meer informatie hierover staat in de aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS® of PROFINET®. Is de PROFIBUS® of het PROFINET® niet aangesloten, dan moet de instelling [Intern] gekozen worden.
Installatie stop Concentratie
Concentratie poeder: Concentratie vloeibaar: Werkzame substantie vloeibaar:
Intern
Modus
Menu
Extern
Archief
Reset
A0823
Afb. 35: Concentratie poeder/vloeibaar
Parameter
Fabrieksinstelling
Instelbereik
Concentratie poeder
0,5 %
0,05 - 2,00 %
Concentratie vloeibaar
0,5 %
0,05 - 2,00 %
Werkzame substantie vloeibaar
100 %
10 - 100 %
PROFIBUS® /PROFINET® (Intern / Extern)
Intern
Intern of extern
59
Het bedieningsmenu [F2]
De concentratie van de aangemaakte polymeeroplossing wordt bij de Ultromat m.b.v. de parameters [Concentratie poeder/vloeibaar] ingesteld. De parameter [Werkzame vloeibare substantie] toont het gehalte aan werk‐ zame substantie in de vloeibare polymeer.
Werkzame substantie vloeibaar Vloeibare polymeren bevatten verschillende werkzame sub‐ stanties. Wanneer het gehalte aan werkzame stoffen bij poeder 100 % bedraagt, dan ligt het werkzame aandeel bij vloeibare polymeren meestal onder de 50 % (standaard 40 %). In de praktijk gebruikt men bij vloeibare polymeren meestal dezelfde concentratie als bij het poedervormige product. Daarom wordt bij vloeibaar polymeer de concentratie van de werkzame substantie (standaard 40 %) op de besturing inge‐ voerd.
10.5
Informatie
10.5.1
Identcode Ultromat
Installatie stop Identcode Identcode Type Doorloop Slinger Twee verdiepingen
Versie Afmeting
Polymeer
Opties 3. Roerwerk
Poederdoseer installatie
Spoeltrechter Gelijkstoter Stromingswachter Vlotterschakelaar Profibus
Modus
Menu
Archief
Reset
A0790
Afb. 36: Identcode Ultromat Via F2 [MENU] > [INFO] belandt u bij de afbeelding [Identcode]. Hier kunt u zien over welke kenmerken uw Ultramat beschikt.
Kenmerk
Opmerking
3. Roerwerk
Bij deze optie is kamer 3 van de Ultromat uitgerust met een roerwerk.
Spoeltrechter
De spoeltrechter verbetert de vermenging van polymeer en water.
Gelijkstoter
Alleen in uitvoering „droogdoseerder“ . De gelijkstoter verbetert de doorvoer het van het polymeer.
60
Het bedieningsmenu [F2] Kenmerk
Opmerking
Stromingswachter
Alleen in uitvoering „Spectra (FO)“ . Controleert de doorstroming van het vloeibare con‐ centraat in de leiding.
Vlotterschakelaar
Alleen in uitvoering „Vloeibaar“ . Controleert de vulstand van de tank met het vloeibare concentraat.
Profibus
Interface voor de uitwisseling van gegevens.
10.5.2
Softwareversie
Identcode
Installatie stop Softwareversie Ultromat
Versie
versie touchpanel: Vervaardigingsdatum: Versie S7 project: Vervaardigingsdatum: Project: Modus
Menu
Archief
Reset
A0797
Afb. 37: Softwareversie In dit scherm kunt u de versie van het touchpanel en het S7-project, evenals de vervaardigingsdatum aflezen. Ook het projectnummer wordt getoond.
61
Het bedieningsmenu [F2]
10.6 10.6.1
Service Service 1
2
Installatie stop Service watermeter Watermeter
Leegmaken Druksensor
Modus meting:
Auto
Fabrieksinstelling
Handmatig Auto
Imp/l
Debietmeter:
Modus
Menu
Archief
Reset
A0804
Afb. 38: Service 1 2
10.6.1.1
Navigatieknoppen voor de verschillende servicegroepen Naam van de actuele servicegroep
Service - Watermeter
Handmatige invoer van debiet:
Installatie stop Service watermeter Watermeter
Leegmaken Druksensor
Modus meting:
Auto
Fabrieksinstelling
Handmatig Auto
Manuele waarde: Imp/l
Debietmeter:
Modus
Menu
Archief
Reset
A0805
Afb. 39: Handmatige invoer van debiet Bij storing van de automatische debietmeting kunt u voor noodbedrijf over‐ schakelen op een handmatige meetmethode. Dit betekent dat de automa‐ tische meting buiten bedrijf is. Dit is handig wanneer de debietmeter defect is, maar de installatie moet blijven functioneren tot de storing is verholpen. De waarde voor de hand‐ matige instelling wordt opgegeven in [liter per uur] en geactiveerd m.b.v. de toets [Handmatig].
62
Het bedieningsmenu [F2] Het debiet wordt via een impulsgever geregistreerd. Dit apparaat geeft het aantal [impulsen per liter] water aan. In dit veld kunt u, bij gebruik van meerdere impulsgevers, het correcte aantal impulsen invoeren.
Debietmeter:
10.6.1.2
Service - Leegmaken
Leegmaken:
De installatie kan niet in de functie [Installatie auto] worden geleegd. U kunt de installatie niet leegmaken wanneer deze in de automatisch stand staat. De derde kamer wordt n.l. direct gevuld wanneer deze leeg is. Voor het legen moet u daarom de automatische functie uit‐ schakelen.
