Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen Resultaten onderzoek op- en adviezen aan scholen in Den Haag periode 2007 - 2011
GGD Den Haag Afdeling Leefomgeving Mei 2012
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Samenvatting Bestaande scholen Als uitvoering van de acties uit de Nota Gezondheid en Milieu uit 2006 heeft de GGD in de periode 2007 tot en met april 2011 onderzoeken uitgevoerd op bestaande scholen in Den Haag. Doel was bewustwording vergroten binnen scholen over binnenmilieu; scholen stimuleren en ondersteunen bij verbetering van het binnenmilieu op scholen en meer inzicht creëren in de Haagse situatie. De onderzoeken hebben uitgewezen dat het binnenmilieu op veel scholen in Den Haag verbeterd moet worden. In 70 van de bijna 200 lokalen waar metingen zijn uitgevoerd (36%), is de luchtkwaliteit meer dan een kwart van de lestijd onacceptabel (>1400ppm CO2). In evenveel lokalen overschrijdt de CO2-concentratie gedurende meer dan een kwart van de lestijd de gezondheidskundige toetswaarde van 1000ppm (tijdelijk acceptabel). De conclusie is dat in bijna driekwart van de lokalen (72%) te weinig ventilatie plaatsvindt. Dit is vooral het geval in scholen met natuurlijke ventilatie en scholen met een mechanisch luchtafvoer systeem. In beide typen scholen is méér ventilatie nodig. Van de lokalen met natuurlijke ventilatie, heeft 62% te weinig ventilatievoorzieningen. In deze lokalen zijn aanpassingen nodig. In scholen met een gebalanceerd ventilatiesysteem zijn lagere CO2-concentraties gemeten. Dat het binnenmilieu op veel scholen te wensen over laat, is niet nieuw. Ook landelijke cijfers laten een vergelijkbaar beeld zien. In 2009 is er voor schoolbesturen een landelijke subsidieregeling gekomen waarmee maatregelen gefinancierd konden worden, en waarbij de gemeente gezorgd heeft voor cofinanciering. Voor de scholen die in 2009 niet in aanmerking kwamen voor subsidie is er vanaf 2012 in de gemeente Den Haag opnieuw een mogelijkheid om in aanmerking te komen voor subsidie voor het treffen van maatregelen. Voor de aanpak van het probleem is naast het treffen van maatregelen ook een vergroting van het bewustzijn noodzakelijk. De beschikbare onderzoeksrapportages hebben onder docenten geleid tot een groter bewustzijn van de binnenmilieuproblematiek, de noodzaak om te ventileren en hun eigen aandeel daarin. Het stimuleren van bewustzijn over binnenmilieuproblematiek en de noodzaak om te ventileren blijft van belang. Ook een goed gebruik en adequaat onderhoud van mechanische ventilatiesystemen (inclusief balansventilatie) verdient de nodige aandacht. De GGD blijft hier de komende jaren de schoolbesturen in adviseren. Nieuwbouw scholen Als uitvoering van actiepunt 14 van de Nota Gezondheid en Milieu is voor nieuw te bouwen scholen beleid in gang gezet om enerzijds extra middelen te besteden aan realisatie van hogere technische eisen bij de nieuw te bouwen, en anderzijds kennis en bewustwording over de noodzaak en toepassing van die technische eisen te creëren bij opdrachtgevers, opdrachtnemers en gebruikers van een nieuw schoolgebouw
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
2
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat over de uitvoering van het 3e actiepunt uit de Nota Gezondheid en Milieu, binnenmilieu op bestaande scholen. De GGD in Den Haag heeft scholen actief benaderd om onderzoek te laten doen en advies uit te laten brengen over het binnenmilieu. Aan de orde komen de wijze waarop dit is gebeurd (methodiek), de respons en resultaten van het onderzoek en de evaluatie door deelnemende scholen. Hoofdstuk 3 gaat over de landelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting van het ministerie van OC&W (zie kader). Hoofdstuk 4 behandelt de nieuwbouw van scholen, het 14e actiepunt uit de Nota Gezondheid en Milieu. In hoofdstuk 5 staan de conclusies en aanbevelingen.
Het Haagse GGD-project heeft raakvlakken met twee andere, landelijke projecten en is hierop afgestemd:
Landelijk GGD-project ééndagsmethode Met de landelijke bewustwordingscampagne ‘ééndagsmethode’ van GGD Nederland (in opdracht van het ministerie van VROM) ontvangen alle basisscholen met natuurlijke ventilatie in de periode 2008 tot 2013 een ventilatie-advies op maat van de plaatselijke GGD. Naast een advies op maat krijgen scholen een lespakket, een CO2-indicator en een stimuleringsbijdrage (€1500,-) om het binnenmilieu te verbeteren. Scholen in Den Haag hebben, als er sprake is van natuurlijke ventilatie, ook in het landelijke project meegedraaid. Landelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting van het ministerie van OC&W Het ministerie van OC&W heeft op 31 augustus 2009 de Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 gepubliceerd in de Staatscourant, op basis waarvan gemeenten plannen bij het ministerie konden indienen om bekostiging te krijgen voor het treffen van maatregelen in schoolgebouwen ter verbetering van het binnenmilieu en energiebesparing. De gemeenten zijn belast met de uitvoering van de regeling op lokaal niveau en dienen minimaal 40% mee te betalen. Subsidieaanvraag moest gepaard gaan met een Energie- en Binnenmilieu Adviesrapport (EBA). De gemeente Den Haag heeft hiervoor een lokale regeling in het leven geroepen. Besteding van de subsidiegelden dient voor september 2011 plaats te vinden. Ook de gemeente Den Haag heeft aan deze regeling meegewerkt en gezorgd voor cofinanciering, de resultaten hiervan staan in hoofdstuk 3.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
3
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
