Mondeling interview: FAMILIESTUDIE
Wilt u hier de invuldatum invullen? …….dag
……..maand ……….jaar
Respondentnummer:……………………………. Onderzoeksassistente: ……………………………
1
Laat de respondent eerst ICI en IC II invullen!
2
bloedafname
Zoals u in de informatie heeft kunnen lezen, willen we ook graag uw bloed prikken. 1. Is er bloed geprikt? 1. ja 2. nee 2. Zijn alle benodigde bloed buisjes gevuld? Aantal: 11. Indien alle buisjes aanwezig zijn omcirkel dan 0. Omcirkel anders de buisjes die ontbreken. Nr 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Vacutainer Alle buisjes zijn afgenomen Stolbuis (rood: 6ml) Stolbuis (rood: 6ml) Citraat (blauw: 4,5ml) Heparinegel (lichtgroen: 3ml) EDTA (paars/lila: 6 ml) EDTA (paars/lila: 6 ml) EDTA (paars: 3ml) EDTA (paars: 3ml) EDTA (lila: 2ml) NaF (grijs: 2ml) Pax gene (bruin: 2,5 ml)
3. Was respondent nuchter? 1. ja: (beschuit of cracker met mager vlees, stukje ontbijtkoek, thee zonder suiker en zonder melk Cafeïne vrije koffie zonder suiker en zonder melk zijn toegestaan) 2. nee, had namelijk het volgende gegeten:_________________________________ gegeten om ……………………uur. Bij nee (2 op 3): Het voedsel bevatte Omcirkel het antwoord meerder mogelijkheden toegestaan. 1. Suiker producten 2. Zuivel producten (exclusief margarine en boter) 3. Andere producten………. 4. Hoe laat heeft u gisteravond voor het laatst iets gegeten of gedronken? (Water en Thee zonder suiker zijn toegestaan) ……uur ….minuten 5. Hoe laat bent u vanmorgen opgestaan? ….. uur …… minuten 6. Hoe laat staat u gewoonlijk op? ….. uur …… minuten 7. Opmerkingen bij het bloedprikken …………………………..…………………………. ……………………………………………………………………………………………….
3
Demografische gegevens
We beginnen met een aantal vragen over enkele achtergrondgegevens van u en uw eventuele naasten. Daarbij komen verschillende onderwerpen aan de orde zoals geboorteland, opleiding, beroep, partner enzovoort. Observatie INTERVIEWER: is de respondent een vrouw of een man? 1. Vrouw 2. Man 1 In welk land bent u geboren? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Nederland Ander Europees land: nl…………………… Marokko Turkije Suriname Nederlandse Antillen /Aruba Indonesië Ander niet-Europees land: nl……………….
2. Wat is uw nationaliteit? (Er zijn meerdere antwoorden mogelijk) 1. Nederlandse 2. Turkse 3. Marokkaanse 4. Surinaamse 5. Antilliaanse/Arubaanse 6. Indonesisch 7. Anders, namelijk ................................ 3. Wat is de hoogste opleiding die u met een diploma heeft afgerond? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Geen diploma of enkele jaren lagere school Basisonderwijs / lagere school VSO (voortgezet speciaal onderwijs) VBO/LBO (huishoud-, ambacht-, technische school, of interne bedrijfsopleiding), MBO-kort Leerlingwezen, ULO MAVO, MULO, VMBO MBO-lang, of interne bedrijfsopleiding op MBO niveau HAVO, VWO, Gymnasium, HBS, MMS HBO of interne bedrijfsopleiding op Hbo-niveau Wetenschappelijk onderwijs, universiteit Anders, nl…………………………… Weet niet Niet van toepassing
De volgende vragen gaan over uw huidige en vroegere huisvesting en woonomgeving. 4. Hoe vaak bent u voor uw 16e jaar verhuisd? .........keer
4
5. Hoe vaak bent u na uw 16e jaar verhuisd? …… keer 6. Waaruit bestaat uw huidige huisvesting? 1. Koopwoning 2. Huurwoning 3. Ouderlijk huis (inwonend bij ouders) 4. Op kamers 5. Beschermd wonen project 6. Pension / kosthuis 7. Zwervend / dakloos /tehuis voor dak- en thuislozen / sociaal pension 8. Woongroep 9. Anders, namelijk…………………………….……………………………. 7. Hoe lang woont u al op dit adres? .....................jaar De volgende vragen gaan over burgerlijke staat en partnerrelaties. 8. Wat is op dit moment uw burgerlijke staat? Interviewer lees de antwoordalternatieven voor. Bent U ….. 1. Nooit gehuwd geweest 2. Gehuwd, sinds (dag, maand, jaar)………………………… 3. Gescheiden van tafel en bed, sinds (dag, maand, jaar)………………………… 4. Voor de wet gescheiden, sinds (dag, maand, jaar)……………….................... 5. Weduwe/ weduwnaar, sinds (dag, maand, jaar)………………………… 8b. Indien gehuwd: Is dit uw eerste huwelijk? 1. Ja 2. Nee 8c. Indien nee: Hoe vaak bent u hiervoor getrouwd geweest? ..............keer 8d: Hoe oud was u toen u voor het eerst trouwde? ……… jaar 8e. Indien ongehuwd, gescheiden of weduwe: Heeft u momenteel iemand die u als een vaste partner beschouwt? Onder een partner verstaan we iemand van het andere dan wel hetzelfde geslacht met wie wordt samengewoond. Of iemand met wie u niet samenwoont maar bijvoorbeeld een LAT relatie heeft, maar wel als u partner beschouwt 1. Ja 2. Nee 8f. Zo ja, Is uw partner een man of een vrouw? 1. Man 2. Vrouw 8g. Zo ja, Sinds wanneer heeft u deze partner? Sinds (jaartal ) ........................
5
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
9. Indien partner of gehuwd: Wat is de hoogste opleiding die uw partner met een diploma heeft afgerond?
Geen diploma of enkele jaren lagere school Basisonderwijs / lagere school VSO (voortgezet speciaal onderwijs) VBO / LBO (huishoud-, ambacht-, technische school of interne bedrijfsopleiding), MBO-kort Leerlingwezen, ULO MAVO, MULO, VMBO MBO-lang, of interne bedrijfsopleiding op MBO niveau HAVO, VWO, Gymnasium, HBS, MMS HBO of interne bedrijfsopleiding op Hbo-niveau Wetenschappelijk Onderwijs, universiteit Anders, nl…………………………… Weet niet Niet van toepassing
10. Indien partner: Wat is de huidige werksituatie van uw partner? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Betaald werk, 12 uur per week of meer Betaald werk, maar minder dan 12 uur per week Werk in eigen huishouden Werkloos / werkzoekend Arbeidsongeschikt (WAO, AAW) Ziektewet Gepensioneerd of in de VUT Scholier, student Werkzaam als vrijwilliger Anders………………………… 11. We hebben het net over uw burgerlijke staat en partner relaties gehad. Kunt u ons ook aangeven waar over het algemeen uw seksuele voorkeur naar uitgaat? 1. Mannen 2. Vrouwen 3. Beide
12. De volgende vragen gaan over kinderen. Wij willen graag weten of en zo ja hoeveel kinderen u heeft of heeft gehad? Het gaat mij om alle kinderen waarvan u de natuurlijke ouder bent, maar ook om uw eventuele stief-, adoptie- of pleegkinderen. Vergeet u niet om kinderen, die inmiddels overleden zijn, ook mee te tellen. 1. Ja, aantal kinderen ........................................ 2. Nee 12b. Zo ja: zijn al uw kinderen momenteel nog in leven? 1. Ja 2. Nee, 1 van mijn kinderen is inmiddels overleden, namelijk in 19… of 20… 3. Nee, 1 van mijn kinderen is doodgeboren, namelijk in 19.. of 20… 4. Nee, meerdere kinderen zijn overleden, namelijk in 19…. /20… en 19…/20…. etc. 5. Nee, meerdere kinderen zijn doodgeboren, namelijk in 19…/20… en 19…/20… etc.
6
13. Indien ja: Van hoeveel van deze kinderen bent u de biologische vader/moeder? Aantal: …….. 14. Uit hoeveel mensen bestaat het huishouden waar u in woont, uzelf meegerekend? ................................. 15. Indien meer dan 1, Kunt u aangeven welke mensen dat zijn? Interviewer: meerdere antwoorden mogelijk, omcirkel de antwoorden die van toepassing zijn. 1. Partner 2. Vader 3. Schoonvader 4. Moeder 5. Schoonmoeder 6. Kinderen, aantal ................ 7. Zus(sen), aantal ................. 8. Schoonzus(sen)…….. 9. Broer(s), aantal ................. 10. Zwager(s), aantal ................. 11. Neven, nichten,, aantal………………… 12. Anderen, namelijk ........................................................................................................ De volgende vragen gaan over zingeving en de rol die religie in het leven van mensen kan spelen. 16. Behoort u tot een kerkelijke of levensbeschouwelijke stroming? Zo ja, welke? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Protestantse Kerk Nederland (fusie van Nederlands Hervormd en gereformeerde kerken) Rooms-katholieke Kerk Christelijk anderszins bv baptisten, doopsgezinden, pinkstergemeenten Jodendom Islam Hindoeïsme Humanistisch verbond Andere levensovertuiging, namelijk .................................................................. Geen Weet niet
17. Kunt u aangeven hoe sterk u zich thans met de kerk verbonden voelt? (Antwoordkaart 1) In plaats van ‘kerk’, mag ook moskee, tempel, synagoge etc. worden verstaan. 1. 2. 3. 4. 5.
In het geheel niet verbonden Weinig verbonden Verbonden Sterk verbonden Niet van toepassing
7
18. Gaat u wel eens naar de kerk, en zo ja, hoe vaak? (Antwoordkaart 2) In plaats van ‘kerk’, mag ook moskee, tempel, synagoge etc. worden verstaan. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Nooit Jaarlijks of minder vaak Een aantal keer per jaar Maandelijks 2-3 keer per maand Wekelijks of vaker
19. Voor een onderzoek als deze is het nodig dat we de mensen globaal kunnen indelen in inkomensgroepen. Mag ik u daarom vragen om ongeveer aan te geven hoeveel geld er netto per jaar binnenkomt bij uw huishouden? Het gaat om het ‘schone of netto’ inkomen, dus wat overblijft na aftrek van belastingen en premies. Als er meer dan 1 persoon in uw huishouden een inkomen heeft, wilt u dan alle netto inkomens bij elkaar optellen. Het betreft hier het inkomen inclusief eventuele uitkeringen zoals WW, bijstand, rentes, maar zonder vakantiegeld en eventuele onkostenvergoedingen. Kiest u het nummer op de kaart (INTERVIEWER: antwoordkaart 3) dat het huishoudinkomen het beste weergeeft. Interviewer: Kies het cijfer bij het bedrag dat het meest met het antwoord overeen komt. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
netto maandinkomen minder dan 600 euro 601 - 800 euro 801 - 1000 euro 1001 - 1200 euro 1201 - 1400 euro 1401 - 1600 euro 1601 - 1800 euro 1801 - 2000 euro 2001 - 2200 euro 2201 - 2400 euro 2401 - 2600 euro 2601 - 2800 euro 2801 - 3000 euro 3001 - 3200 euro 3201 - 3400 euro 3401 - 3600 euro 3601 - 3800 euro 3801 - 4000 euro 4001 - 4200 euro 4201 - 4400 euro 4401 - 4600 euro 4601 - 4800 euro 4801 - 5000 euro > 5000 euro
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
netto jaarinkomen minder dan 7,200 euro 7,201 - 9,600 euro 9,601 - 12,000 euro 12,001 - 14,400 euro 14,401 - 16,800 euro 16,801 - 19,200 euro 19,201 - 21,600 euro 21,601 - 24,000 euro 24,001 - 26,400 euro 26,401 - 28,800 euro 28,800 - 31,200 euro 31,201 - 33,600 euro 33,601 - 36,000 euro 36,001 - 38,400 euro 38,401 - 40,800 euro 40,801 - 43,200 euro 43,201 - 45,600 euro 45,601 - 48,000 euro 48,001 - 50,400 euro 50,401 - 52,800 euro 52,801 - 55,200 euro 55,201 - 57,600 euro 57,601 - 60,000 euro > 60,000 euro
20. Uit welke bronnen ontvangt uw huishouden het inkomen? (Antwoordkaart 4) 1. Loon of salaris 2. Winst uit eigen bedrijf 3. Pensioen(en) 4. Sociale uitkering(en) 5. Andere bezittingen (bv. rente) 6. Andere inkomensbronnen
8
Indien meer dan 1 bron: 20 b. Welk van deze is de grootste bron van inkomsten? 1. Loon of salaris 2. Winst uit eigen bedrijf 3. Pensioen(en) 4. Sociale uitkering(en) 5. Andere bezittingen (bv. Rente) 6. Andere inkomensbronnen
21. Hoeveel personen in uw huishouden hebben een eigen regulier inkomen? U moet eventuele zaterdag- of vakantiebaantjes buiten beschouwing laten. …………………personen. 22. Hoe vaak gebeurt het dat u niet genoeg geld heeft om het eten te kopen dat u en uw gezin nodig hebben? 1. Nooit 2. Af en toe 3. Regelmatig 4. Vaak 23. Over het algemeen, hoe is uw financiële situatie aan het einde van de maand? Heeft u meestal geld over, heeft u net genoeg geld om rond te komen, of heeft u niet genoeg geld om rond te komen? 1. Meestal geld over 2. Net genoeg geld om rond te komen 3. Niet genoeg geld om rond te komen
9
Verschillen in opvoeding U weet dat uw broer/zus (naam aflezen van RCF) ook heeft meegedaan aan de NESDA studie. De onderstaande vragen gaan specifiek over de verschillen in opvoeding, zoals u die wel of niet heeft ervaren in vergelijking met uw broer of zus die meegedaan heeft aan NESDA. Denkt u hierbij terug aan de periode dat u nog thuis woonde met uw broer of zus. Geef a.u.b. aan of bepaald gedrag van uw ouders naar u toe het minst, evenveel of het meest voorkwam in vergelijking tot uw broers en zussen of geef aan wanneer dit gedrag niet voorkwam (NVT) (Antwoordkaart 5) 1.
Liefdevol opgevoed (warm, begripvol)
Minder
Evenveel
Meer
NVT
2.
Vrij gelaten (bv beslissingen nemen, kleding)
Minder
Evenveel
Meer
NVT
3.
Voorgetrokken (bv bepaalde privileges, aandacht)
Minder
Evenveel
Meer
NVT
In vergelijking tot mijn broers en zussen werd ik door mijn ouders in mijn jeugd (Antwoordkaart 6) 4.
Emotioneel mishandeld (uitgescholden, gekleineerd, etc)
Niet
Minder
Even veel
Meer
5.
Fysiek mishandeld (geslagen, geschopt)
Niet
Minder
Even veel
Meer
In vergelijking tot mijn broers en zussen werd ik door anderen (bijv klasgenoten, buurtkinderen) in mijn jeugd (Antwoordkaart 6)
6.
Gepest
Niet
Minder
Even veel
Meer
10
Hoe was uw stemming als u dat vergelijkt met uw broers/zussen In vergelijking met mijn broers/zussen was ik (Antwoordkaart 7):
7.
Vrolijk
Minder
Evenveel
Meer
8.
Angstig
Minder
Evenveel
Meer
9.
Somber
Minder
Evenveel
Meer
Minder
Evenveel
Meer
Minder
Evenveel
Meer
Minder
Evenveel
Meer
10. Boos
11. Onzeker
12. Nerveus
11
CIDI
SECTIE D
SOC10A1 SOC4A
D33
Ik wil u nu wat vragen over situaties waarin u angstig of bang zou kunnen zijn. Sommige mensen hebben een sterke angst om dingen te doen in het bijzijn van anderen, of wanneer veel aandacht op hen gericht is. GEEF RESPONDENT KAART 8. Kijk naar de situaties op KAART 8. Heeft u ooit een ongewoon sterke angst gehad voor één van de situaties op deze lijst, of heeft u één van deze situaties ooit vermeden? A.
Heeft u ooit een ongewoon sterke angst gehad voor:
1.
NEE (GA NAAR D43)... 1 JA.................................. 5
NEE
JA
eten of drinken waar iemand u kan zien?
1
5
2.
praten met mensen omdat u niets te zeggen zou hebben of dom zou lijken?
1
5
3.
schrijven terwijl iemand toekijkt?
1
5
4.
deelnemen aan, of spreken tijdens een vergadering of cursus?
1
5
5.
naar een feestje of andere uitstapje gaan?
1
5
6.
een toespraak houden of spreken in het openbaar?
1
5
7.
Heeft u ooit een ongewoon sterke angst gehad voor een andere situatie waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn?
