Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015
Handreiking voor scholen – Bestuursakkoord 2012-2015 Voorwoord
Utrecht, 28 maart 2012 Verbetering van de onderwijskwaliteit, vergroting van de kwaliteit van leraren en schoolleiders en hogere prestaties van leerlingen; het zijn de pijlers onder het bestuursakkoord dat ik als voorzitter van de VO-raad op 14 december 2011 met minister Marja van Bijsterveldt en staatssecretaris Halbe Zijlstra mocht ondertekenen. In dit Bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt over de zichtbare resultaten die scholen de komende drie jaar gaan boeken om de noodzakelijke kwaliteitsslag te realiseren. De ambities in het akkoord sluiten aan bij wat in scholen al aan gebeurt op het gebied van o.a. professionalisering. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat scholen verschillen en dat op elke school gewerkt gaat worden aan de gezamenlijke ambities. Zo kunnen de landelijke doelen worden gerealiseerd. Met deze Handreiking wil de VO-raad scholen een middel geven om aan die schooleigen ambities te werken. Het is geen blauwdruk maar, naar ik hoop, een vliegwiel dat u in staat stelt op uw school aan de slag te gaan met de ambities uit het bestuursakkoord.
Sjoerd Slagter Voorzitter VO-raad
1
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015
1. Inleiding Leerlingen verdienen het beste onderwijs, op een manier die bij hen past en aansluit op hun talenten en mogelijkheden. Onderwijs is ook van groot belang voor de kenniseconomie van Nederland. Een sterke kenniseconomie biedt welvaart en welzijn voor iedereen. Met de krimpende beroepsbevolking heeft Nederland alle talenten nodig om de vergrijzende samenleving te kunnen onderhouden. Betere studiekeuzes, minder uitval, betere doorstroom naar vervolgopleiding of arbeidsmarkt en vermindering van afstroom, renderen in de samenleving. Onderwijs loont dus, voor de leerling en de maatschappij als totaal. Het kabinet wil Nederland in de top 5 van kenniseconomieën brengen. De VO-sector ondersteunt deze ambitie volop en wil daar de komende jaren aan werken door opbrengstgericht werken te stimuleren. Daarbij hoort ook het zich meetbaar verantwoorden naar de samenleving. In de loop van 2011 zijn vanuit het Ministerie van OCW de Actieplannen Leraar 2020 en Beter Presteren verschenen. Vanuit de VO-raad verscheen eerder de VO-professionaliseringsagenda en de VO-Investeringsagenda, Hierin worden concrete doelstellingen en acties benoemd waarmee we als sector de komende jaren de professionaliteit in volle breedte van de sector willen ontwikkelen. Met het Bestuursakkoord VO-raad – OCW 2012-2015, dat Sjoerd Slagter, namens de besturen in het voortgezet onderwijs, op 14 december 2011 heeft gesloten met minister Marja van Bijsterveldt en staatssecretaris Halbe Zijlstra, wordt een belangrijke impuls gegeven aan die ambities door er ruimte, geld en ondersteuning aan te verbinden. In het Bestuursakkoord zijn de prestatiedoelen vastgelegd voor 2015: hogere prestaties van leerlingen, verbetering van de onderwijskwaliteit en vergroting van de kwaliteit van leraren en schoolleiders. In het Bestuursakkoord zijn de ambities voor 2015 uitgewerkt op sectorniveau. Om die collectieve ambities te bereiken, worden er prestaties geleverd op schoolniveau. In de Algemene Ledenvergadering van de VO-raad op 1 december 2011 hebben de leden van de VO-raad daarom uitdrukkelijk verzocht om een handreiking, aan de hand waarvan zij zelf gericht met de ambities in het Bestuursakkoord aan de slag kunnen. Deze handreiking gaat in op wat er precies in het Bestuursakkoord is afgesproken, wat dat betekent voor de scholen, en welke stappen scholen kunnen zetten om de ambities uit het Bestuursakkoord op schoolniveau te realiseren, nadrukkelijk in aansluiting op alles wat de scholen al doen. Aan de hand daarvan kunnen scholen invulling geven aan de verantwoordelijkheid die we als sector op ons hebben genomen. De handreiking bevat de volgende onderdelen: Een toelichting op het Bestuursakkoord; wat is er precies afgesproken? (hoofdstuk 2) Een toelichting op wat de school kan doen om de afspraken uit het Bestuursakkoord waar te maken, wat daarbinnen ‘ moet en mag’ en welke ondersteuning er beschikbaar is (hoofdstuk 3) Een toelichting op de wijze waarop monitoring en verantwoording van de resultaten van de scholen plaatsvindt (hoofdstuk 4). Een toelichting op de elementen van een plan van aanpak en voorbeelden van aanpakken die scholen kunnen kiezen (hoofdstuk 5 en 6)
2. Wat staat er precies in het Bestuursakkoord? “Het voortgezet onderwijs moet, kan én wil verder verbeteren. Daarmee bereiken we dat leerlingen beter gaan presteren, beter doorstromen naar het vervolgonderwijs, sneller toetreden tot de arbeidsmarkt en beter zijn toegerust voor de maatschappij van vandaag en morgen. Zowel op schoolniveau als op landelijk niveau dient iedereen zijn verantwoordelijkheid te nemen: de schoolbestuurders, de schoolleiding, de leraren en de overheid.” In het Bestuursakkoord zijn prestatieafspraken uitgewerkt die ertoe moeten leiden dat de professionaliteit van scholen en de kwaliteit van het onderwijs daadwerkelijk verbeteren. Daarbij is uitgegaan van de ambities van de scholen, zoals beschreven in de Investeringsagenda en de Professionaliseringsagenda, en van de ambities van het ministerie van OCW t.a.v. het onderwijs in Nederland. Deze set ambities geeft aan waar de komende jaren de aandacht naar uit zal gaan en vormt daarmee een gezamenlijke ‘agenda’ van de scholen en van de overheid. 2
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 De gezamenlijke ambitie van de VO-sector en het ministerie van OCW laat zich als volgt samenvatten: Leerlingen behalen goede prestaties op de kernvakken én worden breed gevormd. Scholen werken systematisch aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen, ze werken “opbrengstgericht”. Leraren signaleren (cognitieve) verschillen tussen leerlingen en gaan hier op een adequate wijze mee om. Op scholen is sprake van een ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund. Op scholen is sprake van een lerende cultuur waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders. Goed HRM-beleid is daarvoor een voorwaarde. In het Bestuursakkoord zijn de volgende doelstellingen opgenomen: 1) Er wordt gerichte aandacht besteed aan de kernvakken Nederlands, Engels en Wiskunde/Rekenen 1 waardoor de leerprestaties van alle leerlingen op die vakken aantoonbaar verbeteren. 2) De leerprestaties van de 20% best presterende (vwo-)leerlingen stijgen aantoonbaar. 3) Scholen voldoen aan meer criteria voor opbrengstgericht werken, zodat ten minste 50% van de scholen in 2015 opbrengstgericht werkt. 4) Alle leraren zijn in staat het onderwijs af te stemmen op verschillen binnen de klas en opbrengstgericht te werken, en alle leraren en schoolleiders voldoen aan de geldende bekwaamheidseisen en werken systematisch aan hun bekwaamheidsonderhoud (professionalisering). 5) Alle scholen voeren een goed en effectief HRM-beleid. In appendices 1 en 2 zijn de indicatoren en de streefdoelen per doelstelling opgenomen.