1. Inleiding Er is de laatste jaren veel aandacht voor het binnenmilieu op scholen. Uit onderzoek is gebleken dat de binnenluchtkwaliteit van veel scholen in Nederland slecht is. Dit leidt tot gezondheidsklachten, slechtere leerprestaties en toename van het ziekteverzuim. Ook in Den Haag is dat het geval. In 2006 is het binnenmilieu op scholen als speerpunt genoemd in de gemeentelijke Nota Gezondheid en Milieu. De GGD is gestart met de uitvoering van deze actiepunten, in het project ‘binnenmilieu op scholen’. Doelstellingen waren meer inzicht creëren in de Haagse situatie; bewustwording vergroten binnen scholen over binnenmilieu en scholen stimuleren en ondersteunen bij het treffen van maatregelen om het binnenmilieu op scholen te verbeteren. Voor u ligt het evaluatierapport van het project. Het geeft een overzicht van de resultaten van de verschillende activiteiten die in de periode 2007 tot en met april 2011 hebben plaatsgevonden op het gebied van verbetering van het binnenmilieu op scholen in Den Haag. Deze evaluatie is bedoeld voor betrokkenen in de praktijk, voor schooldirecties en GGDmedewerkers, om de resultaten van de afzonderlijke scholen te plaatsen in het geheel en structureel voorkomende knelpunten in beeld te krijgen. De evaluatie is ook bedoeld voor beleidsmedewerkers en het bestuur van scholen en gemeente, als terugkoppeling van het gevoerde beleid en als onderbouwing voor het vervolgbeleid.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
4
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
2. Het project binnenmilieu op bestaande scholen 2.1 Methode In de periode 2007-2011 heeft de GGD afdeling Leefomgeving alle scholen in Den Haag per email benaderd. Aan het begin van elk stookseizoen hebben de scholen (PO en VO*) informatie over het project gekregen met de uitnodiging om deel te nemen aan het project van de GGD ofwel hierover met de GGD een oriënterend gesprek te voeren. Scholen (PO) waarvan geen reactie is ontvangen, zijn door de GGD telefonisch benaderd. Op alle scholen die aangaven interesse te hebben in een bezoek van de GGD heeft een gesprek plaatsgevonden over het binnenmilieu. Het type ventilatievoorzieningen op de school is besproken en er is nagegaan of, en zo ja hoe, het binnenmilieu aandacht krijgt binnen de school. Specifiek is gevraagd of er klachten zijn in relatie tot het binnenmilieu. In een deel van de scholen is nader onderzoek gedaan. De ventilatievoorzieningen zijn dan verder in kaart gebracht en er zijn metingen uitgevoerd als basis voor een advies op maat. Het adviesrapport is met de schooldirectie besproken. Vaak heeft een presentatie plaatsgevonden tijdens een teamoverleg, op die manier is het rapport onder de aandacht gebracht bij het docententeam. Toelichting op de uitgevoerde metingen Van scholen met natuurlijke ventilatie is voor alle lokalen nagegaan wat de in de winter bruikbare ventilatiecapaciteit is. Dit is bepaald door na te gaan hoe groot de ramen zijn en hoever ze maximaal open kunnen. De netto doorlaatopening van geopend raam is berekend volgens NEN 1087. Voor standaard windsnelheden en temperatuursverschillen tussen binnen- en buiten wordt voor het lokaal de verwachte luchtverversing (debietstroom) berekend. Deze bepaalde capaciteit is vergeleken met de benodigde capaciteit voor het aantal leerlingen dat in het lokaal les krijgt. Hierbij is ervan uitgegaan dat voor elke persoon een luchtverversing van 22m3/uur nodig is. Kooldioxide (CO2) is een indicator voor de luchtkwaliteit in ruimten waarin mensen de belangrijkste bronnen van verontreiniging vormen. De hoeveelheid CO2 loopt min of meer parallel aan de hoeveelheid geurstoffen, ziektekiemen en stofdeeltjes in de lucht. Het CO2-gehalte van de buitenlucht bedraagt op de meeste plaatsen in Nederland circa 400 ppm, in stedelijke gebieden kan het oplopen tot 500 ppm. In 2006 heeft het Landelijk Centrum Medische Milieukunde toetswaarden opgesteld voor de ventilatie van scholen en kinderdagverblijven, zie de tabel hieronder (LCM, 2006)*. GGD’en gebruiken deze om de kwaliteit van het binnenmilieu te beoordelen. Ventilatie onvoldoende ventilatie matige ventilatie voldoende ventilatie voldoende ventilatie
CO2-gehalte > 1400 ppm* 1000-1400 ppm 800 - 1000 ppm < 800 ppm
Gezondheidskundige beoordeling Onacceptabel Tijdelijk acceptabel Acceptabel Streefwaarde
Gezondheidkundige toetswaarden voor ventilatie in scholen en kindercentra (LCM, 2006)
*
PO:primair onderwijs, VO: voortgezet onderwijs
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
5
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
2.2 Resultaten Aantal scholen dat heeft deelgenomen In figuur 1 is te zien hoeveel scholen zijn benaderd (inclusief telefonische benadering) en wat de respons hierop is geweest. Er is een onderverdeling gemaakt naar primair onderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs†. Benadering en deelname van scholen: aantallen per onderwijscategorie 120 101 100 80 60
45
40 20
25 11
11 4
5
6
2
0 School bezocht
Geen interesse
Scholen voor primair onderwijs
Scholen voor voortgezet onderwijs
Geen reactie Scholen voor speciaal onderwijs
Figuur 1: Benadering en deelname van scholen: aantallen per onderwijscategorie
In totaal heeft de GGD 116 scholen‡ bezocht. Er staan nog 9 bezoeken gepland voor het najaar in 2011. In 65 gevallen gaf de school aan geen interesse te hebben in een GGD-advies over binnenmilieu. Dat is voor één derde deel omdat er nieuw- of verbouwingsplannen zijn (21 scholen). Andere redenen (schriftelijk of telefonisch aangegeven) zijn bijvoorbeeld dat een adviesbureau al advies heeft uitgebracht, of dat er geen prioriteit wordt gegeven aan het binnenmilieu. Van de 116 scholen die de GGD heeft bezocht, heeft de GGD 18 keer uitsluitend een introductiegesprek gevoerd over de stand van zaken en ervaringen met het binnenmilieu, het gesprek is afgesloten met een mondeling of kort schriftelijk advies. In de overige 98 scholen heeft de GGD in vervolg op het introductiegesprek een uitgebreide inspectie gedaan, veelal in combinatie met metingen. Op basis daarvan is een advies op maat gemaakt. Op 39 van deze scholen heeft de GGD het adviesrapport mondeling toegelicht tijdens een voorlichtingsbijeenkomst voor het docententeam. Ventilatieprincipe op de scholen Van alle scholen die bezocht zijn (116) hadden 75 scholen natuurlijke ventilatievoorzieningen. In 34 scholen was mechanische afzuiging, 7 scholen zijn voorzien van balansventilatie. Gemeten CO2-concentraties In totaal zijn in 194 lokalen meerdaagse CO2-metingen uitgevoerd. In figuur 2 is te zien dat in 70 lokalen (36%) gedurende minimaal een kwart van de lestijd méér dan 1400ppm CO2 gemeten is. In 70 andere lokalen was de CO2-concentratie weliswaar niet meer dan een kwart van de lestijd hoger dan 1400ppm, maar overschreed het CO2-gehalte in totaal wel meer dan een kwart van de lestijd de toetswaarde van 1000ppm. In 54 lokalen was de CO2-concentratie gedurende meer dan † ‡