1
5
ALS CODE 1, GA DAN NAAR D34; VRAAG ANDERS: Kunt u mij een voorbeeld geven van zo’n situatie waar u bang voor bent, waar veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn? VOORBEELD: ______________________________ SOC10A2 SOC4D
D34
Heeft u vaak situaties, zoals op KAART 8 staan, vermeden, situaties dus waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
ALS CODE 5, VRAAG: Welke? (Nog andere?) GA DOOR MET VRAGEN TOT R NEE ZEGT. ZOALS AANGEGEVEN OP KAART 5 DE DOOR R GENOEMDE ITEMS DIE NOG NIET AANGEGEVEN WAREN.
12
ALS D33A.1-7 EN D34 ALLE 1, GA DAN NAAR D43 SOC4G SOC4H
D35
Heeft u met een dokter gesproken over uw (angst voor/ vermijden van) situaties, zoals aangegeven op KAART 8, situaties waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn?
VOT:
2 3 4 5
(Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen, bedrijfsartsen, etc.) GA VERDER MET DOORVRAGEN; ANGST SAMENHANGEND MET SPRAAKPROBLEMEN, TRILLEN TIJDENS LICHAMELIJKE ZIEKTE EN EETPROBLEMEN WORDEN BESCHOUWD ALS LICHAMELIJKE ZIEKTE. ARTS:______________ ANDER:______________ SOC10A SOC4A
D36
(Was u bang voor/Vermeed u) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8, omdat u daarin angst zou kunnen vertonen of zich op een manier zou kunnen gedragen, waar u zich voor schaamt?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
INDIEN NEE: dus u was niet bang voor of vermeed de genoemde situaties niet, omdat u angst zou kunnen tonen? INDIEN NEE: en u was ook niet bang voor of vermeed de genoemde situaties niet, omdat u zich beschaamd zou voelen over uw gedragingen? INTERVIEWER: INDIEN WEL ANGST/VERMIJDING OM GENOEMDE REDENEN, DAN BIJ VRAAG D36: 5 SCOREN SOC10C SOC4C
Was uw (angst voor/vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8, ooit overdreven, dat wil zeggen veel sterker dan bij andere mensen?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC10C SOC4C
A.
Was uw (angst voor/vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8, ooit onredelijk, dat wil zeggen veel sterker dan dat zou moeten zijn?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC10C SOC4E
B.
Heeft u zich ooit erg aan uzelf geërgerd vanwege (die angst voor/dat vermijden van) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
D37
SOC4E
D38
Belemmerde (de angst voor/het vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 5, uw leven of bezigheden ooit in belangrijke mate?
NEE…………...... 1 JA…………….......5
SOC4D
D39
Als u in situaties was waarin veel aandacht op u gericht kon
NEE ..................... 1
13
zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8, of dacht dat u dat zou moeten, raakte u dan gewoonlijk erg van streek? SOC10B SOC4B
D40
Als u in een situatie was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8, of dacht dat u dat zou moeten,
JA......................... 5
NEE
JA
1.
bloosde of beefde u dan?
1
5
2.
was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik, of dacht u dat u moest overgeven?
1
5
3.
was u bang dat u de controle over uw darmen of blaas zou verliezen?
1
5
A.
Als u in een situatie was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties dus zoals aangegeven op deze kaart, of dacht dat u dat zou moeten NEE
JA
1.
had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
zweette u?
1
5
3.
trilde of beefde u?
1
5
4.
had u een droge mond?
1
5
5.
had u het benauwd?
1
5
6.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
9.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
10.
was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
11.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
12.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
13.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
SOC10ON SOC4ON SOC10R SOC4RE SOC4F
D41
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u bang was voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8, of dat u deze situaties vermeed?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
SOC10ON SOC4ON SOC10R SOC4RE SOC4F
D41
REC: Wanneer was de laatste keer dat u bang was voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8, of wanneer was de laatste keer dat u deze situaties vermeed?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
14
ALS R ANTWOORDT DAT DIT LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dus dat u in de afgelopen maand niet bang bent geweest voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn en dat u in de afgelopen maand geen situaties hebt vermeden? INDIEN ANTWOORD = “NEE” (DUS RESPONDENT IS IN DE AFGELOPEN MAAND WEL BANG GEWEEST OF HEEFT WEL SITUATIES VERMEDEN) SCOOR 1 OF 2. SOC4A
D42
Als u kijkt naar de periode tussen de eerste en de laatste keer, was deze (sterke angst voor/vermijding van) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals aangegeven op KAART 8 dan gewoonlijk aanwezig wanneer u in deze situaties terecht kwam, of dacht terecht te komen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10A AG4A
D43
GEEF RESPONDENT KAART 9. Ik wil u nu iets vragen over andere situaties waarin u bang geweest zou kunnen zijn. Kijk naar de situaties op KAART 9. Heeft u ooit een sterke angst gehad voor één van de situaties op deze kaart, of heeft u één van deze situaties ooit vermeden?
NEE (GA NAAR D54) . 1 JA............................. 5
AG10A AG4B
D44
NEE
JA
alleen buitenshuis zijn?
1
5
2.
reizen in een bus, trein of auto?
1
5
3.
zich in een menigte bevinden of in een rij wachten?
1
5
4.
zich in een openbare gelegenheid, zoals een winkel, bevinden?
1
5
A.
Heeft u ooit een sterke angst gehad voor:
1.
Heeft u vaak situaties zoals op KAART 9 vermeden vanwege uw angst? ALS 5 GECODEERD, VRAAG: Welke? (Nog andere?) VRAAG DOOR TOT R NEE ANTWOORD. ZOALS AANGEGEVEN OP KAART 9 DE DOOR R GENOEMDE EN NOG NIET AANGEGEVENE ITEMS
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS D43A1-4 EN D44 ALLE 1, GA DAN NAAR D54. AG4B
D45
D46
Is er ooit een periode in uw leven geweest waarin u zo angstig was voor deze situaties dat u daarin niet alleen kon blijven?
NEE (GA NAAR D46)... 1 JA...................................5
A.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Kon u wel in de situaties zoals aangegeven op KAART 9 blijven als een bekende u vergezelde?
Heeft u met een dokter gesproken over uw (angst voor/ vermijding van) situaties zoals aangegeven op KAART 9?
VOT:
2 3 4 5
15
(Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen, bedrijfsartsen, etc.) VRAAG DOOR. ARTS:______________ ANDER:___________________ AG4B
D47
Als u zich in een situatie zoals aangegeven op KAART 9 bevond, of dacht dat u dat zou moeten, raakte u dan gewoonlijk erg van streek?
AG10B
D48
Als u zich in een situatie zoals aangegeven bevond, of dacht dat u zou moeten
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE
JA
1.
Had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
Zweette u?
1
5
3.
Trilde of beefde u?
1
5
4.
Had u een droge mond?
1
5
5.
Had u het benauwd?
1
5
6.
Had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
Had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
Was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
9.
Was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
10.
Had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
11.
Was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
12.
Was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
13.
Had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
14
Had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
ALS GEEN 5-CODE IN 1 -14, GA DAN NAAR D52 AG4A
D49
(Was u bang voor/Vermeed u) de situaties zoals aangegeven op KAART 9 omdat u niet zou kunnen ontsnappen als u plotseling één van deze klachten zou
NEE ......................... 1 JA............................. 5
16
krijgen? AG4A
D50
(Was u bang voor/Vermeed u) de situaties zoals aangegeven op KAART 9 omdat u geen hulp zou kunnen krijgen als u plotseling één van deze klachten zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10ON AG4ON AG10RE AG4RE
D52
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u bang was voor situaties zoals aangegeven op KAART 9, of dat u deze situaties vermeed?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
AG10ON AG4ON AG10RE AG4RE
D52
REC: Wanneer was de laatste keer dat u bang was voor situaties zoals aangegeven op KAART 9, of wanneer was de laatste keer dat u deze situaties vermeed?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
ALS R ANTWOORD DAT DIT LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dat u in de afgelopen maand niet bang geweest bent voor de eerder genoemde situaties, of dat u in de afgelopen maand dergelijke situaties niet heeft vermeden? INDIEN ANTWOORD = “NEE” (DUS RESPONDENT IS IN DE AFGELOPEN MAAND WEL BANG GEWEEST OF HEEFT WEL SITUATIES VERMEDEN) SCOOR 1 OF 2. PAN10B1 PAN4A1 PAN10A
D54
Nu zou ik u wat willen vragen over aanvallen van angst die overal zouden kunnen optreden. Heeft u ooit een aanval gehad waarin u zich plotseling bang, angstig of erg ongemakkelijk voelde?
NEE (GA NAAR D63)... 1 JA.................................. 5
PAN10A
D55
Trad één van deze aanvallen op in een situatie waarin u leven in gevaar was?
NEE (GA NAAR D56)...1 JA…………………...…..5
A. Trad één van deze aanvallen op in een situatie waarin uw leven niet in gevaar was?
NEE (GA NAAR D63)...1 JA………………...……..5 NEE (GA NAAR D63)....1 MÉÉR DAN EENS.........5
PAN10A PAN4A1
D56
Denk bij het beantwoorden van de volgende vragen alléén aan die aanvallen die optraden in een situatie waarin uw leven niet in gevaar was. Heeft u meer dan eens zo’n aanval gehad die totaal onverwacht optrad?
PAN10B4 PAN4A1
D57
Denk aan een erge aanval die u heeft gehad. Welke van deze klachten had u tijdens die aanval? JA
NEE 1.
had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
zweette u?
1
5
3.
trilde of beefde u?
1
5
5.
had u het benauwd?
1
5
6.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de
1
5
17
borst? 8.
was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
9.
was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
10.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
11.
was u bang de controle over uzelf te verliezen , gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
12.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
13.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
14.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
ALS MINDER DAN VIER SX IN 1-14 EEN 5-CODE HEBBEN, GA DAN NAAR D63 PAN10B2 PAN10B3 PAN4A1
D58
PAN4C
Begonnen, tijdens die aanvallen waarin u zich bang of angstig voelde, deze klachten plotseling en werden zij in de eerste minuten van de aanval steeds heftiger?
A.
Heeft u met een dokter gesproken over een dergelijke aanval?
NEE (GA NAAR D63) . 1 JA............................ 5
VOT:
2 3 4 5
(Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen, bedrijfsartsen, etc.) VRAAG DOOR. ARTS:____________ ANDER:_____________ D59
Was er, nadat u zo’n aanval had gehad, ooit een periode van een maand of langer waarin u:
PAN4A2A
A.
vaak bezorgd was dat u nog een aanval zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
PAN4A2B
B.
zich zorgen maakte dat de aanvallen ertoe zouden leiden dat er iets vreselijks zou gebeuren, zoals doodgaan, de zelfbeheersing verliezen of gek worden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
PAN4A2C
C.
uw dagelijkse bezigheden veranderde uit angst voor de aanvallen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
PAN10ON PAN4ON PAN10RE PAN4RE
D61
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u één van deze plotselinge aanvallen had waarin u zich bang of angstig voelde?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
18
PAN10ON PAN4ON PAN10RE PAN4RE
D61
REC: Wanneer was de laatste keer dat u dergelijke paniekaanvallen had, of situaties vermeed omdat u bezorgd was om een paniekaanval te krijgen?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
ALS R ANTWOORDT DAT DIT LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dat u in de afgelopen maand geen paniekaanval heeft gehad en dat u in de afgelopen maand geen situaties heeft vermeden omdat u bezorgd was om een paniekaanval te krijgen? INDIEN ANTWOORD = “NEE” (DUS RESPONDENT IS IN DE AFGELOPEN MAAND WEL BANG GEWEEST OF HEEFT WEL SITUATIES VERMEDEN) SCOOR 1 OF 2. ALS ER GEEN SITUATIES AANGEGEVEN ZIJN OP DE KAARTEN 5 EN 6, GA DAN NAAR D63.
GAD10A GAD4A
D62
Kijk naar de KAARTEN 8 & 9. U heeft ook verteld dat u bang geweest bent voor sommige van de situaties op deze kaarten, of dat u sommige van die situaties heeft vermeden. Traden de plotselinge aanvallen waarin u zich bang of angstig voelde alléén op in deze situaties?
JA ALLEEN IN GEVREESDE SITUATIES………..1 NEE OOK OP ANDERE MOMENTEN……...5
D63
Nu zou ik u wat willen vragen over langere periodes waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde. Heeft u ooit een periode van een maand of langer gehad waarin u zich het merendeel van de tijd bezorgd, gespannen of angstig voelde over alledaagse problemen, zoals werk of familie?
NEE (GA NAAR B)..... 1 JA............................. 5
A.
__/__ MND
Hoe lang duurde de langste periode waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde?
ALS D63A ZES MAANDEN OF MEER, GA DAN NAAR D64. B.
Mensen verschillen sterk in de mate waarin zij zich zorgen maken over dingen. Is er ooit een periode in uw leven geweest waarin u zich veel meer zorgen maakte dan de meeste mensen in uw situatie zouden doen?
C.
Hoe lang duurde de langste van deze periodes die u heeft gehad?
NEE (GA NAAR E1) ... 1 JA............................. 5
__/__ MND
ALS D63C MINDER DAN ZES MAANDEN, GA DAN NAAR E1. D64
Denk aan de slechtste periode van zes maanden of langer waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig
19
voelde. Tijdens die periode: GAD4A
A.
was uw bezorgdheid toen overdreven, dat wil zeggen, denkt u dat die bezorgdheid toen veel sterker was dan bij andere mensen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD10A GAD4A
B.
maakte u zich de meeste dagen zorgen over die dingen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD4B
C.
vond u het moeilijk uw bezorgdheid te stoppen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD10A GAD4D
D.
waarover maakte u zich vooral zorgen?
VOORBEELD:________________________________
R’s ZORGEN OVER DE GEVOLGEN VAN DE EIGEN PSYCHISCHE PROBLEMEN...........1 (= reële zorgen) ALLE OVERIGE ZORGEN...................5 ( = irreële zorgen)
ALS VOORBEELD UITSLUITEND ZORGEN OVER DE GEVOLGEN VAN DE EIGEN PSYCHISCHE PROBLEMEN BETREFT, VRAAG DAN: Waren er nog meer dingen? INTERVIEWER: ALS R ZICH ZORGEN MAAKT OVER 1 DING, VRAAG DAN: Maakte u zich ook nog zorgen over andere dingen? (Dus niet eigen psychische symptomen) ALS VOORBEELD NOG STEEDS GEEN ANDERE ZORGEN BETREFT OF MAAR 1 DING BETREFT, CODEER 1 EN GA NAAR E1. GAD10B GAD4C
D65
Ik zou u nu wat willen vragen over klachten die sommige mensen hebben tijdens dergelijke periodes van bezorgdheid, gespannenheid en angst. Denk aan de slechtste periode waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde. Tijdens die periode: 1. was u toen rusteloos?
NEE 1
JA 5
2.
voelde u zich opgewonden of geïrriteerd?
1
5
3.
was u snel vermoeid?
1
5
4.
had u moeite uw gedachten te houden bij waar u mee bezig was?
1
5
5.
was u sneller geprikkeld dan gewoonlijk?
1
5
6.
had u gespannen, gevoelige of pijnlijke spieren?
1
5
7.
had u moeite met inslapen of doorslapen?
1
5
8.
had u hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
20
9.
zweette u?
1
5
10.
trilde of beefde u?
1
5
11.
had u een droge mond?
1
5
12.
had u het benauwd?
1
5
13.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
14.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
15.
had u pijn of een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
16.
was u misselijk?
1
5
17.
voelde u zich duizelig of licht in het hoofd?
1
5
18.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
19.
was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen of flauw te vallen?
1
5
20.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
21.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
22.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
23.
had u het gevoel een brok in de keel te hebben?
1
5
24.
schrok u snel?
1
5
ALS MINDER DAN 4 ITEMS MET EEN 5-CODE → GA DAN NAAR E1 GAD10D GAD4F
D66
Heeft u met een dokter gesproken over de lange periodes waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u tegelijkertijd enige van de klachten had zoals hiervoor genoemd?
VOT:
2 3 4 5
(Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen,bedrijfsartsen, etc.) VRAAG DOOR. ARTS:______________ ANDER:______________ GAD4E
D67
Heeft u zich ooit erg aan uzelf geërgerd omdat u zich gedurende langere periodes bezorgd, gespannen of angstig voelde?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD4E
D68
Belemmerde de periode van bezorgdheid, gespannenheid of angst uw leven of bezigheden ooit ernstig?
NEE, NIET ERNSTIG................ 1 JA, ERNSTIG.......... 5
GAD10ON GAD4ON
D69
ONS: Wanneer begon de eerste periode van zes maanden of langer waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u ook eerder genoemde
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
21
klachten had? GAD10RE GAD4RE
REC: Wanneer eindigde de laatste periode waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u ook eerder genoemde klachten had?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
22
SECTIE E
DEP10B1 DP4A1
E1
Ik zou u nu wat willen vragen over periodes waarin u zich somber, leeg of depressief voelde. Heeft u zich ooit in uw leven wel eens twee weken of langer bijna dagelijks het grootste deel van de dag somber, leeg of depressief gevoeld?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10B2 DP4A2 DEP10S1
E2
Heeft u in uw leven ooit 2 weken of langer gehad waarin u uw interesse verloor voor de meeste dingen, zoals werk, hobby’s en andere dingen waar u gewoonlijk plezier aan beleefde?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E1 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E1*
REACTIVITEIT VAN DE STEMMING Ext1
Tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor), verbeterde uw stemming - ten minste tijdelijk -wanneer er iets leuks gebeurde, of wanneer iemand u probeerde op te vrolijken door een activiteit met u te ondernemen?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
DAGSCHOMMELINGEN Ext2
Tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor),voelde u zich gewoonlijk slechter op een bepaald moment van de dag?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
[alleen indien met ‘Ja’is beantwoord]: Op welk moment van de dag?
