Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
Kwantitatief onderzoek met docenten in opdracht van Kennisnet Uitgevoerd door: Intomart GfK bv Uw contact: Kim Versluijs en Chantal van den Boorn Tel.: +31 (0)35-6258411 / Fax: +31 (0)35-6246532 E-mail:
[email protected] en
[email protected] Projectnummer: 27811 Datum: 14-12-2011
© Auteursrecht voorbehouden Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, behoudens in geval de verveelvoudiging van de inhoud van deze uitgave plaatsvindt onder de licentie “naamsvermelding, niet-commercieel, geen afgeleide werken” als gehanteerd door Creative Commons.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
2/51
INHOUD Pagina Management summary Hoofdstuk 1.
Hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 3.
Hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5.
5
Inleiding en aanpak
11
1.1
Achtergrond
11
1.2
Doel en opzet van de monitor
12
1.3
Veldwerkverantwoording
12
1.4
De ict-toepassingen
12
1.5
Berekening van de Power indicator
17
Videoconferencing
19
2.1
Kansrijkheid van de toepassing
19
2.2
Onderwijsopvattingen
21
2.3
Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie
23
2.4
Samenvatting
24
Mobiele instructievideo’s
25
3.1
Kansrijkheid van de toepassing
25
3.2
Onderwijsopvattingen
27
3.3
Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie
29
3.4
Samenvatting
30
Opgenomen instructies/verrijkte weblectures
31
4.1
Kansrijkheid van de toepassing
32
4.2
Onderwijsopvattingen
33
4.3
Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie
35
4.4
Samenvatting
37
Augmented reality
38
5.1
Kansrijkheid van de toepassing
38
5.2
Onderwijsopvattingen
41
5.3
Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie
43
5.4
Samenvatting
44
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
3/51
Hoofdstuk 6.
Hoofdstuk 7.
Leren met instructievideo’s
45
6.1
Kansrijkheid van de toepassing
45
6.2
Onderwijsopvattingen
47
6.3
Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie
48
6.4
Samenvatting
50
Tagging
51
7.1
Inschatting van het effect van het gebruik van Tagging
51
7.2
Relevantie
54
7.3
Samenvatting
55
BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 BIJLAGE 3
Achtergrondgegevens docenten Vragenlijst De gebruikte video’s
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
4/51
Management summary In opdracht van Kennisnet heeft Intomart GfK de monitor voor het SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011 uitgevoerd. Met de monitor wordt de gepercipieerde kansrijkheid getoetst van enkele ict-toepassingen die in het kader van het Innovatieprogramma (samenwerking tussen SURFnet en Kennisnet) zijn ontwikkeld. Met gepercipieerde kansrijkheid wordt bedoeld de opvattingen van professionals binnen het onderwijs over de verwachte opbrengst van de innovatieve toepassing. Het veldwerk heeft begin oktober (7 tot 16 oktober) plaatsgevonden onder docenten PO, VO, MBO en HBO/WO. Het onderzoek is online uitgevoerd onder het internetpanel van Intomart GfK. De vragenlijst bestond uit het tonen van zes verschillende toepassingen. Na het bekijken van een filmpje werd aan de docenten gevraagd de getoonde manier van lesgeven een rapportcijfer te geven voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie, en om enkele aanvullende vragen over het gebruik en aansluiting bij de onderwijsopvattingen te beantwoorden (in bijlage 2 is de volledige vragenlijst opgenomen). Uiteindelijk hebben 602 docenten de vragenlijst ingevuld (PO: 151, VO: 151, MBO: 150, HBO/WO: 150). Een belangrijke parameter van Kennisnet om de gepercipieerde kansrijkheid van een toepassing te bepalen is de Power indicator. Deze wordt berekend door de rapportcijfers van de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie met elkaar te vermenigvuldigen. In figuur 1 worden de indicatoren van de verschillende toepassingen weergegeven. Tevens is er een vergelijking gemaakt met de scores van de voorgaande metingen (2010 en 2009). Daar waar een asterisk (*) achter de toepassing staat, is er sprake van een significant verschil met 2010.
Figuur 1
Power indicator van de ict-toepassingen 280
Videoconferencing* 357 Mobiele instructievideo's 346
Opgenomen instructies/ verrijkte weblectures
370
Augmented reality
2011
368
Leren met instructievideo's
2010 2009
0
200
400
600
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
800
1.000
5/51
Uit de figuur blijkt dat Augmented reality de hoogste Power indicator heeft, maar het verschil met de toepassingen Mobiele instructievideo’s, Opgenomen instructies/weblectures en Leren met instructievideo’s is klein. Tussen de verschillende onderwijssectoren zijn verschillen te zien in de toepassing die de hoogste Power indicator heeft. Onder docenten PO en VO heeft Augmented reality de hoogste score, docenten verwachten met name dat de aandacht met de toepassing goed wordt vastgehouden. Bij docenten MBO scoort de toepassing Mobiele instructievideo’s het hoogst. Leerlingen kunnen zelf bepalen wanneer zij (het nodig vinden) om instructies terug te kijken. Dit wordt als efficiënt en als positief voor de aandacht beschouwd. Bij HBO/WO heeft de toepassing Verrijkte weblectures de hoogste Power indicator. Docenten zijn te spreken over de mogelijkheid voor studenten om (gemiste) lessen terug te kijken en om extra materiaal aan hun presentaties toe te voegen. Videoconferencing heeft onder alle docenten, dus ongeacht de onderwijssector, de laagste Power indicator. Docenten verwachten dat het moeilijk zal zijn om de aandacht van leerlingen vast te houden doordat de leerlingen buiten het zicht van de docent zijn. Het gebrek aan interactiemogelijkheden komt ook de diepgang niet ten goede. Het is echter wel de enige toepassing waarvoor de score van de indicator sinds de afgelopen metingen is toegenomen. Naast de Power indicator geeft de mate waarin een toepassing aansluit bij de onderwijsopvatting van een docent en de verwachtingen over het toekomstige gebruik een beeld van de gepercipieerde kansrijkheid. In tabel 1 worden deze resultaten per ict-toepassing weergegeven. Te zien is dat de nieuwe toepassing Leren met instructievideo’s hier het beste op scoort: voor bijna de helft van de docenten (44%) sluit het goed aan bij hun opvattingen over lesgeven en circa driekwart (73%) verwacht de toepassing over 3 jaar in de les te gebruiken. Leerlingen zijn met behulp van de toepassing zelf intensief met de leerstof bezig en docenten denken dat de stof hierdoor beter blijft hangen. Voor de toepassing Opgenomen instructies/verrijkte weblectures verwacht ook ongeveer driekwart van de docenten het te gaan gebruiken, ondanks dat het minder goed bij hun opvattingen aansluit. Tussen de verschillende onderwijssectoren zijn verschillen zichtbaar in de mate waarin de toepassing aansluit op de opvatting van lesgeven. Docenten HBO/WO zijn het positiefst over Opgenomen instructies/verrijkte weblectures (totaal: 34%, HBO/WO: 52%). Een veel genoemd voordeel is de mogelijkheid voor docenten om hun eigen optreden te evalueren. Docenten MBO zijn vergeleken met andere docenten het meest te spreken over de aansluiting van Mobiele instructievideo’s op hun onderwijsopvatting (totaal: 35%, MBO: 46%). De directe beschikbaarheid van informatie en de mogelijkheid om onafhankelijk van tijd en plaats te leren worden als voordeel genoemd. Net als bij de Power indicator heeft Videoconferencing de minst positieve scores; voor een vijfde van de docenten sluit het aan bij hun onderwijsopvattingen en de helft zal het naar verwachting ook gaan gebruiken. De mate waarin de toepassing aansluit bij de opvattingen over lesgeven is ten opzichte van de vorige meting wel verbeterd. Vergeleken met vorig jaar verwachten minder docenten gebruik te zullen gaan maken van de toepassing Mobiele instructievideo’s.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
6/51
Tabel 1
Gepercipieerde kansrijkheid van de ict-toepassingen
ICT-toepassing Videoconferencing
Aansluiting bij Inzet in lessituatie onderwijsopvatting over 3 jaar
2011
50%
2010
21%* 13%
2009
9%
36%
2011
35%
61%*
2010
38%
68%
2009
40%
61%
34% 36% 39%
71% 71% 63%
2011
35%
58%
2010
37%
61%
44%
73%
45%
Mobiele instructievideo's
Opgenomen instructies/verrijkte weblectures 2011 2010 2009 Augmented reality
Leren met instructievideo's 2011
De gepercipieerde kansrijkheid van de vijf ict-toepassingen komt dus in sterke mate overeen met de voorgaande metingen. Alleen voor Videoconferencing is een significante verbetering te zien, maar deze blijft nog wel achter bij de andere toepassingen. In figuur 2 wordt (met behulp van de scores uit tabel 1) de relatie weergegeven tussen de mate van aansluiting bij de onderwijsopvatting en de verwachting over de toekomstige inzet in de lessituatie. Er blijkt een sterk verband tussen de twee uitkomsten. Wanneer docenten in hogere mate vinden dat de toepassing aansluit bij hun huidige lesopvatting, verwachten zij ook in hogere mate de toepassing over 3 jaar in te zetten.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
7/51
Figuur 2
Verband tussen aansluiting bij onderwijsopvatting en verwachting t.a.v. gebruik over 3 jaar 80 70 videoconferencing
Inzet in lesituatie over 3 jaar
60 50
mobiele instructievideo's
40
opgenomen instructies/verrijkte weblectures augmented reality
30 20 10
instructievideo's
0 0
10
20
30
40
50
Aansluting huidige onderwijsopvatting
De mate waarin de toepassing aansluit bij de opvattingen over lesgeven hangt ook sterk samen met de hoogte van de Power Indicator: docenten die vinden dat de toepassing aansluit bij hun onderwijsopvatting hebben gemiddeld ook een hogere Power indicator (zie figuur 3).
aansluiting bij opvattingen over onderwijs:
Figuur 3
Verband tussen aansluiting bij onderwijsopvatting en Power indicator
zeer sterk
Leren met instructievideo's augmented reality
neutraal
Opgenomen instructies en verrijkte weblectures mobiele instructievideo'
zwak
videoconferencing 0
200
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
400
600 Power indicator
8/51
De gepercipieerde kansrijkheid van de toepassing Tagging wordt op een andere wijze (met andere vragen) vastgesteld. Tagging gaat namelijk niet over het primaire, maar over het secundaire onderwijsproces: niet over de les, maar over de onderwijsorganisatie. Docenten is gevraagd naar de invloed van tags op de tijdsinvestering, het gebruiksgemak en de kwaliteit van het gevonden materiaal. Het is dus niet mogelijk om deze toepassing met de anderen ict-toepassingen te vergelijken. Wel is het mogelijk om naar de veranderingen in de tijd kijken (tabel 2).
Tabel 2
Gepercipieerde kansrijkheid Tagging
ICT-toepassing
Tijdswinst
Verbetering gebruiksgemak
Verbetering kwaliteit lesmateriaal
Relevantie
Tagging 2011
45% 42%
78%
65%
35%
2010
78%
62%
32%
2009
45%
76%
61%
-
Vergeleken met voorgaande metingen is de kansrijkheid gelijk gebleven. Docenten zien vooral veel voordelen voor het gebruiksgemak en zijn ook zeker positief over het effect dat het zal hebben op de kwaliteit van het gevonden materiaal. Over de tijdswinst die het hen zal opleveren bestaan twijfels. Docenten verwachten dat zowel het taggen zelf als het zoeken via tags tijd zal kosten. Over de relevantie voor hun functioneren als docent, zijn de meningen verdeeld. De grootste groep heeft niet echt een uitgesproken mening over en staan er neutraal tegenover. Een derde is positief en vindt het relevant. PO docenten lijken het wel relevanter te vinden dan de andere docenten. Conclusie De getoetste toepassingen zijn kansrijk om in het onderwijs te worden toegepast. Hoewel het voor de meerderheid van de docenten niet direct aansluit bij hun opvattingen over lesgeven, verwacht een meerderheid het te gaan gebruiken in de lessen. De kansrijkheid van Videoconferencing is minder dan de andere toepassingen, maar het is wel de enige toepassing waar een stijgende lijn te zien is. De ideeën over de verwachte opbrengst van de innovatieve toepassing (kansrijkheid) worden bepaald door de opvattingen over lesgeven. Dit is zichtbaar aan de hoogte van de Power indicator die sterk samenhangt met de mate waarin docenten vinden dat de toepassing aansluit bij hun opvattingen over lesgeven. Hoe sterker de aansluiting hoe kansrijker de toepassing wordt bevonden. Mogelijkheden die toepassingen bieden voor zelfstandig leren (onafhankelijk van tijd en plaats), het terugkijken van gemiste lessen en het vasthouden van de aandacht van de leerlingen spreken docenten zeer aan. Ook wordt duidelijk dat wanneer docenten in hogere mate vinden dat de toepassing aansluit bij hun huidige lesopvatting, zij ook in hogere mate verwachten de toepassing in de toekomst in de eigen lessituatie in te zetten.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
9/51
Ondanks dat in de afgelopen metingen steeds naar voren kwam dat veel docenten aangeven in de komende jaren gebruik te gaan maken van de toepassingen, is er in de afgelopen jaren weinig veranderd in het aandeel dat er ook daadwerkelijk gebruik van maakt. Naast dat docenten aangeven dat de toepassingen aanspreken, uiten zij wel zorgen over het gebrek aan (toe)zicht op de leerlingen, de beschikbaarheid van voldoende (financiële) middelen en de geschiktheid voor hun eigen vakgebied. Het uiteindelijke doel is dat meer docenten de kansrijke toepassingen in hun lessen gaan toepassen, dus dit zijn aandachtspunten.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
10/51
1.
Inleiding en aanpak
1.1 Achtergrond SURFnet en Kennisnet werken sinds 2004 samen in het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma. Het doel van dit programma is om gezamenlijk een impuls te geven aan ICT-vernieuwing in alle onderwijssectoren. In 2011 zijn ruim 30 projecten uitgevoerd waarbij veel van de projecten samen met de voorlopers in de onderwijsinstellingen zijn uitgevoerd om kennis en ervaring over de inzet van ICTinnovaties op te doen en te delen. Het programma kent drie thema’s: 1. Variëteit in Leren Onder het thema Variëteit in Leren vallen projecten die bijdragen aan een gevarieerd onderwijsaanbod dat beter aansluit bij de mogelijkheden en behoeften van individuele leerlingen, studenten én docenten. 2. Grenzeloos Samenwerken Hoe kunnen docenten over de grenzen van hun eigen onderwijsinstelling heen werken? Die vraag staat centraal binnen het thema ‘Grenzeloos Samenwerken’. Daarbij is efficiency een belangrijke drijfveer, maar ook het anders aanbieden van de stof ligt ten grondslag aan een aantal projecten. 3. Randvoorwaarden Alle projecten binnen het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma hebben een goede (centrale) infrastructuur nodig om levensvatbaar te zijn. Daarom werken SURFnet en Kennisnet ook aan de technische randvoorwaarden voor waardevolle ict-inzet in het onderwijs. Het programma kent een vaste aanpak. Nieuwe onderwerpen of technologieën worden via ‘technology scoutings' geselecteerd. Voor onderwerpen met meerwaarde voor het onderwijs start vervolgens een haalbaarheidsstudie. Dit geeft antwoord op de vraag ‘Is het potentieel van deze innovatie zo groot dat verdere investering door SURFnet en/of Kennisnet gewenst is?'. Als dat het geval is, start de echte dienstontwikkeling. Na afronding verdwijnt het project uit het innovatieprogramma om te worden opgenomen in het aanbod van Kennisnet en/of SURFnet. Op deze manier zijn al veel projecten met succes opgestart. Enkele voorbeelden zijn ‘Make-a-Game’ (waarbij leerlingen zelf een educatieve game maken en op die manier onder andere leren plannen en samenwerken), projecten voor infrastructuur (zoals cloud computing) en beveiliging, weblectures en expert op afstand. Voor het meten van de kansrijkheid van toepassingen wordt jaarlijks een monitoronderzoek uitgevoerd. Deze monitor wordt begeleid door de onderzoekers van Kennisnet. Tijdens het onderzoek wordt vastgesteld hoe kansrijk enkele ict-toepassingen zijn voor het primaire proces (de les) en het secundaire proces (de onderwijsorganisatie) voor verschillende schooltypen. Deze rapportage handelt over de monitor van 2011.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
11/51
1.2 Doel en opzet van de monitor Het doel van deze monitor is de kansrijkheid in kaart brengen van zes ict-toepassingen die in het kader van het Innovatieprogramma zijn ontwikkeld. Het meten van de kansrijkheid houdt in dat docenten van verschillende schooltypen filmpjes bekijken waarin de ict-toepassingen worden getoond. Vervolgens worden enkele vragen gesteld over bijvoorbeeld de toepasselijkheid op de eigen lessituatie en de waarschijnlijkheid dat de docent de toepassing over drie jaar zelf zal gebruiken in de lessituatie. De kansrijkheid wordt vervolgens afgemeten aan een Power indicator, een maat voor onderwijskundige kracht die wordt samengesteld uit de aandacht, diepgang en efficiëntie van de toepassing.