Telling tot en met april 2011 Een school bestaat soms uit twee locaties. Twee locaties zijn geteld als twee scholen.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
6
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
drie kwart van de lestijd lager dan 1000ppm. Een concentratie hoger dan 1000ppm is tijdelijk acceptabel. Wanneer de concentratie CO2 gedurende meer dan een kwart van de lestijd hoger dan 1000ppm is, is dat niet meer tijdelijk en is verbetering noodzakelijk. Aantal lokalen en luchtkw aliteit gedurende de lestijd (n=194)
70
70
54
aantal lokalen waar CO2-concentratie gedurende meer dan 75% van de lestijd lager was dan 1000ppm aantal lokalen waar gedurende minstens 25% van de lestijd de CO2-concentratie hoger was dan 1000ppm aantal lokalen waar gedurende minstens 25% van de lestijd de CO2-concentratie hoger was dan 1400ppm Figuur 2: Aantal lokalen en luchtkwaliteit gedurende de lestijd.
In de figuren 3 a t/m c op de volgende pagina is te zien welke CO2-concentratie is gemeten gedurende de totaal bij elkaar opgetelde lestijd (de lestijd in alle lokalen samen). Er is een onderverdeling gemaakt naar ventilatieprincipe. Voor natuurlijke ventilatievoorzieningen geldt dat tijdens een kwart van de totale lestijd meer dan 1400ppm CO2 is gemeten. Voor scholen met mechanische afzuiging is dat een vijfde deel. Met balansventilatie is de CO2-concentratie gedurende 2% van de lestijd hoger dan 1400ppm. Terwijl in lokalen van scholen met natuurlijke ventilatie en mechanische afzuiging ongeveer een derde deel van de lestijd minder dan 800ppm CO2 is gemeten (31% en 35%), is dat bij balansventilatie in bijna twee keer zo’n groot deel van de lestijd het geval (59%). Hoewel balansventilatie gunstige waarden van CO2-concentraties laat zien, moet worden opgemerkt dat er op scholen met balansventilatie relatief vaak klachten van docenten worden gerapporteerd over de beleving van het binnenmilieu. Het gaat om klachten zoals droge lucht of prikkende ogen. Het is niet waarschijnlijk dat de klachten worden veroorzaakt door een tekort aan ventilatie. Vooral de hoeveelheid stof in de lucht is hier waarschijnlijk van belang. Schone filters en schone lokalen zorgen ervoor dat de lucht in het lokaal zo schoon mogelijk is, waardoor minder klachten optreden van droge lucht en/of prikkende ogen.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
7
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Lokalen met natuurlijke ventilatie CO2-concentratie gedurende het percentage van de lestijd (n=125)
24% 31%
27%
<800 ppm
18%
800-1000 ppm 1000-1400 ppm >1400 ppm
Lokalen met mechanische afzuiging CO2-concentratie gedurende het percentage van de lestijd (n=51)
20% 35%
<800 ppm 26% 800-1000 ppm 1000-1400 ppm
19%
>1400 ppm
Lokalen met balans ventilatie CO2-concentratie gedurende het percentage van de lestijd (n=17) 2% 17%
22%
59% <800 ppm 800-1000 ppm 1000-1400 ppm >1400 ppm
Figuur 3 a t/m c: CO2-concentratie gedurende de lestijd, onderverdeeld naar ventilatieprincipe
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
8
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Scholen met natuurlijke ventilatie: benodigde ventilatievoorzieningen vergeleken met de aanwezige voorzieningen Voor 375 lokalen is beoordeeld of de aanwezige ventilatievoorzieningen voldoende waren voor het aanwezige aantal leerlingen. In figuur 4 is te zien dat er in 143 (38%) lokalen, (rekening houdende met het aantal leerlingen dat in het lokaal aanwezig is) onvoldoende voorzieningen aanwezig zijn om het CO2-gehalte lager dan 1400ppm te houden. In 90 lokalen zijn nog wel voldoende voorzieningen aanwezig om het CO2-gehalte lager dan 1400ppm te houden, maar zijn de aanwezige voorzieningen onvoldoende om het CO2-gehalte lager dan 1000ppm te houden. In 142 (38%) lokalen zijn voldoende ventilatievoorzieningen aanwezig. Beoordeling van de aanwezige natuurlijke ventilatievoorzieningen in de lokalen (totaal=375)
143
142 90
Voldoende om het CO2-gehalte lager dan 1000ppm te houden Voldoende om het CO2-gehalte lager dan 1400ppm te houden, maar niet genoeg om het CO2-gehalte lager dan 1000ppm te houden ONvoldoende om het CO2-gehalte lager dan 1400 ppm te houden
Figuur 4: Beoordeling van de aanwezige ventilatiecapaciteit in de lokalen
Metingen in een aantal van deze lokalen bevestigen dat de luchtkwaliteit in lokalen met minder ventilatie voorzieningen gemiddeld slechter is dan in lokalen waar meer voorzieningen aanwezig zijn. De verschillen zijn echter minder groot dan wellicht in eerste instantie zou worden verwacht (zie figuren op de volgende pagina). In de lokalen waar onvoldoende voorzieningen aanwezig zijn om de CO2-concentratie lager dan 1400ppm te houden, overschrijdt de CO2-concentratie gedurende 31% van de lestijd de toetswaarde van 1400ppm§. In de overige lokalen, waar dus in principe voldoende voorzieningen beschikbaar zijn om het CO2-gehalte lager te houden dan 1400ppm, blijkt dat de CO2-concentratie nog steeds gedurende 21% van de lestijd meer is dan 1400ppm.