Onderlinge verschillen Een belangrijk uitgangspunt van het Bestuursakkoord is dat scholen van elkaar verschillen; ze hebben eigen onderwijskundige visies, een eigen identiteit en achtergrond en zullen dus ook op verschillende manieren invulling geven aan de doelen uit het Bestuursakkoord. Daarom wordt bij de implementatie ervan zoveel mogelijk uitgegaan van de context en de eigen (onderwijsontwikkelings)processen van de scholen. Ambities op sectorniveau, prestaties op schoolniveau Daarnaast geldt als uitgangspunt dat de inspanningen op schoolniveau bijdragen aan de ambities op sectorniveau. De resultaten van de sector als geheel zijn immers niet meer en niet minder dan de resultante van de resultaten van alle scholen. Doordat op elke school wordt gewerkt aan de gezamenlijk ambities, kunnen de landelijke doelen worden gerealiseerd. Scholen kunnen, gebaseerd op hun eigen uitgangssituatie, meer prioriteit geven aan één of enkele indicatoren uit het Bestuursakkoord. De inspanningen van alle scholen bij elkaar opgeteld moeten wel leiden tot de realisatie van de ambities op sectorniveau in 2015. Middelen uit de Prestatiebox De scholen krijgen voor de uitvoering van het Bestuursakkoord een bedrag per leerling en daar bovenop een bedrag per leerling in het vierde, vijfde en zesde leerjaar van het vwo. In 2012 krijgen de scholen: € 110,26 per leerling € 66,00 per leerling in het vierde, vijfde en zesde leerjaar van het vwo. In het Bestuursakkoord is afgesproken dat ieder schoolbestuur het via de Prestatiebox beschikbaar gestelde bedrag ten minste zal verdubbelen, in elk geval voor zover het de middelen voor professionalisering betreft. Van het totale bedrag in 2012, € 110 miljoen, is € 25 miljoen bestemd voor professionalisering. Dat is 23% van de totale som. Dat betekent dat een schoolbestuur het bedrag uit de Prestatiebox met ten minste 23% van dat bedrag moet aanvullen uit haar eigen middelen, ten behoeve van de verwezenlijking van de doelstellingen. Dit ook 1
Betere resultaten zullen ook bijdragen aan een betere score van Nederland op internationale onderzoeken zoals PISA. De ambitie is dat
Nederland in 2015 hoger op de PISA-lijst staat dan in 2011. Bij wiskunde wordt gestreefd naar een vooruitgang van 5 punten per meting: van 526 in 2009 naar 536 in 2015; bij lezen een vooruitgang met 4 punten per meting: van 508 in 2009 naar 516 in 2015; bij science een vooruitgang van 2 punten per meting: van 522 in 2009 naar 526 in 2015. 3
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 vanuit de gedachte dat veel scholen al werken aan professionalisering. Scholen kunnen in dit kader in hun begroting voor 2012 posten aanwijzen die gelden als deze eigen in te zetten middelen, bijvoorbeeld de kosten voor scholingsactiviteiten of innovatietrajecten. De middelen voor Excellentie, die in de verdeelsleutel van de Prestatiebox in principe gekoppeld zijn aan de leerlingen in de bovenbouw van het vwo, kunnen specifiek voor die doelgroep worden ingezet maar ook voor andere doelgroepen of voor andere / bredere doelstellingen op het gebied van excellentie. Dit omdat excellentie breder gezien kan worden dan alleen op cognitief gebied. In 2012 komt een totaalbedrag van € 110 miljoen beschikbaar voor het VO. In 2013 zal het gaan om € 130 miljoen, in 2014 om € 132 miljoen en in 2015 om € 133 miljoen. In 2013 zal dit in ieder geval weer worden uitgekeerd via een ‘Prestatiebox’. De verdeelsleutel is nog niet bekend. De wijze van toekenning van het geld in 2014 en 2015 wordt bepaald in 2013, na de midterm review.
3. Wat betekent het Bestuursakkoord voor de scholen? Voor scholen is de betekenis van de komst van het Bestuursakkoord tweeledig. Enerzijds geeft het een krachtige impuls aan de inspanningen die de individuele scholen al leveren in het kader van hun eigen ambities, door financiële middelen te koppelen aan een aantal sectorbrede, door de scholen gedeelde, doelstellingen en daarmee focus aan te brengen. Anderzijds onderstreept het de expliciete verantwoordelijkheid van scholen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van de ambities van de sector. In dat licht wordt van de scholen verwacht dat zij, vertrekkend vanuit hun eigen uitgangssituatie, context en profiel, in kaart brengen waar zij nu staan op de indicatoren uit het Bestuursakkoord, bepalen waar ze tot en met 2015 naartoe willen en kunnen groeien en hoe ze dat aan gaan pakken. De sector als geheel wordt aangesproken op de realisatie van de sectorale ambities. Van iedere individuele school wordt verwacht dat zij daaraan een redelijke bijdrage levert, opdat de sector als geheel de gewekte verwachtingen waarmaakt. Heel concreet is in het Bestuursakkoord opgenomen dat scholen in het voorjaar van 2012 een nulmeting uitvoeren en daarmee de huidige stand van zaken op de eigen school ten aanzien van de sectorale ambities in kaart brengen en analyseren. Op basis daarvan stellen zij een schoolspecifiek plan van aanpak op, waarin de streefdoelen voor 2013 en voor 2015 zijn opgenomen, en de maatregelen en middelen die worden ingezet om die streefdoelen te bereiken. Dit plan van aanpak wordt onderdeel van of toegevoegd aan het schoolplan. In hoofdstuk 5 en 6 wordt nader ingegaan op de nulmeting en op de elementen en de uitwerking van zo’n plan van aanpak. Tijdpad Het tijdpad voor scholen is in grote lijnen als volgt:
Ondersteuning scholen Scholen staan niet alleen voor de realisatie van de afspraken uit het Bestuursakkoord, en hoeven vanzelfsprekend ook niet allemaal zelf nieuwe wielen uit te gaan vinden. Scholen kunnen gebruik maken van ondersteuning door de VO-raad en in iedere fase van het plan- en realisatieproces ook van de ondersteuning van School aan Zet. Daarnaast kunnen scholen uiteraard zelf op zoek gaan naar, voor hen passende, ondersteuning. De VO-raad biedt ondersteuning op een aantal gebieden. Allereerst is deze Handreiking ontwikkeld, en organiseert de VO-raad bijeenkomsten waar leden elkaar kunnen ontmoeten en samen onder deskundige leiding vraaggericht kunnen werken aan hun eigen professionalisering.