Installatie stop Service leegmaken Watermeter
Leegmaken Druksensor
Leegmaken
Stop
Fabrieksinstelling
Aan
Modus leegmaken
Modus
Menu
Archief
Reset
A0806
Afb. 40: Service - Leegmaken 1.
Ga om te beginnen naar het startmenu en zet de installatie op [Installatie stop].
2.
Zet vervolgens in het menu [Service] de parameter [Leegmaken] op [Aan]. ð Nu kunt u de tank tot aan het droogloopniveau legen.
Wanneer u op [Installatie auto] drukt, wordt de functie [Leegmaken] inactief.
63
Het bedieningsmenu [F2] 10.6.1.3
Service - Druksensor
Installatie stop Service druksensor Watermeter
Leegmaken Druksensor
Fabrieksinstelling
Niveau sensor Sensor meetwaarde: 300 mm Gemeten waarde: Offset:
Modus
360 60
Menu
mm
Zetten
mm
Archief
Reset
A0807
Afb. 41: Service - Druksensor Sensor meetwaarde:
De [Sensor meetwaarde] bevat het gemeten vulpeil van de tank. Hij geeft dus niet de daadwerkelijke vulhoogte aan. Om het correcte peil weer te geven, moet u de dode zone in het onderste deel van de tank (ca. 60 cm) bij de [Sensor meetwaarde] optellen.
Gemeten waarde:
Om de dode zone van de tank te kunnen bepalen, moet u het reservoir voor minstens 50 % vullen. Het vulpeil kan nu worden vastgesteld m.b.v. een meetstok. Voer deze waarde in [mm] in het tekstveld [Gemeten waarde] in. De offset wordt via de knop [Zetten] berekend.
Offset:
Weergave van de actuele offset (offset = dode zone). Gemeten waarde = Sensor meetwaarde + offset.
64
Het bedieningsmenu [F2] 10.6.1.4
Service - Terugzetten
Installatie stop Service fabrieksinstelling Watermeter
Leegmaken Druksensor
Fabrieksinstelling: Identcode
Modus
Fabrieksinstelling
Reset Veranderen
Menu
Archief
Reset
A0808
Afb. 42: Service - Terugzetten Fabrieksinstelling:
Via de knop [Reset] kunt u de parameters voor de Ultromat terugzetten naar de fabrieksinstelling.
Identcode: AANWIJZING! Bij het invoeren van de verkeerde identcode kunnen sto‐ ringen optreden. De functie is beschermd met een wachtwoord. U kunt de identcode van de Ultromat veranderen via de knop [Veranderen].
65
Werking van de installatie
11
Werking van de installatie Kwalificatie gebruiker, werking van de installatie, geschoold personeel, zie Ä Hoofdstuk 2.3 „Kwalificatie gebruiker“ op pagina 11 WAARSCHUWING! Slipgevaar Gevaar door sijpelend water of polymeer. Mengingen van polymeer met water veroorzaken gladheid. – – –
11.1 11.1.1
Let op dat u bij het vullen van de droogtrechter stevig staat. Gemorste resten poederpolymeer of polymeeroplossing dienen onmiddellijk te worden verwijderd. Zie ook het veiligheidsinformatieblad van de desbetref‐ fende polymeren!
Normaal bedrijf Voorwaarden voor een correct bedrijf WAARSCHUWING! Gevaar door het bedrijf van de installatie. De installatie mag uitsluitend worden bediend door daarvoor gekwalificeerde medewerkers. – –
Zij beschikken over de deskundigheid om de installatie in iedere operationele fase stil te leggen of weer op te starten. Zij worden geacht een storing achter een foutmelding op te sporen en te verhelpen. Zij weten hoe ze het alarm‐ signaal m.b.v. de toets „Alarmsignaal uit“ moeten laten verstommen.
Voorwaarden: n n n
11.1.2
Een doelmatige instelling van de parameters voor de werking van de installatie Een exacte kalibratie Niet eigenmachtig wijzigingen aanbrengen in de parameters op de fre‐ quentieomvormer
Voorraadtrechter bijvullen met poederpolymeer Controleer, indien de voorraadtrechter niet automatisch door een voe‐ dingsapparaat wordt gevuld, permanent de hoeveelheid poederpolymeer en vul deze regelmatig bij. Het vullen kan plaatsvinden terwijl de installatie loopt. Verwijder daarvoor het deksel van de voorraadtrechter en giet het poedervormige polymeer voorzichtig naar binnen.
11.1.3
Concentraattank bijvullen met vloeibaar polymeer Controleer, indien de concentraattank niet automatisch wordt gevuld, per‐ manent de voorraad aan vloeibare polymeren en vul deze regelmatig bij.
66
Werking van de installatie
11.2
Netaansluiting en stroomuitval WAARSCHUWING! Automatische start Iedere keer dat de installatie op het stroomnet wordt aange‐ sloten, beginnen de roerwerken te lopen zonder rekening te houden met de gemeten situatie van de machine. Bij iedere aansluiting kan het aanmaakproces worden opge‐ start. Houd daarom alle deksels van de inspectie-openingen gesloten. Mochten er werkzaamheden aan de installatie nodig zijn, ontkoppel de machine dan van het stroomnet en beveilig het apparaat tegen voortijdig opnieuw inschakelen.