§ Nota Bene: gezondheidskundig standpunt GGD-en Nederland: overschrijding van de toetswaarde van 1400ppm is onacceptabel; overschrijding van de toetswaarde van 1000ppm is tijdelijk acceptabel.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
9
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
CO2-concentratie gedurende de lestijd in lokalen met ONvoldoende natuurlijke ventilatievoorzieningen om de CO2-concentratie lager dan 1400 ppm te houden (n=24)
21% 31%
16% <800ppm 800-1000ppm 32%
1000-1400ppm >1400ppm
CO2-concentratie gedurende de lestijd in lokalen met voldoende natuurlijke ventilatievoorzieningen om de CO2-concentratie lager dan 1400 ppm te houden (n=34)
21% 32%
<800ppm
27% 20%
800-1000ppm 1000-1400ppm >1400ppm
Figuur 5: CO2-concentratie gedurende de lestijd in lokalen met natuurlijke ventilatievoorzieningen, waarbij: 5a. lokalen met ONvoldoende ventilatievoorzieningen om de CO2-concentratie lager dan 1400 ppm te houden 5b. lokalen met voldoende ventilatievoorzieningen om de CO2-concentratie lager dan 1400 ppm te houden
Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor het gegeven dat ondanks aanwezigheid van voldoende ventilatievoorzieningen, de luchtkwaliteit toch niet altijd voldoende is. Ten eerste is het mogelijk dat een docent geen gebruik maakt van de ventilatievoorziening omdat hij/zij zich niet bewust is van de noodzaak ertoe. Ten tweede kan het openingsmechanisme van de ventilatievoorziening een rol spelen. Wanneer een raam voldoende groot is maar alleen een open/dicht stand heeft, zorgt opening van dit raam in de praktijk voor tochtklachten. Om deze tochtklachten te voorkomen, blijft het raam gesloten. Een andere verklaring kan zijn, dat ventilatievoorzieningen defect zijn. Wanneer het raam door het defect gesloten blijft, draagt het niet bij aan de ventilatie.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
10
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Aantal leerlingen ‘teveel’ in het lokaal Om een beeld te krijgen van de grootte van het tekort aan beschikbare ventilatievoorzieningen, is voor de groep lokalen waar onvoldoende voorzieningen aanwezig zijn (onvoldoende om het CO2-gehalte lager dan 1400ppm te houden) nagegaan hoeveel kinderen er ‘teveel’ in het lokaal zitten. In figuur 6 is te zien hoeveel méér kinderen les krijgen in hoeveel lokalen dan waarvoor de lokalen, gezien de ventilatievoorzieningen, geschikt zijn. (Zie voor de bepalingsmethode de toelichting in het kader op pagina 5). Aantal lokalen (totaal 143) met onvoldoende ventilatievoorzieningen, ingedeeld naar hoeveel kinderen teveel in het lokaal zitten
Aantal lokalen
52
33
20
19 15
4
1 t/m 5
6 t/m 10
11 t/m 15
16 t/m 20
21 t/m 25
26 t/m 31
Aantal kinderen
Figuur 6: Aantal lokalen met onvoldoende voorzieningen, ingedeeld naar hoeveel kinderen teveel in het lokalen zitten
In 52 lokalen (36%) zitten 1 tot 5 kinderen méér dan waarvoor het lokaal qua ventilatievoorzieningen geschikt is. In ruim een kwart van de lokalen (27%) zitten 16 tot zelfs 31 kinderen méér in het lokaal dan waarvoor het lokaal qua ventilatievoorzieningen geschikt is. Deze kinderen zitten in lokalen waar zeer weinig of geen geschikte ventilatievoorzieningen aanwezig zijn. Scholen met mechanische ventilatievoorzieningen Voor scholen met mechanische ventilatievoorzieningen zijn de volgende bevindingen gedaan. A. Onduidelijkheid over verantwoordelijkheden Ten eerste is er vaak onduidelijkheid over verantwoordelijkheden met betrekking tot het functioneren en onderhoud van het systeem. Onduidelijk is bij welk deel van de organisatie (directie of overkoepelende bestuur) de gegevens bekend zijn en wie de informatie beheert. Op veel vragen is op een school geen antwoord voor handen. Het gaat dan om vragen als: - Wat voor type ventilatie systeem is er in de school? - Waar zitten de toe- en afvoerpunten? - Hoe is de bediening? Is er een centrale of een handgestuurde bediening? - Hoe is het systeem ingeregeld? Wanneer zou het aan/uit moeten staan? - Bij handgestuurde bediening: in welke stand moet het systeem staan? - Wie krijgt doorgemeld of een systeem in storing staat en wie pakt een melding op? B. Te weinig onderhoud Ten tweede is er in een aantal scholen een gebrek aan onderhoud geconstateerd. Ook is de inhoud van het onderhoud in een aantal gevallen te beperkt. Als er wel onderhoud is, betreft het vaak hoogstens het jaarlijks vervangen van filters. Schoonmaak van kanalen en controle van debieten en instellingen zitten hier niet bij inbegrepen. Vuile kanalen zorgen voor een verminderde capaciteit van het systeem en zorgen bij toevoerkanalen voor het risico op toevoer GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
11
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
van vervuilde lucht. Elk onderhoud zou gepaard moeten gaan met een check op de reinheid van de kanalen. Controle op debieten is nodig om na te gaan of de capaciteit van de ventilatie nog steeds voldoende is. Controle op instellingen is nodig voor een adequate werking van een ventilatie systeem. Een instelling kan namelijk door een storing of anders ongewild wijzigen. Tenslotte is er in veel gevallen geen toezicht op onderhoud. Onbekend is of een logboek voor onderhoud aanwezig is en wat er in zou moeten staan. C. Gebrek aan controle Tenslotte is er vaak een gebrek aan controle op een juist gebruik van de voorzieningen. Dit speelt zowel op locatieniveau als op bestuursniveau. Overige bevindingen (voor alle scholen) Tenslotte zijn de volgende problemen in een relatief groot aantal scholen geconstateerd: - onjuist gebruik van thermostaatknoppen en/of slechte inregeling van temperatuurklokken; - defecte ventilatievoorzieningen; - ontbreken van traploos instelbare openingsmechanisme voor ventilatievoorzieningen; - ontbreken van zonwering; - beperkte schoonmaak van de lokalen.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