4
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 Daarnaast volgt de VO-raad een school bij het in gang zetten van alle activiteiten nodig zijn om het Bestuursakkoord op schoolniveau te implementeren. We besteden daarbij vooral aandacht aan procesmatige vragen als ‘Hoe gaat de school om met de afspraken in het Bestuursakkoord?’, ‘Hoe wordt aangesloten op de ontwikkelactiviteiten die al op de school lopen?’, ‘Wat is de rol van de schoolleiders in het proces?’, ‘Hoe worden de MR, het schoolbestuur en de Raad van Toezicht betrokken?’ maar ook aan de meer praktische vragen als ‘Hoe werkt de school de nulmeting uit?’, ‘Hoe komt de school tot streefdoelen voor 2013 en 2015?’ en ‘Hoe kiest de school de activiteiten die nodig zijn om haar streefdoelen te realiseren?’. In de vorm van een soort ‘liveblog’ wordt alle beschikbare informatie, procedures en documenten ter inspiratie beschikbaar gesteld aan andere scholen via de website van de VO-raad. Ook initieert de VO-raad activiteiten op het gebied van opbrengstgericht werken, om scholen te helpen met het werken op een ‘opbrengstgerichte’ manier en op het gebied van excellentie, om op schoolniveau in kaart te brengen op welke indicatoren doorgroei naar excellentie mogelijk is. Meer informatie over de ondersteuning van de VO-raad is te vinden op www.vo-raad.nl/vo-raad/wat-doet-de-vo-raad/bestuursakkoord-vo. Tot slot wordt momenteel de VO-Academie opgericht. De VO-Academie is een belangrijk onderdeel van de Professionaliseringsagenda . Het idee van een (virtuele) VO-Academie is ontstaan vanuit de behoefte van de leden om professionalisering gericht op te pakken, waarbij wordt voorzien in de ontwikkelbehoeften van verschillende functiegroepen binnen de onderwijsorganisatie in het algemeen en de vindbaarheid en kwaliteitsborging van professionaliserings- en scholingsaanbod in het bijzonder. De VO-Academie wordt volgens een groeimodel en uitgaande van de behoefte van de scholen uitgebouwd van een instrument met in ieder geval een ‘makelaarsfunctie’ tussen scholingsvraag en -aanbod (in eerste instantie voor schoolleiders, later ook voor andere functiegroepen in de schoolorganisatie) naar een instrument dat ook ondersteuning kan bieden aan het collegiaal uitwisselen van kennis en ervaring op een fysieke ontmoetingsplek. De VO-Academie is vanaf 1 april bereikbaar op www.vo-academie.nl. School Aan Zet is de programmaorganisatie die besturen en scholen in het voortgezet onderwijs in de periode 2012-2015 begeleidt bij het formuleren en realiseren van de eigen ambities op de door de bewindslieden van OCW en de VO-raad vastgestelde beleidsprioriteiten (Actieplan Beter Presteren, Leraar 2020 en het Bestuursakkoord VO-raad – OCW). Het gaat daarbij met name om het aanbieden van ondersteuning bij het formuleren van schoolspecifieke streefdoelen op de Bestuursakkoordindicatoren, het uitdenken van maatregelen om die streefdoelen te bereiken en het ‘makelen’ tussen themaspecifieke ondersteuningsbehoeften van scholen en aanbieders van die ondersteuning, bijvoorbeeld op het gebied van opbrengstgericht werken of differentiatie in de klas. De ondersteuning bestaat uit gesprekken met experts, gerichte kennisuitwisselingsactiviteiten tussen scholen en de ontsluiting van instrumenten en good practices. Deelname aan School aan Zet is kosteloos. Meer informatie over de ondersteuning van School aan Zet is te vinden op www.schoolaanzet.nl/voortgezet_onderwijs.
4. Monitoring en verantwoording voortgang In het Bestuursakkoord wordt gesproken over drie formele meetmomenten; de nulmeting in 2012 de midterm review in 2013 de eindmeting in 2015 Voorafgaand daaraan is ten behoeve van het bepalen van de uitgangssituatie op sectorniveau ten tijde van de totstandkoming van het Bestuursakkoord (in 2011) gebruik gemaakt van gegevens die op dat moment bekend waren, veelal afkomstig uit 2010. Aan de hand van die gegevens zijn de streefdoelen op sectorniveau bepaald voor 2013 en 2015. Meten op schoolniveau Op schoolniveau vindt de bepaling van de uitgangssituatie in 2012 plaats, dit wordt in het Bestuursakkoord de nulmeting genoemd. Hierbij wordt gewerkt met de meest recente beschikbare gegevens, veelal afkomstig uit 2011 en ook 2012. Op basis daarvan formuleren scholen vervolgens hun eigen ambities en streefdoelen voor 2013 en 5
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 2015. Dit kan via Vensters voor Verantwoording. Vensters voor Verantwoording ontwikkelt daarvoor een format. Hoe dat format precies vorm krijgt is te lezen in paragraaf 5.1. Scholen vullen dit format in totaal drie keer in; één keer bij het bepalen van de startsituatie in 2012 (de nulmeting), één keer bij de midterm review in 2013 en één 2 keer bij de eindmeting in 2015. De VO-raad gebruikt deze metingen op sectorniveau om een vinger aan de pols te houden t.a.v. de voortgang van de sector en om de ondersteuning van de scholen precies te kunnen richten op waar de scholen behoefte aan hebben. Zij vult de meer kwantitatieve informatie uit deze formele metingen bovendien aan met kwalitatieve achtergrondinformatie. In de beginfase van de realisatie van het Bestuursakkoord (2012) wordt aan de hand van de streefdoelen, die scholen voor 2013 en 2015 vastleggen via Vensters voor Verantwoording, achterhaald hoe ambitieus de scholen zijn en in welke mate er op ieder van de Bestuursakkoordindicatoren wordt ingezet. Naarmate de tijd vordert, neemt de VO-raad de kwalitatieve analyse van de tussentijdse resultaten voor haar rekening. Waar geldt dat scholen goede vorderingen boeken en de beloofde verbeteringen laten zien, zal de VOraad nagaan welke good practices daaruit op te maken zijn. In het geval dat de prestaties van scholen achterblijven bij hun streefdoelen, zal de VO-raad achterhalen wat de redenen hiervoor zijn, en op welke manier de VO-raad haar ondersteuningsaanbod moet aanpassen of op welke aanpassing van randvoorwaarden zij, bijvoorbeeld richting het ministerie van OCW, in moet zetten. Dezelfde metingen kunnen natuurlijk door de scholen gebruikt worden om voor zichzelf te bepalen welke voortgang ze geboekt hebben ten opzichte van de streefdoelen die ze zichzelf gesteld hebben. Meten ten