Netaansluiting
Iedere keer dat de installatie op het stroomnet wordt aangesloten, beginnen de roerwerken te lopen zonder rekening te houden met de gemeten situatie van de machine. De installatie en het aanmaakproces starten alleen dan gelijktijdig op wan‐ neer het min. schakelpunt in kamer 3 wordt bereikt. In het geval van stroomuitval tijdens het aanmaakproces - al is het maar voor kort - wordt het proces bij het opnieuw inschakelen niet voorgezet.
Stroomuitval
11.3
Na een stroomstoring of een langere netonderbreking die leidt tot het opnieuw opstarten van het besturingssysteem, gaat de installatie aan de hand van de gemeten situatie ongestoord verder met zijn werk. Bevindt het niveau van de voorraadtank zich daarbij in een regulier bereik, dan wordt er geen aanmaakproces opgestart, zelfs niet wanneer dit voor de onderbreking nog actief was.
Uit bedrijf nemen WAARSCHUWING! Transport van de installatie Gevaar door het zware gewicht van de installatie. Voor verplaatsing van de installatie, zie het hoofdstuk
Ä Hoofdstuk 3 „Transport en opslag van de instal‐ latie“ op pagina 15
Druk op de toets [F1] en selecteer de modus [Stop]
Voor korte tijd Voor langere tijd
1.
Zet de hoofdschakelaar op „Uit“
2.
Schakel de hoofdschakelaar uit om onbevoegd opnieuw inscha‐ kelen van de installatie te voorkomen.
67
Werking van de installatie Voor langer dan 2 dagen VOORZICHTIG! De doseereenheid en de leidingen kunnen verstopt raken. Voorkom dat het vloeibare polymeer bij het opnieuw opstarten in contact komt met het spoelwater. Verwijder al het spoelwater uit de doseereenheid en de lei‐ dingen. – – –
11.4
Reinig de doseereenheid van de concentraatpomp, de zuigleiding en de drukleiding. Neem de doseereenheid van de concentraatpomp uit elkaar en laat hem drogen. Reinig de zuigleiding en de drukleiding met een geschikt reinigingsmiddel.
1.
Zet de hoofdschakelaar op „Uit“
2.
Schakel de hoofdschakelaar uit om onbevoegd opnieuw inscha‐ kelen van de installatie te voorkomen.
3.
Trek de netstekker uit de contactdoos.
4.
Leeg de poederdoseerinstallatie tot de laatste korrel.
5.
Leeg de driekamertank via de hiervoor bestemde aansluitingen van de verschillende kamers.
6.
Spoel de driekamertank uitgebreid met water.
7.
Spoel vervolgens de spoelapparatuur (trechter en menginrichting) nog eenmaal met water.
8.
Spoel de leiding tussen de afsluitarmatuur van kamer 3 en de voe‐ dingspomp. (Een spoelaansluiting vereenvoudigt het spoelen)
Het afvoeren van oude onderdelen n
Kwalificatie gebruiker: Geïnstrueerd medewerker, zie Ä Hoofdstuk 2.3
„Kwalificatie gebruiker“ op pagina 11
AANWIJZING! Voorschriften voor het afvoeren van oude onderdelen – Neem de actueel geldende nationale voorschriften en wetgeving in acht. ProMinent Dosiertechnik GmbH, Heidelberg neemt gedecontamineerde oude apparaten terug mits de zending voldoende is gefrankeerd.
68
Onjuiste bediening van de installatie
12
Onjuiste bediening van de installatie n n n n n n n n
Verkeerde plaatsing van de aftapkranen leidt tot storing. Verkeerde plaatsing van de afsluitarmatuur in de waterleiding leidt tot storing. Het mag voor onbevoegden niet mogelijk zijn om bedrijfsparameters in te voeren of deze te wijzigen. Stel toegangscodes in. Breng geen veranderingen aan in de vooraf ingestelde parameter‐ waarden voor de frequentieomvormer. Deze zijn fabrieksmatig op de poederdoseerinstallatie afgesteld. Overschrijd tijdens het instellen van de concentratie nooit de maxi‐ male bovengrens voor de viscositeit van 1500 mPas. Bij onvoldoende voorraad aan polymeren stopt de machine. Druk in het geval van een onopgeloste storing nooit op Enter, dit kan leiden tot een incorrecte werking van de installatie. Het in bedrijf nemen van de installatie, zonder dat de oorspronkelijke storingen zijn verholpen, kan leiden tot andere, ernstigere problemen.
69
Inbedrijfstelling
13
Inbedrijfstelling Volg de onderstaande stappen voor de inbedrijfstelling van de installatie:
Stap
Activiteit
1
Monteren en installeren, zie Ä Hoofdstuk 6 „Monteren en installeren“ op pagina 25
2
Instelling van de capacitieve sensoren, zie Ä Hoofdstuk 6.3.2 „Instellingen van de capacitieve sen‐
3
Parameters controleren, zie Ä Hoofdstuk 10.1 „Parameter“ op pagina 46
4
Datum en tijd controleren, zie Ä Hoofdstuk 10.3.2 „Datum en tijd instellen“ op pagina 57
5
Kalibrering doorvoeren, zie Ä Hoofdstuk 10.2 „Kalibrering“ op pagina 52
6
Concentratie instellen, zie Ä Hoofdstuk 10.4 „Concentratie“ op pagina 59
7
Installatie in de bedrijfsmodus [AUTO] zetten, zie Ä „Bedrijfsmodus AUTO“ op pagina 37
soren“ op pagina 27
VOORZICHTIG! Kans op waterschade Er bestaat een reële kans op lekkage van grote hoeveel‐ heden water of polymeeroplossing. Controleer daarom altijd de werking tijdens de beginfase. – –
Zorg, voordat u het aanmaakproces opstart, dat de aftapkranen van alle drie kamers zijn afgesloten. Let daarbij vooral op de correcte schakelfunctie van de niveausensor bij het bereiken van de desbetreffende schakelpunten.