1.3
Veldwerkverantwoording
Het veldwerk vond plaats van 7 tot en met 16 oktober 2011. Er zijn panelleden van het Intomart GfK online panel uitgenodigd en het veldwerk heeft online plaatsgevonden. In totaal hebben 602 docenten de vragenlijst volledig ingevuld. Hiervan geven 151 docenten les binnen het Primair Onderwijs (PO), 151 docenten in het Voortgezet Onderwijs (VO) (waarvan 65 voornamelijk op het VMBO en 86 voornamelijk op HAVO of VWO), 150 in het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO), 94 docenten Hoger Beroepsonderwijs en 56 Wetenschappelijk onderwijs (maakt samen 150 docenten HBO/WO).
1.4
De ict-toepassingen
Er zijn 7 verschillende filmpjes vertoond van 6 verschillende ict-toepassingen. Niet alle respondenten hebben alle toepassingen gezien, omdat niet elke toepassing geschikt is voor elke onderwijssector. In onderstaand schema geven we de toepassingen weer en tonen wij aan welke docentengroep deze toepassing is voorgelegd.
Tabel 1.1
Schema voor toepassingen per onderwijssector
Proces
Toepassing
Primaire proces
Videoconferencing
PO
Mobiele instructievideo’s
MBO
X
X
HBO/WO
X
X
X
Opgenomen instructies / verrijkte weblectures
X versie a
X versie a
X versie b
X versie b
Augmented reality
X
X
X
X
X
X
X
X
Leren instructievideo’s Secundaire proces
VO
Tagging
met X
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
X
12/51
Hieronder geven wij een korte beschrijving van de getoonde toepassingen en laten wij een impressie zien van de bijbehorende filmpjes. Videoconferencing (VO, MBO) Door middel van Videoconferencing is het mogelijk om in meerdere klassen, op meerdere locaties of op meerdere scholen tegelijkertijd dezelfde lesstof aan te bieden.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
13/51
Mobiele instructievideo’s (VO, MBO, HBO/WO) Via mobiele toepassingen, zoals een iPod, een pda of een mobiele telefoon hebben de leerlingen/studenten toegang tot digitaal lesmateriaal. Daardoor kunnen ze ook buiten het klaslokaal leren.
Opgenomen instructies (PO, VO) Middels opnameapparatuur is het mogelijk om de les op te nemen en ook de informatie die op de computer of op het digibord staat. De apparatuur plaatst deze registratie van de les direct online.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
14/51
Verrijkte weblectures (MBO, HBO/WO) Een weblecture is een college dat de student online kan terugkijken. Aan deze videoregistratie van het college kan ook de PowerPoint presentatie of het materiaal dat tijdens het college op bijvoorbeeld een digibord wordt vertoond, worden toegevoegd.
Augmented reality (PO, VO, MBO, HBO/WO) Augmented Reality is de toevoeging van computergemaakte beelden aan de realiteit. Deze extra laag wordt zichtbaar met behulp van een smartphone, die over GPS, een kompas en een internetverbinding beschikt.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
15/51
Leren met instructievideo’s (VO, MBO) Via videotoepassingen in de klas kunnen leerlingen zelf instructievideo’s maken. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om het leerproces te verbeteren en aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Naast de leerstof zelf is ook het werken met videosoftware en mobiele videotoepassingen voor de leerlingen een leerzame en nuttige ervaring.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
16/51
Tagging (PO, VO, MBO, HBO/WO) Tagging is het toevoegen van labels (tags) aan digitale bestanden, namelijk kernwoorden die beschrijven waar de bestanden over gaan. Tags spelen een rol bij de vindbaarheid van de bestanden in het zoekproces. Behalve tags kunnen leraren/docenten of leerlingen/studenten ook hun waardering of commentaar plaatsen.
1.5
Berekening van de Power indicator
De Power indicator wordt berekend via de formule: aandacht x diepgang x efficiëntie. Hierbij verwijst aandacht naar de mate waarin de leersituatie geschikt is om de aandacht van leerlingen vast te houden, diepgang naar de diepte van het leerproces dat wordt gerealiseerd en efficiency naar de geschiktheid van de ict-toepassing om op efficiënte wijze de beoogde onderwijsdoelen te realiseren. Aan de docenten wordt gevraagd om elk aspect met een rapportcijfer te beoordelen. Dit gebeurt met de volgende vragen, die over elke toepassing worden gesteld gelijk na het tonen van het filmpje (met uitzondering van Tagging).
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
17/51
Vragen voor het bepalen van de aandacht, diepgang en efficiëntie van de ict-toepassingen Zoals zojuist benoemd kunnen manieren van lesgeven op verschillende aspecten worden beoordeeld. In deze vragenlijst worden drie aspecten onderscheiden, namelijk: 1. in hoeverre de AANDACHT van leerlingen/studenten wordt vastgehouden 2. in hoeverre voldoende DIEPGANG van het leren wordt gerealiseerd 3. in hoeverre de manier van onderwijs geven EFFICIENT is voor het bereiken van de leerdoelen Kunt u voor de zojuist getoonde manier van onderwijs geven voor deze drie aspecten een rapportcijfer geven? Het is de bedoeling dat u het filmfragment beoordeelt vanuit uw eigen situatie, met andere woorden alsof u op deze manier les zou geven. Om de Power indicator te berekenen worden deze drie rapportcijfers vervolgens per docent vermenigvuldigd. De Power indicator van de ict-toepassing is hiervan het gemiddelde. Ze kan een waarde tussen 1 en 1000 aannemen.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
18/51
2.
Videoconferencing
In dit hoofdstuk staan de resultaten weergegeven van de ict-toepassing Videoconferencing. Deze toepassing is voorgelegd aan docenten van het VO en MBO. Door middel van Videoconferencing is het mogelijk om in meerdere klassen, op meerdere locaties of op meerdere scholen tegelijkertijd dezelfde lesstof aan te bieden.
2.1 Kansrijkheid van de toepassing In onderstaande figuur tonen wij de rapportcijfers voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie, die tezamen leiden tot de Power indicator.
Figuur 2.1
Aandacht, diepgang en efficiëntie van Videoconferencing 5,8
aandacht
6,2 diepgang
6,5
totaal (n=301)
efficiëntie
VO (n=151) MBO (n=150)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
De aspecten diepgang en efficiëntie scoren een voldoende, aandacht scoort gemiddeld een krappe voldoende (5,8). VO docenten geven iets lagere rapportcijfers geven dan de MBO docenten, maar dit verschil is niet significant.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
19/51
De Power indicator is gemiddeld 280 (VO: 276, MBO: 285). In de vorige meting is onderwijs op afstand via Videoconferencing ook voorgelegd, met dezelfde video. De Power indicator was toen 241. In 2009 werd over dezelfde toepassing een andere video getoond waarin lessen Fries gelijktijdig op twee scholen gegeven werden. De Power indicator voor docenten VO was toen 205 en voor docenten MBO 202. Er is sprake van een significante stijging, de methode wordt dus kansrijker bevonden dan vorige jaren.
Tabel 2.1
Videoconferencing: Power indicator uitgesplitst naar jaren leservaring
Aantal jaren leservaring
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011
Meting 2010
304 281
252
5 t/m 10 jaar (n=61) Meer dan 10 jaar (n=173)
271
236
Power indicator (gemiddeld)
280
241
1 t/m 4 jaar (n=67)
247
Op basis van de resultaten in bovenstaande tabel lijkt het erop dat docenten die korter lesgeven een hogere Power indicator toekennen aan Videoconferencing dan docenten die al lang lesgeven. Het verschil is echter niet significant. De leraren is gevraagd hun rapportcijfers voor aandacht, diepgang en efficiëntie toe te lichten. Over het aspect aandacht zeggen docenten dat ze verwachten dat het moeilijk is die vast te houden: “Aandacht vasthouden op afstand lijkt me erg moeilijk.” “Het lijkt me voor VMBO-leerlingen moeilijk om de aandacht erbij te houden. Zoveel discipline hebben ze meestal niet.” “De leraar kan niet ingrijpen als de aandacht verslapt, hij kan ook geen vragen beantwoorden” “Nadeel: je weet niet of de leerling aandachtig is.” Sommige docenten menen dat de diepgang in gevaar komt door het gebrek aan interactie: Aandacht kan afgeleid worden in andere omgeving dan bij de leraar, daardoor kan de diepgang teniet gedaan worden. Het medium zal zeker in het begin de aandacht sterk vast houden; de diepgang komt in gevaar doordat er sprake is van eenrichtingsverkeer. Het lijkt me een heel gedoe. Terwijl andere docenten verwachten dat diepgang juist wel gewaarborgd is: “Het mooie van deze methode is dat je de gewenste diepgang kunt bereiken en dat het evalueren wel mogelijk is. Wel moet rekening worden gehouden met de groepsomvang en de kwaliteit van de verbinding/scherm.” “Alhoewel de interactie ontbreekt, lijkt de "kunstmatige" omgeving toch dicht bij de realiteit te blijven. De diepgang in de lesstof wordt niet minder hierdoor. Heel efficiënt als dit ook thuis of elders kan worden gevolgd, vooral bij afwezigheid van de docent, dus voorkomt lesuitval.”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
20/51
Ondanks zorgen over de aandacht en diepgang vinden docenten videoconferencing wel een efficiënte lesmethode: “Wel efficiënte manier van omgaan met tijd en locaties” “Voor pure informatieoverdracht is het misschien wel efficiënt.” “Aandacht bij de les houden is (bijna) niet te checken door de docent. Bij opgenomen lessen is er geen mogelijkheid tot stellen van vragen, waardoor diepgang niet mogelijk is. Efficiënt is het wel.”
2.2 Onderwijsopvattingen Aan de docenten is gevraagd in welke mate de getoonde onderwijssituatie aansluit bij hun opvattingen over lesgeven.
Figuur 2.2
Aansluiting van Videoconferencing bij opvattingen over lesgeven
100% 17%
21% 80%
60%
25% (zeer) sterke mate
25%
27%
29%
noch sterke, noch zwakke mate
40%
20%
52%
58%
Totaal (n=301)
VO (n=151)
(zeer) zwakke mate
46%
0% MBO (n=150)
Videoconferencing sluit voor een krappe meerderheid van de docenten (52%) weinig aan bij hun onderwijsopvattingen. Dit is sterker het geval binnen het VO (58% sluit in (zeer) zwakke mate aan) dan binnen het MBO (46% sluit in (zeer) zwakke mate aan). Vergeleken met voorgaande metingen is er een significante daling te zien in het aandeel dat Videoconferencing niet vindt aansluiten bij hun onderwijsopvattingen (2010: 61%, 2009: 64%). De mate waarin Videoconferencing aansluit bij de opvattingen over lesgeven is van invloed op de hoogte van de Power indicator. Docenten die aangeven dat Videoconferencing aansluit bij hun onderwijsopvatting hebben gemiddeld ook een hogere Power indicator bij de toepassing (tabel 2.2).
Tabel 2.2
Videoconferencing: Power indicator naar aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Mate van aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011 Meting 2010
(zeer) sterke mate (n=156)
462
438
noch sterke, noch zwakke mate (n=81)
332
288
(zeer) zwakke mate (n=64)
179
178
Power indicator (gemiddeld)
280
241
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
21/51
Wij hebben de docenten gevraagd aan te geven waarom Videoconferencing wel of niet bij hun onderwijsopvattingen aansluit. De meest gehoorde tegenwerping (23%) is dat er bij Videoconferencing te weinig mogelijkheden zijn voor interactie tussen docent en leerlingen: “Ik vind persoonlijke aandacht voor de leerling zeer belangrijk en dit kan alleen maar, voor mijn gevoel, als de leerling bij mij in het lokaal zit.” “Contact hebben met je leerlingen is belangrijk. Inspelen op verschillende niveaus van de leerlingen. Juist interactie tussen de leerlingen en de docent is belangrijk en leuk! Als je alleen maar je stof kwijt wilt en verder niets, moet je niet op het mbo werken.” “voorkeur voor persoonlijk contact; uitleg, ervaring, checken of student stof begrijpt. wel goed alternatief bij ziekte” Andere opmerkingen zijn dat de vorm van lesgeven niet past bij het vak van de docent: “Bij de vakken die ik geef draait het juist om de praktijk en daarvoor moeten de leerlingen fysiek in het lokaal zijn. Anders kunnen ze de apparatuur niet gebruiken. Kan me er dus niet zo veel bij voorstellen.” “Vanwege het aspect veiligheid is dit geen optie voor een gymles.” Of dat Videoconferencing niet geschikt is voor het type leerlingen waaraan zij lesgeven (dit geldt zowel voor VO als MBO): “heel geschikt voor gemotiveerde leerlingen. Die zitten jammer genoeg nauwelijks bij mij” “Goede oplossing voor individuen die zelf graag willen. Met groepen pubers gaat het niet werken.” “in VMBO niet erg toepasbaar” Een klein deel van de docenten ziet als voordeel dat het mogelijk is om Videoconferencing in te zetten in het geval van ziekte van leerlingen of de docent: “kan studenten helpen bij ziekte of afwezigheid” “met name bij afwezigheid van de docent een sterk inzet middel ter voorkoming van achterstand en schuldgevoel bij de afwezige docent” “ik zou het voor zieke leerlingen of zieke docenten een uitkomst vinden, maar geen vervanging” Andere opmerkingen over voordelen zijn bijvoorbeeld dat de docent er al gebruik van maakt of zich het gebruik levendig kan voorstellen: “Maak regelmatig gebruik van deze lesvorm voor studenten die verspreid zitten in heel Europa en niet fysiek aanwezig kunnen zijn bij lessen in Nederland.” “Ik kan me voorstellen dat het zeer bruikbaar is bij stagegesprekken, de student en werkbegeleider op locatie en de docent op school. Zo is er toch interactie maar is het ook tijdbesparend.”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
22/51
2.3 Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie Aan de docenten is gevraagd hoe vaak zij momenteel op de getoonde manier van onderwijs lesgeven en hoe vaak zij dat over drie jaar denken te doen. In tabel 2.3 zijn deze twee vragen gezamenlijk weergegeven.
