t op sc
Over in te op en t retnisch cont a ussen s cholen c t
holen
handreiking
Co n t a c
Colofon Ruimte voor Contact is een landelijke stimuleringsregeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, Directie Inburgering en Integratie. Voor adviezen en ideeën naar aanleiding van deze handreiking, zie www.ruimtevoorcontact.nl of neem contact op met VROM.
Wonen, Wijken en Integratie Bezoekadres: Ministerie van VROM, Rijnstraat 8, 2515 XP Den Haag Postadres: DGWWI/DI&I, IPC 295, Postbus 30941, 2500 GX Den Haag Auteurs: Sjak Rutten en Karin Westerbeek, Sardes Eindredactie en productie: Afdeling Communicatie, MOVISIE Vormgeving: Suggestie en illusie Drukwerk: USP bv Fotografie: Flickr, Sardes, Enof Ontwerp en Communicatie, Regiepunt © Ruimte voor Contact, 2008
Co n t a c
t op sc
hool
Hoe be vo contac rder je intere ten in h t et onde nische r wijs?
Inhoud
Inleiding
4
Deel I. Achtergrond
6
1. Interetnische contacten in het onderwijs: de stand van zaken
1.1. Ontmoeten in de maatschappij en op school 1.2. Ontmoeting en beeldvorming 1.3. De bindingsladder
1.4. Onderzoek naar interetnische ontmoetingen
8 8 9 11 12
2. Segregatie in het onderwijs als belemmering voor ontmoeting
14
17
2.1. Segregatie in diverse onderwijstypen 2.2. Oorzaken van segregatie
2.3. Opvattingen over segregatie in het onderwijs
samenleving
Deel II. Oplossingen en aanpakken
3. De rol van scholen, gemeenten en de rijksoverheid
18
2.4. Samen leven, samen leren: burgerschap in de multi-etnische
17
3.1. Goed samenleven: een opdracht voor álle scholen 3.2. Het beleid van de overheid 3.3. Recent overheidsbeleid
21 21 22 22 26 27
4. Interetnische contacten binnen de school
30
31
4.1. Verbindende schoolcultuur 4.2. Samen leven op school
4.3. Profilering naar de ouders en de wijk
32 36
5. Interetnische contacten tussen scholen
40
41
5.1. Ontmoetingen tussen scholen 5.2. Brede scholen
5.3. Mentoring en tutoring in het voortgezet onderwijs 5.4. Contacten van scholieren met de samenleving 5.5 Pilot ‘Maatschappelijke stages plus’
42 43 45 48
6. Beïnvloeden van de samenstelling van de school:
hoe kansrijk is mengen?
49
50
6.1. Ouders hebben de sleutel in handen 6.2. Ouderinitiatieven
51
7. Gemeentelijk beleid
55
Aanbevelingen
59
Literatuur
61
Inleidi
ng
De stimuleringsregeling Ruimte voor Contact heeft als doel om duurzame interetnische ontmoetingen te bevorderen. Het onderwijs kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren; kinderen brengen het grootste deel van hun tijd op school door. Sinds 2006 is in alle onderwijswetten voor het primair en voortgezet onderwijs de bepaling opgenomen dat het onderwijs actief burgerschap en sociale integratie moet bevorderen. Daarbij hoort het kennisnemen van en kennismaken met de verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Onderwijs moet kinderen en jongeren niet alleen voorbereiden op het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt, ook moet het bijdragen aan hun persoonsvorming en maatschappelijke vorming. Leren samenleven in een pluriforme maatschappij maakt daar onderdeel van uit. Het kennismaken met achtergronden en culturen van leeftijdgenoten is op school echter niet altijd vanzelfsprekend. Het merendeel van de scholen heeft weliswaar een gemengd leerlingenbestand, maar dat wil niet zeggen dat de school ervan uit mag gaan dat ontmoetingen altijd vanzelf tot stand komen. Op een deel van de scholen ontmoeten leerlingen en ouders elkaar niet omdat de samenstelling van de schoolbevolking eenzijdig is. De school wordt bezocht door uitsluitend autochtone of allochtone kinderen. Ook deze scholen hebben de opdracht kinderen te laten kennismaken met verschillende achtergronden en culturen. In deze handreiking gaan we in op de vraag hoe scholen ontmoetingen tussen leerlingen uit verschillende culturen kunnen bevorderen. De vragen waar scholen voor staan hangen sterk samen met de schoolpopulatie en de omgeving van de school. We onderscheiden in onze handreiking drie typen scholen:
4
Wonen, Wijken en Integratie
a. Scholen met een gemengde schoolpopulatie, die worden bezocht door leerlingen uit verschillende culturele groepen. b. Witte en zwarte scholen waarvan het leerlingenbestand een afspiegeling is van de omgeving van de school. c. Witte en zwarte scholen in gemengde wijken, waar de schoolbevolking geen afspiegeling is van de wijk. Het eerste type scholen kent een gemengde groep leerlingen. Dat wil niet zeggen dat interetnische ontmoetingen vanzelf tot stand komen. Iedere school moet zelf beleid op dit punt voeren. Hoe kan een school omgaan met culturele verschillen tussen leerlingen. Negeert de school zoveel mogelijk de verschillen onder het motto dat iedereen gelijk is en kleur geen rol speelt? Of speelt de school actief in op de verschillen tussen leerlingen? Welke invloed heeft de schoolbevolking op de schoolcultuur? In het tweede type scholen is de samenstelling van de schoolbevolking eenzijdig zwart of wit, maar vormt ze wel een afspiegeling van de wijkbevolking. Deze scholen kunnen beleid ontwikkelen waarmee hun leerlingen het contact met leeftijdsgenoten uit andere culturen en met de samenleving als geheel niet verliezen. Als de ontmoeting niet op de school zelf plaatsvindt, kan deze tussen scholen georganiseerd worden. Het derde type scholen, de witte en zwarte scholen in gemengde wijken, staat eveneens voor de vraag hoe interetnische ontmoetingen kunnen worden gestimuleerd. Eén van de vragen die op deze scholen aan de orde komt, is of men de bestaande samenstelling van de schoolbevolking accepteert of dat men pogingen wil ondernemen om de schoolbevolking een betere afspiegeling van de wijkbevolking te maken. Als men voor het laatste kiest is de vraag welke aanpak kansrijk is binnen het Nederlandse systeem, waar vrijheid van schoolkeuze in de Grondwet staat. Deze handreiking bestaat uit twee delen. Deel I gaat in op de achtergronden van integratie. Er wordt nagegaan in hoeverre inzichten en aanpakken uit het integratiebeleid bruikbaar zijn voor het onderwijs. In het onderwijsdebat wordt het bevorderen van integratie vaak verengd tot de vraag hoe segregatie in het onderwijs kan worden tegengegaan. Hoewel dit niet het centrale onderwerp van deze handreiking is, kunnen we aan dit vraagstuk niet voor-
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
5
bij gaan. De maatschappelijke segregatie gaat immers ook niet ook aan het onderwijs voorbij. Daarom wordt een korte samenvatting gegeven van het segregatievraagstuk in het onderwijs. Deel II behandelt oplossingen en aanpakken. We gaan in op de vraag hoe scholen in verschillende situaties de interetnische ontmoetingen van leerlingen kunnen bevorderen. Het gaat daarbij zowel om het primair als het voortgezet onderwijs. De verantwoordelijkheid voor het schoolklimaat en de activiteiten op school, ligt in de eerste plaats bij de scholen. Lokaal beleid kan de scholen wel ondersteunen. We bespreken de rol die gemeenten spelen bij het bevorderen van interetnische contacten op scholen en beschrijven het beleid in een aantal gemeenten.
6
Wonen, Wijken en Integratie
Deel I
Achter
g ro n d
1
Interet nische co in het onder w ntac ten ijs: de stan d va n z a ke n
In dit hoofdstuk gaan we in op het doel van het bevorderen van
interetnische contacten en de rol van het onderwijs daarin. Waarom is
het bevorderen van interetnische contacten gewenst? Wat wordt er mee beoogd? Welke aanpakken mogen op basis van onderzoek kansrijk worden geacht?
1.1.
de maatsch Ontmoeten in
appij en op sc
hool
Sociale integratie komt niet vanzelf tot stand. Mensen hebben de neiging om contacten te leggen met mensen die een vergelijkbare achtergrond en cultuur hebben. Ze wonen bij voorkeur in wijken met gelijkgestemden en zoeken elkaar op in hun vrije tijd. De Amerikaanse socioloog Robert Putnam (2000) stelt dat er een relatie is tussen de etnische diversiteit in een samenleving en het vertrouwen dat burgers in elkaar hebben. Hoe meer etnische diversiteit, hoe groter het onderlinge wantrouwen is. In een samenleving waarin de diversiteit toeneemt, is het van belang om sociale cohesie te bewaren en actief te bevorderen. Hier ligt volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) ook een taak voor de overheid. De moderne samenleving is pluriform, maar de verschillende groepen en culturen moeten zich niet isoleren, noch naast elkaar leven. De Raad pleit ervoor dat de overheid bewust investeert in binding tussen burgers (RMO 2005b).
8
Wonen, Wijken en Integratie
De RMO, die spreiding als model voor het oplossen van maatschappelijke concentratieproblemen verwerpt, presenteert een model dat aandacht voor sociale samenhang combineert met ruimte voor verschillen. De elementen van dit model zijn eenheid, verscheidenheid en binding. Eenheid wordt gewaarborgd door de grondwet, overige wetgeving en de Nederlandse taal. Binnen dit kader is ruimte voor verscheidenheid. Deze ruimte past bij de drang van burgers om zich te onderscheiden. Ten slotte is binding nodig: het smeden van banden tussen groepen en personen. De overheid kan bevorderen dat bevolkingsgroepen met elkaar in contact treden en elkaar ontmoeten (RMO 2005a).
1.2. Ontmoeti
ng en beeldv
orming
Van directe ontmoetingen tussen mensen wordt een positief effect verwacht op de beelden die ze van elkaar hebben. De sociaal psycholoog Gordon Allport stelt in zijn bekende contacthypothese dat direct contact tussen leden van verschillende groepen leidt tot een vermindering van stereotypering en vooroordelen ten opzichte van elkaar. Duurzaam contact bevordert wederzijds begrip en acceptatie (Allport, 1954). Wat voor groepen in het algemeen geldt, is ook van toepassing op groepen van verschillende etnische en culturele herkomst. Volgens deze theorie nodigen gemengde scholen uit tot contact tussen leerlingen van verschillende afkomst. Leerlingen gaan elkaar daardoor meer waarderen en hebben minder vooroordelen over elkaar. Deze opvatting is niet onomstreden. Tegen de contacthypothese wordt ingebracht dat vooroordelen ook bevestigd kunnen worden door direct contact. Waardering en vriendschap tussen individuen van verschillende culturele herkomst leidt daarom niet automatisch tot een gunstiger oordeel over de groep als geheel. Een onderzoeksgroep van de Radboud Universiteit heeft de contacthypothese onderzocht voor het Nederlandse basisonderwijs. Volgens hen leidt contact niet automatisch tot meer acceptatie over en weer. Kinderen hebben al vroeg in de gaten wie anders is dan zij. Ze hebben over het algemeen een voorkeur voor kinderen die zo’n beetje hetzelfde zijn als zijzelf. Meisjes zijn populair bij andere meisjes, jongens gaan liever om met jongens.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
9
Er bestaat ook een voorkeur voor kinderen uit de eigen etnische groep. De samenstelling van de klas heeft op die voorkeuren niet veel invloed. Ook de mate van contact tussen de verschillende etnische groepen vermindert die voorkeur niet wezenlijk (Bakker e.a., 2007). Het lijkt er op dat het contact tussen groepen aan een aantal voorwaarden moet voldoen om kansrijk te zijn. De Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR, 2007) haalt de eisen aan die Pettigrew (1998) noemt: • Mensen moeten dezelfde status hebben. • Er moet sprake zijn van wederzijdse afhankelijkheid en samenwerking aan een gemeenschappelijk doel. • Het contact moet intiem en herhaaldelijk zijn. • Institutionele steun van autoriteiten is nodig. Deze eisen passen volgens de WRR goed op de school. Jongeren hebben binnen de school dezelfde status, werken samen aan dezelfde doelen en projecten, komen dagelijks bijeen en de school kan een ondersteunend kader bieden.