Foutmelding: "Tank Ultromat is leeg". De foutmelding [Tank Ultromat is leeg] is onvermijdbaar, omdat alle drie kamers nog leeg zijn. Bevestig deze storing. Voorwaarden: n n n n
U hebt de montage en de installatie gecontroleerd. U hebt de aftapkranen van de drie kamers dichtgedraaid. U hebt de voorraadtrechter met de desbetreffende poedervormige polymeer gevuld. U hebt de concentraattank met de desbetreffende vloeibare polymeer gevuld.
1.
U hebt alle bedrijfsparameters ingesteld.
2.
U hebt alle benodigde apparatuur gekalibreerd.
3.
Zet de machine aan door de bedrijfsmodus AUTO, zie Ä „Bedrijfs‐ modus AUTO“ op pagina 37, in te schakelen ð De installatie wordt geactiveerd en begint met het automatische aanmaakproces.
70
Onderhoud
14 14.1
Onderhoud Poederdoseerinstallatie en spoelinrichting inspecteren
Poederdoseerinstallatie
Spoelinrichting
14.2
1.
Controleer de poederdoseerinstallatie gedurende de werking op correct functioneren.
2.
Controleer of het poederpolymeer correct wordt gedoseerd.
3.
Controleer of het conische gedeelte van de spoeltrechter volledig onder water staat en of er geen poederafzetting plaatsvindt.
Zeefelement in de drukverlager reinigen. Reinig de zeef pas als het element voor 2/3 verontreinigd is.
14.3
1.
Zet de installatie voor de demontage van het zeefelement m.b.v. de toets [F1] in de modus [Stop].
2.
Sluit de afsluitarmatuur voor de drukverlager met de hand.
3.
Meer informatie kunt u vinden in de gebruikersinstructies van de fabrikant.
Magneetventiel controleren en reinigen WAARSCHUWING! Gevaar van elektrische schok! Mogelijk gevolg: Dood of zeer ernstig letsel. Sluit altijd eerst de schakelkast voordat u de machine aanzet. Zet de hoofdschakelaar vóór alle installatie- en onderhouds‐ werkzaamheden op „0“ en let erop dat deze niet voortijdig opnieuw wordt ingeschakeld.
VOORZICHTIG! Kans op installatiestoring – Let tijdens het gebruik van het magneetventiel altijd op de kabel. – Let bij het monteren op de juiste plaats en rangschikking van de onderdelen.
AANWIJZING! Verdere informatie Verdere informatie over de bijbehorende tekening vindt u in de gebruikershandleiding van het magneetventiel (zie bijlage van deze documentatie). 1.
Sluit de voorgeschakelde afsluitarmatuur.
2.
Draai de vier cilinderschroeven op de behuizing los en verwijder de opsluitring en de spoelkap. ð Let op de kabel!
71
Onderhoud
14.4
3.
Verwijder de inlegdelen.
4.
Controleer het membraan op beschadigingen.
5.
Reinig de binnenkant van de behuizing, met name de smoorope‐ ning en de kleine pilotboring in het ventielgat.
Debietmeter (turboDOS) demonteren en controleren VOORZICHTIG! Kans op installatiestoring – Let tijdens het gebruik van de debietmeter altijd op de kabel. – Houd bij de montage van de debietmeter rekening met de doorstroomindicator op de behuizing.
14.5
1.
Stop de installatie met de toets [F1] modus [Stop]
2.
Draai de afsluitkraan in de watertoevoer dicht.
3.
Verwijder voor de demontage van de dedietmeter de desbetref‐ fende schroeven in de waterleiding.
4.
Controleer de rand van de turbine aan de binnenkant van de debiet‐ meter op vrije draaibaarheid en reinig deze indien nodig.
5.
Plaats de debietmeter in de juiste richting in de watertoevoerleiding (doorstromingsindicator).
Deksel inspectie-opening demonteren VOORZICHTIG! Tanks met draaiende propellers! Licht of onbeduidend letsel. Schakel altijd eerst de installatie uit alvorens het vastge‐ schroefde deksel van een inspectie-opening te verwijderen. In principe mag u de installatie alleen bedienen met vastge‐ schroefde inspectie-openingen. Het deksel mag alleen worden verwijderd: – –
14.6
om het vulpeil te controleren. om de niveausensoren te controleren op correcte scha‐ kelfunctie. – Na de inspectiewerkzaamheden moeten alle dek‐ sels weer worden teruggeplaatst en worden vastge‐ schroefd.
Bovenkant van de tank reinigen Reinig van tijd tot tijd de bovenkant van de tank om de opbouw van een gladde laag te voorkomen. Neem hierbij ook de aanwijzingen op het veilig‐ heidsinformatieblad van het gebruikte polymeer in acht!