Tabel 2.3
Videoconferencing: gebruik nu en over drie jaar
huidig gebruik
(bijna) nooit
gebruik over 3 jaar soms vaak
(bijna) altijd
totaal
150
94
23
4
90%
soms
0
10
5
1
5%
vaak
1
1
7
0
3%
1 50%
1 35%
0 12%
3 3%
2% 301
(bijna) nooit
(bijna) altijd totaal
In tabel 2.3 is te zien dat 90 procent van de docenten momenteel (bijna) nooit les geeft via Videoconferencing. De verwachting is dat over drie jaar de helft van de docenten (bijna) nooit Videoconferencing inzet. De verwachting is dus dat Videoconferencing de komende drie jaar een behoorlijke vlucht zal nemen. Hoewel het verschil niet significant is, lijkt het gebruik van Videoconferencing wel licht te zijn gestegen (van 6% naar 10%). Naar verwachting zal het gebruik de komende jaren verder toenemen. In 2009 verwachtte 36 procent van de docenten over 3 jaar gebruik te maken van Videoconferencing, in 2010 is dit percentage (significant) gestegen naar 45 procent en in 2011 verder gestegen naar 50 procent. In figuur 2.3 tonen we het aandeel docenten dat van mening is dat hun gebruik van Videoconferencing toeneemt, afneemt of gelijk blijft. Vier op de tien docenten verwacht dat hun gebruik van Videoconferencing de komende drie jaar toeneemt. Deze toename wordt met name verwacht in het MBO, waar meer dan de helft (55%) van de docenten verwacht dat het gebruik toeneemt.
Figuur 2.3
Videoconferencing over 3 jaar: aandeel docenten dat verwacht dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt
100%
80%
42%
29% 55%
60%
40% 56%
70% 43%
20%
gebruik neemt toe gebruik blijft gelijk gebruik neemt af
0%
Totaal (n=301)
VO (n=151)
MBO (n=150)
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
23/51
Docenten die verwachten dat het gebruik van Videoconferencing toeneemt hebben een hogere Power indicator dan docenten die verwachten dat het gebruik gelijk blijft (zie tabel 2.4).
Tabel 2.4
Videoconferencing: Power indicator naar verandering in het gebruik over 3 jaar
Gebruik over 3 jaar
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011
Meting 2010
neemt toe (n=127)
355
317
blijft gelijk (n=170)
227
188
neemt af (n=4)
191
*
* te weinig waarnemingen
2.4 Samenvatting De toepassing Videoconferencing, waarbij docenten op afstand les kunnen geven, is aan docenten van het VO en MBO voorgelegd. Gemiddeld beoordelen zij deze toepassing met een Power indicator van 281. In vergelijking met de andere toepassingen is dit de laagste score. Tussen de twee onderwijssectoren is nauwelijks verschil te zien in de hoogte van de Power indicator; docenten van het VO achten de toepassing dus even kansrijk als MBO docenten (VO: 276, MBO: 285). De relatief lagere Power indicator is ook terug te zien in de mate waarin docenten Videoconferencing vinden aansluiten bij hun onderwijsopvattingen. De helft van de docenten (52%) geeft aan dat het weinig bij hun opvattingen aansluit. Dit aandeel ligt bij VO docenten iets hoger dan bij MBO docenten. Een belangrijke reden die docenten geven voor het niet aansluiten op hun onderwijsopvatting is dat er te weinig mogelijkheden zijn voor interactie. Ook hebben docenten twijfels over de mate waarin de aandacht van de leerlingen wordt vastgehouden. Ze vragen zich voornamelijk af wie er orde houdt in de klas als de docent zelf niet “fysiek” aanwezig is. Ondanks dat de docenten niet altijd even positief zijn van de aandacht, diepgang en efficiëntie van de toepassing, verwachten ze wel dat het gebruik van Videoconferencing de komende drie jaar een behoorlijke vlucht zal nemen. Op dit moment maakt negentig procent van de docenten (bijna) nooit gebruik van de toepassing, over drie jaar is dit aandeel naar verwachting gedaald naar vijftig procent. Het grootste deel van de docenten verwacht het zo af en toe te gaan gebruiken, slechts een enkeling zal het (bijna) altijd gaan gebruiken. Hoewel de helft van de docenten aangeeft het in de toekomst te willen gaan gebruiken, is er ten opzichte van vorig jaar nog geen significante verandering in het gebruik waar te nemen. In 2010 maakte zes procent gebruik van Videoconferencing, dit jaar ligt dit aandeel op tien procent.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
24/51
3.
Mobiele instructievideo’s
In dit hoofdstuk staan de resultaten weergegeven van de ict-toepassing Mobiele instructievideo’s. Deze toepassing is voorgelegd aan docenten van het VO, MBO, HBO en WO. Via mobiele toepassingen, zoals een iPod, een pda of een mobiele telefoon hebben de leerlingen/ studenten toegang tot digitaal lesmateriaal. Daardoor kunnen ze ook buiten het klaslokaal leren.
3.1 Kansrijkheid van de toepassing In onderstaande figuur tonen wij de rapportcijfers voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie, die tezamen leiden tot de Power indicator.
Figuur 3.1
Aandacht, diepgang en efficiëntie van Mobiele instructievideo’s 6,9
aandacht
6,5
diepgang Totaal (n=451) VO (n=151)
7,0 efficiëntie
MBO (n=150)
HBO/WO (n=150) 0
2
4
6
8
10
De toepassing Mobiele instructievideo’s krijgt voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie een voldoende. De MBO docenten lijken iets hogere rapportcijfers te geven. Alleen voor het aspect diepgang verschilt dit significant van de HBO/WO docenten.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
25/51
De Power indicator is gemiddeld 357 (VO: 361, MBO: 378, HBO/WO: 333). In de vorige meting is deze toepassing met dezelfde video voorgelegd, alleen niet aan de HAVO/VWO docenten op het voortgezet onderwijs. De Power indicator (350) van destijds komt overeen met de indicator van dit jaar. De methode wordt dus even kansrijk bevonden als vorig jaar. Het aantal jaren leservaring is niet van invloed op de Power indicator. Vorig jaar hadden de docenten die langer les geven een iets hogere Power indicator bij Mobiele instructievideo’s, maar dit jaar is dit verschil niet meer significant.
Tabel 3.1
Mobiele instructievideo’s: Power indicator uitgesplitst naar jaren leservaring
Aantal jaren leservaring
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011
Meting 2010
350 339
314
5 t/m 10 jaar (n=98) Meer dan 10 jaar (n=229)
368
362
Power indicator (gemiddeld)
357
350
1 t/m 4 jaar (n=124)
360
Uit de toelichten blijkt dat de docenten verwachten dat de aandacht voor de video’s hoog is, omdat leerlingen zelf bepalen waar en wanneer ze het bekijken: “Nu is de leerling zelf gemotiveerd om de instructie te bekijken en daarmee is de aandacht er al.” “Aandacht scoort hoog omdat er gebruik van wordt gemaakt op het moment dat de leerling daadwerkelijk een leervraag heeft” “Je kunt op het goede moment en aandachtig de stof doornemen.” Over de diepgang is iets meer twijfel, omdat de video niet te lang kan duren en op een klein schermpje bekeken wordt: “Als een leerling bewust kiest te kijken, zal de aandacht wel worden vastgehouden, mits het filmpje niet te lang is. Ik heb mijn twijfels of je in korte instructievideo's op klein beeld wel voldoende diepgang kan bereiken, wellicht kan dat heel goed.” “Ik denk dat een instructiefilmpje nooit een onderwerp met diepgang kan behandelen. Voor de rest is het een uitstekende aanvulling en zeker voor praktijkonderwijs van onschatbare waarde” “Het helpt studenten op de momenten die zij kiezen de lesstof terug te halen; door beperkingen van het medium zal de diepgang minder zijn” “De filmpjes zijn noodgedwongen kort en kunnen dus weinig diepgang bevatten” Mobiele instructievideo’s worden als efficiënt gezien: “Gezochte info beschikbaar als nodig is, dus efficiënt, voldoende diepgang mogelijk en aandacht vanzelfsprekend” “Je kunt niet ingrijpen op de individuele behoeften van elk kind, wel efficiënt door het op elk moment te kunnen kijken en opnieuw kijken” “Vraaggestuurd kijken zorgt wel voor aandacht. diepgang matig, verdieping door bijv. vragen is niet mogelijk, je kunt alleen het filmpje nog maar eens kijken. efficiënt weer wel, je kijkt wanneer je het nodig hebt en anders niet.”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
26/51
3.2 Onderwijsopvattingen Aan de docenten is gevraagd in welke mate de getoonde onderwijssituatie aansluit bij hun opvattingen over lesgeven. De resultaten hiervan worden in figuur 3.2 weergegeven.
Figuur 3.2
Aansluiting van Mobiele instructievideo’s bij opvattingen over lesgeven
100% 35%
80%
34%
25% 46% (zeer) sterke mate
60% 33%
40%
31%
40%
noch sterke, noch zwakke mate
27%
20%
32%
35%
Totaal (n=451)
VO (n=151)
35%
27%
(zeer) zwakke mate
0% MBO (n=150)
HBO/WO (n=150)
Te zien is dat docenten verschillen van mening. Voor een derde (35%) sluit de toepassing aan bij hun opvattingen over lesgeven, maar een nagenoeg even groot aandeel (32%) geeft juist aan dat het niet aansluit. De MBO zitten vergeleken met de andere docenten meer op één lijn; 46 procent geeft aan dat de Mobiele instructievideo’s in (zeer) sterke mate aansluit bij hun opvattingen. Dit ligt significant hoger dan bij de HBO/WO docenten (25%). Het beeld komt overeen met 2010, toen gaf 38 procent van de docenten aan dat de toepassing aansluit bij hun onderwijsopvattingen. Het aandeel HBO/WO docenten dat de toepassing vindt aansluiten lijkt iets gedaald te zijn (van 33% in 2010 naar 25% in 2011). Het verschil is echter niet significant. Evenals vorig jaar hebben docenten die aangeven dat Mobiele instructievideo’s aansluiten bij hun onderwijsopvatting gemiddeld ook een hogere Power indicator bij de toepassing (tabel 3.2).
Tabel 3.2
Mobiele instructievideo’s: Power indicator naar aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Mate van aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011 Meting 2010
(zeer) sterke mate (n=158)
490
483
noch sterke, noch zwakke mate (n=148)
347
318
(zeer) zwakke mate (n=145)
221
221
Power indicator (gemiddeld)
357
350
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
27/51
Wij hebben de docenten gevraagd aan te geven waarom Mobiele instructievideo’s wel of niet bij hun onderwijsopvattingen aansluiten. Veel docenten, met name die uit het MBO geven aan dat de toepassing aanspreekt (totaal: 13%, MBO: 20%). Voordelen die worden genoemd zijn: de directe beschikbaarheid van informatie en de mogelijkheid voor zelfstandig leren onafhankelijk van tijd en plaats, ook buiten de regulieren contacturen: “In sterkere mate want het gaat hier om just-in-time-information. Dat heeft de stagiair op dat moment nodig en ... het is er ... onder handbereik” “Leerlingen mopperen vaak dat ze hun boeken vergeten zijn, dat het er teveel zijn of te zwaar... Hun mobieltje hebben ze zéker altijd bij zich. Goede oplossing en aanvulling. Leren gebeurt niet meer alleen in de klas. Wel belangrijk: hoe gaan we regelen dat die lessen in hun telefoon terecht komen en/of welke codes hebben ze daar allemaal voor nodig? Dit zou m.i. zeer toegankelijk moeten zijn” “Video-instructie maakt de student zelfstandiger in de praktijk, het leerrendement stijgt en de student kan het probleem oplossen zonder anderen te raadplegen” “Prima te gebruiken voor zorg en welzijn om vaardigheden aan te leren, sluit aan bij situatie van studenten, te gebruiken als het uitkomt. zowel op school als in praktijk” “Mogelijkheid om onderweg te leren” “Goed hulpmiddel voor leerlingen die zelfstandig aan het werk zijn buiten school” “Ik "geloof" in materiaal en omgeving die het mogelijk maken dat de student leert. Niet de docent als degene die alles vertelt maar als degene die de student wegwijs maakt. Met de ondersteuning zoals in het filmpje kan de student heel veel zelf leren op het moment dat het nodig is” “Ik ben groot voorstander van leren op afstand, ongeacht tijd, plaats en ruimte. Zie hiervoor de groep ‘24-uurs onderwijs op LinkedIn’” Er zijn enkele sceptische docenten, deze geven onder andere aan dat de aandacht voor de klassikale les verslapt wanneer de lesstof op een later moment teruggekeken kan worden: “Ik ben geen voorstander van lessen/instructies die achteraf teruggehaald kunnen worden. Ik denk dat het leerlingen de gelegenheid geeft om in eerste instantie niet (goed) mee te doen” “Leerlingen horen de lesstof goed te kennen VOORDAT ze stage gaan lopen. Dit zou een voorwaarde moeten zijn. Dergelijke filmpjes zijn dan (gelukkig) overbodig” “Ik zou graag willen dat deze apparaten op school verboden/gestoord werden, zodat de aandacht weer bij de lesstof is. Ook bieden deze apparaten vele mogelijkheden om bij examens te frauderen” Verder zijn er docenten die de toepassing wel zien zitten, maar voor hun eigen vakgebied niet kunnen voorstellen hoe ze het kunnen inzetten: “Ik zie niet direct een toepassing voor mijn vak, maar voor andere vakken kan het zeer nuttig zijn” “Denk dat het weinig van toepassing is op wiskunde” “Natuurkunde leent zich hier niet goed voor” “Zeer concreet en veel rendement, maar voor Frans ......??” “Voor geschiedenisonderwijs niet zo relevant”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
28/51
3.3 Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie Aan de docenten is gevraagd hoe vaak zij momenteel op de getoonde manier van onderwijs lesgeven en hoe vaak zij dat over drie jaar denken te doen. In tabel 3.3 zijn deze twee vragen gezamenlijk weergegeven.
Tabel 3.3
Mobiele instructievideo’s: gebruik nu en over drie jaar
huidig gebruik
(bijna) nooit
gebruik over 3 jaar soms vaak
(bijna) altijd
totaal
174
109
68
18
82%
soms
2
23
24
9
13%
vaak
0
0
11
8
4%
0 39%
1 29%
0 23%
4 9%
1% 451
(bijna) nooit
(bijna) altijd totaal
Te zien is dat 82 procent van de docenten momenteel (bijna) nooit gebruik maakt van Mobiele instructievideo’s, maar over drie jaar verwacht nog 39 procent van de docenten dat (bijna) nooit te doen. De verwachting is dus dat het gebruik van Mobiele instructievideo’s de komende drie jaar aanzienlijk zal toenemen. In het afgelopen jaar is het gebruik van Mobiele instructievideo’s overigens wel gelijk gebleven (gebruikt bijna nooit: 2010: 82%, 2011: 82%). In figuur 3.3 tonen we het aandeel docenten dat van mening is dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt. Ruim de helft van de docenten verwacht dat hun gebruik van mobiele instructievideo’s de komende drie jaar toeneemt. Deze toename wordt met name verwacht in het MBO, waar 63 procent van de docenten verwacht dat het gebruik toeneemt.
Figuur 3.3
Mobiele instructievideo’s over 3 jaar: aandeel docenten dat verwacht dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt
100%
80%
52%
46% 63%
49%
60%
40% 20%
47%
54%
36%
51%
gebruik neemt toe gebruik blijft gelijk
gebruik neemt af
0%
Totaal (n=451)
VO (n=151)
MBO (n=150)
HBO/WO (n=150)
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
29/51
Docenten die verwachten dat het gebruik van Mobiele instructievideo’s toeneemt hebben een hogere Power indicator dan docenten die verwachten dat het gebruik gelijk blijft (zie tabel 3.4).