10
Wonen, Wijken en Integratie
1.3. De bindin
gsladder
Een andere indeling die wel gebruikt wordt om de kansrijkheid van interetnisch contact te bepalen is de zogenaamde bindingsladder. De RMO haalt deze ladder aan in haar advies. Deze ladder kan gebruikt worden om interetnische contacten te bevorderen en geeft daarnaast de manier aan waarop deze worden bevorderd. De ladder kent vier sporten met een toenemende intensiteit van interetnisch contact. Hoewel de RMO de ladder gebruikte om interetnische contacten in wijken te beschrijven, is de ladder ook bruikbaar voor het onderwijs. De sporten van de ladder zijn: • elkaar ontmoeten • elkaar leren kennen • samenwerken/afspraken maken • wederzijdse hulprelaties Elkaar ontmoeten Om tot interetnisch contact te komen moet je elkaar tegenkomen. Dat is de eerste noodzakelijke stap. Elkaar ontmoeten op wijkniveau betekent: niet langs elkaar heen leven. Bijvoorbeeld elkaar groeten, buurtfeesten of een festival. Ook in het onderwijs ontmoeten kinderen en ouders van verschillende etnische achtergronden elkaar. Op gemengde scholen zitten ze bij elkaar in de klas, of ontmoeten ze elkaar in de ouderkamer. Scholen met een eenzijdige bevolking moeten wat meer moeite doen, maar ook hier kan ontmoeting geregeld worden. Elkaar leren kennen Het idee is dat mensen elkaar gaan waarderen als ze elkaar beter leren kennen. De voorwaarden om dat te realiseren zijn in het onderwijs vaak aanwezig. Leerlingen zitten bij elkaar in de klas en via allerlei didactische werkvormen worden zij gestimuleerd om samen te werken en elkaar op die manier beter te leren kennen. Bovendien is de school ook een gemeenschap, met allerlei gezamenlijke activiteiten en vieringen. Samenwerken/afspraken maken Hier staat de schoolcultuur centraal. Schoolleiding, leraren en leerlingen zijn samen verantwoordelijk voor een goed leefklimaat. Regels, zoals het tegengaan van pesten en het vreedzaam oplossen van conflicten, horen daarbij.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
11
Het betrekken van leerlingen bij het schoolklimaat, door hen medeverantwoordelijkheid te geven, kan bijdragen aan de binding. Zo voelen kinderen van alle etnische achtergronden zich samen verantwoordelijk voor hún school. Wederzijdse hulprelaties Op scholen wordt veel gedaan aan onderlinge hulp, bijvoorbeeld door mentorprojecten. Een oudere leerling neemt dan een jongere leerling onder zijn hoede. Mentorprojecten zijn niet altijd, waarschijnlijk zelfs meestal niet, interetnisch opgezet. Maar het komt wel voor dat op deze manier interetnische contacten worden opgebouwd. Dit komt ook voor tussen scholen, bijvoorbeeld leerlingen uit het hbo die optreden als mentor voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs.
1. 4 . O
r interetnisch nderzoek naa
e ontmoeting
en
In de studie ‘Interventies voor integratie’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) wordt een breed overzicht gegeven van de interventies die de afgelopen jaren zijn ingezet om etnische segregatie tegen te gaan of interetnisch contact te bevorderen (Gijsberts en Dagevos, 2007). De interventies hebben betrekking op een groot aantal terreinen en de voorbeelden uit het onderwijs zijn gering. Toch valt uit het onderzoek ook voor het onderwijs veel te leren over slaag- en faalfactoren van interetnische ontmoetingen. De onderzoekers van het SCP ordenen interventies via de eerdergenoemde bindingsladder. Meer dan de helft van de interventies die het SCP onder de loep heeft genomen hebben betrekking op ontmoeten. De andere drie komen beduidend minder vaak voor. Veel van de op ontmoeting gerichte interventies zijn slechts eenmalig van aard. Daarnaast maakt het SCP onderscheid tussen etnische en algemene interventies. Bij het eerste type interventies is de culturele of religieuze achtergrond van minderheden het aangrijpingspunt. Multiculturele buurtfeesten of het gezamenlijk vieren van het Suikerfeest zijn hier voorbeelden van. Kennismaking met de culturele en etnische verscheidenheid van allochtone groepen is hierbij
12
Wonen, Wijken en Integratie
het doel. Bij algemene interventies worden mensen niet aangesproken op hun etniciteit maar juist op hun rol als ouder, buurtbewoner of sporter. Verder wordt het gemeenschappelijk belang benadrukt, bijvoorbeeld in relatie tot de leefbaarheid van de buurt of de schoolprestaties van de kinderen. Het gaat hier om contact dat wederzijds profijtelijk is, zonder dat het echt gaat om thema’s als de multiculturele samenleving of integratie. Vaak geldt dat projecten om interetnische contacten te bevorderen meer kans op succes hebben, als ze worden opgezet vanuit gedeelde interesses of gemeenschappelijke belangen van autochtonen en allochtonen. Het gaat dus om projecten die niet zozeer etnisch als wel algemeen zijn, die de hoogste sporten van de bindingsladder behelzen en hulp en ondersteuning bieden. Mentorprojecten, taallessen of samen sporten of tuinieren zijn goede voorbeelden daarvan (Gijsberts en Dagevos, 2007).
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
13
2
Segreg atie in het on belem der wij mering s als vo o r o ntmoe ting
Kinderen van verschillende etnische groepen zouden elkaar moeten
ontmoeten in het onderwijs. Maar dat gebeurt niet altijd. De segregatie in
de samenleving gaat aan het onderwijs niet voorbij. In dit hoofdstuk gaan we in op het verschijnsel segregatie in verschillende onderwijsvormen, de
oorzaken en de opvattingen. Dit hoofdstuk vormt een opmaat naar deel II
van deze handreiking en in het bijzonder naar de hoofdstukken vijf en zes, waar de vraag aan de orde komt hoe integratie kan worden bevorderd in scholen met een eenzijdig samengestelde schoolbevolking.
2
in diverse o .1. Segregatie
nderwijstype
n
De segregatie begint al op heel jonge leeftijd, eigenlijk al voordat kinderen naar school gaan. In diverse steden bestaan witte kinderdagverblijven naast zwarte peuterspeelzalen. Kinderdagverblijven zijn vaak het domein van blanke kinderen van hoger opgeleide, werkende ouders. Peuterspeelzalen worden in deze wijken meer bevolkt door allochtone kinderen. In de wereld van het peuterspeelzaalwerk en in de kinderopvang wordt deze segregatie onderkend, al benoemt men dit meestal als segregatie tussen werkende en niet-werkende ouders.
14
Wonen, Wijken en Integratie
In het basisonderwijs is ongeveer 15% van de leerlingen van niet-westerse allochtone herkomst. Er zijn ruim 7000 basisscholen. Zo’n 535 scholen hebben meer dan 50% allochtone leerlingen, het criterium om een school een ‘zwarte school’ te noemen. Volgens de website van OCW zijn er 341 basisscholen met meer dan 70% allochtone leerlingen. Scholen met concentraties allochtone leerlingen zijn vooral te vinden in de vier grote steden. Ongeveer de helft van alle basisscholen is daar een zwarte school. Ook als we een school pas als ‘zwart’ karakteriseren wanneer meer dan 80% van de leerlingen van allochtone herkomst is, is nog steeds een kwart tot een derde van de scholen in Primair Onderwijs (PO) en Voortgezet Onderwijs (VO) zwart. Amsterdam en Rotterdam hebben de meeste zwarte scholen. Veel allochtone leerlingen zitten op een school waar de meerderheid van hun medeleerlingen ook allochtoon is. Als Turkse, Marokkaanse en Surinaamse leerlingen in het
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
15
basisonderwijs hun klas rondkijken zien ze – gemiddeld – dat 75% van hun klasgenoten ook allochtoon is. Autochtone leerlingen, daarentegen, zien als ze hun klas rondkijken gemiddeld 10 % allochtone leerlingen. (Gijsberts en Dagevos 2005). Ook in het voortgezet onderwijs is ongeveer 15 % van de leerlingen allochtoon. In het VO hangt de segregatie sterk samen met het schooltype. In het havo/vwo zijn de autochtone leerlingen oververtegenwoordigd; in het vmbo zijn dat de allochtone leerlingen. Eén op de acht autochtone leerlingen volgt het laagste niveau van het vmbo, de basisberoepsgerichte leerweg, terwijl dat voor Turkse en Marokkaanse leerlingen één op de drie is. Het Nederlandse systeem, waarbij kinderen al op hun twaalfde de keuze voor een voortgezette opleiding moeten maken en daarna gescheiden wegen gaan, heeft als neveneffect dat segregatie tussen etnische groepen in de hand wordt gewerkt. De prestaties van allochtone leerlingen in het basisonderwijs zijn de afgelopen jaren verbeterd. Hoewel ze nog steeds een achterstand hebben vergeleken bij hun Nederlandse leeftijdsgenoten uit het basisonderwijs, is het verschil kleiner
16
Wonen, Wijken en Integratie
geworden. Dat leidt ertoe dat er meer en meer allochtone kinderen te vinden zijn in de hogere vormen van het voortgezet onderwijs. Allochtone en autochtone leerlingen komen elkaar daar dus steeds meer tegen: betere prestaties betekent minder segregatie. Toch is de segregatie ook in het VO hardnekkig. Autochtone ouders, en ook steeds meer hoogopgeleide ouders van allochtone leerlingen, zijn bereid hun kind een flink stuk te laten reizen om het een school te laten bezoeken die qua sfeer en populatie populair is.
2.2. Oorzaken
van segregati
e
Wat is de oorzaak van de segregatie in het onderwijs? In het basisonderwijs komt de segregatie vooral door de samenstelling van woonwijken. In de ene buurt of wijk wonen veel meer niet-westerse allochtonen dan in de andere. Deze segregatie wordt versterkt door het schoolkeuzegedrag van ouders. Er zijn voorbeelden van twee scholen in dezelfde wijk, soms zelfs in dezelfde straat, waarvan de ene alleen maar blanke kinderen van hoogopgeleide ouders trekt en de andere juist een grote groep allochtone leerlingen. Er zijn zelfs gevallen bekend van witte en zwarte scholen die hetzelfde schoolplein delen.
2.3. O
ver segrega pvattingen o
tie in het ond
erwijs
Autochtone ouders kiezen soms bewust voor scholen met een laag percentage allochtone leerlingen. Vaker kiezen ze voor een school die een specifiek pedagogisch concept hanteert (Montessori, Jenaplan, Vrije School) of een school die de nadruk legt op zelfstandigheid of creativiteit. Ze zijn op zoek naar een school die qua sfeer en andere ouders bij hen past. Deze keuzes vergroten, bewust of onbewust, de segregatie. Ook de keuze van allochtone ouders kan bijdragen aan segregatie. De witte vlucht wordt de laatste tijd gevolgd door een zwarte vlucht. Hoogopgeleide zwarte ouders kiezen ook voor scholen buiten hun eigen wijk. Daardoor verandert de etnische samenstelling van de school die ze verlaten niet, maar wel de sociaal-economische
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
17
samenstelling. De concentratie van minder kansrijke allochtone leerlingen neemt toe. Daarnaast kiest ongeveer 4% van de islamitische ouders voor een islamitische school. Dit percentage is overigens al jaren stabiel. (Gijsberts en Dagevos, 2005). De oorzaken van segregatie in het VO zijn deels hetzelfde als in het PO: de samenstelling van de bevolking in de omgeving van de school en het schoolkeuzegedrag. Onderzoek van Peters wijst erop dat niet alleen ouders, maar vooral leerlingen zelf een grote rol spelen bij de keuze van een school voor voortgezet onderwijs (Peters e.a., 2008). Steeds meer ‘witte leerlingen’ kiezen voor witte scholen buiten de eigen woonwijk en scholen in de randgemeenten. In 2007 bezocht 23% van de Utrechtse leerlingen een school voor voortgezet onderwijs in één van de randgemeenten. Scholen met een eliteprofiel, zoals categorale gymnasia, tweetalige vwo’s en technasia, trekken vooral kinderen van hoogopgeleide ouders. Een oorzaak die specifiek is voor het VO, is de verdeling in typen voortgezet onderwijs, waarbij de scheidslijn tussen zwarte en witte scholen loopt langs de lijn vmbo c.q. havo/vwo. Dit geldt vooral voor de grote steden.
ren: ven, samen le enleving 2.4 . Samen le etnische sam ilt u m e d in burgerschap Sinds de tweede helft van de jaren tachtig staat het fenomeen segregatie in het onderwijs in de belangstelling. In 1987 worden er voor het eerst Kamervragen over gesteld. Ook de stroom aan onderzoeken naar oorzaken, gevolgen en oplossingen begint op gang te komen. Er wordt gepleit voor ingrijpen in het huisvestingsbeleid, het beïnvloeden van schoolkeuzegedrag van ouders, het spreiden van leerlingen en het aantrekkelijker maken van zwarte scholen. Hoewel er consensus bestaat over de onwenselijkheid van de groeiende etnische segregatie in het onderwijs en er regelmatig hoog oplaaiende politieke debatten over het onderwerp plaatsvinden, wordt men het niet eens over oplossingen. Oplossingen moeten namelijk gevonden worden binnen de in de grondwet vastgelegde vrijheid van onderwijs. De keuzevrijheid van ouders staat niet alleen bij ouders en schoolbesturen, maar ook bij vrijwel alle politieke partijen hoog in het vaandel (Pas en Peters, 2004).
