werkwijzer 6, een projectbeschrijving van
onderwijsconsulenten+
Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen Een handreiking voor samenwerkingsverbanden en scholen Drs. Mieke Verhoeven
Werkwijzer 6, een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten+
Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen Een handreiking voor samenwerkingsverbanden en scholen
Drs. Mieke Verhoeven Projectleider Onderwijsconsulenten+
November 2013
Eerder verschenen in deze reeks: Werkwijzer 1: De totstandkoming van onderwijs- en zorgarrangementen op maat in het regulier voortgezet onderwijs voor leerlingen met een autisme spectrum stoornis (ASS). Werkwijzer 2: Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen! De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Werkwijzer 3: Als passend onderwijs niet in de rugzak past. Best practices uit de praktijk van de onderwijsconsulenten. Werkwijzer 4: Vijf OC+-projecten langs de meetlat… Een beschrijving van opbrengsten en ervaringen. Werkwijzer 5: Weer wennen aan onderwijs. De schakelklas voor langdurig zieke kinderen als opstapje naar regulier of speciaal onderwijs.
ISBN: Titel:
978-90-79405-05-3 Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Een handreiking voor samenwerkingsverbanden en scholen. Uit de reeks: 'Werkwijzer', een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten(+) Auteur: Drs. M.J.E. Verhoeven Uitgegeven door: SOSO/Onderwijsconsulenten(+), Den Haag Vormgeving omslag: Ontwerpwerk, Den Haag Redactionele ondersteuning: Van Unnik Business Services, Zoetermeer Druk: Ten Brink, Meppel Verschijningsdatum: November 2013 Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) en Onderwijsconsulenten(+) Het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten bestaat sinds oktober 2002; per 1 augustus 2009 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch ondergebracht bij de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Onderwijsconsulenten bemiddelen en adviseren bij problemen rond de toelating van geïndiceerde leerlingen of bij de besteding van het leerlinggebonden budget. Onderwijsconsulenten+ zoeken structurele oplossingen voor groepen zorgleerlingen. Zie ook www.onderwijsconsulenten.nl. © 2013, SOSO/Onderwijsconsulenten(+)
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ......................................................................................................................................... 5 1. INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN ................................................................................. 7 1.1 Onderwijsconsulenten(+) ...................................................................................................... 7 1.2 Drie OC+-projecten rond de problematiek 'moeilijk plaatsbaar' .............................................. 8 1.3 Doel en totstandkoming van deze werkwijzer .......................................................................11 1.4 Toelichting op enkele gebruikte begrippen en termen ............................................................11 1.5 Leeswijzer ...........................................................................................................................14 2. OC+-PROJECTEN ROND MOEILIJK PLAATSBARE LEERLINGEN ...............................................16 2.1 OC+-project thuiszitters in Zuid-Limburg, inleiding..............................................................16 2.1.1 Doelstelling, doelgroep, deelnemende instellingen ................................................................16 2.1.2 Werkwijze Work on what works...........................................................................................18 2.1.3 Aanpak OC+........................................................................................................................19 2.1.4 Het verloop van het project en de opbrengsten ......................................................................20 2.2 OC+-project Leerbaarheid, inleiding.....................................................................................22 2.2.1 Doelgroep............................................................................................................................22 2.2.2 Leerbaarheid........................................................................................................................23 2.2.3 Aandachtspunten .................................................................................................................24 2.2.4 Leerbaarheid in de praktijk na 2008 ......................................................................................25 2.2.5 Onderwijs/zorgarrangementen ..............................................................................................29 2.2.6 Educatief partnerschap .........................................................................................................30 2.3 OC+-project Doorplaatsingsproblematiek Noord-Brabant, inleiding ......................................31 2.3.1 Doelstelling, doelgroep ........................................................................................................32 2.3.2 Aanpak OC+........................................................................................................................33 2.3.3 Het verloop van het project ..................................................................................................33 3. ANDERE METHODEN EN VOORZIENINGEN IN DE REGIO ZUID ..................................................35 3.1 Inleiding ..............................................................................................................................35 3.2 Twinning .............................................................................................................................36 3.3 Voorzieningen van SWV Voortgezet Onderwijs de Meierij ...................................................38 3.3.1 Advies en Consultatie Team (ACT) ......................................................................................39 3.3.2 Bovenschoolse voorziening (BSV) .......................................................................................39 3.3.3 Rebound op twee VO-scholen van SWV VO de Meierij ........................................................44 3.4 Voorzieningen van de OG Heldringstichting.........................................................................46 3.4.1 'Aan de slag' (Work-Wise) van de OG Heldringstichting .......................................................47 3.4.2 Leerwerkbedrijf OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij ...............................................53 4. LANDELIJKE INITIATIEVEN - EEN INVENTARISATIE DOOR OC'S .............................................56 4.1 Inleiding ..............................................................................................................................56 4.2 Rebound, Herstart, Op de Rails e.a. ......................................................................................56 4.3 Overzicht van voorzieningen per regio..................................................................................59 4.3.1 Regio Noord (Groningen Friesland, Drenthe)........................................................................59 4.3.2 Regio Oost (Overijssel, Gelderland) .....................................................................................63 4.3.3 Regio Midden (Utrecht, Flevoland) ......................................................................................69 4.3.4 Regio West (Noord-Holland, Zuid-Holland) .........................................................................71 4.3.5 Regio Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg) ...................................................................75 4.3.6 Overzicht van overige voorzieningen....................................................................................80 5. BELEMMERINGEN BIJ OPLOSSINGEN VOOR DE DOELGROEP ...................................................85 6. NABESCHOUWING ................................................................................................................91 BIJLAGE 1 TWINNING - DETACHERINGSOVEREENKOMST .......................................................................94 BIJLAGE 2 DE VIER FASEN VAN 'AAN DE SLAG' ......................................................................................96 BIJLAGE 3 CASUSVOORBEELD DEELNEMER 'AAN DE SLAG' ....................................................................98 BIJLAGE 4 COMPETENTIELIJST BSV DE MEIERIJ ............................................................................... 101 BIJLAGE 5 ENKELE CASUSVOORBEELDEN ............................................................................................ 104 BIJLAGE 6 OVERZICHT GEBRUIKTE AFKORTINGEN .............................................................................. 107
-3-
-4-
VOORWOORD Dit is de zesde publicatie in de reeks Werkwijzers Onderwijsconsulenten+. In deze werkwijzer worden, op basis van projectervaringen, handvatten en adviezen aangereikt om aan moeilijk plaatsbare leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte maatwerk aan te bieden. In deze uitgave gaat het vooral om leerlingen met zeer ernstige psychiatrische of gedragsproblematiek (cluster 3 en cluster 4) die niet meer op hun school gehandhaafd kunnen worden.1 Een aantal van hen wordt via ouders of leerplichtambtenaren aangemeld bij Bureau Onderwijsconsulenten(+) (hierna ook OC en OC+) en vervolgens wordt per leerling getracht een maatwerkoplossing te vinden. Toen in 2008 bij REC Zuid-Limburg bleek dat jaarlijks zo'n zeven leerlingen met een cluster 4-indicatie niet (meer) werden toegelaten op een cluster 4-school, werd een OC+project gestart. REC-scholen hebben weliswaar een opnameplicht en zij zijn zich daar ook van bewust, maar zij voelen zich soms handelingsverlegen en stellen de veiligheid van medeleerlingen en personeel voorop. Het doel van het OC+-project was de groep 'moeilijk plaatsbare leerlingen' weer uitzicht op onderwijs te bieden. Het project heeft nogal wat barrières moeten slechten, maar inmiddels is duidelijk geworden dat deze groeiende groep leerlingen de nodige aandacht verdient, mede in het kader van de invoering van Passend onderwijs in augustus 2014. Vanaf dat moment moeten samenwerkingsverbanden (hierna ook SWV'en) en de daarbij aangesloten scholen immers in staat zijn om ook deze leerlingen een schoolplaats te bieden. Deze werkwijzer is bedoeld om SWV'en te helpen bij het inrichten van het onderwijs (met zorg) aan deze doelgroep. Niet alleen het project in Zuid-Limburg wordt beschreven, maar ook een al langer geleden afgesloten OC+-project over leerbaarheid in Rotterdam en een nog lopend OC+-project in Noord-Brabant. Daarnaast komen werkwijzen, methoden en voorzieningen van anderen aan bod.2 Het grote aantal initiatieven en projecten door het hele land toont de betrokkenheid van veel mensen uit onderwijs en zorg en maakt duidelijk dat er tóch onderwijsmogelijkheden zijn voor moeilijk plaatsbare leerlingen.
1
2
Mogelijkheden voor leerlingen die vanwege fysieke beperkingen moeilijk plaatsbaar zijn, zijn in 2011 beschreven in werkwijzer 5: Weer wennen aan onderwijs. Het overzicht van voorzieningen en methodes beoogt niet compleet te zijn, maar is een momentopname.
-5-
Overdraagbaarheid is een belangrijk criterium voor OC+-projecten, onder het motto: maak gebruik van de kennis die al is opgedaan en vind niet opnieuw zelf het wiel uit. Dat is ook de insteek van deze werkwijzer. En hoewel de beschrijvingen vooral betrekking hebben op groepen zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs, zijn de handreikingen ook heel goed toepasbaar voor individuele zorgleerlingen en zorgleerlingen in het primair onderwijs! De invoering van Passend onderwijs zal veel veranderingen met zich mee brengen in het onderwijs op het gebied van wet- en regelgeving, financiering en vormgeving, maar de leerlingen met een speciale zorgvraag zullen niet veranderen en projecten en initiatieven zullen nodig blijven om deze leerlingen een onderwijsaanbod op maat aan te bieden. SOSO en Onderwijsconsulenten+ hebben veel ervaring met uiteenlopende doelgroepen zorgleerlingen. Ook na 2014 zullen zij hun expertise en kennis blijven inzetten, al gebeurt dat niet meer via OC+-projecten, maar in een andere vorm, bijvoorbeeld via adviseurschap. Deze werkwijzer is met behulp van velen tot stand gekomen, onder wie medewerkers van Samenwerkingsverband de Meierij, de OG Heldringstichting, REC Zuid-Limburg, Diensten Ambulante Begeleiding en Onderwijsconsulenten. Iedereen was bereid hier veel tijd in te investeren, omdat men de overdracht van deze kennis van groot belang acht. Dank voor uw tijd en bereidheid om uw kennis te delen. Een bijzonder woord van dank aan de onderwijsconsulenten+ Henk Knol, Marion Boers en Joost van Nuland, de klankbordgroep3 en OC+-projectleider Mieke Verhoeven. Moeilijk gedrag is geen keuze van het kind, het ontstaat op basis van negatieve ervaringen in zijn omgeving. Titus Hoedemaker Voorzitter SOSO
Lorette Anders Penningmeester SOSO
November 2013
3
De klankbordgroep bestond uit de onderwijsconsulenten+ Theo Heskes, Marike Hoogendoorn, Johan Kloos, Yvon Wagenaar en Rinus Witvoet en de directeur van Bureau Onderwijsconsulenten, Aïscha Trokasti.
-6-
1.
INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN
1.1
Onderwijsconsulenten(+)
Om een goede invoering van de Wet op de leerlinggebonden financiering (LGF, ook wel 'rugzakje' genoemd) te helpen bevorderen, heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2002 het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten ingesteld. De LGF biedt ouders4 van een gehandicapt kind de mogelijkheid te kiezen naar welk type onderwijs zij hun kind willen sturen: een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of met een rugzakje - een reguliere school. Valt de keuze op een reguliere school, dan kunnen uit de leerlinggebonden financiering extra benodigde zaken worden bekostigd, zoals ambulante begeleiding, leermiddelen en extra formatie. Onderwijsconsulenten zijn onafhankelijke deskundigen op wie ouders en scholen kosteloos een beroep kunnen doen als zij een conflict hebben over schoolplaatsing, verwijdering of het ondersteuningsaanbod. Het gaat hierbij om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. In 2004 werd de afdeling Onderwijsconsulenten+ (lees: Onderwijsconsulenten Plus, hierna ook OC+) opgericht. Onderwijsconsulenten+ ondersteunen en faciliteren professionals in het onderwijs bij het opzetten van samenwerkingsprojecten met (zorg)instanties, die leiden tot structurele, duurzame onderwijsvoorzieningen voor groepen zorgleerlingen. De activiteiten van de Onderwijsconsulenten en de Onderwijsconsulenten+ vallen sinds 1 augustus 20095 onder de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Het stichtingsbestuur bestaat uit vertegenwoordigers van onderwijs- en ouderorganisaties.6 Met de invoering van Passend onderwijs in 2014 worden samenwerkingsverbanden en scholen verantwoordelijk voor onderwijs aan álle leerlingen, dus ook zorgleerlingen. Scholen en ouders moeten er samen zien uit te komen. Dat betekent dat de taken voor Bureau Onderwijsconsulenten(+) zullen veranderen. De huidige projectmatige werkwijze van de onderwijsconsulenten+ komt naar verwachting te vervallen. Op dit moment wordt bezien hoe de enorme schat aan kennis en ervaring uit de OC+-projecten verder overgedragen kan worden, bijvoorbeeld via adviseurschap.
4
5
6
Waar in de tekst het woord ouder(s) wordt gebruikt, kan ook bedoeld zijn: voogd, wettelijke vertegenwoordiger(s), etc. Tot die datum werkten de Onderwijsconsulenten(+) onder de verantwoordelijkheid van de ACTB (zie www.onderwijsconsulenten.nl). De Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) is opgericht door: LOBO, NKO, Ouders & COO, Vereniging Openbaar Onderwijs, CG-Raad, Balans en VG-platform en de sectororganisaties VO-Raad, PO-Raad, MBO-Raad en WEC-Raad.
-7-
Bureau Onderwijsconsulenten blijft bestaan; de onderwijsconsulenten zullen een vinger aan de pols blijven houden om te zorgen dat ook werkelijk álle leerlingen een goede onderwijsplaats krijgen.
1.2
Drie OC+-projecten rond de problematiek 'moeilijk plaatsbaar'
Bureau Onderwijsconsulenten(+) merkt al jaren een verzwaring in de casuïstiek. Enerzijds is de problematiek van de zorgleerlingen complexer geworden (gedrags-, gezins- en/of psychiatrische problematiek); anderzijds moet steeds meer moeite gedaan worden om leerlingen geplaatst te krijgen of een oplossing te vinden, omdat scholen - óók in het speciaal onderwijs - steeds vaker zeggen handelingsverlegen te zijn. Bovendien zijn scholen terughoudend in het aannemen van zorgleerlingen, in afwachting van de consequenties van de invoering van Passend onderwijs omtrent de financiering (verevening, toekenning van budgetten en verdeling hiervan over de scholen) en de wettelijke kaders waarbinnen scholen en samenwerkingsverbanden moeten opereren. Naast deze algemene ontwikkelingen zijn er specifieke groepen zorgleerlingen voor wie het extra moeilijk is een onderwijsplaats te vinden, bijvoorbeeld leerlingen die uitbehandeld zijn en niet langer gebruik kunnen maken van de bij de instelling (of Justitiële Jeugdinrichting - JJI) behorende school (doorplaatsingsproblematiek). Het geldt ook voor cluster 3-leerlingen die door diverse oorzaken niet voltijds onderwijs kunnen volgen (langdurig zieke kinderen, meervoudig gehandicapte kinderen en kinderen met een verstandelijke beperking en een fikse gedragsproblematiek - de 'ZMOLKERS'). Sinds januari 2012 kunnen zij voor de niet-onderwijsuren geen indicatie voor dagbesteding meer krijgen. Dat dwingt ouders te kiezen tussen onderwijs of vrijstelling van de inschrijvingsplicht via de leerplichtambtenaar. Dat is jammer, want een deel van de leerlingen is gebaat bij een combinatie van zorg én onderwijs. Onderwijsconsulenten in het hele land hebben te maken met deze moeilijk plaatsbare leerlingen, de thuiszitters die om velerlei redenen buiten de boot vallen. Er is sprake van casusoverstijgende problematiek die om structurele oplossingen vraagt.
-8-
Twee voorbeelden van moeilijk plaatsbare leerlingen uit de praktijk van de onderwijsconsulenten:7 Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 1 Dirk is een 14-jarige jongen met een licht verstandelijke beperking, hechtingsproblematiek, agressieregulatieproblematiek en PDD-NOS. Hij heeft een aantal roerige jaren achter de rug, waarin hij meerdere keren, vanwege doorslaande agressie, in een crisisopvang heeft gezeten. Uiteindelijk is hij uit huis geplaatst en via een ZIB-plaatsing (zeer intensieve begeleiding) in een passende woon- en behandelsetting terecht gekomen. Dirk zit op een VSO cluster 4-school (PRO). Deze school beroept zich op handelingsverlegenheid wegens een aantal incidenten met ernstige agressie van Dirk naar zowel personeel als medeleerlingen. Dirk heeft moeite met 'moeten' en slaat dan gemakkelijk door. Dit gebeurt op school bij steeds meer vakken en bij steeds meer personen. In zijn woongroep is dit gedrag minder zichtbaar, waardoor er ook onenigheid over de aanpak ontstaat tussen woongroep, behandelaar, ouders en school. Na een ernstig incident waarbij een leerkracht flink bij de keel is gegrepen, zet de school Dirk op non-actief en schakelt ze een onderwijsconsulent in. De onderwijsconsulent organiseert een aantal mediërende gesprekken met alle betrokkenen, omdat Dirk er niet bij gebaat is als er op verschillende plekken verschillend op hem gereageerd wordt. Er wordt overeenstemming bereikt in wat Dirk nodig heeft en wat de woon-behandelsetting kan bieden ter ondersteuning van een passende onderwijsplek. Met deze informatie bouwt de OC samen met de betrokkenen een brug naar de meest passende onderwijssetting. Dirk krijgt een nieuwe kans op een leerboerderij, waar hij in een kleine groep praktijkonderwijs volgt met veel ruimte voor zijn persoonlijke ontwikkeling en interesses. Zijn woon-behandelsetting legt vanaf het begin korte en duidelijke lijnen met de leerboerderij en is actief betrokken. De ruimte en de dieren blijken een zeer positieve werking te hebben op Dirk en er zijn sindsdien geen escalaties meer geweest.
7
In bijlage 5 staan nog enkele voorbeelden van moeilijk plaatsbare leerlingen die uiteindelijk een plek gevonden hebben.
-9-
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 2 Jordy is een 16-jarige jongen, cluster 4 geïndiceerd en ingeschreven op het VSO. Jordy voelt zich ongelukkig op school en vindt dat hij niet thuis hoort tussen de leerlingen met complexe gedragsproblemen. Hij zit thuis en zegt dat hij niet in het schoolgebouw en in zijn groep aanwezig kan zijn. Gelet op het feit dat er sprake is van een gedateerde diagnose adviseert de onderwijsconsulent om Jordy opnieuw aan te melden voor diagnostiek. Voorts onderzoekt de onderwijsconsulent of een gerichte MBO-opleiding beter bij Jordy past. Omdat zijn VSO-school een negatief schakeladvies afgeeft houden reguliere scholen plaatsing van Jordy af. Daarom regelt de onderwijsconsulent een tussentraject waarbij Jordy een individueel begeleidingstraject volgt gedurende drie maanden. In deze periode ligt de nadruk op zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, en op het vergroten van de competenties die nodig zijn om te schakelen naar het MBO. Op basis van de nieuwe (gewijzigde) diagnose worden de specifieke begeleidingsbehoeften van Jordy aangepast. Na het tussentraject wordt bij de start van het nieuwe schooljaar een onderwijs/zorgtraject op maat voor Jordy op het MBO gerealiseerd. Jordy blijft aanvankelijk ingeschreven bij het VSO. Er wordt een stappenplan gemaakt om hem gefaseerd te laten instromen op het MBO: één dag onderwijs op het MBO; één dag voortzetting van de individuele begeleiding en drie stagedagen in het kader van zijn MBO-opleiding. Nadat alle betrokkenen in de eerste periode van het schooljaar een positieve lijn zien in de ontwikkeling van Jordy, wordt hij vervolgens halverwege het schooljaar definitief ingeschreven op het MBO. De OC+-projecten In 2006/2007 liep een OC+-project in Rotterdam rond de leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen met als doel: voorkomen dat leerlingen met ernstige en complexe gedragsproblematiek buiten het (V)SO raken. Met de leerbaarheidsaanpak wordt de speciale zorg- en ondersteuningsbehoefte van moeilijk plaatsbare leerlingen met zeer complexe gedragsproblematiek in kaart gebracht, en worden handvatten en adviezen gegeven om met de problematiek om te gaan. Inmiddels is dit project geëvalueerd en kan lering getrokken worden uit de ervaringen. In de regio Zuid-Limburg bleken cluster 4-scholen al een veelbelovende werkwijze te hebben ontwikkeld om de doelgroep moeilijk plaatsbare leerlingen op den duur weer naar een cluster 4-school toe te leiden. De aanpak voldeed echter niet aan de wet- en regelgeving en de Inspectie van het Onderwijs weigerde medewerking. Zij adviseerde het ministerie van OCW in te schakelen, juist omdat het een landelijk probleem is. Via het ministerie is Bureau Onderwijsconsulenten erbij betrokken en zo is dit OC+-project in 2008 van start gegaan.
-10-
In 2011 werd een OC+-project in Noord-Brabant gestart rond doorplaatsingsproblematiek. Het gaat daarbij om kinderen die vanuit een behandelcentrum met een daaraan verbonden plaatsbekostigde schoolplaats, niet teruggeplaatst kunnen worden op de school van herkomst; veelal worden deze leerlingen dan thuiszitter. Aanvankelijk leek het wenselijk wettelijk te regelen dat kinderen vanuit plaatsbekostigd onderwijs na afloop van de behandeling teruggeplaatst worden op de school van herkomst. Maar is dat ook voor de leerlingen de beste oplossing? In een aantal gevallen kan de school de leerling niet het passend onderwijs bieden dat hij of zij na de behandeling nodig heeft. Dit project loopt nog en zal waarschijnlijk na afronding ook beschreven worden in een werkwijzer. De bevindingen tot nu toe worden in deze werkwijzer beknopt vermeld.
1.3
Doel en totstandkoming van deze werkwijzer
OC+-projecten moeten aan een aantal criteria voldoen. Een daarvan is het overdraagbaar maken van de opgedane kennis en expertise naar andere scholen en organisaties in het land. Dat gebeurt door middel van werkwijzers, blauwdrukken, protocollen en andere beschrijvingen (zie www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties). Deze zesde werkwijzer is met name bedoeld voor samenwerkingsverbanden en hun scholen. Zij moeten straks ook extra moeilijke groepen zorgleerlingen (vaak thuiszitters) een plaats kunnen bieden. Met deze beschrijving worden handreikingen gegeven die samenwerkingsverbanden en scholen kunnen inspireren om voor deze leerlingen een onderwijsarrangement met de benodigde zorg te creëren. In voetnoten worden extra tips en verwijzingen naar websites gegeven. De basis van deze werkwijzer is het OC+-project in Zuid-Limburg rond cluster 4leerlingen, aangevuld met twee andere (hierboven al kort genoemde) OC+-projecten en met initiatieven en methoden van derden rond moeilijk plaatsbare leerlingen (ook uit cluster 2 en 3). Voorts is de informatie toegevoegd van een landelijke inventarisatie door de onderwijsconsulenten van best practices rond deze doelgroep. De beschrijving beoogt niet een compleet overzicht te geven van oplossingen en voorzieningen, maar hoopt inzicht te bieden in mogelijkheden en aan te zetten tot het vinden van manieren om ook 'moeilijke thuiszitters' weer naar onderwijs te leiden.
1.4
Toelichting op enkele gebruikte begrippen en termen
Sommige termen kunnen voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Zo kan met 'zorg' onder meer bedoeld worden verpleging, verzorging, de zorgorganisatie, maar ook het creëren van omstandigheden die andere activiteiten faciliteren, bijvoorbeeld het bieden van structuur om onderwijs mogelijk te maken.
-11-
Daarnaast worden in het spraakgebruik termen door elkaar gebruikt, bijvoorbeeld leerplicht en inschrijvingsplicht. Daarom volgt hieronder een kort overzicht van wat in het kader van de publicaties van Onderwijsconsulenten(+) wordt bedoeld. Ook is een beknopte uitleg opgenomen van een aantal wetsartikelen. Zorgleerling Leerlingen die extra ondersteuning en/of begeleiding nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen; het zijn vaak leerlingen met een clusterindicatie. Onderwijs/zorg- en zorg/onderwijsarrangement Onder zorg wordt in deze publicaties verstaan: de extra ondersteuning die zorgleerlingen nodig hebben om in staat te worden gesteld onderwijs te volgen. Onderwijs/zorg- of zorg/onderwijsarrangementen zijn geen wettelijk vastgestelde termen en worden door elkaar gebruikt, al naar gelang de invalshoek en de verschillende situaties waarbij zorg en onderwijs worden gecombineerd. Bij onderwijs/zorgarrangementen is de zorgcomponent vaak sterk aanwezig. Het kan bijvoorbeeld behandeling in combinatie met onderwijs betreffen, of de aanwezigheid van zorgmedewerkers in de onderwijsomgeving. Kenmerkend voor een onderwijs/zorgarrangement is een integraal aanbod, waarin leerkrachten en hulpverleners echt samenwerken volgens het uitgangspunt: één kind, één plan. Een kind kan voor een beperkte tijd voltijds een onderwijs/zorgarrangement volgen in een aparte voorziening, waarna terugkeer of toeleiding plaatsvindt naar een passende plek in het onderwijs. Ook is het mogelijk dat een kind voor een aantal dagdelen per week in een aparte setting een onderwijs/zorgarrangement volgt. Cluster(indicatie) De Commissies voor de Indicatiestelling kunnen kinderen met een beperking of stoornis een beschikking (clusterindicatie) geven. De indeling van de onderwijsclusters is: cluster 1 - visuele beperking; cluster 2 - gehoor-, taal- en/of spraakproblemen; cluster 3 - verstandelijke en/of lichamelijke beperking en cluster 4 - psychiatrische of gedragsstoornissen. Met een clusterindicatie kunnen kinderen naar het speciaal onderwijs of (met leerlinggebonden financiering) naar het regulier onderwijs.8 Leerplicht - vrijstelling, ontheffing e.d.9 Kinderen van 5 tot 16 jaar zijn leerplichtig. Zij moeten naar school. Jongeren die na hun 16e nog geen startkwalificatie hebben (artikel 15 van de Leerplichtwet), moeten tot hun 18e onderwijs volgen. Een startkwalificatie is een diploma HAVO, VWO of MBO (niveau 2 of hoger).
8
9
Bij de invoering van Passend onderwijs in 2014 zal alleen nog sprake zijn van cluster 1 en 2. Cluster 3 en 4 worden opgeheven. Het SWV geeft een toelaatbaarheidsverklaring af voor die leerlingen die aangewezen zijn op speciaal onderwijs volgens de afspraken binnen het SWV. Zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0002628 voor de tekst van de Leerplichtwet.
-12-
De Leerplichtwet kent drie soorten vrijstelling: • vrijstelling voor leerlingen van 5 jaar voor een aantal uren onderwijs; • vrijstelling van inschrijving10 op een school (artikel 5a en b); • vrijstelling van geregeld schoolbezoek (artikel 11). In de projecten en casuïstiek van Onderwijsconsulenten(+) gaat het meestal om vrijstelling van inschrijving op een school volgens artikel 5a van de Leerplichtwet. Dit houdt in dat de leerling niet geschikt is om toegelaten te worden tot een onderwijsinstelling en daarom vrijgesteld is op basis van psychische of lichamelijke gronden. De vrijstelling geldt steeds voor één schooljaar. Een andere grond voor vrijstelling van inschrijving (artikel 5b) zijn bezwaren tegen de levensbeschouwelijke richting van elke school binnen redelijke afstand. In de toekomst vervalt de vrijstelling op grond van levensbeschouwelijke bezwaren tegen scholen in de buurt. De staatssecretaris van OCW heeft dit in juli 2013 laten weten in een brief aan de Tweede Kamer. Daarnaast kent de wet Vervangende leerplicht (artikel 3 Leerplichtwet), voor leerlingen vanaf 14 jaar die aanhoudende problemen hebben in het volledig dagonderwijs. Via het volgen van een aangepast onderwijsprogramma kunnen zij na een jaar weer instromen in het regulier onderwijs. Een belangrijk onderdeel van het aangepaste leertraject is praktijkonderwijs (artikel 3a). In artikel 3b van de Leerplichtwet gaat het om vervangende leerplicht in het laatste schooljaar, waarin een leerling op een school met een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken onderwijs kan volgen. Bij vervangende leerplicht blijft de leerplichtige ingeschreven staan bij een school. Tot slot kan op grond van artikel 11 en 12 van de Wet op de Expertisecentra (WEC) ontheffing van onderwijstijd aangevraagd worden.11 In artikel 11, vierde lid WEC, wordt het minimum aantal uren onderwijs per schooljaar bepaald voor kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar. Op grond van artikel 12 WEC kan de onderwijsinspectie toestemming geven om hier van af te wijken.12 10
11 12
In de volksmond wordt vaak de term leerplichtontheffing gebruikt; in feite gaat het om vrijstelling van inschrijving. De Wet op de Expertisecentra (WEC) komt met de invoering van Passend onderwijs te vervallen. Voor leerlingen voor wie een behandeling ter ondersteuning van het onderwijs noodzakelijk is, hoeft géén aanvraag te worden ingediend wanneer het bevoegd gezag kan aantonen dat de Commissie voor de Begeleiding (voor scholen) dan wel de Commissie van Onderzoek (bij instellingen) samen met de behandelaars van de school de behandeling noodzakelijk achten en het bevoegd gezag heeft vastgelegd op welke wijze de behandeling ondersteunend is voor het onderwijs. Een aanvraag is in deze gevallen niet nodig omdat de behandeltijd hiermee is gekwalificeerd als onderwijstijd. Bijgevolg kan hierdoor geen afwijking van het minimum aantal uren onderwijs ontstaan. (Bron: Staatscourant, Nr. 20387, 19 juli 2013.)
-13-
Handelingsverlegenheid Handelingsverlegenheid is een term die de onderwijsconsulenten steeds vaker tegenkomen zowel in het regulier als in het speciaal onderwijs. In de onderwijstermenlijst van het Taalunieversum staat de volgende definitie van handelingsverlegenheid: Toestand die ontstaat wanneer individuele leerkrachten of de school in het algemeen geen verantwoord adequaat antwoord (meer) kunnen geven op de specifieke instructie- en onderwijsbehoeften van één of meer leerlingen. Wanneer sprake is van handelingsverlegenheid ten aanzien van een leerling, betekent dat meestal dat de leerling verwijderd gaat worden en dat er een andere onderwijsplek gezocht moet worden. De leerling wordt gezien als moeilijk plaatsbaar en wordt niet zelden thuiszitter.
1.5
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 bevat een korte introductie over Onderwijsconsulenten(+), deze werkwijzer en enkele algemene knelpunten waar betrokkenen tegenaan lopen bij het vinden van oplossingen voor moeilijke (groepen) zorgleerlingen. In het kort worden de drie OC+projecten voorgesteld die de aanleiding voor deze uitgave vormden: - project thuiszitters in Zuid-Limburg; - project leerbaarheid; - project doorplaatsingsproblematiek Noord-Brabant. In hoofdstuk 2 worden de drie OC+-projecten beschreven die te maken hebben (gehad) met het creëren van perspectief op onderwijs voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Hoofdstuk 3 sluit daarbij aan met een beschrijving van andere methoden en voorzieningen in de regio zuid. De in dit hoofdstuk beschreven werkprogramma's en voorzieningen zijn (deels) ook gebruikt in voornoemde OC+-projecten, of werden en worden gebruikt in individuele casuïstiek van de onderwijsconsulenten. In hoofdstuk 4 staat de informatie van een landelijke inventarisatie door de onderwijsconsulenten van initiatieven en voorzieningen in cluster 2, 3 en 4 die gericht zijn op de doelgroep van moeilijk plaatsbare leerlingen. De hier verzamelde gegevens zijn niet uitputtend geïnventariseerd, geanalyseerd of gecontroleerd, maar bieden ouders, jeugdigen, scholen, SWV'en, hulpverleners en andere betrokkenen inzicht in mogelijke oplossingen en voorzieningen in de regio.
-14-
In de beschrijvingen van de verschillende projecten en voorzieningen in de hoofdstukken 2, 3 en 4 staan handreikingen, verwijzingen en tips, vaak ook in de voetnoten, om samenwerkingsverbanden en scholen te inspireren bij het zoeken naar oplossingen voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Hoofdstuk 5 zet een aantal belemmeringen op een rij die de onderwijsconsulenten zoal tegenkomen in de casuïstiek rond deze doelgroep. Met een korte nabeschouwing in hoofdstuk 6 wordt deze werkwijzer afgesloten. De bijlagen bevatten aanvullende informatie en een overzicht van gebruikte afkortingen.
-15-
2.