Tabel 3.4
Mobiele instructievideo’s: Power indicator naar verandering in het gebruik over 3 jaar Power indicator (gemiddeld)
Gebruik over 3 jaar
Meting 2011
Meting 2010
neemt toe (n=236)
422
400
blijft gelijk (n=212)
287
270
*
*
neemt af (n=3)
* te weinig waarnemingen
3.4 Samenvatting Met Mobiele instructievideo’s hebben de docenten de mogelijkheid om leerlingen/studenten toegang te verschaffen tot digitaal lesmateriaal. Aangezien dit voor het basisonderwijs minder van toepassing is, is de toepassing niet aan de PO docenten voorgelegd. Vergeleken met de andere toepassingen heeft de toepassing een gemiddelde Power indicator. Alleen Augmented reality en Leren met instructievideo’s hebben een hogere indicator. De gemiddelde score van de Power indicator is 357. Dit verschilt niet significant tussen de verschillende onderwijssectoren. Het meest positief zijn de docenten over de efficiëntie van de toepassing. De toepassing wordt even kansrijk bevonden als vorig jaar, toen de indicator een gemiddelde score van 350 had. Over de mate waarin de toepassing aansluit bij de onderwijsopvattingen zijn de docenten verdeeld; voor een derde (35%) sluit het aan bij hun eigen opvattingen, maar 32 procent geeft aan dat het juist niet aansluit. Dit beeld is in alle onderwijssectoren te zien, hoewel MBO docenten meer op één lijn lijken te zitten. Bijna de helft van de MBO docenten (46%) geeft aan dat het in (zeer) sterke mate aansluit bij hun onderwijsopvattingen. Dit ligt significant hoger dan de HBO/WO docenten (25%). In 2010 was eenzelfde beeld te zien. Docenten zijn positief over de mogelijkheden voor zelfstandig leren, onafhankelijk van tijd en plaats. Net als bij Videoconferencing verwachten de docenten dat het gebruik van Mobiele instructievideo’s de komende jaren zal toenemen. Op dit moment maakt 82 procent nooit gebruik van de Mobiele instructievideo’s, over drie jaar verwacht 39 procent dit nooit te doen. Het grootste deel verwacht het zo af en toe te gebruiken, 9 procent verwacht dit (bijna) altijd te doen. In 2010 verwachtte men ook dat het gebruik zou toenemen, maar dit is (nog) niet in de cijfers terug te zien. Destijds maakte, net zoals nu, 18 procent wel eens gebruik van Mobiele instructievideo’s.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
30/51
4.
Opgenomen instructies/verrijkte weblectures
In dit hoofdstuk staan de resultaten weergegeven van de ict-toepassing Opgenomen instructies/ verrijkte weblectures. Deze toepassing is voorgelegd aan docenten PO, VO, MBO, HBO en WO, met twee verschillende video’s. Opgenomen instructies (voorgelegd aan PO en VO) Middels opnameapparatuur is het mogelijk om de les op te nemen en ook de informatie die op de computer of op het digibord staat. De apparatuur plaatst deze registratie van de les direct online.
Verrijkte weblectures (voorgelegd aan MBO, HBO/WO) Een weblecture is een college dat de student online kan terugkijken. Aan deze videoregistratie van het college kan ook de PowerPoint presentatie of het materiaal dat tijdens het college op bijvoorbeeld een digibord wordt vertoond, worden toegevoegd.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
31/51
4.1 Kansrijkheid van de toepassing In onderstaande figuur tonen wij de rapportcijfers voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie, die tezamen leiden tot de Power indicator.
Figuur 4.1
Aandacht, diepgang en efficiëntie van Opgenomen instructies en verrijkte weblectures 6,4
aandacht
6,9
diepgang
Totaal (n=602)
PO (n=151) 7,0
VO (n=151)
efficiëntie
MBO (n=150) HBO/WO (n=150) 0
2
4
6
8
10
De toepassing Opgenomen instructies en verrijkte weblectures krijgt voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie een voldoende. De HBO/WO docenten geven voor de mate van diepgang en efficiëntie iets hogere rapportcijfers dan PO en VO docenten. De Power indicator is gemiddeld 346 (PO: 315, VO: 327, MBO: 361, HBO/WO: 382). In de vorige meting is deze toepassing ook voorgelegd, met dezelfde video’s. De Power indicator was destijds 336, dit komt overeen met de huidige indicator. De toepassing wordt dus nagenoeg even kansrijk bevonden als vorig jaar. Het aantal jaren leservaring van de docenten heeft geen invloed op de mate waarin de docenten de toepassing kansrijk achten. Hoewel de indicator van docenten met meer dan 10 jaar ervaring lager lijkt te zijn, is dit verschil niet significant (tabel 4.1).
Tabel 4.1
Opgenomen instructies en verrijkte weblectures: Power indicator uitgesplitst naar jaren leservaring
Aantal jaren leservaring
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011
Meting 2010
355 353
343
5 t/m 10 jaar (n=134) Meer dan 10 jaar (n=315)
339
327
Power indicator (gemiddeld)
346
336
1 t/m 4 jaar (n=153)
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
356
32/51
Docenten gaven de volgende toelichtingen op de wat lage rapportcijfers voor aandacht: “Studenten hebben geen gelegenheid om direct vragen te stellen. De aandacht kan makkelijk verslappen en de docent kan dan niet ingrijpen om de aandacht erbij te houden” “Aandacht vasthouden: gering i.v.m. ontbreken van interactie” “Kinderen hebben meer aandacht voor een les die door de leerkracht in 'real life' wordt uitgelegd dan voor een filmpje” “Aandacht: waarom opletten, het staat toch op het internet. Spijbelen kan toenemen” Docenten zijn beter te spreken over de diepgang van de toepassing, met name vanwege de mogelijkheid om extra materiaal toe te voegen: “Minder aandacht tijdens college zelf, of mensen komen helemaal niet meer opdagen, omdat ze het zelf thuis kunnen terugkijken, wel veel diepgang door toevoeging van extra info” “Studenten kunnen in hun eigen omgeving de lecture bekijken, daardoor zou aandacht problematisch kunnen zijn. Diepgang kan zeker worden verkregen door de aanvulling van materiaal via filmpjes en websites” “Diepgang door extra materiaal zeer goed. alleen de kans zou kunnen bestaan dat mensen colleges niet meer volgen en alleen het webmateriaal bekijken” De docenten vinden de mogelijkheid om de les terug te kijken erg efficiënt: “Als leerlingen later de les kunnen terugkijken is dat tijdsefficiënt” “Aandacht: lager dan bij daadwerkelijke aanwezigheid en interactie bij college. efficiënt: prima voor gemiste colleges en terugkijken. diepgang: toevoegingen naar literatuur en ander materiaal kan college verrijken” “Het is voor kinderen minder interessant om naar een 2D-filmpje kijken, dan om iets zelf mee te maken. Het is echter erg efficiënt om zo kinderen die iets gemist hebben, toch de stof te laten meekrijgen”
4.2 Onderwijsopvattingen Aan de docenten is gevraagd in welke mate de opvattingen over lesgeven (zie figuur 4.2). Voor 34 Opgenomen instructies/verrijkte weblectures aan bij nagenoeg even groot aandeel (33%) geeft aan dat het
getoonde onderwijssituatie aansluit bij hun procent van de docenten sluit de toepassing hun opvattingen over lesgeven. Echter een niet aansluit bij hun opvattingen.
De meningen zijn dus sterk verdeeld. De docenten binnen het HBO/WO zitten meer op één lijn en zijn het positiefst; voor 53 procent sluit het in sterke mate aan, terwijl 20 procent aangeeft dat het niet bij hun opvattingen aansluit. Het HBO/WO verschilt hiermee significant van de andere sectoren (PO, VO en MBO).
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
33/51
Figuur 4.2
Aansluiting van Opgenomen instructies en verrijkte weblectures bij opvattingen over lesgeven
100% 18% 80%
34% 40%
60% 34%
28%
37%
32%
(zeer) sterke mate
35%
40% 20%
53%
27%
33%
42%
40%
28%
20%
noch sterke, noch zwakke mate (zeer) zwakke mate
0% Totaal (n=602)
PO (n=151)
VO (n=151)
MBO (n=150)
HBO/WO (n=150)
Vergeleken met vorig jaar is er over het algemeen niets veranderd in de mate waarin de toepassing aansluit bij de opvattingen van docenten over het lesgeven. Alleen bij de MBO docenten is het aandeel dat aangeeft dat het niet aansluit bij hun opvattingen afgenomen (van 40% in 2010 naar 28% in 2011). De mening over de aansluiting bij de lesopvattingen is sterk van invloed op de Power indicator. Evenals vorige meting wordt de toepassing kansrijker bevonden onder de docenten die aangeven dat het in sterke mate aansluit bij hun opvatting over lesgeven (tabel 4.2).
Tabel 4.2
Opgenomen instructies en verrijkte weblectures: Power indicator naar aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Mate van aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011 Meting 2010
(zeer) sterke mate (n=204)
485
478
noch sterke, noch zwakke mate (n=202)
328
314
(zeer) zwakke mate (n=196)
221
205
Power indicator (gemiddeld)
346
336
Wij hebben de docenten gevraagd aan te geven waarom Mobiele instructievideo’s wel of niet bij hun onderwijsopvattingen aansluit.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
34/51
Zoals gezegd zijn docenten in de sectoren HBO en WO het meest te spreken over deze ict-toepassing (spreekt aan: totaal 34%, HBO/WO: 53%). Er wordt vaak opgemerkt dat de verrijkte weblectures handig zijn voor studenten die een college missen. “Ik zie hier grote voordelen; in het hbo is collegebezoek soms laag; op deze wijze kan de student toch alle informatie meekrijgen” “Ik geef de voorkeur aan direct contact met de studenten. Het is wel een goed alternatief als een student een les gemist heeft” “Op deze manier worden vooral studenten bediend die het college misten (hoewel er in een echt college meer interactie is, dus het is ook voor deze studenten geen volwaardige vervanging). Ik denk dat het terugkijken van colleges niet veel gebruikt zal worden door studenten die het college zelf volgen” “Ik leg alles altijd maar één keer uit. Als een leerling niet goed heeft opgelet, is dat zijn/haar probleem. Het zou wel een oplossing zijn als het materiaal alleen beschikbaar zou zijn voor leerlingen die geoorloofd afwezig zijn, maar niet voor andere leerlingen” Andere docenten geven aan het handig te vinden dat ze de les kunnen terugkijken en hun eigen functioneren kunnen evalueren: “Voor studenten is het heel erg handig om terug te kijken. Voor de docent is het handig omdat hij zichzelf kan reflecteren en toevoegingen kan doen aan zijn eigen les” “Zou nog zinvoller kunnen als je als docent hier ook tijd voor kreeg (m.n. voor de aanvullingen en het evalueren van jezelf!!)” “Handig om het college te kunnen editen en terug te zien, om zelf daarvan te leren (als docent)” “Het legt de verantwoordelijkheid bij de student terwijl de docent zijn product steeds meer kan optimaliseren en vernieuwen. Dit sluit aan bij mijn visie over onderwijs geven”
4.3 Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie Aan de docenten is gevraagd hoe vaak zij momenteel op de getoonde manier van onderwijs lesgeven en hoe vaak zij dat over drie jaar denken te doen. In tabel 4.3 zijn deze twee vragen gezamenlijk weergegeven.
Tabel 4.3
Opgenomen instructies en verrijkte weblectures: gebruik nu en over drie jaar
huidig gebruik
gebruik over 3 jaar soms vaak
(bijna) altijd
totaal
171
173
106
21
78%
soms
4
36
37
12
15%
vaak
0
1
22
9
5%
0 29%
1 35%
1 28%
8 8%
2% 602
(bijna) nooit
(bijna) altijd totaal
(bijna) nooit
Te zien is dat 78 procent van de docenten momenteel (bijna) nooit gebruik maakt van Opgenomen instructies en verrijkte weblectures, maar over drie jaar verwacht nog 29 procent van de docenten dat (bijna) nooit te doen. De verwachting is dus dat het gebruik van Opgenomen instructies en verrijkte weblectures de komende drie jaar een behoorlijke vlucht zal nemen. In het afgelopen jaar is het gebruik van Opgenomen instructies en verrijkte weblectures echter wel nagenoeg gebleven (gebruikt bijna nooit: 2010: 81%, 2011: 78%).
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
35/51
In figuur 4.3 tonen we het aandeel docenten dat van mening is dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt. Ruim de helft van de docenten (59%) verwacht dat hun gebruik van Opgenomen instructies en verrijkte weblectures de komende drie jaar toeneemt. Bij het VO lijkt dit aandeel met 54% iets lager te liggen dan bij de andere sectoren, maar dit verschil is niet significant.
Figuur 4.3
Opgenomen instructies en verrijkte weblectures over 3 jaar: aandeel docenten dat verwacht dat het gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt
100% 80%
59%
62%
39%
36%
54%
60%
63%
40%
36%
60% 40% 20%
45%
gebruik neemt toe gebruik blijft gelijk gebruik neemt af
0% Totaal (n=602)
PO (n=151)
VO (n=151)
MBO (n=150)
HBO/WO (n=150)
Docenten die verwachten dat het gebruik van Opgenomen instructies en verrijkte weblectures toeneemt hebben een hogere Power indicator dan docenten die verwachten dat het gebruik gelijk blijft (tabel 4.4).
Tabel 4.4
Opgenomen instructies en verrijkte weblectures: Power indicator naar verandering in het gebruik over 3 jaar Power indicator (gemiddeld)
Gebruik over 3 jaar
Meting 2011
Meting 2010
neemt toe (n=358)
387
388
blijft gelijk (n=237)
287
254
*
*
neemt af (n=7)
* te weinig waarnemingen
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
36/51
4.4 Samenvatting Opgenomen instructies/verrijkte weblectures maakt het mogelijk om de lessen/colleges achteraf digitaal te bekijken. Deze toepassing kan voor alle sectoren worden gebruikt, er is dus ook aan alle docenten om een beoordeling van de toepassing gevraagd. De power indicator heeft een gemiddelde score van 346, dit komt overeen met vorig jaar (336). Vergeleken met de PO en VO docenten achten de HBO/WO docenten de toepassing kansrijker. Zij zijn vooral positiever over de diepgang en efficiëntie van de toepassing, bijvoorbeeld over de mogelijkheid om extra materiaal toe te voegen. Vergeleken met Videoconferencing wordt de toepassing Opgenomen instructies/verrijkte weblectures kansrijker bevonden. De Power indicatoren van de andere vier toepassingen liggen wel hoger, maar het verschil is relatief klein. Zoals ook bij de toepassing Mobiele instructievideo’s was te zien, verschillen docenten van mening over de mate waarin Opgenomen instructies/verrijkte weblectures aansluit bij hun opvatting over lesgeven. De groep die aangeeft dat het in (zeer) sterke mate aansluit (34%) is even groot als de groep die vindt dat het juist niet aansluit (33%). Onder de HBO/WO docenten is dit anders; de helft van deze docenten (53%) geeft aan dat het goed bij hun opvattingen aansluit, voor “slechts” 20 procent is dat niet het geval. Dit beeld was in 2010 ook te zien. Voordelen die worden genoemd zijn de mogelijkheid voor studenten om (gemiste) lessen terug te kijken en voor docenten om hun eigen optreden te kunnen evalueren. Samen met Leren met instructievideo’s maken de docenten op dit moment het meest gebruik van Opgenomen instructies/verrijkte weblectures. Een vijfde (22%) geeft aan het op dit moment weleens te gebruiken in de lessen. De verwachting is dat dit de komende drie jaar tot 71 procent zal stijgen, waarbij het merendeel de toepassing zo af en toe zal gebruiken. In totaal verwacht zestig procent van de docenten dat ze meer gebruik zullen gaan maken van de toepassing. Dit komt overeen met de andere toepassingen, alleen bij Videoconferencing ligt dit aandeel duidelijk lager.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
37/51
5.