18
Wonen, Wijken en Integratie
Aanvankelijk maakt de politiek zich om twee redenen zorgen over de segregatie in het onderwijs. De eerste is dat segregatie slecht wordt geacht voor de onderwijsprestaties. De tweede is dat segregatie slecht is voor de integratie. Het argument dat de samenstelling van de schoolbevolking slecht is voor de onderwijsprestaties lijkt de laatste jaren steeds meer naar de achtergrond te verdwijnen. De reden hiervoor kan zijn dat onderzoek niet eenduidig is over dit verband. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er een – weliswaar gering – effect is van de samenstelling van de school of klas op de prestaties van leerlingen. Een internationale overzichtsstudie van Driessen (2007) laat deze effecten ook zien. Daarnaast blijkt uit de studie dat het methodologisch erg moeilijk is om onderzoek naar dit fenomeen te doen. Eerdere studies (o.a. Westerbeek, 1999) lieten wat grotere effecten zien: op scholen met meer allochtone leerlingen (uit een lager sociaal-economisch milieu) bleken de prestaties lager te zijn, vooral voor de allochtone leerlingen. Ongeacht de effecten op leerprestaties wordt segregatie in het onderwijs ongewenst gevonden. Met andere woorden: ook een zwarte school met goede prestaties is ongewenst, omdat leerlingen elkaar op school niet ontmoeten.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
19
Prestaties vormen natuurlijk niet de enige graadmeter van het onderwijs. Hebben kinderen het naar hun zin, voelen ze zich thuis op school en voelen ze zich geaccepteerd? Scholen moeten daartoe een positief sociaal klimaat bieden. Onderzoek naar gemeenschapszin binnen scholen laat zien dat kinderen zich beter ontwikkelen naarmate gezin, subcultuur en school meer in elkaars verlengde liggen. Ouders en leerlingen vormen een gemeenschap. Deze is hechter naarmate leefstijlen en levensbeschouwelijke visies meer overeenkomen (Driessen, 2007). Op gereformeerde en islamitische scholen is vaak sprake van een hechte gemeenschap. Dat zou, volgens de theorie, dus de ontwikkeling van de kinderen ten goede komen. De opvatting dat kinderen van verschillende etnische en sociale groepen elkaar simpelweg moeten ontmoeten, lijkt voor de politiek steeds belangrijker te worden. Kinderen moeten leren omgaan met de multi-etnische samenleving waarin ze nu en later leven, wonen en werken. Daarom moeten ze elkaar in het onderwijs tegenkomen. Het bestaan van witte en zwarte scholen beperkt de mogelijkheden van kinderen om elkaar op school te ontmoeten. Voor individuele leerlingen, groepen en de gehele maatschappij is dat een ongunstige situatie. Dat betekent uiteraard niet dat scholen waar alleen maar allochtone of juist alleen maar autochtone kinderen zitten, per se problematisch zijn. Wel is het zo dat deze scholen extra inspanningen moeten leveren om interetnische ontmoeting toch tot stand te brengen. In het volgende gedeelte van deze handreiking gaan we in op oplossingen en aanpakken voor scholen met een verschillende samenstelling van de schoolbevolking. Ook gemeentelijk beleid komt daarbij aan de orde.
20
Wonen, Wijken en Integratie
Deel II
Oploss i n ge n en aan p a k ke n
3
D e ro l va n s c h olen, g en de r emeen i j k s o ve ten rheid
Scholen hebben een wettelijke opdracht om burgerschap en sociale
integratie te bevorderen. Een andere wettelijke bepaling geeft scholen
en gemeentebesturen de opdracht samen in het Lokaal Educatief Overleg
afspraken te maken over het bevorderen van integratie en het tegengaan
van segregatie. In het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende IV staat daarnaast een afspraak om segregatie tegen te gaan en integratie te
bevorderen. Onder andere door het instellen van vaste aanmeldmomenten op scholen. In twee beleidsnotities heeft staatssecretaris Dijksma dit
voornemen uitgewerkt. Zij start met zeven pilots in de vier grote gemeenten en in Eindhoven, Nijmegen en Deventer (Tweede Kamer, 2007-2008 a en b).
Intussen heeft een aantal gemeenten al beleid ontwikkeld om integratie en ontmoeting in het onderwijs te bevorderen en segregatie tegen te gaan.
In dit hoofdstuk gaan we in op de maatschappelijke opdracht voor scholen en het beleid van de overheid.
3.1 Goed sa
n opdracht menleven: ee
voor álle sch
olen
In de onderwijswetgeving is sinds 1 februari 2006 de bepaling opgenomen dat het onderwijs het actief burgerschap en de sociale integratie dient te bevorderen. Dat geldt voor alle scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Deze
22
Wonen, Wijken en Integratie
bepalingen vervangen eerdere bepalingen over intercultureel onderwijs. In de nieuwe bepaling wordt kennisnemen van achtergronden en culturen van leeftijdgenoten expliciet als doelstelling genoemd. In de toelichting bij het betreffende wetsontwerp wordt het doel van deze opdracht als volgt toegelicht: “Onderwijsbeleid beoogt te zorgen dat mensen hun talenten ontwikkelen opdat ze een volwaardige plaats binnen onze samenleving weten te veroveren. Daartoe is het van belang dat scholen leerlingen in staat stellen zich breed te oriënteren op de samenleving. Met het oog op later functioneren in de Nederlandse samenleving moet voorkomen worden dat leerlingen gedurende hun schoolperiode uitsluitend in aanraking komen met leeftijdsgenoten uit hun eigen deel van de samenleving en cultuur. Het is daarom van belang dat de essentiële rol die het onderwijs kan vervullen in de sociale integratie van jongeren wettelijk wordt verankerd.” (Tweede Kamer 2003-2004).
Het bevorderen van burgerschap en integratie is vastgelegd als opdracht voor het onderwijs in alle onderwijswetten voor het primair en voortgezet onderwijs. Het betreft de volgende artikelen: artikel 8, lid 3 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 11, lid 3 van de Wet op de Expertisecentra en artikel 17 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. De tekst van deze artikelen luidt: Het onderwijs: a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving; b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie; c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
23
De onderwijsinspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. In het Toezichtkader actief burgerschap en sociale integratie heeft de inspectie vastgelegd hoe zij op naleving van de wettelijke bepaling gaat toezien (Inspectie van het onderwijs, 2006). Volgens de inspectie zijn er veel manieren waarop scholen de opdracht kunnen invullen. Scholen moeten bijvoorbeeld rekening houden met de lokale omgeving, de samenstelling van de leerlingenpopulatie, de wensen van ouders en verzorgers en de levensbeschouwelijke uitgangspunten van de school. De wettelijke opdracht regelt daarom niet hoe scholen burgerschap en integratie moeten bevorderen, maar dát scholen dat doen. Het toezicht van de inspectie was aanvankelijk terughoudend van opzet. Scholen mogen zelf invulling geven aan de wijze waarop ze burgerschap een plaats geven in hun curriculum en schoolbeleid. Maar de invulling moet wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. In het inspectieonderzoek (regulier toezicht) op een school zijn de volgende aandachtspunten relevant in het kader van burgerschap: 1. Visie en planmatigheid: de school heeft een visie op burgerschap en integratie, en geeft daar planmatig invulling aan. 2. Verantwoording: de school verantwoordt deze visie en de wijze waarop ze daar invulling aan geeft. 3. Resultaten: de school evalueert of de voor burgerschap en integratie beoogde doelen worden gerealiseerd. 4. Risico’s en strijdigheid met de basiswaarden: de school stemt het aanbod mede af op risico’s en ongewenste opvattingen, houdingen en gedragingen van leerlingen rond burgerschap en integratie. 5. Sociale competenties: de school schenkt aandacht aan de bevordering van sociale competenties. 6. Openheid naar de samenleving en de diversiteit daarin: de school schenkt aandacht aan de samenleving en de diversiteit daarin, en bevordert deelname aan en betrokkenheid bij de samenleving. 7. Basiswaarden en democratische rechtsstaat: de school bevordert basiswaarden en kennis, houdingen en vaardigheden voor participatie in de democratische rechtsstaat. 8. De school als oefenplaats: de school brengt burgerschap en integratie ook zelf in de praktijk. Het toezicht is vanaf 2006 gefaseerd ingevoerd. Hoewel de inspectie vanaf het begin alle aandachtspunten meenam in de bepaling van de stand van het onderwijs op een school, telden alleen aandachtspunt vier (risico’s) en zeven (basiswaarden) mee in de vaststelling dat onderwijs van onvoldoende kwaliteit
24
Wonen, Wijken en Integratie
was. Per 1 februari 2008 is dat uitgebreid; nu zijn ook aandachtspunt één (visie en planmatigheid) en twee (verantwoording) mede van belang voor het oordeel van de inspectie. Ook de aandachtspunten die het aanbod betreffen (vijf t/m acht) wegen nu mee in dat oordeel: twee van deze vier aandachtspunten moeten voldoende zijn (Inspectie van het Onderwijs, 2008). Dit betekent dat de inspectie nu meer van scholen verwacht op het gebied van actief burgerschap en integratie. Scholen moeten een visie hebben op dit onderwerp, er planmatig mee omgaan, en ze moeten ook een aanbod hebben. De inspectie heeft ook onderzocht hoe scholen tot nu toe invulling geven aan burgerschap. De meeste scholen zeggen hier aandacht aan te besteden, maar verwoorden hun visie meestal in algemene termen. De volgende doelstellingen komen veel voor: het voorbereiden op de multiculturele samenleving, het bevorderen van integratie, het bevorderen van respect en gelijkwaardigheid, een veilig klimaat waarin leerlingen zich geaccepteerd voelen en als school het goede voorbeeld geven. In het voortgezet onderwijs wordt veel waarde gehecht aan de school als plaats om met integratie en burgerschap te oefenen (Inspectie, 2007).
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
25
Uit het voorgaande wordt duidelijk dat het bevorderen van integratie en burgerschap een taak is voor álle scholen, ongeacht de samenstelling van het leerlingenbestand. Wat tegelijkertijd ook duidelijk wordt is dat scholen op heel verschillende manieren invulling kunnen geven aan integratie en burgerschap. Bij het bepalen hoe dat aanbod eruit moet zien doet de samenstelling er wel toe. In deze handreiking wordt duidelijk dat er allerlei mogelijkheden zijn om aan integratie en burgerschap te werken en dat deze aanpakken mede afhangen van de samenstelling van de school.
va 3.2. Het beleid
n de overheid
De rijksoverheid heeft de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van segregatie en het bevorderen van integratie in het onderwijs bij de gemeenten en de schoolbesturen neergelegd. De onderwijswetgeving verplicht gemeenten en schoolbesturen tot een jaarlijks overleg over dit onderwerp. Elke gemeente moet het onderwerp minimaal eenmaal per jaar op de agenda van het Lokaal Educatief Beraad zetten. Gemeenten zijn terughoudend bij het uitvoeren van dit beleid. Adviesbureau Sardes heeft onder alle gemeenten in Nederland in 2005 een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van spreidingsbeleid, de redenen om dit wel of niet te doen en de maatregelen die worden genomen (Rutten en Peters, 2005). Spreidingsbeleid wordt daarbij ruim opgevat: alle maatregelen die tot doel hebben de samenstelling van de schoolbevolking te beïnvloeden. Slechts 7% van de gemeenten voert volgens deze definitie spreidingsbeleid; 93% doet dat niet. Van de gemeenten die wel spreiden zegt 72% dat ze de integratie willen bevorderen, 14% dat ze de leerprestaties van allochtonen willen verbeteren en 41% voert beheersmatige motieven aan, zoals de positie van het openbaar onderwijs of het optimaal gebruiken van de voorraad schoolgebouwen. Het verbeteren van schoolprestaties is als motief voor spreiding dus duidelijk ondergeschikt aan het bevorderen van integratie.
26
Wonen, Wijken en Integratie
Als we kijken naar de maatregelen zet vier op de vijf gemeenten in op de beïnvloeding van het keuzegedrag van ouders. Dat maakt het extra opvallend dat ouders vrijwel nooit bij afspraken tussen gemeenten en schoolbesturen worden betrokken. Dat is merkwaardig omdat ouders bij de schoolkeuze de sleutel in handen hebben. Wanneer gemeenten en schoolbesturen ouders niet betrekken bij het maken van afspraken, mag van deze afspraken weinig effect worden verwacht (Peters, 2006). Overigens is het betrekken van ouders bij het beleid niet eenvoudig, omdat ouders elkaar niet kunnen vertegenwoordigen. Iedere ouder maakt zijn eigen afwegingen bij de keuze van een school voor de kinderen. Maar ook al kunnen ouders niet namens andere ouders spreken, het zou goed zijn wanneer gemeenten en schoolbesturen hen meer bij het lokale overleg zouden betrekken. Zij krijgen op deze manier meer zicht op de motieven van ouders.