OC+-PROJECTEN ROND MOEILIJK PLAATSBARE LEERLINGEN
2.1
OC+-project thuiszitters in Zuid-Limburg, inleiding
REC Zuid-Limburg had jaarlijks te maken met ca. zeven leerlingen met een cluster 4indicatie die vanwege hun problematiek niet (meer) werden toegelaten op een cluster 4school. De REC-scholen in de regio waren zich bewust van hun opnameplicht, maar zij vreesden voor de veiligheid van medeleerlingen en personeel met deze leerlingen op hun school. Om deze groep moeilijk plaatsbare zorgleerlingen toch uitzicht op onderwijs te bieden, ontwikkelden de cluster 4-scholen in REC Zuid-Limburg een voorziening gebaseerd op de werkwijze WOWW (work on what works). Hierbij werd in de eerste fase thuisonderwijs verzorgd. Deze methode bleek te werken: het leidde tot zodanige verbeteringen, dat toelating tot een cluster 4-school op den duur weer mogelijk werd. Zie paragraaf 2.1.2 voor een beschrijving van WOWW. Ieder bestuur van de cluster 4-scholen stelde zich verantwoordelijk voor het onderwijsaanbod aan één leerling uit de doelgroep. Bij de uitvoering van het programma werd van een aantal wettelijke vereisten afgeweken, namelijk: - de norm voor voldoende onderwijstijd (artikel 11 van de WEC); - voorschriften met betrekking tot het vakkenpakket (artikel 13 en 14); - het geven van onderwijs in een onderwijsinstelling. Het REC en de REC-scholen erkenden dat het met de werkwijze afweek van de wet, maar betreurden dat daarvoor geen toestemming werd gegeven door de Inspectie van het Onderwijs. Het betrof immers een heel kleine groep leerlingen met heel specifieke problematiek. Bovendien is 'onconventioneel onderwijs' wel toegestaan voor leerlingen die deelnemen aan Op de Rails. De inspectie raadde aan de kwestie bij het ministerie van OCW aan te kaarten, omdat men ook elders in het land werd geconfronteerd met moeilijk plaatsbare leerlingen. Het ministerie deed een aantal suggesties om binnen de wetgeving naar oplossingen te zoeken en adviseerde een project te starten en daarvoor een experimenteerbeschikking aan te vragen. Verder stelde het ministerie voor Onderwijsconsulenten+ in te schakelen. Een en ander leidde tot dit OC+-project, dat in 2008 van start ging. 2.1.1 Doelstelling, doelgroep, deelnemende instellingen Doelstelling De opdracht luidde een of meerdere voorzieningen en/of werkwijzen te ontwikkelen voor de doelgroep, binnen de wettelijke vereisten, met handhaving van de succesvol gebleken aanpak. Die aanpak richtte zich erop zogenaamd moeilijk plaatsbare leerlingen weer toe te -16-
leiden naar een REC-school. De voorziening moest tevens passen in de opvatting van de ministeries van OCW en/of VWS over de zorgplicht voor deze categorie leerlingen. Doelgroep De doelgroep13 betrof leerlingen met ernstige gedrags- en/of psychiatrische problematiek in de leeftijd van ongeveer 8 tot 16 jaar (de leeftijdsgrens werd niet strikt gehanteerd). Enkele jongeren waren al in contact geweest met justitie. Niet zelden was ook de thuissituatie van deze leerlingen problematisch, en zagen de ouders niet het belang van onderwijs voor hun kind in. De schoolcarrière van deze leerlingen kenmerkte zich door veel wisselingen van scholen en voorzieningen. In allerlei overlegvormen waren de problemen van de jongeren al besproken. Er is onderzoek gedaan, een dossier samengesteld en, waar nodig, een cluster 4indicatie aangevraagd en verkregen. De reguliere setting van REC-scholen bood onvoldoende garanties voor enig succes met deze leerlingen; zij werden beschouwd als moeilijk plaatsbaar. De leerlingen hadden een een-op-een begeleiding nodig. Qua niveau betrof het in het algemeen kinderen die naar verwachting in een arbeidstoeleidingstraject terecht zouden komen. In veel notities van regionale samenwerkingsverbanden wordt de term 'niet plaatsbare leerlingen' gebruikt. Naast leerlingen als hierboven beschreven, doelt men dan ook op leerlingen met gedragsstoornissen, al of niet met een laag IQ en zwakke cognitieve mogelijkheden. REC Zuid-Limburg definieerde moeilijk plaatsbare leerlingen die voor het project in aanmerking kwamen, als volgt: - de leerling voldoet aan de criteria voor cluster 4 of voor plaatsbekostiging cluster 4; - de leerling zit in een zorgtraject en wordt vanuit de zorg door een casemanager begeleid; - de leerling kan niet functioneren in een groep op een REC-school door een didactische achterstand of het niet kunnen voldoen aan de leervoorwaarden; - de leerling is volgens het Onderwijs- en Adviescentrum (OAC) op dit moment niet plaatsbaar, maar heeft wel een ontwikkelingsperspectief waarmee plaatsing op een REC-school na het volgen van het traject mogelijk lijkt; - onderwijs en zorg zijn bereid gezamenlijk en met een duidelijke taakverdeling de aanpak rond de leerling te ondersteunen.
13
Volgens de inspectie kennen alle regio's in Nederland leerlingen die in de omschrijving van deze doelgroep vallen.
-17-
Deelnemende instellingen REC Zuid-Limburg en de zes aangesloten cluster 4-scholen voelden en stelden zich verantwoordelijk voor onderwijs aan de leerlingen in de doelgroep, maar realiseerden zich dat dit niet kon in de reguliere setting van de scholen. Men zag wel mogelijkheden om in een samenwerking tussen scholen en zorginstellingen de WOWW-werkwijze succesvol te kunnen toepassen, met ambulant begeleiders voor de uitvoering. 2.1.2 Werkwijze Work on what works Het WOWW-programma is in 2006 in Amerika ontwikkeld. Het werd voor het eerst geïntroduceerd in Groot-Brittannië en is daar inmiddels wijd verspreid, met name in Schotland. Het accent ligt niet op onacceptabel gedrag, maar juist op positief gedrag en interactie. Kern van WOWW is het versterken van oplossingsgericht klassenmanagement door de positieve omgeving te benadrukken en kansrijke interventiemogelijkheden te gebruiken. Het gaat om de wisselwerking tussen de leerkracht en de leerlingen in de klas: gedrag, communicatie, motivatie, sfeer en onderlinge relaties tussen leerlingen. Dit vergt een reflectieve houding, niet alleen van de leerlingen, maar ook van de leraar. Allen moeten bereid zijn te vragen om feedback van begeleiders. Het buitensluiten van leerlingen uit de klas staat haaks op de na te streven doelen. Citaat van een orthopedagoog die werkt volgens de methode WOWW: 'Je gaat uit van het gezond gedrag en functioneren van de jongere en probeert dit uit te bouwen. Hierdoor ontstaat een positieve sfeer in de contactmomenten, omdat de focus ligt op wat wel lukt. Op individuele wijze, via oplossingsgerichte gesprekstherapie, moet de knop omgezet worden. De aandacht ligt op positief labelen, herkaderen van gedrag en benoemen van de positieve kanten. Je maakt gebruik van je relatie als coach met het kind. Leerkrachten worden aangezet zich te richten op oplossingen en niet op problemen. Kijk naar wat in een prettige sfeer bereikt wordt! Belangrijk is dat de leerkracht voortdurend bevestiging geeft, op een geloofwaardige, betrokken manier!' Het programma kent de volgende stappen: 1. Maken en bespreken van een handelingsvoorstel met de leerling, ouders, zorginstelling (casemanager) en school waar de leerling wordt ingeschreven, met afspraken over wie, wat, waar en wanneer doet. 2. Vaststellen van het kennisniveau van de leerling via Cito-toetsen. Daarvan uitgaande wordt in individuele contacturen toegewerkt naar de schakeleisen van de cluster 4school. Er wordt gebruik gemaakt van de expertise van reboundvoorzieningen. Uitvoering door leraren van de school ligt voor de hand, maar niet vanzelfsprekend in het schoolgebouw. Het begint met enkele contacturen per week vanuit de interesses van de leerling. Per week neemt het aantal contacturen toe. -18-
3. Regelmatige evaluatie. Als blijkt dat succes uitblijft wordt na de afgesproken periode, meestal drie maanden, de regie voor de leerling overgedragen aan de zorg. Een project duurt in ieder geval niet langer dan een jaar. WOWW geeft voldoende handvatten om vanuit een analyse per leerling een plan van aanpak te maken met als uiteindelijke doel dat de leerling weer gaat deelnemen aan het onderwijs op de clusterschool. In het plan staat ook hoe een en ander wordt uitgevoerd. Bij het maken van een maatwerkplan kunnen, afhankelijk van de problematiek, bijvoorbeeld betrokken zijn: een leerplichtambtenaar, jeugdzorg, MEE,14 een zorginstelling, een cluster 4-school en soms consulenten onderwijsondersteuning zieke leerlingen. Nederland heeft nog geen brede aandacht voor WOWW. De Hogeschool in Leiden biedt sinds twee jaar de post-HBO-opleiding Effectief Positief aan, een methodiek gericht op gedragsverandering van leerlingen in het primair onderwijs (Positive Behavior Support, PBS).15 WOWW is een variant van de PBS-stroming. De opleiding Effectief Positief is ontwikkeld door het lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education, en wordt verder uitgebouwd naar het voortgezet onderwijs.16 2.1.3 Aanpak OC+ In het kader van het OC+-project inventariseerde de onderwijsconsulent+ de tot dan toe gehanteerde werkwijze. Hij besteedde aandacht aan de resultaten, de verdeling van de verantwoordelijkheden en de financiële mogelijkheden. Voorts woog hij de voor- en nadelen van de volgende opties: 1. Inschrijving op een school en het maken van een plan, gericht op het uiteindelijke doel de leerling het normale lesrooster te laten volgen. Bij de inspectie (artikel 12 WEC) kan op basis van het zogenoemde ingroeiplan ontheffing van de onderwijstijd (niet te verwarren met leerplichtontheffing) worden aangevraagd voor de periode dat het kind nog niet volledig deelneemt aan het onderwijs (zie paragraaf 1.4). Om de doelstellingen met het kind te bereiken kunnen instellingen als zorgboerderijen of andere hulpverleners een rol spelen. Onderdeel van het plan is de uitvoering van de eerste stappen van het WOWW-programma. 2. Een vaste voorziening in de regio, nieuw te creëren of op basis van een bestaande, waar leerlingen uit de doelgroep tijdelijk terecht kunnen (vergelijkbaar met Herstart, 14
15
16
MEE is een landelijke organisatie die mensen met een beperking ondersteunt. MEE heeft haar dienstverlening ingedeeld in vier levensgebieden: Opvoeding & Ontwikkeling, Leren & Werken, Samenleven & Wonen, Regelgeving & Geldzaken. Regelmatig werken onderwijsconsulenten en MEE-consulenten samen rondom de plaatsingsproblematiek van leerlingen met een beperking. Zie voor meer informatie www.mee.nl. Positive Behaviour Support, goed gedrag kun je leren, doelmatige strategieën voor scholen, door Annemieke Golly en Jeff Sprague, Pica, 2009. Hogeschool Leiden, Cluster Educatie, Drs. Annemieke Mol Lous, lector Passend onderwijs. Literatuur: Mission Possible, Kids' Skills voor jongeren, van probleem naar oplossing in 11 heldere stappen, Caroline Beumer-Peeters, uitg. Boom/Nelissen, 2010 + apart werkboek.
-19-
Rebound en Op de Rails voor leerlingen zonder indicatie). De voordelen van deze optie zijn continuïteit en bundeling van deskundigheid. 3. Een oplossing binnen de mogelijkheden van de geldende wet- en regelgeving door tijdelijke ontheffing van de inschrijvingsplicht te vragen (artikel 5 van de Leerplichtwet). Hierdoor kan jeugdzorg maatregelen nemen, zoals de uitvoering van een of meer onderdelen van WOWW met als perspectief de leerling (weer) toe te leiden naar een cluster 4-school. 4. Voor zieke kinderen bestaat een aparte regeling waarbij thuisonderwijs mogelijk is. De consulenten onderwijsondersteuning zieke leerlingen (landelijk netwerk Ziezon17) kunnen worden ingeschakeld voor het regelen van onderwijs voor langdurig zieke kinderen. De vraag was of individuele leerlingen onder het begrip 'ziek zijn' zouden kunnen vallen, zodat WOWW onder die regeling uitgevoerd zou kunnen worden. Bij de beoordeling van de mogelijkheden kwamen ook aspecten aan de orde als: - Wat te doen bij onvoldoende medewerking van de ouders (ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing)? - Wie is de casemanager en is zijn of haar rol duidelijk? Hoe zit het met de bekostiging? - Zijn instanties beschikbaar en bereid om een ondersteunende rol te (blijven) spelen tijdens de uitvoering van WOWW en de follow-up (één kind, één plan)? Dit kan per kind verschillend zijn. - Kan een voorziening plaatselijk (regionaal) gerealiseerd worden? 2.1.4 Het verloop van het project en de opbrengsten Het OC+-project is in 2008 gestart en pas in 2012 afgerond. De looptijd was daarmee langer dan gebruikelijk. Daar zijn enkele oorzaken voor aan te wijzen: de complexiteit van het onderwerp en het grote aantal betrokken partijen. Voorts geldt bij dergelijke projecten dat de voortgang sterk afhankelijk kan zijn van de medewerking en bereidheid van individuen; als op bepaalde cruciale posten niet of onvoldoende medewerking wordt verleend, heeft dat grote invloed. Dat was ook de reden waarom het project in 2010 tijdelijk stil lag. De onderwijsconsulent+ ontwikkelde in de loop van het project in overleg met het REC en de cluster 4-scholen voorstellen en benaderde belanghebbenden, zoals ouders, leerplichtambtenaren van de gemeenten waarin de scholen gevestigd zijn, betrokken zorginstellingen (jeugdzorg, MEE, consulenten onderwijsondersteuning zieke leerlingen ) en niet-schoolse voorzieningen voor huiswerkbegeleiding.
17
Het landelijk dekkend netwerk ZIEk Zijn en ONderwijs (Ziezon) telt 120 consulenten ondersteuning zieke kinderen die door leraren uit het PO, VO en beroepsonderwijs ingeschakeld kunnen worden. Ziezon is in principe bedoeld voor somatisch zieke kinderen, maar kent een grijs gebied waar het gaat om het ontbreken van psychische kwaliteiten (zie www.ziezon.nl).
-20-
Knelpunten die zich in de loop van het project openbaarden waren onder meer: - weigering van een school om de leerling op te nemen of weer in te schrijven; - medewerkers van instellingen die geen tijd hadden om te komen tot een plan van aanpak om de leerling op te vangen en te begeleiden; - problemen in de omgeving of thuissituatie van de leerling. Er komt uiteindelijk geen keuze voor een van de structurele opties, maar per leerling wordt, afhankelijk van de omstandigheden, een overbrugging gezocht. Die moet het mogelijk maken een of twee onderdelen van het WOWW-programma uit te voeren, met als doel integratie van de leerling in de school.18 In 2011 merkte Bureau Onderwijsconsulenten een toename van de individuele casuïstiek rond moeilijk plaatsbare leerlingen (vaak al thuiszitters).Gevreesd werd (en wordt) dat het probleem alleen maar groter wordt als Herstart wordt opgeheven bij de start van Passend onderwijs in 2014. De OC+ nam daarom het project in Zuid-Limburg nog eens onder de loep en hij kreeg samen met Gedragswerk19 het onderwerp in die regio weer op de kaart. Vanaf 2011 worden leerlingen uit de doelgroep besproken in het 'rondetafelgesprek', een initiatief van Gedragswerk met de leerplichtambtenaren in de regio. Op deze wijze kan een thuiszittende leerling niet onopgemerkt blijven. De leerling wordt besproken en er worden afspraken gemaakt. Samen met scholen en hulpverleners wordt afgestemd wie op welke wijze de problemen van een leerling gaat helpen oplossen, zodat de leerling uiteindelijk weer volledig aan het onderwijsproces van een school gaat deelnemen. Het OC+-project Thuiszitters in Zuid-Limburg kent twee belangrijke opbrengsten: 1. Er is meer oplossingsgerichte aandacht gekomen voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Scholen en hulpverlening in de regio maken in samenspraak namelijk wel gebruik van de uitgangspunten van WOWW bij individuele hulpverlening aan leerlingen. Die aandacht blijkt ook uit twee andere OC+-projecten voor deze doelgroep: Leerbaarheid (paragraaf 2.2) en Doorplaatsing na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs (paragraaf 2.3). 2. Het project was de aanleiding voor deze werkwijzer, waarin alle tot nu toe opgedane kennis en ervaringen van de drie OC+-projecten zijn gebundeld, aangevuld met andere methoden en initiatieven die zijn ontwikkeld om deze leerlingen perspectief op onderwijs te bieden. Doel: geen thuiszitters meer onder Passend onderwijs!
18
19
Zoals eerder vermeld keurde de inspectie de WOWW-aanpak in Zuid-Limburg niet goed, omdat deze niet voldoet aan de wet- en regelgeving. Gezien de bezwaren van de inspectie is de WOWWwerkwijze in Zuid-Limburg niet breed geïntroduceerd op de REC-scholen. Gedragswerk is een door het ministerie van OCW mogelijk gemaakt project dat tot doel heeft de samenwerking te bevorderen in de aanpak van leerlingen die thuiszitten of thuiszitter dreigen te worden (zie www.gedragswerk.nl).
-21-
2.2
OC+-project Leerbaarheid, inleiding
In mei 2008 verscheen Werkwijzer 2, 'Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen! De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs'.20 Dit boekje is geschreven naar aanleiding van twee OC+-projecten rond leerbaarheidsonderzoeken en -arrangementen (2006-2008) in de Rotterdamse regio. Er was (financiële) ondersteuning van de Dienst JOS (Jeugd, Onderwijs en Samenleving) van de gemeente Rotterdam, Stichting Bevordering van Volkskracht in Rotterdam, het RMPI, REC Rijndrecht, REC De Nachtegaal, OC+ en het CCE Zuid-Holland-Zeeland. Het gedachtegoed Leerbaarheid van kinder- en jeugdpsychiater Hedy van Loon is in werkwijzer 2 overdraagbaar gemaakt voor het speciaal onderwijs cluster 4 en cluster 3 ZML (zogenoemde ZMOLK-populatie). Er worden handvatten in aangereikt aan managers, gedragswetenschappers, docenten en begeleiders om leerlingen met ernstige en complexe gedragsregulatieproblemen te begrijpen en te begeleiden. Nu, jaren na dato, met Passend onderwijs en ingrijpende veranderingen in de AWBZ in het verschiet, heeft OC+ geëvalueerd hoe het met het leerbaarheidsonderzoek en de leerbaarheidsarrangementen staat.21 Worden er leerbaarheidsonderzoeken gedaan? Zijn passende onderwijs/zorgcombinaties gecreëerd? Hebben gedragswetenschappers er kennis van kunnen nemen? Wat zijn de ervaringen? Wat zijn de ontwikkelingen? De betreffende onderwijsconsulent+ heeft de stuurgroep, adviseurs en enkele stakeholders gevraagd naar hun bevindingen en hun verwachtingen voor de toekomst, toegespitst op de aandachtspunten die zijn opgenomen in werkwijzer 2. 2.2.1 Doelgroep De doelgroep betreft leerlingen die grote moeite hebben om zelf hun gedrag te reguleren. Zij kunnen de ingrijpende gevolgen van hun gedrag op de leeromgeving niet of nauwelijks bevatten. Ze zijn ontregeld en ze ontregelen hun leeromgeving. Ze vallen uit op school en zijn uitbehandeld bij instellingen. Ouders krijgen te maken met adviezen om hun kind bij een drie-milieuvoorziening van wonen-behandeling-speciaal onderwijs aan te melden. De jongeren zijn leerplichtig, maar het onderwijs/zorgaanbod is er niet op toegerust om een omgeving te creëren die hen in staat stelt te leren. Jongeren die baat kunnen hebben bij een leerbaarheidsonderzoek komen min of meer vanzelf 'bovendrijven', omdat iedereen met de handen in het haar zit. Er liggen dikke dossiers met rapporten over wat er allemaal aan deze jeugd schort en over de beperkte resultaten van begeleiding en behandeling. Wat bij andere jongeren wel werkt qua
20 21
Zie www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers. Met betrokkenen zijn in augustus en september 2012 interviews gehouden.
-22-
pedagogische en didactische benadering, belonen en straffen, lukt bij hen niet. Het zijn kinderen met een individuele theorie. 2.2.2 Leerbaarheid Leerbaarheidsonderzoek is een respectvolle professionele methode om de individuele theorie van een kind met ernstige en complexe gedragsregulatieproblematiek te leren kennen. Het is een investering in deze kinderen in tijd en aandacht. Dit gebeurt door alle invalshoeken te bekijken en te analyseren, onbevooroordeeld en zonder neiging om naar conclusies toe te werken. Er wordt veel aan de kinderen zelf en aan belangrijke mensen in hun omgeving gevraagd. Het leerbaarheidsmodel van Hedy van Loon is een praktijkgerichte vertaling van het gedachtegoed uit de school van Fop Verheij over psychiatrie in de klas en adaptief behandelen op school.22 Het leerbaarheidsonderzoek is een werkmodel waarbij dossieronderzoek gedaan wordt en interviews worden afgenomen. Dit gebeurt in aanvulling op bestaande onderzoeken en is daar dan ook geen vervanging voor. Het werkmodel is er op gericht alle informatie rondom een leerling te integreren en de mogelijkheden voor zijn of haar toekomst in kaart te brengen. Belangrijk uitgangspunt is dat gekeken wordt naar de behoeften van een kind, in plaats van naar de 'tekortkomingen'. Het gaat er met andere woorden om, dat in kaart wordt gebracht wat een kind nodig heeft om weer in ontwikkeling te komen (leerbaar te worden). De onderzoeker stelt zich dienstbaar op. Het doel is het systeem dat is vastgelopen weer vlot te trekken. In een interactief en creatief proces ontstaat uit losse fragmenten een integraal beeld. De onderzoeker verifieert het beeld bij alle betrokkenen, zodat er een gedeelde visie ontstaat over het individuele kind. Het gaat daarbij nadrukkelijk niet om de vraag wat de leerling nog kan leren aan lesstof, maar om hoe het kind kan leren meer eigen te worden met zijn eigen gedrag. Afhankelijk van de ontwikkelmogelijkheden op het gebied van de gedragsregulatie, kan bijvoorbeeld met voorstructureren, belonen en straffen - de leerbaarheid op drie manieren worden benaderd: 1. voor leerlingen die niet waarnemen dat ze problemen hebben in het denken: het ontwikkelen van zelfbewustzijn (Denken); 2. voor leerlingen die niet waarnemen/voelen welke emoties en gevoelens er achter hun gedrag liggen: het ontwikkelen van sociaal bewustzijn (Voelen); 3. voor leerlingen die niet waarnemen wat er gebeurt in de relatie met anderen: het ontwikkelen van bewuste relatiehantering (Doen). De leerbaarheid wordt weergegeven in een matrix van het werkmodel DVD (DenkenVoelen-Doen), waarin de problematiek wordt gekoppeld aan de aanpak die daarbij 22
Adaptief behandelen op school, E.C. van Doorn & F. Verheij, Uitgeverij Van Gorcum, en Ontwikkeling & Leren - Psychiatrie op school, F. Verheij & E.C. van Doorn, Uitgeverij Van Gorcum.
-23-
aansluit.23 Vanuit dit werkmodel kan voor iedere leerling een leerbaarheidsarrangement worden samengesteld, afhankelijk van de mogelijkheden in het (voortgezet) speciaal onderwijs en de zorgvoorzieningen. 2.2.3 Aandachtspunten In werkwijzer 2 (2008) zijn enkele aandachtspunten24 opgenomen met het doel om nieuwe initiatieven rondom leerbaarheid te behoeden voor de reeds ondervonden valkuilen: • Het uitvoeren van leerbaarheidsonderzoek stelt eisen aan de attitude van de onderzoeker. Om (integraal) zicht te kunnen krijgen op de individuele theorie van een kind, is het nodig dat er met open vizier en nieuwsgierig naar kinderen wordt gekeken en daarbij voortdurend eigen ervaringen te gebruiken (reflectief ervaringsleren). Dit vraagt een andere blik van gedragswetenschappers, met name van diegenen die een eigen manier van werken hebben met de neiging daaraan vast te (willen) houden. • De doelgroep leerlingen met gedragsregulatieproblematiek is zeer gevarieerd.25 De gedragswetenschapper zal bij het afnemen van de interviews de inhoud en het taalgebruik moeten afstemmen op de individuele leerling. • De uitvoering van leerbaarheidsonderzoek kan vertraging oplopen door externe factoren. Een struikelblok kan bijvoorbeeld zijn dat er een verwijderingsprocedure loopt bij het (V)SO, terwijl het leerbaarheidsonderzoek nog niet is afgerond. Het vooraf maken van goede afspraken met het REC voorkomt dit soort valkuilen. • In 2008 werd al geconcludeerd dat de nadruk (toen) te veel op leerbaarheidsonderzoek lag, en onvoldoende op de context en de vertaalslag naar de gewenste onderwijs/zorgcombinaties. Voor het realiseren van deze combinaties zijn, naast een individuele theorie over een kind, randvoorwaarden nodig. Het gaat met name om casemanagement en de bereidheid bij betrokkenen om gezamenlijk de verantwoordelijkheid te dragen voor de financiering van deze combinaties. • Zonder stuurgroep en betrokkenheid van OC+ is er een andere vorm van toezicht nodig op de uitvoering en implementatie van leerbaarheidsrapportages. Het voornemen was een Commissie Toezicht Leerbaarheid in te stellen onder voorzitterschap van de manager van REC Rijndrecht/REC De Nachtegaal (Expertisecentrum Speciaal Onderwijs/ECSO), die er op zou toezien dat er geen leerlingen van het (V)SO verwijderd zouden worden zonder leerbaarheidsonderzoek. • Een intentieverklaring op managementniveau over samenwerking tussen onderwijs en zorg werkt niet automatisch door op de werkvloer. Voor de implementatie is een formele samenwerkingsovereenkomst nodig, met stimulerend en inspirerend management.26 • Met het werkmodel leerbaarheid kan een negatieve spiraal op de (V)SO-school worden doorbroken. Er is een omslag voor nodig van handelingsverlegenheid naar 23 24 25
26
Zie werkwijzer 2, pagina 50, schema intensiteit leersituatie-behandelsituatie. Zie werkwijzer 2, hoofdstuk 5, pagina 79 en verder. Er is bijvoorbeeld een grote spreiding in leeftijd en er zijn grote onderlinge verschillen in beperkingen. Zie werkwijzer 2, pagina 80. Zie werkwijzer 2, pagina 82.
-24-
•
handelingsbekwaamheid. Dit is geen eenvoudige opgave voor een leerkracht. Daar is coaching bij nodig. Net als de gedragswetenschapper zal de leerkracht via reflectief ervaringsleren het handelingsrepertoire kunnen verbreden, waardoor hij of zij gaandeweg met elke ondersteuningsvraag van de leerling kan omgaan. Het Ambulatorium van de Universiteit Leiden heeft in 2008 aangeboden een evaluatieonderzoek uit te voeren naar de effecten van leerbaarheidsonderzoek en de daaraan gekoppelde onderwijs/zorgcombinaties, met het CCE en OC+ als adviseurs.
2.2.4 Leerbaarheid in de praktijk na 2008 Na afsluiting van het OC+-project in 2008 heeft het gedachtegoed van leerbaarheid zich in verschillende richtingen en via uiteenlopende organisaties verder ontwikkeld, zo blijkt uit de recente evaluatie. Een overzicht hiervan: 1. RMPI/Yulius Met de overhandiging van werkwijzer 2 droeg de stuurgroep de leerbaarheidspraktijk in 2008 symbolisch over aan de RMPI-Academie.27 De RMPI-Academie nam de taak op zich om het programma leerbaarheid te bewaken, te evalueren en eventueel aan te passen. Ook zou zij zorgen voor de scholing van gedragswetenschappers in deze onderzoeksmethode (in overleg met drs. Hedy van Loon). De gedragswetenschappers van de Yulius-scholen en de GZ-psychologen in opleiding bij Yulius zijn in de gelegenheid gesteld de cursus leerbaarheid te volgen. De GZ-psychologen in opleiding hebben enkele leerbaarheidsonderzoeken uitgevoerd (in totaal zijn ca. 30 onderzoeken gedaan). Yulius heeft de verschillende stappen in het leerbaarheidsonderzoek 'vertaald' naar DBC’s (Diagnose Behandel Combinaties).28 2. De Lynx, behandelklas onderwijs en zorg29 In 2009 begint Yulius met De Lynx, een behandelklas onderwijs en zorg. De doelgroep bestaat uit kinderen van 8 tot en met 12 jaar die een beperkt onderwijsprogramma volgen of die helemaal geen onderwijs volgen. Deze kinderen zijn leerplichtig, maar er is geen aanbod waarbinnen zij kunnen leren. Vaak spelen psychiatrische problematiek en/of ernstige problemen in de gedragsregulatie. Er wordt gewerkt met een fasenmodel dat is gebaseerd op de methodiek van het leerbaarheidsonderzoek van Van Loon. 3. HISPID (Yulius Zorg)30 Bij de poli Onderwijspsychiatrie van Yulius wordt onder de noemer educatieve therapie een brug geslagen tussen zorg en onderwijs, vanuit behandelperspectief.
27
28
29
30
Medio 2009 zijn het RMPI en De Grote Rivieren gefuseerd en samen verder gegaan onder de naam Yulius. Bij RMPI/Yulius Onderwijs is leerbaarheid uit het blikveld verdwenen, maar andere partijen hebben het opgepakt. Mail voor meer informatie over De Lynx de heer Jan Peter Houtman, GZ psycholoog bij Yulius, locatie Dagbehandeling Noordoever:
[email protected]. Zie voor meer informatie: www.yulius.nl/zorg.html.
-25-
Uit hoofdzakelijk financiële overwegingen gebeurt dit niet meer op basis van (uitgebreid) leerbaarheidsonderzoek, maar wordt er 'High Speed' onderzoek gedaan en is er de mogelijkheid van ontwikkelingsgericht onderzoek. High Speed onderzoek houdt in dat een multidisciplinair team in voortdurend contact met de ouders in twee dagen tijd een breed onderzoek doet. Ouders gaan bij wijze van spreken met een behandelplan de deur uit. Dit compacte onderzoek heeft raakvlakken met het leerbaarheidsonderzoek, met name op het gebied van de ouderparticipatie en de meebewegende attitude van de onderzoekers. Het verschil is, dat er tegelijkertijd meerdere onderzoekers betrokken zijn op één onderzoeklocatie. Dit maakt het efficiënt en minder duur. Ontwikkelingsgericht onderzoek heeft een langere looptijd en is gericht op het vinden van ingangen voor behandeling. Op verwijzing van huisarts, hulpverleningsinstantie of specialist kunnen ouders hun kind hiervoor aanmelden via Yulius Zorg (niet via Yulius Onderwijs). 4. Cursus leerbaarheid door Hedy van Loon31 De leerbaarheidscursus werd aanvankelijk georganiseerd vanuit de RMPI-Academie (zie onder 1), maar in 2009 moest Yulius wegens bezuinigingen met het programma leerbaarheid stoppen. Van Loon en een co-trainer besloten zelf cursussen en trainingen leerbaarheid32 aan te bieden om gedragswetenschappers en managers wegwijs te maken in het gedachtegoed leerbaarheid. Werkwijzer 2 van Onderwijsconsulenten+ wordt gebruikt als lesmateriaal. Inmiddels hebben naar schatting 100 tot 150 gedragswetenschappers en managers van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en behandelvoorzieningen uit heel Nederland de cursus gevolgd. De cursus besteedt vooral aandacht aan de interviewtechniek bij het bevragen van ouders en jeugd en de bewustwording die daarvoor nodig is bij de gedragswetenschappers en leerkrachten. Belangrijke aspecten in die bewustwording zijn het waarderen van ouderbetrokkenheid (educatief partnerschap), geduld (de tijd willen nemen) en vertrouwen op het eigen reflectieve ervaringsleren. 5. Toepassing bij een ander OC+-project Leerbaarheidsonderzoek wordt ook gebruikt in een OC+-project in Noord-Brabant rond doorplaatsingsproblematiek (zie 2.3). Daar wordt het ingezet om jongeren na afloop van een behandeling met plaatsbekostigd onderwijs gericht door te plaatsen, met handvatten voor een onderwijs/zorgarrangement voor de 'ontvangende' school. De onderzoeken worden uitgevoerd door Ton Koenen, vanuit zijn eigen praktijk. Koenen geeft ook op persoonlijke titel voorlichting over leerbaarheid aan diverse instanties.
31
32
Hedy van Loon werkt momenteel als hoofd behandeling bij Zonnehuizen in Zeist, waar onder meer in twee behandelklassen speciaal onderwijs met intensieve behandeling wordt gecombineerd. Leerkrachten en psychiatrisch pedagogisch hulpverleners werken op duale en gelijkwaardige wijze met elkaar samen om kinderen weer te leren leren. Zie: www.leerbaarheidsonderzoek.nl.