E1*
Morgen
NEE…………………..1 JA……………………..5
Middag
NEE…………………..1 JA……………………..5
Avond
NEE…………………..1 JA……………………..5
Laat op de avond
NEE…………………..1 JA……………………..5
Heeft u zich in de afgelopen maand twee weken of
NEE ......................... 1
23
langer bijna dagelijks het grootste deel van de dag somber, leeg of depressief gevoeld?
JA............................. 5
ALS E2 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E2* E2*
Heeft u in de afgelopen maand twee weken of langer gehad waarin u uw interesse verloor voor de meeste dingen, zoals werk, hobby’s en andere dingen waar u gewoonlijk prezier aan beleefde?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E1 EN E2 BEIDE 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E34. ALS E1* EN E2* BEIDE 1 GECODEERD, SLA DAN ELKE VOLGENDE *-VRAAG OVER. GEBREK AAN ENERGIE DEP10B3 DP4A6
E3
Had u, tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor), bijna dagelijks de gehele dag ]] een gebrek aan energie of voelde u zich moe, zelfs als u niet erg hard gewerkt had?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E3 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E3* E3*
Had u, in de afgelopen maand bijna dagelijks de gehele dag een gebrek aan energie of voelde u zich moe, zelfs als u niet erg hard gewerkt had?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ENERGIE/DODELIJKE VERMOEIDHEID Ext 3
Kostte het tijdens zo’n periode fysiek veel moeite om een trap op te klimmen, uit een stoel te komen of uit bed te komen?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Ext 4
Had u het tijdens zo’n periode een loodzwaar lichamelijk gevoel, of voelde u zich verzwaard alsof u gewichten aan uw armen en benen droeg?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Ext 5
Had u het tijdens zo’n periode moeite met het (op)starten van uw gebruikelijke activiteiten?
NEE ........................ 1 JA............................ 5
Ext 6
[Alleen indien ten minste 1 “Ja” in vraag 6-9; bij meerdere positieve antwoorden alleen langst durende symptoom noteren]: Hoe lang duurde dit gevoel op een gebruikelijke/gemiddelde dag?
…….. uren ……. ..minuten
24
VERANDERING IN EETLUST DEP10C7 DP4A3 DEP10S6
E4
En hoe zit het met andere klachten of problemen die u had tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/zich altijd moe voelde). ]] Had u toen bijna dagelijks minder eetlust dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C7 DP4A3
E5
Tijdens één van die periodes, ]] viel u toen af zonder dat u dat probeerde, wel één kilo per week gedurende meerdere weken achtereen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E5 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E6 DEP10S7 DEP10C7 DP4A3
A. E6
Hoe veel viel u af?
Tijdens één van die periodes, ]] had u toen twee weken of langer bijna dagelijks een veel grotere eetlust dan gewoonlijk?
KG __/__ NEE ......................... 1 JA............................. 5
CODEER 1 ALS ALLEEN TEN GEVOLGE VAN GROEISPURT OF ZWANGERSCHAP DEP10C7 DP4A3
E7
Tijdens één van die periodes, ]] nam uw eetlust zodanig toe dat u in gewicht aankwam - wel één kilo per week gedurende meerdere weken achtereen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
CODEER 1 ALS ALLEEN WEER AANGEKOMEN NA GEWICHTSVERLIES. ALS E7 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E8. DP4A3
A.
Hoeveel kwam u aan?
KG __/__
ALS E4 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E4* E4*
En hoe zit het met andere klachten of problemen die u had in de afgelopen maand, had u toen bijna dagelijks minder eetlust dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E5 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E5* E5*
In de afgelopen maand, viel u toen af zonder dat u dat probeerde, wel één kilo per week gedurende meerdere weken achtereen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E6 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E6* E6*
In de afgelopen maand, had u toen twee weken of langer bijna dagelijks een veel grotere eetlust dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
25
CODEER 1 ALS ALLEEN TEN GEVOLGE VAN GROEISPURT OF ZWANGERSCHAP ALS E7 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E7* E7*
In de afgelopen maand, nam uw eetlust zodanig toe, dat u in gewicht aankwam– wel (twee pond/één kilo) per week gedurende meerdere weken achtereen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
CODEER 1 ALS ALLEEN WEER AANGEKOMEN NA GEWICHTSVERLIES. SLAAP PROBLEMEN DEP10C6 DP4A4
E8
Toen u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had), ]] had u toen ook gedurende twee weken of langer bijna elke nacht slaapproblemen - dat wil zeggen moeite met inslapen, midden in de nacht wakker worden of te vroeg wakker worden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS GEEN 5-CODE, GA DAN NAAR E9. DEP10S3
DEP10C6 DP4A4
A.
E9
]] Werd u 2 weken of langer dagelijks minstens twee uur eerder wakker dan u wilde?
Tijdens zo’n periode waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had), ]] sliep u toen bijna dagelijks te veel?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E8 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E8* E8*
In de afgelopen maand, had u toen ook gedurende twee weken of langer bijna elke nacht slaapproblemen – dat wil zeggen moeite met inslapen, midden in de nacht wakker worden of te vroeg wakker worden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E9 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E9* E9*
In de afgelopen maand, sliep u toen bijna dagelijks te veel?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Tijdens één van die periodes, sprak of bewoog u toen twee weken of langer bijna dagelijks trager dan gewoon voor u is?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
TRAAG/RUSTELOOS DEP10C5 DP4E
E10
26
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E11. DEP10S5 DP4A5 DEP10C5 DP4A5 ML4B4
A.
E11
]] Hebben anderen gemerkt dat u trager sprak of bewoog?
Tijdens één van die periodes, ]] moest u toen steeds maar bewegen - dat wil zeggen dat u niet stil kon zitten en maar op en neer bleef lopen, of dat u uw handen niet stil kon houden als u zat?
NEE ......................... 1 JA............................. 5 NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E12 DEP10S5 DP4A5
A.
A. ]] Hebben anderen gemerkt dat u steeds bewoog?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E10 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E10* E10*
In de afgelopen maand, sprak of bewoog u toen twee weken of langer bijna dagelijks trager dan gewoon voor u is?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E11 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E11* E11*
In de afgelopen maand, moest u toen steeds maar bewegen – dat wil zeggen dat u niet stil kon zitten en maar op en neer bleef lopen, of dat u uw handen niet stil kon houden als u zat?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
WAARDELOOS/SCHULDIG DEP10C2 DP4A7 DP4E
E12
Tijdens één van deze periodes, ]] voelde u zich toen bijna dagelijks waardeloos?
A.
]] Voelde u zich schuldig?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E12 EN E12A BEIDE 1, GA DAN NAAR E15. B.
]] Was er een speciale reden om u (waardeloos/schuldig) te voelen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E12B 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E15. NOTEER VOORBEELD: _________________________________________ _________________________________________ _________________________________________ DP4A7
C.
VOELDE R ZICH ALLEEN WAARDELOOS/SCHULDIG OVER (DE GEVOLGEN VAN) HET DEPRESSIEF
NB: JA ......................... 1 NEE....................... 5
27
ZIJN? ALS E12 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E12* E12*
In de afgelopen maand, voelde u zich toen bijna dagelijks waardeloos?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
INTERPERSOONLIJKE GEVOELIGHEID Ext 7
Het komt vaak voor dat mensen van streek zijn als ze zich gekleineerd of bekritiseerd voelen. Beschouwt u uzelf als gevoeliger dan u zou moeten zijn voor wat andere mensen van u denken en hoe ze u behandelen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Ext 8
Hebben mensen die u goed kennen wel eens opgemerkt dat u gevoeliger bent dan u zou moeten zijn?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Ext 9
Was u tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor), gevoeliger dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
a.
[Alleen indien met “Ja” is beantwoord] Veroorzaakt deze gevoeligheid problemen of heeft het een negatieve invloed op uw leven?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MOEITE MET DENKEN DEP10C4 DP4A8
E15
Tijdens één van deze periodes, ]] had u toen veel meer moeite om u te concentreren dan gewoonlijk? A.
DEP10C4 DP4A8
E16
]] Vond u het moeilijk om dingen te lezen die u gewoonlijk interesseren, of televisieprogramma’s of films te kijken die u gewoonlijk leuk vindt, omdat u uw aandacht er niet bij kon houden?
]] Vormden uw gedachten zich veel trager dan gewoonlijk of leken uw gedachten door elkaar te lopen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
28
DEP10C4 DP4A8
E17
]] Vond u het moeilijk om beslissingen te nemen over zaken waar u normaal zonder moeite over beslist?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E15 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E15* E15*
In de afgelopen maand, had u toen veel meer moeite om u te concentreren dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E16 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E16* E16*
In de afgelopen maand, vormden uw gedachten zich veel trager dan gewoonlijk of leken uw gedachten door elkaar te lopen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E17 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E17* E17*
In de afgelopen maand, vond u het moeilijk om beslissingen te nemen over zaken waar u normaal zonder moeite over beslist?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GEDACHTEN AAN DE DOOD DEP10C3 DP4A9
E18
]] Dacht u veel aan de dood tijdens één van die periodes?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C3 DP4A9
E19
]] Voelde u zich zo terneergeslagen dat u er vaak over dacht zelfmoord te plegen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E21. A.
DEP10C3 DP4A9
]] Dacht u ook na over de manier waarop u dat zou kunnen doen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
E20
]] Heeft u een zelfmoordpoging gedaan?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
E21
TEL HET AANTAL 5-CODES OP IN E1 EN E2, PLUS HET AANTAL BLOKKEN MET TEN MINSTE ÉÉN 5-CODE. IS HET TOTAAL 4 OF MEER?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS “NEE”, GA DAN NAAR E34. ALS E18 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E18* E18*
In de afgelopen maand, dacht u toen veel aan de dood?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E19 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E19*
29
E19*
In de afgelopen maand, voelde u toen zich zo terneergeslagen dat u er vaak over dacht zelfmoord te plegen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E20 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E20* E20*
Heeft u in de afgelopen maand een zelfmoordpoging gedaan?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
E21*
TEL HET AANTAL 5-CODES OP IN E1* EN E2*, PLUS HET AANTAL BLOKKEN MET * MET TEN MINSTE ÉÉN 5-CODE. IS HET TOTAAL 4 OF MEER?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS “NEE”, GA DAN NAAR E34. DEP10A DP4E DP4D
E25
Heeft u, tijdens één van die periodes waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor), met een dokter gesproken over de problemen of klachten die u op dat moment had met (NOEM SX MET EEN 5-CODE IN E3-E20)? VRAAG DOOR.
VOT:
2 3 4 5
(Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen,bedrijfsartsen, etc.) ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS NIET VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E34. DP4A DEP10A DP4E
E26
Hoe lang duurde de langste van dergelijke periodes die u ooit heeft gehad?
__/__/__ WEKEN
ALS “MIJN HELE LEVEN” OF MEER DAN 19 JAAR, NOTEER DAN 996. JAREN x 52 = # WEKEN; MAANDEN x 4 = # WEKEN. EEN HALF JAAR = 26 WEKEN! ALS 0 TOT 13 DAGEN, CODEER DAN 001 EN GA NAAR E34. A.
DP4ON
E27
Belemmerde één van deze periodes van twee weken of langer u in belangrijke mate in uw functioneren op uw werk, of in het zorgen voor het huishouden, uw familie of uzelf?
ONS: Wanneer was de eerste keer dat
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ONS:
1 2 3 4 5 6
30
DEP10ON DP4RE DEP10RE
DP4ON DEP10ON DP4RE DEP10RE
E27
u een periode had van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd enige van die problemen had zoals (NOEM SX MET 5-CODE IN E4-E20)?
LFT ONS:
__/__
REC: Wanneer eindigde de laatste periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd enige van die problemen had zoals (NOEM SX MET 5-CODE IN E4-E20)?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
INTERVIEWER: LET OP, R heeft al eerder aangegeven of hij/zij de laatste maand nog depressieve klachten heeft gehad. het antwoord dat R op de recency vraag geeft, moet dus overeenkomen met die antwoorden. anders doorvragen totdat het antwoord duidelijk is. GA4F
E28
ALS E26 MINDER DAN 26 IS, GA DAN NAAR E29.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS LFT ONS BIJ D69 LEEG IS OF LAGER DAN LFT ONS BIJ E27, GA DAN NAAR E29. VRAAG ANDERS: U heeft eerder verteld dat u een lange periode heeft gehad waarin u angstig was en zich zorgen maakte over verschillende dingen. Viel deze lange periode van u angstig voelen en zorgen maken in zijn geheel binnen één van de periodes waarin u (depressief was/uw interesse verloor)? DEP10RG1 MDR4A
E29
Hoeveel verschillende periodes van twee weken of langer heeft u in uw leven gehad, waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd sommige van die problemen had waarover we zojuist hebben gesproken?
__/__ # PERIODES
ALS 96 OF MEER PERIODES, NOTEER 96. ALS 01 INGEVULD, GA DAN NAAR E30.
A.
Voelde u zich tussen (enige van) die periodes waarin u (zich depressief voelde/geen interesse had in dingen/een gebrek aan energie had) een aantal maanden goed?
NEE........ (GA NAAR E30)..............1 TUSSEN PERIODES GOED...........5
B.
Kon u, tussen deze
NEE........ (GA NAAR E30)..............1
31
periodes van depressie, net zo goed uw werk uitvoeren of plezier beleven aan het omgaan met andere mensen als vóór die tijd?
JA.....................................................5
C.
Duurde deze periode waarin u zich goed voelde en plezier beleefde aan de omgang met andere mensen minstens 2 maanden?
NEE........ (GA NAAR E30)..............1 JA.....................................................5
D.
Hoeveel verschillende periodes waarin u (zich depressief voelde/geen interesse had in dingen/een gebrek aan energie had) heeft u gehad, als u alleen die periodes telt waarin u zich minstens 2 maanden tussen twee periodes goed voelde?
__/__ # PERIODES MET INTERVAL VAN 2 MAANDEN
ALS E29D 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E30 E.
DP4E
E30
Hoe oud was u toen de eerste van dergelijke periodes eindigde - dat wil zeggen, toen u zich na die periode twee maanden goed voelde?
Trad (deze periode/één van deze periodes) van (depressie/interesseverlies) op vlak nadat iemand die u goed kende gestorven was?
__/__ LFT BIJ EINDE VAN EERSTE PERIODE
NEE.......... (GA NAAR C)................1 JA.....................................................5
ALS R ZELF AANGEEFT DAT DEZE PERIODE MEER DAN 2 MAANDEN NA HET OVERLIJDEN BEGON, CODEER DAN 1 EN GA NAAR C. A.
Heeft u ook een periode gehad waarin u (zich depressief voelde/uw interesse verloor) en tegelijkertijd die andere problemen had zoals (NOEM 3 SX MET 5CODE IN E3- E20) op een
NEE, ALLEEN NA OVERLIJDEN ................ (GA NAAR E34).............1 JA, OOK OP ANDER MOMENT....5
32
moment dat niet vlak daarvoor iemand die u goed kende gestorven was?
DY4A
DYS10A DY4C
E34
B.
ALS DEPRESSIEVE PERIODE GEHAD IN LAATSTE JAAR (E27 REC=1-5), VRAAG DAN: En hoe zit het met die periode(s) die u in het afgelopen jaar had? (Trad die/Traden die allemaal) op kort na het overlijden van iemand die u goed kende?
JA, ALLEEN NA OVERLIJDEN....2 NEE, NIET ALLEEN NA OVERLIJDEN....................5
C.
ALS MAN OF GEEN KINDEREN, GA DAN NAAR E34. Begon (deze/één van deze) periode(s) binnen een maand na de geboorte van een kind?
NEE...................................................1 JA......................................................5
Heeft u zich in uw leven ooit twee jaar of langer meestal depressief of somber gevoeld, ook al voelde u zich soms goed? A.
Duurde één zo’n periode ooit 2 jaar, zonder onderbreking van 2 volledige maanden waarin u zich goed voelde?
NEE........................1(Ga naar volgend onderdeel) JA.....................................................5
VOT:
1
2
3
4
5
ALS NEE, CODEER VOT 1 EN GA NAAR VOLGEND ONDERDEEL Heeft u tijdens zo’n periode van 2 jaar of langer waarin u zich depressief of somber voelde met een dokter gesproken over hoe u zich voelde? VRAAG DOOR. (Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen, bedrijfsartsen, etc.)
33
ARTS:__________ ANDER:________
NEE
JA
DYS10C2 DY4B2
E35
Had u in zo’n lange periode waarin u zich depressief voelde slaapproblemen - dat wil zeggen moeite met inslapen, midden in de nacht wakker worden of te vroeg wakker worden?