3.3. Recent ov
erheidsbeleid
In februari 2008 publiceerde staatssecretaris Dijksma een notitie over het tegengaan van segregatie in het basisonderwijs (Tweede Kamer 2007-2008a). Zij geeft hiermee uitvoering aan de afspraken uit het regeerakkoord. De staatssecretaris wil een aantal pilots inrichten waarin wordt gewerkt met vaste aanmeldmomenten. Als er vaste momenten zijn waarop ouders hun kind voor een school kunnen aanmelden wordt daarmee voorkomen dat populaire scholen al vol zitten met kinderen waarvan de (sociaal-economisch bevoorrechte) ouders heel snel waren met aanmelden, terwijl andere ouders daar nog niet aan toegekomen waren. De gemeenten krijgen de ruimte om een invulling te kiezen die past bij de lokale situatie. Op basis van de ervaringen in de pilots in de vier grote steden en in Eindhoven, Nijmegen en Deventer wordt besloten of een brede invoering van vaste aanmeldmomenten mogelijk en wenselijk is. Inmiddels is een voortgangsnotitie over de pilots verschenen, waarin in hoofdlijnen wordt aangegeven hoe de gemeenten de pilots willen inrichten (Tweede Kamer 2008b).
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
27
In de nota wordt veel aandacht besteed aan de rol van de ouders, omdat zij uiteindelijk bepalen waar hun kinderen naar school gaan. Initiatieven van ouders om tot gemengde scholen te komen worden ondersteund. De Stichting Kleurrijke Scholen krijgt hiervoor subsidie. De nota benadrukt dat ook allochtone ouders vrij zijn in de keuze van een school voor hun kinderen. Het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs biedt ondersteuning aan deze ouders. De staatsecretaris benadrukt dat het met elkaar naar school gaan als normaal beschouwd moet worden. Het ministerie van OCW ondersteunt communicatie en acties in verband met de beeldvorming zoveel mogelijk via het Kenniscentrum Gemengde Scholen.
chtone O Platform Allo
uders en Ond
erwijs
Goed contact tussen school, ouders en leerlingen werkt positief door in de onderwijskwaliteit en komt de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van kinderen ten goede. Het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) is in het leven geroepen om de betrokkenheid van allochtone ouders bij het onderwijs te vergroten. Het is een landelijk project met activiteiten in dertig steden. De belangrijkste doelen: • Versterking van de betrokkenheid van allochtone ouders bij school en onderwijs; • Vertegenwoordiging van allochtone ouders in bestaande organisaties voor ouders in het onderwijs; • Betere toerusting van ouders en scholen met methoden en materialen op maat. Het project PAOO is bedoeld voor allochtone ouders met kinderen in de voor- en vroegschoolse educatie, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Het secretariaat van het PAOO is gevestigd bij Forum. www.forum.nl/paoo
28
Wonen, Wijken en Integratie
m Gem Kenniscentru
engde Schole
n
Het Kenniscentrum Gemengde Scholen stelt zich ten doel om kennis over gemengde scholen te verzamelen en te verspreiden. Ouders, scholen en gemeenten krijgen hulp bij het bevorderen van integratie in het onderwijs. Het kenniscentrum biedt adviezen op maat om tot meer gemengde scholen te komen. Ook adviseert het kenniscentrum bij het zoeken naar geschikte instrumenten hierbij. Het kenniscentrum gaat het land in om bij lokale en regionale bijeenkomsten informatie en advies te geven. Tevens brengt het centrum knelpunten en signalen in kaart en legt deze voor aan het ministerie van OCW. Op de website is veel informatie te vinden, bijvoorbeeld over ouderinitiatieven, beleidsnotities en onderzoeksresultaten. Ook staan er handreikingen om scholen meer gemengd te maken. Het Kenniscentrum Gemengde Scholen wordt in stand gehouden door het Centrum voor Educatieve Dienstverlening in Rotterdam, in samenwerking met bureau Walraven & Haest. www.gemengdescholen.nl
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
29
4
Interet nische co n t a c binnen ten de scho ol
Veel scholen hebben een gemengde populatie. De meeste leerlingen zijn van Nederlandse afkomst, maar er zit ook een groep allochtone leerlingen op
de school. Op deze scholen is contact tussen etnische groepen een feit. Dat
betekent niet dat deze groepen hier geen aandacht aan hoeven te besteden. Elkaar tegenkomen in de klas betekent niet vanzelfsprekend dat er ook goede contacten zijn, dat er werkelijk integratie plaatsvindt.
Discriminatie
op scholen
Uit de Monitor Rassendiscriminatie uit 2005 blijkt dat in Nederland 6% van alle klachten over discriminatie betrekking hebben op het onderwijs. 11 % van de leerlingen in het onderwijs heeft het afgelopen jaar een discriminatieervaring gehad, waarbij in 60% van de gevallen een medeleerling schuldig is en in 40% van de gevallen een docent. 88% van de docenten heeft in het voorafgaande jaar discriminerende uitlatingen tussen leerlingen meegemaakt. Eenderde deel van de leraren meldt dat zij dit minimaal eenmaal per week meemaken.
30
Wonen, Wijken en Integratie
Scholen met een gemengde schoolbevolking staan daarom net als andere scholen voor de vraag hoe ze invulling moeten geven aan de wettelijke opdracht om burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. Ze kunnen wellicht hun voordeel doen met een advies van de Onderwijsraad over verbindende schoolcultuur (Onderwijsraad, 2007).
nd 4 .1. Verbinde
e schoolcultu
ur
De Onderwijsraad richt zich vooral op scholen met een gemengde schoolbevolking en stelt dat de sleutel ligt in de verbindende schoolcultuur. De school moet werken aan een schoolcultuur die leerlingen bindt aan de school. De Onderwijsraad ziet drie routes om dit doel te bereiken. De raad vindt het belangrijk dat de gemengde school bewust kiest hoe men wenst om te gaan met de cultureel-etnische verschillen. De drie routes kunnen daarbij als voorbeeld dienen. De eerste route is die van de convergentie: eerst de toekomst, dan de herkomst van de leerlingen. Alle leerlingen van de school groeien op in de Nederlandse context. Hun talenten, rechten, plichten en verantwoordelijkheden staan voorop. Er is bewust geen specifieke aandacht voor de culturele achtergrond van leerlingen. Wanneer leerlingen zich willen groeperen naar etnische afkomst belemmert de school dit niet, maar het is ook niet iets wat de school via beleid wil stimuleren. Dergelijke scholen gaan ervan uit dat zij etniciteit het beste als irrelevant kunnen beschouwen om ervoor te zorgen dat iedereen gelijk behandeld wordt. De school stelt zich uitdrukkelijk kleurenblind op. De tweede route is die van de diversiteit: eerst de herkomst, dan de toekomst van de leerlingen. Alle leerlingen zijn anders en de school kan een verzamelplaats van culturen zijn. Een school moet hier bewust mee omgaan. Ook deze scholen gaan uit van de gelijkwaardigheid (rechten en plichten) van individuen, maar hechten daarnaast waarde aan de etnische groep als
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
31
geheel. Zij vinden het van belang dat de culturele achtergrond van leerlingen niet wordt verloochend en moedigen hen aan hun ‘etnische stem’ te laten horen en hun culturele identiteit te laten zien. Pluriformiteit (en waarde) van geloofsbeleving en cultuur worden erkend en benoemd. De school wil een plek zijn waar culturele verschillen niet als bedreiging worden beschouwd, maar als bron van creativiteit en innovatie. Dergelijke scholen houden niet alleen rekening met culturele wensen en gebruiken, maar gaan uit van de waarde van het in huis hebben van verschillende culturen Daarnaast is er een derde route waarin levensbeschouwingen en religies als bindmiddel centraal staan. Dit geldt vooral voor bijzondere scholen op religieuze basis. Deze gedachte ligt ten grondslag aan de verzuiling. Binnen een school met een levensbeschouwelijke richting ontmoeten leerlingen van eenzelfde religieuze achtergrond elkaar. De vrijheid van onderwijs kan door scholen gebruikt worden om kinderen met een andere levensbeschouwing dan die van de school te weigeren. Dit mag echter alleen op levensbeschouwelijke gronden en alleen als de school hierin een consequent beleid voert. Een protestants-christelijke school die katholieke kinderen toelaat mag islamitische kinderen niet weigeren. De school kan van de ouders vragen om de levensbeschouwing van een school te respecteren. De meeste bijzondere scholen op levensbeschouwelijke grondslag laten overigens leerlingen met een andere levensbeschouwelijke achtergrond toe. Zij staan dan voor de vraag hoe ze op de school met verschillende culturen met de levensbeschouwelijke grondslag omgaan.
4 .2. Samen le
ven op schoo
l
Bovenstaande profielen zijn niet bedoeld om scholen in hokjes in te delen, maar als inspiratiebron om vorm te geven aan de opdracht tot burgerschap en sociale integratie. Het scheppen van een goed pedagogische klimaat is voor elke school van groot belang en een voorwaarde om effectief tot leren te komen. Voor het bevorderen van een goed pedagogisch klimaat in de school en de klas zijn diverse programma’s ontwikkeld, waarmee leerlingen leren om respectvol met elkaar om te gaan en conflicten vreedzaam op te lossen. ‘De Vreedzame School’ is een van de meest gebruikte in Nederland.
32
Wonen, Wijken en Integratie
De Vreedzam
e school
‘De Vreedzame School’ is een programma dat tot doel heeft het verbeteren van het sociale en emotionele klimaat in klas en school. Het programma streeft naar een verandering in de cultuur. Een vreedzame school is een gemeenschap, waarin iedereen (leerlingen, personeel, ouders, ondersteunend personeel) zich betrokken en verantwoordelijk voelt en op een positieve manier met elkaar omgaat. Het is een school waar leerlingen een stem hebben, invloed kunnen uitoefenen op en verantwoordelijk zijn voor het klimaat in de klas en school, hun eigen leeromgeving en ontwikkeling. Door middel van training van leraren én een serie lessen voor leerlingen leert iedereen op school om beter met conflicten om te gaan. Andere onderdelen van het programma zijn klassenbezoeken en coaching, opleiden en invoeren van leerlingmediatoren en workshops voor ouders. Het programma is ontwikkeld door het onderwijsadviescentrum Eduniek in Utrecht en wordt in het hele land gebruikt. www.devreedzameschool.nl
Een ander voorbeeld van een aanpak die tot doel heeft om het pedagogisch klimaat op scholen te verbeteren is ‘De School in de Wereld’ (voorheen de Wereldschool).
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
33
School in de
Wereld
‘De School in de Wereld’, een project voor het primair onderwijs, werkt volgens de methode van ‘School Zonder Racisme’, een project voor middelbare scholen dat door het Landelijk Bureau voor Racismebestrijding (LBR, nu Art.1) wordt gecoördineerd. Doel van het project is dat iedereen zich welkom voelt op school, ongeacht verschillen in uiterlijk, land van herkomst of cultuur. Veel scholen maken al serieus werk van het bevorderen van een zo optimaal mogelijk pedagogisch klimaat waarin kinderen, leerkrachten en ouders goed kunnen werken. ‘De School in de Wereld’ maakt het voor leerkrachten en directies gemakkelijk om de diversiteit, de veiligheid op school en het tegengaan van pesten, vooroordelen, discriminatie en racisme, een vaste plek te geven. De werking van het project is eenvoudig. De school, en alle bij de school betrokkenen, laten weten én zien dat respect en verdraagzaamheid van groot belang zijn. Daarom hangt de school het bordje met het logo van ‘School in de Wereld’ aan de deur en organiseert zij per jaar minstens één School in de Wereld-activiteit. Daarnaast neemt de school een aantal verplichtingen op zich om de school vrij te houden van ongewenst gedrag zoals pesten, achterstelling, bedreiging of uitsluiting. Er worden activiteiten voor kinderen georganiseerd met het thema diversiteit. Voor ouders is er een training ‘intercultureel perspectief’ en ook de leerkrachten volgen een training ‘interculturele professionaliteit’.