12
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
2.3 Effect en waardering van GGD adviesrapportages Alle scholen die vóór februari 2011 hebben deelgenomen aan het project binnenmilieu op scholen met een advies op maat** hebben een schriftelijke evaluatiebrief gekregen over het onderzoek. In totaal zijn 80 scholen aangeschreven. De evaluatie bestond uit drie delen. Het eerste deel gaat over welke adviezen zijn opgepakt, het tweede deel gaat over in hoeverre het gedrag van de docenten is veranderd en het derde deel gaat over de waardering van het GGD onderzoek als geheel. Afhankelijk van het onderdeel hebben 8 tot 29 scholen gereageerd, dat betekent een respons van 10 tot 36%. Onderdeel 1.Welke adviezen zijn door de school wel en niet opgepakt. → Dit deel van de evaluatie is ingevuld door de directie van de scholen. → Deze vragen zijn door 8 van de 80 scholen beantwoord. Een kleine helft van de adviezen (48%) is door de scholen opgevolgd, bijna een kwart van de adviezen (23%) is gedeeltelijk opgevolgd. Onderdeel 2. In hoeverre is het ventilatiegedrag van de docenten gewijzigd. → Dit deel van de evaluatie is ingevuld door de docenten van de lokalen waarin metingen hebben plaatsgevonden. → In totaal hebben 28 docenten aangegeven in hoeverre zij de gegeven adviezen over het ventilatiegedrag opvolgen. De meeste docenten hebben het advies gelezen (25x). Docenten geven zichzelf een 7 voor de mate waarin zij de adviezen opvolgen. De reden waarom docenten de adviezen niet opvolgen zijn tocht, koudeval en/of geluid. De ventilatiekaart, de CO2-indicator en de mondelinge toelichting op het adviesrapport worden ervaren als goed hulpmiddel voor de realisatie van een goed binnenmilieu, het lespakket wordt niet als zodanig ervaren. Als meest genoemde effect van het GGD-onderzoek geven docenten aan dat ze meer bewust zijn van de binnenmilieuproblematiek en van het belang van ventileren en luchten. Als gemiddeld rapportcijfer voor het GGD project geven de docenten een 7. Onderdeel 3. Hoe het onderzoek van de GGD als geheel door de directie is ervaren. → Dit deel van de evaluatie is ingevuld door de directie van de scholen. → Van 29 scholen is een evaluatieformulier ontvangen (een totaal overzicht van de resultaten staat in bijlage 1). Er is gemeten met een 5-puntsschaal, 1 = helemaal mee oneens, 5 = helemaal mee eens. Schooldirecties vinden de adviezen bruikbaar/nuttig (score 4,1), maar geven opvallend minder vaak aan dat de adviezen financieel haalbaar zijn (score 2,5). Directies zijn het eens met stellingen over goede planning, heldere opzet en begrijpelijkheid van het adviesrapport (gemiddelde score >4,5††). Het lespakket wordt weinig gebruikt om kinderen mee te laten ventileren (score 2,0).
**
De vijf scholen waar telefonische evaluatie heeft plaatsgevonden zijn hiervan uitgezonderd.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
13
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
3. Het project Binnenmilieu bestaande scholen en de landelijke regeling: ‘Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat scholen’ van het ministerie van OC&W 3.1 Omschrijving van de landelijke regeling In augustus 2009 is de landelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting gepubliceerd. De Haagse gemeenteraad heeft op 12 februari 2010 de ‘Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat primair en speciaal onderwijs 2009’ vastgesteld met een subsidieplafond van € 7,7 mln. (later bijgesteld naar € 8,6 mln.). Schoolbesturen konden op basis van deze regeling bekostiging bij de gemeente aanvragen voor het aanbrengen van maatregelen ter verbetering van het binnenklimaat/energiebesparing in de schoolgebouwen. Uitgangspunt bij de toekenning van voorzieningen was “de slechtste school eerst”, waarbij de prioritering, maar ook de toekenning van voorzieningen, gebaseerd moest worden op een Energie- en Binnenmilieu Advies rapport (EBA). De EBA rapportages moesten worden opgesteld door een extern bureau met EPA certificaat. GGD Nederland heeft adviezen gegeven voor aanvullende aandachtspunten / alternatieve oplossingen in de rapportage omdat het aspect binnenmilieu in de methodiek nog onvoldoende gewaarborgd was. De uitvoering van de subsidieregeling was in handen van de afdeling OCW/Vastgoed van de gemeente Den Haag. Zij hebben opdracht gegeven aan adviesbureau DHV om in het najaar van 2009 alle basisscholen in Den Haag te voorzien van een EBA rapportage. De GGD heeft OCW Vastgoed en DHV geadviseerd over de te hanteren methodiek zodat het binnenmilieu voldoende gewaarborgd bleef. Dit was nodig omdat de regeling vooral gericht is op energiebesparing en, hoe tegenstrijdig het ook lijkt, binnenmilieu daardoor onder druk kan staan. In de EBA-rapportages die voor de Haagse scholen zijn opgesteld, zijn de hierboven aangehaalde aanvullende aandachtspunten van GGD Nederland in de meeste gevallen terug te vinden. De GGD heeft de schoolbesturen in de loop van 2010 een brief verstuurd om de besturen nogmaals te wijzen op de aanvullende criteria van GGD Nederland. Voor 151 schoolgebouwen in het primair en het speciaal onderwijs is een EBA-rapport opgesteld. Daar waar de GGD een betreffende school al eerder had bezocht, zijn de GGDmeetgegevens voor het EBA-advies gebruikt. De scholen die een EBA-rapportage hebben ontvangen maar nog niet aan het GGD project hebben deelgenomen, hebben alsnog aan het GGD project deel kunnen nemen. De GGD heeft in deze gevallen gekeken naar de adviezen uit de EBA-rapportage, de wijze van opvolging ervan, en de noodzaak tot aanvullende acties, bijvoorbeeld voorlichting om bewustwording te creëren. 3.2 Uitvoering van de regeling Voor 120 schoolgebouwen is door een schoolbestuur een subsidie aanvraag gedaan. Voor 88 schoolgebouwen is op basis van de ‘Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair en speciaal onderwijs 2009’ een subsidiebedrag beschikbaar gesteld voor het realiseren van maatregelen. In de tabel op volgende pagina staat een overzicht van de maatregelen waarvoor subsidie beschikbaar is gesteld en het aantal scholen dat hiervoor in Den Haag een aanvraag heeft gedaan.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