1
5
DY4B2
E36
Sliep u in zo’n periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, vaak te veel?
1
5
DY4B1
E37
Had u in zo’n periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, vaak erg weinig eetlust?
1
5
DY4B1
E38
At u in zo’n periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, regelmatig veel meer dan gewoonlijk?
1
5
DYS10C1 DY4B3
E39
Had u meestal een gebrek aan energie of voelde u zich moe, zelfs als u niet erg hard gewerkt had?
1
5
DYS10C3 DY4B4
E40
Voelde u zich in zo’n periode van twee jaar, waarin u depressief was, vaak minder dan andere mensen?
1
5
DYS10C3 DY4B4
E41
Had u toen zo weinig zelfvertrouwen dat u niet eens probeerde ergens invloed op uit te oefenen?
1
5
DYS10C4 DY4B5
E42
Had u in zo’n periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, veel meer moeite met uw concentratie dan gewoon voor u is?
1
5
DY4B5
E43
Was u in zo’n periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, niet in staat beslissingen te nemen over zaken waar u normaal zonder moeite over zou beslissen?
1
5
34
DYS10C7 DY4B6
E45
Voelde u zich in zo’n periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, regelmatig hopeloos – dat er geen uitzicht was dingen te verbeteren?
5
1
ALS GEEN 5-CODES IN E35-E45, CODEER DAN E52 VOT 1 EN Ga naar volgend onderdeel DY4G
E52
Heeft u ooit met een dokter gesproken over de problemen of klachten die u had in die periode van depressie problemen zoals (NOEM SX MET EEN 5-CODE IN E35-E51)?
VOT:
1
2
3
4
5
(Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen, bedrijfsartsen, etc.) VRAAG DOOR. ARTS:_____________ANDER:___ _________ ALS VOT 5 GECODEERD, MAAR RESPONDENT ZEGT ZELF DAT SOMMIGE PROBLEMEN UITSLUITEND VEROORZAAKT WERDEN DOOR LICHAMELIJKE ZIEKTE, NOTEER DAN DEZE PROBLEMEN. ________________ ________________ ________________ ________________ ALS VOT 5 GECODEERD, MAAR RESPONDENT ZEGT ZELF DAT SOMMIGE PROBLEMEN UITSLUITEND VEROORZAAKT WERDEN DOOR MEDICIJNEN, DRUGS, OF ALCOHOL, NOTEER DAN DEZE PROBLEMEN. ________________ ________________ ________________ ________________ DY4ON DYS10ON
E53
ONS:
Wanneer begon uw eerste periode van twee jaar of langer, waarin u zich somber of depressief
LFT ONS: ___/___
35
voelde en tegelijkertijd sommige van die andere problemen had zoals (SX MET 5-CODE IN E35-E45 DIE NIET UITSLUITEND TOE TE SCHRIJVEN ZIJN AAN LICHAMELIJKE ZIEKTE OF MEDICIJNEN, DRUGS OF ALCOHOL)? DY4RE DYS10RE
GA4F
REC:
E54
Wanneer eindigde de laatste van dergelijke periodes?
REC: 1 LFT REC:
2
3
4 5 6 __/__
ALS LFT ONS BIJ D69 LEEG OF LAGER DAN LFT ONS BIJ E53, GA DAN NAAR J1. U vertelde eerder dat u een langere periode heeft gehad waarin u angstig was en zich zorgen maakte over verschillende dingen. Viel deze hele periode van zich angstig voelen en zorgen maken in zijn geheel binnen één van deze lange periodes waarin u het merendeel van de tijd depressief was?
NEE...................................................1 JA......................................................5
36
Suïcidale gedachten gedurende afgelopen week
Nu zou ik graag willen weten of u gedurende de afgelopen week gedachten heeft gehad (of serieus heeft overwogen) om uzelf iets aan te doen. Interviewer: het gaat er hierbij om een indruk te krijgen van de wens om te leven/sterven van de respondent. Je hoeft niet alle vragen letterlijk te stellen. Het gaat bij deze vragen dus om uw inschatting over de suïcidale gedachten van de respondent. 1. “Welke gevoelens had u de afgelopen week Wens om te leven omtrent leven en dood. Wilde u leven en hoe 0. Matig tot sterk sterk was deze wens?” 1. Zwak 2. Geen 2. “Welke gevoelens had u de afgelopen week omtrent sterven. Wilde u sterven en hoe sterk was deze wens?”
Wens om te sterven 0. Geen 1. Zwak 2. Matig tot sterk
3. “Welke gevoelens had u omtrent redenen om te leven of te sterven. Interviewer: als er respondent geen redenen heeft om te sterven, vul dan 0 in. Zo niet, stel dan bijvoorbeeld de volgende vraag: “Wogen uw redenen om te leven zwaarder dan die om te sterven, waren ze ongeveer gelijk of wogen uw redenen om te sterven zwaarder dan die om te leven?”
Redenen om te leven/sterven 0. Wogen zwaarder voor leven dan voor sterven 1. Ongeveer gelijk 2. Wogen zwaarder voor sterven dan voor leven
4. “Had u de afgelopen week het verlangen om Verlangen tot actieve suïcidepoging uzelf te beschadigen of te vergiftigen?” 0. Geen 1. Zwak 2. Matig tot sterk 5. “Heeft u er de afgelopen week aan gedacht (of misschien gedaan) om de weg over te steken zonder op te letten, terwijl het u niet kon schelen of u zou worden overreden door een voertuig? Of heeft u dingen achterwege gelaten die nodig zijn om uw leven te redden of te behouden?”
Passieve suïcidepoging 0. Zou maatregelen nemen om leven te redden 1. Zou leven/sterven overlaten aan het toeval (bijv. onoplettend de straat oversteken) 2. Zou stappen vermijden die nodig zijn om leven te redden (bijv. als diabetespatiënt geen insuline nemen)
37
6. Heeft u ooit in uw leven een serieuze poging ondernomen om uzelf van het leven te beroven, bijvoorbeeld door u te beschadigen, vergiftigen of te laten verongelukken? 1 ja 2 nee Zo ja: 6a. Hoe vaak heeft u zo’n serieuze poging ondernomen? _______ keer 6b. Wanneer heeft u voor het laatst zo’n poging ondernomen? 19__
SECTIE F
MAN10A MA4A HP4A HP10A
F1
Heeft u OOIT een periode van minstens vier dagen meegemaakt waarin u zo blij of opgewonden was dat u in moeilijkheden kwam, of dat uw familie of vrienden zich er zorgen over maakten of dat een dokter zei dat u manisch was?
VOT:
1
3 4 5
VOT:
1
3 4 5
ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR F3. MAN10A MA4A HP10A HP4A
F2
Heeft u OOIT een periode van minstens vier dagen meegemaakt waarin u zo ongewoon prikkelbaar was dat u klaagde, ruzie zocht, mensen uitschold of sloeg? ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS GEEN VOT 5-CODE IN F1 OF F2, GA DAN NAAR DE VOLGENDE SECTIE.
MAN10B1 HP10B1 MA4B6 HP4B6
F3
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was u toen zoveel actiever dan gewoonlijk dat uw familie of vrienden zich er zorgen over maakten?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C7 DP4A3 DEP10S6
F4
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] kon u toen niet stil blijven zitten en bleef u maar op en neer lopen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B8 HP10B6 MA4B7 HP4B7
F5
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] gaf u toen zo buitensporig veel geld uit dat u of uw familie in financiële moeilijkheden kwam, of nam u toen dwaze beslissingen over geldzaken?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B9 HP10B5 MA4B6 HP4B6
F6
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was uw seksuele interesse toen zoveel groter geworden dan gewoonlijk dat u veel vaker seksueel contact wilde
NEE ......................... 1 JA............................. 5
38
hebben of seksueel contact wilde met mensen in wie u normaal gesproken niet geïnteresseerd zou zijn? SX: MA4B7 HP4B7 MAN10B9 HP10B6
A.
SX:
een toegenomen seksuele interesse Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] werd u toen minder voorzichtig in uw seksuele activiteiten, benaderde u bijvoorbeeld mensen waarin u normaal niet geïnteresseerd zou zijn, of sprak u over activiteiten waarover u het normaal gesproken niet met een ander over zou hebben?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
minder voorzichtig worden in uw seksuele activiteiten MAN10B2 HP10B2 MA4B3 HP4B3
F7
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] praatte u toen zo snel dat mensen zeiden dat ze u niet konden volgen, of moest u steeds maar door blijven praten?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B3 MA4B4 HP4B4
F8
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] gingen uw gedachten toen zo snel door uw hoofd dat u ze niet meer bij kon houden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
SX:
jagende gedachten
MAN10B4
F9
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] zei of deed u toen dingen waar u zich normaal gesproken voor zou schamen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
HP10B7
F10
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] ging u toen erg vriendschappelijk om met mensen waarmee u normaal gesproken niet vriendschappelijk om zou gaan?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C6 DP4A4
F11
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] dacht u toen dat u speciale gaven of speciale krachten had om dingen te doen die anderen niet konden doen, of dacht u dat u een zeer belangrijk persoon was? ALS JA, VRAAG DAN OM EEN VOORBEELD VOORDAT U CODEERT.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
VOORBEELD: ______________________________ ALS HET VOORBEELD AANNEMELIJK IS, CODEER DAN 1. ALS NIET 5 GECODEERD, GA DAN NAAR F12.
39
MAN10C
MAN10C
A.
ZEGT R DAT HIJ/ZIJ WERKELIJK IEMAND IS DIE HIJ/ZIJ IN WERKELIJKHEID NIET KAN ZIJN (B.V. JESUS OF MINISTER)?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
B.
ZEGT R DAT HIJ/ZIJ OVER KRACHTEN OF MACHT BESCHIKT DIE HIJ/ZIJ NIET KAN HEBBEN (B.V. CONTROLE OVER BUITENLANDSE POLITIEK OF GEDACHTEN LEZEN)?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B5 HP10B4 MA4B2 HP4B2
F12
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] sliep u toen nauwelijks maar voelde u zich toch niet moe of slaperig?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B7 HP10B3 MA4B5 HP4B5
F13
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was u toen zo snel afgeleid dat elke kleine onderbreking al voldoende was om u uit uw concentratie te halen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
F14
Bleef u tijdens zo’n periode voortdurend uw plannen of bezigheden veranderen?
ALS SLECHTS 1 OF HELEMAAL GEEN 5 CODES IN F3-F13A, CODEER DAN VOT 1 EN GA NAAR DE VOLGENDE SECTIE. Heeft u ooit met een dokter gesproken over zo’n periode waarin u zich (te opgewonden of te blij/prikkelbaar) voelde of over de manier waarop u zich tijdens dergelijke periodes gedroeg, zoals (SX MET 5 CODES IN F3-F13A)?
VOT:
1 2 3 4 5
(Dokters zijn psychiaters, andere medische specialisten, huisartsen, bedrijfsartsen, etc.) ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS NIET VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR DE VOLGENDE SECTIE. MAN10A HP10A MA4A HP4A
F15
Hoe lang duurde de langste periode die u ooit heeft gehad, waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd enkele van die andere ervaringen had zoals (NOEM ENKELE ITEMS MET EEN 5 CODE IN F3-F13A)?
___ / ___ / ___ # DAGEN
ALS MEER DAN 3 JAAR, CODEER DAN 996. ALS MINDER DAN 4 DAGEN, GA NAAR DE VOLGENDE SECTIE. ALS MINDER DAN 7 DAGEN GA NAAR F17. F16
ALS E25 NIET MET VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR F17.
NEE .(GA NAAR G1)…1
40
MIX4A
MA4ON HP4ON MA10ON HP10ON
F17
MA4RE HP4RE MA10RE HP10RE BIP10 B14A B24B
MAN10A MAN10B HP10B HP4E MA4D MA4A
F18
F19
U heeft verteld dat u periodes heeft gehad waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde en periodes waarin u (zich somber of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had). Ik zou graag willen weten of deze twee soorten periodes elkaar snel opvolgden, of dat ze op verschillende momenten optraden. Trad zo’n periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde ooit vlak vóór of vlak na een periode van (depressie / interesseverlies / gebrek aan energie) op?
JA................................... 5
A.
Trad zo’n periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde telkens vlak vóór of vlak na een periode van (zich depressief voelen/interesseverlies/ gebrek aan energie) op?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
B.
Trad zo’n periode van zich (depressief voelen/interesseverlies/gebrek aan energie) telkens blak vóór of vlak na een periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde op?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u een periode van vier dagen of langer had waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd sommige van die andere gevoelens of ervaringen had zoals (SX MET 5-CODE IN F3F13A)?
ONS: 1 2 3 4 5 6 7 LFT ONS: __/__
REC: Wanneer eindigde de laatste van dergelijke periodes van vier of meer dagen?
REC: 1 2 3 4 5 6 7 LFT REC: __/__
Hoeveel van dergelijke periodes heeft u in uw leven gehad die vier dagen of langer duurden?
___/___ AANTAL
A.
___/___ AANTAL
Hoeveel van dergelijke periodes duurden een week of langer?
Bent u ooit wegens één van deze periodes (dag en nacht) in een ziekenhuis opgenomen geweest?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
41
SECTIE J
J1
Nu wil ik u enkele vragen stellen over uw gebruik van alcohol zoals wijn, bier of sterke drank. Is er OOIT een periode in uw leven geweest waarin u 5 of meer alcoholhoudende consumpties, zoals wijn, bier of sterke drank, nuttigde per keer? Let op: Indien R 3x per jaar of vaker 5 glazen alcohol per keer heeft gedronken, neem het onderdeel af.
NEE, nooit 5 glazen of meer per keer gedronken. GA NAAR DE VOLGENDE SECTIE .. ................................................... 1 JA.......... (GA NAAR J2)............. 5
J2
Heeft u in de afgelopen 12 maanden ten minste 12 alcoholhoudende consumpties gedronken?
NEE.................... ..........................1 JA.......... (GA NAAR J3)............. 5
A.
En vroeger, heeft u ooit in uw hele leven in een periode van één jaar ten minste 12 alcoholhoudende consumpties gedronken?
NEE.......(EINDE SECTIE J)............1 JA.........(GA NAAR J5A)........... 5
J3
Hoe vaak dronk u in de afgelopen 12 maanden ten minste één glas? Was dat... (CODEER EERSTE JA)
J4
Op de dagen dat u alcohol gebruikte in de afgelopen 12 maanden, hoeveel glazen dronk u dan ongeveer gewoonlijk op één dag? NOTEER WOORDELIJK R’S ANTWOORD _____________________________________ __ _____________________________________ __
J5
Als u nu denkt aan uw hele leven, is er dan ooit een jaar geweest waarin u méér dronk dan in de afgelopen 12 maanden?
NEE........(GA NAAR J5C).............. 1 JA.................................................. 5
A.
Als u dan terugdenkt aan die periode waarin u het meeste dronk, hoe vaak dronk u toen? Was dat... (CODEER EERSTE JA)
bijna elke dag? ............................. 1 3 of 4 dagen per week?................. 2 1 of 2 dagen per week?................. 3 1 tot 3 dagen per maand?............. 4 minder dan eens per maand? ...... 5
B.
In dat jaar, waarin u het meeste dronk, hoeveel glazen dronk u toen ongeveer gemiddeld per dag op de dagen dat u dronk? NOTEER WOORDELIJK R’S ANTWOORD EN CODEER #
bijna elke dag? ..............................1 3 of 4 dagen per week?................. 2 1 of 2 dagen per week?................. 3 1 tot 3 dagen per maand?............. 4 minder dan eens per maand? ...... 5 ___/___ GEM. # GLAZEN IN 24 UUR
___/___ GEM. # GLAZEN IN 24 UUR
42
GLAZEN. ______________________________ _____ ______________________________ _____
AA4A1
C.
Wanneer begon u voor het eerst ............. (FREQUENTIE EN HOEVEELHEID BIJ A EN B, OF, ALS NIET INGEVULD, BIJ J3 EN J4) te drinken?
D.
Wanneer dronk u voor het laatst ............... (FREQUENTIE EN HOEVEELHEID BIJ A EN B, OF, ALS NIET INGEVULD, BIJ J3 EN J4)?
ONS: 1 2 LFT ONS:
REC: LFT REC:
1
3
4
5 6 __/__
2
3
4 5 6 __/__
J6
Is er ooit een tijd in uw leven geweest waarin uw alcoholgebruik of een kater herhaaldelijk uw werkzaamheden op school, op uw werk of thuis belemmerde(n)?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
J7
Is er ooit een tijd in uw leven geweest waarin u regelmatig betrokken was bij vechtpartijen als u alcohol gebruikte?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
A.
NEE....................................................1 JA.......................................................5
Kreeg u door uw alcoholgebruik herhaaldelijk problemen met familieleden of vrienden?
ALS J7 EN J7A BEIDE CODE 1 HEBBEN, GA DAN NAAR J8. AA4A4
AA4A3
B.
J8
Ging u door met het gebruik van alcohol terwijl u wist dat het voor u problemen in de omgang met andere mensen veroorzaakte?