34
Wonen, Wijken en Integratie
Een ‘School in de Wereld’ heeft een officiële verklaring waarin het volgende staat. Op onze school willen we: • met respect met elkaar omgaan; • dat iedereen zich thuis voelt; • leren van elkaars verschillen en overeenkomsten door belangstelling en ontmoeting; • pesten en discriminatie voorkomen en – als het toch gebeurt – het aanpakken; • kinderen informeren en betrekken bij de wereldsamenleving en hun eigen rol daarin. Een ‘School in de Wereld’ werkt bijvoorbeeld aan: • een jaarlijkse schoolbrede interculturele projectweek; • het opstellen van een anti-pestprotocol; • aandacht voor kinderrechten (20 november), mensenrechten (10 december) en antiracisme (21 maart); • uitwisseling met een partnerschool; • aandacht voor 4/5 mei over Jodenvervolging, racisme, verzet en zondebokken (bezoek aan Fort de Bilt); • jaarlijkse goede doelen actie; • aandacht voor wereldgodsdiensten (bijvoorbeeld op bezoek in kerk en moskee).
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
35
g naar 4 .3. Pro filerin
de ouders en
de wijk
Het bevorderen van interetnisch contact is een doelstelling van de rijksoverheid waaraan scholen een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Interetnisch contact heeft daarbij niet alleen betrekking op contacten tussen leerlingen. Het gaat ook om de vraag hoe interetnische contacten tussen ouders en in de buurt van de school bevorderd kunnen worden. Veel scholen proberen de ouders en de buurt meer bij de school te betrekken. Twee scholen die in het kader van ‘Ruimte voor Contact’ subsidie ontvangen zijn de basisscholen De Vierambacht in Rotterdam en De Rietlanden in Amsterdam. Deze scholen proberen ieder op hun eigen wijze de relatie met de ouders en de buurt te versterken.
36
Wonen, Wijken en Integratie
De Vieramba
cht
De multiculturele Rotterdamse basisschool De Vierambacht is één van de scholen die ‘verwit’ is doordat autochtone ouders uit de wijk gezamenlijk hebben besloten hun kinderen bij de ‘zwarte’ Vierambacht in te schrijven. De Vierambacht was één van de eerste scholen waar een ouderinitiatief succesvol was en heeft hiermee veel landelijke publiciteit getrokken. In het kader van ‘Ruimte voor Contact’ probeert de school de integratie die op school heeft plaatsgevonden, verder te laten uitstralen naar de ouders en de buurt. Het is – als eerste stap – de bedoeling dat meer ouders betrokken worden bij de school en dat de duurzame interetnische contacten tussen ouders toenemen. Het volgende doel – de tweede stap – is dat de interetnische contacten in de wijk verbeteren. De school heeft een Turkse en een Marokkaanse ouderconsulent. Zij hebben onder ouders gepeild aan wat voor activiteiten behoefte is. Ouders van allerlei verschillende etnische groepen bleken koken leuk te vinden. Niet alleen zelf koken, maar ook samen koken, recepten uitwisselen, koken voor andere ouders en leerlingen en koken voor de wijk. Zo is het plan ontstaan om gezamenlijk een kookboek uit te brengen met recepten uit allerlei culturen en om kookcursussen en eetfeesten te organiseren voor andere ouders en de kinderen van de school. Als de grote keuken eenmaal klaar is en meer ouders structureel betrokken zijn, is de volgende stap het betrekken van de wijk. Wijkbewoners worden uitgenodigd om te komen eten en de ouders en hun kinderen tijdens het eten te ontmoeten. Zo krijgt de school een spilfunctie in de wijk en wordt het een ontmoetingsplek waar naast koken en eten nog veel meer gezamenlijke activiteiten worden ontplooid.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
37
De Rietlande
n
De Rietlanden is een oecumenische basisschool in het Oostelijk Havengebied van Amsterdam. Er zitten 150 kinderen uit twintig culturen op school. De school stelt zichzelf twee doelen: ieder kind moet zijn talenten kunnen ontwikkelen en binnen de school voorbereid worden op de samenleving. In het Oostelijk Havengebied is die net als elders in Amsterdam multicultureel. De doelstelling heeft geleid tot een nieuw kernachtig motto: ‘De Rietlanden: een school voor talentontwikkeling en gemeenschapszin.’ De school profileert zich als een ondernemende school, een school waar kinderen leren ondernemend te zijn op allerlei terreinen. Er zijn veel soorten van ondernemingen: een krant maken, een feest organiseren, een voorleesproject uitvoeren, etc. Eén van de ondernemingen uit 2008 is het Rietlandenmuseum. Kinderen denken na over de manier waarop ze dit museum kunnen opzetten. Waaruit moet de collectie bestaan? Hoe wordt die tentoongesteld? Welke workshops kunnen er worden georganiseerd en wie kan die verzorgen? Hoe krijgen we publiek in het museum? Activiteiten voor ouders en de buurt sluiten altijd aan bij activiteiten van kinderen binnen het onderwijsprogramma. Activiteiten waarmee de school naar buiten treedt moeten zichtbaar maken hoe goed en leuk de school voor kinderen is.
38
Wonen, Wijken en Integratie
De schoolleiding wil meer leerlingen aantrekken, vooral meer autochtone leerlingen. Met de kwaliteit van het onderwijs en het schoolklimaat is niets mis, maar kwaliteit alleen blijkt ouders niet te overtuigen. De school wil de komende jaren de dialoog binnen de school en in de buurt écht op gang brengen, met actieve betrokkenheid van ouders. Wezenlijk is daarbij dat activiteiten voor ouders en buurt aansluiten bij de activiteiten op school. Er is inmiddels een ouderkamer en er wordt één activiteit per maand georganiseerd. Een paar jaar geleden heeft een groep ouders zich verenigd in een ouderpanel. Deze ouders denken actief mee over zaken die te maken hebben met de schoolontwikkeling. Komend schooljaar houdt het ouderpanel zich bezig met de profilering van de school in de buurt. Ook experts die zelf geen kinderen op school hebben, zetten zich in voor de school. Het ouderpanel heeft een website www.oudersconnectlive.nl, die gelinkt is aan de website van De Rietlanden. Een stuurgroep van ouders, leraren en experts is verantwoordelijk voor het bedenken en uitvoeren van de activiteiten van OudersConnectLive (OCL). Activiteiten van en voor ouders zorgen voor binding en ouders dragen dat als ambassadeurs weer uit. Meer informatie: www.derietlanden.nl, www.oudersconnectlive.nl en www.ruimtevoorcontact.nl.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
39
5
Interet nische co n t a c tussen ten schole n
Niet op alle scholen is interetnisch contact zomaar mogelijk. Veel scholen hebben helemaal geen allochtone leerlingen, of maar een handjevol. Er zijn ook scholen waarbij de schoolbevolking juist volledig uit allochtone leerlingen bestaat. Voor de meeste van deze scholen is het geen optie om te proberen de samenstelling meer gemengd te maken. Er zijn scholen die dat niet willen. Ze accepteren de schoolbevolking zoals die is. Er zijn ook scholen waar mengen geen optie is omdat ze in een volledig witte of zwarte wijk staan. Waar interetnische contacten binnen de school niet mogelijk zijn, is het belangrijk dat kinderen op een andere manier in aanraking komen met leeftijdsgenoten uit een andere cultuur. Hoewel de school niet de enige instantie is die hier iets aan kan doen, ligt het wel voor de hand dat scholen hierin een rol spelen. In de volgende paragrafen gaan we in op een aantal voorbeelden. Het gemeenschappelijke kenmerk is dat de mogelijkheden voor interetnische contacten op school zelf beperkt zijn door de samenstelling van de schoolbevolking, maar dat op een andere manier wordt geprobeerd toch contacten met leeftijdsgenoten uit andere culturen en met de bredere maatschappij tot stand te brengen. Uit de voorbeelden blijkt dat het vooral om projecten gaat die op ontmoeten gericht zijn. De andere sporten van de bindingsladder komen minder vaak voor. Toch bestaan daar ook voorbeelden van, zoals uit enkele van de hieronder beschreven projecten blijkt.
40
Wonen, Wijken en Integratie
ngen tuss 5 .1. Ontmoeti
en scholen
Een voorbeeld van interculturele ontmoeting tussen scholen is het Rotterdamse project ‘Vriendschapsscholen’. Het richt zich op scholen die door hun denominatie of speciale onderwijsconcept een groter verzorgingsgebied hebben dan de wijk waarin ze staan en daardoor geen goede afspiegeling vormen van de buurt. Een witte (of juist een heel zwarte) school kan zich met een vriendschapsband verbinden aan een school die het tegenovergestelde beeld vertoont. Zo kan interculturele ontmoeting tóch optreden. De oudste groepen bezoeken bijvoorbeeld elkaars musical, schrijven elkaar brieven, chatten met elkaar of houden gezamenlijke sporttoernooien. Er zijn 22 vriendschapsbanden gesmeed, waaraan 51 scholen in koppels of in een groter verband meedoen. De contacten zijn niet voor elke school even frequent: het minimum is dat één keer per jaar uitwisseling plaatsvindt. (Gemeente Rotterdam, 2006). Bekijk de website www.vrienschappsscholen.nl voor voorbeelden van projecten. In verschillende steden zijn vergelijkbare projecten opgezet. Ook het Zaanse ‘Logeren om te leren’ is gericht op het bevorderen van ontmoeting tussen kinderen van verschillende etnische groepen. Het gaat om contact tussen kinderen van verschillende basisscholen en verschillende culturen, die elkaar vanwege ruimtelijke segregatie niet snel zullen ontmoeten. Kinderen van gelijke leeftijd en geslacht, maar van verschillende scholen en verschillende culturen, logeren bij elkaar. Voordat ze een nacht bij een leeftijdsgenootje gaan logeren, hebben ze er via brieven, telefoon, mail of chat al contact mee. Het doel van het project is om tot beter begrip van elkaars cultuur te komen. Jaarlijks logeren zo’n honderd Zaanse zevende- en achtste-groepers bij een leeftijdsgenoot of ontvangen een logee. Er zijn vijf scholen betrokken, zowel zwarte, witte als gemengde.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
41
5 .2. Brede sch
olen
Behalve op de leerlingen kunnen scholen hun aandacht ook op ouders richten om interetnische contacten te bevorderen. Op een aantal brede scholen gebeurt dit. Voorwaarde is dat deze scholen een gemengde populatie hebben of dat, zoals soms ook voorkomt, een witte en een zwarte school samen een brede school vormen of samen één gebouw betrekken. Brede scholen beogen vaak een centrale ontmoetingsfunctie in de wijk te vervullen. De school staat open voor ouders en buurtbewoners. Voor hen worden activiteiten georganiseerd zoals cursussen opvoedingsondersteuning, ouderkamers, sport of muzieklessen. Deze bieden een kans voor ouders uit verschillende etnische groepen om elkaar te ontmoeten. De Groninger Vensterscholen zijn hier een voorbeeld van. Het blijkt met dit soort activiteiten toch niet altijd eenvoudig te zijn om ouders te betrekken. Vooral allochtone ouders laten zich niet gemakkelijk bij de school betrekken. Terwijl autochtone ouders weg blijven als ze het gevoel hebben dat cursussen en informatieavonden vooral bedoeld zijn voor allochtone ouders. Er is nog veel te winnen. Sommige scholen stellen speciale oudercontactpersonen of ouderconsulenten aan, bijvoorbeeld met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, die het contact met de allochtone ouders moeten verbeteren. Voorlichting aan de autochtone ouders over de wens van de school om integratie te bevorderen, is ook van belang. Directie en leerkrachten van scholen kunnen bovendien veel doen aan subtiele regie: ze geven door middel van wat extra aandacht aan individuele ouders of een expliciete mondelinge uitnodiging voor een koffieochtend of informatieavond, het signaal dat de inbreng van deze ouders op school zeer gewenst is. Sommige brede scholen bestaan uit meer dan één school. Soms hebben die scholen een heel verschillende populatie. De nieuwe brede school aan het Tournoysveld in Woerden bestaat uit een protestants-christelijke witte en een grotendeels zwarte openbare basisschool. In het gebouw zit ook de buitenschoolse opvang. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Dit soort settings biedt een goede mogelijkheid om interetnische contacten tussen leerlingen én ouders van deze scholen actief te bevorderen, en zelfs om buurtbewoners te betrekken en zo de school een spil in de wijk te laten zijn. Dat kan door middel van een gezamenlijk aanbod van buitenschoolse activiteiten voor de kinderen, door bepaalde feesten samen te vieren, door gezamenlijk activiteiten voor
42
Wonen, Wijken en Integratie
ouders te organiseren (informatieavonden voor opvoedingsondersteuning e.d.) en door de school een plek te laten zijn die voor de hele wijk toegankelijk is. Toch blijkt ook hier dat interetnische contacten vaak moeizaam tot stand komen. Ouders hebben vaak bewust voor één van beide scholen gekozen, zich bewust van het verschil in populatie, en zijn niet altijd even bereidwillig om het contact aan te gaan. Activiteiten gericht op meer interetnisch contact tussen de leerlingen lijken in zo’n geval kansrijker.