Augmented reality
In dit hoofdstuk staan de resultaten weergegeven van de ict-toepassing Augmented reality. Deze toepassing is aan alle docenten voorgelegd. Augmented Reality is de toevoeging van computergemaakte beelden aan de realiteit. Deze extra laag wordt zichtbaar met behulp van een smartphone, die over GPS, een kompas en een internetverbinding beschikt.
5.1 Kansrijkheid van de toepassing In onderstaande figuur tonen wij de rapportcijfers voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie, die tezamen leiden tot de Power indicator.
Figuur 5.1
Aandacht, diepgang en efficiëntie van Augmented reality 7,4
aandacht
6,8 diepgang
Totaal (n=602)
PO (n=151) 6,6
VO (n=151)
efficiëntie
MBO (n=150) HBO/WO (n=150) 0
2
4
6
8
10
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
38/51
Alle drie de aspecten scoren een voldoende, maar de score voor aandacht springt er met een 7,4 bovenuit. PO docenten geven voor de mate waarin de aandacht van de leerlingen wordt vastgehouden en de mate waarin diepgang van het leren wordt gerealiseerd een significant hoger rapportcijfer dan de andere docenten (PO: 7,9, gemiddeld: 7,4). De Power indicator is gemiddeld 370 (PO: 422, VO: 371, MBO: 351, HBO/WO: 337). PO docenten achten Augmented reality kansrijker dan MBO en HBO/WO docenten. Vergeleken met vorig jaar, toen de toepassing voor het eerst aan de docenten is voorgelegd, is de Power indicator gelijk gebleven. Destijds lag de indicator op 369. In tabel 5.1 is de Power indicator uitgesplitst naar het aantal jaren leservaring. Docenten die al meer dan 10 jaar lesgeven lijken een iets lagere Power indicator te hebben dan de andere docenten. Dit verschil is echter niet significant.
Tabel 5.1
Augmented reality: Power indicator uitgesplitst naar jaren leservaring
Aantal jaren leservaring
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011
Meting 2010 345
5 t/m 10 jaar (n=134)
380 380
Meer dan 10 jaar (n=315)
362
370
Power indicator (gemiddeld)
370
369
1 t/m 4 jaar (n=153)
392
Augmented reality scoort goed op het aspect aandacht (gemiddeld een 7,4). Dit zijn de toelichtingen: “Door echt te leren in de praktijk hou je de aandacht van de leerlingen wel beter vast en zal de stof beter blijven hangen. Voor het basisonderwijs waarin ik werk lijkt me dit alleen wat ver gezocht” “Ik zie zo snel geen toepassingsmogelijkheden in mijn eigen vakgebied, maar ik denk dat dit leerlingen en studenten zeker aan zal spreken. Met deze toepassing zullen ze waarschijnlijk zelf op zoek gaan naar de informatie en dus aandachtiger leren” “Ik denk dat leerlingen dit leuk vinden en er dus wel bij blijven met hun aandacht. De kans dat de stof blijft hangen wordt daarmee ook groter” “Diepgang (laag) omdat er niet doorgevraagd kan worden. Aandacht, studenten kunnen alles met mobiel en vinden nieuwe innovaties aantrekkelijk”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
39/51
Over het aspect diepgang zijn de docenten minder eenduidig, zij geven de volgende toelichtingen: “Diepgang: er kan meer dan in het klaslokaal, en de leerling is zelf aan het ontdekken” “Leerlingen worden zo meer betrokken bij hun opdracht en dat komt de aandacht en de efficiëntie altijd ten goede. Je kunt nog meer inzoomen op je buurt, dat komt de diepgang ten goede” “Vanwege het interactieve karakter zullen leerlingen gemotiveerd zijn om de opdrachten uit te voeren. De leerdoelen kunnen afhankelijk van de opzet worden bereikt, maar diepgang creëren kan lastig zijn in deze situaties” “De kinderen zullen dit geweldig vinden, buiten met een telefoon en doen. De diepgang zal toch sterk leerling-afhankelijk zijn qua inzet, serieusheid en de wil om te leren. vele onderwerpen kun je niet in deze vorm dicht bij de scholen laten uitvoeren. Het vraagt veel voorbereiding en extra hulp van buitenaf” “Sterk in aandacht vasthouden; levendig; sluit aan bij interesse jongeren. Diepgang: de hoeveelheid achtergronden die op smartphone getoond kan worden is denk ik beperkt (zonder dat je overzicht verliest)” Leraren verwachten dat zij een tijdsinvestering moeten maken om het gebruik van Augmented reality voor hun lessen voor te bereiden. Ook het gebruik zelf kost tijd. Dat blijkt uit de volgende toelichtingen bij het aspect efficiëntie: “Niet zo efficiënt: grote tijdsinvestering om eigen onderwijsmaterialen te ontwikkelen. Met videomateriaal in eigen klas zouden leerdoelen sneller bereikt kunnen worden” “Ik vind het niet realistisch voor het onderwijs. onderwijs buiten de klas, slokt tijd van andere vakken op. het klinkt allemaal leuk, maar het moet meer zijn dan leuk” “Het kost wel veel tijd om de leerlingen op pad te sturen, maar ik denk wel dat het voor de leerlingen een heel goede manier is om de aandacht erbij te houden en veel op te doen” “Ik denk dat het nu nog veel tijd kost om zoiets te verwezenlijken, ook de smartphones zijn niet zodanig voorradig dat je kinderen deze kunt laten gebruiken. Ik vind het wél een zeer interessante manier van lesgeven” “Dit soort snufjes zijn natuurlijk zeer interessant voor leerlingen, en ze leren er ook wel door wat er op het programma staat, maar het kost veel tijd en moeite om lesstof op die manier te behandelen”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
40/51
5.2 Onderwijsopvattingen Aan de docenten is gevraagd in welke mate de getoonde onderwijssituatie aansluit bij hun opvattingen over lesgeven. Uit figuur 5.2. blijkt dat voor een derde van de docenten (35%) Augmented reality aansluit bij hun opvatting over lesgeven. Voor een nagenoeg even groot aandeel (34%) sluit het echter niet aan. Net als bij de toepassing Opgenomen instructies/ verrijkte weblectures zijn de meningen dus verdeeld. In 2010 was eenzelfde beeld te zien. PO docenten lijken iets vaker aan te geven dat de toepassing goed aansluit bij hun opvattingen over lesgeven, maar het verschil met de andere docenten is niet significant.
Figuur 5.2
Aansluiting van Augmented reality bij opvattingen over lesgeven
100% 80%
35%
42%
60% 31%
40% 20%
34%
31%
33%
35%
28%
31%
33%
31%
26%
(zeer) sterke mate noch sterke, noch zwakke mate
40%
36%
33%
VO (n=151)
MBO (n=150)
HBO/WO (n=150)
(zeer) zwakke mate
0%
Totaal (n=602)
PO (n=151)
Net als in 2010 hebben docenten die aangeven dat Augmented reality goed aansluit bij hun onderwijsopvatting een hogere Power indicator dan de andere docenten (tabel 5.2).
Tabel 5.2
Augmented reality: Power indicator naar aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Mate van aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011 Meting 2010
(zeer) sterke mate (n=212)
513
503
noch sterke, noch zwakke mate (n=186)
352
362
(zeer) zwakke mate (n=204)
239
232
Power indicator (gemiddeld)
380
369
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
41/51
Wij hebben de docenten gevraagd aan te geven waarom augmented reality wel of niet bij hun onderwijsopvattingen aansluit. De meest gegeven toelichtingen zijn dat Augmented reality aanspreekt (23%), maar niet geschikt is voor het vakgebied van de docent (24%). “Augmented is een geweldige manier om lessen in 3D weer te geven. Ook goed bruikbaar als vervangende praktijklessen” “Minder toepasbaar binnen vakgebied economie” Sommige docenten geven beide antwoorden: “Het interactive past wel bij mijn visie. Ik zie het niet concreet voor mij bij mijn vakgebied (sova)” “Erg leuk, maar niet van toepassing in de lessen lichamelijke opvoeding” “Ik vind het een leuke manier, maar gezien mijn lesstof niet van toepassing. Leerlingen leren op deze manier niet beter lezen-luisteren-schrijven-spreken etc.” “Het lijkt me een goede methode, maar voor mijn vak niet zo geschikt” Andere toelichtingen zijn dat de toepassing aansluit bij de leerlingen en dat het goed is om de buitenwereld bij de les te betrekken: “Erg aantrekkelijk voor leerlingen, dus wel een goed iets om in te investeren” “Aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, via toepassing die zij goed kennen en interessant vinden” “De telefoon is een integraal deel van het leven van de student” “Ik wil graag het lesgeven uitbreiden naar buiten het klaslokaal” “Leuk om af en toe op deze manier 'buiten het klaslokaal' aan de slag te gaan. Het is me niet duidelijk in hoeverre het om kant-en-klaar materiaal gaat of dat dit nog zelf door de docenten ontwikkeld moet worden. Dit laatste kan een hoge drempel zijn” “Ik zoek juist naar manieren om meer buiten mijn klaslokaal lessen te geven: ervaringen opdoen!”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
42/51
5.3 Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie Aan de docenten is gevraagd hoe vaak zij momenteel op de getoonde manier van onderwijs lesgeven en hoe vaak zij dat over drie jaar denken te doen. In tabel 5.3 zijn deze twee vragen gezamenlijk weergegeven.
Tabel 5.3
Augmented reality: gebruik nu en over drie jaar
huidig gebruik
gebruik over 3 jaar soms vaak
(bijna) altijd
totaal
251
210
76
13
91%
soms
2
20
12
6
7%
vaak
0
1
8
1
2%
1 42%
0 38%
1 16%
0 3%
0% 602
(bijna) nooit
(bijna) altijd totaal
(bijna) nooit
In tabel 5.3 is te zien is dat 91 procent van de docenten momenteel (bijna) nooit les geeft via Augmented reality. De verwachting is dat dit percentage over drie jaar daalt naar 42 procent. Het gebruik van Augmented reality zal naar verwachting de komende jaren dus een behoorlijke vlucht nemen. In het afgelopen jaar heeft er echter nog geen toename in het gebruik plaatsgevonden. In 2010 gaf ook 91 procent van de docenten er (bijna) nooit gebruik van te maken. In figuur 5.3 tonen we het aandeel docenten dat van mening is dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt. De helft van de docenten (53%) verwacht dat hun gebruik van Augmented reality de komende drie jaar toeneemt. Bij de PO docenten ligt dit aandeel met 68 procent hoger dan bij de andere docenten.
Figuur 5.3
Augmented reality over 3 jaar: aandeel docenten dat verwacht dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt.
100% 80%
53%
60%
45%
51%
47%
54%
47%
53%
68%
40% 20%
46%
gebruik neemt toe gebruik blijft gelijk
31%
gebruik neemt af
0% Totaal (n=602)
PO (n=151)
VO (n=151)
MBO (n=150)
HBO/WO (n=150)
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
43/51
Docenten die verwachten dat ze in de toekomst meer gebruik zullen maken van de toepassing Augmented reality hebben een hogere Power indicator dan docenten die verwachten dat het gebruik gelijk blijft (zie tabel 5.4).
Tabel 5.4
Augmented reality: Power indicator naar verandering in het gebruik over 3 jaar Power indicator (gemiddeld)
Gebruik over 3 jaar
Meting 2011
Meting 2010
neemt toe (n=318)
445
427
blijft gelijk (n=279)
288
289
*
*
neemt af (n=5)
* te weinig waarnemingen
5.4 Samenvatting Met Augmented reality kunnen er met behulp van een smartphone computergemaakte beelden aan de realiteit worden toegevoegd. Vergeleken met de andere toepassingen wordt deze toepassing overall het meest kansrijk bevonden (Power indicator = 370). De verschillen met de andere toepassingen (met uitzondering van Videoconference) zijn echter klein, waardoor in een aantal onderwijssectoren een andere toepassing een hogere indicator heeft. Zo neem Augmented reality onder de MBO en HBO/WO docenten respectievelijk een derde en tweede plaats in. Docenten zijn vooral positief over de mate waarin met de toepassing de aandacht van de leerlingen wordt vastgehouden. Ze beoordelen dit aspect met een duidelijk hoger rapportcijfer dan bij de andere toepassingen. Alleen bij Leren met instructievideo’s wordt het aspect aandacht met een gelijkwaardig rapportcijfer beoordeeld. Zoals bij voorgaande toepassingen ook naar voren kwam, is de groep docenten waarvoor de toepassing goed aansluit bij hun opvattingen over lesgeven zo goed als even groot als de groep die het niet vindt aansluiten (beide rond een derde). Voor Augmented reality is hier geen verschil in te zien tussen de verschillende onderwijssectoren. Ondanks dat docenten aangeven dat de toepassing ze aanspreekt twijfelen zij wel over de geschiktheid voor hun eigen vakgebied. Net als bij Videoconferencing wordt er op dit moment maar door een beperkt aandeel docenten gebruik gemaakt van Augmented reality. Negen op de tien docenten geven aan er momenteel (bijna) nooit gebruik van te maken. Men verwacht echter wel dat dit in de toekomst gaat veranderen. Over 3 jaar verwacht 42 procent (bijna) nooit gebruik te maken van de toepassing. Met name PO docenten verwachten er meer gebruik van te gaan maken. Met een aandeel van 68 procent, waarvoor het gebruik zal gaan toenemen, ligt dit hoger dan bij de andere sectoren (VO: 45%, MBO: 51%, HBO/WO: 47%).
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
44/51
6.
Leren met instructievideo’s
In dit hoofdstuk staan de resultaten weergegeven van de ict-toepassing Leren met instructievideo’s. Deze toepassing is dit jaar voor het eerst voorgelegd aan de docenten op het VO en MBO. Leren met instructievideo’s (voorgelegd aan VO en MBO) Via videotoepassingen in de klas kunnen leerlingen zelf instructievideo’s maken. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om het leerproces te verbeteren en aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Naast de leerstof zelf is ook het werken met videosoftware en mobiele videotoepassingen voor de leerlingen een leerzame en nuttige ervaring.
6.1 Kansrijkheid van de toepassing In onderstaande figuur tonen wij de rapportcijfers voor de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie, die tezamen leiden tot de Power indicator.
Figuur 6.1
Aandacht, diepgang en efficiëntie van Leren met instructievideo’s 7,4
aandacht
6,7
diepgang
Totaal (n=301)
6,7
VO (n=151)
efficiëntie
MBO (n=150)
0
2
4
6
8
10
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
45/51
Net als bij de toepassing Augmented reality springt het rapportcijfer voor de mate waarin de toepassing de aandacht van leerlingen vasthoudt er bovenuit (7,4). Ook diepgang en efficiëntie scoren, beide een 6,7, een ruime voldoende. Tussen de docenten van het VO en MBO is geen verschil te zien in deze beoordelingen. De Power indicator is gemiddeld 368. Zoals zojuist ook bij de scores voor aandacht, diepgang en efficiëntie te zien was, is er geen verschil te zien tussen de onderwijssectoren. VO docenten en MBO docenten achten de toepassing dus even kansrijk (VO: 363, MBO: 373). Ook het aantal jaren leservaring leidt niet tot verschillen in de hoogte van de indicator. Docenten met de minste jaren leservaring lijken wel een iets hogere Power indicator te hebben (tabel 6.1), maar het verschil met de andere docenten is niet significant.