72
Storingsmeldingen
15
Storingsmeldingen
15.1
Functiestoringen verhelpen Kwalificatie gebruiker, functiestoringen verhelpen, geschoold personeel, zie Ä Hoofdstuk 2.3 „Kwalificatie gebruiker“ op pagina 11 Gebruikerskwalificatie, functiestoringen verhelpen (niet-gespecificeerde storingen): Klantendienst, zie Ä Hoofdstuk 2.3 „Kwalificatie
gebruiker“ op pagina 11
WAARSCHUWING! Automatische start Iedere keer dat de installatie op het stroomnet wordt aange‐ sloten, beginnen de roerwerken te lopen zonder rekening te houden met de gemeten situatie van de machine. Bij iedere aansluiting kan het aanmaakproces worden opge‐ start. Houd daarom alle deksels van de inspectie-openingen gesloten. Mochten er werkzaamheden aan de installatie nodig zijn, ontkoppel de machine dan van het stroomnet en beveilig het apparaat tegen voortijdig opnieuw inschakelen.
Raadpleeg voor het verhelpen van functiestoringen ook de gebruikershandleidingen van de aangekochte onderdelen.
Verzamelalarm
Bij een storing aan de installatie (verzamelalarm) wordt een akoestisch waarschuwingssignaal geactiveerd en de rode waarschuwingslampjes op de schakelkast lichten op. Bovendien verschijnt er een foutmelding op de besturing. Het waarschuwingssignaal kan met [Reset F4] worden uitge‐ schakeld. Het verzamelalarm heeft geen invloed op de vrijgave van de nagescha‐ kelde voedingspomp (polymeeroplossing).
Bevestigen
Bevestig de foutmelding na opheffing van de storing m.b.v. de reset-toets zodat de installatie weer in bedrijf gesteld kan worden.
Niet-gespecificeerde storingen
Mocht zich een probleem voordoen dat niet in de lijst staat, of de desbe‐ treffende storing kan niet door de reparatiedienst worden verholpen, neem dan contact op met ProMinent®-ProMaqua®-klantendienst.
Sensoren
Overweeg bij iedere foutanalyse eerst de mogelijkheid dat er eventueel sprake is van een capacitieve proximiteits- of debietsensor die ten onrechte een storing signaleert (omdat hij te gevoelig is ingesteld of plot‐ seling reageert op veranderde omgevingsvoorwaarden).
73
Storingsmeldingen
15.2
Storingsmeldingen Storingsmeldingen bevestigen U moet alle storingsmeldingen bevestigen. Wanneer het systeem een storing meldt, wordt er een optisch en een akoestisch signaal geactiveerd. Tegelijkertijd verschijnt er op het scherm van het bedieningspaneel een melding over de aard en het tijdstip van de storing. Nr.
Tijd
Datum
Storing: Druksensor controleren
A0809
Afb. 43: Storingsmelding op het scherm De storing en het aantal keer dat deze optreedt worden weergegeven door het volgende storingssymbool. Nadat u de storing hebt verholpen, kunt u de akoestische en de optische signalering terugzetten met een druk op de toets [RESET] (F4) en de mel‐ ding verdwijnt van het scherm. Als de storing niet is opgelost, wordt alleen het akoestische signaal via [RESET] (F4) uitgeschakeld. De optische alarmindicatie en de storings‐ melding blijven actief. Parallel aan de optische signalering van de storing wordt de systeemuit‐ gang [VERZAMELALARM] ingeschakeld. Bij een storing wordt de uitgang [VERZAMELALARM] geactiveerd (schakelt van 0 op 1).
Afb. 44: Storing
15.3
Storingen - oorzaak - oplossing
Storingsmelding Droogdoseerder is niet gekali‐ breerd
Oorzaak Droogdoseerder nog niet gekalibreerd
Frequentieomvormer droogdo‐ Frequentieomvormer defect seerder controleren
Poederdoseerinstallatie is leeg
Droogdoseerder - max. doseervermogen bereikt
74
Oplossing
Aanmaak
Afname
Stop
geblokkeerd
Droogdoseerder kali‐ breren
JA
NEE
Frequentieomvormer controleren
JA
NEE
JA
NEE
NEE
NEE
Verkeerd ingestelde para‐ meter(s) frequentieomvormer
Parameter(s) frequentie‐ omvormer controleren
Voorraadtrechter is leeg
Voorraadtrechter bij‐ vullen
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Sensor-poeder defect
Sensor-poeder contro‐ leren
Kalibrering droogdoseerder mislukt
Kalibrering droogdo‐ seerder opnieuw uit‐ voeren
Storingsmeldingen Storingsmelding
Oorzaak
Oplossing
Watertoevoer te hoog
Watertoevoer vermin‐ deren
Parameter(s) concentratie te hoog
Parameter(s) concen‐ tratie verlagen
Aanmaak
Afname
Stop
geblokkeerd
Pomp vloeibaar concentraat is Pomp vloeibaar concentraat is niet gekalibreerd nog niet gekalibreerd
Pomp vloeibaar concen‐ traat kalibreren
Pomp vloeibaar concentraat Sigma controleren