behoeve van verantwoording naar de Tweede Kamer Jaarlijks op 1 september zal een onafhankelijk onderzoeksbureau aan de minister van OCW en de VO-raad rapporteren over de voortgang op sectorniveau van de in het Bestuursakkoord gemaakte afspraken. Dit bureau maakt daarbij gebruik van beschikbare informatie om zo de scholen zoveel mogelijk te ontlasten. De belangrijkste bronnen daarvoor zijn DUO, de Inspectie van het onderwijs en Vensters voor Verantwoording. Op basis van deze rapportage bespreken de VO-raad en de minister van OCW of de afgesproken resultaten op schema liggen of dat aanvullend beleid of maatregelen nodig zijn. Deze sectorale monitor dient als verantwoording ten aanzien van de behaalde resultaten op het Bestuursakkoord en zal als zodanig ook aan de Tweede Kamer worden gestuurd. Tot slot is van belang dat de uitkomsten van de nulmetingen op schoolniveau in 2012 niet zullen worden gebruikt om de stand van zaken of de voortgang van de sector te bepalen. Alleen de streefdoelen die de scholen op basis van hun nulmeting bepalen, zullen – geaggregeerd tot de gemiddelde streefdoelen van alle scholen – worden gebruikt om in te schatten of de ambities van alle scholen tezamen voldoende optellen tot de ambities van de sector. Pas in 2013, bij de mid term review, worden de resultaten van de scholen – ook weer geaggregeerd tot de gemiddelde sectorresultaten - getoetst aan de sectorale streefdoelen voor 2013. Financiële verantwoording De verantwoording over de inzet van de middelen uit de Prestatiebox en de aanvullende eigen middelen moeten scholen opnemen in de jaarrekening. Scholen wordt geadviseerd om hiertoe een apart hoofdstuk in de jaarrekening op te nemen met daarin de verantwoording van de inzet van zowel de middelen uit de Prestatiebox, als de eigen ingezette middelen t.b.v. de bijdrage van de school aan de realisatie van het Bestuursakkoord. Scholen worden in financiële zin niet individueel ‘afgerekend’ op hun prestaties op de indicatoren van het Bestuursakkoord of op het achterblijven daarvan. De invulling van de Prestatiebox na de mid term review in 2013 wordt door het ministerie van OCW wel in enige mate gekoppeld aan de resultaten van de sector als geheel op de indicatoren uit het Bestuursakkoord.
2
Het verrichten van deze metingen op schoolniveau is een verplichting die voortvloeit uit de Prestatieboxregeling. 6
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015
5. Wat kan er allemaal in het plan van aanpak van een school staan? Het plan van aanpak van een school behelst in beginsel de beschrijving van de bijdrage die de school aan de realisatie van de ambities op sectorniveau gaat leveren; de schoolspecifieke ambities die de school per indicator uit het Bestuursakkoord voor zichzelf formuleert en de activiteiten die de school van plan is uit te voeren om die ambities te realiseren. In het plan van aanpak kan ook een hoofdstuk worden opgenomen over de organisatie van de uitvoering van het plan van aanpak; wie is van welk onderdeel ‘proceseigenaar’ en van wie worden welke inspanningen verwacht? Tot slot kan in het plan van aanpak een hoofdstuk gewijd worden aan de manier waarop de school met alle betrokkenen communiceert over de resultaten van de inspanningen, waaronder via Vensters voor Verantwoording. Het plan van aanpak van een school bevat in in ieder geval de volgende elementen: 3 1. De nulmeting (waar staat de school nu op de indicatoren uit het Bestuursakkoord?) 2. Een beschrijving van de ambities die de school op de Bestuursakkoordindicatoren voor zichzelf formuleert 3. De activiteiten die de school van plan is uit te voeren om die ambities te realiseren en de wijze waarop de school de uitvoering van het plan van aanpak ter hand gaat nemen en de manier waarop de school met alle betrokkenen communiceert over de resultaten van haar inspanningen (organisatie en communicatie) 1. De nulmeting De nulmeting is bedoeld om na te gaan hoe de school er op dit moment precies voor staat t.a.v. de indicatoren in het Bestuursakkoord. De nulmeting kan de school vanaf 1 mei verrichten binnen Vensters voor Verantwoording. De nulmeting krijgt, zoals aangegeven, vorm in een format waarin een deel van de benodigde gegevens automatisch ‘vooringevuld’ zullen worden en een deel van de benodigde gegevens zullen door de school zelf moeten worden aangevuld, bijvoorbeeld op basis van informatie uit het schoolplan of andere beleidsdocumentatie of op basis van een zelfevaluatie. De gegevens van de school worden hierbij afgezet tegen de streefdoelen in het Bestuursakkoord voor 2013 en 2015 en het landelijke gemiddelde, op basis waarvan de school kan inschatten op welke indicatoren ze ‘vóór of achter loopt’. Wanneer een school geen gebruik wil maken van Vensters voor verantwoording, dan kan zij de nulmeting zelf beschrijven in een apart document. Per ambitie uit het Bestuursakkoord is bepaald op welke bron de schoolspecifieke nulmeting gebaseerd wordt: Ambitie Goede prestaties op de kernvakken én brede vorming
Systematisch werken aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen
(Cognitieve) verschillen tussen leerlingen signaleren en hier op een adequate wijze mee omgaan
3
Sectorbreed streefdoel 2015 Gemiddelde eindexamencijfers Nederlands, Engels en Wiskunde 0,2 punt hoger dan in 2010 Hoger percentage leerlingen dat kiest voor techniek/N-profiel (vmboberoepsg.: 30%, vmbo-tl/gl: 50%, havo/vwo: 55%) 50% van de scholen werkt opbrengstgericht. Scholen die nog niet aan alle criteria voldoen, voldoen in 2015 wel aan meer criteria dan in 2011.
Bron schoolspecifieke nulmeting Vooringevuld door Vensters voor Verantwoording Vooringevuld door Vensters voor Verantwoording
100% van de leraren werken aantoonbaar opbrengstgericht.
Beargumenteerde zelfevaluatie op basis van in format opgenomen vragen (die weer gebaseerd zijn op de indicatoren die de Inspectie hanteert 4 voor ‘Opbrengstgericht werken’ ). NB. Scholen die hierover door de Inspectie beoordeeld zijn t.b.v. het Onderwijsverslag 2012, kunnen het oordeel van de Inspectie meenemen in hun zelfanalyse
Alle leraren stemmen de instructie, de verwerking en de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling van leerlingen.