-26-
In de periode 2010-2012 heeft Koenen acht leerbaarheidsonderzoeken gedaan. Daartoe werd gezamenlijk opdracht gegeven door school en ouders. De kosten werden deels door de VSO-school gedragen en deels door de ouders. Bij de aanbevelingen met betrekking tot het gewenste zorg/onderwijsarrangement speelden altijd de draagkracht en draaglast van het gezin een belangrijke rol. Arrangementen die voor de ouders niet uitvoerbaar waren, werden niet aanbevolen. Het creëren van passende arrangementen lukte alleen met outsidethe-box-denken en door middel van goede contacten tussen behandelinstituten en scholen. In alle gevallen was bemiddeling en casemanagement door een onderwijsconsulent nodig. Hieronder staan enkele voorbeelden uit de OC-casuïstiek: Mike is 8 jaar. Zijn gedrag is complex. Hij gaat niet meer naar zijn SO-school, maar hij staat daar nog wel ingeschreven. Vanuit het PGB is er begeleiding thuis. De onderwijsconsulent regelt een leerbaarheidsonderzoek. De resultaten daarvan bieden zowel ouders als school inzicht en overzicht. In samenspraak wordt een stappenplan gevolgd om de schoolgang weer op te pakken. Dit lukt doordat ouders en school partners zijn in de specifiek op Mike gerichte aanpak. Sjoerd (14) gaat niet meer naar zijn VSO-school. Hij maakt thuis wat huiswerk en heeft dagbesteding. School wil tot verwijdering overgaan. De onderwijsconsulent slaat via leerbaarheidsonderzoek een brug en spreekt met de school af dat die de uitkomsten implementeert. Omdat Sjoerd aanraking niet kan verdragen is school geadviseerd fysiek contact te vermijden. Ondanks de vooraf gemaakte afspraak weigert school dit, onder verwijzing naar een 'school-breed-protocol'. Deze zaak wordt door de ouders voor de Klachtencommissie gebracht (met een getuigedeskundige). Nadat de klacht gegrond is verklaard, vermijdt school fysiek contact met Sjoerd. Kevin zit in groep 7/8 van een SO-school. Volgens de ouders is Kevin gebaat bij een extra SO-jaar (en daarna praktijkonderwijs met een rugzakje), maar de school adviseert VSO. Op voorstel van de onderwijsconsulent stemmen school en ouders in met een leerbaarheidsonderzoek. Daar komt onder meer uit dat Kevin ontwikkelmogelijkheden heeft qua zelfstandigheid, zelfredzaamheid en gedragsregulatie. Met PGB-begeleiding wordt de komende tijd buiten school bekeken of Kevin de overgang naar praktijkonderwijs op termijn aankan. School biedt een verlengd schooljaar aan, waarin regelmatig met ouders en PGB'er wordt afgestemd over de ontwikkeldoelen.
-27-
6. Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE)33 CCE Zuid-Holland/Zeeland was in de jaren 2006-2008 betrokken bij de stuurgroep leerbaarheid. Het CCE gebruikt de term leerbaarheid niet, vanwege de mogelijke suggestie dat het alleen om de zelfregulatie van een leerling gaat, terwijl er ook mee bedoeld wordt wat het systeem kan doen om te faciliteren en er een bredere context is van sociaalemotionele ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. CCE-coördinatoren merken dat het aantal thuiszitters onder de CCE-cliënten toeneemt, vooral onder pubers met bijzondere zorgvragen. Het CCE werkt vanuit een invalshoek die overeenkomt met leerbaarheidsonderzoek en die gezien kan worden als tegenhanger van het zogenaamde 'justitiedenken' waarin wordt ingezoomd op wat een kind niet goed doet volgens bepaalde normen. Bij 'justitiedenken' wordt er vaak van uitgegaan dat een jongere iets niet wil, terwijl onder het gedrag zit dat de betreffende jongere iets niet begrijpt. Het gebeurt structureel dat kinderen worden bestraft terwijl ze niet begrijpen waarvoor die straf is. Deze attitude komt het CCE soms ook tegen op (V)SO-scholen. Om een omslag in het denken te bewerkstelligen biedt het CCE cursussen voor gedragswetenschappers en verwijzers aan. 7. Horizon jeugdzorg en onderwijs34 Horizon is een organisatie voor jeugdzorg en speciaal onderwijs (cluster 4) in ZuidHolland. In 2008 reikte de Raad van Bestuur een Horizon Award uit aan Horizonschool Instituut Mr. Schats (locatie Zuid) voor de ambitie om leerbaarheidsprincipes in behandelklassen te gaan toepassen. Aan deze prijs was geld verbonden voor formatie ten behoeve van leerbaarheidsonderzoeken en voor training en coaching. Het doel was om geen leerlingen meer te verwijderen zonder leerbaarheidsonderzoek. De gedragswetenschappers en het management zijn door Hedy van Loon getraind. In de loop van de tijd zijn de getrainde gedragswetenschappers vertrokken naar andere banen en is de leerbaarheidsinvalshoek afgenomen. Wat gebleven is, en waar veel waarde aan wordt gehecht, is de overtuiging in de hele school dat er op educatief partnerschap moet worden gestuurd. Er wordt ingezet op het erkennen en herkennen van ervaringen en op het uitnodigend zijn in contacten met ouders. De directeur gaat bijvoorbeeld op huisbezoek. De arrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften worden bij het Instituut Mr. Schats-Zuid weliswaar op ad hoc basis samengesteld, maar altijd in samenspraak met de ouders. Als school en ouders er met elkaar niet uitkomen, wordt een onderwijsconsulent ingeschakeld. Bureau Jeugdzorg en Stek Jeugdzorg zijn ook enige tijd betrokken geweest bij de arrangementen, maar door vele personeelswisselingen bij deze organisaties is de samenwerking niet structureel geworden.
33 34
Zie www.cce.nl. Zie www.horizon-jeugdzorg.nl.
-28-
Om de leerlingen een beter aanbod te kunnen doen en om te voorkomen dat leerlingen thuis komen te zitten, pleit de directie van het Instituut Mr. Schats-Zuid voor een 'leerbaarheidsinjectie' in de regio. Die zou ook moeten bijdragen aan het vergroten van de deskundigheid van (V)SO-docenten en gedragswetenschappers. Er zijn relatief weinig mensen met vaardigheden voor een 'denken-voelen-doen'-aanbod aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Daar komen de beperkingen in formatie en de grotere groepen in het speciaal onderwijs nog eens bij. 8. Passend onderwijs en leerbaarheid Leerbaarheidsonderzoek biedt volgens samenwerkingsverband Koers VO (regio Rotterdam) een inhoudelijke kans om het aantal thuiszitters in met name het VSO te verminderen. Op korte termijn speelt het samenwerkingsverband VO hier geen rol bij, omdat het aan de (V)SO-schoolbesturen is om afspraken te maken met zorgaanbieders. Op de langere termijn geldt dat alle gemeenten oog moeten hebben voor leerlingen die klassikaal onderwijs niet aankunnen. De regie over de zorg komt immers bij gemeenten te liggen. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften hebben meer nodig dan speciaal onderwijs alleen kan bieden. Hierin kunnen de zorgpartners wellicht een zetje gebruiken. Thuiszitproblematiek is niet alleen een onderwijsprobleem! Een leerbaarheidsonderzoeker stelt voor scholen te belonen die niet verzuchten dat ze handelingsverlegen zijn, maar die met leerbaarheidsonderzoek extra inspanningen doen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Onderwijsinspecteurs en leerplichtambtenaren zouden (V)SO-scholen en besturen die wel tot verwijdering overgaan, vaker moeten wijzen op de mogelijkheid van leerbaarheidsonderzoek, aldus deze onderzoeker. Ook zegt hij dat schoolmanagers meer ‘klein’ moeten durven denken. Successen op de werkvloer voor deze individuele leerlingen mogen wat hem betreft heel zwaar wegen in de netwerken. 2.2.5 Onderwijs/zorgarrangementen35 Volgens het 'leerbaarheidsstramien' stelt de gedragswetenschapper van de (V)SO-school waar de leerling is ingeschreven vanuit de gezamenlijke visie op de leerbaarheid van de leerling, een (verfijnd) individueel handelingsplan op. Dit plan volgt uit de leerbaarheidsrapportage en bevat een schematische beschrijving van wat deze leerling nodig heeft aan intensiteit van speciaal onderwijs en (jeugd)zorg. Dit vraagt samenwerking op de werkvloer tussen gedragswetenschappers, docenten en zorgmedewerkers. De gedragswetenschappers van de (V)SO-scholen creëren op deze manier de vertaalslag naar het handelen van de docenten in de praktijk. De ervaring leert dat dit gemakkelijker is gezegd dan gedaan. Zo zijn gedragswetenschappers niet gewend om op deze wijze
35
Zie een verduidelijking van dit begrip in hoofdstuk 1.4.
-29-
handelingsplannen te maken, en is het voor veel docenten nieuw om vanuit een individuele theorie met een leerling te werken, samen met ouders. Er zijn handvatten nodig om zo’n vertaalslag te maken. Psycholoog Annelies Besemer, destijds verbonden aan het Pedologisch Instituut De Brug in Leiden, heeft dit gegeven opgepakt in het samenwerkingsverband van zeven Pedologische Instituten, PI-7.36 Docenten speciaal onderwijs hebben volgens haar extra scholing nodig op het gebied van emotieregulatie, de theorie van de bouwstenen van de hechting, basisbegrippen psychopathologie, de-escalerende technieken met betrekking tot agressiehantering, het kunnen herdefiniëren van een individuele theorie van een leerling naar schoolse vaardigheden van de leerling en de daarbij passende aanpak (zowel qua onderwijsmiddelen, -voorwaarden als -interacties). Daarbij zou jeugdzorg of jeugd-GGZ ingezet kunnen worden op de schoolse werkvloer, tot in de klas. In de evaluatie wijzen alle betrokkenen bij leerbaarheidsonderzoek op het belang van open, gelijkwaardige communicatie tussen school en ouders, met een casemanager als 'bindmiddel'. Alleen dan kunnen de uitkomsten van leerbaarheidsonderzoek ook op langere termijn worden geïmplementeerd en hoeven ouders niet steeds te vrezen dat door een volgend incident de gemaakte afspraken als een kaartenhuis instorten. In de totstandkoming van leerbaarheidsarrangementen is dat tot nu toe een tour de force. Steeds blijkt inschakeling van een onderwijsconsulent nodig, als onafhankelijke en onpartijdige intermediair. De OC heeft met name een bemiddelende en ondersteunende rol. Zodra een arrangement tot stand is gekomen, sluit de OC zijn werkzaamheden af (op evaluatiemomenten na). De onderzoeker blijft ook na het leerbaarheidsonderzoek betrokken en draagt bij aan de totstandkoming van onderwijs/zorgarrangementen. 2.2.6 Educatief partnerschap De kans dat een arrangement succesvol is, wordt groter naarmate school en ouders elkaar vertrouwen en het arrangement samen willen doorzetten. Dit betekent bijvoorbeeld dat school ouders zowel in de communicatie over pedagogische verantwoordelijkheden en didactische uitgangspunten betrekt, als ook op transparante wijze andere informatie met hen uitwisselt. Ouders die educatief partner van de school willen zijn, hebben de bereidheid hun kind als leerling te zien, in een schoolsituatie. Zij zijn 'ouder van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften'. Als 'docent van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften' kan de docent ook een meta-positie innemen, waarbij hij als professional oog heeft voor de kwetsbare positie van de ouder in de samenwerkingsrelatie.
36
PI-7 is het samenwerkingsverband waarin zeven pedologische instituten hun deskundigheid op het gebied van onderzoek, methodiekontwikkeling, implementatie en training hebben gebundeld. Naast PI De Brug gaat ook PI de Hondsberg het handelingsgericht werken met het leerbaarheidsmodel oppakken, in samenwerking met Annelies Besemer, thans verbonden aan OnderwijsAdvies.
-30-
Bij educatief partnerschap zijn wederzijdse verantwoordelijkheden in handelen ten aanzien van een leerling benoemd; een term als handelingsverlegenheid past daar niet bij. Docenten hebben competenties in huis om hun aanpak - zowel pedagogisch, didactisch als qua klassenmanagement - af te stemmen op de individuele theorie van een kind. Educatief partnerschap kan bij onderwijs/zorgarrangementen worden uitgebreid met inbreng vanuit jeugd-GGZ of jeugdzorg. Daarbij is de pedagogisch medewerker of sociotherapeut een professional die op methodische wijze ondersteuning geeft aan de ontwikkeling van de leerling tijdens het onderwijsproces. Deze professional heeft een belangrijke taak in het communicatieproces, namelijk om aan docent, leerling en ouders een realistische leerrendementprognose aan te geven. Een zorgmedewerker die educatief partner is, is geen klassen- of onderwijsassistent.37 Het werkmodel leerbaarheid is een studie naar het hóe: hoe is het gekomen dat een leerling uitvalt en thuiszitter is geworden; hoe kom je te weten wat deze leerling nog kan leren; hoe kun je dat aanpakken? Door toepassing van het model leerbaarheid verwerven de leerling en zijn omgeving inzicht in de manier waarop de regulatieproblematiek kan worden gestuurd.38
2.3
OC+-project Doorplaatsingsproblematiek Noord-Brabant, inleiding
Veel onderwijsconsulenten krijgen te maken met leerlingen die thuiszitten zonder onderwijs omdat ze niet meer in aanmerking komen voor plaatsbekostigd onderwijs, nadat de behandeling is beëindigd en er (nog) geen passend ander onderwijs beschikbaar is. Het betreft leerlingen die plaatsbekostigd onderwijs volgen in het kader van behandeling bij (gesloten) jeugdzorg, gehandicaptenzorg of geestelijke gezondheidszorg. In Noord-Brabant is een OC+-project gestart met SO/VSO De Zwengel en Centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof, om de problematiek inzichtelijk te maken en een oplossing te zoeken voor deze moeilijk plaatsbare leerlingen. De Zwengel is een school die zich zeer actief inzet om te komen tot een naadloze overgang van plaatsbekostigd onderwijs naar passend vervolgonderwijs. In het project wordt gewerkt aan een omslag in het denken van betrokkenen over mogelijkheden die helpen voorkomen dat leerlingen thuiszitter worden na het (tijdelijk) volgen van plaatsbekostigd onderwijs.
37
38
Zie ook het artikel van Annelies Besemer: 'Verbonden bewegen: de rol van professionaliteit bij educatief partnerschap.' Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk 52 (3-4), 99-105 (maart-april 2013). Citaat uit werkwijzer 2, pagina 7.
-31-
Deelnemende instellingen Samenwerkende organisaties in het project zijn SO/VSO De Zwengel (Vught, Veldhoven, Helmond), Centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof, Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs de Meierij (hierna: SWV VO de Meierij) en REC Chiron. 2.3.1 Doelstelling, doelgroep Doelstelling Het project is gebaseerd op de volgende doelstellingen: • de problematiek in alle facetten in kaart brengen en mogelijke oplossingen beschrijven; • een betere afstemming tussen zorg (behandelsetting) en de aan de zorginstelling verbonden school (één kind, één plan); • de ontwikkeling van een sluitende aanpak in de vorm van een protocol of procedure, waardoor leerlingen na behandeling en onderwijs aansluitend terecht kunnen op een vervolgschool; • het ontwikkelen van een contract met een terugkeergarantie naar de school van herkomst (ter preventie van de problematiek). In dit project was het uitgangspunt aanvankelijk de school van herkomst verantwoordelijk te maken voor het verdere onderwijs aan leerlingen die terugkeerden vanuit plaatsbekostigd onderwijs. Ongeacht of de school van herkomst de leerling de benodigde begeleiding en zorg kon bieden, werd de school 'probleemeigenaar' en werd deze geacht ervoor te zorgen dat de leerling niet thuis kwam te zitten. Gaandeweg het project is deze visie veranderd: De Zwengel kan mede door haar intensieve samenwerking met Kinder- en Jeugdpsychiatrisch Centrum Herlaarhof een gedegen advies uitbrengen over wat een leerling van een school nodig heeft om met succes verder onderwijs te kunnen volgen. Dit advies is de basis voor inhoudelijke samenwerking. Samen met de school van herkomst en het betreffende samenwerkingsverband acht De Zwengel er zich verantwoordelijk voor dat een leerling na het plaatsbekostigd onderwijs niet zonder onderwijs thuis komt zitten, maar vanuit De Zwengel een overstap maakt naar passend onderwijs. De Zwengel weet zich medeverantwoordelijk voor het zoeken naar een overbrugging van een eventuele wachttijd voor dat passend onderwijs. Doelgroep De doelgroep bestaat uit leerlingen die een aan een zorginstelling verbonden school moeten verlaten omdat behandeling beëindigd is. Deze doelgroep kan verder worden uitgesplitst naar: 1. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en die na behandeling ook weer naar het regulier onderwijs gaan. (Soms wordt voor deze leerlingen een PCLbeschikking aangevraagd voor SBAO of praktijkonderwijs.) 2. leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgden en die na behandeling weer op speciaal onderwijs zijn aangewezen; 3. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en aan wie tijdens de behandeling een indicatie voor speciaal onderwijs is toegekend. -32-
2.3.2 Aanpak OC+ De onderwijsconsulent+ inventariseert de problematiek en beschrijft de mogelijke oplossingen. Ook onderzoekt en verduidelijkt hij in hoeverre de wet- en regelgeving de doorplaatsing van leerlingen van de aan de zorginstelling verbonden school faciliteert. Er wordt intensief samengewerkt met SO/VSO De Zwengel. In schooljaar 2011/2012 wordt op basis van een (voorlopig) registratiesysteem informatie vastgelegd over de in- en uitstroom van leerlingen, om inzicht in de materie te krijgen. De resultaten van de interne tussenrapportage van de OC+ zijn veelbelovend. Het project loopt nog, maar het is de bedoeling in het kader van de kennisoverdracht in 2014 een werkwijzer te maken met resultaten en aanbevelingen. 2.3.3 Het verloop van het project Een goede begeleiding van ouders, leerlingen en school staat in de aanpak voorop. Een ambulant begeleider van De Zwengel interviewt de school van herkomst, zo mogelijk voordat de leerling wordt toegelaten op De Zwengel. Doel is enerzijds om aanvullende informatie te krijgen over de leerling, en anderzijds om na te gaan of de leerling terug kan naar de school van herkomst als dat na de behandeling op Herlaarhof gewenst lijkt. De afspraken die gemaakt worden tussen De Zwengel en de ouders en leerling bij de start van het plaatsbekostigd onderwijs leggen de basis voor verdere samenwerking. De school maakt duidelijk aan ouders en leerling dat vanuit de behandeling de belastbaarheid van de leerling wordt bewaakt, en vanuit het onderwijs de orthopedagogische aanpak die de leerling nodig heeft. Dit versterkt de positie van de school. De samenwerking tussen behandeling en plaatsbekostigd onderwijs is ook de basis voor het advies dat De Zwengel aan het einde van het plaatsbekostigd onderwijs aanbiedt aan het onderwijsveld. Bij de overgang van De Zwengel naar de school waar de leerling verder passend onderwijs gaat volgen, worden zowel de leerling als die school begeleid door de ambulant begeleider van De Zwengel. Om te voorkomen dat leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel thuiszitter worden, is het streven aanvankelijk om zoveel mogelijk leerlingen - eventueel tijdelijk ter overbrugging naar passend onderwijs - te laten terugkeren naar de school van herkomst. Het blijkt echter dat een grote groep leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel meer begeleiding nodig heeft dan de school van herkomst kan bieden. De Zwengel weet, mede door de samenwerking met Herlaarhof, heel goed in kaart te brengen wat een leerling nodig heeft om verder met succes onderwijs te kunnen volgen. Zo nodig wordt voor deze jongeren een beschikking aangevraagd voor speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs.
-33-
In nauwe afstemming met de leerling en zijn ouders brengt De Zwengel aan de school van herkomst en het betreffende samenwerkingsverband haar advies uit over de begeleiding die de leerling vanuit de school nodig heeft. Als de school van herkomst en het samenwerkingsverband instemmen met het advies van De Zwengel, maar passend onderwijs voor de leerling nog niet beschikbaar is bij de beëindiging van de behandeling op Herlaarhof, overleggen partijen met elkaar op welke wijze de wachttijd het best overbrugd kan worden, uiteraard zonder dat de leerling thuis komt te zitten. Bij het zoeken naar een oplossing voor deze wachttijd is ook bespreekbaar dat de leerling nog enige tijd onderwijs volgt op De Zwengel. Soms is het wenselijk dat een leerling op een andere school een nieuwe start kan maken, bijvoorbeeld als de verhouding van de leerling en/of zijn ouders met de school van herkomst (ernstig) verstoord is. Vooruitlopend op de invoering van Passend onderwijs heeft De Zwengel samen met REC Chiron enkele werkafspraken gemaakt met Samenwerkingsverband VO de Meierij. Deze afspraken zijn erop gericht dat geen enkele leerling, woonachtig in het werkgebied van SWV VO de Meierij en aangewezen op voortgezet speciaal onderwijs, na beëindiging van het plaatsbekostigd onderwijs van De Zwengel, zonder onderwijs thuis komt zitten! De Zwengel streeft er naar om met andere samenwerkingsverbanden ook tot een dergelijke overeenkomst te komen.
-34-
3.
ANDERE METHODEN EN VOORZIENINGEN IN DE REGIO ZUID
3.1
Inleiding
Moeilijk plaatsbare leerlingen zijn of worden niet zelden thuiszitters. Dit is een landelijk probleem. Naast onderwijsconsulenten(+) zijn er veel partijen en professionals die proberen middelen en methoden te vinden om deze groep leerlingen toch aan onderwijs te laten deelnemen. Zo zijn er in enkele regio’s met behulp van Gedragswerk gesprekskringen (actietafels) van leerplichtambtenaren gestart om thuiszittende leerlingen weer op school te krijgen. Maar soms is er meer nodig dan goede intenties van betrokkenen. In de zoektocht naar oplossingen voor moeilijk plaatsbare leerlingen in het zuiden van Nederland kwamen bij de OC+-projecten, naast de methode WOWW, ook andere voorzieningen en methoden in beeld. Daarbij moet bedacht worden, dat de doelgroep niet eenduidig is.39 De problematiek varieert en dus ook de benadering of aanpak ervan: 1. Moeilijk te handhaven leerlingen in de school als gevolg van een ernstig incident. Deze leerlingen zijn ernstig de fout ingegaan, maar willen heel graag een tweede kans krijgen. Een mogelijke oplossing tussen scholen is Twinning, zie paragraaf 3.2. Vanaf augustus 2014 zijn samenwerkingsverbanden primair verantwoordelijk en hebben zij de verplichting een oplossing voor deze leerlingen te vinden. 2. Moeilijk te handhaven leerlingen in de klas. De leerlingen vertonen dusdanige gedragsproblematiek in de klas dat de school handelingsverlegen is. Veelal komen deze jongeren nu terecht bij voorzieningen zoals Herstart, Op de Rails of Rebound. Met de invoering van Passend onderwijs komt er echter een einde aan de doelsubsidie voor deze voorzieningen. Het is de vraag of samenwerkingsverbanden naar oplossingen zoeken om een of andere vorm van deze opvangmogelijkheden te behouden. SWV VO de Meierij is een samenwerkingsverband dat hierop al heeft geanticipeerd en dat een eigen bovenschoolse voorziening heeft gerealiseerd, waar alle aangesloten VO-scholen leerlingen voor kunnen aanmelden. Zie paragraaf 3.3. 3. Moeilijk plaatsbare leerlingen of thuiszitters. Dit zijn vooral leerlingen die na een tijdelijk verblijf in een Justitiële Jeugdinrichting of (jeugd)zorginstelling weer in hun eigen omgeving hun schoolcarrière moeten voortzetten. Niet zelden zijn dit ook de leerlingen voor wie VSO-scholen zich handelingsverlegen voelen. Naast de in hoofdstuk 2 beschreven oplossingen rond de OC+-projecten bieden 'Aan de slag' en leerwerkbedrijf de OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij (paragraaf 3.3) mogelijkheden om deze groep weer terug te leiden naar onderwijs.
39
Zie de beschrijving van de doelgroepen van ieder OC+-project in hoofdstuk 2.
-35-
Globaal genomen kennen de verschillende voorzieningen en methoden voor de doelgroep de volgende uitgangspunten als voorwaarden voor succes: • er moet sprake zijn van een brede en intensieve aanpak waarvoor extra middelen moeten worden aangewend; • er moet gedurende korte of langere tijd gelegenheid zijn voor een een-op-een benadering; • het streven moet erop gericht zijn de leerling binnen een jaar te integreren in een vorm van onderwijs. In dit hoofdstuk worden enkele methoden en voorzieningen beschreven. Deze mogelijkheden werden en worden soms ook door Onderwijsconsulenten(+) ingezet, zowel in individuele casussen als in OC+-projecten.
3.2
Twinning
Twinning is vooral bekend als een methode die zwakke en risicoscholen koppelt aan sterke scholen met behulp van een ervaren externe adviseur. Door de samenwerking krijgt de zwakke school handvatten en adviezen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Uitgangspunt is 'leren van en met elkaar'. Twinning, afgeleid van twins (tweeling), betekent samenbinden. Twinnen kan op verschillende niveaus plaatsvinden (bestuur, directie, school). Initiatiefnemer van deze methode is de PO-Raad, in navolging van een succesvol buitenlands voorbeeld.40 Twinning kan ook op leerlingniveau worden ingezet, zowel in het PO als het VO. Dan is twinning een samenwerkingsafspraak tussen twee of drie scholen in een wijk of stadsdeel, die inhoudt dat leerlingen die van de ene school verwijderd worden, door de andere school worden overgenomen. Daarbij erkennen scholen dat ze onderling verschillend zijn, en dat leerlingen die op de ene school dreigen vast te lopen of door ernstige incidenten niet meer gehandhaafd kunnen worden, het op een andere school wel kunnen redden (vaak dankzij deskundigheid van de leraar). Op deze wijze wordt voor deze leerlingen een tweede kans gecreëerd, waarbij goede afspraken gemaakt worden met de leerlingen en hun ouders. Deze vorm van twinning heeft tot doel te voorkomen dat de schoolloopbaan van een leerling onderbroken wordt. Het leerproces kan op deze manier doorgang vinden. Scholen die aan deze vorm van twinning doen onderschrijven dat zij van en met elkaar kunnen leren en aldus de kwaliteit van de scholen kunnen verbeteren.
40
Bron: Twinnen = winnen, Zwakke en risicoscholen koppelen aan sterke scholen als onderdeel van verbeteracties, PO-Raad, Goed worden en goed blijven, februari 2011.
-36-
Twinning wordt toegepast bij leerlingen die een acuut probleem veroorzaken (ernstig geweld, diefstal etc.) of die ondanks een intensief begeleidingstraject vastlopen. In het laatste geval is meestal sprake van gedrags-, sociaal-emotionele of psychische problematiek. Scholen die elkaars leerlingen een tweede kans willen geven moeten daarover goede afspraken vastleggen. Belangrijke bepalingen daarbij kunnen de volgende zijn: • Voorkomen moet worden dat leerlingen herhaaldelijk wisselen van school: het gaat hier om een eenmalige overstap van een leerling naar een andere school op hetzelfde onderwijsniveau. • De afleverende school verstrekt een volledig dossier aan de ontvangende school: er moet sprake zijn van maximale openheid en vertrouwen. • De betreffende leerplichtambtenaar is op de hoogte van de overplaatsing van de leerlingen en de geldende bepalingen van het reglement. • De leerling krijgt op de nieuwe school maximaal drie maanden de gelegenheid om te laten zien wat hij kan. Bij goed functioneren wordt de leerling na deze periode ingeschreven. Bij slecht functioneren gaat de leerling terug naar de school van herkomst. Met de leerplichtambtenaar wordt dan gezocht naar een alternatief. • De scholen brengen onderling geen kosten in rekening bij de overname van een leerling. Er vindt geen verrekening van leerlinggelden plaats. • Een school kan de overname van een leerling weigeren als er op dat moment geen plaats is in het betreffende leerjaar. • De ontvangende school stelt de ouders en de leerling schriftelijk op de hoogte van de toelatingsvoorwaarden (proeftijd, schoolregels etc.). De ouders gaan, voorafgaand aan de (tijdelijke) overstap, schriftelijk akkoord met de voorwaarden. • De overname van leerlingen zoals bedoeld in deze regeling vindt plaats via de schoolleiding van de betrokken scholen, volgens de vastgestelde bepalingen. Scholen van SWV VO de Meierij werken met twinning.41 De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst tussen afleverende school, ontvangende school, leerling en ouders.42 In bijlage 1 staat een voorbeeld van zo’n overeenkomst. De twinning-aanpak werkt, omdat beide scholen met elkaar in gesprek blijven tijdens de 'detachering' en de afleverende school er belang bij heeft om mee te blijven denken over een goede oplossing, anders komt de leerling terug.
41
42
Ook in de Randstad zijn samenwerkingsverbanden die met twinning werken, bijvoorbeeld SWV-VO Zoetermeer (www.icoz.nl) en Koers-VO Rotterdam (www.koers-vo.nl). SWV VO de Meierij noemt dit een 'Detacheringsovereenkomst'.
-37-
3.3
Voorzieningen van SWV Voortgezet Onderwijs de Meierij
Voorzieningen als Herstart, Op de Rails of Rebound43 zijn in het leven geroepen om leerlingen die niet of nog niet kunnen functioneren in het regulier onderwijs tijdelijk op te vangen en extra ondersteuning te geven. Bij deze voorzieningen, die gericht zijn op terugkeer naar het regulier onderwijs, zijn de groepen klein, maar de leerling moet wel in groepsverband kunnen werken. Dat is lang niet altijd het geval en dat vraagt vooral in de eerste weken een aanpak op maat. Zo kan begonnen worden met enkele uren onderwijs per dag, geleidelijk uit te breiden naar hele schooldagen. Ook het onderwijsaanbod moet aangepast worden aan de vraag van de leerling. Herstart en Op de Rails zijn voorzieningen die in de meeste gevallen worden uitgevoerd door het speciaal onderwijs. Rebound is gerelateerd aan het regulier voortgezet onderwijs. In principe vervallen deze opvangmogelijkheden bij de invoering van Passend onderwijs in augustus 2014; samenwerkingsverbanden worden dan immers geacht álle leerlingen passend onderwijs te kunnen bieden. De SWV'en krijgen het budget dat nu voor deze voorzieningen wordt uitgetrokken, maar zij kunnen straks zelf bepalen of de voorzieningen gehandhaafd blijven. Samenwerkingsverband VO de Meierij SWV VO de Meierij heeft al een keuze gemaakt: de voorzieningen zijn al geïntegreerd in één bovenschoolse opvang en deze blijft voorlopig bestaan. Het doel van het SWV is onderwijs op maat te bieden aan alle uitvallende leerlingen in de regio. De Meierij is een samenwerkingsverband van 20 (straks 25) scholen voor voortgezet onderwijs in de regio 's-Hertogenbosch. Samen met onderwijspartners en diverse zorginstellingen werkt het SWV aan passend onderwijs en passende zorg voor alle leerlingen in deze regio, en aan ondersteuning en versterking van de aangesloten scholen. Er is extra aandacht voor leerlingen met een specifieke onderwijsondersteuningsbehoefte. Zo wordt gezorgd voor een soepele overgang van deze leerlingen van het basis- naar het voortgezet onderwijs (in samenwerking met de WSNS-verbanden) en later naar het vervolgonderwijs. Ook zijn er afspraken over het eventueel tussentijds overstappen naar een andere school.
43
Op de Rails is bedoeld voor leerlingen van 10 jaar en ouder met problemen in het regulier onderwijs zonder een indicatie voor speciaal onderwijs. Herstart is er voor leerlingen van 5 tot 16 jaar die langer dan een maand thuiszitten, bekend zijn bij de afdeling leerplicht en die nog geen CvI-indicatie hebben of van wie de clusterindicatie verlopen is. Rebound is een tijdelijke opvang voor VOleerlingen met gedragsproblemen (via alternatieve leerprojecten). Voor Rebound komen alleen leerlingen in aanmerking die geen clusterindicatie hebben en die tijdelijk individueel en groepsgerichte begeleiding krijgen.