14
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Maatregel
Vervangen van enkel glas door HR glas Isoleren van plat/hellend dak Vervangen van een conventionele CV-ketel door HR-CV-ketel Plaatsen van thermostatische radiatorkranen Plaatsen van een mechanisch luchttoe- en afvoersysteem met warmte terugwinning Plaatsen van een (wand) CO2 indicator in de lokalen Plaatsen van buitenzonwering op zonbelaste gevels Vervangen van conventionele TL’s door HF spiegelarmaturen Aanbrengen van daglichtafhankelijke (dim) regeling Anders (max. 10% van totale subsidiebedrag voor de betreffende school)
Toegekend op (aantal scholen) 11 7 4 35 61 75 65 60 56 geen
Tabel 1: Maatregelen waarvoor subsidie beschikbaar is gesteld en het aantal scholen dat hiervoor in Den Haag een aanvraag heeft gedaan
De 61 scholen waarbij een subsidie is toegekend voor het plaatsen van een mechanisch luchttoeen afvoersysteem zijn voor een deel de scholen waarop is vastgesteld dat de lokalen onvoldoende natuurlijke ventilatievoorzieningen hebben (figuur 4 op pagina 9). Uitvoering van de gesubsidieerde maatregelen dient plaats te vinden vóór september 2011. De eindafrekening voor de subsidies dient uiterlijk eind februari 2012 bij de gemeente ingediend te zijn. Dan zullen de resultaten van de regeling bekend zijn. Inmiddels is aan de gemeenteraad een voorstel voorgelegd waarin extra middelen gevraagd worden voor een verlenging van de ‘Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair en speciaal onderwijs 2009’ voor de schoolgebouwen die op basis van het EBA-rapport wel in aanmerking zouden komen voor hiervoor vermelde subsidie(s), maar die als gevolg van het bereiken van het budgetplafond tot nu toe niet in aanmerking zijn gebracht voor een toekenning van de subsidie.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
15
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
4. Nieuwbouw van gezonde scholen (actiepunt 14 uit de Nota Gezondheid en Milieu) Gebleken is dat niet alleen bestaande, maar ook pas nieuw gebouwde scholen vaak problemen hebben met het binnenklimaat hebben. Om ervoor te zorgen dat juist ook de nieuw te bouwen scholen in Den Haag met een gezond binnenmilieu worden gerealiseerd, heeft de GGD opdracht gegeven aan adviesbureau Mobius om onderzoek te doen naar de knelpunten die hierbij in de praktijk naar voren komen. De volgende vijf speerpunten zijn genoemd als resultaat van het onderzoek: 1. Onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheid om budgetten uit te breiden en te koppelen aan maatregelen voor binnenmilieu 2. Stimuleren en faciliteren van het gebruik van een Technisch Programma van Eisen 3. Binnenmilieu-adviesmomenten inplannen bij bouwproces, evenals een toetsmoment voor te realiseren kwaliteit van het binnenmilieu. 4. Monitoring van de gerealiseerde kwaliteit na ingebruikname. 5. Kennisoverdracht over nieuwbouw met een gezond binnenmilieu bij alle betrokken partijen. De GGD Den Haag heeft geadviseerd alle vijf speerpunten op te pakken. Het verantwoordelijke wethouders hebben hiervoor bestuursopdrachten geformuleerd. De diensten OCW (GGD en OCW/Vastgoed) en DSO (Dienst Stedelijke Ontwikkeling) hebben een integraal plan opgesteld over de aanpak nieuwbouw van scholen waarin is vastgelegd dat de diensten gezamenlijk één beleid voeren rond nieuw te bouwen scholen. Samenwerking met de schoolbesturen is een voorwaarde voor een succesvol resultaat. De schoolbesturen zijn immers de opdrachtgevers/bouwheren voor de nieuwbouw van lesgebouwen. OCW/Vastgoed heeft een (raads)voorstel ontwikkeld voor een toeslag bij (vervangende) nieuwbouw van schoolgebouwen in het primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. De GGD en DSO adviseren hierbij. Het doel is om met de toeslag schoolbesturen in de gelegenheid te stellen schoolgebouwen te realiseren met een luchtkwaliteit en thermisch comfort op het niveau van klasse B conform het programma van Eisen Frisse Scholen van Agentschap NL (dit is voorwaarde voor de toekenning van de toeslag). DSO wil afspraken maken over de rol van DSO bij de vergunningaanvraag (toetsing) en bij de bouw (controle). De GGD zet zich in voor een actieve adviesrol vanuit de GGD gedurende het nieuwbouwproces en de ingebruikname van de nieuwe school. Om een goede werking van de aangebrachte voorzieningen te borgen, is het wenselijk om bij de toekenning van de toeslag op het nieuwbouwbudget tevens een onderhoudscontract voor de installaties als één van de eisen te laten gelden.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
16
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
5. Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies Uitvoering van het project Binnenmilieu op scholen heeft inzicht gegeven in de kwaliteit van het binnenmilieu op de scholen in Den Haag. Onderstaande conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd op onderzoek in 116 scholen. In ruim een derde deel (36%) van de bijna 200 lokalen waar metingen zijn uitgevoerd, is de luchtkwaliteit meer dan een kwart van de lestijd onacceptabel (>1400ppm CO2). In een even groot deel van de lokalen overschrijdt de CO2-concentratie gedurende meer dan een kwart van de lestijd de gezondheidskundige toetswaarde van 1000ppm (tijdelijk acceptabel). De conclusie is dat in bijna driekwart van de lokalen (72%) te weinig ventilatie plaatsvindt. Dit is vooral het geval in scholen met natuurlijke ventilatie en scholen met een mechanisch luchtafvoersysteem. Meer voorzieningen en een beter gebruik van de aanwezige voorzieningen zijn nodig. Van de lokalen met natuurlijke ventilatie, heeft 62% te weinig ventilatievoorzieningen. In deze lokalen zijn aanpassingen nodig. Dit betreft ongeveer 143 lokalen in ongeveer 25 scholen. In scholen met mechanische ventilatie is vaak onduidelijkheid over verdeling van de verantwoordelijkheden met betrekking tot het functioneren en onderhoud van het systeem. Ook ontbreekt regulier onderhoud of is de inhoud ervan te beperkt. In veel gevallen is geen controle op juist gebruik. Dit betreft eveneens de relatief nieuw gebouwde scholen. In scholen met een gebalanceerd ventilatiesysteem is in principe voldoende ventilatiecapaciteit aanwezig. Dat het binnenmilieu op veel scholen te wensen over laat, is niet nieuw. Ook landelijke cijfers laten een vergelijkbaar beeld zien. In 2009 is er voor schoolbesturen een landelijke subsidieregeling gekomen waarmee maatregelen gefinancierd konden worden, en waarbij de gemeente gezorgd heeft voor cofinanciering. Voor de scholen die in 2009 niet in aanmerking kwamen voor subsidie is er vanaf 2012 in de gemeente Den Haag opnieuw een mogelijkheid om in aanmerking te komen voor subsidie voor het treffen van maatregelen. Voor de aanpak van het probleem is naast het treffen van maatregelen ook een vergroting van het bewustzijn noodzakelijk. De beschikbare onderzoeksrapportages hebben onder docenten geleid tot een groter bewustzijn van de binnenmilieuproblematiek, de noodzaak om te ventileren en hun eigen aandeel daarin. Het stimuleren van bewustzijn over binnenmilieuproblematiek en de noodzaak om te ventileren blijft van belang. Ook een goed gebruik en adequaat onderhoud van mechanische ventilatiesystemen (inclusief balansventilatie) verdient de nodige aandacht. De GGD blijft hier de komende jaren de schoolbesturen in adviseren, oa.door de ontwikkeling van een e-learning module voor docenten. 5.2 Aanbevelingen De inhoud van de aanbeveling is afhankelijk van de situatie op een school. Op scholen waar onvoldoende natuurlijke ventilatievoorzieningen aanwezig zijn om een goede luchtkwaliteit in de lokalen te bereiken, is het geven van voorlichting om bewustwording te vergroten niet zinvol omdat een docent er redelijkerwijs niet in zal kunnen slagen om met de
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
17
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
bestaande voorzieningen een goede luchtkwaliteit te realiseren. In deze lokalen moeten eerst aanpassingen worden gerealiseerd. Op scholen waar wel voldoende natuurlijke ventilatievoorzieningen aanwezig zijn, blijft het stimuleren van bewustzijn van belang. Op scholen waar sprake is van mechanische ventilatie is aandacht voor zowel onderhoud als gebruik van de voorzieningen nodig. Ongeacht de situatie moeten scholen, ingeval er problemen zijn met de luchtkwaliteit, de temperatuur en/of de beleving van het binnenmilieu, kunnen blijven rekenen op ondersteuning vanuit de GGD om de problematiek in kaart te brengen en een advies op maat te krijgen. Voor scholen met nieuwbouwplannen is aandacht voor binnenmilieu in zowel het ontwerp- als het uitvoeringsproces nodig om een gezond gebouw te realiseren. In tabel 4 staan de aanbevelingen genoemd, de doelgroep (‘type’school) en een ruwe schatting van het (jaarlijks) aantal scholen waar het om gaat. In de tekst eronder staat een toelichting en uitwerking per aanbeveling. Aanbeveling
Doelgroep ‘type school’
1. Extra voorzieningen voor bestaande schoolgebouwen zijn nodig 2. Bewustwording blijven stimuleren (ontwikkeling elearning) 3. Gebruik en onderhoud van mechanische ventilatie op scholen verbeteren (afspraken met schoolbesturen) 4. Advies op maat blijft mogelijk (op verzoek van scholen)
Voor scholen met onvoldoende (natuurlijke) ventilatievoorzieningen
5. Aandacht voor binnenmilieu bij nieuwbouw van scholen
Aantal scholen 25
Voor scholen met voldoende natuurlijke ventilatievoorzieningen
40
Scholen met mechanische ventilatievoorzieningen (inclusief balansventilatie)
30
Voor scholen waar men problemen ondervindt met de luchtkwaliteit, de temperatuur en/of de beleving van het binnenmilieu. Scholen met nieuwbouwplannen
10
5
Tabel 2: Aanbevelingen per ‘type’ school en aantallen scholen
5.2 Toelichting en uitwerking per aanbeveling 1. Extra voorzieningen voor bestaande schoolgebouwen zijn nodig Lokalen met onvoldoende voorzieningen waar géén aanpassingen zijn uitgevoerd, moeten alsnog worden aangepast. Het betreft naar schatting ongeveer 150 lokalen in ongeveer 25 scholen. Hoeveel en welke lokalen dit betreft is duidelijk na februari 2012, op dat moment is duidelijk hoeveel lokalen in scholen in 2010/2011 zijn aangepast naar aanleiding van de Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair en speciaal onderwijs 2009. Uitvoering:
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
18
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Door OCW/Vastgoed is een raadsvoorstel gedaan voor een verlenging van de Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair en speciaal onderwijs 2009. Schoolgebouwen die op basis van het EBA-rapport wel in aanmerking zouden komen voor subsidie(s), maar waarin nog geen aanpassingen zijn aangebracht, kunnen met toekenning van een subsidie alsnog uitbreiding van ventilatievoorzieningen realiseren.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