5 .3. Mentori
g in het voo ng en tutorin
rtgezet onde
rwijs
In het voortgezet onderwijs zijn weinig projecten bekend die zich specifiek richten op het bevorderen van interetnisch contact. Maar er zijn wel projecten met andere doelen die het contact tussen allochtone en autochtone leerlingen kunnen bevorderen. Dit zijn dus niet zozeer etnische als wel algemene interventies. Een voorbeeld is mentoring of tutoring.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
43
In het onderwijskansenbeleid wordt veel van mentoring verwacht. Het wordt beschouwd als een middel met veel mogelijkheden, vooral bij de begeleiding van schoolloopbanen van allochtone leerlingen in het voortgezet onderwijs. Verwacht wordt dat mentoring een bijdrage kan leveren aan vermindering van schooluitval, minder afstroom uit havo/vwo en verbetering van de doorstroom naar vervolgonderwijs. Bij mentoring gaat het om het bieden van sociaal-emotionele begeleiding. Dat wil zeggen welbevinden op school, bijvoorbeeld door ondersteuning bij zelf keuzes maken, versterken van de motivatie van de leerling, bespreken van twijfels of een gesprek over een kwestie met een leraar of medeleerling. Deze begeleidende activiteiten vinden ook vaak plaats buiten de school. In de praktijk blijkt dat mentoring vaak een mengvorm is van drie soorten begeleiding: 1. het bieden van sociaal-emotionele begeleiding; 2. het bieden van studiebegeleiding; 3. het bieden van een oriëntatie op vervolgstudie en arbeid. Een mentor is een meer ervaren persoon die een rolmodel en begeleider kan zijn voor minder ervaren personen. Een mentor ondersteunt leerlingen bij de studie, het sociale welbevinden en (beroeps)keuzebegeleiding. Een mentee is een minder ervaren persoon die een extra steuntje in de rug kan gebruiken. In de praktijk gaat het vaak om studenten van hogescholen en ROC’s die leerlingen van VO-scholen begeleiden. Vaak zijn mentoren juist rolmodellen van de eigen etnische achtergrond, maar er zijn ook voorbeelden waarbij Nederlandse mentoren gekoppeld zijn aan allochtone mentees. Door sommigen werd dat als nadeel ervaren omdat identificatie met een rolmodel uit de eigen groep gemakkelijker is, maar door anderen werd het juist als voordeel genoemd. Zo zegt een leerlingbegeleider in de studie van Crul en Kraal (2004): “Het lijkt mij voor de integratie juist goed om een Marokkaanse mentor op een Nederlandse leerling te zetten en andersom, dan krijg je ongeveer een idee hoe mensen zijn. Door interesse in iemand te tonen, zullen mensen ook sneller in jou geïnteresseerd zijn.” Waar mentoring om sociaal-emotionele begeleiding gaat, heeft tutoring een cognitief doel. Bij peer tutoring helpen betere leerlingen de wat zwakkere, of oudere leerlingen de wat jongere, bijvoorbeeld bij begrijpend lezen. Leerlingen, de tutors, begeleiden andere leerlingen, tutees, in een één-op-één situatie. Voordat de tutoren beginnen krijgen ze meestal een inhoudelijke training.
44
Wonen, Wijken en Integratie
De tweetallen blijven het hele schooljaar bij elkaar. De keuze van de koppels wordt gebaseerd op een aantal criteria. Eén van die criteria zou kunnen zijn dat allochtone leerlingen geholpen worden door autochtone leerlingen, of andersom. Bij het intensief samenwerken, leren tutor en tutee elkaar kennen, wat een goede manier kan zijn om vooroordelen te verminderen en integratie te bevorderen. Als we mentoring en tutoring plaatsen op de bindingsladder dan staat het op de sport die hulp en ondersteuning bieden heet. Mentoring vindt inmiddels op veel scholen in Nederland plaats. Veel informatie is te vinden op de website van het Kennispunt Mentoring: www.mentoringwijzer.nl
5 .4 . Conta
lieren met d cten van scho
e samenlevin
g
Voor scholieren is het belangrijk contacten te krijgen met de samenleving. Een initiatief dat zich op het VO (maar ook op het PO) richt is het Amsterdamse project ‘Campus Nieuw West’. Het is niet speciaal bedoeld om interetnisch contact te bevorderen en is daarmee dus net als mentoring een algemene maatregel. Speciaal voor kinderen op zwarte scholen is het echter belangrijk om via de activiteiten van Campus Nieuw West contact te onderhouden met het bedrijfsleven. Veel grote bedrijven als Schiphol, ING, KPN maar ook kleinere bedrijven en maatschappelijke instellingen als woningbouwverenigingen en ziekenhuizen doen mee aan Campus Nieuw West. In het schooljaar 2007-2008 worden ruim 8.000 basisschool- en vmbo-leerlingen van acht tot zestien jaar bereikt met deze projecten. Campus Nieuw West is een kansrijk project, niet alleen omdat er veel leerlingen meedoen, maar ook omdat het gaat om werkelijke hulp en ondersteuning. Dat is de hoogste sport van de bindingsladder. Belangrijk is ook dat de projecten wederzijds profijtelijk zijn: hoewel ze in eerste instantie gezien kunnen worden als hulp aan (vooral allochtone) leerlingen zijn ze ook uitermate waardevol voor het bedrijfsleven, omdat het bedrijfsleven hiermee investeert in zijn eigen toekomst.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
45
Campus Nieu
w West
‘Campus Nieuw West’ brengt bedrijven en jongeren bij elkaar en investeert daarmee in de toekomst van de jongeren én van de bedrijven en de stad. Door, veelal allochtone, jongeren kennis te laten maken met het Nederlandse bedrijfsleven, wordt de integratie in de Nederlandse maatschappij vergemakkelijkt. Ze doen kennis en vaardigheden op die hen helpen bij het maken van de juiste beroepskeuze en ze worden voorbereid op het werken in een (Nederlands) bedrijf. De Campus is gericht op beroepsoriëntatie en het vergroten van vaardigheden die jongeren nodig hebben om later een baan te kunnen uitoefenen. Daarnaast brengt de Campus als makelaar partijen bij elkaar en biedt ze expertise en ondersteuning bij het genereren van financiële middelen. De Campus is van het bedrijfsleven. Er zijn verschillende projecten, die allemaal een groot bereik hebben. De volgende projecten zijn relevant als het gaat om interetnische contacten: Bliksemstages, Sollicitatietraining, Ondernemen doe je zo! en ICT KidZZ Academy. Bliksemstages helpen bij het oriënteren op de toekomst. Het zijn snuffelstages van één dagdeel voor basisschoolleerlingen (groep 7 en 8) en vmbo´ers. In kleine groepjes bezoeken de leerlingen een bedrijf waar ze ook echt een handje mee mogen helpen.
46
Wonen, Wijken en Integratie
Sollicitatietrainingen worden gegeven door P&O’ers en managers. Zij geven vmbo-leerlingen een sollicitatietraining om hun kansen op een goede stageplek of bijbaan te verhogen. Vaak schort het aan sociale vaardigheden of motivatie. De trainers leren de leerlingen bijvoorbeeld hoe je je hoort te gedragen tijdens een sollicitatiegesprek. De leerlingen oefenen deze gesprekken in rollenspellen. De ICT KidZZ Academy is een mentorproject dat kinderen een steuntje in de rug geeft. Twee uur per week, twee jaar lang, worden jongeren in kleine groepjes opgevangen bij een bedrijf. Onder begeleiding van een coach gaan de jongeren aan de slag met simpele ICT-vaardigheden en toepassingen. ICT is de kapstok, maar het belangrijkste is dat de coaches een vertrouwensrelatie opbouwen met de kinderen en als rolmodel fungeren. Het project Ondernemen doe je zo! confronteert vmbo-leerlingen in Amsterdam Nieuw West met allerlei aspecten van het ondernemerschap: administratie, regelgeving, werktijden, klantencontacten, etc. Het doel van dit project is dat jongeren een beter beeld krijgen van de dagelijkse, vaak weerbarstige, maar ook leuke praktijk van het ondernemen. Gedurende twaalf weken werken leerlingen een aantal ochtenden mee met een ondernemer bij hen in de buurt, maken een bedrijfsanalyse en voeren een praktijkopdracht uit. De leerlingen worden begeleid door coaches van Shell en de Rabobank. www.campusnieuwwest.nl
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
47
atschappeli 5 .5 . Pilot ‘Ma
jke stages plu
s’
Het fenomeen maatschappelijke stages heeft in het voortgezet onderwijs een grote vlucht genomen. Maatschappelijke stages hebben twee doelstellingen: leerlingen zijn dienstbaar aan de samenleving en leren daarvan. De Directie Inburgering en Integratie van WWI heeft een pilot mogelijk gemaakt onder de naam ‘Maatschappelijke stages plus’. Deze stages hebben, naast de eerder genoemde twee doelen, nóg een doel: het beter leren kennen van de leefwereld van een medeleerling met een andere achtergrond en van een andere school. Dat extra doel wordt dichterbij gebracht doordat twee leerlingen van verschillende scholen samen hun maatschappelijke stage lopen. Er doen paren van scholen mee. De koppeling van leerlingen gebeurt via een website. Leerlingen helpen zelf met het opzetten daarvan. Via de website kunnen ze contact zoeken met een leerling van de andere school die dezelfde interesses heeft, zowel wat de stage aangaat als wat hobby’s betreft (sport, muziek). Meisjes worden aan meisjes gekoppeld en ook zijn het steeds twee leerlingen van hetzelfde schooltype die samen op stage gaan. De leerlingen en docenten worden begeleid bij het vinden en uitvoeren van de stage. Maatschappelijke stages vormen een mooie manier om tot meer interetnisch contact te komen. Het gaat om activiteiten met een maatschappelijk belang. Er is veel ruimte voor initiatief van de leerlingen zelf. Het project probeert om de contacten ook duurzaam te laten zijn, door goede voorwaarden te scheppen voor het onderhouden van het contact tussen de leerlingen na afloop van de stage en het organiseren van bijvoorbeeld een terugkomdag. De pilot wordt uitgevoerd door het Kenniscentrum Gemengde Scholen. Meer informatie is te vinden op hun website: www.gemengdescholen.nl.
48
Wonen, Wijken en Integratie
6
B e ï nv l oeden va n d e stellin samen g va n d e school h o e ka : nsrijk i s meng en?
De kans dat leerlingen met verschillende achtergronden elkaar op school ontmoeten neemt toe als ze gemengde scholen bezoeken. We hebben eerder gezien dat dit niet altijd gebeurt door de samenstelling van de bevolking in de wijk waarin de school ligt en schoolkeuze van de ouders. Scholen die te maken hebben met een eenzijdig samengestelde leerlingenpopulatie staan voor de vraag of ze de schoolbevolking zoals die is, accepteren of dat zij pogingen ondernemen om de schoolbevolking wat meer gemengd te maken. Of ze dat willen is een eigen keuze, hoewel de landelijke overheid en een aantal gemeenten beleid voeren dat gericht is op het tegengaan van segregatie in het onderwijs. Een school die ervoor kiest het leerlingenbestand zoals dat is niet actief te beïnvloeden, is net als andere scholen gebonden aan de opdracht om burgerschap en sociale integratie te bevorderen. De suggesties in de beide voorafgaande hoofdstukken zijn dus ook voor deze scholen bruikbaar. Scholen die willen komen tot een meer gemengde schoolbevolking lopen tegen een aantal problemen aan. Ten eerste lijkt mengen geen reële optie als de samenstelling van de schoolbevolking een afspiegeling is van de bevolkingsopbouw in de omgeving van de school. Ten tweede hebben ouders in Nederland vrijheid van schoolkeuze. Dat wil niet zeggen dat ouders in alle gevallen hun kind kunnen plaatsen op hun school van eerste voorkeur. Een school kan vol zijn en niet verder willen groeien. Er kunnen wachtlijsten zijn. Maatregelen die ouders beperken in de mogelijkheden om zelf een school voor hun kinderen te kiezen, zijn weinig kansrijk omdat ouders voldoende mogelijkheden hebben zich hieraan te onttrekken. In landen waar men geprobeerd heeft scholen via overheidsbeleid te mengen, is het beleid weinig succesvol geweest. In de Verenigde Staten hebben pogingen om de segrega-
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
49
tie in het onderwijs tegen te gaan, averechts uitgepakt. De segregatie in het woonmilieu nam toe omdat ouders verhuisden om zich aan het desegregatiebeleid in het onderwijs te onttrekken (Rutten, 2004). In Nederland verplicht de rijksoverheid de gemeenten en de schoolbesturen jaarlijks overleg te voeren over het tegengaan van segregatie en het bevorderen van integratie. Peters (2006) concludeerde dat ouders zelden bij het gemeentelijk beleid worden betrokken, terwijl zij bij de schoolkeuze van kinderen wel de sleutel in handen hebben. Het kabinet-Balkenende IV heeft in het regeerakkoord een passage opgenomen om maatregelen uit te werken tegen segregatie in het onderwijs, onder andere door het invoeren van centrale aanmeldmomenten, maar kiest vooralsnog voor een voorzichtige aanpak, waarbij in zeven pilots, in de vier grote gemeenten, Deventer, Eindhoven en Nijmegen, ervaring wordt opgedaan. Ook wordt ingezet op het ondersteunen van ouderinitiatieven en op het verzamelen en verspreiden van kennis via een kenniscentrum Gemengde Scholen.