-38-
Voor leerlingen met problemen op school, die meer of andere hulp en begeleiding nodig hebben dan de school kan bieden, heeft het SWV eigen voorzieningen: • Advies en Consultatie Team (ACT) (zie paragraaf 3.3.1); • Bovenschoolse voorziening (zie paragraaf 3.3.2); • Reboundvoorziening (zie paragraaf 3.3.3). 3.3.1 Advies en Consultatie Team (ACT) Soms hebben jongeren problemen waardoor het op school niet goed met ze gaat. Angst, verdriet, machteloosheid of agressie komen dan tot uiting in hun gedrag op school. De school (met een eigen zorgteam en zorgcoördinator) onderzoekt wat de oorzaak is van de problemen en bespreekt met de ouders mogelijkheden en oplossingen. Als blijkt dat de school, ondanks ondersteuning vanuit schoolmaatschappelijk werk,44 GGD en Leerplicht, de benodigde ondersteuning niet kan bieden, neemt de school contact op met het ACT. De doelstelling van het ACT is om scholen te ondersteunen en te versterken bij hun streven om leerlingen zo lang mogelijk in het onderwijs te houden. Het gaat om leerlingen in de leeftijd van 12-18 jaar die gedrag laten zien waar de school door in handelingsverlegenheid raakt. Het ACT bekijkt dan welke hulp of ondersteuning de school of de leerling nodig heeft of waar de leerling het best op zijn plaats is. 3.3.2 Bovenschoolse voorziening (BSV)45 De voorzieningen van de projecten Herstart, Op de Rails, Rebound en YOP46 zijn sinds 2010 gebundeld in de Bovenschoolse Voorziening van SWV VO de Meierij, op één locatie in 's-Hertogenbosch. Hierdoor kan gebruik gemaakt worden van elkaars expertise. De voorziening wordt beheerd en geleid door SWV de Meierij. Het SWV leent de medewerkers in van de aangesloten scholen. De leerlingen blijven ingeschreven op de school van herkomst. De gelden komen van de scholen (bedrag per leerling) en het zorgbudget van het SWV en het REC, aangevuld met VSV-subsidie (voortijdig schoolverlaters-subsidie). Jaarlijks kunnen 50 tot 60 leerlingen een programma volgen. Er zijn vier groepen: 44
45
46
Het schoolmaatschappelijk werk (SMW) fungeert als schakel tussen onderwijs en jeugdhulpverlening. Het wordt gefinancierd door de gemeente of door de gemeente en schoolbesturen samen. Sommige samenwerkingsverbanden financieren het SMW (gedeeltelijk) vanuit de Impulsgelden van het ministerie van OCW. Informatiebronnen voor deze paragraaf: Lia van Grinsven, directeur van het samenwerkingsverband sinds 2004 (mail voor meer informatie naar
[email protected]) en de Informatiegids 2012/2013 Bovenschoolse Voorziening de Meierij (zie www.bsv-demeierij.nl). YOP (Young Professionals) is bedoeld voor leerlingen vanaf 15 jaar die dreigen voortijdig het onderwijs te verlaten. YOP motiveert leerlingen om vanuit hun persoonlijke talenten en interesses een nieuwe start te maken en een diploma te behalen.
-39-
-
-
een basisgroep (observatiegroep), minimaal 4 maximaal 12 weken; een kortverblijf groep (Rebound Kort), maximaal 3 maanden, waarna de leerlingen teruggaan naar de school van herkomst; een langverblijf groep (Rebound Lang), maximaal 12 maanden, als een soort time out van het onderwijs waarin zorg leidend is en waarin gewerkt wordt aan de voorwaarden om onderwijs te kunnen gaan volgen; voorbereidende MBO/AKA groep, 3 maanden tot 1,5 jaar (voorbereiding op het ROC, stages etc.).
Problemen op school zijn nogal eens het gevolg van problemen in het thuismilieu. Daarom worden bij de uitvoering hulpverleners en medewerkers van zorginstellingen betrokken. De bovenschoolse voorziening is er voor leerlingen die: - afkomstig zijn van een van de scholen die verbonden zijn aan het SWV VO de Meierij en daar ingeschreven staan (praktijkonderwijs, VMBO, HAVO, VWO of Gymnasium); - uitvallen nadat alle trajecten van zorg en begeleiding via de school of het ACT zijn doorlopen; - vanwege hun verzuim-, motivatie- of gedragsproblemen (tijdelijk) niet meer op school gehandhaafd kunnen worden; - toestemming hebben van de leerplichtambtenaar om deel te nemen aan de BSV; - bij gedragsproblemen bereid zijn om mee te werken aan gedragsverandering door middel van trainingen en zo nodig ambulante begeleiding in de thuissituatie; - een reëel perspectief hebben op terugkeer naar het voortgezet onderwijs of doorstroming naar het MBO; - bij onduidelijkheid over de aard en achtergrond van het probleemgedrag bereid zijn om mee te werken aan onderzoek; - 12 jaar of ouder zijn. Niet in aanmerking voor de BSV komen leerlingen met ernstige psychiatrische of verslavingsproblemen waardoor opname in een GGZ-instelling of elders nodig is. De doelstellingen van de BSV - Op schoolniveau ondersteunt de BSV scholen bij het voortzetten van het onderwijs aan gedragsmoeilijke leerlingen. Daarnaast beoogt de BSV scholen te ontlasten van gedragsmoeilijke leerlingen, daar waar een veilig schoolklimaat in het geding is en het arsenaal van leerlingenzorg is uitgeput.47
47
In het oosten van het land zijn er 'onderwijs-zorg-servicepunten'; varianten waarin zorg in scholen geboden wordt door ambulant begeleiders.
-40-
-
Op leerlingniveau wil de BSV de kans vergroten op een succesvolle terugkeer naar het onderwijs om vervolgens een diploma of startkwalificatie te behalen. Daarnaast wil de BSV de leerling helpen bij het werken aan een positief zelfbeeld en persoonlijk welzijn, door verandering in gedrag, versterking van de motivatie en vermindering van het verzuim te bewerkstelligen.
De BSV in de praktijk De aanmelding loopt altijd via het Advies en Consultatie Team (ACT). Het ACT overlegt eerst met de school of en hoe voortgang van het programma op school met extra ondersteuning of voorzieningen alsnog mogelijk gemaakt kan worden voor de leerling. Wordt tijdelijke opname in de BSV toch nodig geacht, dan zorgen de school en het ACT samen voor een compleet dossier. Na aanmelding bij de BSV vindt eerst een kennismakingsgesprek plaats. Daarbij zijn aanwezig de ouder(s), de leerling en de coördinator BSV, en - indien nodig - de mentor of de contactpersoon jeugdzorg. In dit eerste gesprek wordt informatie gegeven over de werkwijze van de BSV en wordt het programma van de startgroep besproken. Mocht tijdens de kennismaking blijken dat er belemmerende factoren zijn voor het functioneren op de BSV, dan gaat de coördinator daarover in overleg. Dan volgt een gesprek tussen de toekomstige vaste begeleider en de leerling; zij maken kennis en bespreken het rooster en de inhoud van het programma op de BSV. Elke leerling op de BSV heeft een eigen klas en een vaste mentor (begeleider). De mentor is verantwoordelijk voor de leerling en begeleidt hem of haar gedurende het gehele traject. De begeleider heeft intensief contact met de ouders, de school van herkomst en met alle instanties en organisaties waar ouders en leerling mee te maken hebben of krijgen. Het individuele programma van de leerling is afgestemd op zijn niveau en op de doelstelling van het verblijf op de BSV. Dit programma wordt het ontwikkelingsperspectief genoemd. Daarin staan concreet de leerdoelen beschreven. De leerlingen moeten wekelijks een planning maken en dagelijks de gestelde doelen evalueren. De leerlingen zijn verplicht een training te volgen (individueel of in een groep) die gericht is op gedragsverandering. Naast gedragstraining is er aandacht voor coaching en ondersteuning in de thuissituatie. Hiervoor wordt Oosterpoort ingeschakeld, een van de uitvoerende instellingen voor gespecialiseerde jeugdzorg in de regio de Meierij. Ouders, verzorgers en andere begeleiders worden intensief betrokken bij het leerproces. Zij moeten meewerken aan alle trajecten van hulp en zorg die noodzakelijk geacht worden voor een succesvolle terugkeer naar school, want dat is het uitgangspunt: terugkeer naar de school van herkomst na een tijdelijk verblijf op de BSV. -41-
De betreffende school blijft zelf verantwoordelijk voor de leerling, dus eventueel ook voor het vinden van een andere school. Samenwerking is essentieel voor een succesvol vervolg van de leerloopbaan. De verblijfsduur van de leerlingen op de BSV is variabel (van zes weken tot twaalf maanden), afhankelijk van de individuele leerlijn. De afspraken hierover staan beschreven in het ontwikkelingsperspectief. Als de leerlingen de BSV verlaten, zorgt de vaste begeleider voor nazorg. Trajecten in de BSV kunnen zowel voltijds als in deeltijd zijn. De groepsgrootte is maximaal twaalf leerlingen. Het aantal lesuren van de BSV komt overeen met het aantal reguliere uren in het VO. De BSV werkt intensief samen met onder meer: het ACT, Reclassering, Bureau Jeugdzorg, gespecialiseerde jeugdhulpverlening, Leerplicht, Novadic Kentron (netwerk voor verslavingszorg), Centra voor Jeugd en Gezin, Raad voor de Kinderbescherming, GGD en GGZ Jeugd (onder meer het project Pubers in de knel), politie en Go4it! Den Bosch (jongerencoaching). Het lesprogramma bestaat uit de volgende onderdelen: 1. onderwijs en leren; 2. training gericht op gedragsverandering; 3. sport, praktijk en creativiteit; aangevuld met ondersteuning in de thuissituatie. Alle leerlingen beginnen met een 'startprogramma' van maximaal zes weken. In deze fase komen de leerlingen vijf dagen per week naar de BSV en voeren zij opdrachten uit het startprogramma uit. De opdrachten staan in het teken van 'wie ben ik - wat wil ik - en wat zijn mijn capaciteiten en kwaliteiten'. In de eerste week beschrijven de leerlingen samen met hun begeleider wat het doel is na het startprogramma. Op basis van een competentielijst worden de leerlingen geobserveerd en getest op persoonlijke, organisatorische, sociale en cognitieve competenties. De competentiescorelijst wordt gebruikt om te bezien of het doel na het startprogramma haalbaar is of bijgesteld moet worden (zie bijlage 4). Na deze periode volgt een advies voor het vervolg, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van de leerling beschreven wordt. Wanneer blijkt dat de leerling beter in het speciaal onderwijs of in een ander traject past, vindt doorverwijzing plaats en eindigt het verblijf op de BSV. Het ACT zet dit traject in het samenwerkingsverband in gang.
-42-
Voor leerlingen die doorgaan op de BSV zijn de volgende leerlijnen beschikbaar: • Rebound: voor leerlingen met een perspectief op terugkeer naar regulier onderwijs (de school van herkomst of een andere school); • YOP MBO: voor leerlingen die geen VMBO-diploma kunnen behalen. Zij worden begeleid naar werk/stage en het ROC. Leerlingen stromen in het volgende schooljaar door naar het MBO; • AKA (Arbeidsmarkt Kwalificerend Assistent): voor leerlingen die een MBO-diploma op niveau 1 (AKA) kunnen behalen. Hiervoor wordt samengewerkt met ROC de Leijgraaf. Instroom in de AKA kan tot de herfstvakantie. • Time-out: voor leerlingen die door hun problematiek tijdelijk niet belast kunnen worden met onderwijs. Rust en het vasthouden van een dagritme staan voorop. Het programma is vooral zorggericht. Zodra de leerling weer onderwijs aankan, wordt bekeken welk vervolg passend is. Om de kans op succes voor de leerlingen zo groot mogelijk te maken, wordt intensief samengewerkt met de ouders. Gedurende het verblijf van de leerling op de BSV vinden regelmatig evaluaties plaats met de ouders en leerling. De afspraken en evaluaties worden in vaste verslagen vastgelegd. Nadat een en ander met de ouders en leerling is besproken, worden de verslagen aan de betrokken partijen gestuurd. Het betreft: - verslag van het startprogramma; - ontwikkelingsperspectief; - tussenevaluatie; - eindevaluatie; - verslagen van de gevolgde training(en). Iedere leerling op de BSV wordt aangemeld in het signaleringssysteem 'Zorg voor Jeugd', dat door alle gemeenten in Noord-Brabant wordt gebruikt. Dit systeem zorgt ervoor dat hulpverleners van elkaar weten wie nog meer contact heeft met een bepaald kind of gezin. Zo wordt voorkomen dat men langs elkaar heen werkt. Knelpunten - onvoldoende capaciteit in het VSO om een leerling op korte termijn te plaatsen; - scholen van herkomst die een leerling niet terug willen. Dit is een teken dat te lang is gewacht met het zoeken naar de juiste ondersteuning, waardoor de relatie tussen leerling/ouders en de school ernstig is verstoord. Succesfactoren - de kleine setting met docenten en begeleiders die uitgaan van de jongere en zijn of haar mogelijkheden en talenten; - jongeren krijgen weer vertrouwen in hun kunnen en een goed beeld van zichzelf.
-43-
Enkele voorbeelden van leerlingen die op de BSV hebben gezeten Joost zit op het VMBO maar is niet gemotiveerd. Er zijn incidenten op school (diefstal, vermeend wapenbezit) en school geeft aan handelingsverlegen te zijn. Zij kan de veiligheid van de andere kinderen niet meer garanderen. Moeder heeft een autoriteitsprobleem met Joost. Zij wil dat haar zoon naar een andere school gaat. Gezien de problematiek wordt een voorstel gedaan voor een begeleidingstraject. Joost wordt tijdelijk op de BSV geplaatst tot er meer duidelijkheid is over wat hij nodig heeft met betrekking tot het schoolse leren en de aanpak van zijn gedrag. Moeder krijgt ondersteuning in de thuissituatie. Ook Khaled is niet gemotiveerd en daardoor blijft hij zitten. Er zijn incidenten op school: boeken niet mee, niet willen werken, te veel aandacht vragen, geen gezag accepteren en brutaal gedrag. Hij zit tegen een schorsing aan. School geeft aan handelingsverlegen te zijn. Zij kan Khaled niet gemotiveerd krijgen en is bang dat hij aan het eind van het schooljaar weer blijft zitten. Khaled woont bij zijn (zwakbegaafde) moeder. Vader woont te ver weg om grip op Khaled te hebben. Na aanvankelijke weigering besluiten moeder en vader toch mee te werken aan plaatsing van Khaled op de BSV, zodat er meer duidelijkheid komt over welk onderwijs voor Khaled geschikt is en wat hij nodig heeft aan begeleiding. 3.3.3 Rebound op twee VO-scholen van SWV VO de Meierij Voor een aantal risicojongeren geldt dat het niet wenselijk of doenlijk is dat zij naar de BSV in 's-Hertogenbosch fietsen. Voor leerlingenvervoer vanuit de gemeente komt vaak geen toestemming. Daarom heeft SWV VO de Meierij twee VO-scholen buiten Den Bosch48 met een interne reboundvoorziening. Deze rebound maakt onderdeel uit van de zorgstructuur van de VO-school en biedt tijdelijk plaats aan leerlingen voor wie het ondersteuningsaanbod in de eigen klas niet toereikend is. De voorzieningen ontvangen een structurele financiële ondersteuning van het SWV. De leerlingen keren na een tijdelijk verblijf in de rebound meestal terug naar het onderwijs op de eigen school. De scholen vinden het een grote meerwaarde om over een eigen reboundvoorziening te beschikken, omdat de leerling niet uit de school geplaatst hoeft te worden naar elders, waar hij of zij geen vrienden heeft. Bovendien kan vaak sneller terugkeer naar de reguliere setting worden gerealiseerd. Voor de docenten die vastgelopen zijn met een leerling, kan zichtbaar gemaakt worden onder welke omstandigheden of door welke aanpak het wel lukt. De leerling hoeft minder gezichtsverlies te lijden, en blijft op de school waar hij staat ingeschreven.
48
Het Elde College in Schijndel en het Cambium College in Zaltbommel.
-44-
Uit het evaluatieverslag 2011/2012 van Rebound SG Cambium49 'Nog steeds is een van de grootste problemen dat de problematiek bij een leerling vaak zo complex is dat we nooit in staat zijn om dit alleen binnen school op te lossen. We hebben dit jaar dan ook veelvuldig gebruik gemaakt van externe organisaties. Dit jaar zijn er wel meer leerlingen aangemeld met psychische problemen. Er was een vrij grote groep met motivatie/gedragsproblemen. De gemiddelde tijd van het verblijf bij rebound is in vergelijking met het vorige schooljaar flink afgenomen: 3,5 tegenover 5,6 maanden. Een aantal leerlingen kan niet teruggeplaatst worden op school doordat hun problematiek te complex is. Dit zijn leerlingen die naar het VSO toe moeten of die intern geplaatst moeten worden in een instelling. Het schoolmaatschappelijk werk is vaak ingezet voor ouders, leerlingen en contacten met externe hulpverleners. Deze inzet biedt de mogelijkheid voor een totaalaanpak van de problematiek. Enkele aanbevelingen: - Onderzoeken of er een patroon te vinden is in de basisschooladviezen en de leerlingen die later afstromen. - Vroeg signaleren en leerlingen sneller bij het zorgteam brengen en daardoor mogelijk een snellere verwijzing naar rebound. - Sneller een onderzoek laten doen bij signalering van problemen.' Uit het evaluatieverslag 2011/2012 van Rebound Elde College 'In totaal verbleven er in het afgelopen jaar tien leerlingen in de rebound, met uiteenlopende problematiek: - ernstige externaliserende problemen zoals grensoverschrijdend gedrag, brutaal gedrag, moeite met gezag, veel conflicten en risicogedrag zoals experimenteren met drugs, alcohol en medicijnen; - moeite met het reguleren van emoties, prikkels en gevoelens. Er is een geweldige investering gedaan om schooluitval en voortijdig schoolverlaten te voorkomen en leerlingen een tweede kans te geven op een terugkeer naar de setting waar ze vandaan komen. Dit jaar is gebruik gemaakt van een portfolio. Dit portfolio heeft er mede voor gezorgd dat leerlingen meer zicht krijgen op hun ontwikkelingen en meer betrokken worden bij het proces. O.i. draagt dit bij aan de positieve resultaten van de rebound Schijndel.'
49
De teksten uit de evaluatieverslagen zijn enigszins bewerkt en ingekort.
-45-
3.4
Voorzieningen van de OG Heldringstichting50
De Ottho Gerhard Heldringstichting is een particulier behandelcentrum voor observatie, verzorging, opvoeding, behandeling en begeleiding van jongeren met ernstige en gecompliceerde gedragsproblemen. De stichting zorgt voor een passend behandelaanbod, dat alle terreinen van het leven kan omvatten: wonen, leren, werken, vrije tijd en het omgaan met andere mensen. De OG Heldringstichting is een JeugdzorgPlus-instelling en valt als gesloten instelling51 onder de Wet op de jeugdzorg. De OG Heldringstichting werkt nauw samen met de Stichting Ambulatorium Ottho Gerhard Heldring. Het Ambulatorium is een onafhankelijk bureau voor diagnostiek en behandeling van jongeren van 6 tot 18 jaar en hun ouders. Het bureau is gespecialiseerd in de behandeling van complexe gedragsproblemen bij deze jeugdigen en hun gezinnen. Het biedt hiervoor een breed scala aan producten en diensten aan (onder meer behandeling, training, nazorg en onderzoek). In de analyse van het probleem wordt aandacht besteed aan factoren bij de jeugdige die van invloed zijn op de ontstane problematiek. Daarnaast wordt samen met de ouders bezien hoe zij een zo optimaal mogelijk opvoedingsklimaat voor de jongere kunnen realiseren en zo nodig worden zij ondersteund in het tot stand brengen daarvan. Het behandelaanbod van het Ambulatorium en de OG Heldringstichting bestaat uit een scala aan interventies. Belangrijke instrumenten zijn: - de gedragsinterventie 'Aan de slag', een Work-Wise interventie ontwikkeld door Stichting 180; - het leerwerkbedrijf OG Heldring, dat in samenwerking met VSO De Brouwerij is opgezet. De gedragsinterventie 'Aan de slag' en het leerwerkbedrijf lopen vaak parallel: jongeren nemen vanuit 'Aan de slag' deel aan het leerwerkbedrijf en jongeren participeren vanuit het leerwerkbedrijf in de gedragsinterventie. Het uiteindelijke doel is dat alle jongeren vanuit het leerwerkbedrijf deelnemen aan de gedragsinterventie om de kans op een succesvolle terugkeer naar de maatschappij te vergroten. Gezien de complexiteit van de problematiek wordt de behandeling breed ingezet. In overleg met de jongere en de ouders wordt een combinatie van behandelprogramma's samengesteld, gericht op het oplossen of verminderen van de problematiek.
50
51
Meer informatie over de voorzieningen is verkrijgbaar bij Manon van Kampen, projectmanager Stichting Ottho Gerhard Heldring- www.ogheldring.nl -
[email protected]. 'Gesloten' houdt in dat jeugdigen gedwongen kunnen worden opgenomen en dat - voor hun eigen veiligheid en die van de maatschappij - de gebouwen zo nodig afgesloten kunnen worden; de vrijheid van de jongere kan worden beperkt.
-46-
3.4.1 'Aan de slag' (Work-Wise) van de OG Heldringstichting In het verleden is gebleken dat het behandelaanbod bij een aantal jongeren onvoldoende aansloeg; zij redden het niet en kwamen weer terug in de instelling. Hieruit werden lessen getrokken. Knelpunten bleken vooral het teveel aan hulpverleners, niet gecoördineerde interventies en te weinig samenwerking tussen bijvoorbeeld justitiële instanties, zorgorganisaties, onderwijs en het bedrijfsleven. Een enkelvoudig behandelaanbod, uitsluitend gericht op de jeugdige, bleek niet te helpen. Er is een integrale, brede en intensieve behandeling en benadering nodig. De gedragsinterventie 'Aan de slag' vindt zijn oorsprong in Work-Wise, een methodiek van Stichting 180.52 De OG Heldringstichting werkt al jaren met Work-Wise. Het traject wordt aangeboden door alle Justitiële Jeugdinrichtingen en een aantal JeugdzorgPlus-instellingen in Nederland. Het heeft tot doel jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 23 jaar, die tijdelijk (langer dan drie weken) geplaatst zijn in een jeugdinrichting, op weg te helpen naar een passende school, baan of beroepsopleiding. De duur van een traject kan variëren van twee maanden tot twee jaar. Het Work-Wise traject bestrijkt drie leefgebieden: arbeid en scholing; wonen; sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding. Het accent ligt op arbeid en scholing en beide andere leefgebieden zijn daaraan ondersteunend. De individuele trajectbegeleiding is de belangrijkste succesfactor van een Work-Wisetraject. De OG Heldringstichting is in juni 2011 begonnen met de gedragsinterventie 'Aan de slag', gebaseerd op de principes van Work-Wise.53 Gedragsinterventie 'Aan de slag' Dit programma is specifiek ontwikkeld voor risicojongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar. Het zorgt ervoor dat deze jongeren een beroepsopleiding kiezen en blijven volgen, stage lopen en een baan krijgen én behouden. 'Aan de slag' is (inmiddels) een programma dat onder dwang en drang aangeboden kan worden in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel. De kracht van 'Aan de slag' is het maatwerk: iedere jongere krijgt een programma met een combinatie van intensieve persoonlijke begeleiding, aangevuld met specifieke interventies, gericht op werkrelatie, netwerkvorming en sociale vaardigheden. De intensieve begeleiding wordt verzorgd door gecertificeerde individueel trajectbegeleiders (ITB'ers) die zijn opgeleid via Work-Wise. ITB'ers zijn in dienst bij de OG Heldringstichting.
52
53
Stichting 180 ontwikkelt en verspreidt gedragsinterventies en ontwikkelprogramma’s voor kwetsbare jongeren en risicojongeren. Zie http://180.nl/ en www.workwise.nl. Men verzorgt ook de opleidingen 'individueel trajectbegeleider voor jongeren met een straf of maatregel' en 'programmabegeleider 'Aan de Slag'.' De pilot werd (tijdelijk) gefinancierd met middelen uit het actieplan jeugdwerkloosheid.
-47-
Iedere jongere die deelneemt aan de gedragsinterventie krijgt een ITB'er toegewezen die hem of haar van de eerste tot de laatste dag ondersteunt, coacht en begeleidt, in samenspraak met de opleidingsbegeleiding en/of werkgever. De ITB'er houdt het proces in de gaten, heeft oog voor (de uitbreiding van) het netwerk van de jongere en onderhoudt de contacten met de betrokkenen, zoals de school, mentor, werkgever (bij stage), BJZ en leerplichtambtenaren. ITB'ers moeten kennis hebben van wet- en regelgeving en van voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs en werk. (Er wordt in de uitvoering zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande voorzieningen voor jongeren.) Er is veel contact met de gemeente waarin de jongere woont. Iedere ITB'er begeleidt zes of zeven jongeren. Binnen de risicogroep van jongeren tussen 12 en 23 jaar richt 'Aan de slag' zich specifiek op:54 - jongeren die op strafrechtelijke titel zijn geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting en geïndiceerd zijn met een recidiverisico; - jongeren geplaatst in een JeugdzorgPlus-instelling (mits inhoudelijk geïndiceerd op het gebied van arbeid en scholing); - jongeren met meervoudige problematiek; - jongeren met relatief 'lichte' meervoudige problematiek uit jeugdzorg, pleegzorg, vanuit scholen, hulpverlening, etc. Risicojongeren hebben gemeen dat ze het moeilijk vinden om een stabiele en prosociale positie in de maatschappij in te nemen, die zowel henzelf als hun omgeving veiligheid biedt. Zij hebben problemen op school of kunnen geen werk vinden. Hun ernstige gedragsproblematiek uit zich vaak in agressie en overlastgevend gedrag. Ze lopen weg van huis (ondermijning van ouderlijk gezag), hebben slechte vrienden en komen regelmatig in aanraking met politie en justitie. Met 'Aan de slag' wordt geprobeerd een basis te leggen voor stabiliteit, sociaal gedrag en veiligheid. Om het gedrag van deze jongeren te veranderen is een combinatie nodig van verschillende interventies, waarbij de doelstelling is het dagelijks leven van de jongere zo snel mogelijk te herstellen. Van belang is dat de interventie zich richt op diverse levensdomeinen: scholing/arbeid, maar ook het oudersysteem/netwerk en de vrijetijdsbesteding van de jongere. Het accent in de interventies en de intensiteit van de behandeling hangt af van de hulpvraag van de jongere.
54
Niet toegelaten worden jongeren die vanwege ernstige psychische, psychiatrische of lichamelijke redenen niet geschikt zijn voor toeleiding naar school of werk, die geen Nederlandse verblijfsvergunning hebben, die verslaafd zijn en onvoldoende grip hebben op deze verslaving, of jongeren die zeer gewelddadig gedrag vertonen en/of op korte termijn een straf moeten uitzitten (detentie, voorlopige hechtenis).
-48-
De nadruk ligt op de motivatie van de jongere en de betrokkenheid van de hulpverlener, nabij en onvoorwaardelijk. Het programma duurt ca. negen maanden, met een follow-upfase van eveneens negen maanden. De begeleidingsintensiteit is afhankelijk van de begeleidingsnoodzaak en de problematiek (maatwerk). De gedragsinterventie 'Aan de slag' kent een basis-, een plus- en een lichte variant, afhankelijk van de zwaarte van de problematiek: 1. Basistraject: Dit traject duurt negen maanden (exclusief follow-up) en richt zich alleen op school of werk. Vaak zal de ITB'er hierbij ook aandacht besteden aan de (persoonsgebonden) factoren b t/m e (zie onderstaand kader). Immers, een negatief zelfbeeld, irrationele en negatieve gedachten, gebrek aan empathie en gewetensontwikkeling, slecht omgaan met stress en frustratie, impulsiviteit en riskant gedrag zijn problemen die op school en op de werkvloer aandacht vragen. Aan deze problemen werkt de ITB'er dus alleen als zij verband houden met school of werk en niet ernstig zijn. Criteria voor de basisvariant zijn: - een lage score op de normtabellen van de vragenlijst Taken en Vaardigheden van Adolescenten (TVA) op een of beide TVA-domeinen school en toekomst dan wel werk en toekomst;55 - cognitieve vertekeningen (denkfouten) hebben, blijkend uit een totaalscore op de Hoe Ik Denk (HID)-vragenlijst van 2.77 of hoger bij een score lager dan 4.00 voor afwijkende antwoorden.56 2. Plustraject: Dit traject duurt eveneens negen maanden (exclusief follow-up) en richt zich naast arbeid en scholing ook op andere problemen (f t/m n, zie onderstaand kader), alleen als zij verband houden met school of werk en niet ernstig zijn. Bij ernstige problematiek wordt een ketenpartner ingeschakeld.
55
56
TVA is een vragenlijst waarmee beoordeeld kan worden in welke mate een jongere bepaalde vaardigheden en taken al onder de knie heeft en bij welke versterking nodig is. Zie voor meer informatie bijvoorbeeld: www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Taken-en-Vaardigheden-vanAdolescenten-(TVA-en-TVA). De HID is een vragenlijst die denkfouten bij adolescenten kan opsporen die samenhangen met externaliserend gedrag. HID wordt bijvoorbeeld gebruikt om de effecten te meten van cognitief gedragsmatige programma's die als doel hebben antisociaal gedrag te verminderen door denkfouten te herstellen. Zie voor meer informatie bijvoorbeeld: www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/DatabankInstrumenten-en-Richtlijnen/Hoe-ik-denk-(HID).
-49-
Criteria voor de plusvariant zijn: - naast de eerder genoemde scores (zie onder basistraject) voor TVA en HID, tevens een lage score op een of meer van de volgende schalen in de TVA: zelfredzaamheid op woongebied; zorg voor eigen gezondheid; zorg voor hygiëne en uiterlijk; alcoholgebruik; drugsgebruik; omgaan met geld; omgaan met volwassenen, sportiviteit, activiteiten met anderen; en/of de TVA-domeinen omgaan met leeftijdgenoten en seksualiteit en relaties. - de jongere moet gemotiveerd zijn voor de interventie, en dat moet blijken uit een door de jongere getekende samenwerkingsovereenkomst. 3. Een lichte variant. Het verschil tussen de drie opties is het totaal aantal uren intensieve begeleiding (80 uur bij licht, 110 uur bij basis en 150 uur bij plus) en de duur van het programma (de lichte variant heeft een duur van zes maanden). Probleemgebieden Ontwikkelingstaak: a. school en werk, met als problemen gebrekkige binding, gebrek aan interesse en te lage prestaties. Persoonsgebonden risicofactoren - stress en pathologie: b. negatief zelfbeeld, irrationele en negatieve gedachten; c. gebrek aan empathie en gewetensontwikkeling; d. slecht omgaan met stress en frustratie; e. impulsiviteit, riskant gedrag; f. problemen met middelengebruik; g. problemen met geld; h. problemen met huisvesting en wonen; i. problemen in omgang met vrienden/leeftijdgenoten (negatieve interactiecirkels); j. problemen in omgang met volwassenen, gezin en familie (negatieve interactiecirkels); k. problemen met het zorgen voor gezondheid en uiterlijk; l. problemen met de invulling van vrije tijd; m. problematiek behorend bij licht verstandelijk gehandicapten (LVG-problematiek); n. psychiatrische problematiek. Afhankelijk van de scores op de criteria en van de specifieke situatie van de jongere (need assessment) kan het traject drie richtingen volgen. Deze sluiten aan bij de leeftijd van de jongere: behoud school (12-15 jarigen); behoud combinatie werk en school (15-18 jarigen); behoud werk (vanaf 18 jaar).
-50-
Jongeren die participeren in de gedragsinterventie 'Aan de slag' kunnen zo nodig deelnemen aan de modules (behandelingen) die het Ambulatorium hun en hun ouders aanbiedt:57 - individuele gesprekstherapie; - medicamenteuze therapie; - Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR); - emotieregulatietherapie (ERT); - agressieregulatietherapie (ART); - sociale vaardigheidstraining (SOVA); - ouderbegeleiding; - systeemtherapie; - multisysteemtherapie. 'Aan de slag' is onderverdeeld in vier 'slagen' (zie voor een beschrijving bijlage 2): 1. diagnose en opstellen van persoonlijk werkprogramma; 2. intensief; 3. afrondingsfase; 4. follow-up. Voorwaarden voor deelname aan het programma zijn dat er een intensieve samenwerking is tussen scholen, leerplichtambtenaren, (eventueel BJZ), werkgevers, ouders en de individueel trajectbegeleider; dat er een gezamenlijk gedragen doelstelling en intentie is; dat er sprake is van gezamenlijke inspanning en menskracht en dat de jongere gemotiveerd is en centraal staat. Stichting 180 en Werkscholen58 gaan samenwerken om te voorkomen dat jongeren in een uitkering belanden. Financiering Zoals al eerder vermeld kon de pilot in 2011 (tijdelijk) bekostigd worden uit middelen vanuit het actieplan jeugdwerkloosheid. Financiering via het ministerie van Justitie is mogelijk in het kader van een GBM: een gedragsbeïnvloedende maatregel. Deze maatregel kan worden opgelegd aan jongeren die een delict gepleegd hebben. In de praktijk wordt een GBM weinig uitgesproken.
57 58
Financiering kan meestal via de zorgverzekeraar geregeld worden. De Werkschool is bedoeld voor jongeren tussen 16 en 21 jaar die als leerling staan ingeschreven bij het praktijkonderwijs of het VSO; zij kunnen via praktijkervaring en zorgvuldige begeleiding aan de slag in een betaalde baan. Het gaat om banen waarvoor in de praktijk aangeleerde (gecertificeerde) taken meer tellen dan een diploma. Zie www.werkscholen.nl.