Beargumenteerde zelfevaluatie op basis van in format opgenomen vragen (die weer gebaseerd zijn op de indicatoren die de Inspectie hanteert 5 voor ‘Omgaan met verschillen’ )
In appendices 1 en 2 staan de indicatoren uit het Bestuursakkoord nader uitgewerkt.
4
Denk aan elementen als ‘de voortgang en ontwikkeling van leerlingen systematisch volgen’, ‘het gebruik van de analyse van prestaties leerlingen bij de vormgeving van het onderwijs’, ‘jaarlijks resultaten van leerlingen evalueren’ en ‘planmatig werken aan verbeteractiviteiten’. 5
Denk aan elementen als ‘het afstemmen van leerinhouden’, ‘het afstemmen van onderwijstijd’, ‘het afstemmen van instructie’ en ‘het afstemmen van verwerkingsopdrachten’ op de verschillen tussen leerlingen. 7
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015
Ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund.
Lerende cultuur waar het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders.
De gemiddelde score op het eindexamen van de 20% best presterende (vwo-)leerlingen is gestegen met 0,2 punt ten opzichte van 2010. Er zijn meer scholen met een uitgesproken profiel gericht op excellentiebevordering en talentontwikkeling. Het percentage leerlingen dat in meer vakken examen doet dan minimaal is voorgeschreven, is gestegen. Het percentage leerlingen dat examen doet in een vak op een hoger niveau, is gestegen. Aan nagenoeg alle excellente en hoogbegaafde leerlingen maatwerk geboden. 100% van de scholen beschikt over bekwaamheidsdossiers voor alle leraren. 100% van de leraren heeft minimaal 1 maal per jaar een formeel gesprek met de werkgever 80% van de beginnende leraren is tevreden over de begeleiding. 50% van de leraren is geregistreerd en leraren onderhouden hun bekwaamheden systematisch. Van de schoolleiders voldoet 90% aan de geldende bekwaamheidseisen en alle beginnende schoolleiders volgen de basisopleiding voor schoolleiders.
NB. Scholen die hierover door de Inspectie beoordeeld zijn t.b.v. het Onderwijsverslag 2010, kunnen het oordeel van de Inspectie meenemen in hun zelfanalyse. Vooringevuld door Vensters voor Verantwoording
Beargumenteerde zelfevaluatie op basis van in format opgenomen vragen.
Eigen onderzoek van de school.
Eigen onderzoek van de school.
Beargumenteerde zelfevaluatie op basis van in format opgenomen vragen. Eigen onderzoek van de school (uitkomst = school beschikt wel of niet over bekwaamheidsdossiers voor alle leraren). Eigen onderzoek van de school (uitkomst = percentage leraren dat minimaal 1 maal per jaar een formeel gesprek heeft met de werkgever). Eigen onderzoek van de school (uitkomst = percentage beginnende leraren dat tevreden is over de begeleiding). Eigen onderzoek van de school (uitkomst = percentage leraren dat geregistreerd is en percentage leraren dat bekwaamheden systematisch onderhoudt). Eigen onderzoek van de school (uitkomst = percentage schoolleiders dat voldoet aan de geldende bekwaamheidseisen en alle beginnende schoolleiders volgen wel of niet de 6 basisopleiding voor schoolleiders) .
NB. Voor de streefdoelen waarvan met behulp van zelfevaluaties door de scholen gemeten wordt waar de scholen nu staan, geldt dat deze zelfevaluatie in de eerste plaats bedoeld is voor de school om zichzelf te volgen op dit streefdoel en later ook om zich naar haar stakeholders toe te verantwoorden over de voortgang. Op de streefdoelen op het gebied van opbrengstgericht werken en het omgaan met verschillen zal de Inspectie scholen ook beoordelen. Zowel de zelfevaluaties als deze oordelen van de Inspectie zullen gebruikt worden om de beweging op sectorniveau in kaart te brengen. 2. Beschrijving van de ambities Aan de hand van de nulmeting wordt voor de school inzichtelijk op welke indicatoren nog verbetering nodig is. Op basis hiervan kan de school vervolgens haar eigen groeiambities formuleren, vanzelfsprekend in lijn met de ambities die zij in het kader van haar eigen ontwikkeling als voor zichzelf had gesteld. Dat kan betekenen dat scholen expliciet prioriteit geven aan één of enkele indicatoren uit het Bestuursakkoord en op andere indicatoren de ambitie van de school beperkt wordt tot behoud van de huidige prestaties. Bovendien geldt dat gebruik kan
6
Voor het begrip ‘schoolleider’ wordt de volgende definitie gehanteerd: “Met de doelgroep ‘schoolleiders’, bedoelen we alle functionarissen die functioneringsgesprekken voeren met medewerkers. Dit komt neer op de volgende typen functionarissen in de school: 1) rector, 2) locatiedirecteur, 3) afdelingsleider (vmbo, havo of vwo), 4) teamleider (onderbouw of bovenbouw, eventueel gespecificeerd naar vmbo, havo, vwo) of 5) coördinator van verticale en vakoverstijgende delen van het onderwijs (bv. tweetalig onderwijs).” 8
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 worden gemaakt van de samenhang tussen de indicatoren; het aan de slag gaan met opbrengstgericht werken zal bijvoorbeeld, indien succesvol, ook leiden tot hogere prestaties op de kernvakken. De streefdoelen op iedere indicator voor 2013 en 2015 leggen de scholen uiterlijk 1 september 2012 vast in Vensters voor Verantwoording. 3. De activiteiten, de organisatie en de communicatie Het uitwerken van de geplande maatregelen en de inzet van middelen behelst in feite een soort projectplan, waarin wordt aangegeven welke maatregelen worden genomen om alle geformuleerde streefdoelen te realiseren, welke mensen en middelen nodig zijn om die activiteiten uit te voeren, wie voor welke activiteiten verantwoordelijk is en hoe de monitor van de voortgang plaatsvindt. Dit kan ook bovenschools georganiseerd worden, en/of de vorm krijgen van een projectorganisatie, bijvoorbeeld met een projectteam en werkgroepen. Ook dit kan worden vastgelegd in Vensters voor Verantwoording. Zoals bij iedere ontwikkeling die in gang wordt gezet in de school, is het van groot belang dat adequaat met alle betrokkenen gecommuniceerd wordt over de inspanningen en de resultaten ervan. Het kan helpen om daarbij te werken met een communicatiekalender, gebaseerd op belangrijke momenten in het plan van aanpak, bijvoorbeeld het moment waarop de school voor het eerst een tussenmeting uitvoert. De formele communicatie over de tussentijdse en uiteindelijke resultaten van de school gebeurt via Vensters voor Verantwoording, conform de wijze waarop ook de nulmeting plaatsvindt. Het plan van aanpak dient onderdeel te worden van het schoolplan. Dat kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld in de vorm van een bijlage. In het geval in het bestaande schoolplan al uitgewerkt is hoe de school werkt aan verbetering op bepaalde indicatoren uit het Bestuursakkoord, kan daar ook naar verwezen worden. Voor scholen die niet werken met Vensters voor Verantwoording wordt een apart arrangement uitgewerkt, dat eruit bestaat dat de uitkomsten van de nulmeting, de streefdoelen voor 2013 en 2015 en het plan van aanpak rechtstreeks naar de Onderwijsinspectie worden gestuurd. Hierover worden deze scholen nog nader bericht.