19
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
2. Bewustwording blijven stimuleren Het stimuleren van bewustwording is nodig bij scholen met natuurlijke ventilatievoorzieningen en voldoende capaciteit (voldoende om CO2 < 1400ppm te houden). Jaarlijks terugkerende aandacht voor de binnenmilieu problematiek en de noodzaak om te ventileren is nodig bij docententeams, directies en mogelijk ook de schoolbesturen. Het betreft op dit moment ongeveer 230 lokalen in ongeveer 40 scholen (20% van het totaal). Dit aantal wordt naar beneden toe aangepast na februari 2012, dan is duidelijk hoeveel lokalen in scholen zijn aangepast naar aanleiding van de Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair en speciaal onderwijs 2009. Uitvoering: Bewustwording van docenten kan aansluiten in een bestaand bijscholingsprogramma. - Beperkte uitvoering bestaat uit het toesturen van foldermateriaal dat beschikbaar is gesteld door GGD-Nederland. Uitgebreidere uitvoering kan bestaan uit: - bewustwording door de GGD Den Haag, uitgevoerd conform ééndagsmethodiek. Van deze methodiek is de effectiviteit aangetoond na 2-3 maanden1. - ontwikkeling van e-learingmodule voor docenten door de GGD. Docenten kunnen bij voorkeur specifiek voor hun lokaal, via elektronisch leren inzicht krijgen in de mogelijkheden en noodzaak voor ventilatie in het lokaal. CO2-indicatoren al dan niet in combinatie met een signalering op de eigen computer, dragen in de bewustwording van de noodzaak tot ventileren. 3. Gebruik en onderhoud van mechanische ventilatie op scholen verbeteren Op scholen met mechanische ventilatievoorzieningen is het nodig om te zorgen voor: a. ontsluiting van adequate kennis over de ventilatievoorzieningen, inclusief helderheid over afhandeling van storingsmeldingen; b. adequaat onderhoud van installaties, transparantie over inhoud en planning en controle op uitvoering van onderhoud; c. een juist gebruik van de voorzieningen en toezicht hierop. Bovenstaand advies betreft op dit moment ruim 30 scholen. Dit aantal zal in de toekomst toenemen, de verwachting is namelijk dat nieuwe scholen voornamelijk gebouwd gaan worden met mechanische ventilatievoorzieningen. Advisering kan breed, dat wil zeggen per schoolbestuur worden opgepakt. Uitvoering: GGD maakt met schoolbesturen afspraken over de aanpak van mechanische ventilatie op scholen. De inzet van de GGD bestaat uit: - advisering aan schoolbesturen over onderhoud en gebruik mechanische ventilatie; - ter beschikking stellen van informatie materiaal; - antwoord geven op meest gestelde vragen; - eventueel indicatieve metingen ventilatiecapaciteit en voorlichting aan docenten over gebruik van mechanische ventilatie.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
20
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
4. Advies op maat blijft mogelijk Scholen waar problemen zijn met de luchtkwaliteit, de temperatuur en/of de beleving van het binnenmilieu moeten kunnen blijven rekenen op ondersteuning vanuit de GGD om de problematiek in kaart te brengen en een advies op maat te krijgen. Uitvoering Dit is een reguliere taak van de GGD. 5. Nieuwbouw scholen Voor nieuw te bouwen scholen is het wenselijk extra aandacht te besteden aan zowel de technische eisen die gesteld worden bij de bouw, als aan de kennis van opdrachtgevers, opdrachtnemers en gebruikers van een nieuw schoolgebouw om ervoor te zorgen dat die technische eisen in de praktijk gehaald worden. Uitvoering De te ontwikkelen toeslagregeling bij nieuwbouw voorziet in de middelen om aan extra eisen te voldoen. De GGD speelt een stimulerende en adviserende rol in het nieuwbouw proces en maakt deel uit van de integrale aanpak van DSO, OCW/Vastgoed GGD en besturen om een gezonde nieuwbouw van scholen te realiseren.
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
21
Evaluatierapport project Binnenmilieu op scholen 2007 – 2011
Bijlage 1. Waardering van GGD-onderzoek door directies van scholen
Directieleden van scholen konden voor 17 stellingen aangeven in hoeverre ze het ermee eens waren (1= helemaal mee oneens, 2 = een beetje mee oneens, 3 = niet mee oneens, niet mee eens, 4 = een beetje mee eens, 5 = helemaal mee eens). De gemiddelde score per vraag staat in onderstaande tabel weergegeven. Vraag Ik heb vooraf voldoende informatie gekregen over het project Het onderzoek is goed ingepland De ABCD-tool was voldoende duidelijk De onderzoeksdag zelf verliep zonder problemen Het onderzoek heeft relatief weinig tijd gekost De aanlevering van het rapport van snel genoeg Het adviesrapport is volledig Het adviesrapport is begrijpelijk De gegeven adviezen zijn bruikbaar/nuttig De gegeven adviezen zijn financieel haalbaar De mondelinge toelichting op het rapport was zinvol Ventilatievoorzieningen worden nu méér gebruikt dan voorafgaand aan het onderzoek De CO2-indicator is een bruikbaar hulpmiddel voor optimalisering van de ventilatie Docenten zijn zich door het onderzoek meer bewust geworden van de noodzaak tot ventileren Door gebruik van het lespakket 'Buitenlucht kom je binnen spelen' werken de kinderen nu mee met ventileren op de school De schoonmaak op de school is nu effectiever dan voorafgaand aan het onderzoek Het onderzoek heeft geresulteerd in een beter binnenmilieu op de school
Score 4,1 4,5 4,2 4,4 4,3 4,5 4,4 4,6 4,1 2,5 3,8 3,8 4,1 3,8 2,0 2,4 3,3
1
Verbetering Ventilatie Basisscholen, Evaluatie effect middellange termijn, M.M. Nijkamp MSc. Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland Tilburg, juni 2008
GGD Den Haag, afdeling Leefomgeving - oktober 2011
22