-51-
Op dit moment vindt financiering voor de jongeren van OG Heldring mede plaats vanuit het ESF (Europees Sociaal Fonds). Onderzocht wordt of scholen, Rebound, Herstart en (via de samenwerking) Werkscholen kunnen en willen bijdragen. Het programma kan ingekocht worden door scholen, gemeenten of het UWV. De kosten van het werkprogramma variëren per traject: het basistraject kost € 8.800,-, de plusvariant € 12.000,- en de lichte variant € 6.400,-.59 Knelpunten De wet- en regelgeving en andere factoren vormen onder meer op de volgende onderdelen een barrière bij de uitvoering van het programma 'Aan de slag': • het financieringsstelsel van onderwijs is gebaseerd op de teldatum: plaatsing gedurende het jaar (na 1 oktober) betekent geen financiering voor de scholen; • dit financieringsstelsel zegt ook dat het geld de leerling moet volgen, maar in de praktijk gebeurt dat niet; • financiering is een groot probleem. De jongere valt onder drie domeinen: justitie, zorg en onderwijs, maar voor de bekostiging verwijst men naar elkaar. (Gemeenten zouden in de toekomst de opdrachtgever moeten zijn en de financiering voor hun rekening moeten nemen.); • deelname aan de gedragsinterventie is meestal vrijwillig. Soms werkt het echter beter als er lichte dwang bij zit; • de uitstroom vanuit JeugdzorgPlus naar een woonvorm is een groot knelpunt gezien de wachtlijsten. Hierdoor is het ook moeilijk deze jongeren in te schrijven op een school. Jongeren zonder vaste woon- of verblijfplaats, die nergens zijn ingeschreven (ook niet op een school) worden vaak niet opgevangen. Resultaten De gedragsinterventie 'Aan de slag' kan worden beschouwd als een 'outreachende aanpak'.60 De werkzame factoren zijn opgebouwd uit de elementen: • een duidelijke interventie met controle op de uitvoering (doelgericht en praktisch); • een intensieve aanpak onder één regie; • afgestemd op de motivatie, behoeften en mogelijkheden van de jongere; • gericht op opleiding of werk; • met waar nodig mogelijkheden tot inzet van aanvullende expertise en/of behandeling; • begeleid door getraind en ervaren personeel op een zware doelgroep, met een intensieve begeleiding (2 tot 4 keer per week).
59 60
Tarieven bij het samenstellen van deze uitgave (medio 2013). Outreachend werken gaat over het (on)gevraagd contact leggen met mensen over wie zorg bestaat.
-52-
De kracht van 'Aan de slag' is de combinatie van maatwerk en intensieve persoonlijke begeleiding voor iedere jongere, aangevuld met specifieke interventies. De brede aanpak (vaardigheidstrainingen, wonen, sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding) heeft invloed op het behoud van een opleiding of baan. Het programma is bij uitstek een ketenprogramma: alle relevante partijen rondom de jongere worden steeds bij alle onderdelen van het programma betrokken. In 2011 is gestart met 30 jongeren in het kader van het actieplan jeugdwerkloosheid; een aantal van hen zit nu in de laatste fase. Buiten het actieplan om zijn eind 2011, begin 2012 nog eens 9 jeugdigen 'Aan de slag' gegaan. Deelname van een volgende groep (10 jongeren) is in voorbereiding. Van de 39 jongeren die in de periode 2011/2013 deelnamen, zijn er 3 voortijdig gestopt door contactverlies, het niet bereiken van het doel en ongemotiveerdheid voor contact. Op het moment van het samenstellen van deze werkwijzer zijn de overige trajecten nog niet helemaal afgerond. Er zijn dus nog geen follow-up gegevens beschikbaar die resultaten laten zien op langere termijn. De trajecten verlopen op dit moment positief. In bijlage 3 staat een geanonimiseerde casus van een deelnemer aan het programma 'Aan de slag'. 3.4.2 Leerwerkbedrijf OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij Het leerwerkbedrijf61 is opgezet om jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar te leren werken of werkend te laten leren. Het doel is om jongeren die een grote afstand tot de arbeidsmarkt en/of scholing hebben, binnen afzienbare tijd door of uit te laten stromen naar een (betaalde) baan of een (vervolg)opleiding. Er is bewust gekozen voor de combinatie leren, werken, begeleiding en zorg. Het leerwerkbedrijf is een erkend leerbedrijf op het gebied van bouw en techniek tot en met niveau 2, en is gevestigd op de Lingeboerderij van de OG Heldringstichting. Individueel of in groepsverband wordt gewerkt aan leerdoelstellingen. Deze kunnen per jongere verschillen, want ze zijn afhankelijk van het doel waarmee de jongere in het leerbedrijf komt. Als het doel is om te leren werken, richt het leerproces zich op het wennen aan het arbeidsproces en het vergroten van de sociale en emotionele vaardigheden. Jongeren die komen om werkend te leren krijgen ondersteuning in praktische en sociale vaardigheden en kunnen eventueel certificaten of een diploma halen bij een onderwijsinstelling. Hiertoe wordt samengewerkt met VSO De Brouwerij. In de toekomst is ook samenwerking voorzien met andere onderwijsinstellingen (ROC MBO/VMBO). Zo mogelijk kan een deelnemer dan een gedeelte van de opleiding op een school volgen.
61
Bij het uitkomen van deze werkwijzer is het leerwerkbedrijf nog in ontwikkeling.
-53-
Doelgroep Het project richt zich op jongeren met psychiatrische en/of gedragsproblemen die de aansluiting met opleiding en/of scholing - en daarmee vaak ook met de maatschappij - zijn kwijtgeraakt. Bij deze risicojongeren is de kans aanwezig dat zij overlastgevend, hinderlijk of crimineel gedrag gaan vertonen. Er zijn twee interne doelgroepen van de OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij: - jongeren die wel kunnen leren en voor wie een opleidingsaanbod bestaat, maar die ongemotiveerd zijn; - jongeren die wel gemotiveerd zijn, maar die vanwege een lopende behandeling nog geen stage kunnen lopen bij een extern bedrijf. Er zijn ook externe doelgroepen: - potentiële drop-outs van ROC’s/VO/VMBO, jongeren die dreigen uit te vallen uit het regulier beroepsonderwijs door bijvoorbeeld gedragsproblemen of spijbelen, en die tijdelijk een andere werkomgeving nodig hebben om weer op de rit te worden gezet. Zij blijven ingeschreven staan bij het ROC en worden daar theoretisch begeleid. Bij het leerwerkbedrijf kunnen zij verder werken aan hun opleiding op het gebied van praktische vaardigheden, zodat zij perspectief krijgen. - jonge werklozen die met behoud van uitkering een werkervaringsplek nodig hebben; - jongeren van 16 en 17 jaar die geen scholing of opleiding volgen, minder dan 16 uur per week werken en die voldoen aan de kwalificatieplicht, of aan wie een vrijstelling van die kwalificatieplicht is verleend. Ook zij kunnen een leerwerkaanbod van de OG Heldringstichting/VSO De Brouwerij krijgen. Voor allen geldt dat het belangrijk is dat zij in het leerwerkbedrijf naast theoretische kennis ook praktijkervaring opdoen. De overheid wil jongeren stimuleren hun school af te maken, werken en leren te combineren of een baan te aanvaarden. Mensen met een bijstandsuitkering of met een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking kunnen echter vaak moeilijk werk krijgen. Om deze mensen vooruit te helpen werkt het kabinet-Rutte-Asscher aan een nieuwe wet: de Participatiewet.62 Deze moet de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong vervangen. Zo is een Wajong-uitkering straks alleen nog mogelijk voor mensen die helemaal niet meer kunnen werken ('volledig en duurzaam arbeidsongeschikt'). Wie nog wel kan werken, valt dan onder de Participatiewet.
62
De inhoud van de Participatiewet wordt de komende tijd verder uitgewerkt. Zie voor de meest recente informatie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/participatiewet-bevordert-reintegratie.
-54-
Financiering De deelnemers van het leerwerkbedrijf hebben een cluster 4-indicatie en zijn ingeschreven bij VSO De Brouwerij.63 Verder worden de volgende mogelijkheden onderzocht: • financiering in het kader van arbeidsintegratie. UWV biedt mogelijkheden als het gaat om erkende jobcoachorganisaties (de erkenningscriteria worden op dit moment aangepast); • bijdragen van een regionaal UWV-kantoor (zoals in Arnhem); • subsidie via het Europees Sociaal Fonds (de jongeren van de OG Heldringstichting komen hier mogelijk wel voor in aanmerking, de externe jongeren onder de huidige regelgeving niet. Het is raadzaam bij een nieuwe aanvraag te onderzoeken of de criteria van het ESF gewijzigd zijn); • plaatsing bij een leerwerkbedrijf vanuit samenwerkingsverbanden onderwijs. De samenwerkingsverbanden hebben hier gelden voor: vanuit Herstart € 5.000,- of vanuit Rebound € 8.000,-. Dit is voor jongeren zonder cluster 4-indicatie; • Regionaal Meldpunt Coördinatiegelden (voor voortijdig schoolverlaters); • gebruikelijke gelden van OCW voor een VSO. De bekostiging voor een jongere met een cluster 4-indicatie bedraagt € 15.000,-.64 • gelden uit het regionaal zorgbudget; • AWBZ-gelden. Hiervoor moeten afspraken met een zorgverzekeraar gemaakt worden; • jeugdzorggelden; • gemeentelijke subsidies; • afdrachtvermindering onderwijs;65 • loonkostensubsidie/gesubsidieerde arbeid; • tegemoetkoming onkosten werkgever voor het aanbieden van scholing/werkervaring. Relatie werkprogramma 'Aan de slag' en het Leerwerkbedrijf De leerlingen op het leerwerkbedrijf worden begeleid door een ITB'er en kunnen een aanbod krijgen van het 'Aan de slag' programma. Op deze manier is de samenwerking tussen de ITB'er (ambulant begeleider) en de werkmeester (de begeleider op de werkvloer) gegarandeerd en is er voldoende aansluiting om het traject verder in te zetten. Resultaten Sinds het ontstaan van het leerwerkbedrijf zijn er 48 deelnemers geweest, met een gemiddelde verblijfsduur van 2,5 maanden en een gemiddeld aantal dagen van 4 per week. De meeste deelnemers zijn doorgestroomd naar een werkplek (bijvoorbeeld als tegelzetter, stratenmaker, metselaar, loodgieter) of naar een gerelateerde opleiding (autotechniek of bouw). Een aantal jongeren is van opleiding veranderd (naar bijvoorbeeld horeca).
63 64 65
De financieringsmogelijkheden van leerwerkbedrijven kunnen regionaal verschillen. Bedragen ten tijde van het samenstellen van deze werkwijzer. Er zijn acht categorieën werknemers en leerlingen voor wie een school onder bepaalde voorwaarden afdrachtvermindering onderwijs kan toepassen. Zie www.Belastingdienst.nl onder afdrachtvermindering onderwijs.
-55-
4.
LANDELIJKE INITIATIEVEN - EEN INVENTARISATIE DOOR OC'S
4.1
Inleiding
Het vinden van een schoolplaats voor moeilijk plaatsbare leerlingen is vaak een moeizame zoektocht, maar de laatste tijd lijken scholen en andere betrokkenen zich te realiseren dat er iets voor deze groep jongeren gedaan moet worden. De situatie is nog niet optimaal, maar er zijn wel steeds meer initiatieven en ontwikkelingen die erop gericht zijn deze zorgleerlingen weer perspectief op onderwijs te bieden. Aan de onderwijsconsulenten is gevraagd welke voorzieningen zij in hun regio op dit gebied kennen. Uit deze inventarisatie is het overzicht in dit hoofdstuk samengesteld. Uitdrukkelijk wordt hierbij vermeld dat het een momentopname betreft en dat het overzicht zeker niet pretendeert volledig te zijn. De bedoeling van deze inventarisatie is samenwerkingsverbanden, scholen, instellingen, ouders en collega-onderwijsconsulenten te informeren over mogelijke voorzieningen voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Het is ook een doelstelling om hiermee anderen op het spoor te zetten van oplossingen: wie eenzelfde soort aanpak wil opzetten, kan overwegen contact met een bestaande voorziening op te nemen om kennis en expertise uit te wisselen. Waarom zou iedereen steeds zelf opnieuw het wiel uitvinden? In paragraaf 4.2 worden kort de landelijke voorzieningen genoemd die sinds 2004 bestaan. De invulling van deze voorzieningen kan variëren, afhankelijk van het samenwerkingsverband of het Regionaal Expertisecentrum. Het is de vraag of deze landelijke opvangvoorzieningen onder Passend onderwijs in stand gehouden worden. Samenwerkingsverbanden krijgen straks het budget dat nu voor deze voorzieningen wordt uitgetrokken, maar zij mogen zelf bepalen of de voorzieningen blijven bestaan. SWV VO de Meierij heeft al wel besloten dat de voorzieningen, in een andere vorm, blijven (zie 3.3). Paragraaf 4.3 geeft een landelijk overzicht van andere gespecialiseerde voorzieningen voor deze doelgroep, per regio. Het is, zoals gezegd, een momentopname. Dat betekent dat projecten afgesloten kunnen zijn, maar ook dat er nieuwe initiatieven gestart kunnen zijn. In ieder geval is in sommige regio's te zien dat partijen onderkennen dat voor bepaalde doelgroepen leerlingen extra inspanningen nodig zijn. Dat leidt soms tot convenanten tussen bijvoorbeeld scholen voor praktijkonderwijs, VSO-scholen en partners zoals UWV, gemeenten, zorginstellingen, werkgevers en re-integratiebedrijven.
4.2
Rebound, Herstart, Op de Rails e.a.
Het probleem van leerlingen die uit het onderwijs uitvallen krijgt al jarenlang aandacht. Het ministerie van OCW heeft verschillende projecten geïnitieerd om leerlingen die moeilijk te handhaven zijn op school of in een klas, of die moeilijk plaatsbaar zijn, weer naar een vorm van onderwijs te leiden. Al langer bestaande projecten en initiatieven zijn de volgende. -56-
Rebound Rebound richt zich op jongeren in het voortgezet onderwijs. Het zijn door samenwerkingsverbanden VO/VSO ingerichte opvangvoorzieningen voor gedragsmoeilijke leerlingen. Meestal gaat het om leerlingen die de veiligheid op school in gevaar brengen. Rebound biedt tijdelijk opvang van deze leerlingen met als doel de school van herkomst te ontlasten. Zie voor meer informatie het samenwerkingsverband in de regio, of bijvoorbeeld www.nji.nl/eCache/DEF/47/727.html. Herstart In 2004 begon het project Herstart, met als doel thuiszitters weer naar het onderwijs te brengen. De doelgroep zijn leerlingen: - die leerplichtig zijn (in de leeftijd van 5 tot 18 jaar); - die meer dan vier weken thuiszitten zonder uitzicht op een schoolplaatsing; - die bekend zijn bij een leerplichtambtenaar; - die geen clusterindicatie hebben of in een indicatietraject zitten. Herstart is erop gericht de leerlingen weer te leren naar school te gaan. Dat kan regulier of speciaal onderwijs zijn. De uitvoering van Herstart ligt bij de REC's (Regionale expertisecentra). Zie voor meer informatie www.portaal-hs-odr.nl/herstartcontent. Op de Rails Het project Op de Rails is in 2005 gestart en wordt - net als Herstart - uitgevoerd door de REC's. De doelgroep is vergelijkbaar met die van Rebound, maar bij Op de Rails worden ook leerplichtige kinderen opgevangen uit het basisonderwijs (vanaf 10 jaar). Het betreft leerlingen die door hun gedragsproblemen de veiligheid op hun school in gevaar brengen. Ze hebben geen indicatie voor speciaal onderwijs en zitten ook niet in een indicatietraject. De leerlingen worden op een cluster 4-school geplaatst en volgen een programma van maximaal een jaar met als doel terugleiding naar het regulier onderwijs, of eventueel plaatsing in het speciaal onderwijs. Zie voor meer informatie www.portaal-hs-odr.nl/op-derails. Bij de invoering van Passend onderwijs in augustus 2014 is het een beleidskeuze van de samenwerkingsverbanden of zij deze projecten willen handhaven. De budgetten die op dit moment vastgesteld zijn voor deze voorzieningen worden in het nieuwe stelsel Passend onderwijs toegekend aan de samenwerkingsverbanden. Hiermee kunnen geïntegreerde onderwijs/zorgarrangementen worden gefinancierd. Een van de thema's van Passend onderwijs is het inrichten van een orthopedagogischdidactisch centrum (OPDC), waar ook de bovengenoemde projecten onder kunnen vallen.
-57-
Orthopedagogisch-didactisch centrum (OPDC)66 De taakstelling van het OPDC onder Passend onderwijs moet breder gezien worden dan de huidige taakstelling. Er gaan ook andere kaders gelden. De doelstelling is dat leerlingen die tijdelijk geen onderwijs kunnen volgen op een reguliere school niet tussen wal en schip vallen. Op een OPDC worden leerlingen met een passend onderwijsaanbod voorbereid op de terugkeer in het regulier voortgezet onderwijs of het MBO. Leerlingen blijven ingeschreven op de reguliere school en tellen daar mee voor de opbrengsten van de school. De reguliere school stelt een ontwikkelingsperspectief op waarin de ondersteuningsvraag is geformuleerd, het doel van de plaatsing, de verwachte verblijfsduur, etc. Het OPDC wordt (is) een onderdeel van een samenwerkingsverband met een dekkend onderwijsaanbod. De inrichting van een OPDC wordt opgenomen in het ondersteuningsplan, met een beschrijving van de leerlingen die in aanmerking komen voor plaatsing. De bekostiging kan komen uit het budget van het samenwerkingsverband, de scholen of via subsidies (van bijvoorbeeld gemeenten). Observatieplaatsingen In het speciaal basisonderwijs: Observatieplaatsen in het SBAO zijn bedoeld voor leerlingen bij wie het welbevinden ernstig onder druk staat, terwijl de handelingsverlegenheid van de school groot is en nog niet helemaal duidelijk is welk schooltype het best tegemoet kan komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling. Observatieplaatsing in het SBAO kan alleen op advies van het zorgteam. Tijdens de observatieplaatsing van maximaal dertien weken wordt bekeken of SBAO het meest geschikt is voor de leerling. De leerling blijft gedurende de observatieplaatsing ingeschreven op de eigen school. In het speciaal onderwijs: Soms komt het voor dat de CvI niet tot een beslissing kan komen. Alle vereiste gegevens uit onderzoeken en onderwijs zijn in het dossier aanwezig, maar ze leiden niet tot een doorslaggevend beeld over de toelaatbaarheid. In zo’n geval kan de CvI besluiten tot een observatieplaatsing op een school in het REC. De leerling is dan voor enkele maanden (tot maximaal een jaar) gastleerling op die school. De school verzamelt in die periode voor de CvI behandelgegevens. De CvI voegt deze gegevens toe aan het dossier en neemt daarop een besluit over de toelaatbaarheid. Tijdens de observatieperiode blijft de leerling ingeschreven op zijn 'eigen' school. Observatieplaatsing is alleen mogelijk op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs in het REC. Observatieplaatsing in de ambulante begeleiding is niet mogelijk. Een besluit tot observatieplaatsing is een officieel besluit. Ouders kunnen ertegen in bezwaar gaan.
66
Zie http://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2012/12/Brochure-Een-passendonderwijsprogramma-voor-alle-leerlingen-in-het-voortgezet-onderwijs.pdf.
-58-
Symbioseonderwijs Leerlingen die staan ingeschreven in het VSO, kunnen een deel van het onderwijs op een reguliere school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs volgen (symbiose). In dit kader wordt ook gesproken van integratieklassen. In dat geval maken regulier en speciaal onderwijs afspraken over het programma en de bekostiging; zij leggen deze vast in een symbioseovereenkomst. Voorwaarde is dat een leerling minimaal 3 uur per week (180 minuten) les krijgt in het regulier onderwijs voor ten minste twee aaneengesloten jaren. Omdat er geen maximum aantal uren is vastgesteld, hanteert de onderwijsinspectie als richtlijn een verhouding 60-40 (60% van de onderwijstijd mag in het regulier onderwijs plaatsvinden).
4.3
Overzicht van voorzieningen per regio
De voorzieningen zijn ingedeeld naar de volgende typen: 1 = onderwijs is leidend 2 = een combinatie van onderwijs en zorg/behandeling 3 = zorg is leidend 4.3.1
Regio Noord (Groningen Friesland, Drenthe)
LVG+-voorzieningen www.recnon3.nl/projecten/132/lvg+.html Voor: leerlingen cluster 3/cluster 4 Waar: Assen, Emmen, Groningen, Veendam Type: 1 Leerlingen met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen vragen om expertise van zowel cluster 3 als cluster 4. Om deze groep een goed onderwijsaanbod te kunnen doen, sloegen REC Noordoost Nederland (REC3) en REC Noord-Nederland cluster 4 (RENN4) de handen ineen. Zij ontwikkelden in de periode 2006-2009 onder de naam LVG+ een op deze leerlingen afgestemd onderwijs/zorgaanbod, met inbreng van specifieke expertise uit beide clusters. Er was niet alleen aandacht voor de behoeften van de LVG+leerlingen zelf, maar ook voor die van de betrokken medewerkers. Door deskundigheidsbevordering van leerkrachten en onderwijsassistenten en uitwisseling van expertise tussen de clusters werd gezamenlijk een aanbod voor de doelgroep ontwikkeld. Op vier onderwijslocaties (VSO) draait nu een LVG+-groep: W.A. van Lieflandschool in Assen en in Groningen, Thriantaschool in Emmen en Margaretha Hardenbergschool in Veendam.
-59-
Project Navigator www.meedrenthe.nl/leren--werken/navigator Voor: jongeren met een beperking Waar: Assen Type: 2 Project Navigator (jongeren aan het werk) is een initiatief van MEE Drenthe. In samenwerking met gemeenten, UWV, scholen en het bedrijfsleven wordt met dit project beoogd zoveel mogelijk jongeren met een beperking in de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar aan het werk en uit de Wajong te helpen. Voor jongeren die van de praktijkschool of het speciaal onderwijs komen, is de overgang van school naar werk niet altijd gemakkelijk. Zij kunnen baat hebben bij iemand die hen de weg wijst, een soort TomTom, ofwel 'navigator'. De navigator is niet de zoveelste hulpverlener, maar is een verbindende schakel tussen andere hulpverleners. De navigatoren zijn gestart op drie scholen in Assen. De Rijksuniversiteit Groningen gaat het project onderzoeken en beschrijven, waardoor deze aanpak ook in andere regio's gestart kan worden. Portalis Onderwijs & Arbeidstoeleiding www.hetpoortje.nu/portalis Voor: jongeren van Het Poortje Jeugdinrichtingen Waar: Groningen, Veenhuizen, Kortehemmen Type: 2 Portalis is een bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs, cluster 4. De school hoort bij Het Poortje Jeugdinrichtingen, een instelling met als specialisme intensieve gedwongen begeleiding en behandeling van jongens en meisjes tot en met 23 jaar. De leerlingen van Portalis komen van andere onder Het Poortje vallende instellingen: Wilster Intensieve Jeugdzorg in Groningen, een JeugdzorgPlus-instelling voor intensieve, gesloten en besloten behandeling van civielrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot 18 jaar; Juvaid Justitiële Jeugdinrichting (JJI) in Veenhuizen, een inrichting voor kort en lang verblijf van strafrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot en met 23 jaar; Behandelcentrum Woodbrookers in Kortehemmen bij Drachten, een besloten en half open behandelvoorziening voor jongeren (12 tot 18 jaar) in Friesland met meervoudige gedragsof psychiatrische problematiek. Portalis biedt onderwijs, arbeidstoeleiding en vrijetijdsbesteding aan alle jongeren die geplaatst zijn in Het Poortje Jeugdinrichtingen. Het onderwijs is individueel gericht, waardoor alle leerlingen les krijgen op hun eigen niveau en in hun eigen tempo. De jongeren die gesloten zijn geplaatst krijgen bij uitstroming voor de periode van 1 jaar een cluster 4indicatie. Hierdoor is extra begeleiding (rugzak) in het regulier onderwijs mogelijk, of een plaatsing in het VSO.
-60-
Traject Thuiszitters Voortgezet Onderwijs Noord (TTVO) www.horizonbegeleiding.nl Voor: thuiszitters vanaf 12 jaar Waar: Groningen, Friesland, Drenthe Type: 2 Het TTVO richt zich op jongeren van 12 tot en met 23 jaar die thuiszitten omdat ze niet in staat zijn (regulier) onderwijs te volgen. Sprengen College in Wapenveld, IVIO@School uit Lelystad en Horizon Begeleiding in Assen hebben de handen ineen geslagen om deze groep jongeren in Groningen, Friesland en Drenthe terug te leiden naar onderwijs. Het traject is gericht op de individuele leerondersteuning op VMBO-TL-, HAVO- of VWO-niveau en omvat een geïntegreerde aanpak van begeleiding, dagbesteding, training en onderwijs. De jongeren werken individueel of in kleine groepen in hun eigen tempo. Het doel is de deelnemers te begeleiden naar een zo normaal mogelijk functioneren in de maatschappij. Keerpunt, voorziening vanuit Renn4 www.renn4.nl/?page_id=3471 Voor: thuiszitters uit cluster 4 Waar: Groningen, Friesland, Drenthe Type: 2 Keerpunt is een project van het Regionaal Expertisecentrum Noord-Nederland (RENN4), gestart in september 2012. Het is bedoeld voor leerlingen met een cluster-4 indicatie die niet meer op de clusterschool gehandhaafd kunnen worden en die meer dan vier weken thuiszitten. Deze leerlingen in de leeftijd van 8 tot 18 jaar zijn vastgelopen in het onderwijs, maar zijn wel leerplichtig. Samen met de leerling, ouders, de regisseur en andere betrokkenen wordt een onderwijs/zorgarrangement samengesteld om de thuiszitter weer perspectief op onderwijs te bieden. De uitvoering en de coördinatie zijn per provincie in handen van een regisseur. Verder is er in elke provincie een leerkracht beschikbaar die naast het geven van een beperkt aantal uren onderwijs, de leerling helpt om weer terug te keren naar een cluster 4-school. Aanmelding van thuiszitters gebeurt via de website. Tjallingahiem - Centrum voor Scholing en Training www.tjallingahiem.nl Voor: (LVG)-jongeren met gedragsproblematiek Waar: Leeuwarden Type: 3 Tjallingahiem is een expertise- en behandelcentrum dat gespecialiseerde jeugdzorg biedt aan kinderen, jongeren en jongvolwassenen met (ernstige) beperkingen in de sociale redzaamheid. Een onderdeel van Tjallingahiem is het Centrum voor Scholing en Training (CST). Het programma van het CST is gericht op het voorbereiden op het (opnieuw) deelnemen aan een vorm van onderwijs of het aanleren van vaardigheden die jongeren nodig hebben om door te kunnen stromen naar werk. De jongeren krijgen training in de praktische en sociale vaardigheden en worden ondersteund door een werkbegeleider, een trajectbegeleider en een gedragswetenschapper. Zie ook www.tjallingahiem.nl/informatie/hulpvormen/centrum-voor-scholing-en-training.
-61-
BaanPlus/Vanboeijen www.baanplus.nl/project-sociale-activering-bij-vanboeijen Voor: jongeren met een licht verstandelijke beperking Waar: Drenthe Type: 3 BaanPlus verzorgt laagdrempelige maatwerktrajecten gericht op arbeidstoeleiding, werkhervatting, werkbehoud en loopbaanontwikkeling. De organisatie vindt zijn oorsprong in de zorg, en is daardoor bekend met de belemmeringen die vooral mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen ondervinden. De trajecten kenmerken zich door intensieve begeleiding, uitgaande van de eigen kracht van de deelnemer. Vanboeijen biedt zorg en begeleiding aan mensen met een verstandelijke handicap in de regio Drenthe. In samenwerking met het UWV en BaanPlus is het project 'sociale activering' gestart. Het project is bedoeld voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en (gedrags)problemen in de regio Drenthe. Deze doelgroep valt vaak tussen wal en schip. Met dit project willen de samenwerkingspartners de maatschappelijke participatiekansen voor deze doelgroep vergroten. Zodra jongeren beschikken over de basisvoorwaarden om te kunnen starten met re-integratie krijgen ze een jobcoach van BaanPlus die hen naar een stage en werkplek begeleidt. Zie ook www.baanplus.nl. Zorg Werkplaats Auto & Techniek (ZWAT) www.zwat.nl/zorgwerkplaats.php Voor: mensen met een beperking of handicap Waar: Drachten Type: 3 Zorg Werkplaats Auto & Techniek biedt dagbesteding aan (technische) mensen met een beperking of handicap (vergelijk: dagbesteding op een zorgboerderij). De cliënten worden persoonlijk begeleid bij diverse werkzaamheden, zodat zij kunnen ontdekken wat het beste bij hen past. Eventueel kan een leertraject worden aangeboden, passend bij het niveau van de cliënt.
-62-
4.3.2
Regio Oost (Overijssel, Gelderland)
Het Kristal www.kristalapeldoorn.nl Voor: ZML-leerlingen cluster 3 Waar: Apeldoorn Type: 1 Voor leerlingen die zijn vastgelopen in cluster 3 (ZML) en die zijn aangewezen op zorg (dagbesteding) zijn in de regio oost - met ondersteuning van Onderwijsconsulenten+ enkele voorzieningen tot stand gekomen. Eén daarvan is het Kristal (zie ook De Meander en ZoZijn). Kristal is de naam van een gebouw in Apeldoorn waarin woningen, onderwijslocaties en zorgvoorzieningen zijn geïntegreerd. Het is een initiatief van kinderdagcentrum de Doggersbank, revalidatiecentrum ViaReva en SG Mariëndael (school voor leerlingen met een lichamelijke en/of meervoudige beperking). In het Kristal kan een compleet aanbod van zorg, onderwijs en behandeling geboden worden aan meervoudig gehandicapte (MG) kinderen. Doelstelling is alle MG-kinderen in de leerplichtige leeftijd naar school te laten gaan. Nu wordt nog voor een groot aantal van deze kinderen vermindering van de onderwijstijd toegekend. De grote uitdaging is om voor deze doelgroep een compleet, afgestemd pakket te bieden van onderwijs, zorg, behandeling en revalidatie, geheel op maat van iedere leerling. In eerste instantie betreft het kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Op termijn zal de voorziening ook gericht worden op jongeren in de leeftijdscategorie 13 tot 20 jaar. Zie ook de blauwdruk Het Kristal op www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/blauwdrukken.dot. Structuurgroep www.vaart-oosterbeek.nl Voor: MG/ZML-leerlingen cluster 3 (cluster 4) Waar: Oosterbeek Type: 1 Op de locatie van De Vaart is in samenwerking met Lichtenbeek een zorgklas gestart voor kinderen met een cluster 3-indicatie (MG, ZML), die gezien hun complexe gedragsproblemen behoefte hebben aan een krachtig cluster 4 pedagogisch klimaat. Ook kinderen met een cluster 4-indicatie die zeer moeilijk lerend zijn komen voor deze zorgklas in aanmerking. Een integrale benadering op het grensvlak van cluster 3 en 4 is voor deze leerlingen met een (zeer) lage intelligentie en (zeer) complexe gedragsproblemen noodzaak. Door op één locatie de zwaarste expertise vanuit beide clusters aan te bieden, kan de juiste vorm van onderwijs en zorg gegeven worden. De schoolomgeving wordt gekenmerkt door veel structuur en duidelijkheid.
-63-
Arrangement Ingroeien SO ZML www.christoffelschool-didam.nl Voor: kinderen van 3 tot 7 jaar kenmerkend met ZML/MG Waar: Didam Type: 1 In Didam is gestart met een groep jonge kinderen (3 tot 7 jaar) die in aanmerking komen voor speciaal onderwijs, zeer moeilijk lerend. Deze kinderen worden in het onderwijs geplaatst vanuit een kinderdagcentrum. Dit is het resultaat van samenwerking tussen de Christoffelschool en zorginstelling Zozijn. De opzet is om deze zorgintensieve kinderen te begeleiden naar ZML-/MG-onderwijs. Een aantal kinderen zal tijdelijk ondersteund moeten worden met specifieke arrangementen om uiteindelijk geheel of gedeeltelijk in het onderwijs te integreren. De Meander www.meander-speciaal.nl Voor: ZML-leerlingen cluster 3 Waar: Enschede (Losser) Type: 2 De Meander is een voorziening die is opgezet door Onderwijscentrum Het Roessingh, ZMLK-school de Huifkar en de Twentse Zorgcentra, met ondersteuning van Onderwijsconsulenten+. Het gaat om cluster 3-leerlingen die een-op-een begeleiding nodig hebben. Scholen zijn vaak niet in staat deze kinderen een adequaat lesaanbod aan te bieden met een op hun problematiek toegeruste vorm van individuele begeleiding. Daar komt bij dat de leerlingen door hun gedragsproblematiek niet voltijds onderwijs kunnen volgen; deeltijdonderwijs is echter niet mogelijk, omdat zij vaak afhankelijk zijn van leerlingenvervoer op vastgestelde tijden. De Meander komt wel tegemoet aan de voorwaarden die deze leerlingen met een complexe hulpvraag nodig hebben. Voor ieder kind wordt een individueel lesrooster opgesteld en wordt de omgeving zo ingericht dat gesproken kan worden van onderwijs op maat in het zorgcentrum. Sommige leerlingen zullen op termijn weer gebruik kunnen maken van het speciaal onderwijs, al dan niet in deeltijd. Andere kinderen worden ondersteund in de voorbereiding op een zinvolle dagbesteding na de schooltijd. Zie ook werkwijzer 4, Vijf OC+-projecten langs de meetlat, hoofdstuk 4, op www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/werkwijzers.dot.