6. Voorbeelden van uitwerkingen van het plan van aanpak Voor elk van de elementen van het plan van aanpak geldt dat scholen vanuit hun eigen vertreksituatie, context en profiel te maken kunnen hebben met verschillende scenario’s, en daarmee om kunnen gaan op verschillende manieren. De stappen die scholen daarbij moeten nemen en de keuzes die ze daarin kunnen maken, worden hier uitgewerkt en toegelicht. De stappen zijn in onderstaande figuur weergegeven. Parallel hieraan loopt steeds de communicatie en de dialoog binnen de school en met stakeholders. De stappen worden hieronder nader toegelicht. Daarbij zal ook telkens worden ingegaan op de wijze waarop communicatie en afstemming daarbinnen een plaats kan krijgen. Stap 1: Het uitvoeren van een nulmeting en een analyse van de stand van zaken
Stap 2: Het formuleren van schoolspecifieke ambities / streefdoelen
Stap 3: Het beschrijven van maatregelen en middelen om de streefdoelen te realiseren
Parallelstap Het beschrijven van de procesaanpak en communicatie
Stap 1: Het uitvoeren van een nulmeting en een analyse van de stand van zaken De nulmeting in Vensters voor Verantwoording biedt de school inzicht in haar scores op de verschillende indicatoren uit het Bestuursakkoord op dat moment, en in haar relatieve score op iedere indicator ten opzichte van de streefdoelen in het Bestuursakkoord voor 2013 en 2015 én het landelijke gemiddelde. Op basis daarvan kan de school de analyse van de stand van zaken op dat moment starten.
9
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 Gereedschap voor stap 1: Nulmeting in Vensters voor Verantwoording Overzicht eigen ambities (Wat waren onze doelen? / Wat is onze onderwijsvisie?) Indien gewenst: ondersteuning door School aan Zet Producten stap 1: Stand van zaken op schoolniveau per indicator van het Bestuursakkoord Schoolspecifieke analyse van de huidige stand van zaken
Analyse van de stand van zaken: hoe pak je dat aan? Via Vensters voor Verantwoording verrichten scholen een nulmeting. De wijze waarop dit kan gebeuren, wijst zich vanzelf binnen het systeem. De nulmeting levert cijfers ten aanzien van de indicatoren uit het Bestuursakkoord. Het gaat daarbij om: - de scores van de school - de scores van de eerdere landelijke meting op sectorniveau (die als basis geldt voor het Akkoord) - de streefdoelen uit het Bestuursakkoord voor 2013 en 2015 Om te komen tot een goede analyse kan de school zich een aantal vragen stellen. * Hoe scoren wij op de indicatoren uit het Bestuursakkoord en hoe verhoudt dit zich tot het landelijk gemiddelde? * Hoe verklaren we de scores? Hoe verhouden ze zich bij voorbeeld tot onze eigen ambities voor de komende jaren? * Hoe verhouden onze scores zich tot de landelijk gemiddelde scores en hoe verklaren we dat? * Hoe verhouden onze scores zich tot de scores zich tot de ambities voor de komende jaren? Waar is extra inzet op nodig, wat willen we verduurzamen? Bij de analyse van de gegevens kan een school ondersteuning krijgen van School aan Zet. Zij kunnen helpen met het stellen van de juiste vragen, het inrichten van het proces ‘van nulmeting naar ambitie’ (waarin de nulmeting en de analyse daarvan stap 1 is) en het (daarmee) duiden van de nulmeting. Bij het analyseren van de cijfers kan een school diverse mensen betrekken, bijvoorbeeld docenten, leerlingen en ouders. Daarmee wordt de meer kwantitatieve nulmeting verrijkt met een uitgebreide kwalitatieve duiding. Daarnaast wordt op deze manier het draagvlak voor de analyse en later ook voor de aanpak vergroot. Het betrekken van mensen bij de analyse kan op diverse manieren gebeuren: bv. via een algemene startbijeenkomst met de docenten, waarbij docenten in groepen kunnen discussiëren over de duiding van de uitkomsten van de nulmeting, maar het kan juist ook zeer zinvol zijn om deze discussie binnen de teams en/of vaksecties te laten plaatsvinden. Ook leerlingenpanels enouderenquêtes zijn in dit kader goede instrumenten De analyse van de nulmeting zal kunnen leiden tot nieuwe inzichten maar ook het bestaande beleid bevestigen: “Uit de nulmeting komt naar voren dat wij relatief laag scoren op de kernvakken, dat komt doordat wij ons in ons onderwijsconcept juist richten op brede vorming en samenhang tussen de vakken in projecten. Daardoor is de aandacht voor de kernvakken wat verslapt.” “ Uit de nulmeting bleek dat onze school op alle afdelingen te weinig rekening houdt met de verschillen tussen leerlingen. Dit terwijl leerlinggericht onderwijs juist een speerpunt is in het beleid van de school. Uit de gesprekken met docenten bleek dat met name docenten van het vmbo-team geen helder beeld hebben over de (verschillende) leerbehoeftes van de vmbo-leerlingen. Ook gaven docenten aan dat de instructie overwegend klassikaal gegeven, gericht op de gemiddelde leerling. Tot slot klagen docenten over het gebrekkig functionerend leerlingvolgsysteem, waardoor de docenten slecht zicht hebben op de resultaten van de individuele leerling. Na een panelgesprek met leerlingen, bleek dat leerlingen de lessen te saai vinden, docenten te weinig inspelen op verschillen van leerlingen, er vaak lessen uitvallen en de faciliteiten onvoldoende zijn.” 10
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 Stap 2: Het formuleren van schoolspecifieke ambities / streefdoelen Met behulp van de schoolspecifieke analyse van de stand van zaken op dit moment kan worden bepaald aan welke factoren de komende tijd gewerkt moet worden om de kwaliteit en professionaliteit van de school omhoog te brengen en (daarmee) een bijdrage te kunnen leveren aan de Akkoorddoelen. Op die factoren stelt de school streefdoelen vast. Door het vastleggen van streefdoelen kan de school vaststellen wanneer ze succes heeft of er aanvullende maatregelen binnen de school genomen moeten worden om de doelen alsnog te bereiken. Door de streefdoelen te formuleren in dialoog met de verschillende betrokkenen in de school, kan de school ervoor zorgen dat iedereen weet waar de school aan gaat werken en zich daarbij betrokken voelt. De streefdoelen uit het Bestuursakkoord dienen daarbij als referentiepunt. De school formuleert in de eerste plaats per indicator een streefdoel voor 2015. Vervolgens bepaalt de school de ‘tussendoel’ voor 2013, aan de hand waarvan tegen die tijd kan worden bepaald in hoeverre de school op iedere indicator op koers ligt. Met name op de indicatoren waarop de school nu al relatief goed scoort, kan het vanzelfsprekend ook een streefdoel zijn om de huidige scores vast te houden. Om later vast te kunnen stellen in hoeverre de school haar doelen gerealiseerd heeft, is het van groot belang om de doelen ‘SMART’ te formuleren; specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. De door de school vastgestelde streefdoelen moeten worden opgenomen in Vensters voor Verantwoording. Gereedschap voor stap 2: Nulmeting Schoolspecifieke analyse van de huidige stand van zaken Onderwijsvisie en ontwikkeldoelstellingen van de school Indien gewenst: ondersteuning door School aan Zet Producten stap 2: Streefdoelen voor 2013 en 2015 per indicator.