Pomp is defect
Pomp controleren
JA
NEE
Frequentieomvormer concen‐ traatpomp controleren
Frequentieomvormer defect
Frequentieomvormer controleren
JA
NEE
Verkeerd ingestelde para‐ meter(s) frequentieomvormer
Parameter(s) frequentie‐ omvormer controleren
Voorraadtank is leeg
Voorraadtank bijvullen
JA
NEE
Vlotterschakelaar defect
Vlotterschakelaar con‐ troleren
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Voorraadtank is leeg
Voorraadtank bijvullen
JA
NEE
Stromingssensor is niet juist ingesteld
Stromingssensor kali‐ breren
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Kalibrering pomp vloeibaar concentraat mislukt
Kalibrering pomp vloei‐ baar concentraat opnieuw uitvoeren
NEE
NEE
Watertoevoer te hoog
Watertoevoer vermin‐ deren
Parameter(s) concentratie te hoog
Parameter(s) concen‐ tratie verlagen
Parameter(s) concentratie te laag
Parameter(s) concen‐ tratie verhogen
NEE
NEE
Watertoevoer te laag
Watertoevoer verhogen
Kalibrering pomp vloeibaar concentraat mislukt
Pomp vloeibaar concen‐ traat kalibreren
Parameter(s) minimale water‐ toevoer te hoog
Parameter(s) minimale watertoevoer contro‐ leren
NEE
NEE
JA
NEE
Voorraadtank vloeibaar con‐ centraat is leeg
Stromingssensor vloeibaar concentraat controleren
Pomp vloeibaar concentraat max. doseervermogen bereikt
Pomp vloeibaar concentraat min. doseervermogen bereikt
Watertoevoer te laag
Fluctuaties in watervoorziening Watervoorziening con‐ troleren
Watertoevoer te laag. Ultromat Stop
Filterhouder verstopt
Filterhouder reinigen
Drukverlager verkeerd inge‐ steld
Drukverlager correct instellen
Watermeter defect
Watermeter controleren
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Parameter(s) minimale water‐ toevoer te hoog
Parameter(s) minimale watertoevoer contro‐ leren
Watervoorziening uitgevallen
Watervoorziening con‐ troleren
75
Storingsmeldingen Storingsmelding
Oorzaak
Oplossing
Aanmaak
Afname
Stop
geblokkeerd
JA
NEE
NEE
JA
JA
NEE
JA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
JA
NEE
JA
NEE
Fluctuaties in watervoorziening Watervoorziening con‐ troleren
Spoeltrechter te vol
Tank Ultromat is leeg
Tank Ultromat te vol
Druksensor controleren
Veiligheidsschakelaar motor roerwerk geactiveerd
Filter verstopt
Filter reinigen
Drukverlager verkeerd inge‐ steld
Drukverlager correct instellen
Watermeter defect
Watermeter controleren
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Naaldkleppen spoeltrechter niet correct ingesteld
Naaldkleppen instellen
Spoeltrechter verstopt
Spoeltrechter reinigen
Sensor defect
Sensor controleren
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Afname uit Ultromat te hoog
Afname verlagen
Watertoevoer te laag
Watertoevoer verhogen
Druksensor defect
Druksensor controleren
Parameter(s) nalooptijd te hoog
Parameter(s) nalooptijd controleren
Magneetklep defect
Magneetklep contro‐ leren
Druksensor defect
Druksensor controleren
Sensor defect
Sensor controleren
Analoge ingang defect
Analoge ingang contro‐ leren
Motor defect
Motor controleren
Roerwerk loopt traag
Roerwerk mechanisch controleren
Veiligheidsschakelaar motor niet correct ingesteld
Instelling veiligheids‐ schakelaar motor con‐ troleren
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Watergebrek verdunningseen‐ Watervoorziening verdun‐ heid ningseenheid uitgevallen
Zekering 1F2 geactiveerd
Watervoorziening ver‐ dunningseenheid con‐ troleren
Grenswaardeschakelaar defect
Grenswaardeschakelaar controleren
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Kortsluiting
Op kortsluiting contro‐ leren
Aangesloten apparatuur defect Apparatuur controleren
Zekering 1F6 geactiveerd
76
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
Kortsluiting
Op kortsluiting contro‐ leren
Storingsmeldingen Storingsmelding
Oorzaak
Oplossing
Aanmaak
Afname
Stop
geblokkeerd
Aangesloten apparatuur defect Apparatuur controleren
PROFIBUS®
PROFINET®
Digitale ingang defect
Digitale ingang contro‐ leren
PROFIBUS® gestoord
PROFIBUS® controleren
JA
NEE
Kabel defect
Kabels controleren
JA
NEE
Stekker defect
Stekker controleren
JA
NEE
Adressering niet correct
Parameters PRO‐ FIBUS® controleren
JA
NEE
PROFINET® gestoord
PROFINET® controleren
JA
NEE
Kabel defect
Kabels controleren
JA
NEE
Stekker defect
Stekker controleren
JA
NEE
IP-adres en PROFINET®naam niet toegewezen