Tabel 6.1
Leren met instructievideo’s: Power indicator uitgesplitst naar jaren leservaring
Aantal jaren leservaring
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011
1 t/m 4 jaar (n=67) 5 t/m 10 jaar (n=61)
399 363
Meer dan 10 jaar (n=173)
358
Power indicator (gemiddeld)
368
De toepassing krijgt een hoog rapportcijfer voor aandacht. Wij illustreren dit aan de hand van enkele citaten: “Ze hebben de aandacht erbij, want ze doen niets anders met de ipad, ipod etc. te werken” “Leerlingen zijn visueel ingesteld dus hun aandacht zal beter zijn dan in een klassikale les. Of het voldoende niveau heeft hangt af van de informatie die de docent ter beschikking stelt en wat de leerling er mee doet” “Leerlingen maken het zelf, dus de aandacht zal hoog zijn” “Zelf verwoorden en ontwerpen zorgt wel voor aandacht en diepgang” Wat betreft diepgang is het beeld diverser: “Diepgang zorgen ze zelf voor en wordt ter plekken aandacht aan geschonken” “De diepgang zal per leerling verschillen” “Ik vind het weinig diepgang hebben. leerlingen zijn nauwelijks meer klassikaal bezig” “Ik heb grote vragen of er wel voldoende diepgang in deze manier van werken zit om de einddoelen te behalen” Ook wat betreft efficiëntie is het beeld divers, sommige leraren verwachten dat het wel en anderen verwachten dat het niet efficiënt is om op deze manier les te geven: “Het leren kennen van de videosoftware en kwesties als vormgeving leiden wel af van - in dit geval - de aardrijkskunde, dus een echt efficiënt leertraject is het niet” “Efficiënt zal dit zeker zijn, want de leerlingen hebben hier veel aandacht voor” “Efficiënt nee, dit kost meer tijd dan normale lessen” “Ik denk dat het heel boeiend voor de leerling is, dus aandacht. Ik denk dat het wel tijd kost (efficiency) en dat dit met name in het begin ten koste kan gaan van diepgang” “Nieuwe technieken zoals deze blijken wel degelijk bijzonder veel interesse te hebben bij de jeugd, krijgt onmiddellijk aandacht en kan de efficiëntie van vakken verhogen”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
46/51
6.2 Onderwijsopvattingen Aan de docenten is gevraagd in welke mate de getoonde onderwijssituatie aansluit bij hun opvattingen over lesgeven. Uit figuur 6.2 blijkt dat het voor bijna de helft van de docenten (44%) goed aansluit bij hun opvattingen over lesgeven. Tussen de VO en MBO docenten zijn geen significante verschillen te zien.
Figuur 6.2
Aansluiting van Leren met instructievideo’s bij opvattingen over lesgeven
100% 80%
44%
42%
46% (zeer) sterke mate
60% 40% 20%
29%
30%
28%
noch sterke, noch zwakke mate
(zeer) zwakke mate
27%
28%
26%
Totaal (n=301)
VO (n=151)
MBO (n=150)
0%
De hoogte van de Power indicator wordt net als bij de andere toepassingen beïnvloed door de mate waarin de toepassing aansluit bij de opvattingen over lesgeven. Hoe sterker de aansluiting hoe kansrijker de toepassing wordt bevonden.
Tabel 6.2
Leren met instructievideo’s: Power indicator naar aansluiting bij opvattingen over lesgeven
Mate van aansluiting bij opvattingen Power indicator over lesgeven (gemiddeld) Meting 2011 (zeer) sterke mate (n=133)
491
noch sterke, noch zwakke mate (n=87)
334
(zeer) zwakke mate (n=81)
202
Power indicator (gemiddeld)
368
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
47/51
Wij hebben de docenten gevraagd aan te geven waarom Leren met instructievideo’s wel of niet bij hun onderwijsopvattingen aansluit. Uit de rapportcijfers en de Power indicator bleek het al, maar het komt ook terug in de open antwoorden, docenten zijn gecharmeerd van de toepassing Leren met instructievideo’s. Dat blijkt onder andere uit de volgende citaten: “Prima manier ook voor de betrokkenheid van leerlingen” “Mijn ervaring is dat leerlingen deze manier van werken als zeer positief ervaren, met vaak verbluffende resultaten” “Dit zou ik willen doen, mijn leerlingen hebben korte aandachtsboog nl.” “Groepslessen zijn hier moeilijk op school, maar het lijkt me erg leuk” “Als we er de middelen voor zouden hebben, zou ik dit graag uitvoeren tijdens één van mijn lessen(blokken)” “Ik ben hier zeker voor te vinden, maar heb op dit moment geen mogelijkheid om dit toe te passen” Zoals uit de hierboven genoemde citaten al blijkt geven veel docenten echter gelijk aan dat er nog onvoldoende infrastructuur of financiële middelen op school beschikbaar zijn voor het inzetten van deze toepassing: “Het materiaal is niet aanwezig” “Zal niet gauw gebeuren, want hier is zeker geen budget voor” “Op dit moment hebben we in de klassen weinig digitale hulpmiddelen voor leerlingen zelf, de school moet dan een investering doen” “En die tablets .... die zijn gratis” Maar stel dat op school alle infrastructuur aanwezig is, dan denken docenten dat de lesstof beter blijft hangen, omdat leerlingen er zelf intensief mee aan de slag gaan: “Zelf ontdekken zorgt voor beklijving” “Leerlingen leren het best als ze zelf bezig zijn” “Ik vind dit een heel goed idee; de beste manier om iets te leren is door het aan iemand anders uit te leggen. Het maken van een instructievideo kan dus zeker bijdragen aan de studievoortgang”
6.3 Vergelijking tussen de huidige en toekomstige onderwijssituatie Aan de docenten is gevraagd hoe vaak zij momenteel op de getoonde manier van onderwijs lesgeven en hoe vaak zij dat over drie jaar denken te doen. In tabel 6.3 zijn deze twee vragen gezamenlijk weergegeven.
Tabel 6.3
Leren met instructievideo’s: gebruik nu en over drie jaar
huidig gebruik
gebruik over 3 jaar soms vaak
(bijna) altijd
totaal
79
88
53
10
76%
soms
1
24
21
3
16%
vaak
1
1
12
5
6%
0 27%
0 38%
0 29%
3 7%
1% 301
(bijna) nooit
(bijna) altijd totaal
(bijna) nooit
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
48/51
Vergeleken met de meeste andere toepassingen wordt Leren met instructievideo’s al relatief vaak gebruik. Een kwart van de docenten (24%) maakt er op dit moment al weleens gebruik van. De verwachtingen is dat dit aandeel de komende jaren behoorlijk toe zal nemen. Driekwart van de docenten (73%) geeft immers aan te verwachten er over drie jaar weleens gebruik van te maken. Een derde (36%) denkt dit vaak of (bijna) altijd te zullen gaan doen. Figuur 6.3 toont het aandeel docenten dat van mening is dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt. Uiteindelijk verwacht 60 procent van docenten dat het gebruik van Leren met instructievideo’s zal toenemen. Dit geldt zowel voor de VO als MBO docenten
Figuur 6.3
Leren met instructievideo’s over 3 jaar: aandeel docenten dat verwacht dat hun gebruik toeneemt, gelijk blijft en afneemt
100%
80% 60%
60%
60%
39%
39%
39%
60% 40%
20%
gebruik neemt toe gebruik blijft gelijk gebruik neemt af
0% Totaal (n=301)
VO (n=151)
MBO (n=150)
Docenten die verwachten dat ze in de toekomst meer gebruik zullen maken van Leren met instructievideo’s hebben een hogere Power indicator dan docenten die verwachten dat het gebruik gelijk blijft (tabel 5.4).
Tabel 5.4
Leren met instructievideo’s: Power indicator naar verandering in het gebruik over 3 jaar
Gebruik over 3 jaar
Power indicator (gemiddeld) Meting 2011
neemt toe (n=180)
423
blijft gelijk (n=118)
285
neemt af (n=3)
*
*te weinig waarnemingen
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
49/51
6.4 Samenvatting Leren met instructievideo’s is een toepassing die dit jaar voor het eerst aan de docenten is voorgelegd. Met deze toepassing kunnen de leerlingen met behulp van videotoepassingen zelf instructievideo’s in de klas maken. Hiermee verwacht men beter te kunnen aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen op het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs. De VO en MBO docenten denken dat de toepassing daar in kan slagen. Ze beoordelen de aspecten aandacht, diepgang en efficiëntie immers met een ruime voldoende. Vooral over de mate waarin de aandacht van de leerlingen wordt vastgehouden zijn de docenten zeer te spreken. Dit resulteert in een relatief hoge Power indicator (368), waarbij de VO en MBO docenten een vergelijkbare score op de indicator hebben (VO: 363, MBO: 373). Docenten achten de toepassing niet alleen kansrijk, ook sluit het voor relatief veel docenten aan bij hun opvattingen over lesgeven. Bijna de helft van de VO en MBO docenten geeft aan dat het in (zeer) sterke mate aansluit bij hun opvattingen (VO: 42%, MBO: 46%). In tegenstelling tot de meeste andere toepassingen is het aandeel docenten die zich qua onderwijsopvattingen niet in de toepassing kan vinden duidelijk lager (27%). Docenten denken dat de leerstof beter blijft hangen doordat leerlingen er zelf intensief mee bezig zijn. Wel zijn er zorgen over de beschikbaarheid van voldoende (financiële) middelen om de toepassing op school in te kunnen zetten. Vergeleken met de andere toepassingen (met uitzondering van Opgenomen instructies/verrijkte weblectures) wordt de toepassing Leren met instructievideo’s al door relatief veel docenten gebruikt. Een kwart (24%) geeft aan het op dit moment al weleens te gebruiken. De komende jaren zal dat naar een verwachting stijgen tot 73 procent. Uiteindelijk verwacht 60 procent van de docenten, ongeacht of ze op het VO of MBO lesgeven, meer gebruik te zullen maken van de toepassing.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
50/51
7.
Tagging
In dit hoofdstuk staan de resultaten weergegeven van de ict-toepassing Tagging. Deze toepassing is aan alle docenten voorgelegd. Tagging is het toevoegen van labels (tags) aan digitale bestanden, namelijk kernwoorden die beschrijven waar de bestanden over gaan. Tags spelen een rol bij de vindbaarheid van de bestanden in het zoekproces. Behalve tags kunnen leraren/docenten of leerlingen/studenten ook hun waardering of commentaar plaatsen.
7.1 Inschatting van het effect van het gebruik van Tagging Bij Tagging is afgezien van het vragen van drie rapportcijfers. Hiervoor in de plaats is de docenten gevraagd in te schatten wat het gebruik van Tagging hun op zal leveren. Er werd gevraagd naar de tijdsinvestering, het gebruiksgemak en de kwaliteit van het gevonden lesmateriaal. De resultaten hiervan worden in figuur 7.1 weergegeven.
Figuur 7.1 Tijd
Tagging: inschatting effect
-31%
45%
Gebruiksgemak
-4%
Kwaliteit
-4%
78%
65%
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
51/51
Uit figuur 7.1 blijkt dat de docenten vooral positief gestemd zijn over het gebruiksgemak van Tagging. Driekwart van de docenten (78%) verwacht dat het gebruiksgemak door Tagging (sterk) zal verbeteren. Ook over de verbetering van de kwaliteit zijn relatief veel docenten positief (65%). De meningen over de mate waarin het ze tijd bespaart lopen uiteen. Bijna de helft van de docenten (45%) geeft aan dat het tijdswinst zal opleveren, maar een derde (31%) geeft aan dat het ze juist veel meer tijd zal kosten. In de figuren 7.2 t/m 7.4 worden de resultaten van de verwachtingen voor de tijdsbesteding, gebruiksgemak en kwaliteit uitgesplitst naar de verschillende onderwijssectoren. Alleen in de mate waarin Tagging tijdswinst zal opleveren zijn significante verschillen te zien tussen de sectoren. PO docenten zijn positiever dan MBO en HBO/WO docenten. Ook de resultaten van de VO docenten verschillen significant van de HBO/WO docenten.
Figuur 7.2
Tagging: inschatting voor de tijdsbesteding
PO
VO
MBO
HBO/WO
Figuur 7.3
-24%
59%
-30%
-35%
-33%
48%
41%
32%
Tagging: inschatting voor het gebruiksgemak
PO
-5%
VO
-5%
MBO
-4%
76%
HBO/WO
-3%
76%
85%
74%
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
52/51
Figuur 7.4
Tagging: inschatting voor de kwaliteit
PO
-4%
VO
-5%
62%
MBO
-5%
63%
HBO/WO
-2%
72%
63%
Ten opzichte van vorig jaar is de houding van de docenten ten aanzien van Tagging nauwelijks veranderd. Alleen de mening over de tijdswinst die de toepassing zal opleveren is veranderd. Het aandeel docenten dat denkt dat Tagging vooral veel tijd zal kosten is afgenomen (van 37% in 2010 naar 31% in 2011). Deze afname is vooral toe te schrijven aan de VO docenten, die minder negatief tegenover de tijdsinvestering staan. De docenten is gevraagd hun inschatting voor de (verbetering van de) kwaliteit van het gevonden materiaal nader toe te lichten. “Alleen de beste materialen worden dan gebruikt en de rest verdwijnt van zelf” “Als mensen goed 'taggen' en goed beoordelen dan zal de kwaliteit toenemen” “Review systeem zal niet waterdicht zijn, maar zal wel een redelijke indicatie geven van kwaliteit en bruikbaarheid. Zeker als het veel gebruikt wordt” “Tags zijn superhandig als je gericht informatie zoekt. De kwaliteit van materiaal staat los van tags. Tags zijn puur bedoeld voor zoekdoeleinden. Als er veel feedback is op materiaal kunnen de 'sterren' wel nuttig zijn, maar vaak zie je heel geringe aantallen die het materiaal hebben beoordeeld” Sommige docenten maken zich zorgen over de tijdsinvestering die het taggen van het materiaal met zich meebrengt, zowel bij het taggen zelf als bij het raadplegen van de tags. Andere docenten zien juist tijdswinst: “Tags geven weer extra informatie, die extra waarde met zich mee kan brengen in de vorm van betere vindbaarheid van materialen. Maar het kost ook extra tijd om deze tags door te nemen. De kwaliteit zal waarschijnlijk niet toenemen, aangezien ik zelf altijd zeer uitgebreid materialen op kwaliteit scan en mijn oordeel niet wil laten afhangen van dat van anderen” “Tijdrovende avonturen. Geschikt voor collega's die al zeer bedreven zijn in deze materie” “Als een tag goed werkt haalt die meteen datgene naar boven wat je zoekt. Je hoeft dan zelf niet veel verder te gaan zoeken. Dat bespaart tijd en omdat het de belangrijkste info naar boven haalt neemt de kwaliteit van de leerstof toe”
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
53/51
Verder zijn niet alle docenten ervan overtuigd dat leerlingen het lesmateriaal goed kunnen beoordelen: “De kwaliteit van de tags is relatief. De leerling heeft geen duidelijk beeld van de eisen die aan hem of haar aan het eind van het leerproces gevraagd worden” “Vinden en gebruiksgemak ligt voor de hand, maar de beoordeling door andere docenten en vooral leerlingen hoeft niet perse bij te dragen aan kwaliteitsverbetering” “Leerlingen tags laten geven vind ik risicovoller, want sommige lesstof zal hen op geen enkele manier aanspreken”
7.2 Relevantie Aan alle docenten is gevraagd in welke mate het zoeken met behulp van tags en het kunnen bekijken van waarderingen, relevant is voor hun functioneren als leraar of docent. In figuur 7.5 tonen wij de uitkomsten van deze vraag.