Het formuleren van school specifieke ambities: hoe pak je dat aan? De nulmeting is een belangrijk gereedschap voor het bepalen van de schoolspecifieke ambities. Het formuleren daarvan vraagt echter ook om een weging van de ambities uit het Bestuursakkoord en de bijbehorende indicatoren; Welke doelen zijn voor mijn school op dit moment het belangrijkste? Met welke onderliggende indicatoren kan ik dan aan de slag? Hoe verhoudt dat zich tot onze eigen onderwijsvisie en onze eigen ontwikkeldoelstellingen? En hoe zorg ik ervoor dat ik op de indicatoren die ik nu geen prioriteit geef, niet in gevaar kom? Er zijn verschillende manieren om de streefdoelen te bepalen;
1. Uitgaan van de de uitkomsten van de nulmeting; 1) Indicator waar de school boven het landelijk gemiddelde scoort. 2) Indicator waar de school rond het landelijk gemiddelde scoort. 3) Indicator waar de school onder het landelijk gemiddelde scoort. In het algemeen willen scholen de huidige scores op de eerste en tweede categorie indicatoren tot en met 2015 behouden. Voor de derde categorie indicatoren willen die scholen in 2015 boven tenminste op het landelijk gemiddelde scoren. De streefdoelen zullen dus met name gericht zijn op de derde categorie indicatoren.
11
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 2. Uitgaan van de visie voor de middellange termijn van de school zelf Voor een meer prestatiegerichte school die zeer groot belang hecht aan ‘ het beste halen uit iedere leerling’, zullen vooral de volgende ambities uit het Bestuursakkoord van belang zijn: goede prestaties op de kernvakken én brede vorming. ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid wordt ondersteund. Om dit te kunnen bereiken, kunnen dit soort scholen kiezen voor een focus op opbrengstgericht werken, zowel in het algemeen als specifiek t.a.v. het omgaan met verschillen in de klas, omdat aangenomen wordt dat dit een positief effect heeft op de prestaties van leerlingen op de kernvakken en op excellentie en hoogbegaafdheid. Ook bij het formuleren van streefdoelen kan een school ondersteuning krijgen van School aan Zet. Zij kunnen helpen met het stellen van de juiste vragen, het inrichten van het proces ‘van nulmeting naar ambitie’ en het toetsen van de streefdoelen uit het Bestuursakkoord aan de eigen onderwijsvisie en ontwikkeldoelen van de school.
Stap 3: Het beschrijven van maatregelen en middelen om de streefdoelen te realiseren Wanneer de streefdoelen voor 2013 en 2015 zijn vastgesteld, kunnen activiteiten of maatregelen worden uitgewerkt die ertoe moeten leiden dat de streefdoelen daadwerkelijk gerealiseerd worden. Het is het antwoord op de simpele vraag: ‘Wat gaan we doen?’ Het is daarbij van belang om goed aan te sluiten op de activiteiten en ontwikkelingen die al gaande zijn in de school en op de manier waarop de school gewend is nieuwe activiteiten in gang te zetten. Het verdient de aanbeveling om de vastgestelde streefdoelen in samenhang te bezien. Activiteiten die erop gericht zijn om als school opbrengstgerichter te gaan werken of op excellentie en hoogbegaafdheid, kunnen er namelijk bijvoorbeeld ook toe leiden dat de scores van de school op de kernvakken verbeteren. En een focus op een meer lerende cultuur kan uitstekend gecombineerd worden met aandacht voor het signaleren van verschillen tussen leerlingen.
Bijzondere aandacht gaat in deze stap uit naar de inzet van financiële middelen. In ieder geval moet worden uitgewerkt hoe de middelen uit de Prestatiebox worden besteed, en hoe aanvullende eigen middelen worden besteed in het kader van de implementatie van het Bestuursakkoord. Zie voor de richtlijnen t.a.v. de besteding van deze middelen ook hoofdstuk 2 onder het kopje ‘Middelen uit de Prestatiebox’.
12
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015 Gereedschap voor stap 3: Nulmeting Schoolspecifieke analyse van de huidige stand van zaken Schoolspecifieke streefdoelen voor 2013 en 2015 Ondersteuning / Goede voorbeelden, ontsloten door de VO-raad Indien gewenst: ondersteuning door School aan Zet Producten stap 3: Plan van aanpak voor het realiseren van de schoolspecifieke streefdoelen
Het beschrijven van maatregelen en middelen: hoe pak je dat aan? In deze stap staat de organisatie van de realisatie van de streefdoelen van de school centraal, in feite komt de school tot een soort projectplan. Hierbij moet aandacht besteed worden aan de volgende vragen; • • • • • •
Welke maatregelen nemen we om alle geformuleerde streefdoelen te realiseren? Welke mensen gaan die activiteiten uitvoeren? Welke middelen zetten we in om die activiteiten uit te voeren? Wie is voor welke activiteit(en) eindverantwoordelijk? Hoe organiseren we de samenhang en afstemming tussen de verschillende activiteiten? Hoe monitoren we de voortgang?