Toewijzing controleren
JA
NEE
77
Bijlagen / specificaties
16 16.1
Bijlagen / specificaties Logische toestand
Logische toestand van de digitale ingangen: Ingang
Signaal-benaming
DI A.0
Turbodos
-
DI A.1
Fout spanning 230 V
1
Spanning in orde
0
Fout
1
Spanning in orde
0
Fout
1
Roerwerken in orde
0
Storing
1
Afstandsbediening niet actief
0
Afstandsbediening actief
1
Transferpomp aan (watertoevoer beschikbaar)
0
Transferpomp uit (watertoevoer onder‐ broken)
1
Doorstroming
0
Geen doorstroming
1
Poeder beschikbaar
0
Geen poeder beschikbaar
1
Spoeltrechter in orde
0
Spoeltrechter overloop
Vlotterschakelaar vloeibaar concen‐ traat
1
Vloeibaar concentraat beschikbaar
0
Geen vloeibaar concentraat beschik‐ baar
Vloeibaar concentraat-stromings‐ wachter:
1
Doorstroming vloeibaar concentraat
0
Geen doorstroming vloeibaar concen‐ traat
Storing concentraatpomp
1
Concentraatpomp OK
0
Storing concentraatpomp
DI A.2
DI A.3
DI A.4
DI A.5
DI A.6
DI B.0
DI B.1
DI B.2
DI B.3
DI B.4
✻)
78
Fout spanning 24 V
Storing roerwerken
Afstandsbediening
Naverdunningspomp
Stromingsmonitor naverdunning
Poedergebrek droogdoseerder
Overloop spoeltrechter
1 = 24 VDC; 0 = 0 VDC
Logische toestand✻
Beschrijving toestand
Bijlagen / specificaties Logische toestand van de digitale uitgangen: Ingang
Signaal-benaming
DQ A.0
Bedrijfsklaar
DQ A.1
DQ A.2
DQ A.3
DQ A.4
DQ A.5
DQ A.6
DQ A.7
DQ B.0
✻)
Droogloop
Verzamelalarm
Alarmsignaal
Magneetventiel
Roerwerk 1 en 2
Roerwerk 3
Verwarming
Gelijkstoter
Logische toestand✻
Beschrijving toestand
0
Ultromat niet bedrijfsklaar
1
Ultromat bedrijfsklaar
0
Droogloop (kamer 3 is leeg)
1
Kamer 3 is gevuld
0
Geen verzamelalarm
1
Verzamelalarm actief
0
Alarmsignaal uit
1
Alarmsignaal uit
0
Magneetventiel dicht
1
Magneetventiel open
0
Roerwerk 1+2 uit
1
Roerwerk 1+2 aan
0
Roerwerk 3 uit
1
Roerwerk 3 aan
0
Verwarming uit
1
Verwarming aan
0
Gelijkstoter uit
1
Gelijkstoter aan
1 = 24 VDC; 0 = 0 VDC
79
Bijlagen / specificaties
16.2
Bedieningsmenu ULFa
Toetsen
Niveau 1
[F1] modus
STOP / AUTO / HAND
[F2] modus
PARAMETERS
Niveau 2
Invoer
[Wisselen tussen poeder/vloeibaar] Water
Voorlooptijd:; nalooptijd; debiet min.
Roerwerk
RW (1+2) aan/uit RW (3) aan/uit
Niveau
Max-Max; Max; Min; Min-Min
Poeder
Verwarming AAN / UIT Gelijkstoter AAN / UIT
Kalibrering (F1 modus Stop)
Vloeibaar
Min. setpoint FO
Poeder/vloeibaar
Kalibreertijd Verstreken tijd Invoer gewicht Doseercapaciteit
Vloeibaar
Kalibreertijd Verstreken tijd Invoer gewicht Doseercapaciteit
Stromingswachter
Schakelpunt START / STOP
Water
Huidig debiet Kalibrering water START / STOP
Concentratie
Concentratie
Poeder Vloeibaar Werkzame substantie vloeibaar Intern / Extern (PROFIBUS® / PROFINET®
Systeem
Taal
[DE], [EN], [FR], [ES], [PT], Taal bevestigen START
Datum/tijd instellen
31.02.2014 12:13:14
[dd.mm.jjjj uur:min:sec] Touchpanel
Contrast (+) (-) Reinigingsscherm Kalibreer touch
Info
Identcode
Type Grootheid Polymeer Opties
Versie
Versie touchpanel Vervaardigingsdatum
80
Bijlagen / specificaties Toetsen
Niveau 1
Niveau 2
Invoer Versie S7 project Vervaardigingsdatum Project
Service
Watermeter
Modus meting: Automatisch / Handmatig Handmatige waarde Impulsrate [DFM]
Leegmaken
Stop / Aan
Druksensor
Sensor meetwaarde Gemeten waarde Offset
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling reset Identcode: Veranderen
[F3] Archief [F4] Reset
81
Bijlagen / specificaties
16.3
Inbedrijfstellingsrapport Inbedrijfstelling protocol Ultromat
®
®
Identcode:
Software versie :
Project-Nummer:
Versie S7 project Versie touchpanel
Kalibratie / Concentratie :
Instellingen Parameter:
Poede r
Vloeibaar
Concentratie : Werkbare substantie : kg/u
Gekalibreerde doseervermogen : Watertoevoer :
l/h
Schakeldrempel Stromingswachter : Instellingen Inbedriijfstellin g Parameter Toevoer Water mie. de biet Ultromat® 400
Basis instellie g
Instellieg
400 l/u
Toevoer Water min. de biet Ultromat® 1000 ® Toevoer Water min. de biet Ultromat 2000
1000 l/ u
Toevoer Water min. de biet Ultromat® 4000 Toevoer Water min. de biet Ultromat® 6000
4000 l/ u
Toevoer W ater min. de biet Ultromat® 8000
8 000 l/u
2000 l/ u 6000 l/ u
Verwarming inschakel tijd
5 sec.
Verwarminguitschakel tijd Gelijkstoter aan:
45 sec. 1 sec.
Gelijkstoter uit:
60 sec.
Toevoer anloop tijd
7 sec.
Toevoer analoop tijd
5 sec.