ebben 6.1. Ouders h
de sleutel in
handen
Het tegengaan van segregatie in het onderwijs kan niet zonder medewerking van de ouders. Omdat Nederland schoolkeuzevrijheid kent, zijn de motieven van ouders uiteindelijk bepalend voor de samenstelling van de bevolking van scholen. De Universiteit van Amsterdam heeft gedurende enkele jaren een onderzoek gedaan naar de schoolkeuzemotieven. Daaruit bleek bij ouders en schoolleiders een groot draagvlak te bestaan voor vrije schoolkeuze. 85% van de ouders gaf aan dat segregatie in het onderwijs een probleem is. Vervolgens werd aan de ouders gevraagd of ze wilden meewerken aan de oplossing van dit probleem door iets in te leveren van de vrijheid om zelf een school voor de kinderen te kiezen. 90% van de ouders was hiertoe niet bereid. Ook van de schoolleiders vond 85% segregatie in het onderwijs een groot maatschappelijk probleem. Maar 90% van de schoolleiders wenste niet mee te werken aan de oplossing van het probleem door de mogelijkheid van scholen te beperken om een eigen toelatingsbeleid te voeren. De afweging van het algemeen maatschappelijk belang van een goede integratie en de prijs die men daar persoonlijk voor moet betalen in de vorm van een geringere vrijheid van handelen, leidt voor de meeste ouders en
50
Wonen, Wijken en Integratie
schoolleiders tot een voorkeur voor handhaving van de situatie zoals die nu is (Karsten e.a., 2003). De schoolkeuzevrijheid en de toelatingsvrijheid blijken in Nederland een groot draagvlak te hebben. Maatregelen tegen segregatie maken weinig kans wanneer ze door de overheid worden opgelegd. Alleen wanneer ouders zelf het initiatief nemen is er enige kans van slagen.
6.2. Ouderinit
iatieven
Vooral in het basisonderwijs komen de laatste jaren initiatieven van ouders op gang om scholen in gemengde wijken meer gemengd te maken. Ouderinitiatieven verlopen vaak langs eenzelfde patroon: • Een paar autochtone ouders wil hun kind graag in de directe omgeving naar school sturen, maar worden afgeschrikt door het zwarte karakter van de school. Zij schrikken ervoor terug om hun kind op een school te plaatsen
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
51
waar het de enige autochtone leerling zou zijn en gaan op zoek naar gelijkgestemde ouders om te komen tot een initiatiefgroep die gezamenlijk op zoek gaat naar een school. • De initiatiefgroep treedt in overleg met de directeuren van een of meer zwarte scholen in de buurt en overlegt over de voorwaarden waaronder ze hun kinderen op de school willen plaatsen. Dat gaat over plaatsen in de groepen, het onderwijsaanbod, speciale activiteiten op school, de buitenschoolse opvang, individuele aandacht voor kinderen, etc. Na deze gesprekken wordt een school gekozen en de kinderen worden groepsgewijs aangemeld. Vaak begint de ‘verwitting’ vanuit de kleutergroepen. • In een aantal gevallen is deze aanpak succesvol. Dat is vooral het geval wanneer er sprake is van een combinatie van factoren. De wijk krijgt, bijvoorbeeld door nieuwbouw, een wat gedifferentieerdere woningvoorraad en daardoor ook wat meer diversiteit in de bevolking. Tegelijk werkt de school aan een schoolconcept dat voor autochtone ouders aantrekkelijk is, bijvoorbeeld de invoering van Daltononderwijs. • Er zijn scholen bekend waar deze ontwikkelingen hebben geleid tot verwitting. Het gevaar is dat het proces doorschiet. De school wordt populair bij witte ouders en zwarte ouders voelen zich door het toenemende aantal witte kinderen niet meer thuis op school. Een paar scholen probeert de verwitting te voorkomen door het instellen van dubbele wachtlijsten. Forum, een Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, heeft in 2007 een inventarisatie gemaakt van ouderinitiatieven (Forum 2007). Er werden ongeveer 35 ouderinitiatieven gelokaliseerd, waarvan meer dan de helft minder dan een jaar oud was. Het hierboven geschetste patroon is in de beschrijving van vrijwel alle ouderinitiatieven te herkennen. Opvallend is dat ouderinitiatieven zelden leiden tot contacten tussen de verschillende oudergroepen. Weinig initiatiefgroepen zijn behalve met de directeur van de school ook gaan praten met de allochtone ouders of de ouderraad van de zwarte school. Zijn de kinderen eenmaal aangemeld, dan worden alsnog pogingen ondernomen om contacten tussen ouders op gang te brengen.
52
Wonen, Wijken en Integratie
vo o r Ouderplatform
gemengde sc
holen
Succesvol mengen van kinderen uit minder kansrijke milieus met kinderen van middelbaar en hoger opgeleide ouders op tien scholen in Nijmegen; dat is het doel van het Nijmeegs Ouderplatform voor gemengde scholen. Ongeveer 25 ouders van tien scholen die bezig zijn om de school van hun eigen kinderen beter gemengd te krijgen, komen af en toe ter lering en inspiratie bij elkaar op een platformbijeenkomst. Behalve scholen met veel leerlingen uit ‘minder kansrijke milieus’ doen ook enkele witte scholen mee. Het initiatief is begonnen met enkele ouders op de Michiel de Ruyterschool die al enkele jaren bewust bezig waren met ‘mengen’. In de Wolfskuil – van oudsher een wijk met veel maatschappelijke achterstand – lag dat ook voor de hand omdat er door ontwikkelingen op de huizenmarkt steeds meer hoogopgeleide ouders kwamen wonen. Op basisschool het Octaaf is de nieuwe directeur aan de slag gegaan en heeft een oudergroepje geformeerd. Deze school ligt in een wijk waar op dit moment de meeste nieuwkomers allochtonen zijn. De school wil voorkomen dat de witte vlucht groter gaat worden. Het effect van de uitwisseling en onderlinge stimulering is duidelijk merkbaar bij de betrokken ouders maar ook bij de schoolteams. Sommige ouders zijn, gestimuleerd door uitgewisselde voorbeelden, ware ambassadeurs van hun school geworden en vragen actief ouders in hun buurt om op hun school te komen kijken. Verder is het ouderplatform een partner geworden voor de gemeente en de schoolbesturen. Hierdoor kan de druk vergroot worden om gemaakte afspraken over het tegengaan van segregatie in het onderwijs ook daadwerkelijk en snel uit te voeren.
Initiatieven hoeven niet alleen van ouders te komen. Scholen kunnen uiteraard ook zelf proberen om hun school extra aantrekkelijk te maken, en op die manier bepaalde groepen ouders en leerlingen te werven. Peters e.a. (2008) hebben geïnventariseerd welke initiatieven er in het VO bestaan om segregatie tegen te gaan en integratie te bevorderen. Ze noemen een aantal perspectieven en bijbehorende instrumenten. Ten eerste zijn er afspraken van
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
53
gemeenten en schoolbesturen over toelatingsbeleid en schoolgrootte. We hebben al eerder beschreven dat dit soort afspraken, vaak in een intentieverklaring neergelegd, vaak niet veel kans van slagen hebben als ze niet gecombineerd worden met andere perspectieven en maatregelen. Het tweede perspectief dat in het onderzoek van Peters wordt genoemd, zijn de acties van individuele scholen om verschillende groepen leerlingen te werven. Scholen voor voortgezet onderwijs onderhouden dan bijvoorbeeld veel contact met het basisonderwijs om zo te zorgen dat de basisschool een actieve pr voor hun school voert. Daarnaast profileren scholen zich als kunstschool, als technasium, of ze hebben een vwo-deltaplan. Scholen proberen zo hoogopgeleide ouders en hun kinderen te trekken en op die manier tegen te gaan dat de school te zwart wordt. Ook witte scholen kunnen meer doen om allochtone leerlingen binnen te halen. Zo onderhouden veel gymnasia voornamelijk contacten met de (witte) basisscholen waarvan ze traditioneel de meeste leerlingen krijgen aangeleverd. Op zwarte scholen neemt het aantal leerlingen dat hoge CITOscores haalt toe, maar die weten de weg naar het gymnasium minder te vinden door gebrek aan contact tussen de gymnasia en hun basisschool.
Stichting Kle
urrijke Schole
n
Een aantal ouderinitiatieven heeft de Stichting Kleurrijke Scholen opgericht. Deze stichting ondersteunt ouderinitiatieven in gemeenten. Het is een stichting van ouders voor ouders. De stichting probeert ouderinitiatieven rond scholen in verschillende steden bij elkaar te brengen zodat zij kennis en ervaringen kunnen uitwisselen en elkaar kunnen inspireren. In vier gemeenten (Amsterdam, Amersfoort, Nijmegen en Eindhoven) zijn inmiddels ouderambassadeurs aangesteld, die ouderinitiatieven ondersteunen. Volgens de website van de Stichting Kleurrijke Scholen bedraagt het aantal ouderinitiatieven op dit moment ongeveer 70. www.kleurrijkescholen.nl
54
Wonen, Wijken en Integratie
7
Gemee
ntelijk
beleid
Gemeenten en schoolbesturen zijn wettelijk verplicht om afspraken te maken over het tegengaan van segregatie en het bevorderen van integratie in het onderwijs. We hebben al gezien dat deze afspraken vaak moeizaam tot stand komen. Scholen hechten aan de vrijheid om hun eigen toelatingsbeleid te voeren. Gemeenten zijn terughoudend bij het opleggen van maatregelen die de schoolkeuzevrijheid van ouders beperken. In de afgelopen jaren is gebleken dat afspraken op lokaal niveau, zonder actieve betrokkenheid van ouders, weinig kans van slagen hebben (Peters, 2006). De laatste tijd zien we ontwikkelingen op lokaal niveau die meer dan vroeger rekening houden met de sleutelrol van de ouders. Bovendien zien gemeentes het integratievraagstuk breder dan alleen het tegengaan van segregatie. In de aanpak in Rotterdam en Utrecht is sprake van deze verbrede aanpak.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
55
leurrijke Co n ve n a n t K
Basisscholen
Amsterdam probeert de schoolkeuze te beïnvloeden door een convenant kleurrijke scholen, dat is afgesloten tussen de centrale stad, de stadsdelen en de schoolbesturen. Zij hebben de handen ineengeslagen om het contact tussen allochtone en autochtone, kansarme en kansrijke kinderen te bevorderen. De uitgangspunten en doelen zijn: • Scholen moeten een afspiegeling zijn van de buurt; kinderen moeten elkaar ontmoeten op de buurtschool. • Er zijn 55 scholen in Amsterdam die te eenzijdig zijn samengesteld, vergeleken bij de populatie van de buurt. Dat is een onwenselijke situatie. • Het aantal te witte en te zwarte scholen moet substantieel verminderd worden tussen 2006 en 2010. • Scholen die zwart of wit zijn, maar wel een afspiegeling van de wijk vormen, moeten voor uitwisseling en contacten zorgen met andere scholen. De afspraken die in het convenant zijn vastgelegd behelzen onder andere het plaatsingsbeleid. Bijvoorbeeld: • Ouders mogen hun kinderen pas aanmelden als het kind twee jaar is. • Kinderen van binnen het voedingsgebied krijgen voorrang op kinderen buiten het voedingsgebied. • Duo-aanmeldingen (een ‘zwart’ en een ‘wit’ kind) en groepsaanmeldingen (‘witte kinderen’ op een zwarte school of ‘zwarte kinderen’ op een witte school) worden gehonoreerd met plaatsing. • Gemeente en stadsdelen zorgen voor goede informatie over aanmelding, plaatsing, scholen in de buurt, etc. • Er worden afspraken gemaakt over de maximale schoolgrootte. Ook worden pilots opgestart, initiatieven van scholen en ouders in gemengde wijken ondersteund en wordt geprobeerd het woningbouwbeleid te beïnvloeden.