-64-
Op jouw manier www.deonderwijsspecialisten.nl Voor: MG/ZML-leerlingen cluster 3 en cluster 4 Waar: Arnhem Type: 2 Op jouw manier is een samenwerkingsverband van De Driestroom, Revalidatie Medisch Centrum Groot Klimmendaal, Lichtenbeek (De Onderwijsspecialisten) en Siza in Arnhem. Het doel is om ernstig meervoudig beperkte (EMB) kinderen een geïntegreerd en passend aanbod van onderwijs, revalidatie en zorg aan te bieden dat het hele jaar door beschikbaar is. Op jouw manier richt zich op kinderen van 4 tot 12 jaar met ernstige tot zeer ernstige meervoudige beperkingen of chronisch zieke kinderen. (Op termijn wordt de voorziening uitgebreid voor de doelgroep 12 tot 20 jaar.) Al deze kinderen hebben een zware zorgvraag. Zij zitten op een kinderdagcentrum of in een onderwijs/zorggroep van het speciaal onderwijs. Zij maken gebruik van een veelheid aan typen zorg, onderwijs en revalidatie. Met het project Op jouw manier is een geïntegreerd en passend aanbod van onderwijs, revalidatie en zorg voor de doelgroep gerealiseerd, dat 365 dagen per jaar beschikbaar is, 24 uur per dag. Uitgaande van de kindspecifieke hulpvraag wordt aan ieder kind een passende, integrale leer- en ontwikkelomgeving geboden, met aandacht voor de ouders van deze kinderen en het gezin waarin zij leven. Zie ook de blauwdruk Op jouw manier op www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/blauwdrukken.dot. Arrangement bij De Wegwijzer www.wegwijzer-ede.nl Voor: ZML-leerlingen cluster 3 Waar: Ede Type: 2 SO De Wegwijzer in Ede begeleidt een groep jonge ZML-kinderen (vanaf ca. 8 jaar) vanuit een zorginstelling stapsgewijs naar een basisgroep op de school. (Bij jeugdigen uit de doelgroep die thuis wonen worden de mogelijkheden voor toeleiding naar het onderwijs afgestemd met de ambulante begeleiding van 's Heeren Loo.) De leerlingen uit de doelgroep zijn op het moment dat ze starten nog niet in staat om volledig deel te nemen aan het gebruikelijke aanbod in de school. Na een ingroeitraject kunnen zij dat naar verwachting wel. Onderwijs en (jeugd)zorg werken samen om een passend aanbod te ontwikkelen. De kinderen hebben behoefte aan een veilige klas en omgeving. Doel van het arrangement is de leerlingen via een zorgvuldige opbouw van de onderwijstijd uiteindelijk volledig te laten participeren in een reguliere groep in het speciaal onderwijs.
-65-
De Horizon: dagbehandeling en onderwijs www.lindenhout.nl/jongeren Voor: kinderen en jongeren van 12 tot 23 jaar met een indicatie van Bureau Jeugdzorg en soms een cluster 4-indicatie Waar: Gelderland en Overijssel Type: 2 Lindenhout is een grote instelling voor Jeugd en Opvoedhulp in Gelderland en Overijssel. Binnen deze instelling verzorgt De Horizon dagbehandeling en onderwijs aan kinderen en jongeren van 12 tot en met 23 jaar. Zij zijn voortijdig schoolverlaters of dreigen dat te worden. De jongeren beschikken in aanleg over normale ontwikkelingsmogelijkheden. Er kan sprake zijn van sociaal-emotionele problematiek die gepaard gaat met (dreigende) stoornissen in de ontwikkeling. De Horizon biedt in samenwerking met onderwijs, jeugdhulpverlening en gemeenten daghulp aan deze jongeren aan, om tot een beter toekomstperspectief te komen. De hulp wordt in eerste instantie voor 12 weken ingezet, tot een maximum van 40 weken. De gemiddelde verblijfsduur is zeven maanden bij gemiddeld vier dagen per week. De Grote Brander, Leerboerderij http://www.lsg-rentray.nl/upload/files/schoolgids_de_grote_brander_2012-2013_totaal.pdf Voor: jongeren van 14 tot 18 jaar met gedrags- en ontwikkelingsproblemen Waar: Okkenbroek, gemeente Deventer Type: 2 Leerboerderij de Grote Brander is een initiatief van Pactum Jeugd en Opvoedhulp, LSGRentray Onderwijs, Hogeschool Windesheim en Stichting IJssellandschap. Het is een bijzondere leerplek voor jongeren die gebaat zijn bij een rustige locatie, waar ze praktisch in de buitenlucht aan de slag kunnen. Pactum en Rentray bekijken samen welke jongeren in aanmerking komen voor een leertraject op de Grote Brander. De geplaatste jongeren volgen een dagactiviteitenprogramma, gericht op persoonlijke leerdoelen. Onderwijs (op grond van een cluster 4-indicatie) is een vast onderdeel van alle programma’s. Het doel is de jongeren uiteindelijk weer te laten deelnemen aan het reguliere onderwijs. Het onderwijs op de Grote Brander richt zich in eerste instantie op de vakken groen en techniek, maar wordt mogelijk uitgebreid met vakken zoals: dieren, voeding en tuinen, en facilitair en horeca. Voor plaatsing op de Grote Brander is een indicatie nodig van Bureau Jeugdzorg. Pactum geeft ook ondersteuning aan de gezinnen van de jongeren.
-66-
Trajectbureau Boer & Maat www.boer-en-maat.nl Voor: leerlingen uit het PO en VO die vastlopen in het onderwijssysteem en die tijdelijk 'iets anders dan het reguliere onderwijs nodig hebben' om te kunnen leren Waar: Regio Enschede (en landelijk) Type: 2 Trajectbureau Boer & Maat traint, ondersteunt en begeleidt leerboerderijen in heel Nederland om hun bedrijf als alternatieve leerplek in te bedden in de zorgstructuur van het onderwijs. Voorts plaatst en begeleidt Boer & Maat individuele leerlingen op deze leerboerderijen in opdracht van scholen en samenwerkingsverbanden. Scholen maken daarbij gebruik van het netwerk van alternatieve leerplekken voor hun 'Buiten Gewone' leerlingen. Tevens worden de randvoorwaarden georganiseerd die nodig zijn om deze leerplekken een structurele plaats te geven binnen het onderwijsaanbod van het samenwerkingsverband. Het streven is om de alternatieve leerplek een onderdeel te laten zijn van de zorgstructuur van het bestaande onderwijs. De school is eindverantwoordelijk voor het leertraject van de leerling. Zij organiseert het traject, regelt de financiering en zorgt voor de communicatie met en afstemming tussen de betrokkenen. Het leertraject wordt in het handelingsplan van de leerling opgenomen en moet goed bevonden worden door de ouders. De leerdoelen van de leerling worden vertaald naar de werkzaamheden op het bedrijf. Inzet is de leerling weer terug te laten keren naar een vorm van onderwijs. De leertrajecten zijn tijdelijk en bevatten leerdoelen die op de persoonlijke ontwikkeling van de jongere en op zijn toekomst gericht zijn. In een veilige en uitdagende omgeving waarmee de leerling zich kan verbinden, kan aansluiting gemaakt worden met het gezonde in de leerling, waardoor ontwikkeling mogelijk is. Oudere leerlingen kunnen niet alleen bij de boerderijen, maar ook bij andere bedrijven in de groene sector geplaatst worden. Men noemt dit BPV plekken (Beroeps Praktijk Vorming) of een beschermde stageplek. Er wordt geen ontheffing van de inschrijvingsplicht aangevraagd, omdat de leerling een alternatief leertraject volgt vanuit school.
-67-
Het dagelijks bestaan www.hetdagelijksbestaan.nl Voor: jongeren van 17 tot 24 jaar die het even niet meer weten maar wel vooruit willen Waar: Zutphen Type: 2 Het Dagelijks Bestaan is een kleinschalige leer- en ervaringsplaats op een spannende plek, een voormalig oud garagebedrijf vlakbij de IJssel in Zutphen. Het is bedoeld voor jonge mensen die op een belangrijk kruispunt in hun leven staan, of die zijn vastgelopen in het onderwijs of in hun werksituatie. Het Dagelijks Bestaan werkt op het snijvlak van onderwijs, re-integratie, zorg en hulpverlening. Het denken buiten de bestaande kaders heeft een vernieuwend initiatief opgeleverd. Jongeren worden hier uitgedaagd om hun ondernemende en creatieve vermogens te ontwikkelen. Zodoende ontdekken ze wie ze zijn en wat ze willen. Er wordt toegewerkt naar een gegronde keuze voor een juiste vervolgopleiding of werk. Stichting Het Dagelijks Bestaan is in 2012 gestart met De Sprong, een project dat deel uitmaakt van het driejarige programma 'Kansen voor Jongeren' van het Oranjefonds. De Sprong is een zes weken durend, intensief persoonlijk ontwikkelingsprogramma, waarin jongeren van 17 tot 24 jaar in een veilige omgeving worden begeleid en ondersteund, zodat ze in beweging komen en de draad van hun leven weer te pakken krijgen. De jongeren worden na afronding van de trainingsweken nog minimaal 10 maanden begeleid door de coach. Na een succesvol eerste Sprongtraject ging medio mei 2013 de tweede groep jongeren van start. Zozijn www.zozijn.nl Voor: ZML-leerlingen cluster 3 Waar: Wilp Type: 3 Zozijn is een kindercentrum waar zorg leidend is en waar onderwijs - indien mogelijk wordt toegevoegd. De voorziening is opgezet door Zozijn en de Daniël de Brouwerschool (ZML, cluster 3) voor leerlingen in de leeftijd van 4 tot 21 jaar met een verstandelijke beperking en tevens moeilijk hanteerbaar gedrag. Zozijn is bedoeld voor kinderen en jongeren die er nog niet aan toe zijn om voltijds naar school te gaan, deels vanwege een ernstige, meervoudige beperking (EMB) en deels vanwege complexe gedragsproblematiek. Al deze kinderen hebben een zeer intensieve begeleiding nodig (een-op-een begeleiding), waardoor ze geen onderwijs kunnen volgen in een ZML/MG-klas. Sommige kinderen zullen mogelijk op termijn gebruik kunnen maken van het speciaal onderwijs, al dan niet in deeltijd. Andere kinderen kunnen zich niet zelfstandig handhaven in een klas in het speciaal onderwijs en blijven aangewezen op de ontwikkelingsgerichte dagbesteding van Zozijn. Zie ook de blauwdruk Zozijn op www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/blauwdrukken.dot
-68-
4.3.3
Regio Midden (Utrecht, Flevoland)
Productief Leren www.productiefleren.nl Voor: uitvallers uit VMBO en MBO Waar: Gooi en Vechtstreek Type: 1 Om de uitval van jongeren uit HAVO, VMBO en MBO tegen te gaan hebben VO- en MBOscholen in de Gooi en Vechtstreek samen met het Regionaal Bureau Leerlingzaken dit project opgezet. De doelgroep bestaat uit jongeren die niet meer in het traditionele onderwijs terecht kunnen of die zich daar niet meer thuisvoelen. De aanpak is gebaseerd op succesvolle ervaringen in andere landen en gaat uit van het principe dat de jongere leert van de ervaringen die hij of zij in praktijksituaties opdoet. De jongere kiest deze praktijksituaties zelf; vervolgens wordt met de hulp van docenten, schoolbegeleider en praktijkbegeleiders een individueel lesprogramma opgesteld, afgestemd op de doelen die de jongere wil bereiken. Stichting Stoute Schoenen www.stouteschoenen.nl Voor: autistische jongeren en jongeren met een aan autisme verwante stoornis in alle leeftijdscategorieën. Waar: Bilthoven/Nieuwegein Type: 3 Stoute Schoenen biedt vervangend onderwijs aan jongeren aan die (nog) geen (speciaal) onderwijs kunnen volgen of die nog niet leerplichtig zijn. Het vervangend onderwijs wordt op twee niveaus aangeboden: de startklas en de basisklas. In de startklas wennen kinderen aan het bij elkaar zijn in een kleine groep. Zij doen werkjes die voorbereiden op de stap naar onderwijs. De kinderen kunnen doorstromen naar de basisklas waar zij voorbereid worden op het regulier of speciaal onderwijs. De basisklas is geschikt voor kinderen met een ontheffing van de inschrijvingsplicht. Zij krijgen in de basisklas in kleine groepjes les op maat. De focus ligt op het ontwikkelen van sociaal-emotionele vaardigheden en weer 'leerbaar' worden. Het doel van de basisklas is om kinderen, wanneer zij daar aan toe zijn, in te laten stromen in het regulier of speciaal onderwijs. Er is plaats voor ongeveer 15 jongeren.
-69-
Het P.l.e.i.n der mogelijkheden http://hpdm.nl Voor: kinderen en jongeren van 5 tot en met 18 jaar met autisme of een ontwikkelingsstoornis Waar: Amersfoort Type: 3 Het P.l.e.i.n der mogelijkheden is een zorginstelling. De visie komt tot uitdrukking in de letters: P. participeren in de samenleving L. leeromgeving E. eigen keuzes maken I. individuele begeleiding N. netwerken Het P.l.e.i.n der mogelijkheden biedt verschillende vormen van zorg, waaronder het onderwijsplein, begeleidingsplein, woonplein, puberplein en sportplein. Kenmerkend voor het P.l.e.i.n der mogelijkheden is dat het kind centraal staat, waarbij met een open blik gekeken wordt naar de mogelijkheden van het kind. Het P.l.e.i.n ontvangt gelden van het SWV ('REC-gelden'). Timon Focus
www.timon.nl/hulpaanbod/utrecht/focus-dagbehandeling-en-training
Voor: jongeren van 15 tot 25 jaar die ernstig vastlopen in onderwijs of werk Waar: Odijk Type: 3 Timon Focus in Odijk biedt dagbehandeling, trainingen, verslavingszorg en therapie aan jongeren die ernstig zijn vastgelopen. Naast de hulpverlening van Timon op locatie is hulp in de thuissituatie mogelijk. In gesprekken met de jongere en eventueel zijn of haar ouders of voogd wordt onderzocht wat het probleem is en hoe het aangepakt kan worden. Er wordt ondersteuning geboden bij de terugkeer naar een geschikte opleiding of bij het vinden van passend werk. Vervolgens wordt begeleiding aangeboden om de gevonden opleiding of baan vast te houden. De missie van Timon is jongeren, (jong)volwassenen en ouders te helpen bij problemen met opvoeden en opgroeien op de weg naar zelfstandigheid en volwassenheid. Timon Odijk is onderdeel van een brede organisatie voor jeugdzorg en (jong)volwassenenzorg, met name werkzaam in de provincie Utrecht en de stadsregio's Rotterdam en Amsterdam. Daarnaast heeft Timon begeleid-wonen-voorzieningen in de vorm van woongroepen op diverse plaatsen in het land. Timon werkt in de regio Utrecht onder meer nauw samen met regionale opleidingscentra en met cluster 4-scholen. De meeste jongeren die bij Timon Focus een traject volgen hebben een jeugdzorg- of AWBZ-indicatie. Dit betekent dat het begeleidingstraject wordt gesubsidieerd.
-70-
4.3.4
Regio West (Noord-Holland, Zuid-Holland)
Transferium www.swvadam.nl/transferium Voor: volledig leerplichtige leerlingen van 12 tot en met 15 jaar die van school zijn gestuurd omdat ze niet meer te handhaven zijn, of die zelfs helemaal geen schoolplaats hebben (bijvoorbeeld na detentie) Waar: Amsterdam. Hier zijn 5 Transferia verdeeld over de stad Type: 1 Het Transferium is een voorziening van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs in Amsterdam. Het SWV VO is de opdrachtgever, en Altra is de uitvoerende organisatie. In een Transferium krijgen de leerlingen in een groep van maximaal veertien leerlingen dagelijks onderwijs. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het gedrag en de persoonlijke omstandigheden van de leerling, omdat daarin in de meeste gevallen de oorzaak van de problemen ligt. Leerlingen blijven maximaal een half jaar op een Transferium. In principe keren ze daarna terug naar het onderwijs. Het OnderwijsSchakelLoket (OSL) www.swvadam.nl/onderwijsschakelloket Voor: leerplichtige, maar moeilijk plaatsbare leerlingen Waar: Amsterdam Type: 1 Het Onderwijsschakelloket (OSL) is een bovenschools loket ten behoeve van het voortgezet onderwijs in Amsterdam. Het doel van het OSL is om meer leerlingen in het onderwijs te houden en de toeleiding van moeilijk plaatsbare jongeren naar specifieke vormen van onderwijs, zorg en arbeid beter te regelen. De scholen en ketenpartners (leerplicht, jeugdzorg en justitie) kunnen leerlingen aanmelden die uitgevallen zijn of dreigen uit te vallen. Bureau Arbeidsparticipatie (BAP) www.bap.despinaker.nl Voor: jongeren met ernstige gedragsproblematiek Waar: Heerhugowaard Type: 1 De Spinaker in Alkmaar, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, richtte in 2008 een centraal bureau op om leerlingen die uitvallen voor te bereiden op maatschappelijk functioneren en duurzaam werk. Dit Bureau Arbeidsparticipatie (BAP) is sinds 2011 een zelfstandige nevenvestiging van De Spinaker. Niet de onderwijsorganisatie is bepalend voor het onderwijsprogramma, maar de kernkwaliteiten van de leerling, zegt het BAP. Deze aanpak blijkt succesvol te zijn bij de toeleiding naar arbeid, en biedt ook mogelijkheden voor (jongere) leerlingen met ernstige gedragsproblematiek. Voor deze laatste doelgroep worden onderwijs/zorgtrajecten georganiseerd, met een duidelijke en eenduidige aansturing en begeleiding. Elke leerling op het BAP heeft één docent en één transitiecoach, soms verenigd in dezelfde persoon. Het BAP is loketoverstijgend regievoerder voor iedere leerling. De uitstroomprofielen zijn: vervolgonderwijs, arbeid, dagbesteding of een mengvorm hiervan.
-71-
Big Picture - One Kid at a Time www.bigpicturenederland.nl Voor: leerlingen met behoefte aan kleinschalig, geïndividualiseerd onderwijs Waar: o.m. Papendrecht, Middelharnis (maar ook in Fl., Gld. en N-Br.) Type: 1 Big Picture is een van oorsprong Amerikaans concept en wordt in Nederland al op enkele VO-scholen voor VMBO, HAVO en VWO toegepast. De kracht van deze methode is de sterk geïndividualiseerde en kleinschalige vorm van onderwijs. Daardoor is de leeromgeving veiliger, verzuimen leerlingen minder, zijn er minder uitvallers en is er een betere doorstroming naar vervolgonderwijs. Bij Big Picture worden verbindingen gelegd tussen de persoonlijke interesse van de leerling, de maatschappij en het onderwijs-leerproces. Het talent en de passie van de leerling sturen het leerproces. Het concept is zowel voor moeilijk lerende als voor hoogbegaafde leerlingen bruikbaar. Meer informatie via bovengenoemde website, of via http://www.kpcgroep.nl/kpc-groep/diensten-abc/big-picture.aspx. BITS! www.hetpassercollege.nl/bits.php Voor: leerlingen met ASS en angststoornissen Waar: Rotterdam Type: 1 Bijzonder Interventie Team Schoolgang (BITS!) is een project van het Passer College (cluster 4) in Rotterdam in samenwerking met IVIO@School (individueel thuisonderwijs) en de CED Groep (coaching en therapie). BITS! richt zich op leerlingen met ASS en angstgerelateerde schoolweigering. Thuiszittende leerlingen krijgen een onderwijsaanbod en therapeutische ondersteuning. Er wordt gewerkt aan het zelfvertrouwen en de leerling leert stap voor stap weer te functioneren in een klas. BITS! biedt aan ook andere scholen in het land te helpen met het opzetten van een vergelijkbare voorziening. eSKeeB http://keerpuntalkmaar.nl Voor: jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 16 jaar die door verschillende oorzaken het onderwijs dreigen te verlaten Waar: Alkmaar Type: 1 eSKeeB komt voort uit de samenwerking tussen het BAP (Bureau Arbeidsparticipatie, Heerhugowaard) en de Reboundvoorziening Keerpunt (Alkmaar). eSKeeB biedt leerlingen een programma aan van onderwijs (AKA MBO1) en hulpverlening. De samenstelling van het arrangement en de leslocatie worden bepaald tijdens het intakegesprek. Het onderwijs wordt gegeven in klein groepsverband op de locatie Keerpunt. Als dit nog niet mogelijk is, wordt er op het BAP individueel gestart en naar groepsverband toegewerkt. Diverse praktische competenties worden tijdens de stage aangeleerd onder begeleiding van een stagecoach van het BAP. De stagecoach helpt bij het vinden van een stageplaats en begeleidt de leerling bij het verder ontwikkelen van zijn competenties op de werkvloer. Schoolmaatschappelijk werkers begeleiden de ouders bij dit traject.
-72-
Project GO! http://www.projectgo.nl Voor: voortijdig schoolverlaters t/m 23 jaar Waar: Zaanstad Type: 1 Project GO!, onderdeel van ROC TOP, is ontwikkeld voor en door scholen, in nauwe samenwerking met leerplichtambtenaren uit diverse gemeenten. Bij Project GO! kunnen leerlingen een erkend ROC TOP MBO-diploma halen of erkende certificaten. Het diploma of de certificaten geven recht op vrijstellingen bij andere MBO-instellingen. Project GO! neemt leerlingen op die voortijdig de school hebben verlaten of die HAVO-, Atheneum- of Gymnasium-onderwijs volgen en erachter komen dat een MBO-opleiding meer bij hen past. Deze leerlingen kunnen op elk moment in het schooljaar instromen. Na aanmelding volgt een intakeprocedure en wordt een plan van aanpak op maat opgesteld. Uitgangspunt van het plan is het bepalen van een geschikte en erkende beroepsopleiding, eventueel aangevuld met intensieve zorgbegeleiding, specifiek gericht op de individuele leerling. Netwerkschool www.swvadam.nl/netwerkschool Voor: leerlingen (vanaf 15 jaar) die tijdens hun VO schoolloopbaan zijn uitgevallen of dreigen uit te vallen, die na hun VO schoolloopbaan geen startkwalificatie zullen of kunnen halen of die thuiszitten zonder startkwalificatie en wel in staat zijn om te werken Waar: Amsterdam Type: 2 De netwerkschool is een gemeenschappelijk initiatief van onderwijs, leerplicht, DWI en jeugdzorg met als doel: een baan voor jongeren zonder startkwalificatie. Niet alle leerlingen passen in een schoolse omgeving. En niet alle leerlingen zijn in staat om een startkwalificatie te halen. Via de netwerkschool kunnen leerlingen in passende trajecten geplaatst worden. De mogelijkheden hiervoor zijn divers: - School2Work: werkervaringstraject in de richtingen stratenmaker, dakdekken, timmeren, metselen, metaalbewerking, werken in het groen, horeca en facilitaire dienstverlening. - Goed Gemaakt: werkervaringsplaatsen in de richtingen houtbewerking, schilderen, mozaïek en textiel. - Fietswerkplaats: werkervaringsplaats richting fietsenmaker en (fiets)assemblage. - A10: dit traject heeft als doel om weer terug te keren naar het onderwijs. Op maat gesneden met veel extra begeleiding. - Jongeren Doen: werkervaringsplaatsen (hiervoor moet een leerling op school worden uitgeschreven of geen schooleigenaar hebben). - Trajecten naar een betaalde baan met een jobcoach.
-73-
School2Care www.swvadam.nl/school2care Voor: leerlingen met complexe problemen van 12 tot 17 jaar Waar: Amsterdam Type: 2 School2Care is een gezamenlijk initiatief van Altra, Esprit Scholen, Spirit en het Samenwerkingsverband Amsterdam. Het initiatief is ontstaan vanuit de wens gezamenlijk op te trekken bij leerlingen met complexe problemen. Bij School2Care maken Amsterdamse jongeren die thuis en op school veel problemen hebben een nieuwe start. Een coach helpt ze om de draad weer op te pakken. Ze volgen lessen in een kleine klas, totdat ze terug kunnen naar hun oude of een andere school. De coach ondersteunt ook hun ouders zodat er thuis meer rust komt. Verder stimuleert School2Care leerlingen in hun vrije tijd positieve bezigheden te vinden, bijvoorbeeld sporten of een bijbaantje. School2Care is het hele jaar open, ook in de vakanties. Er is plaats voor 50 jongeren. (S)TOP www.swvadam.nl/stop Voor: leerlingen die vanwege gedragsproblemen en/of leerproblematiek dreigen uit te vallen of niet langer in de klas kunnen functioneren Waar: Amsterdam Type: 2 (S)TOP biedt opvang aan in speciale klassen van vier VO-scholen. Het programma omvat onderwijs en - in samenwerking met Altra - jeugdzorg. De leerlingen krijgen les in een klas op school waar leerkrachten van school en een begeleider van Altra (STOP-mentor) samenwerken. Gedurende een periode (time-out) van maximaal drie maanden wordt hulp geboden om het gedrag van de jeugdige te verbeteren en om in kaart te brengen of extra hulp nodig is. Het primaire doel is terugplaatsing in de klas van herkomst of plaatsing in een andere klas van de school. In sommige gevallen is doorverwijzing naar een andere school en/of hulpverlening elders noodzakelijk. De leerlingen blijven onder de verantwoordelijkheid van de mentor en leerlingbegeleider vallen, die zorgen dat de leerlingen geen leerachterstand (proefwerken) oplopen.
-74-
4.3.5
Regio Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg)
Centrum voor Creatief Leren (CCL) http://centrumvoorcreatiefleren.nl Voor: jongeren met een hoog ontwikkelingspotentieel die zijn uitgevallen uit of dreigen vast te lopen in het regulier onderwijs Waar: Sterksel Type: 1 De Stichting Centrum voor Creatief Leren is een particulier initiatief waarbij onderwijs aan en zorg voor (hoog)begaafde kinderen gecombineerd worden. Het CCL richt zich in eerste instantie op (hoog)begaafde kinderen die zijn uitgevallen uit het onderwijs, maar het is ook een informatiecentrum voor begeleiders. Zodra blijkt dat de leerling weer zelfstandiger kan leren en er een aanvullende onderwijsbehoefte blijft bestaan, maar er tevens nog een kwetsbaarheid is die de behandeling of begeleiding door CCL nodig maakt, biedt CCL gespecialiseerd vakgericht onderwijs aan. Hierin worden de leerlingen voorbereid op het behalen van deelcertificaten of het behalen van een toelatingsexamen. De specialisatie zit erin dat docenten en leerlingen creatief moeten omgaan met de stof om de motivatie te behouden. (Door de specifieke talenten van de leerlingen kan de stof vaak niet aangeboden worden volgens de geldende onderwijskundige methodieken.) Deels is het aanbod er ook op gericht om de leerling in een situatie te brengen waarin hij zich moet aanpassen aan de methodiek. CCL beoogt de leerlingen weer terug te leiden naar reguliere onderwijsvormen, bijvoorbeeld naar een geschikte MBO- of HBO-opleiding, of naar het VAVO. Het CCL is een GGZ-instelling. Bekostiging kan zowel plaatsvinden vanuit een PGB als een DBC (via de zorgverzekeraar). Intensieve Daghulp www.combinatiejeugdzorg.nl Voor: jongeren met ernstige gedragsproblemen Waar: Eindhoven Type: 2 Intensieve Daghulp richt zich op jongeren met ernstige gedragsproblemen die vaak op school zijn uitgevallen. Het is een voorziening van Combinatie Jeugdzorg in Eindhoven, in nauwe samenwerking met instellingen als GGzE, Lumens, Novadic, Neos en Salto onderwijs. Het programma bestaat onder meer uit jeugdzorg, onderwijs en werkvoorbereiding. Doel is de jongeren weer optimaal te integreren in de maatschappij.
-75-
Pubers in de knel www.herlaarhof.nl Voor: jongeren tussen 12 en 18 jaar met gedrags- en/of psychische problemen Waar: Vught (regio Den Bosch /de Meierij) en Veldhoven (regio Eindhoven) Type: 2 Het project is bedoeld voor jongeren die in de hulpverlening zijn vastgelopen en die ongemotiveerd zijn voor hulpverlening. Het gaat om jongeren die al langere tijd niet meer naar school willen, die problemen hebben om de dag te beginnen en op bed blijven liggen, die moeite hebben om contact te maken of die vaak conflicten hebben. Het betreft doorgaans jongeren met signalen die mogelijk verwijzen naar ADHD, autisme, een emotioneel probleem of een leerstoornis. Pubers in de knel wordt uitgevoerd door sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen en ambulant hulpverleners van Herlaarhof. Medewerkers van Pubers in de Knel werken nauw samen met Centra voor Jeugd en Gezin, scholen in het voortgezet onderwijs, huisartsen en GGD jeugdartsen. Pubers in de knel wordt gefinancierd door de gemeenten in de regio Eindhoven en de gemeenten van SWV VO de Meierij in Den Bosch. Return! http://www.dezwengel.nl Voor: thuiszittende leerlingen in de leerplichtige leeftijd Waar: De Zwengel in Veldhoven in samenwerking met Herlaarlof Type: 2 SO/VSO De Zwengel, locatie Veldhoven, biedt het regionale onderwijsveld omgeving Eindhoven met ingang van het schooljaar 2012/2013 het programma Return! aan. Het belangrijkste doel is leerplichtige, thuiszittende kinderen en jongeren te motiveren voor en te begeleiden naar een situatie waarin zij weer optimaal kunnen profiteren van onderwijs. Inzet is in eerste instantie terugkeer naar de eigen school. De drempels die tot schoolweigering kunnen leiden, worden zo veel mogelijk weggenomen. Mocht terugkeer niet mogelijk zijn, dan richt men zich op het beste alternatief, bijvoorbeeld een andere onderwijsomgeving of een plek op de arbeidsmarkt. Voor ieder kind en iedere jongere is er een plan waarin diverse soorten van hulp en zorg mogelijk zijn. Scholen kunnen dit programma voor thuiszittende leerlingen inkopen bij De Zwengel. Bij de intake stelt De Zwengel samen met de aanmeldende school, de ouders en eventueel betrokken hulpverleners vast wat er in ieder geval tijdens de looptijd van het programma nodig is aan hulpverlening en zorg voor de leerling. De Zwengel kan voor hulpverlening en zorg desgewenst ook een beroep doen op het programma 'Pubers in de knel' van Herlaarhof (zie hierboven). De programma's Return! en Pubers in de knel kennen geen wachttijd. Binnen twee weken na aanmelding start een daartoe gespecialiseerde leraar van De Zwengel het begeleidingstraject met de leerling, meestal eerst via 'thuisonderwijs'. Zo snel als mogelijk wordt de overstap gemaakt naar school.
-76-
Bureau Zorgokee www.zorgokee.nl Voor: thuiszittende jongeren van 6 tot 23 jaar met autisme of aanverwante stoornissen, ADHD en/of een licht verstandelijke beperking Waar: Sint-Oedenrode Type: 2 Stichting Zorgokee is een zorgbureau dat ondersteuning en begeleiding biedt aan kinderen, jongeren en (jong)volwassenen met een autismespectrumstoornis, ADHD en/of een licht verstandelijke beperking. In samenwerking met De Zwengel, een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en onderdeel van Herlaarhof, is een onderwijs/zorgtraject gestart voor kinderen en jongeren die uit het huidige onderwijssysteem (dreigen te) vallen, en die vervolgens zonder enig perspectief thuis komen te zitten. Door de kennis en expertise op het gebied van zorg en onderwijs te bundelen wordt voor deze doelgroep op de locatie de Donkershoeve in St.Oedenrode een passend aanbod gecreëerd dat aansluit op de mogelijkheden en behoeften van de leerlingen. ViaFelix www.viafelix.nl Voor: jongeren zonder opleiding of werk Waar: Eindhoven Type: 3 Onder het motto 'samen sterk in motiveren naar werken en leren' biedt ViaFelix intensieve, competentiegerichte en perspectief biedende daginvulling op maat voor jongeren vanaf 15 jaar in Eindhoven. Het gaat om jongeren die om verschillende redenen geen opleiding volgen of geen werk hebben en die zijn vastgelopen. ViaFelix vindt dat 'iedere jongere recht heeft op kansen en mogelijkheden, ook jongeren die in het verleden al een aantal kansen en mogelijkheden hebben laten liggen'. Deelnemers kunnen worden aangemeld door jeugdzorginstellingen, Bureau Jeugdzorg, justitie, veiligheidshuizen, gemeenten, GGZ- en onderwijsinstellingen. Er wordt gewerkt met individuele dagroosters. Onderdelen daarvan kunnen zijn: studeren in de klas, werken, sporten, creatieve activiteiten en individuele gesprekken. Doel is de jongeren weer naar onderwijs of werk te leiden.