Roerwerk 1 + 2 Inschakel
tijd
5 mie
Roerwerk 1 + 2 uitschakel
tijd
15 mie
Roerwerk 3 Inschakel
tijd
5 mie
Roerwerk 3 uitschakel
tijd
15 mie
Concentraatpomp Minimale frequentie
20 Hz
Poederpolymeer handelsnaam :
Leverancier:
Vloeibare polymeer handelsnaam :
Leverancier : Datum:
Klant : Opbouw clo etie
:
Afb. 45: Inbedrijfstellingsrapport
82
kg/u
A0824
Bijlagen / specificaties
16.4
Smeerplan Met uitzondering van de Spectra-pomp zijn alle aandrijvingen van de Ultromat onderhoudsvrij.
Aggregaten
Transmissie
Frequentie
Olie
Hoeveelheid
Roerwerken
-
-
-
-
Sigma
-
-
-
-
Spectra
SK01-71L/4
10.000 u / 2 jaar
ISO VG 220
250 ml
Droogdoseerder
SK1 SD
onderhoudsvrij
-
-
16.5
Besturingsverloop Vol
Niveau min.
Niveau max.
Niveau min.
Leeg Aan Uit Aan Uit Aan Uit Aan Uit A0438
Afb. 46: Besturingsverloop I. II. III. IV. V.
Vulstand Ultromat® Magneetventiel watertoevoer Poederdoseerinstallatie Roerwerk 1 + 2 Roerwerk 3
1. 2. 3. 4.
Uitschakeltijd Inschakeltijd Nalooptijd Voorlooptijd
83
Bijlagen / specificaties
16.6
EG-conformiteitsverklaring voor machines Volgens RICHTLIJN 2006/42/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD, bijlage I, FUNDAMENTELE VEILIGHEIDS- EN GEZOND‐ HEIDSEISEN, hoofdstuk 1.7.4.2. C. Hiermee verklaren wij, n n n
ProMinent Systems s.r.o. Fügnernova ul. 567 CZ - 33601 Blovice
dat het hieronder genoemde product op grond van het ontwerp, de con‐ structie en de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de betreffende fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen in de EGrichtlijn. Deze verklaring verliest haar geldigheid wanneer er aanpassingen aan het product worden uitgevoerd die niet met ons zijn afgestemd. Samenvatting uit de EG-conformiteitsverklaring Benaming van het product:
Automatische polyelektrolyt zuiveringsinstallatie, Ultromat S7-1200
Serienr.:
zie typeplaatje op het apparaat
Relevante EG-richtlijnen:
EG-Machinerichtlijn 2006/42/EG EMC-richtlijn (2004/108/EG) Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG
Toegepaste geharmoniseerde normen, vooral:
CSN EN 60204-1 ed.2:2007 CSN EN ISO 4413:2011 CSN EN 61000-2-4 ed.2:2003 CSN EN 12100 CSN EN 953+A1:2009 CSN EN 55011 ed.3:2010 CSN EN 61140 ed.2:2003 CSN EN 60446 ed.2:2008
Datum:
1-8-2011 U kunt de EG-conformiteitsverklaring downloaden op http://www.prominent.de/Service/Download-Service.aspx
84
Index
17
Index
A
O
Afmetingen apparaat..................................................... 18
Omgevingstemperatuur........................................... 15, 25
Algemene gelijke behandeling........................................ 2
Omgevingsvoorwaarden......................................... 15, 25
B
Opslag van de installatie......................................... 15, 25
Benaming van het product............................................ 84
Over dit product............................................................... 9
C
P
Capacitieve sensor........................................................ 31
Pomp............................................................................. 32
D
Profibus......................................................................... 59
Deksels inspectie-openingen........................................ 13
R
De Sigma instellen (fabrieksinstellingen)...................... 32
Relevante EG-richtlijnen............................................... 84
Drinkwaterkwaliteit........................................................ 26
Roerwerkassen............................................................. 19
Druk inlaatwater............................................................ 26
Roestvrij staal................................................................ 19
F
S
Flocculatiemiddel.......................................................... 16
Sensor........................................................................... 31
Frequentieomvormer (FO)............................................ 29
Serienummer................................................................. 84
G
Sigma............................................................................ 32
Gelijke behandeling......................................................... 2
T
Gevaar op beschadiging van de installatie tijdens het transport.................................................................. 15
V
H Hangende lasten........................................................... 15 Hoe lang bedraagt de rijpingstijd?................................. 16 Hoofdschakelaar........................................................... 13 I Inspectie-openingen...................................................... 13 K Kwalificatie gebruiker.................................................... 11 M Maatschets.................................................................... 16
Toegepaste geharmoniseerde normen......................... 84 Veiligheidsaanwijzingen.................................................. 9 Veiligheidsinstructies Ultromat...................................... 12 Veiligheidsvoorzieningen.............................................. 13 W Waarschuwingssticker.................................................. 14 Waarvoor dient de poedertransporteur?....................... 24 Welke concentraties zijn mogelijk?............................... 16 Welke viscositeit is mogelijk?........................................ 16 Z Zeer zware installatie.............................................. 15, 25
85
86
87
Prominent Dosiertechnik GmbH Im Schuhmachergewann 5 - 11 69123 Heidelberg Telefoon: +49 6221 842-0 Telefax: +49 6221 842-419 E-mail:
[email protected] Internet: www.prominent.com 985448, 3, nl_NL
© 2013