56
Wonen, Wijken en Integratie
In Amsterdam hebben de afspraken uit het convenant vooral betrekking op het beïnvloeden van de leerlingenstromen. Dat onderwerp maakt ook deel uit van afspraken in Rotterdam en Utrecht. In deze twee gemeenten is echter sprake van een ruimer palet van afspraken: het bevorderen van integratie wordt breder opgevat dan het tegengaan van segregatie of het mengen van scholen. De gemeente Rotterdam en de schoolbesturen in die gemeente voeren sinds 2005 beleid dat gericht is op het bevorderen van integratie op school. De gemeente kiest voor een aanpak waarin vijf maatregelen zijn opgenomen om de integratie in het onderwijs te bevorderen. Die maatregelen zijn: • Een integrale aanpak in herstructureringsgebieden De herstructurering is aanleiding om ook integraal te kijken naar de onderwijs- en jeugdvoorzieningen. Schoolbesturen en de gemeente werken hierbij samen. Door een meer gemengde wijk ontstaan op termijn kansen om ook tot meer gemengde scholen te komen, maar dat gaat niet vanzelf en de aanpak is in elke wijk anders. • Het ondersteunen van ouderinitiatieven Schoolkeuze van ouders wordt ondersteund via buurtcaroussels waarbij ouders worden uitgenodigd om vroegtijdig kennis te nemen van de mogelijkheden in hun buurt. Ouders die een ouderinitiatief willen starten of er aan willen deelnemen worden met elkaar in contact gebracht via de website www.eenschooldichtbij.nl. Op deze website staat ook een overzicht van lopende initiatieven in Rotterdam. • Dubbele wachtlijsten Om het evenwicht in de samenstelling van de schoolpopulatie te handhaven en ervoor te zorgen dat een ‘verwittingsproces’ niet doorschiet krijgen scholen de mogelijkheid met dubbele wachtlijsten te werken. Werken met wachtlijsten op basis van etniciteit stuit op artikel 1 van de grondwet, daarom is het criterium onderwijsachterstand. • Bevorderen van vriendschapsrelaties tussen witte en zwarte scholen Volgens de laatste monitor bestaan er in Rotterdam inmiddels 22 vriendschapsbanden tussen scholen, waaraan 51 scholen meedoen. Ook dit initiatief wordt ondersteund door een website: www.vriendschapsscholen.nl. Scholen kunnen hun profiel plaatsen en berichten over initiatieven die door de vriendschapsscholen worden ondernomen.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
57
• Monitoren van verkleuring van scholen Door de vinger aan de pols te houden, worden de resultaten van het beleid in beeld gebracht en kan men snel op nieuwe ontwikkelingen inspelen. De gemeente zet dus in op een breed palet van maatregelen dat voor scholen in heel verschillende situaties mogelijkheden biedt om aan te haken. Bovendien ondersteunt de gemeente initiatieven van ouders en scholen actief. (Gemeente Rotterdam, 2004 en 2006). In de gemeente Utrecht maakt integratie in het onderwijs deel uit van de Utrechtse onderwijsagenda. Gemeente, schoolbesturen en welzijnspartners zijn hier samen verantwoordelijk voor. Deze partners hebben afspraken gemaakt om integratie te bevorderen (Gemeente Utrecht, 2008a). Het doel is om ieder Utrechts kind de kans te geven op te groeien tot tolerante mondige burger die kan omgaan met diversiteit. Ontmoeten is hierbij een kernbegrip. Maatregelen zijn gericht op kinderen, leerkrachten en ouders. Het Utrechtse plan bevat maatregelen die ook elders worden toegepast zoals het ondersteunen van ouderinitiatieven, het continueren van het project De Vreedzame School en het uitbreiden van ontmoetingsactiviteiten, zoals het eerder genoemde project School in de Wereld. De ontmoetingsactiviteiten hebben niet alleen betrekking op uitwisseling tussen scholen, maar ook op het bevorderen van ontmoeting van kinderen van verschillende scholen in de buitenschoolse opvang. Vrij uniek in het Utrechtse plan is de aanpak gericht op leerkrachten. In een gezamenlijke aanpak van schoolbesturen, welzijnsorganisaties en hogescholen worden leerkrachten, aankomende leerkrachten en welzijnswerkers geschoold of bijgeschoold. Zo kunnen ze qua vakkennis en houding beter inspelen op kinderen en ouders in een diverse stad, wijk en buurt. Een overzicht van activiteiten in Utrecht is te vinden in een themanummer van de Utrechtse onderwijskrant (Gemeente Utrecht, 2008b) en op de website www.onderwijsagendautrecht.nl.
58
Wonen, Wijken en Integratie
Aanbe
ve l i n g e
n
Voor scholen • Iedere school moet werk maken van de wettelijke opdracht tot bevordering van burgerschap en sociale integratie. De manier waarop is afhankelijk van de situatie waarin de school verkeert. Maatwerk is vereist. • Ook op scholen met een gemengde schoolbevolking is integratie niet vanzelfsprekend. Integratie verdient actieve aandacht van de schoolleiding. • Voor alle scholen is het belangrijk om een veilig en stimulerend pedagogisch klimaat te scheppen. Dit belang geldt onafhankelijk van de samenstelling van de schoolbevolking, maar moet wel een invulling krijgen die rekening houdt met de schoolbevolking. • Stel schoolregels op, waaronder een anti-discriminatiecode en gebruik programma’s voor het aanleren van sociale competenties, respect voor elkaar en het vreedzaam oplossen van conflicten. • Zoek naar activiteiten die de succesfactoren bevatten die in onderzoek worden genoemd. Projecten om interetnische contacten te bevorderen hebben meer kans op succes als ze worden opgezet vanuit gedeelde interesses of gemeenschappelijke belangen van autochtonen en allochtonen. • Maak je school aantrekkelijk op een manier die bij de school past. Veel aandacht voor kunst, sport, zorg, of een extra uitdagend curriculum kunnen ervoor zorgen dat ouders de school aantrekkelijk gaan/blijven vinden.
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
59
• Interetnische ontmoetingen kunnen ook tot stand komen wanneer de samenstelling van de schoolbevolking eenzijdig is. Er zijn veel mogelijkheden zoals samenwerking in de in buitenschoolse opvang, contacten met andere scholen, het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen. • Bekijk hoe integratie op school kan worden uitgebouwd naar ontmoeting en contacten tussen ouders en in de buurt. Zorg dat ouders elkaar kunnen ontmoeten, bijvoorbeeld door het opzetten van een ouderkamer en ouderbijeenkomsten.
te Voor gemeen
n en schoolb
esturen
• Gemeenten en schoolbesturen die uitvoering geven aan hun maatschappelijke opdracht om integratie te bevorderen, moeten er rekening mee houden dat afspraken weinig resultaat opleveren zonder een actieve betrokkenheid en inbreng van ouders. • Ook op lokaal niveau is het bevorderen van integratie meer dan het tegengaan van segregatie. Afspraken tussen gemeenten en schoolbesturen die ouders de regie over de schoolkeuze van hun kinderen ontnemen, hebben weinig kans op succes. • Kies daarom voor een brede aanpak, waarbij integratie voorop staat. Zorg voor een gedifferentieerd aanbod voor kinderen, ouders, leerkrachten, scholen en welzijns- en maatschappelijke organisaties. • Ouderinitiatieven zijn een middel om een dialoog rond de samenstelling van de schoolbevolking op gang te brengen. Niet alleen ouders kunnen ouderinitiatieven stimuleren, ook scholen en gemeenten spelen een belangrijke rol.
60
Wonen, Wijken en Integratie
L i t e ra t
uur
• Allport, G. (1954), The nature of prejudice, Cambridge MA • Bakker, Joep, Eddie Denessen, Ben Pelzer, Martine Veneman, Sandra Lageweg (2007), De houding jegens klasgenoten: etnisch gekleurd? Een onderzoek naar de factoren van invloed op de attitude van basisschoolleerlingen jegens klasgenoten van verschillende etnische herkomst. Paper gepresenteerd tijdens de Onderwijs Research Dagen • Crul, M. en K. Kraal (2004), Evaluatie Landelijk Ondersteuningsprogramma Mentoring. Amsterdam, Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) • Driessen, G. (2007), Peer group effecten op onderwijsprestaties. Nijmegen, Radboud Universiteit • Forum (2007), Gemeenten in actie tegen segregatie in het basisonderwijs, een inventarisatie bij de G-31 en vier andere gemeenten, Utrecht, Forum • Gemeente Amsterdam (2007), Convenant kleurrijke basisscholen. Ondertekend op 28 juni 2007. • Gemeente Rotterdam (2004), Onderwijs en integratie, Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
61
• Gemeente Rotterdam (2006), Onderwijs en integratie,voortgangsrapportage, Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving • Gemeente Utrecht (2008a), Onderwijs en integratie, diversiteit in Utrecht, Beleidsnotitie in het kader van de Utrechtse Onderwijsagenda • Gemeente Utrecht (2008b), De Utrechtse mix: integratie in het onderwijs. Themanummer Utrechtse onderwijskrant, mei/juni 2008, nummer 52 • Gijsberts, M. en J. Dagevos (2005), Uit elkaars buurt. De invloed van etnische concentratie op integratie en beeldvorming, Mérove Gijsberts, Jaco Dagevos, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau • Gijsberts, M. en J. Dagevos (red.) (2007), Interventies voor integratie. Den Haag: SCP. • Inspectie van het Onderwijs (2006), Toezichtkader actief burgerschap en integratie. Staatscourant 5 juli 2006, nr. 128. • Inspectie van het onderwijs (2007), Onderwijsverslag 2005/2006 • Inspectie van het onderwijs (2008), Herziening normering Toezichtkader actief burgerschap en integratie. Staatscourant 30 januari 2008, nr. 21 • Karsten, Sjoerd, Jaap. Roeleveld, Guuske Ledoux, Charles Felix en Dorothé Eshof (2003), Schoolkeuze in een multi-etnische samenleving, Amsterdam • Onderwijsraad (2007), Verbindende schoolcultuur • Pas, G. en D. Peters (2004), Het basisonderwijs Zwart Wit bekeken. Naar een lokale aanpak van segregatie. Utrecht, Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks
62
Wonen, Wijken en Integratie
• Peters, Dorothé (2006), Tot elkaar veroordeeld, een analyse van de vooralsnog vrijblijvende aanpak van etnische segregatie in het basisonderwijs. Enschede, Universiteit Twente • Peters, D., M. Haest en G. Walraven (2008), Perspectieven voor het tegengaan van etnische segregatie in het voortgezet onderwijs. Een verkennend onderzoek. Amsterdam • Pettigrew, T.F. (1998), Intergroup contact theory, Annual Review of Psychology, 49, p. 65-85. • Putnam, R (2000), Bowling alone, New York, Simon and Schuster • Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2205a), Eenheid, verscheidenheid en binding, over concentratie en integratie van minderheden in Nederland, RMO-advies 35 • Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2005b), Niet langer met de ruggen naar elkaar, een advies over verbinden, RMO-advies 37 • Rutten, Sjak (2004), Een eindeloze haastklus, een halve eeuw gelijke kansenbeleid in het Amerikaanse onderwijs. Utrecht • Rutten, Sjak en Dorothee Peters (2005), Spreiden is geen kinderspel, een analyse van succes- en faalfactoren in gemeentelijk beleid betreffende etnische segregatie in het onderwijs. Sardes, zie: www.sardes.nl en www.onderwijsraad.nl • Tweede Kamer (2003-2004), Verplichting voor scholen om bij te dragen aan integratie, Wetsvoorstel 29.666 • Tweede Kamer (2007-2008a), Tegengaan segregatie in het basisonderwijs, Kamerstuk 31293, nr. 3
Ruimte voor Contact • Handreiking contact op scholen
63
• Tweede Kamer (2007-2008b), Tegengaan segregatie in het basisonderwijs, informatie over de pilots. Kamerstuk 31293, nr. 13 • Westerbeek, K. (1999), The colours of my classroom, a study into the effects of the ethnic composition of classrooms on the achievement of pupils from different ethnic backgrounds, Florence, Europees universitair instituut. • Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2007), Identificatie met Nederland, WRR, Amsterdam University Press
64
Wonen, Wijken en Integratie
rgerschap ht om actief bu lic rp ve 6 0 20 nds aarbij hoort Scholen zijn si bevorderen. D te ie at gr te in leerlingen en sociale tingen tussen oe tm on n va n de het stimulere lpopulatie en uren. De schoo lt cu de en en ill ctor voor uit versch belangrijke fa jn zi l oo h sc de s de tingen, net al omgeving van ische ontmoe tn re te in he n sc va ti t prak het succes dreiking bied an h e ez D . rs rol van de oude el het primair kken voor zow pa n aa en n or zowel oplossinge is bedoeld vo en ijs rw de on als voortgezet en. n als gemeent schoolbesture