Bent u ooit opgepakt wegens verstoring van de openbare orde of wegens rijden onder invloed van alcohol?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
NEE....................................................1 JA.......................................................5
43
AA4A2
J9
Zijn er periodes in uw leven geweest waarin u vaak onder invloed van alcohol was in situaties waarin u gewond kon raken, zoals bij het fietsen, het besturen van een auto, het bedienen van een machine, of iets dergelijks?
J10
ALS ER GEEN 5-CODES ZIJN IN J6-J9, GA DAN NAAR J11. ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer dat (SX MET 5-CODES IN J6-J9)?
AA4ON AA4RE
AD41A AD10A4
J11
AD41B AD10A4
AD43 AD10A2
A.
J13
AD43 AD10A2
AD44 AD10A2
Is er ooit een tijd geweest waarin u veel meer moest drinken dan daarvoor om het door u gewenste effect te bereiken?
J14
AD44 AD102
Merkte u ooit dat dezelfde hoeveelheid alcohol minder effect op u had dan daarvoor?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
ONS: 1 LFT ONS: REC: 1 LFT REC:
2
3
4
2
3
4
NEE..............................................1 JA......... (GA NAAR J13)........... 5*
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Is er ooit een periode in uw leven geweest waarin u vaak meer dronk dan u van plan was?
NEE............................................... 1 JA......... (GA NAAR J14)............. 5*
A.
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Was er ooit een periode waarin u vaak veel langer doordronk dan u van plan was?
Heeft u ooit willen stoppen of minderen met drinken?
NEE..........( GA NAAR J15)........ 1 JA.................................................. 5*
A.
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Heeft u meer dan eens geprobeerd te stoppen of minderen en gemerkt dat dat niet lukte?
AD45 AD10A5
J15
Was er ooit een periode in uw leven waarin u een groot deel van de tijd aan het drinken of aan het bijkomen van de effecten van alcohol besteedde?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD46 AD10A5
J16
Had het drinken ooit tot gevolg dat u belangrijke activiteiten - zoals sporten, naar school of werk gaan, of omgaan met familie of vrienden opgaf of sterk verminderde?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
44
5 6 __/__ 5 6 __/__
AD42A AD10A3
J17
Ik ga u nu enkele vragen stellen over problemen die u gehad zou kunnen hebben in de eerste paar dagen nadat u stopte of minderde met drinken. GEEF RESPONDENT KAART 7A. ALS J14 = 1 GA NAAR B. STEL IN DE OVERIGE GEVALLEN 1-11 EN CODEER ELK.
NEE
JA
AW10B1 AW4B2
1.
Bijvoorbeeld, in die eerste paar dagen trilden of beefden uw handen toen?
1
5
AW10B7 AW4B3
2.
Had u toen meer slaapproblemen dan gewoonlijk?
1
5
AW4B7
3.
Was u toen zenuwachtiger dan gewoonlijk?
1
5
AW10B5 AW4B6
4.
Voelde u zich toen rustelozer dan gewoonlijk?
1
5
AW10B2 AW4B1
5.
Zweette u toen?
1
5
AW10B4 AW4B1
6.
Voelde u toen uw hart heel snel kloppen?
1
5
AW10B3 AW4B4
7.
Was u toen misselijk of moest u overgeven?
1
5
AW10B9 AW4B5
10.
Zag, hoorde of voelde u toen dingen die anderen niet konden zien, horen of voelen?
1
5
AW10B10 AW4BS
11.
Had u toen een toeval (insult)?
A.
ZIJN ER TWEE OF MEER 5 CODES IN 1-11?
5
1
NEE............................................... 1 JA.............(GA NAAR J18A)....... 5*
SX = stoppen of minderen problemen veroorzaakte AD10A3 AD42B
AHM10AB
B.
J18
Kijk naar antwoordkaart 10 Dronk u ooit alcohol om deze problemen niet te krijgen (of om ze te laten verdwijnen)?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Heeft alcohol bij u ooit u ooit in uw leven een medisch probleem veroorzaakt?
NEE..........(GA NAAR J19)......... 1 JA.................................................. 5
Heeft alcohol bij u ooit een medische problemen veroorzaakt, zoals:
NEE...............................................1 JA..................................................5* NEE
JA
Indien ja: 1.
Een leverziekte of hepatitis?
1
5
2.
Een maagziekte of het opgeven van bloed?
1
5
45
3.
Een doof of tintelend gevoel in de voeten?
1
5
4.
Problemen met uw geheugen, ook als u niet dronk?
1
5
5.
Een ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis)?
1
5
6.
Een andere ziekte? Welke? ___________
1
5
ALS MINSTENS ÉÉN 5-CODE IN 1-6, STEL DAN VRAAG A. GA ANDERS NAAR J19. AD47 AD10A6
J18
A.
AD47 AD10A6
J19
Ging u door met drinken terwijl u wist dat u aan een (andere) ernstige lichamelijke ziekte leed die verergerde door het gebruik van alcohol?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD47 AD10A6
J20
A.
Ging u door met het drinken van alcohol terwijl u wist dat u daar emotionele of psychische problemen door kreeg?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
B.
HEBBEN DRIE OF MEER SX IN J11-J20 EEN 5*-CODE?
NEE.............(GA NAAR J23) ..... 1 JA.................................................. 5
ALS J14 = 1 GA NAAR J20. Ging u door met het drinken van alcohol terwijl u wist dat dit bij u medische problemen veroorzaakte?
J21
U vertelde dat (NOEM DE ITEMS MET EEN 5*- CODE IN J11-J20). Is er ooit een tijd in uw leven geweest waarin u drie of meer van deze problemen in hetzelfde jaar had?
J22
ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer dat u drie of meer van deze problemen in hetzelfde jaar had ten gevolge van het drinken van alcohol?
J23
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
NEE.............(GA NAAR J23) ..... 1 JA.................................................. 5
ONS:
1
2
REC:
1
2
ONS:
1
2
REC:
1
2
3
4 5 6 LFT ONS: __/__ 3 4 5 6 LFT REC: __/__
ALS ER GEEN 5*-CODES ZIJN IN J11-J20, GA DAN NAAR DE VOLGENDE SECTIE ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer dat u één van de problemen die u heeft genoemd had?
3
4 5 6 LFT ONS: __/__ 3 4 5 6 LFT REC: __/__
46
Gebeurtenissen
Ernstige levensgebeurtenissen. Op deze pagina worden 14 onplezierige gebeurtenissen genoemd. Geeft u alstublieft weer of u deze in het afgelopen jaar heeft meegemaakt, eerder in uw leven heeft meegemaakt, of nooit heeft meegemaakt. Gebeurtenis
Nooit
Afgelopen jaar
Eerder in mijn leven
1. Ik was ernstig ziek, ernstig gewond of slachtoffer van geweld 2. Een naast familielid werd ernstig ziek, ernstig gewond of slachtoffer van geweld 3. Een ouder, kind, broer, zus of partner overleed 4. Een goede vriend of naast familielid overleed 5. Mijn partner en ik gingen uit elkaar 6. Ik verbrak een langdurige vriendschap met een goede vriend of familielid 7. Ik kreeg een ernstig probleem met een goede vriend, familielid of buur 8. Ik werd werkloos of zocht vergeefs naar werk 9. Ik werd ontslagen 10. Ik kwam voor ernstige financiële moeilijkheden te staan 11. Door overtreding kwam ik in aanraking met politie of rechtbank 12. Door diefstal of verlies raakte ik geld of iets waardevols kwijt 13. Zijn u nog andere belangrijke ernstige negatieve gebeurtenissen overkomen? Zo ja, kunt u kort aangeven waar het om gaat? ………..………….…………………………. …………………………………………………………………………………………………..
47
Life Chart
Neem nu de volgende onderdelen af: Angst Vermijding Depressie Bipolair verslaving Interviewer ga goed na of de respondent in de afgelopen 2 à 3 jaar symptomen van bovenstaande stoornis(sen) heeft gehad. Indien ja, neem de Life Chart af. Stel de volgende vraag: U gaf eerder in het interview aan dat u bepaalde klachten heeft gehad, zoals ………..Heeft u deze klachten ook in de afgelopen drie jaar gehad? Stel deze vraag over ieder onderwerp waarover je de Life Chart zou moeten afnemen volgens de computer. Indien de respondent op deze vraag bevestigend antwoord ga je de kalender op papier invullen. INTERVIEWER: 1. Gebruik alle informatie die je inmiddels hebt gehoord in de CIDI en de Brugha (Gebeurtenissen), zodat de respondent niet het gevoel krijgt dat je dezelfde vragen stelt. 2. Als er bij de CIDI GEEN SYMPTOMEN zijn vermeld bij een bepaalde stoornis, stel je de vragen die in de Life chart staan NIET. Bijvoorbeeld: een respondent heeft ‘nee’ gezegd op E 1 en E 2 + E 34 (de stamvragen van sectie E) → in de life chart sla je vraag 2 over. Introductie: Ik wil graag het beloop van uw klachten in de afgelopen twee jaar met u nagaan. We maken gebruik van een kalender waarop voor u belangrijke gebeurtenissen staan vermeld. Ik wil die kalender graag samen met u maken door na te gaan welke belangrijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. De gebeurtenissen op de kalender vullen we per maand in. Op deze kaart (KAART 11) ziet u een aantal gebeurtenissen die mogelijk op u van toepassing zijn. INTERVIEWER: Er wordt begonnen met het huidige jaar; alleen in januari wordt er begonnen met het afgelopen jaar, waarbij de maand januari wordt meegeteld bij het afgelopen jaar. A. We beginnen met het jaar …....(vul in huidige jaar, 200x), Kunt u één of meerdere gebeurtenissen noemen die dit jaar hebben plaatsgevonden. INTERVIEWER: ga aan de hand van kaart 1 na welke belangrijke gebeurtenissen hebben plaats gevonden. Het gaat er om een referentiekader te maken voor het beloop van de klachten. Probeer dus voor elke jaar één of twee ankerpunten (belangrijke gebeurtenissen) te vinden. Vul deze en de leeftijd in op de kalender bij de betreffende maanden. (achter in boekje). B. We gaan naar ….. (200x-1), u was toen …. jaar. Kunt u aangeven welke belangrijke gebeurtenissen er in (200x-1) hebben plaats gevonden.
48
INTERVIEWER: Als de kalender voor (200x) en (200x-1) is ingevuld, ga dan verder met de volgende introductie en vragen.
49
Introductie De volgende vragen gaan over het beloop van uw eventuele klachten van de afgelopen twee jaar. INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor sociale fobie, agorafobie paniekstoornis of gegeneraliseerde angststoornis aangaf symptomen te hebben in de afgelopen vijf jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de afgelopen twee jaar klachten heeft gehad, zoals het voelen van angst in bepaalde situaties. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: M.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin iemand angstaanvallen heeft gehad of angstig is geweest en aankruisen in de maanden in de laptop onder de kolom: Angst. Dan wordt het beloop voor de alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin iemand angstig was en dan de tweede waarin dat gebeurde. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 1.1. t/m 1.2. worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 1.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 1.1. De …. keer dat u in de laatste twee jaar angstig was, was dus: in de maanden …./…….( maanden/jaartal) toen ….… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 1.2. Hoeveel last had u van deze aanvallen of periodes van angst in deze maand? Kijkt u maar op KAART 12. 1. Geen last 2. Weinig last 3. Tamelijk veel last 4. Veel last 5. Erg veel last INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor agorafobie (vermijding) en het vermijden van situaties bij de sociale fobie aangaf symptomen te hebben in de afgelopen twee jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de afgelopen twee jaar periodes heeft gehad waarin u bepaalde situaties vermijdt (zoals …. help eventueel herinneren wat de respondent heeft aangegeven). Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin situatie zijn vermeden en daarna aankruisen in de maanden in laptop onder de kolom : vermijding. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin vermijding plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde etc. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender.)
50
N.b. de vragen 3.1. t/m 3.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 3.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 3.1. De …. keer dat u in de laatste de afgelopen twee jaar bang was om bepaalde dingen buitenshuis te doen, was dus in de maanden….. /…..(maanden/jaartal), toen ……….. (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 3.2. Hoeveel last had u van dergelijke behoefte om situaties te vermijden in die maand? Kijkt u maar op KAART 12. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor depressie of dysthymie aangaf symptomen te hebben in de afgelopen de afgelopen twee jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de afgelopen twee jaar klachten heeft gehad van somberheid of verminderde interesse. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin depressieve episodes voorkwamen en aankruisen in de maanden in laptop onder de kolom: Dep. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin weer met de eerst genoemde periode waarin depressieve episodes plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde . Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 2.1. t/m 2.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 2.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 2.1. De … keer dat u in de laatste de afgelopen twee jaar depressieve gevoelens of interesseverlies had, was dus in de maanden …. /….(maanden/jaartal), toen …… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 2.2. Hoeveel last had u van deze depressieve gevoelens of interesseverlies in deze maand? Kijkt u maar naar KAART 12. 1. Geen last 2. Weinig last 3. Tamelijk veel last 4. Veel last 5. Erg veel last INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor manische of bipolaire stoornis aangaf symptomen te hebben in de afgelopen twee jaar, inventariseer dan het beloop van deze problemen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de afgelopen twee jaar periodes heeft gehad van minstens 4 dagen waarin u zo blij of opgewonden was dat u in moeilijkheden
51
kwam of u familie of vrienden zich er zorgen over maakten of dat een dokter zei dat u manisch was of dat u zo ongewoon prikkelbaar was dat u klaagde, ruzie zocht, mensen uitschold of sloeg. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin angstige episodes voorkwamen en daarna aankruisen in de maanden in kolom: bipolair. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin manische/bipolaire episodes plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde etc. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 4.1. t/m 4.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 3.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 4.1. De …. keer dat u in de afgelopen twee jaar een periode van minstens vier dagen had waarin u zo blij of opgewonden was of dat u zo ongewoon prikkelbaar was dat u klaagde, ruzie zocht, mensen uitschold of sloeg, was dus in de maanden…../……………(maanden/jaartal), toen ……….. (gebeurtenissen noemen). ..... maanden 4.2. Hoeveel last had u van dergelijke gevoelens? Kijkt u maar op KAART 12. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid aangaf symptomen te hebben in de afgelopen twee jaar, inventariseer dan het beloop van de alcoholproblemen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de afgelopen twee jaar periodes heeft gehad waarin u redelijk veel alcohol dronk dat tot problemen kon leiden (of heeft geleidt). (Interviewer: herinner respondent eventueel aan eerdere antwoorden). Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.”
52
INTERVIEWER: M.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin iemand alcoholproblemen heeft gehad en aankruisen in de maanden in de laptop onder de kolom: Alcohol. Dan wordt het beloop voor de alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin iemand alcohol dronk dat tot problemen kon leiden en dan de tweede waarin dat gebeurde. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 5.1. t/m 5.2. worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 1.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 5.1. De …. keer dat u in de afgelopen twee jaar alcohol dronk en dat tot problemen kon leiden, was dus: in de maanden …./…….( maanden/jaartal)toen ….… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 5.2. Hoeveel last had u hiervan in deze maand? Kijkt u maar op KAART 12. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
JAAR 200..
JANUARI
FEBRUARI
MAART
APRIL
MEI
JUNI
JULI
AUGUSTUS
53
Medisch interview
Instructie: Omdat sommige psychische klachten kunnen samengaan met lichamelijke klachten, willen we graag een aantal lichamelijke bepalingen doen zoals het meten van uw gewicht, bloeddruk, heupomvang, tailleomvang, spierkracht en longfunctie. Ik wil graag beginnen met uw gewicht, wilt u alstublieft uw schoenen en uw trui / jas(je) uitdoen. Bij het meten van de volgende medische handelingen, evt. jasje uitdoen, mouw van blouse of trui op laten stropen, maar dit mag niet knellen. Truien en schoenen ook uit laten doen. Laat de respondent op de weegschaal staan, en noteer het gewicht. 1. Gewicht:
kg
Laat de respondent met de hakken tegen de meetlat staan, en noteer de lengte. 2. Lengte:
cm.
3. Waren de schoenen / colbertje / vest bij het meten van het gewicht en lengte uit? 1. ja 2. nee 4. Opmerkingen bij meten gewicht en/of lengte .………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… Dan wil ik nu graag uw heupomvang meten. 5. Heupomvang (over broek of rok heen meten):
cm
6. Verliep het meten van de heupomvang volgens protocol? 1. ja 2. nee 3. respondent weigert meting 7. Opmerkingen bij meten heupomvang ……………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… De taille wordt gemeten over de kleding heen (wel colbertje of vest uit) met een centimeter. 8. Tailleomvang (over broek of rok heen meten):
cm
9. Verliep het meten van de tailleomvang volgens protocol? 1. ja 2. nee 3. respondent weigert meting 10. Opmerkingen bij meten tailleomvang ……………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………
54
Instructie: We willen uw bloeddruk meten. Maar alvorens dat te doen wil ik u graag een aantal medische vragen stellen: 11. Heeft u in de afgelopen week koorts gehad? 1. ja 2. nee 12. Heeft u in de afgelopen week last gehad van verkoudheid? 1. ja 2. nee Zoals gezegd zullen we nu uw bloeddruk meten. U kunt rustig blijven zitten. 13a. Tijdstip start bloeddruk meting :
:
uur
Interviewer: vul bloeddruk gegevens in in onderstaande tabel. NB: De bloeddrukmetingen dienen aan de rechter lichaamshelft gemeten te worden. Bovendruk in mm Hg
Onderdruk in mm Hg
Polsslag
Eventuele opmerkingen
Arm bloeddruk Omron eerste meting Omron tweede meting
13b. Tijdstip einde bloeddruk meting:
:
uur
We zouden graag uw spierkracht willen meten. Hiervoor zou ik u willen vragen om tweemaal zo hard als u kan het volgende instrument in te drukken. Bent u linkshandig of rechtshandig? 1. Linkshandig Meet spierkracht aan de Linkerhand 2. Rechtshandig Meet spierkracht aan de Rechterhand Interviewer: indien respondent aangeeft dat hij/zij momenteel pijn heeft in zijn/haar hand, meet spierkracht dan aan de andere hand Interviewer: Belangrijk! Stimuleer de persoon zo goed mogelijk zijn/haar best te doen. Laat de respondent rustig zitten en overhandig de respondent de spierkracht meter. Instructie: Het is de bedoeling dat u zo hard als u kunt in deze meter knijpt. We gaan deze test tweemaal doen. Als ik start roep, kunt u beginnen. Klaar?.... Start………Kom op, knijpt u zo hard als u kunt ---knijpen --- knijpen 14 a. Eerste resultaat van spierkracht meting:
,
kg
14 b. Tweede resultaat van spierkracht meting:
,
kg
55
14 c. Is spierkracht goed gemeten: 1. Ja, aan linker hand 2. Ja, aan rechterhand 3. Nee, namelijk doordat_____________________________________________ Tenslotte willen we graag een indicatie krijgen van uw longfunctie. Zeg tegen de respondent: Als u in dit apparaatje blaast zal de grootste hoeveelheid lucht die u snel kunt uitblazen worden opgenomen. Het is heel belangrijk dat u zo snel en zo hard blaast als u kunt. Ik wil graag dat u de oefening twee keer doet. Controleer of het apparaat op 0 staat en of de respondent het apparaat losjes vasthoudt. De gleuf moet van de hand afwijzen, zodat haar/zijn vingers niet over de gleuf heen zitten. 15a. Eerste resultaat van peakflow meting: 15b. Tweede resultaat van peakflow meting:
Overige opmerking over het medische interview gedeelte………………………….. …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………
56
Cortisol in hoofdhaar
Leg de respondent uit wat de bedoeling is: “We willen uw cortisol waarde meten. Cortisol is een stresshormoon dat wordt aangemaakt wanneer er sprake is van stress. Hierbij kan het gaan om psychische of lichamelijke stress. Er zijn aanwijzingen dat veranderingen in het regelsysteem van dit hormoon een rol spelen bij het krijgen van depressie en andere psychische aandoeningen. Cortisol wordt gemeten in bloed, speeksel en urine, maar deze geven alleen weer wat de hoeveelheid cortisol op een bepaald moment is. In het NESDA onderzoek willen we de lange termijn waarde meten. Er is nu een nieuwe methode om dit te meten, namelijk in hoofdhaar. Hoofdhaar groeit met ongeveer 1 cm per maand, waardoor een stukje haar van 1 cm lang de gemiddelde cortisol waarde van een periode van 1 maand weergeeft. Door bij mensen met en zonder psychiatrische aandoeningen hoofdhaar af te knippen, kan worden gekeken of mensen met psychiatrische aandoeningen hogere cortisol waarden hebben dan mensen zonder deze aandoeningen. Mogen we bij u een klein plukje haar afknippen? Ik zal u laten zien hoe dit eruit ziet. INTERVIEWER: laat de respondent het voorbeeld plukje zien 1a. Interviewer: Heeft de respondent toestemming gegeven voor het knippen van een plukje haar? 1. Ja 2. Nee, Indien nee, wat is de reden? 1b. Is het knippen van een plukje haar gelukt? 1. Ja 2. nee Indien nee, wat is de reden? 2. Is het plukje haar op het formulier geplakt en in de envelop gestopt? 1. ja 2. nee Indien nee, wat is de reden? Dan wil ik u nog enkele vragen stellen over uw haar. → terug naar interview op de laptop Vragenlijst haarafname 3. Wat is uw natuurlijke haarkleur a. Zwart b. Bruin c. Blond d. Rood e. Grijs 4. Is uw haar geverfd, geblondeerd of gepermanent in de laatste 6 maanden? 1. Ja 2. Nee → ga naar vraag 6
57
4a. Indien ja, is het (meerdere antwoorden mag): a. geblondeerd b. geverfd c. gepermanent 5. Wanneer is dit voor het laatst gebeurd? a. < 1 maand geleden b. 1-2 maanden geleden c. 2-3 maanden geleden d. > 3 maanden geleden 6. Hoe vaak wast u uw haren gedurende de week? a. < 1 keer b. 1-2 keer c. 3-4 keer d. > 4 keer 7. Heeft u vandaag een haarproduct, anders dan shampoo, gebruikt? a. Nee → ga naar vraag 9 b. Ja 8. Welk haarproduct heeft u gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Mousse b. Gel c. Wax d. Haarlak e. Anders, nl: ……………………………………………………………………… 9. Heeft u in de afgelopen 3 maanden corticosteroïden (bijv. prednison, seretide, symbicort, rhinocort, triamcinolon, daktacort, hydrocortison) gebruikt? a. Nee → Ga naar het volgende sectie. b. Ja, welke …………………………………………………………………… 10. Wat voor soort corticosteroïden heeft u gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Tabletten b. Inhalatie c. Crèmezalf d. Neusspray e. Anders
58
Roken
De volgende vragen gaan over roken. 1. Rookt u sigaretten, sigaren, pijp of andere tabak? 1. 2. 3.
nooit gerookt ga naar volgende sectie ja, ik rook momenteel ga na vraag 2 door naar vraag 6 ik heb in het verleden gerookt → ga naar vraag 2
2. Op welke leeftijd bent u begonnen met roken? ……………… jaar 3. Alleen voor ex-rokers: Heeft u in het verleden sigaretten / shag/sigaren/pijp gerookt? 1. 2.
Ja→ ga naar vraag 4 Nee→ ga naar vraag 5
4. Alleen voor ex-rokers: Hoeveel sigaretten/shagjes/sigaren/pijp rookte u gemiddeld genomen over de gehele periode dat u rookte? ………………aantal sigaretten / shagjes/sigaren/pijp per dag ………………aantal sigaretten / shagjes/sigaren/pijp per week
of
Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes pijp / sigaren per dag vermenigvuldigen met 7. NB. Een pakje sigaretten bevat meestal 20 sigaretten. NB .Een pakje shag bevat 50 shagjes. 5. Alleen voor ex-rokers: Op welke leeftijd bent u definitief gestopt met roken? ……………… jaar Voor ex- rokers: einde 6. Rookt u pijp of sigaar? 1. 2.
Ja Nee
naar vraag 8
7. Hoeveel pijpen of sigaren rookt u gemiddeld? ………………aantal pijpen / sigaren per dag, of ………………aantal pijpen / sigaren per week Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes per dag vermenigvuldigen met 7.
59
8. Rookt u sigaretten of shag? 1. 2.
Ja Nee
naar volgende sectie
9. Hoeveel sigaretten / shagjes rookt u gemiddeld? ………………aantal sigaretten / shagjes per dag of ………………aantal sigaretten / shagjes per week Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes per dag vermenigvuldigen met 7. NB. Een pakje sigaretten bevat meestal 20 sigaretten. NB. Een pakje shag bevat 50 shagjes. 10. Wanneer na het opstaan rookt u uw eerste sigaret? 1. binnen 5 minuten 2. 6-30 minuten 3. 31-60 minuten 4. na 1 uur 11. Vindt u het moeilijk om niet te roken op plaatsen waar dat verboden is? 1. ja 2. nee 12. Wat zal de sigaret zijn die u het meest zal missen? 1. de eerste in de ochtend 2. elke andere 13. Rookt u ‘s ochtends relatief meer dan de rest van de dag? 1. ja 2. nee 14. Rookt u ook terwijl u zo ziek bent dat u het grootste deel van de dag in bed ligt? 1. ja 2. nee
60
Slaap
nee
minder dan 1 keer per week
1 à 2 keer per week
3 à 4 keer per week
5 of meer keer per week
De volgende vragen gaan over uw slaapgewoonten. Kies a.u.b. het antwoord dat het beste beschrijft hoe vaak u de volgende situaties heeft beleefd in de afgelopen 4 weken.
1. Had u problemen om in slaap te vallen? 2. Werd u ´s nachts diverse keren wakker?
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
3. Werd u eerder wakker dan gepland?
1
2
3
4
5
4. Had u problemen om weer in slaap te vallen nadat u te vroeg wakker werd?
1
2
3
4
5
De cijfers hebben de volgende betekenis: 1 = nee, niet in de afgelopen 4 weken 2 = ja, minder dan 1 keer per week 3 = ja, 1 à 2 keer per week 4 = ja, 3 à 4 keer per week 5 = ja, 5 of meer keer per week Kijk naar antwoordkaart 13
5. Algemeen, was uw nachtrust tijdens de afgelopen 4 weken: 1 Erg diep en rustig 2 Diep en rustig 3 Gemiddelde kwaliteit 4 Rusteloos 5 Erg rusteloos 6. Hoeveel uur per nacht sliep u gemiddeld tijdens de afgelopen 4 weken? 1 10 of meer uur 2 9 uur 3 8 uur 4 7 uur 5 6 uur 6 5 uur of minder
61
Medicijn gebruik
Wij hebben u gevraagd alle medicijnen, vitaminepillen en andere voedingssupplementen mee te nemen die u in de afgelopen maand hebt gebruikt. Graag willen wij de precieze medicijnnamen overnemen. 1. Kunt u mij de medicijnen laten zien die u in de afgelopen maand hebt gebruikt? 1. respondent gebruikt medicijnen en heeft deze meegenomen 2. respondent gebruikt medicijnen en heeft deze niet meegenomen 3. respondent gebruikt geen medicijnen INT: Indien iemand de afgelopen maand geen medicatie heeft gebruikt, ga naar vraag 8 Indien de respondent de medicijnen niet heeft meegenomen, inventariseer zo goed mogelijk welke medicijnen een respondent heeft gebruikt in de afgelopen maand. Noteer de medicijnen op de lijst → zie laatste pagina BIJ vitamine preparaten en voedingssupplementen: vraag ook: waar gekocht! (naast merknaam).
INT: vraag de respondent of zij ook medicijnen hebben gebruikt die zonder doktersrecept gekocht kunnen worden zoals bijv paracetamol en noteer deze ook. 2. Wat is de naam van het medicijn? noteer precieze medicijnnaam. 2a.wat is het merk van het vitaminepreparaat/voedingssupplement? 3. Dosering: hoeveel mg? 4. Tijdens deze periode, hoe frequent slikte u dit medicijn? Frequentie inname: 1. 2. 3. 4.
Dagelijks Wisselend, maar gemiddeld meer dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand Wisselend, maar gemiddeld minder dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand Sporadisch
5. Gebruikt u dit medicijn momenteel nog? 1. 2. 3. 4.
Ja Nee, klachten zijn voorbij Nee, medicijn was niet werkzaam Nee, gaf teveel bijwerkingen
6. Duur van het gebruik in maanden. 7. INTERVIEWER: bepaal of dit medicijn tot de PSYCHOPHARMACA behoort. Gebruik eventueel de medicijnkaart (antwoordkaart 14). Indien dit zo is, stel dan vraag 7a.
62
7a. Gaf /geeft dit medicijn bijwerkingen? (antwoordkaart 15) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Nee, geen bijwerkingen Slapeloosheid Slaperigheid overdag Onrust Spiertrillingen, trekkingen Droge mond Overmatig zweten Seksuele stoornissen Misselijkheid Verstopte darmen Diarree Gewichtstoename Duizeligheid Anders, nl…………………………………
Ik wil u nu een aantal vragen stellen over het gebruik van specifieke medicijnen. 8. Heeft u in de afgelopen 3 jaar wel eens medicijnen gebruikt voor depressie, stress, sombere stemming, angst of slaapproblemen (die u nu momenteel niet gebruikt)? Interviewer: medicijnen die momenteel gebruikt worden zijn reeds geïnventariseerd. Het gaat hierbij om medicijnen die in de afgelopen 3 jaar gebruikt zijn, maar momenteel niet worden gebruikt. 1. Ja 2. Nee. → Ga door met volgende onderdeel De volgende vragen gaan over de medicijnen die u de afgelopen 3 jaar gebruikt heeft voor depressie, stress, sombere stemming, angst of slaapproblemen. 9a. Welk(e) medicijn(en) heeft u hiervoor gebruikt? INTERVIEWER: ga voor elk medicijn de volgende vragen na. 9b. Hoe lang heeft u dit medicijn geslikt ? …. Maanden of ….Jaar 9c. Tijdens deze periode, hoe frequent slikte u dit medicijn? 1. 2. 3. 4.
Dagelijks Wisselend, maar gemiddeld meer dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand Wisselend, maar gemiddeld minder dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand Sporadisch
INTERVIEWER: bepaal of dit medicijn tot de PSYCHOPHARMACA behoort. Gebruik eventueel de medicijnkaart . Indien dit zo is, stel dan vraag 10d. en vraag 10e. 9d. Waarom bent u gestopt met dit medicijn? 1. 2. 3. 4.
Klachten zijn voorbij Medicijn was niet werkzaam Medicijn gaf teveel bijwerkingen Anders, nl……………………
63
9e. Gaf dit medicijn bijwerkingen? (antwoordkaart 15) 1. Nee, geen bijwerkingen 2. Slapeloosheid 3. Slaperigheid overdag 4. Onrust 5. Spiertrillingen, trekkingen 6. Droge mond 7. Overmatig zweten 8. Seksuele stoornissen 9. Misselijkheid 10. Verstopte darmen 11. Diarree 12. Gewichtstoename 13. Duizeligheid 14. Anders, nl………………………………… INTERVIEWER: gebruik eventueel de medicijnkaart (antwoordkaart 14) als respondent zich de naam niet meer herinnert, en laat die zien aan de respondent. Medicijnnaam:
Welk merk
aantal pillen per dag
Dosis, Aantal mg
Frequentie inname:
aantallen bij inname:
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Duur van het gebruik Aantal Aantal maanden jaren
64
Alleen voor vrouwen 10. Gebruikt u momenteel anticonceptie? 1. Ja 2. Nee Indien 1: a. Anticonceptiepil b. Prikpil c. Hormoonpil (Implanon ”buisje” onder de huid) d. Mirena spiraal e. Nuva ring f. anders, namelijk ……………… Hieronder volgen een paar vragen over uw menstruatie en over mogelijk eerdere zwangerschappen. 11. Heeft u (nog) een menstruele cyclus? 1. Ja , ga verder naar vraag b 2. Nee, in overgang (geweest), ga verder naar volgende onderdeel 3. Nee, geen baarmoeder meer, ga verder naar volgende onderdeel 4. Anders, namelijk …………….. ga verder naar volgende onderdeel 11b. Hoeveel dagen duurt uw menstruele cyclus normaal gesproken? ___________ dagen INTERVIEWER: Het gaat om de cyclus en NIET om de menstruatieperiode!! Het antwoord zal over het algemeen tussen de 3 tot 6 weken liggen. Check bij afwijking hiervan of de respondent echt praat over de cyclus. 11c. Hoeveel dagen geleden heeft u voor het laatst uw menstruatie gehad (interviewer: reken terug tot de dag dat de menstruatie begon)? ____________dagen INDIEN ANTWOORD op 11c, 5 weken (35 dagen) of langer is of bij twijfel: Is respondent zwanger? Ja / nee / Onzeker Is respondent recent bevallen? Ja / nee (minder dan een jaar geleden) Geeft respondent borstvoeding? Ja / nee
65
Lichamelijke gezondheid en ziekten
Ik wil u nu een aantal vragen stellen over uw lichamelijke gezondheid en over de aanwezigheid van een aantal ziekten 1. Hoe is over het algemeen uw lichamelijke gezondheidstoestand? 1. heel goed 2. goed 3. matig 4. slecht 5. heel slecht 2. Heeft u astma, chronische bronchitis of longemfyseem? 1. Nee → Ga door naar vraag 3 2. Ja, Zo ja, welke ziekte precies: o astma o chronische bronchitis o longemfyseem 2a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 2b. Gebruikt u medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 2c. Bent u momenteel voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 2d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 3. Krijgt u bij inspanning wel eens pijn, of een drukkend of onaangenaam gevoel op de borst? Bijvoorbeeld als u een trap oploopt, zich haast, of als u tegen de wind in loopt of fietst? 1. Nee → Ga door naar vraag 4 2. Ja 3a. ZO Ja: Verdwijnt de druk of pijn binnen 10 minuten wanneer u stilstaat of een tablet onder de tong neemt? 1. Nee 2. Ja 4. Krijgt u bij het lopen wel eens pijn in een of beide kuiten? 1. Nee → Ga door naar vraag 5 2. Ja 4a. ZO Ja: Verdwijnt deze pijn binnen 10 minuten als u stilstaat? 1. Nee 2. Ja
66
5. Heeft u een hartziekte of heeft u een hartinfarct gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 6 2. Ja, zo ja, welke ziekte precies (meerdere antwoorden mogelijk): o hartinfarct gehad ja / nee o angina pectoris ja / nee o hartfalen ja / nee o hartritme stoornis ja / nee o andere hartziekte, nl_______ ja / nee o weet niet precies welke ziekte ja / nee 5a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 5b. Gebruikt u medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 5c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 5d. Moet u 's nachts op meer dan 1 kussen slapen vanwege kortademigheid? 1. Nee 2. Ja 5e. Heeft u 's ochtends bij het opstaan vaak dikke enkels, voeten of benen? 1. Nee 2. Ja 5f. Bent u wel eens geopereerd aan uw hart of aan de kransslagaders? 1. Nee → Ga door naar vraag 6 2. Ja, klepoperatie/kunstklep 3. Ja, bypass/omleiding van de kransslagaders 4. Ja, dotterbehandeling (ballonnetje) 5. Ja, pacemaker 6. Ja, andere operatie Indien ja, welke andere operatie heeft u aan uw hart of aan de kransslagaders gehad? ____________________________________ 5g. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 6. Heeft u suikerziekte, ook wel genoemd diabetes ? 1. Nee → Ga door naar vraag 7 2. Ja 6a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 6b. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja, injecties met insuline
67
3. Ja, alleen tabletten 6c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 6d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 7. Heeft u wel eens een beroerte of hersenbloeding gehad (instructie: andere benamingen zijn ook wel attaque, CVA, cerebrovasculair attack)? 1. Nee → Ga door naar vraag 8 2. Ja 7a. Vanaf welke leeftijd kreeg u dit (voor het eerst)? ________Jaar 7b. Gebruikt u hiervoor op dit moment medicijnen? 1. Nee 2. Ja 7c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 7d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 8. Heeft u gewrichtsslijtage of artrose van knieën, heupen of handen? (INTERVIEWER: reken hieronder GEEN fibromyalgie) 1. Nee → Ga door naar vraag 9 2. Ja 8a. Op welke leeftijd begonnen de klachten voor het eerst? ________Jaar 8b. Gebruikt u medicijnen tegen deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 8c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 8d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel
68
9. Heeft u last van reumatische klachten, zoals fibromyalgie, SLE of reumatoïde artritis ? 1. Nee → Ga door naar vraag 10 2. Ja, namelijk: o SLE ja / nee o fibromyalgie ja / nee o reumatische artitis ja / nee o anders, namelijk_________ ja / nee o weet niet precies welke stoornis ja / nee 9a. Op welke leeftijd begonnen de klachten voor het eerst? ________Jaar 9b. Gebruikt u medicijnen tegen deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 9c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 9d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 10. Heeft u kwaadaardige gezwelvorming of kanker of heeft u dat gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 11 2. Ja 10a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? ________Jaar 10b. Waar zat het gezwel (tumor)? o Longen o Borst o Baarmoeder o Baarmoederhals o Darm o Prostaat o Keel o Slokdarm o Maag o Bloed o Huid o Hersenen o Anders: 10c. Heeft u uitzaaiingen gehad of heeft u die nu? 1. Nee → Ga door naar vraag 10e 2. Ja 10d. Waar zaten of zitten deze uitzaaiingen? o Bot o Lever
69
o o o o
Hersenen Longen Lymfeklieren Anders:
10e. Wat voor behandeling heeft u tegen deze ziekte gehad? Meerdere antwoorden mogelijk o Operatie o Medicijnen (chemotherapie, cytostatica, ook hormonen) o Bestraling o Alternatieve geneeswijze (bijv. Moerman-dieet) 10f. Gebruikt u momenteel medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 10g. Bent u voor deze ziekte momenteel nog onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 10h. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 11. Bent u voor hoge bloeddruk onder behandeling of controle bij een huisarts? 1. Nee → Ga door naar vraag 12 2. Ja 11a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze hoge bloeddruk? _________Jaar 11b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 11c. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze aandoening in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 12. Heeft u ooit een maagzweer of zweer aan de 12-vingerige darm gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 13 2. Ja 12a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 12b. Hoe vaak heeft u sindsdien last gehad van een maagzweer of zweer aan de 12-vingerige darm?
70
1. nooit 2. een aantal keer 3. vaak 12c. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja 12d. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 12e. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 13. Heeft u last van darmstoornissen, langer durend dan 1 maand? 1. Nee → Ga door naar vraag 14 2. Ja, namelijk: o prikkelbare (of spastische) darm ook wel IBS (irritable bowel syndroom) genoemd o Obstipatie / opgeblazen gevoel in de buik o Collitus ulcerosa of Crohn’s disease o anders, namelijk_______________ o weet niet welke precieze stoornis 13a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 13b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 13c. Bent u voor deze darmstoornissen onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 13d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze darmstoornissen in uw dagelijks leven ? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 14. Heeft u een leverziekte of levercirrose? 1. Nee → Ga door naar vraag 15 2. Ja, namelijk: o levercirrose ja / nee o hepatitis ja / nee o andere ziekte, namelijk ja / nee o weet niet precies ja / nee
71
14a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 14b. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja 14c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 14d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 15. Heeft u epilepsie? 1. Nee → Ga door naar vraag 16 2. Ja 15a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 15b. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja 15c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 15d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 16. Heeft u het chronisch vermoeidheidssyndroom (ME)? 1. Nee → Ga door naar vraag 17 2. Ja 16a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 16b. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja 16c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 16d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen
72
2. nauwelijks 3. matig 4. veel 17. Heeft u vaak last van allergieën, zoals hooikoorts of eczeem ? 1.Nee → Ga door naar vraag 18 2. Ja, namelijk o Hooikoorts o Eczeem o anders, namelijk ___________ 17a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 17b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 17c. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 17d . Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 18. Heeft u een schildklierziekte ? 1. Nee → Ga door naar vraag 19 2. Ja, namelijk o ziekte van Graves o hypothyroïdie o hyperthyroïdie o anders o weet niet precies
ja / nee
18a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 18b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 18c. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 18d . Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel
73
19. Heeft u in het afgelopen jaar letsel door een ongeval, zoals whiplash, sportblessure of botbreuken opgelopen? 1. Nee → Ga door naar vraag 19 2. Ja, namelijk o Botbreuken ja / nee o Kneuzingen ja / nee o Whiplash ja / nee o anders, namelijk_______ ja / nee 19a. Gebruikt u voor dit letsel medicijnen? 1. Nee 2. Ja 19b. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 19c. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van dit letsel in uw dagelijks leven? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 20. Heeft u in het verleden ooit ernstig hoofdletsel, zoals een hersenschudding, opgelopen? 1. Nee → Ga door naar vraag 21 2. Ja, namelijk: o een hersenschudding o een hoofdwond o anders, namelijk____________ 20a. Op welke leeftijd gebeurde dit? (indien meerdere malen is gebeurd, noteer de laatste keer ) ________ Jaar 20b. Bent u hierbij (even) bewusteloos geweest? 1. ja 2. nee 20c Bent u voor het hoofdletsel onder behandeling of controle bij een arts geweest? 1. Nee 2. Ja 21. Heeft u een andere chronische ziekte die niet reeds vermeld is? 1. Nee → Ga door naar volgende onderdeel 2. Ja 21a. Welke ziekte is dit? ________________________ 21b. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar
74
21c. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja 21d. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 21e. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven ? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel De volgende vragen gaan over eventuele pijn ervaringen in de afgelopen 6 maanden. 1a. Heeft u in de laatste 6 maanden rugpijn gehad? 1. Ja 2. Nee 1b. Heeft u in de laatste 6 maanden nekpijn gehad? 1. Ja 2. Nee 1c. Heeft u in de laatste 6 maanden hoofdpijn of migraine gehad? 1. Ja 2. Nee 1d. Heeft u in de laatste 6 maanden aangezichtspijn, of pijn in uw gezicht gehad? (bijvoorbeeld in de kaak, of het gewricht voor de oren)? 1. Ja 2. Nee 1e. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn in uw buik of maagstreek gehad? 1. Ja 2. Nee 1f. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn in de gewrichten van armen, handen, benen of voeten gehad? 1. Ja 2. Nee 1g. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn op de borst gehad? 1. Ja 2. Nee 1h. Heeft u op een andere nog niet eerder genoemde plek pijn gehad? 1. Zo ja, op welke plek? ……. 2. Nee 1i. Heeft u in de afgelopen 6 maanden medicijnen tegen pijn gebruikt? 1. Ja 2. Nee
75
1j. Zo ja, hoe frequent gebruikte u gemiddeld medicijnen tegen pijn in de afgelopen 6 maanden? 1. Dagelijks 2. Wekelijks 3. Een aantal keer per maand 4. Slechts een aantal keer in de afgelopen 6 maanden
• • •
Indien geen pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar volgende variabele. Indien meer dan 1 pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar vraag 2. Indien 1 pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar vraag 3.
Vraag 2. Van welke pijn heeft u in de afgelopen 6 maanden het meeste last gehad? Rug Nek Hoofdpijn/migraine Buik/maag Gewricht Pijn op de borst Aangezichtspijn Nog niet eerder genoemde plek VRAAG 3 wordt gesteld over de pijnlocatie waarvan de respondent het meeste last heeft gehad in de afgelopen 6 maanden. Vraag 3. a. Op hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden had u (VUL IN LOKATIE) pijn? ______ dagen b. Hoe zou u uw pijn OP DIT MOMENT omschrijven, op een schaal van 0 tot 10 waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 staat voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 16). SCORE _____ c. Hoe intens was de ERGSTE pijn die u in de afgelopen 6 maanden heeft ervaren, op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 16). SCORE _____ d. Hoe intens was de GEMIDDELDE pijn die u in de afgelopen 6 maanden heeft ervaren, op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 16). SCORE _____ e. Hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden hebt u uw dagelijkse activiteiten (werk, school of werk in het huishouden) niet kunnen doen vanwege uw (LOKATIE) pijn? ______ dagen f.
Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in het uitvoeren van uw dagelijkse activiteiten? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 17).
76
SCORE _____ g. Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in uw vrije tijd, uw sociale leven en activiteiten met uw familie? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 17). SCORE _____ h. Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in het uitvoeren van uw werk (ook huishoudelijk werk)? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 17). SCORE _____
77
TIC-P Ziekte en werk
De volgende vragen gaan over uw werkachtergrond. 1.
a. Heeft u OOIT zes maanden of langer betaald werk verricht? Ja, ga naar vraag 2 b. Nee, ga naar vraag 3
2. Zou u terug willen denken aan de eerste keer dat u zes maanden of langer betaald werk verrichtte, voltijds of deeltijds. a. Hoe oud was u toen? Leeftijd _________ b. Hoeveel jaar in totaal bent u minstens zes maanden per jaar werkzaam geweest? INTERVIEWER: alle jaren meetellen waarin iemand voltijds of deeltijds voor minstens de helft van het jaar werkte, een goede schatting is voldoende Aantal jaar __________ c. In hoeveel van die jaren werkte u de helft van het jaar minstens 35 uur per week? Aantal jaar ___________ d. Vanaf het eerste jaar dat u zes maanden of meer werkte tot aan de dag van vandaag, wat was de langste aaneengesloten periode waarin u helemaal niet betaald werkzaam was? Dagen /weken/maanden/jaren ______________ INTERVIEWER: indien nooit langer dan 4 weken niet gewerkt is, ga door met vraag 3 e. Wat was de belangrijkste reden waarom u tijdens die lange periode niet werkzaam was (antwoordkaart 13): 1. kon geen werk vinden 2. lichamelijke ziekte of letsel 3. psychische of emotionele problemen 4. alcohol/ drugsmisbruik 5. familieverantwoordelijkheden, zorg voor kinderen, partner of ouders 6. studie 7. koos ervoor niet te werken 8. ontslagen 9. tijdelijk ontslagen/afgevloeid 10. pauze tussen twee banen in 11 anders, nl_________________
78
Nu wil ik het graag hebben over uw huidige werksituatie. 3. Wat is de beste beschrijving van uw huidige werksituatie? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Nu in loondienst werkzaam Zelfstandige Arbeidsongeschikt (WAO, AAW) Ziektewet Gepensioneerd of in de VUT Ouderschapsverlof – zwangerschapsverlof Niet werkzaam (student/huisvrouw/man/werkloos) Anders……………………………
Indien antwoord op vraag 3 = 3: 3a1. Voor hoeveel procent bent u afgekeurd voor uw werk? ________ procent 3a2. Voor hoeveel procent bent u momenteel werkzaam?
________ procent
Indien antwoord op vraag 3= 1, 2, 4, 6 OF 3, waarbij 3a.2 > 0%: 3b1. Wat is uw huidige functie of beroep? Omschrijf het beroep nauwkeurig. Dus niet ambtenaar of bouwvakker, maar controleur bij de belastingdienst of metselaar 1e klas. INTERVIEWER: Het is belangrijk dat u het beroep zo exact mogelijk uitvraagt en noteert. Huidige beroep/functie: _________________________ 3b2. Hoeveel uur per week werkt u /heeft u een aanstelling? _______ uren per week 3b3. Over hoeveel dagen zijn deze uren verdeeld? __________ dagen
Indien antwoord op vraag 3= 3( waarbij 3a.2 = 0% ) 5 of 7 EN vraag 1=1 3c1. Wat was het door u laatst uitgeoefende functie of beroep? Omschrijf het beroep nauwkeurig. Dus niet ambtenaar of bouwvakker, maar controleur bij de belastingdienst of metselaar 1e klas. INTERVIEWER: Het is belangrijk dat u het beroep zo exact mogelijk uitvraagt en noteert. Huidige beroep/functie ._________________________________ Indien antwoord op vraag 3=5 of 7: ga door naar vraag 10. Indien antwoord op vraag 3a.2= 0%: stel vraag 5, ga daarna direct door naar vraag 10. Anders; ga door naar 4.
79
4. Hebt u de afgelopen 6 maanden verzuimd van betaald werk vanwege gezondheidsproblemen? 1. Nee → ga verder met vraag 6 2. Zo ja: hoeveel werkdagen?________ werkdagen 4a. Zo ja: Hebt u langer dan de afgelopen 6 maanden verzuimd van betaald werk vanwege gezondheidsproblemen? 1. Nee (ga verder met vraag 6) 2. Ja, ik heb mij ziek gemeld sinds …………… 5. Komt uw verzuim/ziekte/arbeidsongeschiktheid door lichamelijke problemen of psychische problemen of een combinatie van beiden: 1. 2. 3. 4. 5.
lichamelijke psychische combinatie (ALS SPONTAAN: ouderschap / zwangerschap) anders, nl___________________________
→ Als 4a = Ja, ga door naar vraag 11. 6. Mensen met gezondheidsproblemen moeten daarvoor soms verzuimen van hun werk. Het kan echter voorkomen dat iemand wel op zijn werk aanwezig is, maar minder goed zijn werk doet vanwege die gezondheidsproblemen. Werd u in de afgelopen 6 maanden bij uw betaalde werk gehinderd door gezondheidsproblemen? 1. Nee, in het geheel niet → gaat door naar de volgende sectie 2. Ja, een beetje 3. Ja, heel erg 7. Hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden hebt u wèl betaald werk verricht, terwijl u last had van gezondheidsproblemen? INTERVIEWER: De dagen waarop een persoon helemaal niet heeft gewerkt omdat hij/zij zich ziek heeft gemeld niet mee rekenen. Aantal dagen _______ 8. Wilt u aangeven hoe efficiënt u gewerkt heeft op de dagen dat u wèl op uw werk was terwijl u last had van gezondheidsproblemen. (1 betekent dat u zeer slecht in staat was uw werk uit te voeren en een 10 betekent dat uw werk niet werd beïnvloed.) INTERVIEWER: geef Antwoordkaart 18 1 maximaal inefficiënt
2
3
4
5
6
7
8
9
10
even efficiënt als normaal
80
9. Als u het werk zou moeten INHALEN dat u in de afgelopen 6 maanden niet hebt kunnen verrichten vanwege gezondheidsproblemen, hoeveel uur zou u dan moeten werken? INTERVIEWER: De dagen waarop een persoon helemaal niet heeft gewerkt omdat hij/zij zich ziek heeft gemeld niet mee rekenen. Het gaat om de dagen dat een persoon wél op het werk was, maar vanwege gezondheidsproblemen werk niet heeft kunnen verrichten. Aantal uur ______ Stel vraag 10 alléén, indien respondent geen betaald werk heeft: (Vraag 3 = 5, 7 of 3 (waarbij 3a2 = 0%) 10. U heeft geen betaald werk. Welke van de volgende situaties is het best op u van toepassing? (Antwoordkaart 19) 1. Ik zorg voor het huishouden (en eventueel kinderen) 2. Ik ben gepensioneerd of met de VUT sinds …./…../…. 3. Ik ben scholier of student 4. Ik kan sinds …./….../…... geen betaald werk meer doen vanwege gezondheidsproblemen. 5. Ik ben ontslagen sinds …/…/….. 6. Ik ben afgevloeid (personeelsinkrimping) sinds …/…./…. 7. Het bedrijf is opgeheven sinds …/…/…. 8. Ik ben volledig arbeidsongeschikt sinds …/..../… 9. Anders, nl___________ Stel vraag 11 alléén, wanneer vraag 3 =3,4, 5 of 7 OF vraag 4a = Ja OF vraag 6 = een beetje / heel erg. 11. Hebben anderen in de afgelopen 6 maanden huishoudelijke taken die u normaal wel doet overgenomen in verband met gezondheidsproblemen? 1. Nee 2. Ja, namelijk (meerdere antwoorden mogelijk): a. gezinsleden voor ………uur b. andere onbetaalde mensen voor ……… uur c. thuiszorg voor ……….uur d. andere betaalde hulp voor ……..uur
81
PNCQ
Sectie A. A1 Neemt u het afgelopen half jaar in gedachten en ga na hoe u zich voelde. Had u in die periode op enig moment problemen van psychische aard? 1. Nee → ga naar sectie B 2. Ja A2 Hoe zou u uw psychische problemen benoemen? .................................................................................................................. Sectie B. De volgende vragen zijn bedoeld om in kaart te brengen met welke hulpverleners u voor uzelf in het afgelopen half jaar contact heeft gehad. Denk aan de periode tussen nu en zes maanden geleden. Met het aantal contacten bedoelen wij bezoeken aan spreekuren, bezoeken op afspraak, telefonische contacten en huisbezoek. Telefonische contacten met de secretaresse of assistente van een hulpverlener om een afspraak te maken mag u niet meetellen. Als u een antwoord niet precies weet, mag u gerust een schatting geven. Het maakt niet uit wat de reden van het contact was. 1. Hebt u in de afgelopen 6 maanden gebruik gemaakt van thuiszorg? Zo ja, hoeveel uur? (alle uren in de afgelopen 6 maanden bij elkaar optellen) 1. Nee 2. Ja, namelijk….contact(en) Uren …… 2. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een alternatieve genezer? Zo ja, hoeveel keer? (bijvoorbeeld homeopaat, acupuncturist natuurgenezer, manueel therapeut, haptonoom, chiropractor, iriscopist) 1. Nee 2. Ja, namelijk alternatieve genezer ………………….. …………………..
aantal contact(en) in de afgelopen 6 maanden …………………. ………………….
3. Heeft u de afgelopen 6 maanden deelgenomen aan een zelfhulpgroep? Zo ja, welke soort groep en hoeveel contacten? (bijvoorbeeld A.A.-groep, praatgroep van patiëntenvereniging) 1. Nee 2. Ja, namelijk…………… soort zelfhulpgroep ………………
aantal contact(en) in de afgelopen 6 maanden …………………
……………… ………………… 4. Bent u in de afgelopen 6 maanden opgenomen geweest in een ziekenhuis? 1. Nee ga naar vraag 5 2. Ja 4a. Wat was de reden van uw ziekenhuis opname, welke afdeling was u opgenomen en in welk ziekenhuis?
82
Reden _________________ _________________ _________________
Afdeling ______________ ______________ ______________
Ziekenhuis _______________ _______________ _______________
5.Wat is de naam van uw huisarts?______________________________ 6.Wat is het adres van de huisarts? (straat en plaats)__________________ 7.Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met uw huisarts? 1. Nee ga naar vraag 9 2. Ja 7a. Hoeveel contacten heeft u met uw huisarts gehad in de afgelopen 6 maanden? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, huisbezoek, en telefonische consulten in de afgelopen 6 maanden bij elkaar optellen) _____________ contacten 7b. Had tenminste één van de contacten met uw huisarts met psychische problemen te maken? 1. ja 2. nee 8. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een medisch specialist op de polikliniek van een algemeen ziekenhuis zonder dat u was opgenomen in het ziekenhuis? 1. Nee ga naar vraag 10 2. Ja 8a. Hoeveel keer heeft u met de medisch specialist contact gehad in de afgelopen 6 maanden? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, en telefonische consulten bij elkaar optellen) _____________ contacten 8b. Had tenminste één van de contacten met uw medisch specialist met psychische problemen te maken? 1. ja 2. nee. 8c. Welke specialist was(ren) dit: _______________________________ Omschrijf specialisme, bijvoorbeeld neuroloog, cardioloog, maar geen namen Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met de bedrijfsarts? 1. Nee ga naar vraag 11 2. Ja
9a. Hoeveel keer heeft u met de bedrijfsarts contact gehad in de afgelopen 6 maanden? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, en telefonische consulten bij elkaar optellen) _____________ contacten 9b. Had tenminste één van de contacten met uw bedrijfsarts met psychische problemen te maken?
83
1. ja 2. nee. 10.Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een eerstelijns psycholoog, maatschappelijk werker of (sociaal psychiatrisch) verpleegkundige? 1. Nee ga naar vraag 12 2. Ja, namelijk - eerstelijns psycholoog - maatschappelijk werker - sociaal psychiatrisch verpleegkundige 10a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 11. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met de RIAGG of GGZ instelling? 1. Nee ga naar vraag 13 2. Ja 11a. Hoeveel keer heeft u met de RIAGG / GGZ instelling contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 12. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een kliniek voor verslaving? 1. Nee ga naar vraag 14 2. Ja 12a. Hoeveel keer heeft u met een kliniek voor verslaving contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 13. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut? 1. Nee ga naar vraag 18 2. Ja, namelijk : - psychiater -psychotherapeut 13. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 13. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een fysiotherapeut? 1. Nee ga naar sectie c 2. Ja 13a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten
IAT II
Computertaak: IAT II LAAT DE RESPONDENT NU DE COMPUTERTAAK IAT II self esteem UITVOEREN Introductie: “Het volgende onderdeel is een computertaak. Het is een reactietijdentaak; dat betekent dat we gaan kijken hoe snel u deze taak doet. Probeert u dus zo snel mogelijk te reageren”
84
Een van de meest gebruikte paradigmata’s om impliciete opvattingen en gedachten te meten, die een proefpersoon niet wil of kan verbaliseren, is de Impliciete Associatie Test (IAT) (afnameduur 7/8 minuten). De IAT is een categoriseringstaak die de mogelijkheid biedt om de relatieve associatiesterkte tussen concepten indirect te bepalen. Deelnemers sorteren stimuli in 4 concepten met behulp van twee responsen. Twee concepten vormen de attributen (typisch positief-negatief) en twee concepten de targets (zoals ‘ik’ of ‘ander’).
85
DEELSTUDIES In de toekomst zullen er naast de familiestudie nog een aantal andere deelonderzoeken plaatsvinden. Bij dergelijk onderzoek willen we graag een kleine, nog nader te bepalen groep mensen, benaderen. Ik zal u nu kort informatie geven over de deelstudies en hopelijk mogen we u voor een aantal deelstudies benaderen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------Deelstudie - Dagboekstudie Onlangs zijn we met een studie gestart waarbij we meer informatie willen verzamelen over dagelijkse schommelingen in uw stemming om een beter idee te krijgen of depressieve of angst klachten een rol spelen in uw dagelijks leven. We zullen hiervoor gebruik maken van elektronische dagboeken die u kunt invullen op uw eigen telefoon (Smartphone). Deelnemen aan het onderzoek betekent dat we u vragen gedurende 2 weken 5 maal per dag een korte lijst met vragen te beantwoorden. Invullen van zo’n lijst duurt ongeveer 3-5 minuten per keer. Om te kijken of u voor dit deelonderzoek in aanmerking komt vragen we u onderstaande vragen te beantwoorden. Als u aangeeft bereidt te zijn om deel te nemen aan het deelonderzoek wordt u niet automatisch uitgenodigd maar ontvangt u eerst, een informatiefolder. Na lezing van deze folder kunt u aangeven of u daadwerkelijk mee wilt doen aan het deelonderzoek. 1.Bent u bereid aan de beschreven deelstudie waarin elektronische dagboekgegevens worden verzameld deel te nemen? 1. Ja 2. Nee → ga naar deelstudie fMRI 2. Bent u in het bezit van een smartphone of kunt u er een lenen die ù alleen mag gebruiken gedurende 2 aaneengesloten weken? 1. Ja Ga naar vraag 2 2. Nee Einde vragenlijst 3. Door welk systeem wordt uw smartphone bestuurd? 1. Android 2. iOS (iPhone) 3. Blackberry OS 4. Windows Phone 5. Anders, namelijk… 4. Heeft u een databundel danwel toegang tot Wifi? 1. Ja, altijd 2. Meestal (> 80%) 3. Gemiddeld (20%-80%) 4. Soms (< 20%) 5. Nee
86
Deelstudie - fMRI Bij de deelstudie fMRI richten wij ons op de rol van de hersenen in het ontstaan en het beloop van depressie. Een manier om de hersenen in beeld te brengen is de MRI-scan. Met deze scantechniek is het mogelijk om veranderingen van de activiteit in de hersenen vast te leggen die tijdens een bepaalde testopdracht optreden. Een aantal NESDA respondenten wordt uitgenodigd voor het deelonderzoek ‘Hersenscan’. Indien u hiervoor in aanmerking komt, nemen wij binnen 4 weken contact met u op. Wij willen u graag een folder meegeven met informatie over dit onderzoek. Aan de hand hiervan kunt u beslissen of u met deze deelstudie mee zou willen doen. Als u binnen 4 weken niets van ons hoort kunt u helaas niet aan de studie meedoen. Mogen wij u de informatiefolder meegeven en u eventueel benaderen voor deelname aan de fmri studie? □ Ja □ nee Hersenbank Introductietekst Hersenbank “Tenslotte wil ik iets vertellen over een project dat wij steunen, namelijk het NHB-Psy project, een nieuw donorprogramma van de Nederlandse Hersenbank. Zoals u zich wellicht kunt voorstellen kan het hebben van een psychische stoornis heel aangrijpend zijn voor mensen die het hebben en hun omgeving. Psychische stoornissen worden ook wel hersenziekten genoemd, omdat er iets misgaat in de hersenen. Tot op heden weten we echter niet precies wát er misgaat. Om effectieve behandelingen te kunnen ontwikkelen is onderzoek in de hersenen noodzakelijk. Helaas is het momenteel erg lastig om onderzoek in de hersenen te doen, doordat hersenweefsel erg schaars is, vooral van mensen met een psychische stoornis. Daarom is de Nederlandse Hersenbank met een initiatief gekomen om mensen te informeren over hersendonatie na overlijden. Wij steunen dit initiatief en willen daarom vragen of wij u dit informatiepakketje mee mogen geven.” □ Ja □ nee Indien ja, vindt u het goed als een van mijn collega’s ongeveer binnen een maand telefonisch contact met u opneemt om te bespreken wat u ervan vindt? □ Ja □ nee
87
Afsluiting
Proxy: Het is mogelijk dat wij in de toekomst nog een keer contact met u op willen nemen. Voor het geval we u niet kunnen bereiken, bijvoorbeeld wegens ziekte of een verhuizing dan zou het plezierig zijn als wij de naam en het adres mogen noteren van twee mensen via wie wij u dan kunnen benaderen. Mag dat ? (Interviewer: NB geen personen uit het huishouden bv de partner) Adres 1: Naam Adres Postcode en plaats: Telefoonnummer Relatie (zus, buurman etc) » : Adres 2 Naam Adres Postcode en plaats: Telefoonnummer Relatie (zus, buurman etc)
88
Evaluatieformulier voor de respondent over het onderzoek
Deze vragen dienen beantwoord te worden nadat het interview is afgesloten. De beantwoording van de vragen dient te geschieden zo snel mogelijk na afloop van het interview. Het gaat hierbij om uw impressie over het onderzoek. 1. Hoe vermoeiend was het totale onderzoek voor u? 1. Totaal niet vermoeiend 2. Niet vermoeiend 3. Een beetje vermoeiend 4. Vermoeiend 5. Heel vermoeiend 2. Wat vond u van de lengte van het totale onderzoek? 1. Het was duidelijk veel te lang 2. Het duurde iets te lang 3. De duur was precies goed 4. Het had nog langer gekund 3. Hoe vond u het om mee te werken aan het onderzoek? 1. Leuk 2. Enigszins leuk 3. Niet leuk, maar ook niet vervelend 4. Vervelend 4. Heeft u nog andere opmerkingen over het interview: …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
89
Vragenlijst voor de interviewer over het interview Deze vragen dienen beantwoord te worden nadat het interview is afgesloten, zonder dat de respondent aanwezig is. De beantwoording van de vragen dient te geschieden zo snel mogelijk na afloop van het interview. Het gaat hierbij om je impressie als interviewer. 1. Hoe verliep naar uw idee het interview met de respondent als geheel? 1. Zeer onplezierig 2. Enigszins onplezierig 3. Noch plezierig, noch onplezierig 4. Enigszins plezierig 5. Plezierig 6. Zeer plezierig 2. Waren er problemen waardoor het moeilijk was de respondent mondeling te interviewen? (meerdere antwoorden mogelijk) 1. Nee 2. Ja, betrokkene had taalproblemen 3. Ja, betrokkene had concentratie problemen 4. Ja, betrokkene was breedsprakig en daarin moeilijk te onderbreken 5. Ja, betrokkene was associatief in denken 6. Ja, betrokkene weigerde regelmatig antwoord te geven 7. Ja, betrokkene kon antwoorden slecht verwoorden 8. Ja, namelijk ..................................................................................................……............ 3. Hoeveel hulp (herhalen van vragen, extra uitleg en dergelijke) had de respondent nodig bij het beantwoorden van de mondelinge vragen? 1. Niet of nauwelijks 2. Minder dan gemiddeld 3. Gemiddeld 4. Meer dan gemiddeld 5. Erg veel (bijna steeds) 4. Waren er problemen waardoor het voor de respondent moeilijk was om de vragenlijsten in te vullen? (meerdere antwoorden mogelijk) 1. Nee 2. Ja, betrokkene had taalproblemen 3. Ja, betrokkene rapporteerde concentratie problemen 4. Ja, betrokkene kwam regelmatig om uitleg vragen 5. Ja, betrokkene sloeg regelmatig vragen over 6. Ja, betrokkene was erg moe 7. Ja, namelijk ………………………………………………………………………………..
90
5. Hoeveel hulp (herhalen van vragen, extra uitleg, en dergelijke) had de respondent nodig bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen? 1. Niet of nauwelijks 2. Minder dan gemiddeld 3. Gemiddeld 4. Meer dan gemiddeld 5. Erg veel (bijna steeds) 6. Hoe vermoeiend was volgens u het interview voor de respondent? 1. Totaal niet vermoeiend 2. Niet vermoeiend 3. Een beetje vermoeiend 4. Vermoeiend 5. Heel vermoeiend 7. Hoe vermoeiend was het interview met de respondent voor uzelf? 1. Totaal niet vermoeiend 2. Niet vermoeiend 3. Een beetje vermoeiend 4. Vermoeiend 5. Heel vermoeiend 8. Heeft de respondent naar uw indruk eerlijk geantwoord? 1. Nee 2. Ja, voor het grootste deel, maar soms werd het mooier voorgesteld 3. Ja, altijd 9. Vroeg de respondent gedurende het interview hoe lang het nog zou duren? 1. Nee 2. Ja, een enkele keer 3. Ja, meerdere keren ZO JA, op welke momenten tijdens het interview vroeg de respondent hoe lang het nog zou duren, tijdens welke onderdelen? ……………………………………………………………………………. In de volgende vragen wordt u steeds gevraagd uw indruk over het geestelijk en lichamelijk functioneren van de respondent in een getal van 1 tot en met 9 weer te geven. Het gaat hierbij om uw algemene indruk, aanvullend op de informatie over het functioneren van de respondent die in het interview is verzameld. 10. Hoe was de stemming van de respondent, in het algemeen? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 11. Hoe gespannen was de respondent gedurende het interview? erg erg gespannen ontspannen 1 2 3 4 5 6 7 8 9
91
12. Hoe was het concentratievermogen van de respondent, in het algemeen? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 13. Hoe functioneerde het geheugen van de respondent, in het algemeen? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 14. Wat was uw indruk van de psychische gezondheid van de respondent? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 15. Wat was uw indruk van de lichamelijke gezondheid van de respondent? zeer zeer slecht goed 1 2 3 4 5 6 7 8 9 16. Maakte het uiterlijk van de respondent een verzorgde indruk? 1. Nee 2. Ja 17. Had de respondent duidelijk aanwezige lichamelijke en/of geestelijke handicaps? 1. Nee 2. Ja, namelijk ………………………………………………………………………………... 18. Opmerkingen …………………………………………………………………………………….................... …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………
92
93