Figuur 7.5
Relevantie van Tagging
100% 80%
35%
28%
45%
33%
31% (zeer) sterke mate
60%
40% 20%
36%
48%
40%
18%
23%
27%
33%
PO (n=151)
VO (n=151)
MBO (n=150)
HBO/WO (n=150)
40% 37%
25%
noch sterke, noch zwakke mate (zeer) zwakke mate
0% Totaal (n=602)
Een derde (35%) van de docenten is positief gestemd over de mate waarin Tagging relevant is voor hun functioneren als leraar of docent. Een kwart vindt het weinig relevant. Tussen de verschillende onderwijssectoren zijn een aantal significante verschillen waar te nemen. Zo vinden meer PO dan VO docenten dat het relevant is voor hun functioneren (PO: 45%, VO: 28%). Daarnaast is de groep HBO/WO docenten die het juist niet relevant vindt groter dan onder de PO docenten (PO: 18%, HBO/WO: 33%). Dit beeld komt in sterke mate overeen met vorig jaar.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
54/51
7.3 Samenvatting Tagging is de enige toepassing die betrekking heeft op het secundaire proces in het onderwijs. Met deze toepassing worden labels (kernwoorden die beschrijven waar de bestanden over gaan) aan digitale bestanden toegevoegd. Tevens kunnen leraren/docenten en leerlingen/studenten hun waardering of commentaar plaatsen. Een grote groep docenten (78%) verwacht dat op deze manier het gebruiksgemak van deze bestanden zal verbeteren. Tevens is tweederde van de docenten (65%) van mening dat het ten goede komt aan de kwaliteit van het door hen gebruikte materiaal. Door de waardering en het commentaar van collega’s en leerlingen/studenten hebben ze eerder inzicht in de kwaliteit van het materiaal. Over de tijdswinst die Tagging zal opleveren, zijn de meningen verdeeld. Zo verwacht 45 procent van de docenten dat het tijdswinst zal opleveren, maar is een derde van mening dat het ze juist meer tijd gaat kosten. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat tagging pas tijdswinst zal opleveren wanneer de bestanden eenmaal getagd zijn. Het taggen van de bestanden zal de docenten namelijk wel enige tijd kosten. Maar ook het raadplegen van de tags ervaren sommige docenten als tijdrovend. De mening van de verschillende docenten (uit de verschillende onderwijssectoren) komt in sterke mate met elkaar overeen. PO docenten verwachten echter wel meer dan de MBO en HBO/WO docenten dat het taggen van digitale bestanden hun tijdswinst zal opleveren. Ook VO docenten zijn hierover positiever gestemd dan de HBO/WO docenten. Volgens een derde van de docenten (35%) is het taggen van digitale bestanden relevant voor hun functioneren als leraar/docent. Vooral PO docenten delen deze mening, meer dan VO en HBO/WO docenten. Vergeleken met vorig jaar is de houding van docenten ten aanzien van Tagging niet veranderd. Ze zien zeker de voordelen van deze toepassing in. Ook de “angst” dat het ze veel tijd zal kosten is verminderd. Vooral onder de VO docenten is het aandeel dat verwacht dat het ze veel tijd zal kosten afgenomen.
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
55/51
BIJLAGE 1 Achtergrondgegevens docenten
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
56/51
Tabel 1: Functie en aantal jaren leservaring PO
VO
MBO
HBO/WO
8%
3%
5%
8%
100%
100%
100%
100%
ICT-coördinator
13%
3%
2%
2%
Ondersteunende functie
1%
3%
1%
1%
Andere functie
5%
9%
8%
9%
Functie Management functie Docent
Aantal jaren leservaring 1 jaar (of korter)
4%
6%
7%
13%
2 tot 4 jaar
15%
17%
15%
25%
5 tot 7 jaar
13%
12%
8%
16%
8 tot 10 jaar
11%
9%
11%
9%
meer dan 10 jaar
57%
56%
59%
37%
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
57/51
Tabel 2: Groepen / sectoren waaraan docenten dit jaar les geven Groepen PO groep 1 en/of 2
27%
groep 3, 4 en/of 5
40%
groep 6, 7 en/of 8
56%
Hoofdvakken VO Aardrijkskunde
8%
Algemene Natuur Wetenschappen (ANW)
0%
Biologie
7%
CKV
1%
Duits
5%
Engels
13%
Frans
3%
Latijn/ Grieks
1%
Geschiedenis
5%
Godsdienst/ -levensbeschouwing
2%
Maatschappijleer
0%
Natuurkunde
5%
Nederlands
13%
Scheikunde
2%
Wiskunde
11%
Verzorging
1%
Techniek
3%
ander vakgebied
18%
Sectoren MBO Techniek
19%
Zorg en Welzijn
28%
Economie
24%
Landbouw
4%
andere sector
25%
Sectoren HBO/WO Economie
23%
Techniek & informatica
14%
Gezondheid
15%
Maatschappelijke dienstverlening
4%
Onderwijs
11%
Persoonlijke dienstverlening
1%
andere sector
32%
14-12-2011/Monitor SURFnet Kennisnet Innovatieprogramma 2011
58/51
BIJLAGE 2 Vragenlijst
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
Monitor Innovatieprogramma 2011 Projectnummer 27811 Versie 2 S
TEST FILMPJES
ALL S1.
In deze vragenlijst willen we u een aantal filmpjes laten zien. Daarvoor gaan we eerst testen via welke methode video en geluid op uw PC kunnen worden afgespeeld. We willen graag van u weten of de PC waarop u nu werkt beschikt over een geluidskaart en of u op dit moment ook de mogelijkheid heeft om geluid uit uw PC hoorbaar te maken. [S] 1. 2. 3. 4.
ik ik ik ik
heb heb heb heb
een geluidskaart die ik op dit moment ook kan gebruiken de beschikking over een geluidskaart met boxen op een andere PC een geluidskaart maar geen versterker en/of boxen screened out geen geluidskaart screened out
ALL DISPLAY: Op de volgende pagina hebben wij een kort testfilmpje (met geluid) ingebouwd. Dit zou na enige tijd automatisch moeten verschijnen indien u de hiervoor benodigde software heeft geïnstalleerd. Indien het filmpje niet verschijnt zal er mogelijk aan u worden gevraagd of u bereid bent om de benodigde software te installeren. Het betreft de nieuwste versie van Windows Media Speler. Indien u hiervoor kiest zal de (korte) installatie hiervan geheel automatisch verlopen. Na afloop zal het filmpje dan alsnog vanzelf verschijnen. In een enkel geval zal er echter eenvoudigweg niets gebeuren of verschijnt er een foutmelding. Deze kunt u vervolgens wegklikken en de vragenlijst vervolgen. Controleer voordat u verder gaat of uw speakers aan staan. Klik op 'Volgende' om verder te gaan.
ALL SHOW MOVIE: TESTFILMPJE
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
ALL S2.
Graag willen we van u weten wat er in uw specifieke geval gebeurt. [S] 1. 2. 3. 4. 5. 6.
A
het filmpje verschijnt automatisch het filmpje verschijnt na downloaden/installeren van Windows Media Speler downloaden/installeren van Windows Media Speler lukt niet screened ik wil/kan geen nieuwe Windows Media Speler op mijn PC installeren screened er gebeurt helemaal niets screened er gebeurt iets anders, namelijk … [O] screened
out out out out
ONDERWIJS
ALL A1.
Bent u op dit moment werkzaam in de onderwijssector (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, MBO, Hbo of Universiteit)? [S] Dit mag zijn als docent, maar ook in een ondersteunende functie of een managementfunctie. 1. 2. 3. 4. 5.
ja, ik ben werkzaam in de onderwijssector nee, ik werk buiten de onderwijssector nee, ik heb op dit moment geen baan anders weet niet/ wil niet zeggen
→ → → →
screened screened screened screened
out out out out
SELECTION: A1=1 A2.
In wat voor functie werkt u binnen de onderwijssector? [M] Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. 1. een management functie (zoals directeur, lid schoolbestuur, lid bovenschools management, opleidingsmanager) 2. docent 3. ict-coördinator 4. een ondersteunende functie (bijvoorbeeld in de administratie of als conciërge, personeelsfunctionaris of systeembeheerder) 5. andere functie dan hier genoemd 6. weet niet/ wil niet zeggen [S]
TPM: IF A2 ≠ 2 → screened out
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A1=1 AND A2 = 2 A3.
In welke onderwijssector werkt u? [S] 1. basisonderwijs 2. speciaal basisonderwijs → screened out 3. voorgezet onderwijs VMBO 4. voorgezet onderwijs HAVO/VWO 5. speciaal onderwijs → screened out 6. MBO 7. HBO 8. universiteit 9. anders → screened out 10. weet niet/ wil niet zeggen → screened out
ALL A4.
Hoeveel jaar bent u werkzaam als docent? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
1 jaar (of korter) 2 tot 4 jaar 5 tot 7 jaar 8 tot 10 jaar meer dan 10 jaar
SELECTION: A3 = 1 A5.
Aan welke groep(en) geeft u in dit schooljaar les? [M] 1. groep 1 en/of 2 2. groep 3, 4 en/of 5 3. groep 6, 7 en/of 8
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 3 OR 4 A6.
In welk vak geeft u in dit schooljaar les? [S] Wanneer u in meerdere vakken lesgeeft, graag alléén uw HOOFDVAK noteren. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Aardrijkskunde Algemene Natuur Wetenschappen (ANW) Biologie CKV Duits Engels Frans Latijn/ Grieks Geschiedenis Godsdienst/ -levensbeschouwing Maatschappijleer Natuurkunde Nederlands Scheikunde Wiskunde Verzorging Techniek anders, namelijk ... [O]
SELECTION: A3 = 6 A7.
In welke sector geeft u in dit schooljaar les? [S] Wanneer u in meerdere sectoren lesgeeft, graag alléén uw HOOFDSECTOR noteren. 1. 2. 3. 4. 5.
Techniek Zorg en Welzijn Economie Landbouw anders, namelijk ... [O]
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 7 OR 8 A8.
Waarin geeft u in dit studiejaar les? [S] Wanneer u in meerdere sectoren lesgeeft, graag alléén uw HOOFDSECTOR noteren. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Economie Techniek & informatica Gezondheid Maatschappelijke dienstverlening Onderwijs Persoonlijke dienstverlening anders, namelijk ... [O]
INTRO FILMFRAGMENTEN
TPM:
SHOW DISPLAY.
U krijgt nu
korte filmfragmenten te zien. Deze fragmenten gaan over verschillende onderwijssituaties. Het is de bedoeling dat u elk filmfragment beoordeelt vanuit uw eigen situatie, met andere woorden alsof u op deze manier les zou geven. Na elk fragment wordt een aantal vragen gesteld. Manieren van onderwijs geven kunnen op verschillende aspecten worden beoordeeld. In deze vragenlijst worden drie aspecten onderscheiden, namelijk: in hoeverre de AANDACHT van leerlingen/studenten wordt vastgehouden in hoeverre voldoende DIEPGANG van het leren wordt gerealiseerd in hoeverre de manier van onderwijs geven EFFICIENT is voor het bereiken van de leerdoelen.
TPM:
IF A3 = 1 = drie IF A3 = 7 OR 8 = vier IF A3 = 3, 4 OR 6 = zes
TPM:
PLEASE SHOW PART B, C, D, E, F, G RANDOM.
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
B
FILMFRAGMENT 1 (VIDEOCONFERENCING)
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 (VMBO, HAVO, MBO)
TPM:
SHOW VIDEO 1, WITH THE FOLLOWING TEXT BELOW THE VIDEO. Door middel van videoconferencing is het mogelijk om in meerdere klassen, op meerdere locaties of op meerdere scholen tegelijkertijd dezelfde lesstof aan te bieden.
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 B1.
Door middel van videoconferencing is het mogelijk om in meerdere klassen, op meerdere locaties of op meerdere scholen tegelijkertijd dezelfde lesstof aan te bieden. Zoals zojuist benoemd kunnen manieren van lesgeven op verschillende aspecten worden beoordeeld. In deze vragenlijst worden drie aspecten onderscheiden, namelijk: 1. in hoeverre de AANDACHT van leerlingen/studenten wordt vastgehouden 2. in hoeverre voldoende DIEPGANG van het leren wordt gerealiseerd 3. in hoeverre de manier van onderwijs geven EFFICIENT is voor het bereiken van de leerdoelen Kunt u voor de zojuist getoonde manier van onderwijs geven voor deze drie aspecten een rapportcijfer geven? [S] Het is de bedoeling dat u het filmfragment beoordeelt vanuit uw eigen situatie, met andere woorden alsof u op deze manier les zou geven.
Grid, answers in column: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1 – zeer slecht 2 3 4 5 6 7 8 9 10 – zeer goed
In row: a. aandacht b. diepgang c. efficiëntie
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 B2.
Zou u uw oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 B3.
Hoe vaak geeft u momenteel onderwijs dat lijkt op de zojuist getoonde manier van onderwijs geven? [S] 1. (bijna) nooit: dit komt nooit in mijn onderwijs voor of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: dit komt af en toe voor, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: dit komt regelmatig voor, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: dit komt vrijwel altijd in mijn onderwijs voor
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 B4.
In welke mate sluit de getoonde manier van onderwijs geven aan bij uw opvattingen over lesgeven? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
in zeer zwakke mate in zwakke mate noch in zwakke mate, noch in sterke mate in sterke mate in zeer sterke mate
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 B5.
Zou u uw oordeel kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 B6.
Stelt u zich uw manier van lesgeven over drie jaar voor. Hoe vaak zou u op de getoonde manier les willen geven? [S] 1. (bijna) nooit: ik zou dit nooit in mijn onderwijs willen laten voorkomen of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: ik zou dit af en toe willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: ik zou dit regelmatig willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: ik zou dit vrijwel altijd willen laten voorkomen in mijn onderwijs
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
C
FILMFRAGMENT 2 (MOBIELE INSTRUCTIEVIDEO’S)
SELECTION: A3 = 3, 4, 6, 7 OR 8 (VMBO, HAVO/VWO, MBO, HBO, WO)
TPM:
SHOW VIDEO 2, WITH THE FOLLOWING TEXT BELOW THE VIDEO. Via mobiele toepassingen, zoals een iPod, een pda of een mobiele telefoon hebben de leerlingen/studenten toegang tot digitaal lesmateriaal. Daardoor kunnen ze ook buiten het klaslokaal leren.
SELECTION: A3 = 3, 4, 6, 7 OR 8 C1.
Via mobiele toepassingen, zoals een iPod, een pda of een mobiele telefoon hebben de leerlingen/studenten toegang tot digitaal lesmateriaal. Daardoor kunnen ze ook buiten het klaslokaal leren. Zoals zojuist benoemd kunnen manieren van lesgeven op verschillende aspecten worden beoordeeld. In deze vragenlijst worden drie aspecten onderscheiden, namelijk: 1. in hoeverre de AANDACHT van leerlingen/studenten wordt vastgehouden 2. in hoeverre voldoende DIEPGANG van het leren wordt gerealiseerd 3. in hoeverre de manier van onderwijs geven EFFICIENT is voor het bereiken van de leerdoelen Kunt u voor de zojuist getoonde manier van onderwijs geven voor deze drie aspecten een rapportcijfer geven? [S] Het is de bedoeling dat u het filmfragment beoordeelt vanuit uw eigen situatie, met andere woorden alsof u op deze manier les zou geven.
Grid, answers in column: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1 – zeer slecht 2 3 4 5 6 7 8 9 10 – zeer goed
In row: a. aandacht b. diepgang c. efficiënt
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 3, 4, 6, 7 OR 8 C2.
Zou u uw oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 3, 4, 6, 7 OR 8 C3.
Hoe vaak geeft u momenteel onderwijs dat lijkt op de zojuist getoonde manier van onderwijs geven? [S] 1. (bijna) nooit: dit komt nooit in mijn onderwijs voor of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: dit komt af en toe voor, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: dit komt regelmatig voor, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: dit komt vrijwel altijd in mijn onderwijs voor
SELECTION: A3 = 3, 4, 6, 7 OR 8 C4.