Ook in deze stap is een actieve dialoog met alle betrokkenen in de school van groot belang. Met name voor docenten geldt dat de realisatie van de streefdoelen van de school voor een groot deel van hun prestaties afhankelijk is. Het verdient de aanbeveling om uitgebreid met hen te verkennen welke bijdrage zij precies kunnen leveren aan het realiseren van de streefdoelen, en wat zij precies nodig hebben om dat te doen. Een school die aan de slag wil met het omgaan met verschillen in de klas, kan het projectplan voor die indicator als volgt uitwerken: Indicator Verschillen tussen leerlingen Proceseigenaar: directeur Uitkomst nulmeting 2012
Analyse (gevonden oorzaken en knelpunten)
Doelstellingen
Acties, maatregelen en tijdpad
Prestatieindicatoren Middelen
35% docenten stemt instructie af op verschillen tussen leerlingen. 28% docenten stemt verwerkingsopdrachten af op verschillen tussen leerlingen. 22% docenten stemt onderwijstijd af op verschillen tussen leerlingen. Achterstallig onderhoud ten aanzien van didactiek docententeam. Leerlingen vertonen weinig activerende houding in klas. Opdrachten en methodes sluiten aan bij klassikaal onderwijs en de gemiddelde leerling. Slecht functionerend leerlingvolgsysteem waardoor ontwikkeling van leerlingen nauwelijks te volgen is. De docenten op onze school die in 2012 nog niet kunnen omgaan met verschillen, volgen in 2012 of 2013 scholing om zich hierin voldoende te bekwamen. In 2013 stemt 75% van de docenten op onze school de instructie, de verwerking en de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling van leerlingen. In 2015 stemmen alle docenten op onze school de instructie, de verwerking en de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling van leerlingen. Sept 2012: Cursus opbrengstgericht werken (x3) Nov 2012: Studiedag Opbrengstgericht werken en omgaan met verschillen Dec 2012: Invoering Cito Volgsysteem Maart 2013: Tussenmeting en op basis daarvan evt. nieuwe maatregelen Maart 2015: Eindmeting en op basis daarvan evt. nieuwe maatregelen Conform indicatoren Inspectie. € 30.000 uit Prestatiebox voor cursus opbrengstgericht werken € 5.000 voor studiedag met experts €2.000 voor invoering Cito Volgsysteem (incl. training medewerkers)
13
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015
Appendix 1: Indicatoren per streefdoel uit Bestuursakkoord Prestaties op de kernvakken én brede vorming Gemiddelde eindcijfers voor Nederlands, Engels en Wiskunde Precentage leerlingen dat kiest voor techniek of N-profiel/sector Systematisch werken aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen Mate waarin scholen opbrengstgericht werken Verschillen tussen leerlingen signaleren – niet alleen de gemiddelde leerlingen, maar ook de cognitief zwakkere en sterkere leerlingen – en hier op een adequate wijze mee omgaan Mate waarin leraren de instructie, verwerking en onderwijstijd afstemmen op verschillen in ontwikkeling van leerlingen. Ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid worden ondersteund Gemiddeld eindcijfer van de 20% best presterende vwo leerlingen. Aantal scholen met een profiel dat excellentie bevordert. Aantal leerlingen dat examen doet in meer vakken dan voorgeschreven en in vakken op een hoger niveau. Aantal scholen dat maatwerk biedt. Lerende cultuur waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders Aanwezigheid bekwaamheidsdossier Functioneringsgesprekken Tevredenheid over de begeleiding Bekwaamheid docenten Bekwaamheid schoolleiders
14
Handreiking voor scholen Bestuursakkoord 2012-2015
Appendix 2: Streefdoelen Bestuursakkoord Prestaties op de kernvakken én brede vorming 2015 Leerlingen slagen in 2015 met een gemiddeld 0,2 punt hogere score op het eindexamen voor de vakken Nederlands, Engels en Wiskunde dan in 2010. Havo / vwo: Tenminste 55% van de havo/vwo-leerlingen kiest in 2015 voor een N-profiel. Vmbo-beroepsgericht: Tenminste 30% van de leerlingen kiest in 2015 voor techniek/N-sector. Vmbo-TL/GL: Ten minste 50% van de leerlingen kiest in 2015 NASK. Systematisch werken aan het maximaliseren van prestaties van leerlingen 2013 Alle scholen ontwikkelen zich aantoonbaar in opbrengstgericht werken, door te laten zien in welke fase van opbrengstgericht werken zij zitten en welke ontwikkeling daarin zichtbaar is Leraren zijn in 2013 aantoonbaar in staat opbrengstgericht te werken. 2015 50% van de scholen werkt opbrengstgericht Scholen die nog niet aan alle criteria voldoen, voldoen in 2015 wel aan meer criteria dan in 2011. 100% van de leraren werken aantoonbaar opbrengstgericht. Verschillen tussen leerlingen signaleren – niet alleen de gemiddelde leerlingen, maar ook de cognitief zwakkere en sterkere leerlingen – en hier op een adequate wijze mee omgaan 2013 De docenten die in 2012 nog niet kunnen omgaan met verschillen, volgen scholing om zich hierin voldoende te bekwamen. 2015 Alle leraren stemmen de instructie, de verwerking en de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling van leerlingen. Ambitieuze leercultuur waar excellentie wordt gestimuleerd en hoogbegaafdheid worden ondersteund 2015 De gemiddelde score op het eindexamen van de 20% best presterende vwo-leerlingen is gestegen met 0,2 punt ten opzichte van 2010 In 2015 zijn er meer scholen met een uitgesproken profiel gericht op excellentiebevordering en talentontwikkeling. Het percentage leerlingen dat in meer vakken examen doet dan minimaal is voorgeschreven, is in 2015 gestegen. Het percentage leerlingen dat examen doet in een vak op een hoger niveau, is in 2015 gestegen. In 2015 wordt aan nagenoeg alle excellente en hoogbegaafde leerlingen maatwerk geboden. Lerende cultuur waarin het niet alleen draait om het leren van leerlingen, maar ook om het leren van leraren en schoolleiders 2013 In 2013 heeft 60% van de scholen bekwaamheidsdossiers voor alle leraren. In 2013 heeft 80% van de leraren minimaal 1 maal per jaar een formeel gesprek met de werkgever. In 2013 is 60% van de beginnende leraren tevreden over de begeleiding. In 2013 is de bekwaamheid van schoolleiders toegenomen ten opzichte van de 0-meting in 2011. In 2013 zijn alle beginnende schoolleiders gestart met de basisopleiding schoolleiding. 2015 100%* van de scholen beschikt over bekwaamheidsdossiers voor alle leraren. 100% van de leraren heeft minimaal 1 maal per jaar een formeel gesprek met de werkgever (bijvoorbeeld functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek, gesprek over taken). 80% van de beginnende leraren is tevreden over de begeleiding. 50% van de leraren is geregistreerd en leraren onderhouden hun bekwaamheden systematisch. Van de schoolleiders voldoet 90% aan de geldende bekwaamheidseisen en alle beginnende schoolleiders volgen de basisopleiding voor schoolleider.
15