-77-
Stichting Ambachtscarrousel/Werkplaats Edelhout www.edelhout.nl Voor: voortijdig schoolverlaters Waar: Helmond Type: 3 Stichting Ambachtscarrousel (SAC) houdt zich sinds 2007 bezig met het opvangen en zo mogelijk terugleiden naar onderwijs van voortijdig schoolverlaters en drop-outs. Het gaat om leerlingen uit het voortgezet onderwijs die zich agressief gedragen, niet gemotiveerd zijn, regelmatig spijbelen, etc. Vaak spelen sociaal-emotionele problemen en is het gevoel van eigenwaarde weg. De leerling moet de tijd krijgen om tot bezinning te komen. Scholen kunnen leerlingen verwijzen naar Werkplaats Edelhout van SAC. In Werkplaats Edelhout krijgen de jongeren specifieke begeleiding. Gemiddeld duurt het verblijf bij Werkplaats Edelhout drie maanden. Meestal gaat de leerling daarna weer naar de oorspronkelijke school. Dat kan ook voor één dag per week zijn. De overige dagen is hij of zij dan bij Werkplaats Edelhout, gedurende maximaal één jaar. Nadat leerlingen weer zijn gestart op school kan nog ca. drie maanden nazorg worden geboden. Kentalis Dagbehandeling voor jongeren met autisme (DBA) www.kentalis.nl Voor: jongeren van 12 tot 21 jaar met ASS die vastgelopen zijn (of dreigen vast te lopen) op school Waar: Eindhoven Type: 3 Voor jongeren van 12 tot 21 jaar, functionerend op VMBO-t, HAVO- of VWO-niveau, die niet in staat zijn om op dit moment regulier VO of VSO te volgen, heeft Kentalis in Eindhoven speciale dagbehandelingsgroepen. De behandeling is tijdelijk van aard met de bedoeling de jongeren weer terug te laten keren naar een onderwijsvoorziening. (De voorziening is ook beschikbaar voor jongeren met ASS die dreigen uit te vallen, maar voor wie met een goede begeleiding schooluitval voorkomen kan worden.) Doel is allereerst om de jongere weer in zijn ritme te laten komen. Daarnaast leert hij vaardigheden die nodig zijn om terug te kunnen keren naar school of naar werk. Ook behoort psycho-educatie tot de mogelijkheden. De begeleiders gaan uit van de individuele hulpvraag van de jongere. Motivatie van de jongere én het gezin is heel belangrijk. Dagbehandeling bestaat uit twee fasen: de observatiefase en de behandelfase. In beide fasen zijn individuele en groepsgerichte behandeling en coaching mogelijk, mits de jongere hiertoe in staat is. Structuur en regelmaat zijn belangrijke aspecten in de dagbehandeling. De maximale verblijfsduur is 21 maanden met daarna nog 3 maanden nazorg.
-78-
Stichting YouRULE!! http://stichtingyourule.nl/dagbesteding Voor: jongeren vanaf 13 jaar die (tijdelijk) niet naar school kunnen Waar: Eindhoven (in enkele wijken) Type: 3 Stichting YouRULE!! biedt dagbestedingsprogramma’s op maat aan voor leerplichtige jongeren voor wie regulier onderwijs (tijdelijk) niet mogelijk is. YouRULE!! is tevens een uitkomst voor jongeren die door hun gedrag niet meer binnen andere speciale vormen van onderwijs of dagbesteding kunnen functioneren. De YouRULE!!-methodiek is uitermate geschikt voor jongeren met: • Agressieproblemen • Faalangst / gebrek aan zelfvertrouwen • Autoriteitsproblemen • Stemmingsproblemen • Motivatieproblemen • Problemen op het gebied van communicatieve en sociale vaardigheden • Verslavingsproblemen • Gedragsstoornissen • Licht verstandelijke beperking Het programma richt zich in de eerste fase voornamelijk op het bewust maken en vervolgens verbeteren van gedrag vanuit intrinsieke motivatie. In kleine, overzichtelijke groepjes (of, indien nodig, eerst een-op-een) wordt methodisch opgebouwd gewerkt aan de basis: verbetering van structuur en dagritme, hygiëne en persoonlijke verzorging, fysieke fitheid, mentale weerbaarheid en sociale vaardigheden. Tijdens de tweede fase wordt de jongere door middel van verschillende opdrachten, testen en workshops bewust gemaakt van eigen kwaliteiten, valkuilen, talenten en passies. Vervolgens gaat de jongere op zoek naar een passend toekomstdoel in de vorm van opleiding of werk. De laatste fase richt zich op het verbeteren van de verschillende competenties die nodig zijn om het zelf gekozen toekomstdoel te behalen. De jongere is gemotiveerd en klaar om uit te stromen. Voor iedere jongere wordt een specifiek programma geschreven aan de hand van samen met de jongere gestelde, duidelijk geformuleerde doelen en meetbare resultaten. De intensiteit van een dagbestedingsprogramma kan variëren van twee tot vijf dagen per week. De duur en kosten van een programma kunnen per jongere verschillen en zijn afhankelijk van de hulpvraag en problematiek. Deelname aan het dagbestedingsprogramma van YouRULE!! behoeft vooraf goedkeuring van de afdeling leerplicht van de gemeente.
-79-
4.3.6
Overzicht van overige voorzieningen
De voorzieningen zijn ingedeeld naar regio: A = alle regio's, N = noord (Groningen, Friesland, Drenthe) O = oost (Overijssel, Gelderland) M = midden (Utrecht, Flevoland) W = west (Noord-Holland, Zuid-Holland) Z = zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg) Regio Naam Type
en naar type: 1 = onderwijs is leidend 2 = combinatie onderwijs en zorg/behandeling 3 = zorg is leidend
Meer informatie op
Korte toelichting
A 2
Terra Next, Eelde, www.terranext.nl maar werkt landelijk
Werkend leren
A 2
De Werkschool, www.werkscholen.nl door heel Nederland
Werkend leren
A 2
Soma College, Harderwijk, maar werkt landelijk
www.soma-college.nl
Werkend leren
N 1
de Wingerd ZML, Groningen
http://wingerdzml.nl
SamenScholen, samenwerking met PRO De Bolster
N 1
Prins Johan Friso Mytylschool, Haren
www.pjfharen.nl
SamenScholen, samenwerking met PRO De Bolster
N 1
VSO De Atlas, Emmen, Hoogeveen, Assen
www.renn4.nl
Leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek
N 1
SO/VSO De Zwaai, Drachten
www.renn4.nl/?page_id=451
Op de Rails
N 1
Sluisgroep, Drachten, Leeuwarden
http://sluisgroepinfo.nl
Rebound observatie: advies formuleren richting scholing/arbeid/hulpverlening. Rebound individueel traject: als terugkeer naar school niet direct een optie is
N 1
SO De Caleidoscoop, Leeuwarden
www.renn4-decaleidoscoop.nl
Op de Rails
N 1
VSO Leeuwarden, Leeuwarden
www.renn4.nl/?page_id=386W
Leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek
-80-
Regio Naam Type
Meer informatie op
Korte toelichting
N 1
SO/VSO de Witakker, Rijs
www.renn4.nl/?page_id=475
Leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek + SO ITB in Bolsward in samenwerking met Therapeutische Gezinshuizen Stichting Jeugdhulp Friesland. Op MOD (Medisch Orthopedagogische Dagbehandeling) De Reinbôge te Sneek zorgt de Witakker i.s.m. Stichting Jeugdhulp Friesland voor het onderwijs
N 1
Drenthe College, Assen, Hoogeveen, Emmen, Hardenberg, Ruinen, Meppel
www.drenthecollege.nl
Van VO naar MBO
N 2
Plusvoorziening, Groningen
www.vsvgroningen.nl
Van VO naar MBO
O 1
Vester College, Ede
www.vestercollege.nl
Speciale groepen voor vastgelopen ZMOLK'ers VSO/SO
O 1
Hoenderloo College, Hoenderloo
www.hoenderloo-groep.nl/Jongeren.aspx
Behandeling en onderwijs, projectgroep leren op afstand
O 2
Attendiz, Assen, Hengelo
www.attendiz.nl/scholen
(V)SO en dienstverlening van A tot Z aan kinderen met een extra zorgvraag in Twente en de Achterhoek
M 1
ROC op maat, Amsterdam
http://www.rocva.nl (zoek op ROC op Maat)
Beroepsonderwijs voor leerlingen van 16 tot 23 jaar zonder VMBOdiploma
M 1
Amsterdamse Plus, Amsterdam
www.pluskracht.nl/amsterdamse-pluskleinschalig-en-persoonlijk
Kleinschalig MBO, ca. 200 leerlingen, 2 locaties. Leerlingen kunnen hier in rustige en gestructureerde omgeving MBO 1 of 2 diploma halen
M 1
Moet Project, Amsterdam
www.rocva.nl (zoek op MOET! )
Opleiding op maat naar MBO-2 niveau voor leerlingen zonder VMBO-diploma
M 2
Altra College de Bascule intern, Amsterdam
www.swvadam.nl/bascule-intern
Hulpverleningstraject (vaak laatste optie), afdeling crisisopname en plaatsbekostigd onderwijs
-81-
Regio Type
Naam
Meer informatie op
Korte toelichting
M
School2Work, Amsterdam67
www.herstelling.nl/deelnemers/schoolfort
Nieuw perspectief op school (AKA-1) of andere opleiding, voor scholieren die dreigen uit te vallen. Deelnemers werken onder werkmeesters bij verschillende (herstel)werkzaamheden en leren een vak
W 1
Koers-VO, Rotterdam
www.koers-vo.nl
Twinning: bij verwijdering nemen scholen leerlingen van elkaar over
W 1
PI De Strandwacht, Den Haag e.o.
www.destrandwacht.nl
Observatievoorziening MKD 4-7 jaar
W 1
SO Eerste Ned. Buitenschool, Den Haag
www.eerstenederlandsebuitenschool.nl
Junior-Herstart, Op de Rails
W 1
Het Passer College, Rotterdam
www.hetpassercollege.nl
Voor leerlingen met autisme, schoolangst
W 1
Regsam: Regionaal SWV VO-SVO Zoetermeer
www.icoz.nl
Voor leerlingen in het VO die meer zorg nodig hebben. Twinning: bij verwijdering nemen scholen leerlingen van elkaar over
W 1
SO De Opperd, Rijswijk
www.opperd.nl
Junior-Herstart, Op de Rails
W 2
St. Jeugdformaat, Den Haag e.o.
www.jeugdformaat.nl
Samenwerking met SO de Parachute van de Leo Kanner Onderwijsgroep
W 2
SO De Parachute, Zoetermeer
www.leokanner.nl/Locaties/DeParachute Kleine groepen, extra SO.aspx jeugdzorgmedewerkers (van Jeugdformaat)
W 2
De Jutters, Den Haag en omgeving
www.dejutters.com
Voor leerlingen met schoolangst, angstproblemen
W 2
SO Orion, Leiderdorp
www.ozc-orion.nl/orion/index.asp
Ondersteuning van Cardea jeugdzorg
W 2
Yulius, Dordrecht en omgeving
www.yulius.nl
Voor leerlingen met schoolangst, angstproblemen
67
Is een werkervaringstraject voor beroepen in de bouw en techniek.
-82-
Regio Naam Type
Meer informatie op
Korte toelichting
W 3
VSO Zefier, Den Haag
www.pleysier.nl/zefier
Individuele leertrajecten op maat (1 jaar), eventueel met behandeling
W 3
Curium-LUMC, Oegstgeest en Gouda
www.curium-lumc.nl
Dagbehandeling/klinische opname + deeltijdonderwijs op Leo Kanner School
Z 1
Scholengemeenschap www.sgmbrouwerij.nl
Z 1
Kristallis, Nijmegen www.kristallis.nl
VSO voor leerlingen met internaliserende en externaliserende problematiek, verdeeld over verschillende locaties. Alle niveaus van HAVO tot AKA i.s.m. ROC
Z 1
SWV VO-ROC, Nijmegen e.o.
www.flexcollege.mpw.nl
Flexcollege voor leerlingen zonder indicatie, die door handelingsverlegenheid van regulier VO doorverwezen worden
Z 1
SWV VO-ROC, Nijmegen e.o.
www.flexcollege.mpw.nl
Huiskameronderwijs voor leerlingen met schoolangst i.s.m. Bots begeleiding
Z 2
Entréa, www.entrea.nl Nijmegen/Ubbergen
Onderwijs, Jeugdzorg en Onderzoek (P.I.)
Z 2
Impegno
www.impegno.nl
Impegno biedt thuiszittende jongeren vanaf 16 jaar individuele begeleiding, een dagprogramma en toeleiding naar onderwijs
Z 3
Bureau Koning, Uden
www.bureaukoning.nl
Educatieve crisisopvang
Z 3
Bureau3o, Rosmalen
www.buro3o.com
Voor jongeren met ADHD, ASS en psychosociale problematiek
de Brouwerij, Ede Oosterbeek en Zetten
Voor leerlingen met psychiatrische en/of gedragsproblemen
-83-
Regio Naam Type
Meer informatie op
Korte toelichting
Z 3
Yes We Can Clinics, Eindhoven
www.yeswecanclinics.nl
Gespecialiseerde jeugd-GGZ voor behandeling van jongeren met complexe gedragsstoornissen, gedragsproblemen en bijkomende verslavingen
Z 3
Bureau D’n Hoef, Lierop
www.dnhoef.nl/organisatie/pedagogischcentrum.nl
Zorgboerderij/pedagogisch centrum voor jongeren van 4 tot 16 jaar met sociaal-emotionele problemen en ontwikkelingsstoornissen
Z 3
Stichting OOK Begeleiding, specialist in autisme, Geldrop, regio Eindhoven
www.autisme-centrum.nl
Voor thuiszitters PO/VO met autisme of aanverwante stoornissen. Verschillende vormen van begeleiding
Z 3
Bijzonder Jeugdwerk Brabant (BJB), Deurne, Helmond en regio
www.bjbrabant.nl
Voor kinderen en jongeren van 0 tot 23 en hun ouders. Gespecialiseerd in complexe (psychiatrische) gedragsproblemen. Bijna 30 hulpvormen waaronder zorgboerderij Milheeze
Z 3
Bureau JMEZ (Je mag er zijn), Duizel
www.jmez.nl
Voor kinderen van 7 tot 15 jaar met autisme of aanverwante stoornissen of ADHD. Men biedt onder meer dagbesteding
Z 3
Motorcycle Support Nederland, Goirle
www.motorcyclesupport.nl
Kleinschalig, opleiding in de motorwerkplaats, professionele begeleiding, voor jongeren met lichte beperkingen.
-84-
5.
BELEMMERINGEN BIJ OPLOSSINGEN VOOR DE DOELGROEP
Onderwijs/zorgarrangementen voor moeilijk plaatsbare leerlingen richten zich op de specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften in minimaal twee leefmilieus, waaronder onderwijs. Het gaat om een arrangement waarin onderwijs en één (of meerdere) zorgpartner(s) samenwerken in de uitvoering, op basis van één kind, één gezin, één plan. Doel is door deze gecombineerde inzet, vormgegeven in een samenhangende aanpak voor school, vrije tijd en thuis, onderwijsdeelname mogelijk te maken dan wel te behouden, met als uitgangspunt de ondersteuningsbehoefte van de leerling (of doelgroep). Zoals ook uit deze werkwijzer blijkt, spannen velen zich in om te voorkomen dat kinderen en jongeren uit het onderwijs uitvallen en thuiszitter worden. Zowel in het onderwijs als bij zorginstellingen is er een omvangrijk aanbod van ondersteuningsmogelijkheden. Toch is gebleken dat deze twee instituten niet als vanzelfsprekend een gezamenlijk onderwijs/zorgaanbod kunnen ontwikkelen voor moeilijk plaatsbare jongeren. Onderwijs- en zorginstellingen die toewerken naar passende arrangementen kunnen op velerlei gebied barrières en belemmeringen ervaren. Intern, maar ook extern. De externe knelpunten zijn vaak het minst gemakkelijk op te lossen, want moeilijk(er) beïnvloedbaar. Jeugdigen die naast het reguliere (speciale) onderwijsaanbod extra ondersteuning nodig hebben, dreigen als gevolg van deze knelpunten tussen wal en schip te vallen. Voor zover de informatie beschikbaar is staan specifieke knelpunten van de in deze werkwijzer beschreven voorzieningen voor moeilijk plaatsbare jongeren in de betreffende hoofdstukken vermeld. Een aantal belemmeringen wordt echter algemeen onderkend. De belangrijkste daarvan komen in dit hoofdstuk aan de orde. Belemmeringen rond bekostiging en indicatie Geen financiering van onderwijs buiten een erkend schoolgebouw Er zijn leerlingen die in staat zijn onderwijs te volgen, maar die dat niet op een schoollocatie kunnen. Leerlingen die buiten een officiële onderwijslocatie (met BRINnummer) les krijgen, ontvangen geen onderwijsfinanciering. Dit betekent bijvoorbeeld, dat er geen (deeltijd)onderwijs in een zorginstelling gegeven mag worden. Voor de kinderen die in zo'n instelling wonen, maar die wel onderwijs zouden kunnen volgen, zal dus noodzakelijkerwijs een ontheffing van de inschrijvingsplicht aangevraagd moeten worden. Dit sluit niet aan bij het recht van deze leerlingen op onderwijs. OC+-projecten hebben bewezen dat oplossingen mogelijk zijn als barrières geslecht worden. Voor een leerling kan de situatie gelden dat zorg leidend is, terwijl onderwijs wel mogelijk is. Dan zou moeten gelden: als het kind niet naar het onderwijs kan komen, komt het onderwijs naar het kind. Onderwijs schuift aan, praat mee, beslist mee en zo is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid. Het aanbod voor het kind kan geheel op maat worden -85-
gemaakt: wat zijn de mogelijkheden op dit moment, in deze regio? Wat heeft het kind nú nodig aan huisvesting, aanbod en expertise, hoe ziet het ontwikkelingsperspectief eruit, wat is de ondersteuningsbehoefte en hoe kunnen partijen in de regio gezamenlijk een oplossing voor dit kind bedenken en aanbieden? Samenwerkingspartners zouden hierover afspraken moeten maken en om de paar maanden moeten afstemmen of de ingeslagen weg nog de goede is. Het recht op onderwijs wordt dan vertaald naar participatie en bemoeienis van het onderwijs. Overigens kan ontheffing van de inschrijvingsplicht dan nog wel nodig zijn. Geen gelijktijdige financieringsstromen onderwijs en AWBZ Het is niet mogelijk om gelijktijdig onderwijsfinanciering en AWBZ-financiering te ontvangen voor dezelfde dagdelen, terwijl dat wel nodig is voor leerlingen met zeer complexe ondersteuningsvragen op het gebied van zorg en (zeer) speciaal onderwijs. Er kan wel een indicatie dagbesteding afgegeven worden voor die dagdelen, waarop leerlingen niet in het onderwijs verblijven.68 In de huidige situatie is onderwijs voorliggend op de AWBZ. De keuze is: óf speciaal onderwijs, óf AWBZ; het is nooit én, én. Vanuit de richtlijn 'Afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs' kan AWBZ-zorg wel in de vorm van persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding op school worden ingezet. Onder voorwaarden kan ook een beroep worden gedaan op de compensatieregeling. Deze regeling bestaat tot augustus 2014, wanneer Passend onderwijs ingaat. De middelen worden vanaf dat moment opgenomen in het zorgbudget van de samenwerkingsverbanden. Soms lukt het wel verschillende budgetten te combineren, bijvoorbeeld bij de Werkschool. Ook een voorziening voor ernstig meervoudig beperkte kinderen is erin geslaagd extra financiën vanuit de zorgverzekering te verkrijgen op basis van een 'Overeenkomst experimenteren met nieuwe zorgprestatie'. Vanaf 2015 loopt de financiering via de gemeente (Jeugdwet of WMO als de leerling ouder is dan 18 jaar) of de zorgverzekering. Verschillende financieringsstromen, verschillende indicatietrajecten De financieringsstromen van onderwijs en zorg (CvI-indicatie, CIZ-indicatie, AWBZmaatregel en Participatiewet) zijn nu niet op elkaar afgestemd. Ze hebben eigen indicatietrajecten, hanteren uiteenlopende indicatiecriteria en werken niet integraal. De bureaucratie zorgt voor veel onduidelijkheid voor leerlingen, ouders, scholen en zorgpartners. De wet- en regelgeving omtrent onderwijs en zorg zou effectiever en efficiënter georganiseerd mogen worden!
68
Het College van Zorgverzekeringen heeft in februari 2012 een uitspraak gedaan op een bezwaar dat onderwijs niet voorliggend is voor die dagdelen waarop geen onderwijs wordt gevolgd en begeleiding in groepsverband kan worden geïndiceerd. Deze uitspraak betekent echter niet dat het CIZ zich hieraan hoeft te houden.
-86-
Er gaat al wel het een en ander veranderen, in augustus 2014, bij de invoering van Passend onderwijs. De CvI-indicatiestelling komt te vervallen. Daarnaast vindt in 2015 de transitie van de jeugdzorg van provincies naar gemeenten plaats. Deze decentralisatie van jeugdzorg en AWBZ heeft gevolgen voor de extra ondersteuning en zorg die kinderen in het onderwijs kunnen krijgen.69 Deze stelselwijzigingen hebben raakvlakken. Gemeenten en samenwerkingsverbanden zijn volgens de Wet Passend onderwijs en de Jeugdwet verplicht om op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren over het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en het beleidsplan van de gemeente. In dit overleg kunnen ze algemene afspraken maken over de inzet van extra begeleiding en persoonlijke verzorging op school. Ze bespreken in het OOGO geen individuele casussen; die moeten scholen en gemeenten daarna afstemmen. Inmiddels is duidelijk waar welke middelen naar toe gaan. De SWV'en hebben nu inzicht in de bedragen die zij straks ontvangen. SWV'en en de daaronder vallende scholen maken met elkaar afspraken over de wijze waarop de middelen worden ingezet. Het betreft vaste, niet geoormerkte bedragen per leerling, waar heel veel uit gedaan moet worden, met eventueel een toekenning voor lichte of zware zorg. Het is belangrijk dat het speciaal onderwijs aan de samenwerkingsverbanden toont waar en hoe de middelen nu worden ingezet (autisme, AWBZ-compensatie enz.). Er zijn REC’s die voorlichting geven op dat gebied. De afspraken die onderling worden gemaakt, dienen te worden vastgelegd in een ondersteuningsplan (zie www.passendonderwijs.nl). Belemmeringen rond de leerplicht Geen deeltijdontheffing van de inschrijvingsplicht mogelijk Een leerling die niet in staat is om voltijds onderwijs te volgen, krijgt een volledige ontheffing van de inschrijvingsplicht en heeft dan geen recht meer op onderwijsfinanciering. Er zijn echter veel kinderen die baat hebben bij deeltijdonderwijs en/of een 'ingroei-arrangement' van zorg naar onderwijs. Er is wel een aparte regeling voor leerlingen die op jaarbasis 50% onderwijs kunnen volgen (en voor wie gestreefd wordt naar volledige deelname aan onderwijs op termijn): zij voldoen aan de eisen om ingeschreven te worden bij onderwijs en kunnen dan volledige onderwijsfinanciering ontvangen. Deze regeling lijkt echter onvoldoende bekend bij onderwijspartijen.70
69 70
Zie: http://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2012/02/Factsheet-Jeugd-AWBZ.pdf. De aanvraag van deze regeling loopt niet via de leerplichtambtenaar, maar via de Inspectie van het Onderwijs. Deze regeling geldt alleen in het voortgezet (speciaal) onderwijs (artikel 12 WEC). De inspectie hanteert de regel dat een leerling 50% van het minimum aantal uren onderwijs moet kunnen volgen.
-87-
Ontheffing van de inschrijvingsplicht blijft (te) lang uit Sommige leerlingen die worden geschorst en daarna verwijderd, zijn vervolgens aangewezen op dagbesteding. Het duurt vaak erg lang voordat er een leerplichtontheffing is op basis waarvan een dagbestedingsindicatie kan worden aangevraagd. Dat heeft dan vooral te maken met de leerplichtambtenaar (en eventueel de inspectie) die onderzoekt of verwijdering terecht is en de leerling meer baat heeft bij dagbesteding dan bij onderwijs (op bijvoorbeeld een andere school). Belemmeringen rond leerlingenvervoer Bij leerlingenvervoer zijn flexibele schooltijden niet mogelijk Vanwege hun hulpvraag kunnen bepaalde leerlingen niet voltijds deelnemen aan het onderwijs. Zij hebben een flexibel aanbod nodig, vaak met flexibele schooltijden. Voor leerlingen die gebruik maken van leerlingenvervoer levert dat een probleem op: flexibele schooltijden stroken meestal niet met de richtlijnen in de gemeentelijke verordeningen voor leerlingenvervoer. Overleg met de gemeente en leerplicht (als bondgenoot) is nodig om te proberen passende, individuele oplossingen te vinden. Bezuinigingen leerlingenvervoer Bezuinigingen bij gemeenten leiden ertoe dat het steeds moeilijker wordt leerlingenvervoer toegekend te krijgen. Dat is vooral een probleem voor een categorie leerlingen (bijvoorbeeld thuiszitters) voor wie een onderwijsoplossing alleen tot stand kan worden gebracht in combinatie met een vervoersarrangement. Geen leerlingenvervoer bij (tijdelijk) verblijf in een andere regio Het kan zijn dat leerlingen in een crisissituatie tijdelijk in een andere regio worden opgenomen. Zij kunnen dan door de afstand niet meer naar hun school. Toelichting bij leerlingenvervoer Ouders zijn verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind naar school, maar in bepaalde situaties (bijvoorbeeld wanneer een leerling een ernstige beperking heeft) kan de gemeente worden gevraagd om leerlingenvervoer te bekostigen. Het blijkt echter steeds moeilijker te worden om leerlingenvervoer toegekend te krijgen. Dat ondervinden ook de onderwijsconsulenten. OC’s worden alleen ingeschakeld in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld als een leerling lange tijd thuiszit en er geen passende school te vinden is waar onderwijs wordt geboden dat bij hem of haar past. Het zijn met name de randvoorwaarden op een bepaalde school die onderwijs dan wel mogelijk kunnen maken voor de betreffende leerling. Dat kunnen bijvoorbeeld zijn de samenwerking met een specifieke zorgaanbieder of de gerichtheid op een specifieke doelgroep leerlingen (zoals autisme of angstproblematiek).
-88-
Het vinden van zo'n school kan soms veel tijd en energie kosten van ouders, school, samenwerkingsverband, leerplichtambtenaar en onderwijsconsulent. De school die uiteindelijk gevonden wordt en die in staat is passend onderwijs aan de betreffende leerling aan te bieden, is niet altijd de school die het meest nabij gelegen is. Als dan een verzoek tot leerlingenvervoer wordt gedaan, wijzen gemeenten dit vaak af met als reden dat er (op papier) een passende school is die dichterbij ligt. Zo'n afwijzing is na alle inspanningen een grote teleurstelling voor betrokkenen en leidt er vaak toe dat de leerling (nog) langer thuiszit. In deze tijd van beperkte budgetten hanteren gemeenten hun verordening leerlingenvervoer zo strikt mogelijk; leerlingenvervoer kan een grote kostenpost zijn. Vooral voor kleine gemeenten zal het in de toekomst moeilijk zijn dit op individuele basis te blijven bekostigen. Er is ook angst voor precedentwerking (als we het aan de één toestaan kunnen we het anderen niet weigeren). Als ouders bezwaar maken tegen het afwijzingsbesluit van de gemeente wordt, onder strikte voorwaarden, wel eens van de normen uit de verordening afgeweken. Er is een voorbeeld van een casus waarbij verklaringen van drie Mytylscholen werden gevraagd, omdat de school waar de ouders hun kind met een chronische ziekte hadden ingeschreven enkele kilometers verder weg lag. De ouders hadden vermeld dat er sprake was van angstproblematiek, mede ten gevolge van traumatische ervaringen op een Mytylschool, maar dit werd door de betreffende gemeente niet in de afweging betrokken. Dankzij de vasthoudendheid van de leerplichtambtenaar en de onderwijsconsulent om deze casus onder de aandacht van de afdeling leerlingenvervoer te houden, is, na consultatie van een GGD-arts over het dossier van de leerling, besloten om aan deze leerling - onder voorwaarden - leerlingenvervoer toe te kennen. Ook zijn voorbeelden bekend van gemeenten die bezwaren van ouders honoreren als die zijn onderbouwd door een onderwijsconsulent, vanwege diens onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Zo heeft een ambtenaar leerlingenvervoer na onderzoek van een onderwijsconsulent laten weten het advies van de onderwijsconsulent met onmiddellijke ingang over te nemen als zijnde het advies van een onafhankelijke deskundige. Wellicht kunnen gemeenten in de toekomst ook aan samenwerkingsverbanden een onderbouwing vragen, als voor leerlingen met ernstige beperkingen en aangepaste onderwijsbehoeften vervoer nodig is naar een school buiten de regio. Belemmeringen door opstelling van de ouders Het komt voor dat de medewerking van de ouders ontbreekt bij het uitvoeren van het advies van de onderwijsconsulent of het aanbod van de betrokken scholen om passend onderwijs voor de leerling te realiseren. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken worden aangegeven: -89-
• • •
Er zijn ouders die de beperking van hun kind niet willen of kunnen accepteren en het aangeboden onderwijsniveau niet hoog genoeg vinden. Er zijn ouders die de beperkingen van hun kind wel zien, maar die het sociaal en/of het pedagogisch klimaat van de nieuwe school niet accepteren. Er zijn ouders die alleen thuisonderwijs voor hun kind willen, maar die mogelijkheid valt buiten de wet- en regelgeving.
Belemmeringen door de wijze van informatie-uitwisseling tussen scholen onderling Als een leerling van een school wordt verwijderd en door de ouders op een andere school wordt aangemeld, stelt de school van herkomst een onderwijskundig rapport op. De ouders medeondertekenen dat rapport en voorzien het eventueel van commentaar. Het rapport wordt vervolgens verstrekt aan de mogelijk ontvangende school. Soms worden leerlingen niet tot de nieuwe school toegelaten op grond van gegevens die niet aan de ouders bekend zijn, omdat de scholen op 'collegiaal niveau' informatie hebben uitgewisseld. De scholen hebben dan bijvoorbeeld onderling telefonisch overleg buiten de ouders om. Ook het beginsel van hoor en wederhoor met de ouders wordt niet altijd toegepast.
-90-
6.
NABESCHOUWING
Aanleiding voor deze werkwijzer Scholen beroepen zich in toenemende mate op handelingsverlegenheid, zowel in het regulier als speciaal onderwijs. Leerlingen die zelfs niet meer in het speciaal onderwijs terecht kunnen worden meestal thuiszitters en vallen onder de categorie 'moeilijk plaatsbaar'. De laatste jaren ondervinden de onderwijsconsulenten in toenemende mate dat de problematiek van zorgleerlingen zwaarder en complexer wordt en dat het vinden van oplossingen voor bepaalde leerlingen steeds moeilijker wordt. Een groepje moeilijk plaatsbare leerlingen vormde in 2008 aanleiding voor de start van een OC+-project in Zuid-Limburg. Met creativiteit en veel inspanningen van betrokkenen in het veld bleek meer mogelijk te zijn voor deze leerlingen dan men aanvankelijk dacht. Ook andere OC+-projecten en de landelijk beschikbare voorzieningen71 tonen aan dat er perspectief is voor moeilijk plaatsbare leerlingen. De ervaring leert weliswaar dat er veel belemmerende factoren kunnen zijn (in hoofdstuk 2 en 5 staan er verschillende vermeld) en dat het lang niet altijd gemakkelijk is, maar scholen en zorginstellingen slagen er in toenemende mate in om ook deze leerlingen uitzicht te bieden op een zinvol bestaan in de maatschappij. Alle opgedane kennis overdraagbaar maken is van belang voor deze groep leerlingen. Om die reden is dan ook besloten de ervaringen van de OC+-projecten te beschrijven in deze werkwijzer. Onderwijsconsulenten(+) hoopt dat samenwerkingsverbanden en scholen met de handreikingen in deze publicatie aan de gang kunnen gaan om 'passend onderwijs' te bieden aan die groepen leerlingen die recht op onderwijs hebben, maar die om welke reden dan ook moeilijk een plek in het onderwijs kunnen vinden of behouden. Recht op passend onderwijs Als Passend onderwijs in augustus 2014 van start gaat zijn samenwerkingsverbanden en scholen wettelijk verplicht onderwijs op maat aan te bieden aan alle leerlingen die zich aanmelden. Scholen bereiden zich hier op voor. Elke school kent immers wel leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. Scholen onderzoeken hoe zij deze leerlingen in het regulier onderwijs kunnen houden. Er worden (onderwijs/zorg- of zorg/onderwijs-)arrangementen en interne voorzieningen ontwikkeld, zoals beschreven in de verschillende hoofdstukken (structuurgroepen, time-out groepen, trajectgroepen etc.).72
71 72
Zie de inventarisatie door de onderwijsconsulenten, hoofdstuk 4.3. Zie de brochure van SWV-VO landelijk platform: Trajectgroep als ondersteuningsarrangement in het VO, ervaringen en perspectief; (http://www.vo-raad.nl/userfiles/bestanden/Passend%20onderwijs/171212-BrochureTrajectgroepondersteuningsarrangement-in-het-VO.pdf).