In welke mate sluit de getoonde manier van onderwijs geven aan bij uw opvattingen over lesgeven? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
in zeer zwakke mate in zwakke mate noch in zwakke mate, noch in sterke mate in sterke mate in zeer sterke mate
SELECTION: A3 = 3, 4, 6, 7 OR 8 C5.
Zou u uw oordeel kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 3, 4, 6, 7 OR 8 C6.
Stelt u zich uw manier van lesgeven over drie jaar voor. Hoe vaak zou u op de getoonde manier les willen geven? [S] 1. (bijna) nooit: ik zou dit nooit in mijn onderwijs willen laten voorkomen of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: ik zou dit af en toe willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: ik zou dit regelmatig willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: ik zou dit vrijwel altijd willen laten voorkomen in mijn onderwijs
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
D
FILMFRAGMENT 3 (OPGENOMEN INSTRUCTIES, VERRIJKTE WEBLECTURES)
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 (PO, VMBO, HAVO, MBO, HBO, WO)
TPM:
SHOW VIDEO 3A FOR A3 = 1, 3 OR 4, WITH THE FOLLOWING TEXT. Middels opnameapparatuur is het mogelijk om de les op te nemen en ook de informatie die op de computer of op het digibord staat. De apparatuur plaatst deze registratie van de les direct online.
TPM:
SHOW VIDEO 3B FOR A3 = 6, 7 OR 8, WITH THE FOLLOWING TEXT. Een weblecture is een college dat de student online kan terugkijken. Aan deze videoregistratie van het college kan ook de powerpointpresentatie of het materiaal dat tijdens het college op bijvoorbeeld een digibord wordt vertoond, worden toegevoegd.
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 D1. Middels opnameapparatuur is het mogelijk om de les op te nemen en ook de informatie die op de computer of op het digibord staat. De apparatuur plaatst deze registratie van de les direct online.
Een weblecture is een college dat de student online kan terugkijken. Aan deze videoregistratie van het college kan ook de powerpointpresentatie of het materiaal dat tijdens het college op bijvoorbeeld een digibord wordt vertoond, worden toegevoegd. Zoals zojuist benoemd kunnen manieren van lesgeven op verschillende aspecten worden beoordeeld. In deze vragenlijst worden drie aspecten onderscheiden, namelijk: 1. in hoeverre de AANDACHT van leerlingen/studenten wordt vastgehouden 2. in hoeverre voldoende DIEPGANG van het leren wordt gerealiseerd 3. in hoeverre de manier van onderwijs geven EFFICIENT is voor het bereiken van de leerdoelen
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
Kunt u voor de zojuist getoonde manier van onderwijs geven voor deze drie aspecten een rapportcijfer geven? [S] Het is de bedoeling dat u het filmfragment beoordeelt vanuit uw eigen situatie, met andere woorden alsof u op deze manier les zou geven.
Grid, answers in column: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1 – zeer slecht 2 3 4 5 6 7 8 9 10 – zeer goed
In row: a. aandacht b. diepgang c. efficiënt SELECTION: A3 = A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 D2.
Zou u uw oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 D3. Hoe vaak geeft u momenteel onderwijs dat lijkt op de zojuist getoonde manier van onderwijs geven? [S] 1. (bijna) nooit: dit komt nooit in mijn onderwijs voor of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: dit komt af en toe voor, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: dit komt regelmatig voor, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: dit komt vrijwel altijd in mijn onderwijs voor
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 D4. over
In welke mate sluit de getoonde manier van onderwijs geven aan bij uw opvattingen lesgeven? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
in zeer zwakke mate in zwakke mate noch in zwakke mate, noch in sterke mate in sterke mate in zeer sterke mate
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 D5.
Zou u uw oordeel kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 D6.
Stelt u zich uw manier van lesgeven over drie jaar voor. Hoe vaak zou u op de getoonde manier les willen geven? [S] 1. (bijna) nooit: ik zou dit nooit in mijn onderwijs willen laten voorkomen of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: ik zou dit af en toe willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: ik zou dit regelmatig willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: ik zou dit vrijwel altijd willen laten voorkomen in mijn onderwijs
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
E
FILMFRAGMENT 4 (AUGMENTED REALITY)
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 (PO, VMBO, HAVO, MBO, HBO, WO)
TPM:
SHOW VIDEO 4, WITH THE FOLLOWING TEXT BELOW THE VIDEO. Augmented Reality is de toevoeging van computergemaakte beelden aan de realiteit. Deze extra laag wordt zichtbaar met behulp van een smartphone, die over GPS, een kompas en een internetverbinding beschikt.
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 E1.
Augmented Reality is de toevoeging van computergemaakte beelden aan de realiteit. Deze extra laag wordt zichtbaar met behulp van een smartphone, die over GPS, een kompas en een internetverbinding beschikt. Zoals zojuist benoemd kunnen manieren van lesgeven op verschillende aspecten worden beoordeeld. In deze vragenlijst worden drie aspecten onderscheiden, namelijk: 4. in hoeverre de AANDACHT van leerlingen/studenten wordt vastgehouden 5. in hoeverre voldoende DIEPGANG van het leren wordt gerealiseerd 6. in hoeverre de manier van onderwijs geven EFFICIENT is voor het bereiken van de leerdoelen Kunt u voor de zojuist getoonde manier van onderwijs geven voor deze drie aspecten een rapportcijfer geven? [S] Het is de bedoeling dat u het filmfragment beoordeelt vanuit uw eigen situatie, met andere woorden alsof u op deze manier les zou geven.
Grid, answers in column: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1 – zeer slecht 2 3 4 5 6 7 8 9 10 – zeer goed
In row: a. aandacht b. diepgang c. efficiënt
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 E2.
Zou u uw oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 E3.
Hoe vaak geeft u momenteel onderwijs dat lijkt op de zojuist getoonde manier van onderwijs geven? [S] 1. (bijna) nooit: dit komt nooit in mijn onderwijs voor of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: dit komt af en toe voor, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: dit komt regelmatig voor, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: dit komt vrijwel altijd in mijn onderwijs voor
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 E4.
In welke mate sluit de getoonde manier van onderwijs geven aan bij uw opvattingen over lesgeven? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
in zeer zwakke mate in zwakke mate noch in zwakke mate, noch in sterke mate in sterke mate in zeer sterke mate
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 E5.
Zou u uw oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 E6.
Stelt u zich uw manier van lesgeven over drie jaar voor. Hoe vaak zou u op de getoonde manier les willen geven? [S] 1. (bijna) nooit: ik zou dit nooit in mijn onderwijs willen laten voorkomen of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: ik zou dit af en toe willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: ik zou dit regelmatig willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: ik zou dit vrijwel altijd willen laten voorkomen in mijn onderwijs
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
F
FILMFRAGMENT 5 (TAGGING)
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 (PO, VMBO, HAVO, MBO, HBO, WO)
TPM:
SHOW VIDEO 5 FOR A3 = 1, 3 OR 4 WITH THE FOLLOWING TEXT BELOW THE VIDEO. Tagging is het toevoegen van labels (tags) aan digitale bestanden, namelijk kernwoorden die beschrijven waar de bestanden over gaan. Tags spelen een rol bij de vindbaarheid van de bestanden in het zoekproces. Behalve tags kunnen leraren of leerlingen ook hun waardering of commentaar plaatsen.
TPM:
SHOW VIDEO 5 FOR A3 = 6, 7 OR 8 WITH THE FOLLOWING TEXT BELOW THE VIDEO. Tagging is het toevoegen van labels (tags) aan digitale bestanden, namelijk kernwoorden die beschrijven waar de bestanden over gaan. Tags spelen een rol bij de vindbaarheid van de bestanden in het zoekproces. Behalve tags kunnen docenten of studenten ook hun waardering of commentaar plaatsen.
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 F1.
Tagging is het toevoegen van labels (tags) aan digitale bestanden, namelijk kernwoorden die beschrijven waar de bestanden over gaan. Tags spelen een rol bij de vindbaarheid van de bestanden in het zoekproces. Behalve tags kunnen ( leraren of leerlingen docenten of studenten) ook hun waardering of commentaar plaatsen. Op welke wijze zal het zoeken met behulp van tags en het kunnen bekijken van waarderingen, invloed hebben op de tijd die u investeert om uw werk te doen? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
zal zal zal zal zal
veel meer tijd kosten meer tijd kosten geen invloed hebben tijd besparen veel tijd besparen
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 F2.
Op welke wijze zal het zoeken met behulp van tags en het kunnen bekijken van waarderingen, invloed hebben op het gebruiksgemak? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
zal zal zal zal zal
het gebruiksgemak sterk verminderen het gebruiksgemak verminderen geen invloed hebben het gebruiksgemak verbeteren het gebruiksgemak sterk verbeteren
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 F3.
Op welke wijze zal het zoeken met behulp van tags en het kunnen bekijken van waarderingen, invloed hebben op de kwaliteit van het door u gevonden digitaal leermateriaal via internet? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
zal zal zal zal zal
de kwaliteit sterk verminderen de kwaliteit verminderen geen invloed hebben de kwaliteit verbeteren de kwaliteit sterk verbeteren
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 F4.
Zou u uw gegeven oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 1, 3, 4, 6, 7 OR 8 F5. In welke mate is het zoeken met behulp van tags en het kunnen bekijken van waarderingen, relevant voor uw functioneren als leraar/docent? 1. 2. 3. 4. 5.
in zeer zwakke mate in zwakke mate noch in zwakke mate, noch in sterke mate in sterke mate in zeer sterke mate
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
G
FILMFRAGMENT 6 (LEREN MET INSTRUCTIEVIDEO’S)
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 (VMBO, HAVO, MBO)
TPM:
SHOW VIDEO 6, WITH THE FOLLOWING TEXT BELOW THE VIDEO. Via videotoepassingen in de klas kunnen leerlingen zelf instructievideo’s maken. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om het leerproces te verbeteren en aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Naast de leerstof zelf is ook het werken met videosoftware en mobiele videotoepassingen voor de leerlingen een leerzame en nuttige ervaring.
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 G1.
Via videotoepassingen in de klas kunnen leerlingen zelf instructievideo’s maken. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om het leerproces te verbeteren en aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Naast de leerstof zelf is ook het werken met videosoftware en mobiele videotoepassingen voor de leerlingen een leerzame en nuttige ervaring. Zoals zojuist benoemd kunnen manieren van lesgeven op verschillende aspecten worden beoordeeld. In deze vragenlijst worden drie aspecten onderscheiden, namelijk: 1. in hoeverre de AANDACHT van leerlingen/studenten wordt vastgehouden 2. in hoeverre voldoende DIEPGANG van het leren wordt gerealiseerd 3. in hoeverre de manier van onderwijs geven EFFICIENT is voor het bereiken van de leerdoelen
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
Kunt u voor de zojuist getoonde manier van onderwijs geven voor deze drie aspecten een rapportcijfer geven? [S] Het is de bedoeling dat u het filmfragment beoordeelt vanuit uw eigen situatie, met andere woorden alsof u op deze manier les zou geven.
Grid, answers in column: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1 – zeer slecht 2 3 4 5 6 7 8 9 10 – zeer goed
In row: a. aandacht b. diepgang c. efficiënt SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 G2.
Zou u uw oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 G3.
Hoe vaak geeft u momenteel onderwijs dat lijkt op de zojuist getoonde manier van onderwijs geven? [S] 1. 2. 3. 4.
(bijna) nooit: dit komt nooit in mijn onderwijs voor of hooguit een enkele keer per jaar soms: dit komt af en toe voor, maar niet vaker dan één keer per maand vaak: dit komt regelmatig voor, maar niet vaker dan één keer per week (bijna) altijd: dit komt vrijwel altijd in mijn onderwijs voor
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 G4.
In welke mate sluit de getoonde manier van onderwijs geven aan bij uw opvattingen over lesgeven? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
in zeer zwakke mate in zwakke mate noch in zwakke mate, noch in sterke mate in sterke mate in zeer sterke mate
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 G5.
Zou u uw oordelen kort kunnen toelichten? [O]
SELECTION: A3 = 3, 4, OR 6 G6.
Stelt u zich uw manier van lesgeven over drie jaar voor. Hoe vaak zou u op de getoonde manier les willen geven? [S] 1. (bijna) nooit: ik zou dit nooit in mijn onderwijs willen laten voorkomen of hooguit een enkele keer per jaar 2. soms: ik zou dit af en toe willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per maand 3. vaak: ik zou dit regelmatig willen laten voorkomen, maar niet vaker dan één keer per week 4. (bijna) altijd: ik zou dit vrijwel altijd willen laten voorkomen in mijn onderwijs
QUOTA TOTAL: N = 600 QUOTA QUOTA QUOTA QUOTA
1: 2: 3: 4:
IF IF IF IF
(A3 (A3 (A3 (A3
= = = =
1): N=150 3 OR 4): N=150 6) N=150 7 OR 8) N=150
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
BIJLAGE 3 De gebruikte video’s
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
In deze bijlage geven we meer informatie over het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma. Op de volgende website staat meer informatie over het programma: http://www.surfnetkennisnetproject.nl/ Hieronder beschrijven wij de toepassingen, geven we er een impressie van en vindt u een link naar het bijbehorende filmpje. Deze filmpjes zijn ook in de vragenlijst gebruikt om de toepassingen te illustreren. Videoconferencing (VO, MBO) Door middel van Videoconferencing is het mogelijk om in meerdere klassen, op meerdere locaties of op meerdere scholen tegelijkertijd dezelfde lesstof aan te bieden.
http://www.youtube.com/watch?v=DA6fmdsUOkc
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
Mobiele instructievideo’s (VO, MBO, HBO/WO) Via mobiele toepassingen, zoals een iPod, een pda of een mobiele telefoon hebben de leerlingen/studenten toegang tot digitaal lesmateriaal. Daardoor kunnen ze ook buiten het klaslokaal leren.
http://www.youtube.com/watch?v=CiHA43-ZPGc Opgenomen instructies (PO, VO) Middels opnameapparatuur is het mogelijk om de les op te nemen en ook de informatie die op de computer of op het digibord staat. De apparatuur plaatst deze registratie van de les direct online.
http://www.youtube.com/watch?v=eD5S588oMSU
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
Verrijkte weblectures (MBO, HBO/WO) Een weblecture is een college dat de student online kan terugkijken. Aan deze videoregistratie van het college kan ook de PowerPoint presentatie of het materiaal dat tijdens het college op bijvoorbeeld een digibord wordt vertoond, worden toegevoegd.
http://www.youtube.com/watch?v=Dqb869-jPQw Augmented reality (PO, VO, MBO, HBO/WO) Augmented Reality is de toevoeging van computergemaakte beelden aan de realiteit. Deze extra laag wordt zichtbaar met behulp van een smartphone, die over GPS, een kompas en een internetverbinding beschikt.
http://www.youtube.com/watch?v=gGacFg6YDn8
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6
Leren met instructievideo’s (VO, MBO) Via videotoepassingen in de klas kunnen leerlingen zelf instructievideo’s maken. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om het leerproces te verbeteren en aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen.
http://www.youtube.com/watch?v=EmwFXTPTw18 Tagging (PO, VO, MBO, HBO/WO) Tagging is het toevoegen van labels (tags) aan digitale bestanden, namelijk kernwoorden die beschrijven waar de bestanden over gaan. Tags spelen een rol bij de vindbaarheid van de bestanden in het zoekproces. Behalve tags kunnen leraren/docenten of leerlingen/studenten ook hun waardering of commentaar plaatsen.
http://www.youtube.com/watch?v=wkpvi3kdeL4
14-12-2011/ 27811 Monitor Innovatieprogramma 2010- 6