-91-
Voor sommige leerlingen is het echter (tijdelijk) niet mogelijk onderwijs te volgen in het regulier VO, ook niet met de door de school geboden ondersteuning. Deze leerlingen kunnen terecht in een OPDC of (tot augustus 2014) in een voorziening zoals Herstart, Op de Rails of Rebound.73 Is (terugkeer naar) regulier onderwijs niet haalbaar, dan kunnen deze jongeren naar het (voortgezet) speciaal onderwijs. Via symbiose kan dan vaak een deel van het onderwijs toch op een reguliere VO-school gevolgd worden. Soms is er een nevenvestiging van het VSO in een reguliere school gehuisvest om thuisnabij onderwijs te realiseren. Er zijn dus verschillende vangnetten en mogelijkheden, maar toch zijn er leerlingen die tussen wal en schip dreigen te vallen: de moeilijk plaatsbare jongeren. Over hen gaat deze werkwijzer. Zij hebben vaak al een lange weg gevolgd langs onderwijs- en zorginstellingen en zijn uiteindelijk thuiszitter geworden. Deze leerlingen hebben een dusdanig specifieke ondersteuningsbehoefte dat maatwerk vereist is. In het huidige onderwijssysteem wordt soms te weinig ruimte ervaren om dit maatwerk te kunnen leveren. Toch zijn er ook mogelijkheden voor deze leerlingen, zoals uit deze werkwijzer blijkt. Met de beschrijving en bundeling van diverse initiatieven en handreikingen hopen de onderwijsconsulenten(+) dat samenwerkingsverbanden en scholen geïnspireerd worden om voor deze moeilijke groep leerlingen een zo passend mogelijk aanbod te creëren. Overigens zal er altijd een kleine groep zorgleerlingen overblijven die zelfs met verregaand maatwerk niet in staat is om aan het huidige onderwijssysteem deel te nemen. Deze leerlingen krijgen vaak vrijstelling van de inschrijvingsplicht. Wet- en regelgeving bijstellen opent mogelijkheden Onderwijsconsulenten(+) zijn van mening dat leerlingen met zeer specifieke ondersteuningsbehoeften gebaat zouden zijn met een gedeeltelijke (tijdelijke) leerplichtontheffing, waardoor combinaties van onderwijs en zorg mogelijk worden (onderwijs/zorgarrangementen of zorg/onderwijsarrangementen). Ontschotting en verdeling van financieringsstromen kunnen leiden tot maatwerk voor deze jongeren. Daarom wordt gepleit voor een meer flexibele toepassing van de wet- en regelgeving, met name voor wat betreft de verplichting tot fysieke aanwezigheid op school (schoolplicht). Soms is een pas op de plaats gewenst of een geheel andere leer- en leefomgeving om weer tot leren te kunnen komen. Een 'leerboerderij' kan zo’n leerplek zijn.
73
Zie de brochure Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs, Ministerie van onderwijs, Cultuur en Wetenschap: http://www.passendonderwijs.nl/wpcontent/uploads/2013/07/Een-passend-onderwijsprogramma-voor-alle-leerlingen-in-het-voortgezetonderwijs.pdf .
-92-
Ook de Kinderombudsman74 pleit voor meer flexibiliteit om aan de ondersteuningsbehoefte van zorgleerlingen te voldoen. Dit vraagt om een omslag in denken over onderwijs, een omslag van leerplicht naar leerrecht, aldus de Kinderombudsman. Het perspectief van het kind (wat heeft dit kind nodig om deel te kunnen nemen aan onderwijs) moet het uitgangspunt vormen. Het OC+-project Leerbaarheid sluit hier naadloos op aan. Met de betrokkenheid en inzet van professionals uit onderwijs en zorg blijkt veel mogelijk te zijn om ook moeilijk plaatsbare leerlingen in het onderwijs te houden, maar het wordt scholen en zorginstellingen niet altijd gemakkelijk gemaakt door niet op elkaar afgestemde regelingen. Met de komst van Passend onderwijs is de verwachting dat alle zorgleerlingen een zo passend mogelijk onderwijsaanbod gaan krijgen. Scholen hebben daartoe een zorgplicht. Daarbij vormt niet meer de stoornis of beperking van de leerling het uitgangspunt, maar de ondersteuning die het kind nodig heeft om onderwijs te kunnen volgen. De combinatie van zorgplicht en meer maatwerk moet ertoe bijdragen dat kinderen niet meer thuiszitten! Er ligt voor alle spelers in het veld een mooie uitdaging om te zorgen dat alle kinderen hun recht op passend onderwijs in een veilige en ontwikkelingsstimulerende omgeving kunnen verzilveren!
74
Van Leerplicht naar Leerrecht, adviesrapport over waarborging van het recht op onderwijs naar aanleiding van het onderzoek naar thuiszitters, De Kinderombudsman, mei 2013: http://www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fck-uploaded/KOM2.2013.OnderwijsThuiszitters.pdf.
-93-
BIJLAGE 1
TWINNING - DETACHERINGSOVEREENKOMST75 Concept
Leerling: Naam: Adres: Woonplaats: Geboortedatum: Telefoonnummer:
__________________________________________ __________________________________________ __________________________________________ __________________________________________ __________________________________________
Ouders/verzorgers: Naam: Adres: Woonplaats: Telefoonnummer:
__________________________________________ __________________________________________ __________________________________________ __________________________________________
De huidige/afleverende school:
__________________________________________
De ontvangende school:
__________________________________________
Komen overeen: Dat de leerling de kans krijgt om onderwijs te volgen op de ontvangende school in de vorm van een detachering. De leerling wordt geplaatst in leerjaar ___________________ van leerweg ___________________. Gedurende de detachering blijft de leerling ingeschreven op de huidige school. De detachering zal, bij wederzijds goedvinden, eindigen op ___________________. Er vinden tussentijdse evaluaties plaats op __________________. De leerling: is aanwezig en volgt het onderwijsprogramma op de ontvangende school; houdt zich aan regels en afspraken zoals vermeld in het schoolreglement; zorgt dat het boekenpakket zo spoedig mogelijk in orde is; heeft kennis genomen van het onderwijsprogramma, de reglementen en het programma van afsluitende toetsen; is bereid begeleiding te accepteren wanneer de ontvangende school dit nodig vindt. De ouders/verzorgers: dragen zorg voor het aanleveren van gegevens die de ontvangende school nodig heeft; zijn bereid t.z.t. mee te werken aan het omzetten van de detachering in een definitieve plaatsing op de ontvangende school; spannen zich in om de samenwerking met de ontvangende school zo goed mogelijk te laten verlopen. 75
Dit is het concept van de scholen van SWV VO de Meierij.
-94-
De ontvangende school: biedt onderwijs en verbindt zich tot het bieden van ondersteuning en begeleiding die de leerling nodig heeft (jeugdzorgondersteuning via het Zorgadviesteam of onderwijsondersteuning); neemt het initiatief tot regelmatig overleg met de ouders/verzorgers en de huidige/afleverende school om de schoolvorderingen en het gedrag van de leerling te evalueren; draagt zorg voor de organisatie rondom het benodigde boekenpakket; schrijft de leerling, bij goed functioneren, in per ___________________. De huidige/afleverende school: verstrekt de ontvangende school een volledig dossier waarbij wordt uitgegaan van maximale openheid; stelt de afdeling Leerplicht van de woongemeente van de leerling in kennis van de detachering en de gemaakte afspraken; betaalt de basisbekostiging, via een factuur van de ontvangende school, gedurende de duur van de detachering volgens de geldende afspraken binnen SWV VO de Meierij; betaalt eventueel de ondersteuningsbekostiging, via een factuur van de ontvangende school, volgens de geldende afspraken binnen SWV VO de Meierij; accepteert terugplaatsing bij eventueel niet goed functioneren of niet nakomen van afspraken. Datum van ingang detacheringsovereenkomst: ___________________ Datum van ondertekening overeenkomst: ___________________ De leerling: Naam: ___________________
Handtekening:___________________
De ouders/verzorgers: Naam: ___________________
Handtekening:___________________
Namens de huidige/afleverende school: Naam: ___________________ Handtekening:___________________ Namens de ontvangende school: Naam: ___________________ Handtekening:___________________
-95-
BIJLAGE 2
DE VIER FASEN VAN 'AAN DE SLAG'76
Slag 1 Diagnose en opstellen van persoonlijk werkprogramma In deze slag vinden diagnose en planvorming plaats. De motivatie, leerstijl, vaardigheden en (on)mogelijkheden van de jongere en zijn of haar netwerk worden in kaart gebracht. Vastgesteld wordt aan welke doelen de jongere gaat werken en hoe intens de benodigde begeleiding moet zijn. Er wordt een keuze gemaakt voor de basis-, plus- of lichte variant van 'Aan de slag'. Samen met alle informatie en resultaten van eerdere interventies en trainingen stelt de programmabegeleider in samenspraak met de jongere een persoonlijk werkprogramma en een gedetailleerd draaiboek vast. Slag 2 Intensief Deze slag is de meest intensieve en duurt vier tot zes maanden. In de eerste twee weken moeten basisdoelen op het gebied van huisvesting, inkomen en werk of opleiding zijn gerealiseerd. In deze weken wordt ook aandacht besteed aan het opbouwen van een vangnet voor de jongere. Verder wordt aan de hand van de in het programma opgenomen interventies gewerkt aan de kortetermijndoelen. Er worden altijd basisinterventies ingezet voor werkrelatie en netwerkvorming. Zij vormen de rode draad voor het leggen en vasthouden van de samenwerkingsrelatie, het motiveren en onderhandelen met de jongere over de hulp en de inbedding van de jongere in de eigen sociale context. Voorbeelden hiervan zijn motiverende gespreksvoering en intercultureel begeleiden. Per jongere kunnen op maat aanvullende interventies ingezet worden, waaronder sociale en/of cognitieve vaardigheidstrainingen, gezinsbegeleiding en budgetteringstrainingen. Werkgever, werkbegeleider en/of docent worden in deze fase begeleid. Afhankelijk van de intensiteit van het werkprogramma zijn er één tot vier contacten met de jongere per week. De voortgang van de jongere wordt periodiek besproken. Slag 2 wordt afgesloten met een evaluatie van de kortetermijndoelen. Slag 3 Afrondingsfase In deze fase wordt gedurende vijf maanden aan de langetermijndoelen gewerkt. Tijdens slag 3 peilt de persoonlijk programmabegeleider steeds hoe het met de vorderingen van de jongere gaat en hij stemt de intensiteit van de begeleiding daarop af. Als alles goed gaat, neemt de intensiteit van de begeleiding af tot één of twee contacten per week. De afstemming gebeurt vooral tijdens de controle-afspraken. Ook in deze periode blijft de programmabegeleider de opleiders, stage-aanbieders en werkgevers intensief ondersteunen. De voortgang wordt periodiek besproken. Slag 3 wordt afgesloten met een eindevaluatie.
76
Deze beschrijving is gebaseerd op de tekst uit de brochure 'Aan de slag' van Work-Wise.
-96-
Slag 4 Follow-up De follow-up bij 'Aan de slag' bestaat uit minimaal drie contactmomenten op drie, zes en negen maanden na afsluiting van slag 3. Deze momenten vormen een controle, een steun in de rug en tegelijkertijd een stok achter de deur, omdat de jongere weet dat zijn of haar persoonlijk programmabegeleider gegarandeerd contact opneemt. Het contact is bij voorkeur in de eigen omgeving van de jongere. Afhankelijk van het resultaat van de followup kan de programmabegeleider contact opnemen met belangrijke betrokkenen in het netwerk van de jongere of een netwerkbijeenkomst organiseren om tot nieuwe afspraken te komen.
-97-
BIJLAGE 3
CASUSVOORBEELD DEELNEMER 'AAN DE SLAG'77
Slag 1 - vindt plaats tijdens verblijf in de OG Heldringstichting, duur 2 weken Martin is een 17-jarige jongen die functioneert op moeilijk lerend niveau. Er zijn hem gedurende zijn opvoeding thuis weinig grenzen gesteld en hij is in de puberteit vaak buiten het zicht van zijn ouders geraakt. Vanaf de puberteit zijn de problemen dan ook toegenomen. Martin is in contact gekomen met leeftijdgenoten die veelvuldig in aanraking komen met justitie en hij spiegelde zich aan hen. Dit leidde tot problemen op alle leefgebieden. Martin onttrok zich niet alleen aan het gezag van zijn ouders, hij was ook negatief op school, verzuimde en is verschillende malen in aanraking gekomen met politie en justitie. Martin is een jongen die zelfbepalend gedrag vertoont en moeite heeft met het accepteren van gezag. Daarnaast is hij berekenend. Hij kan zich sociaal wenselijk opstellen. Martin baseert zijn gedrag op de consequenties die het voor hem heeft. Hij is sterk gericht op zijn eigen behoeften en er is sprake van een zorgelijke morele ontwikkeling. Vanwege zijn problematiek is Martin onvoldoende in staat om de gevolgen van zijn gedrag, zowel voor zichzelf als voor anderen, te overzien. Hij is zeer afhankelijk van de structuur, aandacht en begeleiding van zijn omgeving. Martin is zeer beïnvloedbaar, maar beïnvloedt daarnaast ook anderen. Martin wordt aangemeld voor het programma 'Aan de slag' vanuit de OG Heldringstichting om ervoor te zorgen dat hij een passende dagbesteding krijgt en deze kan vasthouden. Doel is terugval in delictgedrag te verkleinen. Trajectdoelen slag 1: competenties arbeid & scholing - Martin volgt zijn schoolprogramma, komt op tijd en zet zich in; - Martin volgt de training(en) die worden aangeboden door zijn jobcoach; - Martin krijgt inzicht in zijn huidige school- en werkmogelijkheden; in de persoon gelegen factoren - Martin leert omgaan met frustraties en stress; - Martin reageert minder impulsief, omdat duidelijk is wat van hem verwacht wordt; - Martin leert omgaan met het geld dat hij heeft; omgevingsfactoren - Martin heeft een goede vrijetijdsbesteding; - Martin bouwt een positief sociaal netwerk op.
77
Geanonimiseerd.
-98-
Slag 2 - Martin verhuist van de OG Heldringstichting weer naar huis; ambulante ITBbegeleiding, duur 16 weken Conform de wens van Martin en zijn ouders gaat hij weer bij zijn ouders wonen. Vanuit de OG Heldringstichting heeft gezinsmaatschappelijk werk de ouders ondersteund om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van Martin en de daarbij behorende problematiek. Zo kunnen zij hem beter de benodigde sturing en begrenzing bieden. Trajectdoelen slag 2 - evaluatie: competenties arbeid & scholing - Martin volgt zijn schoolprogramma, komt op tijd op school, zet zich actief in tijdens de lessen en volgt de lessen van de dag (behaald); - Martin volgt de training(en) die worden aangeboden door zijn jobcoach, weet wanneer en waar de trainingen zijn en is op tijd aanwezig op de trainingen (behaald); in de persoon gelegen factoren - Martin bespreekt zijn dag, gaat in gesprek, geeft aan wat er goed is gegaan (behaald); - Martin geeft aan wat hij lastig vindt (vooruitgang); - Martin stemt het gespreksonderwerp af op de persoon (behaald); - Martin leert omgaan met zijn geld, weet wat hij aan geld krijgt en weet wat hij moet betalen (vooruitgang); - Martin regelt zelf zijn afspraken bij de bank (vooruitgang) en heeft overzicht over zijn bankzaken (lichte vooruitgang); omgevingsfactoren - Martin herkent positieve sociale contacten (behaald). Slag 3 - de voortgang, duur 20 weken Gezinsmaatschappelijk werk is inmiddels gestopt en in het gesprek met de ouders is afgesproken dat de jeugdreclasseerder toetst of Martin zich thuis aan de gemaakte afspraken houdt. Trajectdoelen slag 3 - evaluatie: competenties arbeid & scholing - Martin heeft zijn schoolprogramma afgerond en dus ook voldoende gevolgd. Hij had hier wel externe sturing bij nodig. Hij heeft een agenda aangeschaft en weet ook hoe hij hier gebruik van kan maken. Dit is echter nog geen gewoonte geworden. Hij volgt het Feursteinprogramma via zijn jobcoach. Langzaam ziet hij het nut hiervan in. Hij heeft de voor- en nadelen van het werken in de horeca afgewogen en wil de overstap maken naar de transportwereld. Hij is op advies van de school gestart met een BBL-traject. in de persoon gelegen factoren - Martin heeft nog moeite zijn ouders meer te betrekken bij wat hem bezighoudt. Hij is beter in staat om bij de ITB'er en de school een gesprek aan te gaan over zaken die hij niet begrijpt. Hij is nog wel geneigd advies te vragen aan de verkeerde persoon. Dit is een kwestie van vertrouwen; - Martin heeft voldoende zicht op zijn huidige financiële situatie, maar is nog niet in staat zelf zijn bankzaken te regelen; omgevingsfactoren - Martin is nog op zoek naar een vorm van vrijetijdsbesteding en is nog geen lid van een vereniging.
-99-
Slag 4 - follow-up fase, duur 36 weken Fase 4 houdt in dat er contact is bij 3, 6 en 9 maanden in het kader van de resultaten. competenties arbeid & scholing - In deze fase worden de mogelijkheden onderzocht van een deeltijdbaan in de transport/logistiek, worden Martins werknemersvaardigheden verder uitgebouwd en probeert hij zijn rijbewijs te halen, waardoor de kans op werk groter wordt. in de persoon gelegen factoren - Martin bouwt een werkrelatie op met een nieuwe ambulant begeleider, bespreekt wat hem bezighoudt en is hier open over bij de juiste persoon. Hij leert zelfstandig om hulp vragen en bereidt zich voor op zelfstandigheid. omgevingsfactoren - In deze fase geeft Martin vorm aan zijn vrijetijdsbesteding en werkt hij aan een prosociaal netwerk. Hij vervolgt de Feuersteintraining; deze wordt verlengd tot aan de zomervakantie. Ingeschakelde hulpverlening: - Het re-integratiebureau Innovium (en daarmee ook de jobcoach) blijft betrokken en ondersteunt Martin bij het toewerken naar een passende deeltijdbaan; - Humanitas wordt betrokken in het traject. Martin krijgt een zorgcoördinator en hij krijgt het Homerun-programma aangeboden. Hierdoor blijft Martin op alle leefgebieden ondersteuning ontvangen; - Vanuit BJZ zal jeugdreclassering nog een jaar lang het gevaar op recidive blijven monitoren. Martin gaat met behulp van een jobcoach een BBL-traject volgen in de logistiek. Jeugdreclassering blijft nog monitoren maar tot nu toe is geen sprake van recidive. Op financieel gebied heeft Martin veel ondersteuning nodig. Martin heeft (nog) geen vrijetijdsbesteding kunnen vinden.
-100-
BIJLAGE 4
COMPETENTIELIJST BSV DE MEIERIJ
COMPETENTIELIJST Bovenschoolse voorziening de Meierij 2013-2014 Naam: Begeleider: Datum: Deze lijst is ingevuld met het doel: Sterke- zwakke kanten in beeld krijgen. Leerdoelen formuleren Waarde: 1 = helemaal niet 5 = helemaal wel
1. Motivatie 1 2 3 4 5 6
â maak keuze Waarde Ik ben gemotiveerd voor schoolwerk Ik ben gemotiveerd om aan mijn gedrag te werken Als ik huiswerk krijg, maak ik dat ook Ik ben 's morgens op tijd op school Ik ben op tijd in het klaslokaal na de pauze Ik verwacht minstens 80% aanwezig te zijn op school
2. Verantwoordelijkheid eigen leerproces 7 8 9 10 11 12 3. Reflecteren/evalueren en omgaan met feedback 13 14
Waarde Ik of mijn ouders/verzorgers geven afwezigheid altijd door Ik heb een reëel toekomstbeeld Ik kom afspraken na Ik vraag hulp als het nodig is Ik ruim mijn eigen spullen netjes op Ik ben trainbaar [sta open voor advies] Waarde Ik luister naar advies van anderen Ik denk na over dit advies en probeer er wat mee te doen
Zwaarte 3
Totaal 0
3
0
1
0
3
0
2
0
3
0
Zwaarte
Totaal
3
0
2 3 2 2
0 0 0 0
3
0
Zwaarte
Totaal
3
0
2
0
-101-
15 16 4. Samenwerken 17 18 19 20 21 22 5. Assertiviteit 23 24 25 26
Ik reageer goed op correcties/waarschuwingen Ik weet waar ik niet goed in ben/wat beter kan
2
0
3
0
Zwaarte 3 2
Totaal 0 0
Ik kan goed op mijn beurt wachten Ik probeer rekening met anderen te houden Ik kan me beheersen bij ruzies/conflicten
2
0
3
0
3
0
Ik werk mee aan een goede sfeer
2 Zwaarte
0 Totaal
3
0
3
0
3
0
2
0
Zwaarte
Totaal
3
0
3
0
3
0
3
0
Zwaarte
Totaal
2
0
3
0
2
0
Zwaarte
Totaal
2
0
Waarde Ik accepteer altijd hulp/begeleiding Ik help anderen
Waarde Ik behandel andere leerlingen met respect Ik behandel mijn begeleiders met respect Ik kom voor mezelf op, op een goede nette manier Ik kom voor mezelf op en spreek mijn gevoelens uit
6. Probleemoplossend handelen 27 28 29 30
Waarde Ik vraag op de juiste manier en op een goed moment om hulp Ik kan omgaan met veranderingen Ik accepteer mijn stoornis [ADHD/ODD/PDD-NOS, enz.] Ik kan met duidelijke aanwijzingen zelf zaken afhandelen
7. Initiatief nemen 31 32 33
Waarde Ik kan resultaten laten zien zonder al te veel hulp Ik kan zelf zaken oplossen zonder al te veel hulp Ik vraag uit mezelf om nieuwe opdrachten
8. Zelfstandig opdrachten uitvoeren 34
Waarde Als ik aan een taak begin, maak ik deze af
-102-
35 36 37 38 39
Ik kan ook werken als er weinig toezicht is Ik vraag alleen uitleg na zelf nagedacht te hebben Ik kan zelf werk indelen en plannen Als ik een taak uitvoer, heb ik weinig sturing/uitleg nodig Ik werk het liefst alleen
9. Concentratie 40
41
Waarde Ik kan goed voor langere tijd mijn aandacht bij het werk houden. Ook al is er rumoer in de klas, kan ik goed de aandacht bij mijn eigen werk houden
10. Hygiëne 42
Waarde Ik besteed voldoende aandacht aan mijn uiterlijk
3
0
2
0
2
0
3
0
3
0
Zwaarte
Totaal
3
0
3
0
Zwaarte
Totaal
3
0
Score (maximale score versus werkelijke score) Competentie
Max
Score
%
75
0
0%
75
0
0%
50
0
0%
4 5 9 7 8 9
Motivatie Verantwoordelijkheid eigen leerproces Reflecteren/evalueren en omgaan met feedback Samenwerken Assertiviteit Probleemoplossend handelen Initiatief nemen Zelfstandig opdrachten uitvoeren Concentratie
75 55 60 35 75 30
0 0 0 0 0 0
0% 0% 0% 0% 0% 0%
10
Hygiëne
15
0
0%
Totaal
545
0
0%
1 2 3
Conclusie
-103-
BIJLAGE 5
ENKELE CASUSVOORBEELDEN
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 1 Ronald is een jongen van 14 jaar met een cluster-4 indicatie en een PGB voor begeleiding buitenshuis. Hij is gediagnosticeerd met een gegeneraliseerde angststoornis, een aandachttekortstoornis met hyperactiviteit en een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Ronald functioneert op een laag cognitief niveau en heeft ook dyslexie. Er doen zich incidenten voor op zijn VSO-school. Deze komen volgens de school voort uit angst en het ontbreken van vertrouwen in volwassenen. Vanuit deze angst reageert Ronald soms behoorlijk opstandig naar de volwassenen. De school is van mening, dat de gedragsproblemen van dien aard zijn dat eerst behandeling moet plaatsvinden, in verband met zijn sociaal-emotioneel functioneren. Als daar verbetering in optreedt, komt Ronald mogelijk weer aan leren toe. Ronald is al eerder intensief behandeld, maar het gezin vindt het moeilijk om het geleerde thuis goed vast te houden. De ouders moeten een andere opvoedingsaanpak hanteren om bij Ronald blijvende resultaten te behalen. Ronald is te persoonsafhankelijk, vooral van zijn moeder. Geprobeerd wordt hem in een internaat opgenomen te krijgen, maar dat lukt niet omdat Ronald niet zelfstandig genoeg is. Wel is wekelijkse therapie mogelijk. Gezien de ernst van de incidenten wordt Ronald geschorst, in afwachting van verwijdering. Er wordt een onderwijsconsulent ingeschakeld. Deze lukt het na veel moeite een VSO-school bereid te vinden Ronald onder voorwaarden (ondertekenen van een protocol) in te schrijven. Het gaat enkele maanden goed, maar dan doen zich weer forse incidenten voor. Een ervan resulteert in hardhandig optreden door een gymnastiekleraar. Ronald wordt weer geschorst, en er wordt weer advies gevraagd aan een onderwijsconsulent. De school raadt aan te zorgen voor een fysieke afstand tussen Ronald en zijn moeder om te voorkomen dat hij 'beloond' wordt voor slecht gedrag (hij werd dan door zijn moeder opgehaald). De onderwijsconsulent gaat op zoek naar een cluster 4-school in een andere regio waar Ronald helemaal opnieuw kan beginnen. Het lukt uiteindelijk ook deze keer een VSOschool voor Ronald te vinden die mogelijkheden met deze leerling ziet. Na een kennismakingsgesprek is ook Ronald enthousiast. Hij wil graag de opleiding motortechniek volgen. Bij de intake blijkt er alleen plaats bij de opleiding tot lasser te zijn. Dat is een teleurstelling, maar het feit dat Ronald in een klein groepje van vijf leerlingen komt, verzacht (met name voor zijn moeder) deze tegenvaller. De onderwijsconsulent moet nog wel moeite doen om leerlingenvervoer te regelen, omdat deze VSO-school niet de meest nabij gelegen cluster 4-school is.
-104-
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 2 Bob is een 12-jarige jongen, cluster 4 geïndiceerd en ingeschreven in het speciaal onderwijs (SO). Bob is een jongen met forse gedragsproblematiek. Dit gedrag is op de cluster 4-school zo problematisch, dat hij geschorst is en nu thuiszit. Hij is inmiddels aangemeld voor intensieve behandeling bij een orthopedagogisch centrum in een andere regio. Het centrum heeft ruimte voor de behandeling, maar is pas bereid Bob te plaatsen als er zicht is op een onderwijsplek op de cluster 4-school in die regio. Die school laat echter weten dat er vooralsnog geen plek is en dat Bob op een wachtlijst wordt geplaatst. Concreet betekent dit dat de behandeling van Bob niet wordt gestart en dat hij zonder enige vorm van onderwijs en/of zorg thuiszit. Er wordt een onderwijsconsulent ingeschakeld om te bemiddelen bij het vinden van een passende oplossing voor Bob. De onderwijsconsulent legt contact met zowel het orthopedagogisch centrum als de nieuwe cluster 4-school. Daardoor wordt duidelijk dat er over en weer een afwachtende houding wordt aangenomen. De school zegt niet voldoende aanmeldingen te ontvangen vanuit de behandelsetting, waardoor zij geen nieuwe groep kan starten (de huidige groepen zitten vol). Het orthopedagogisch centrum zegt niet over te gaan tot plaatsing als er geen onderwijsplek voor Bob beschikbaar is. De onderwijsconsulent investeert in het afstemmen van deze problematiek op managementniveau. Het belang van Bob en zijn onderwijs/zorgbehoeften zijn hierbij uitdrukkelijk naar voren gebracht. Het kan niet de bedoeling zijn dat Bob - doordat onderwijs en zorginstanties op elkaar wachten - geen passend traject kan volgen. De Commissies van Begeleiding van de beide SO-scholen hebben vervolgens contact en er wordt op korte termijn een onderwijsplek voor Bob gerealiseerd, waarna ook de behandelende instantie besluit over te gaan tot plaatsing in de behandelgroep. Zij stelt zelfs extra uren begeleiding beschikbaar om de schoolgang van Bob te ondersteunen.
-105-
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 3 Isabel is een 15-jarig meisje met Asperger, hoog functionerend (IQ: 146) en leerling op het Gymnasium, leerjaar 4. Isabel vertoont al meerdere jaren moeilijk te corrigeren en star gedrag. In het afgelopen jaar is Isabel, door ernstige vermoeidheidsklachten, ruim 80% van de tijd afwezig geweest. Is Isabel er wel, dan verstoort ze de les, is brutaal, eigenwijs en heeft ze een zeer ongeïnteresseerde houding. De school concludeert dat zij, ondanks allerlei extra inzet, handelingsverlegen is en niet verder kan met Isabel. Omdat Isabel een cluster 4-beschikking heeft verwijst de school naar het cluster 4-onderwijs. Dat kan echter onderwijskundig niet aan Isabel bieden wat passend is. Er is maximaal een HAVO-4 aanbod, maar ook nog in het profiel dat niet passend is en tot het derde leerjaar. Isabel komt uit een betrokken gezin en haar ouders zijn het absoluut niet eens met een plaatsing op een cluster 4-school. Ook zien zij niet de noodzaak in van de aangeraden hulpverlening. Ouders en school onderzoeken verschillende schoolmogelijkheden, maar er lijkt geen passende oplossing. Isabel heeft nog een plek tot de zomervakantie op haar huidige school en lijkt daarna thuiszitter te worden. Aan een onderwijsconsulent wordt gevraagd mee te denken over een oplossing. De onderwijsconsulent wint informatie in bij de ouders en Isabel zelf, de school, maar ook bij de leerplichtambtenaar en eerder betrokken hulpverleners. Er wordt een link gelegd tussen haar vermoeidheid, starheid en autisme en er wordt gekeken naar situaties waarin Isabel wel optimaal functioneert. Na een aantal gesprekken met school en ouders, erkennen de ouders dat zij wellicht te veel ruimte aan Isabel hebben gegeven en te veel met haar zijn 'meegegaan'. Er wordt daarom gestart met cognitieve gedragstherapie bij Isabel en er wordt opvoedkundige ondersteuning thuis geregeld. De school heeft hier al een aantal jaren op aangedrongen; zij is daarom bereid de resultaten af te wachten en Isabel nog een kans te geven. Isabel blijkt erg geschrokken nu de school aan de noodbel heeft getrokken; zij heeft eigenlijk al jaren ruimte gehad om zaken zelf te bepalen. Alle gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de ouders, de school en Isabel. Door de duidelijkheid die nu gegeven en grenzen die nu getrokken worden, en door de inzet van en samenwerking met de hulpverlening, heeft Isabel nog een goede kans om het Gymnasium af te maken, terwijl ze anders een heel moeilijk plaatsbare leerling zou zijn geworden.
-106-
BIJLAGE 6
OVERZICHT GEBRUIKTE AFKORTINGEN
ACT ACTB ADHD AKA ASS BBL BSV CIZ CvI DBC ESF GGZ HAVO ITB'er LGF MBO MG OC(+) OCW OPDC PCL PDD-NOS PGB PO PRO REC SB(A)O SO SOSO SWV VMBO VO VSO VWO WEC WMO WOWW WSNS ZAT ZML(K) ZMOLK
Advies consultatie team Advies Commissie Toelating en Begeleiding Attention Deficit Hyperactivity Disorder Arbeidsmarkt kwalificerend assistent Autismespectrumstoornis; een aan autisme verwante stoornis Beroepsbegeleidende leerweg Bovenschoolse voorziening Centrum indicatiestelling zorg Commissie voor de Indicatiestelling Diagnose Behandel Combinatie Europees Sociaal Fonds Geestelijke Gezondheidszorg Hoger algemeen voortgezet onderwijs Individueel trajectbegeleider (Regeling) Leerlinggebonden financiering Middelbaar beroepsonderwijs Meervoudig gehandicapt Onderwijsconsulent(en)(+) (Minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ortho Pedagogisch Didactisch Centrum Permanente Commissie Leerlingenzorg Pervasive Development Disorder - Not Otherwise Specified Persoonsgebonden budget Primair onderwijs Praktijkonderwijs Regionaal Expertisecentrum Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders Samenwerkingsverband Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Wet op de expertisecentra Wet maatschappelijke ondersteuning Work on what works Weer samen naar school Zorg- en adviesteam Zeer moeilijk lerend (kind) Zeer moeilijk opvoedbaar/lerend kind
-107-
Publicatie | SOSO/Onderwijsconsulenten, Den Haag Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag Uitgave | 2013
Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk (per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten. Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl
Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87 E
[email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl