Stages een win-win activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Koning Boudewijnstichting Samen werken aan een betere samenleving www.kbs-frb.be De Koning Boudewijnstichting steunt projecten en burgers die zich engageren voor een betere samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Koning Boudewijnstichting is onafhankelijk en pluralistisch. We werken vanuit Brussel en zijn actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zo wel lokale, regionale als federale projecten lopen. De Koning Boudewijnstichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden, we ontwikkelen eigen projecten, we organiseren workshops en rondetafels met experts en burgers, we zetten denkgroepen op rond actuele en toekomstige thema’s, we brengen mensen met heel verschillende visies rond de tafel, we verspreiden de resultaten via (gratis) publicaties,.... De Koning Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank in Brussel.
Stages, een win-win activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven. ACCENT OP TALENT Een publicatie van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te B-1000 Brussel Auteur: Yves Beernaert, Educonsult Eindredactie: Wouter Van den Berghe, Studie- en Adviesbureau Tilkon Werkgroep die het thema ‘Stages’ behandelde: Bart Arnauts, Vanerum - Sonia Benoit, Departement Onderwijs - Werner Bosmans, VSKO - Rita Declerck, ESF-Agentschap - Bart De Mey, Imec - Eric De Weerdt, Van Hool - Chantal Dib, VOKA-KvK Antwerpen-Waasland - Jos Landeloos, VTIM Diest - Marjan Meulewaeter, Departement Onderwijs Kaat Vandensavel, KTA Redingenhof Leuven - Tom Rydant, KTA Dendermonde - Marc Van Helleputte, Sidmar Coördinatie voor de Koning Boudewijnstichting: Guido Knops, directeur Jan Blondeel, projectverantwoordelijke Pascale Criekemans, assistente Grafische vormgeving: Tabeoka Deze uitgave kan gratis gedownload worden van onze website www.kbs-frb.be Ze kan (gratis) besteld worden: online via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel. +32-70-233 728, fax +32-70-233 727. Wettelijk depot: D/2006/2893/11 ISBN-10: 90-5130-532-X ISBN-13: 978-90-5130-532-6 EAN: 9789051305326 NUR: 844 April 2006
Onze activiteiten zijn gebundeld rond deze thema’s: Migratie & multiculturele samenleving – integratie en multicultureel samenleven bevorderen in België en Europa Armoede & sociale rechtvaardigheid – nieuwe vormen van sociaal onrecht en armoede opsporen; projecten steunen die de solidariteit tussen de generaties versterken Burgersamenleving & vrijwilligers – maatschappelijk engagement stimuleren; bij jongeren democratische waarden promoten; buurt- en wijkprojecten ondersteunen Gezondheid – een gezonde levenswijze bevorderen; bijdragen tot een toegankelijke en maatschappelijk aanvaarde gezondheidszorg Filantropie – bijdragen tot een efficiënte uitbouw van filantropie in België en Europa De Balkan – de rechten beschermen van minderheden en van slachtoffers van mensenhandel; een visasysteem opzetten voor studenten Centraal-Afrika – projecten steunen rond aidspreventie en de begeleiding van aidspatiënten De Raad van Beheer van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen van het beleid uit. Een zestigtal medewerkers -mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, Vlamingen, Walen, Brusselaars- zorgt voor de realisatie. Jaarlijks besteedt de Stichting zo’n 40 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij zijn er ook de Fondsen van personen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten. Meer info over onze projecten en publicaties vindt u op www.kbs-frb.be. Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kan u terecht op
[email protected] of 070-233 728 Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel +32-2-511 18 40, fax +32-2-511 52 21 Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.
Stages, een win-win activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven Yves Beernaert
> Rapport opgesteld in het kader van het project ‘Valorisatie van het netwerk van de voortrekkersbedrijven’ binnen ‘Accent op Talent’ in opdracht van het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap met steun van het Europees Sociaal Fonds, Zwaartepunt 6
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Inhoudstafel 1. Inleiding ______________________________________4 2. Context _______________________________________6 2.1 2.2 2.3 2.4
Terminologie ...............................................................................6 Meer beleidsaandacht voor stages ..................................................7 Sterke argumenten voor meer en betere stages...............................8 Twijfel over stages in de onderwijs- en bedrijfswereld.....................10
3. Soorten stages ________________________________11 3.1 Indeling naar doel en opzet .........................................................11 3.1.1 3.1.2 3.1.3
Beroepsoriënterende versus beroepsopleidende stages..........................................11 “Doe-stages” versus “kijkstages”..............................................................................11 Stages versus begeleiding van eindwerken .............................................................12
3.2 Indeling naar organisatieconcept..................................................12 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Blokstages versus alternerende stages......................................................................12 Individuele stages versus groepsstages....................................................................12 Weekprojecten met bedrijven....................................................................................14
3.3 Minder voor de hand liggende stagemogelijkheden.........................15 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4
Stages bij de Vlaamse overheid.................................................................................15 Stages in diensten van de Europese Unie.................................................................15 Stages buiten Vlaanderen en Brussel........................................................................15 Stages in Europese landen: de Socrates en Leonardo de Vinci programma’s.......16
4. Stages in hun bredere context ____________________18 4.1 Wie kan stage lopen?..................................................................18 4.2 Waarom stages organiseren?.......................................................18 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
Invalshoek leerlingen.................................................................................................19 Invalshoek bedrijven..................................................................................................19 Invalshoek scholen.....................................................................................................20 Stages als onderdeel van een ruimere samenwerking school–bedrijf....................22
4.3 Stages in grote bedrijven versus stages in KMO’s...........................23
5. Organisatie van stages __________________________25 5.1 Vinden van stageplaatsen............................................................25 5.2 De bepaling en uitvoering van het stageprogramma .......................27 5.2.1 5.2.2 5.2.3
Een duidelijk kader scheppen ...................................................................................27 Selectie van leerlingen of studenten .........................................................................27 Begeleiding van stages...............................................................................................28
5.3 Enkele bijzondere aandachtspunten..............................................29 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4
Veiligheid op het werk ..............................................................................................29 Het medisch onderzoek.............................................................................................30 Evalueren van stages .................................................................................................30 Hindernissen bij het organiseren van stages............................................................32
6. Verwante activiteiten ___________________________33 6.1 Activiteiten gericht naar leerlingen ...............................................33 6.1.1
Bedrijfsbezoeken en studiedagen voor leerlingen...................................................33 2
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
6.1.2 6.1.3 6.1.4
Ondernemers voor de klas ........................................................................................33 Projectdagen ...............................................................................................................34 “Virtuele” stages ........................................................................................................34
6.2 Activiteiten gericht naar leraars ...................................................35 6.2.1 6.2.2 6.2.3
Bedrijfsbezoeken voor alle leraren en openbedrijvendagen...................................35 Opleiding van leraars door bedrijfsmedewerkers...................................................35 Stages van leraars in bedrijven..................................................................................36
6.3 Andere verwante initiatieven .......................................................37 6.3.1
Opleiding van bedrijfsmedewerkers door leraars...................................................37
7. Aanbevelingen ________________________________39 7.1 7.2 7.3 7.4
Aanbevelingen Aanbevelingen Aanbevelingen Aanbevelingen
naar bedrijven......................................................39 naar scholen ........................................................39 naar de overheid ..................................................40 aan andere organisaties.........................................41
Bijlage: praktische informatie en verdere referenties ____43 Publicaties, officiële documenten en interessante websites.....................43 Nuttige adressen ..............................................................................45
3
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
1. Inleiding “Accent op Talent” klinkt velen vertrouwd in de oren. Deze drie woorden worden herkend als de roepnaam voor een vernieuwingsbeweging binnen het onderwijs in Vlaanderen. Waarvoor staat Accent op Talent? Alle talenten van leerlingen waarderen en ontwikkelen, zowel intellectuele vaardigheden als andere talenten: technisch inzicht, ICT-vaardigheden, handigheid, sociale vaardigheden, creativiteit, ondernemingszin, enz. Techniek en technologie, die nu vaak als ‘minder’ worden beschouwd – terwijl net zij de toekomst van Vlaanderen sterk mee zullen bepalen – hoger in de waardeschaal van leerlingen, ouders en leerkrachten plaatsen. Zorgen dat jongeren levenslang kunnen en willen leren, dat ze voortdurend nieuwe kennis en vaardigheden verwerven om te functioneren in onze kennissamenleving. Zorgen dat ze opgroeien tot zelfstandige, creatieve en vaardige mensen met een eigen persoonlijkheid, gemotiveerde mensen die hun plaats vinden in de maatschappij. Zorgen dat niemand overboord valt. Dit proces moet volgens Accent op Talent niet alleen op gang worden gebracht in scholen, maar evenzeer op de werkvloer. Ook daar moeten alle talenten gelijkwaardig worden behandeld en ontwikkeld. Een eerste rapport “Accent op Talent. Een geïntegreerde visie op leren en werken.”, gepubliceerd door de Koning Boudewijnstichting in 2002, stelde de krijtlijnen van de vernieuwingsbeweging voor. Een toekomstverkennende commissie in de schoot van de Stichting had gedurende twee jaar nagedacht over een nieuw perspectief voor technische en technologische beroepen en opleidingen en verregaande voorstellen geformuleerd. In 2003 werden met de steun van het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een aantal proefprojecten binnen Accent op Talent opgestart, waarin een vijftigtal voortrekkersscholen betrokken waren. De Koning Boudewijnstichting publiceerde in 2004 een tweede rapport “Accent op Talent. Een agenda voor vernieuwing.”, waarin het gedachtegoed verder werd ontwikkeld en geconcretiseerd. De nieuwe Minister van Onderwijs integreerde belangrijke elementen uit Accent op Talent in zijn beleidsnota en lanceerde aansluitend het concept van de proeftuinen voor onderwijsvernieuwing. Deze gingen in 2005 van start en breiden het bestaande netwerk van de voortrekkersscholen uit. Maar ook langs de kant van het bedrijfsleven zat men niet stil. In 2004 werden 15 bedrijven, op basis van een projectaanvraag, geselecteerd als voortrekkersbedrijf binnen Accent op Talent. Ze ontvingen hiervoor subsidies vanuit ESF-middelen, gedurende een periode van twee jaar. Analoog aan de voortrekkersscholen en de proeftuinen voor onderwijsvernieuwing was ook hier het vertrekpunt dat deze bedrijven een deel van het gedachtegoed van Accent op Talent in de praktijk zouden brengen. De geselecteerde bedrijven en projecten situeren zich in verschillende sectoren en op verschillende gebieden: stages, competentieontwikkeling, afstemming tussen bedrijfsleven en onderwijs, … Een selectiecriterium en gemeenschappelijk kenmerk voor deze projecten was dat er op een of ander wijze een samenwerking met onderwijsinstellingen diende aanwezig te zijn. In de meeste gevallen gaat het om samenwerking met secundaire scholen; in enkele gevallen betreft het samenwerking met basis- of hogescholen. De projecten van de voortrekkersbedrijven lopen af einde 2006. Op vraag van de het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap startte de Koning Boudewijnstichting begin 2005 een project op met als doel de expertise beschikbaar binnen dit netwerk van voortrekkersbedrijven te valoriseren. In essentie gaat het om het bijeenbrengen en uitwisselen van nuttige ervaringen en expertise en het verspreiden hiervan naar een breder publiek. 4
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
De betrokken bedrijven werden uitgenodigd toe te treden tot een of meer “clusters” van bedrijven en personen om ervaring uit te wisselen rond thema’s die in verschillende projecten aan bod kwamen, met name: • Sensibilisering voor technologie • Stages en werkplekleren • Competentieontwikkeling in school en bedrijf. Concreet ging rond elk van deze thema’s een werkgroep van start. Deze drie werkgroepen bestonden initieel uit personen uit de voortrekkersbedrijven en de daaraan verbonden scholen, maar werden al snel uitgebreid met een aantal experten, geïnteresseerde personen uit voortrekkersscholen en personen verbonden aan enkele sectorale proeftuinen (een aantal bijkomende projecten die vanaf zomer 2005 met ESF-middelen werden betoelaagd). De bedoeling van de werkgroepen was om, ondersteund door een externe consultant, na te denken over een aantal thema’s en een concrete output op te leveren tegen het einde van 2005, bruikbaar in het onderwijs- en werkveld en voor de betrokken beleidsmakers. Complementair aan deze drie clusters werd besloten om een informatief en praktisch document te maken over de samenwerking tussen scholen en bedrijven. Hiervoor werd geen aparte werkgroep opgericht, maar wel feedback gevraagd aan voortrekkersbedrijven en –scholen. Al deze werkzaamheden hebben vier rapporten opgeleverd: 1. “Meer techniek in de algemene vorming!” 2. “Competenties in balans. Zoeken naar afstemming tussen competentieontwikkeling in school en bedrijf.” 3. “Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven.” 4. “Leren van elkaar. Samenwerking tussen school en bedrijf nader bekeken.” Omwille van de kwaliteit van het geleverde werk en de rijke inhoud van deze documenten heeft de Koning Boudewijnstichting beslist om deze documenten uit te geven en op ruime schaal te verspreiden. Het voorliggend document betreft het derde rapport in deze reeks en heeft betrekking op stages. Veel van de projecten van de voortrekkersbedrijven omvatten een vorm van stages of werkplekleren. En hoewel deze problematiek niet nieuw is, bleek al snel dat er rond dit thema een vruchtbare ervaringsuitwisseling mogelijk was. Een enthousiaste groep van personen uit de bedrijfs- en onderwijswereld heeft samen nagedacht en gediscussieerd over verschillende aspecten van stages en werkplekleren. Het resultaat vindt u in dit rapport. Het is vooral informatief van aard, maar bevat ook aanbevelingen naar alle betrokken partijen. Dit rapport is geschreven door Yves Beernaert, die de werkgroep begeleidde en ook instond voor het merendeel van het opzoekingswerk. De eindredactie was in handen van Wouter Van den Berghe.
Koning Boudewijnstichting Januari 2006
5
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
2. Context 2.1 Terminologie De term “stage” slaat in dit rapport op alle mogelijke vormen van praktijkopleidingen waarbij een cursist al doende leert bij een ondernemer. Stages dus als “leren op de werkvloer”, “al werkend leren”, of een combinatie van werken en leren. Hieronder volgen enkele termen met betrekking tot stages, zoals die gedefinieerd worden in een omzendbrief van het Departement Onderwijs van 2002 (SO/2002/09): Leerlingenstage Een leerlingenstage wordt gedefinieerd als een op een leerlingenstageovereenkomst gebaseerde extramurale vorm van opleiding en vorming voor de leerling-stagiair, door begeleide confrontatie met en/of begeleide participatie aan de activiteiten van een reële arbeidspost. Onder reële arbeidspost wordt een deel van het arbeidsproces verstaan waarvoor een werknemer een reeks taken heeft uit te voeren. Stages zijn onbezoldigd. Leerling-stagiair De leerling-stagiair is een leerling ingeschreven in hetzij een leerjaar van de derde graad TSO, hetzij een derde leerjaar (vervolmakingsjaar) van de tweede graad BSO, hetzij een leerjaar van de derde of vierde graad BSO. Alternerende stage De alternerende stage is een leerlingenstage die georganiseerd wordt met vaste tussentijden en gespreid wordt over het ganse schooljaar dan wel over een bepaalde periode ervan (semester, trimester ...). Voor zover een alternerende stage tijdens de schooluren plaatsvindt, moet ze een halve of – bij voorkeur - een volledige dag omvatten. Blokstage De blokstage is een leerlingenstage die over een ononderbroken periode van één of meer weken loopt, eventueel meermaals per schooljaar. Stagegever De stagegever is de organisatie die de leerling-stagiair opleiding en vorming wil bezorgen in het kader van één of meer van haar reële arbeidsposten. Stagereglement Het stagereglement is de gedragscode die van toepassing is op alle betrokken partijen en hun onderlinge verhoudingen regelt. Stagecoördinatie Stagecoördinatie is de organisatorische en administratieve beheersarbeid die hoort bij de leerlingenstages. Afhankelijk van het aantal leerlingenstages dat een school organiseert, kan de stagecoördinatie een voltijdse of een deeltijdse opdracht zijn. Stagebegeleider De stagebegeleider is een leraar die de betrokken stage-uren, zoals opgenomen in de lessentabel, als opdracht toegewezen kreeg. In die zin is de stagebegeleider, ongeacht het feit of hij aan de betrokken leerling ook klassikaal onderricht verstrekt, automatisch stemgerechtigd lid van de klassenraad. De stagebegeleider is belast 6
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
met de voorbereiding, het toezicht, de pedagogische begeleiding en de evaluatie van de leerlingenstage, in constructief overleg met de stagementor. Stagementor De stagementor is de zaakvoerder (= de stagegever) of één van zijn personeelsleden die, vanuit een aanleg voor het coachen van jongeren, de leerling-stagiair op de werkvloer onthaalt en begeleidt. Stageschrift Het stageschrift is het document waarin de leerling-stagiair schriftelijk verslag uitbrengt over zijn stageactiviteiten, persoonlijke ervaringen, commentaren, zelfevaluatie ... Het wordt op regelmatige tijdstippen geviseerd door de stagementor en door de stagebegeleider.
“Werkplekleren” is een meer recente term, die in Vlaanderen minder gebruikelijk. Het begrip is wat ruimer dan stages. Werkplekleren staat voor alles wat te maken heeft met het doorgeven van kennis en vaardigheden op de werkvloer. Het kan ook kortweg worden omschreven als leren in de context van het werk. De term is dus niet alleen van toepassing op leerlingen die een stage lopen, maar ook op werknemers. Dit rapport gaat over schoolgaande leerlingen. In deze context kunnen stages en werkplekleren dus als nagenoeg equivalent beschouwd worden. Doorheen de tekst wordt vooral de term “stage” gebruikt, in zijn brede betekenis, voor de variatie af en toe vervangen door de term “werkplekleren”. Hoewel het rapport vooral betrekking heeft op stages van leerlingen in het secundair onderwijs, worden occasioneel stages voor leraars of stages voor studenten hoger onderwijs vermeld.
2.2 Meer beleidsaandacht voor stages Het eerste rapport “Accent op Talent”1 formuleerde aanbevelingen op tal van gebieden. Daaronder onder meer: het doorbreken van beschotten tussen voltijdse en deeltijdse leersystemen, leerlingen meer met actieve werkvormen confronteren, en meer en betere stageplaatsen creëren. In verband met stages werd in het rapport o.a. vermeld dat onderzoek heeft aangetoond dat bij de keuze van een beroep een stage een doorslaggevende rol kan spelen, zowel in positieve als in negatieve richting. Verder werd benadrukt dat bedrijven en scholen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dragen in het organiseren van kwalitatief hoogstaande stages en werkplekleren. Volgens Accent op Talent zijn er niet alleen betere maar ook meer stages nodig. In veel studierichtingen worden er tot nu toe nog helemaal geen stages ingericht. Er zijn ook meer stages en bedrijfsbezoeken nodig voor leraars en meer uitwisselingen van lesgevers. Maar tal van juridische, statutaire, verzekeringstechnische en andere hindernissen maken stages van leerlingen en leerkrachten zeer moeilijk.
Accent op Talent. Een geïntegreerde visie op leren en werken. Uitgegeven bij Garant (2002) en ook downloadbaar van de website van de Koning Boudewijnstichting (www.kbs-frb.be). 1
7
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
De problematiek van de stages krijgt ook steeds meer aandacht van de beleidsmakers. Uit de Beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004– 2009 van Minister Frank Vandenbroucke, “Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen”, citeren we (p. 28): “Stages vullen (onderwijs)opleidingen aan met ervaring uit de realiteit. Dat is vaak nodig omwille van het nagestreefde beroepsprofiel. Zoals voor werkervaringsplaatsen willen we tot sluitende afspraken en sterke engagementen komen met de profit- en de social-profitsectoren en de sociale economie, over het aantal en de kwaliteit van de stageplaatsen die zij ter beschikking stellen. Enkele basisvoorwaarden voor de organisatie van stages zijn: - een sluitende regeling voor de toepassing van de uitvoeringsbesluiten van de wet Welzijn op het Werk op de leerlingen-en studenten-stagiair(e)s en een oplossing voor de verdeling van de lasten die daaruit voortvloeien; het nieuwe besluit van de federale overheidsdienst Werk heeft de problemen immers niet verholpen; - interessante stage-opdrachten die aansluiten bij de (leerplan)doelstellingen van de betrokken opleiding; - een verantwoorde stagebegeleiding op de stageplaats en door de onderwijsinstelling, ieder met eigen doelstellingen. Transparantie versterkt het stageaanbod. Daarom zal een website worden gemaakt die alle informatie over stages bundelt en een stagedatabank waarop scholen, vormingsinstellingen, leerlingen en werkzoekenden op zoek kunnen gaan naar beschikbare stages. Dit gebeurt in een samenwerking tussen onderwijs,VDAB, SOCIUS en VIZO. De stagedatabank zal operationeel zijn in 2005. Naast een beter aanbod van stages voor leerlingen moet er ook een beter aanbod komen van stages voor leerkrachten. Zowel de onderwijswereld als de publieke opleidingsverstrekkers willen immers leerkrachten en opleiders de kans geven om hun competenties op peil te houden, door het volgen van opleidingen, het samen ontwikkelen van nieuw didactisch materiaal, het organiseren van uitwisselingsstages enzovoort. Ook op Europees niveau wordt het belang van stages en werkplekleren onderstreept, onder meer binnen het werkprogramma voor de follow-up inzake de toekomstige doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels van 14 februari 20022. Stages en werkplekleren kunnen bijdragen tot het verwezenlijken van de drie strategische doelstellingen op Europees niveau (kwaliteit, toegankelijkheid, de wereld in het onderwijs binnen brengen) en de dertien geassocieerde doelstellingen.
2.3 Sterke argumenten voor meer en betere stages Dat beleids- en opiniemakers meer aandacht vragen voor meer en betere stages heeft te maken met het groeiend besef van het belang en het potentieel van goede stages en werkplekleren voor alle leerlingen. Enkele van de meest gebruikte argumenten zijn: •
Stages en werkplekleren kunnen het leren, en ook het leren leren, aantrekkelijker maken en daardoor leerlingen meer motiveren voor hun opleiding. Dankzij goede stages zien leerlingen het nut in van wat ze op school aangeboden krijgen en leren ze de verworven kennis en vaardigheden toepassen in concrete leer- en werksituaties. Iedereen zou al op jonge leeftijd het belang van onderwijs en vervolgopleidingen moeten inzien. Wanneer mensen inzien
Voor de volledige tekst van dit EU Werkprogramma: zie website: http://europa.eu.int/comm/education/doc/official/keydoc/2002/progobj_nl.pdf 2
8
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
waarom ze verder moeten blijven leren, zijn ze ook bereid zich de nodige inspanningen te getroosten. Stages en werkplekleren dragen sterk bij tot het verwerven van dit inzicht. •
Dankzij stages en werkplekleren kunnen leerlingen/studenten vaardigheden verwerven voor de kennismaatschappij, zoals leren leren, ICT-vaardigheden, interesse voor techniek en wetenschap, sociale vaardigheden, teamwerk, kennis van vreemde talen enz. Het is vaak moeilijk, tijdrovend en duur om dergelijke vaardigheden te laten ontwikkelen binnen de muren van een school.
•
De instroom in de technische en wetenschappelijke studierichtingen in het hoger onderwijs wordt beïnvloed door stages. Jongeren leren tijdens stageperiodes in bedrijven techniek en wetenschap anders bekijken en beoordelen. Ze kunnen ook vaststellen hoe techniek en wetenschappen gewaardeerd worden in de bedrijven als elementen die aan de basis liggen van innovatie en dynamiek.
•
Werkplekleren kan een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van meer flexibele leerwegen voor leerlingen, zodat elke jongere, gebruik makend van zijn/haar eigen talenten, de nodige kennis en vaardigheden kan opdoen nodig voor de latere professionele loopbaan. Stages en werkplekleren creëren meer open leersituaties en zijn essentieel om kwaliteitsvolle alternerende trajecten tussen bedrijven en scholen (of hogescholen) te kunnen uitbouwen.
•
Stages dragen bij tot het aanhalen van de banden tussen de onderwijs- en de bedrijfswereld – een doelstelling waarvan het belang in steeds bredere kringen wordt erkend3. Het uitbouwen van stages is een middel om scholen en bedrijven te leren samenwerken met elkaar en ook om elkaars visies en werking beter te leren inschatten.
•
De ondernemingsgeest bij jongeren wordt eveneens bevorderd door stages en het werkplekleren. Door een stage maken jongeren actief kennis met bedrijven en zien ze wat bedrijfsleiders realiseren en hoe ze een bijdrage leveren tot de maatschappij.
•
Stages en werkplekleren dragen bij tot het ruimer toegang verlenen tot ICT als communicatiemiddel en als middel om bij te dragen tot duurzame ontwikkeling binnen bedrijven.
•
Bepaalde soorten stages, vooral in de andere gemeenschappen van België en de buitenlandse stages in het kader van bijv. het Leonardo da Vinci programma van de Europese Unie, bevorderen het leren van vreemde talen en het verwerven van interculturele vaardigheden. Dergelijke stages stimuleren ook de mobiliteit en de uitwisseling van ideeën en personen. Tenslotte vormen ze ook een belangrijk element om de samenwerking in Europa in het algemeen en in het bijzonder op economisch vlak te intensiveren. Leerlingen en studenten worden ambassadeurs van hun land en leggen er contacten die een levenslange invloed hebben op persoonlijk en professioneel vlak.
Samengevat: meer en betere stages zorgen voor meer kwaliteit, toegankelijkheid en openheid van het onderwijs – niet toevallig de drie strategische doelstellingen op Europees niveau. In het vierde hoofdstuk van dit rapport worden de argumenten voor stages, zowel vanuit het standpunt van bedrijven als van de scholen, verder uitgewerkt. Zie ook het rapport “Leren van elkaar. Samenwerking tussen school en bedrijf.” dat binnen deze reeks door de Koning Boudewijnstichting wordt gepubliceerd. 3
9
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
2.4 Twijfel over stages in de onderwijs- en bedrijfswereld Er zeer dus veel argumenten om stages een belangrijker rol te laten spelen in het Vlaams onderwijs. Toch zijn stages niet erg verspreid en beperken ze zich (in het secundair onderwijs) voornamelijk tot het BSO. Dit heeft veel te maken met de attitudes die leven in de onderwijs- en bedrijfswereld naar stages toe. Stages worden nog vaak gezien als minderwaardige vormen van leren, die ondergeschikt zijn aan het (theoretisch) leren in de klas onder leiding van de leraar. De overgrote meerderheid van de onderwijzers in het lager onderwijs en de meeste leraars in het secundair onderwijs kennen de bedrijfswereld niet, hebben er nauwelijks voeling mee, en missen ervaring in mogelijke vormen van samenwerking met het bedrijfsleven. Vele leraars zijn zich niet bewust van de vele voordelen die kunnen voortvloeien uit een intensieve samenwerking met bedrijven en geloven te weinig in de pedagogische meerwaarde van werkplekleren. Een mentaliteitsverandering bij leraren kan wellicht enkel tot stand komen door de aandacht voor samenwerking met de bedrijven te integreren in de gehele loopbaan van de leraar, zowel tijdens zijn initiële opleiding als de bijscholing nadien. Er is ook een attitudeprobleem naar stages toe in de bedrijfswereld. Vaak is er een zekere bereidwilligheid bij grote en middelgrote bedrijven. Maar dat is veel minder het geval bij kleine ondernemingen, die schrik hebben van de administratieve papiermolen die de organisatie van werkplekleren met zich mee brengt. Kleine bedrijven zien ook minder de mogelijke voordelen in van stages – en van samenwerking met scholen in het algemeen – en denken ook niet de nodige competenties in huis te hebben om een degelijke mentoring op te zetten. Ook hier is er nood aan het bevorderen van een mentaliteitswijziging, door het benadrukken van de voordelen die stages voor bedrijven kunnen inhouden.4 ESF project ‘School op de werf’ van KUMPEN Het bouwbedrijf Kumpen biedt groepsstages op de werf van 14 dagen aan in het kader van het project “School op de werf”. De leerlingen vormen een aparte groep. Ze worden ’s morgens opgehaald, zoals de andere arbeiders, en werken onder de leiding van een ervaren instructeur. Ze zien door deze vorm van stage zelf hoe hun werk bijdraagt tot het eindproduct van een bepaald gebouw. Dit is bijzonder motiverend voor de leerlingen.
Een meer onderbouwde argumentatie voor samenwerking tussen scholen en bedrijven, gezien vanuit hun beider perspectief, is te vinden in het vierde rapport in deze reeks over samenwerking tussen school en bedrijf. 4
10
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
3. Soorten stages Stages en werkplekleren kunnen voorkomen in verschillende vormen. In dit hoofdstuk laten we de voornaamste mogelijkheden de revue passeren. We maken een indeling naar doel en opzet van stages en naar organisatieconcept. Ook enkele minder voor de hand liggende stagevormen passeren de revue.
3.1 Indeling naar doel en opzet 3.1.1 Beroepsoriënterende versus beroepsopleidende stages
Qua algemene doelstelling kan men bij stages een onderscheid maken tussen beroepsoriënterende en beroepsopleidende stages: •
Beroepsoriënterende stages hebben tot doel om jongeren kennis te laten maken met een bedrijf of een sector, of de jongere te laten smaken wat een beroep in een bepaalde sector of in een bepaald bedrijf kan zijn.
•
Beroepsopleidende stages zijn stages die ingebed zijn in de reguliere opleiding van een jongere. Ze zijn een gelegenheid om opgedane kennis en vaardigheden in de praktijk te gebruiken en nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes te verwerven.
Stages die in de vakantieperiodes worden georganiseerd (en die niet bedoeld zijn als vakantiejob) zijn meestal beroepsoriënterende stages. Dergelijke individuele stages, die geen onderdeel zijn van een initiële opleiding op school, worden georganiseerd in het kader van het voortrekkersproject van Konvert Interim. Bovendien krijgen de leerlingen een loon uitbetaald voor het werk dat ze leveren tijdens de stageperiode. Aan een dergelijke aanpak zijn voor- en nadelen verbonden. Het betalen van een loon is duidelijk een incentive voor leerlingen om eraan deel te nemen. De huidige wettelijke bepaling, vastgelegd in een omzendbrief, stelt evenwel dat een stage – in het kader van de initiële opleiding en vorming op school - onbezoldigd moet zijn. Dus mag zo’n bezoldigde stage ook geen onderdeel uitmaken van de opleiding. Het uitbouwen van een dergelijk systeem op grote schaal zou dus nogal wat juridische, financiële, pedagogische en organisatorische implicaties met zich meebrengen. 3.1.2 “Doe-stages” versus “kijkstages”
Beide soorten stages kunnen “kijkstages” of “doe-stages” zijn. Bij “kijkstages” is de jongere vooral een observator die toekijkt hoe werknemers een bepaalde activiteit uitvoeren en hoe de werkorganisatie wordt geregeld. Af en toe kan de jongere zelf onder toezicht een bepaalde taak uitvoeren. Dergelijke kijkstages zijn relatief gemakkelijk te organiseren, maar zijn ook meer vrijblijvend en hebben minder impact. Bij “doe-stages” krijgen leerlingen duidelijke opdrachten die een sterke band hebben met hun opleiding. De activiteiten van de doe-stages worden in een reële werksituatie ingebed. De leerlingen worden bij alle elementen van het bedrijfsgebeuren betrokken: veiligheid, meten van de kwaliteit van het werk, het meten van het rendement van het werk, enz. Het realiseren en afwerken van een concreet product tijdens werkt bijzonder motiverend voor de leerlingen voor hun verdere opleiding op school. Doe-stages geven ook een beter beeld van waaruit het eigenlijke werk op de werkvloer later zal bestaan.
11
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Idealiter zijn doe-stages gericht op activiteiten die een concrete en/of blijvende bijdrage leveren tot het arbeidsgebeuren. Met de leerlingen een muur bouwen en deze daarna terug afbreken werkt demotiverend. Met de leerlingen een bepaald stuk volledig afwerken dat vervolgens gebruikt wordt in het verdere productieproces is daarentegen sterk motiverend. Dit sluit ook aan bij het principe dat de producten die leerlingen maken, of de diensten die ze leveren, ook voor het bedrijf een concrete meerwaarde moeten hebben. 3.1.3 Stages versus begeleiding van eindwerken
Een eindwerk is een concrete opdracht die een leerling krijgt, en die wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de school. Er kunnen inputs zijn vanuit het bedrijfsleven – begeleiding, advies, hulp, voorbeelden, … – maar daarom is er nog niet noodzakelijk sprake van een “stage” of “werkplekleren”. Toch zijn er heel wat interacties mogelijk tussen stages en eindwerken of geïntegreerde proeven. De opdrachten voor eindwerken kunnen bepaald worden in overleg met het bedrijf waar de leerling of student stage zal lopen. Ook kan bijvoorbeeld het eindwerk of de geïntegreerde proef gemaakt worden aansluitend op de stage.
3.2 Indeling naar organisatieconcept Stages kunnen ook verschillen naar “organisatieconcept”: de duur van de stage, de frequentie van het aantal dagen, het aantal stagiairs dat samen stage loopt, … 3.2.1 Blokstages versus alternerende stages
Blokstages zijn stages waarbij leerlingen voor langere periodes, bijvoorbeeld een week of zelfs twee weken, op de werkvloer aanwezig zijn. Blokstages bieden meer mogelijkheid tot een reële integratie van de jongere in de bedrijfsactiviteiten dan stages waarbij jongeren bijvoorbeeld één dag per naar het bedrijf komen. Jongeren hebben dan ook meer de kans om teamactiviteiten mee te maken en eraan mee te werken. Ook de meeste bedrijven geven de voorkeur aan blokstages, omdat ze gemakkelijker te organiseren zijn en beter kunnen geïntegreerd worden in de bedrijfsprocessen. Toch zijn er ook ondernemingen die alternerende stages verkiezen waarbij leerlingen één of twee dagen per week op de werkvloer aanwezig en de andere dagen op school zijn. Bij alternerende stages wordt verwacht dat de school bereid is zich flexibel te organiseren zodat stage en opleiding en vorming op school vlot op elkaar kunnen worden afgestemd. Het combineren van blokstages en alternerende stages biedt in principe de mogelijkheid de voordelen van de twee stagevormen samen te brengen. Het verhoogt ook de variatie in de stages. Deze combinatie vergt echter veel op organisatorisch vlak van de betrokken scholen en bedrijven, en komt tot dusver niet zoveel voor. 3.2.2 Individuele stages versus groepsstages
Bij individuele stages loopt één leerling een stage in een bepaald bedrijf – of eventueel ook verschillende leerlingen, maar zonder dat er sprake is van interactie tussen deze stages. Dit is ook de
12
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
meest klassieke vorm van stageorganisatie. Individuele stages komen meestal voor bij KMOs die weinig ruimte, tijd en middelen hebben om groepen leerlingen of studenten stages aan te bieden. Bij groepsstages wordt een stage georganiseerd voor een groep van leerlingen samen. Deze vorm van stages heeft een aantal onmiskenbare voordelen: • Het vergemakkelijkt de begeleiding van de stages door zowel de school als het bedrijf. Communicatie met de stagebegeleider vanuit de school en de stagementor binnen het bedrijf is ook gemakkelijker te organiseren. • Het is ook mogelijk om voor de stagebegeleiders – doorgaans de praktijkleraars – bijscholing te organiseren omdat ze makkelijker langer in het bedrijf kunnen aanwezig zijn. • Bij de aanvang van de stage kan aan alle leerlingen samen de nodige informatie verstrekt worden, bijvoorbeeld in verband met de veiligheidsvoorschriften in het bedrijf. • Alle betrokken groepen binnen het bedrijf kunnen beter worden ingelicht en nauwer bij de stages betrokken worden. • Het verhoogt ook de betrokkenheid van de bedrijfsverantwoordelijke die de jongeren moet opvangen, begeleiden en vaak ook evalueren. • Het biedt de mogelijkheid om met de groep leerlingen aan een gezamenlijke creatie of aan een gezamenlijk werkstuk te werken. • Het absenteïsme van de leerlingen neemt af. • De leraren zijn veel meer aanwezig op dergelijke stages en de samenwerking met hen is intenser. Groepsstages zijn beter haalbaar in grote bedrijven die dergelijke stages kunnen organiseren. Voor een KMO is het heel wat moeilijker om een dergelijke groepsstage op te zetten bij gebrek aan middelen, plaats en personeel. Zeker wanneer er tegelijk nadruk wordt gelegd op een doe-stage i.p.v. een kijk-stage. Voor een klein bedrijf heeft een ganse groep leerlingen die komt stage lopen een enorme impact op de organisatie van het productieproces. Bijvoorbeeld: de machines worden op dat moment “bezet” door onervaren stagiairs i.p.v door vaste werknemers. Het al dan niet afhankelijk zijn van machines is dus ook een belangrijke factor in de haalbaarheid van groepsstages. Stagebeleid Vrije Technische Scholen Sint- Niklaas (Beroeps en Technisch Secundair onderwijs) 1. • • • • 2. •
Doelstellingen De beroepssector leren kennen via kennismaking met minstens 3 bedrijven. Beroepsattitudes ontwikkelen en toetsen (zelfevaluatie): Hoe functioneer ik? Zelf contact leren leggen met bedrijven (begeleid zelfstandig worden). Overgang van school naar werk vergemakkelijken. Duurtijd Blokstages genieten de voorkeur: gelegenheid tot ‘onderdompelen’ in de bedrijfscultuur, zelfstandigheid doen groeien. • Dagstage kan een economisch of organisatorisch voordeel voor de school opleveren. • Voor beroepsrichtingen (2 dagen praktijk per week): in 5de jaren: minimum 1 week, maximum 2 weken; in 6de jaren: 2 x 2 weken; in 7de jaren: 2 x 3 weken; totaal = 11 à 12 weken stage in minstens 3 bedrijven. • Voor technische richtingen (1 dag praktijk per week): in 5de jaren: 1 week; in 6de jaren: 2 weken; totaal = 3 weken stage in twee bedrijven. • Voor technisch wetenschappelijke richtingen (praktijk in labo-omgeving) zoals elektromechanica, elektriciteitelektronica, industriële wetenschappen: minimum 2 bedrijfsbezoeken per jaar. 3. Rekrutering stagebedrijven • School legt stagedatabank aan voor intern gebruik met evaluatiecriteria. • School bepaalt de stageplaats voor de leerling (vooral 5de jaren). • Leerling krijgt lijst waaruit hij een stageplaats selecteert (vooral 6de jaren).
13
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
•
Leerling zoekt volledig zelfstandig een stageplaats. Het voorstel wordt besproken met de technisch adviseur van de studierichting. 4. Evaluatie van de stage • Leerling evalueert zichzelf: stilstaan bij welbevinden, verbeterpunten en groeimogelijkheden. • Leerling communiceert (eventueel via stageschrift) de zelfevaluatie naar zijn stagebegeleider in het bedrijf (graag meer aandacht hiervoor) en zijn stagementor op school = de leerkracht. • Leerkracht brengt 1 bezoek per 5 stagedagen op de werkvloer, waarbij hij een kort gesprek heeft met de leerling + eventuele telefonische opvolging. • Leerling maakt een stageverslag als onderdeel van zijn geïntegreerde proef (= eindwerk met een externe jury). • Punten geven op de stage is voor sommige leerlingen een stimulans voor extra inzet (pedagogisch een zwak punt: hoe komen we aan objectieve punten?). • Stage moet door de leerlingen ernstig genomen worden: inhaalstages in vakantieperiodes zijn mogelijk indien de klassenraad dit beslist. 3.2.3 Weekprojecten met bedrijven
Sommige scholen werken weekprojecten uit in samenwerking met de industriële sector en/of KMO’s. Vanuit de school is de gehele klas en de praktijkleerkracht verantwoordelijk voor de projectweek. Er wordt een duidelijk omlijnde opdracht opgesteld in overleg met elke leerling. Deze opdracht, die binnen deze periode volledig kan worden afgewerkt, kadert binnen het leerplan. De concrete inhoudelijke invulling gebeurt in samenspraak met het bedrijf waar het weekproject doorgaat. Tijdens die week wordt gewerkt met de werktijden i.p.v. met de schooltijden. Zo ervaart de leerling-stagiair de realiteit. Dergelijke weekprojecten in bedrijven zijn alleen maar mogelijk dankzij een actieve ondersteuning en begeleiding door werknemers, praktijkleerkracht en bedrijfsleider. Ze vergen ook een flexibele schoolorganisatie. Barco: alternatieve stageweek voor laatstejaarsleerlingen uit TSO – elektriciteit/elektronica In het leerplan van deze opleiding is er eigenlijk geen ruimte voorzien voor een ‘traditionele bedrijfsstage’. Toch vindt het bedrijf Barco het belangrijk dat ook deze leerlingen in contact komen met de bedrijfsrealiteit. Hiervoor bewandelt Barco twee pistes. 1/ Stageweek. De leerlingen krijgen gedurende één week les in het bedrijf in verschillende opleidingslokalen. Deze zijn uitgerust met speciaal voor Barco ontwikkeld opleidingsmateriaal (o.a. voor verschillende soorten soldeeropleidingen). Tijdens deze week werken ze niet alleen in de opleidingslokalen van Barco, maar maken ze ook gebruik van het opleidingsmateriaal van Barco. De praktische proeven die ze dan maken, zijn dezelfde als die van de Barco-medewerkers. Leerlingen worden ook op dezelfde manier beoordeeld en op basis van dezelfde criteria: namelijk door de chefs. Zwart/wit gezegd: als ze een printplaat afwerken krijgen ze ofwel 10/10 ofwel 0/10: het werkt of het werkt niet. Gedurende de stageweek confronteert Barco de leerlingen ook met een sollicitatieprocedure. Zij voeren een ‘echt’ sollicitatiegesprek met de aanwervingsverantwoordelijke van Barco. In dit sollicitatiegesprek wordt niet alleen gepolst naar de technische competenties; ook de meer persoonsgerichte competenties worden besproken. 2/ Stageproject Leerlingen krijgen opdracht van het bedrijf om iets te ontwikkelen (bijv. een vereenvoudigde schakeling). Hier werken ze aan in de loop van het schooljaar; anderzijds overlopen ze regelmatig met het bedrijf de stand van zaken van hun project.
14
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
3.3 Minder voor de hand liggende stagemogelijkheden Bij stages denken velen automatisch aan bedrijven. Er worden evenwel ook veel stages uitgevoerd in non-profit-instellingen (ziekenhuizen, rusthuizen, …). Er zijn ook steeds meer mogelijkheden voor stages bij overheidsinstellingen. 3.3.1 Stages bij de Vlaamse overheid
Bij de Vlaamse overheidsinstellingen worden sinds kort extra inspanningen gedaan om meer schoollopende jongeren en volwassenen een stage- of werkervaringsplaats aan te bieden. In juni 2005 werd een “Actieplan voor meer stage- en werkervaringsplaatsen” bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, bij de Vlaamse Openbare Instellingen, bij de Vlaamse Wetenschappelijke Instellingen, bij de provincies, bij steden, gemeenten, OCMW’s opgesteld, en dit voor de schooljaren 2005-2006 en 2006-20075. Dit is een gezamenlijk initiatief van Vlaams minister voor Bestuurszaken Geert Bourgeois, Vlaams minister voor Binnenlands Bestuur Marino Keulen en Vlaams minister voor Werk, Onderwijs en Vorming Frank Vandenbroucke. Actieplan voor meer stage- en werkervaringsplaatsen Het actieplan is een concreet uitvloeisel van het recente Werkgelegenheidsakkoord dat werd afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners. Toen werd afgesproken dat de overheid meer zou bijdragen voor werkervaringsplaatsen voor leerlingen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO). De helft van de zowat 6.000 jongeren uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs vindt immers geen werkervaringsplaats. Voor verdere informatie kan men terecht bij: Karin Behaegel, administratie Personeelsontwikkeling, (
[email protected]). 3.3.2 Stages in diensten van de Europese Unie
Er worden heel wat mogelijkheden geboden aan afgestudeerden van universiteiten en hogescholen om stage te laten lopen bij één van de organen van de Europese Commissie. Er zijn evenwel geen stagemogelijkheden voor leerlingen of afgestudeerden uit het secundair onderwijs. Studenten hoger onderwijs kunnen ook terecht voor stages bij de meeste internationale organisaties. Wie geïnteresseerd is zoekt op de website best onder het trefwoord ‘internships’. 3.3.3 Stages buiten Vlaanderen en Brussel
De meeste stages van leerlingen TSO en BSO gebeuren in bedrijven die in Vlaanderen gelegen zijn. Meestal bevinden die bedrijven zich in de omgeving van de school of toch zeker niet veraf. Er zijn evenwel nog andere mogelijkheden. Zo kan het nuttig en boeiend zijn om kennis te maken met de werkomgeving in Franstalig of Duitstalig België. Men kan er dan niet alleen kennismaken met een andere (werk) cultuur maar ook met een andere taal. Bedrijven waarderen bij de aanwerving in het bijzonder kennis, vaardigheden en attitudes opgedaan tijdens stages of studieperiodes in andere landen of cultuurgemeenschappen.
5
De volledige tekst van het Actieplan vindt men op de volgende website:
http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/snelinfo/snelinfo2005/Actieplan-voor-meer-stage-enwerkervaringsplaatsen.pdf 15
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Wie hieraan geïnteresseerd is kan bijvoorbeeld nagaan welke Vlaamse bedrijven vestigingen hebben in België, of onderzoeken of ze geen deel uitmaken van een groep die vestigingen heeft in een ander deel van het land. Klavertje Drie Scholen kunnen voor beroepsoriënterende korte kijkstages in een andere gemeenschap eventueel gebruik maken van het programma Klavertje Drie van het Prins Filipfonds6, dat openstaat voor leerlingen van de derde graad van het lager onderwijs en het gehele secundair onderwijs. Als thema van de samenwerking tussen de scholen kan samenwerking school-bedrijf genomen worden en kunnen er tijdens de uitwisseling bedrijven worden bezocht of kan worden gewerkt rond de economische ontwikkeling van de verschillende gemeenschappen. TRITEC7 TSO en BSO kunnen ook gebruik maken van het programma TRITEC van het Prins FilipFonds. Met “Tritec” wil het Prins Filipfonds scholen uit het technisch en beroepsonderwijs aanmoedigen om (gebaseerd op hun schoolcurriculum) projecten tussen de drie Belgische Gemeenschappen uit te werken. Het is een aanvulling op het programma “Klavertje Drie”. Binnen “Tritec” is evenwel geen verblijf van meerdere dagen bij de partnerschool vereist. Het programma “Tritec” staat open voor groepen leerlingen van de tweede en derde graad uit het technisch en (deeltijds) beroepsonderwijs van de drie Belgische Gemeenschappen. Twee klassen of groepen leerlingen uit verschillende Belgische Gemeenschappen werken in de periode januari-juni met elkaar samen. • Ze kiezen een gemeenschappelijk thema en wisselen daarover ervaringen, ideeën, materialen, uit. • Het project is zo veel mogelijk ingebed in het curriculum van de leerlingen. • Als hoogtepunt van de samenwerking ontmoeten ze elkaar minstens één volledige dag in elke gemeenschap. Er zijn met andere woorden minimum twee effectieve uitwisselingsdagen ingebouwd. • Tijdens de ontmoeting werken de leerlingen aan een gezamenlijk “product”, ze organiseren een bezoek dat verband houdt met het projectthema, ze lopen samen stage, • Het “doe-element” staat tijdens de (fysieke) uitwisseling duidelijk centraal. 3.3.4 Stages in Europese landen: de Socrates en Leonardo de Vinci programma’s
Stages voor leraren en/of leerlingen zijn ook mogelijk in het kader van de twee grote Europese programma’s op het vlak van onderwijs en vorming: het Socrates- en het Leonardo da Vinciprogramma. De voordelen van buitenlandse stages zijn talrijk: • kennismaken met het bedrijfsleven en de cultuur evan in een ander land; • kennismaken met een andere cultuur en een andere taal; • werken in een meertalige werkomgeving en takenkennis verbeteren; • werken in een multiculturele omgeving en interculturele vaardigheden opdoen; • leren zelfstandig leven en werken in een ander land; • netwerken van contacten uitbouwen over de landsgrenzen heen; • enz. De Europese mobiliteitsprojecten worden decentraal beheerd, d.w.z. dat de voorstellen worden voorgelegd aan het Nationaal Agentschap8 van het land van de initiatiefnemende organisatie. Klavertje Drie: zie website van het Prins Filipfonds: http://www.prins-filipfonds.org/kl3home.html Verdere informatie i.v.m. TRITEC is te vinden op de website van het Prins Filipfonds: http://www.prinsfilipfonds.org/tritecgoal.html 8 Voor verdere informatie zie de website van het Vlaams Leonardo Agentschap: 6 7
16
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Een gids voor initiatiefnemers van mobiliteitsprojecten (o.a. stages) die zeer nuttig is bij het opstellen van aanvragen, is beschikbaar op de website van het Vlaams Leonardo agentschap. Stagemogelijkheden binnen Leonardo da Vinci Het Leonardo da Vinci-programma is het programma dat tot doel heeft de kwaliteit van de vorming te verbeteren door transnationale mobiliteit en samenwerking uit te bouwen. Onder procedure A van het programma kunnen voorstellen worden ingediend ter bevordering van de mobiliteit van personen die een opleiding volgen, in het bijzonder jongeren die met een opleiding bezig zijn of willen beginnen te werken, werkende of werkzoekende jongeren, pas afgestudeerden, studenten aan instellingen voor hoger onderwijs (zogenaamde "stages"). Zij kunnen ook gericht zijn op opleiders of diegenen die verantwoordelijk zijn voor personeelsbeleid en opleiding, taalspecialisten, alsook sociale partners (zogenaamde "uitwisselingen"). Stagemogelijkheden voor leraars binnen de schoolprojecten (Comenius) van Socrates In het kader van de partnerschappen van Comenius 1 zijn verschillende vormen van mobiliteit voor leraren mogelijk. Een van de mogelijkheden zijn stages van leraren in een buitenlands bedrijf voor de duur van één tot drie weken. Dit zijn de Teacher Placements9. Zo kunnen leraars in een hotelschool een stage lopen in een hotel, een restaurant of grootkeuken. Leraars in grafische kunsten of een opleiding tot drukker kunnen een stage gaan lopen in een drukkerij en/of een papierfabriek in bijv. Finland. Leraars die lesgeven in een opleiding verpleegkunde kunnen stage gaan lopen in een ziekenhuis, een bejaardenhome enz. in een ander Europees land. KRES: een voorbeeld van een stageproject in het kader van het Leonardo da Vinci-programma. De Kretenzische Stage (KRES) van twee weken werd opgezet tijdens het schooljaar 2005-2006 voor de voltallige klas van het 6e jaar Biotechnische Wetenschappen (6 Bio) van het VLIO in Oudenaarde, bestaande uit 16 jongens en 8 meisjes van 17-18 jaar (24 leerlingen in totaal) en 3 begeleidende leerkrachten. Gedurende twee weken vinden praktische ervaringsgerichte activiteiten plaats op diverse agro- en biotechnische bedrijven. Ze gaat door te Chania in Kreta (GR) aan het Mediterranean agronomic institute of Chania, MAICH. De partnerorganisatie MAICH geeft de leerlingen praktijkstage in zijn diverse biotechnische laboratoria en in een selectie van agro-biotechnologische bedrijven in de omgeving. Op het programma staan op de MAICH volgende onderwerpen: moderne biotechnologische laboratoriumtechnieken: extractie van dna, polymerasekettingreactie, bereiding voedingsmedia voor in vitro cultuur, onderzoek van voedingsmiddelen (olijfolie en fruitsap), grondontleding en onderzoek van plantenweefsels, satellietfotografie ten dienste van de landbouw (ict-toepassing), taken in de botanische tuin. In diverse agro-biotechnologische bedrijven staan op het programma: bereiden voedingsoplossingen voor hydrocultuur (in serres), snoeien, oogsten, sorteren en verpakken; compostbereiding en behandeling van plagen en ziekten in biologische aanplantingen, praktische werkzaamheden in de bijentuin; voorbehandelen van melk én kaasbereiding, chemische analyse van de wijnkwaliteit.
http://www.vl-leonardo.be/Fdocumenten.html of http://europa.eu.int/comm/education/programmes/leonardo/leonardo_en.html 9 Stages voor leraars / teacher placements: zie Vlaams Socrates Nationaal Agentschap website: http://www.ond.vlaanderen.be/socrates/socrates/Comenius/comenius1.htm of http://europa.eu.int/comm/education/programmes/socrates/comenius/acttypes_en.html#mobility
17
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
4. Stages in hun bredere context 4.1 Wie kan stage lopen? De meeste stages die in het Vlaamse voltijdse leerplichtonderwijs voorkomen betreffen leerlingen uit BSO- of TSO-richtingen. In slechts heel weinig gevallen komen stages voor in het ASO of het lager onderwijs. In tegenstelling tot enkele andere Europese landen wordt in Vlaanderen dus niet geopteerd voor de verplichting dat alle jongeren tijdens hun schoolperiode kennis moeten maken met het bedrijfsleven. Voor de stages vanuit de hogescholen is de situatie wat anders omdat alle professionele bacheloropleidingen op één of andere manier een stage voorzien, gezien het professionele karakter van deze opleidingen. De duur en de aard van de stages verschillen echter sterk. Het feit dat leerlingen in het ASO – en ook een deel binnen het TSO – geen enkele vorm van stage hebben tijdens hun opleiding wordt door de werkgroep als een gemis ervaren. En zelfs waar er stages zijn in het BSO en het TSO, zijn die vaak nog onvoldoende omvangrijk. De werkgroep wijst er op dat werkplekleren ook aan belang wint in het hoger onderwijs. Sommige bedrijven zijn ook meer en meer geïnteresseerd in het organiseren van stages voor studenten in de professionele bacheloropleidingen (vroegere graduaten) in de technisch-technologische sector. Sidmar Gent bijvoorbeeld, verwacht dat binnen enkele jaren 50% van alle technisch personeel een professioneel bachelordiploma zal moeten hebben gezien de belangrijke technologische ontwikkelingen in de staalsector. Binnen de professionele bacheloropleidingen betreft het meestal de laatstejaarsstudenten die een stage komen lopen bij het bedrijf. Enkele hogescholen laten eerstejaarsstudenten een stage lopen zodat ze kennis kunnen maken met het latere beroepsveld bij de aanvang van hun studies. Dit maakt een eventuele bijsturing van hun beroeps- en studiekeuze nog mogelijk. Stages voor middel- en laaggeschoolden blijven evenwel belangrijk. Zo wil het bedrijf Vanerum via het project binnen Accent op Talent net de interesse van laaggeschoolden wekken. Ook al blijven er in hun sector steeds maar belangrijke technologische ontwikkelingen plaatsvinden (CNCmachines, robots…), het aanvoelen van het bedrijf is dat productiemedewerkers van het huidige opleidingsniveau dit nog steeds goed aankunnen, en dat stages voor deze doelgroep dus noodzakelijk en zinvol blijven. Stages van leraars komen zelden voor in Vlaanderen, en betreffen hier en daar leraren PV (praktijkvakken) of TV (technische vakken) in het TSO en BSO – meestal dan nog op niet-systematische basis. Leraren AV (algemene vakken) gebruiken bijna nooit stagemogelijkheden in een bedrijf als onderdeel van hun professionele ontwikkeling.
4.2 Waarom stages organiseren? Het organiseren en begeleiden van stages kan maar succesvol en duurzaam zijn als deze activiteiten een win–win situatie vormen voor alle betrokken partners: het bedrijf, de school en de leerlingstagiair. Maar wat betekent een dergelijke win-win? Welke argumenten kunnen scholen en ondernemingen hanteren voor stages? En waarom zijn stages zinvol voor leerlingen? Een overzicht van de belangrijkste argumenten volgt hieronder.
18
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
4.2.1 Invalshoek leerlingen
Stages kunnen nuttig zijn voor leerlingen omwille van een of meer van de volgende redenen: • Stages maken het onderwijs aantrekkelijker en verhogen de motivatie van leerlingen voor hun opleiding. • Stages laten leerlingen kennismaken met het verschil tussen het theoretische, formele leren van de school en de realiteit van de praktijk op de werkplek en het informele leren. • Stages creëren concrete praktijksituaties waarin jongeren actief kunnen worden betrokken en de vorming die ze hebben meegekregen omzetten en gebruiken. • Stages bieden aan leerlingen een kans om nieuwe competenties te verwerven die op school minder aan bod komen, zoals groepswerk en probleemoplossend denken in reële situaties. • Stages vergroten bij jongeren de interesse voor ondernemerschap. • Stages laten de opleiding beter aansluiten op de arbeidsmarkt en verdere opleidingen. 4.2.2 Invalshoek bedrijven
De belangrijkste argumenten waarom bedrijven stageplaatsen aanbieden zijn: • Stages laten bedrijven gemakkelijker toe om toekomstige, gemotiveerde werkkrachten aan te trekken en te interesseren voor hun onderneming. • Stages bieden bedrijven de gelegenheid om potentiële sollicitanten beter in te schatten (de ervaring leert het aantal stagiaires dat in het bedrijf worden tewerkgesteld waar ze hun stage hebben gelopen, varieert al naargelang het bedrijf; bij Sidmar Gent loopt dit op tot 30 %). • Stages maken de kloof tussen industrie en onderwijs kleiner en creëren een grotere appreciatie voor het bedrijfsleven bij leerlingen en leraars. • Stages vergemakkelijken andere vormen van samenwerking met scholen. Zo kan het bedrijf ook de inhoud van de opleidingen mee helpen gestalte geven. Stages laten toe nieuwe elementen in het curriculum in te brengen en kunnen er voor zorgen dat het curriculum nauwer aansluit op de werkelijkheid van het bedrijfsleven. • Stages laten bedrijven toe beter geïnformeerd te zijn over wat in de onderwijswereld gebeurt en gemakkelijker in te spelen op ontwikkelingen in het onderwijs. • Stages laten bedrijven toe hun maatschappelijke rol bij het ondersteunen van onderwijs en vorming concreet gestalte geven. • Stages dragen ook bij tot het vergroten van de interesse voor bepaalde beroepen. Stages kunnen voor jongeren het bedrijfsleven in het algemeen, en het professionele werk in bepaalde sectoren, aantrekkelijker maken. Herwaardering vakmanschap bij Van Hool in het kader van ESF-Zwaartepunt 6 “Als constructeur van autobussen, autocars en bedrijfsvoertuigen zijn wij aangewezen op een diverse waaier van industrieel technische beroepen. Omdat hiervoor onvoldoende geschikte kandidaten op de arbeidsmarkt aanwezig zijn, willen wij inspanningen leveren om de vorming en de opleiding van leerlingen uit de industrieel technische richtingen te ondersteunen en te stimuleren. Van Hool biedt daarom gerichte bedrijfsbezoeken en kwaliteitsvolle stages voor leerlingen aan. Daarnaast beogen wij met deze ondersteunende acties een verhoging van de aantrekkingskracht van zowel de industrieel technische studierichtingen in de school als de overeenstemmende beroepen in het bedrijfsleven. Om deze verhoogde aantrekkingskracht te realiseren willen wij een informatieve en promotionele brochure over onze tewerkstellingsmogelijkheden en beroepen uitwerken. Voorlopige realisaties in het kader van stages en werkplekleren:
19
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
We hebben met onze 12 partnerscholen samenwerkingsovereenkomsten afgesloten. Hierbij engageerden wij ons om stages en bedrijfsbezoeken te organiseren, materiaal ter beschikking te stellen en deel te nemen aan examencommissies. In het schooljaar 2004-2005 organiseerden we 14 thematische bezoeken. Bijvoorbeeld voor studenten van de Karel de Grote Hogeschool rond tendensen in de busbouw, voor studenten van het De Nayer Instituut rond kunststoffen, voor studenten van TSM Mechelen rond lasprocedés, … Tijdens de bezoeken krijgen de studenten een rondleiding in het bedrijf en een presentatie omtrent het gekozen thema. In het licht van deze bezoeken ontwikkelden we ook een evaluatieformulier. Dit met de bedoeling onze bezoeken te optimaliseren. Tussen september 2004 en juni 2005 verwelkomden we een 130-tal stagiairs van 21 verschillende scholen. De overgrote meerderheid van de leerlingen komen uit richtingen zoals lassen-constructie, werktuigmachines, elektriciteit, autotechnieken en hout. Enkelen volgen andere studierichtingen zoals informatica, marketing, kantoor. Voor de leerling-stagiairs ontwikkelden we een praktische gids. Deze gids heeft als doel de leerlingen wegwijs te maken binnen het bedrijf. Daarnaast maakten we een evaluatieformulier, door de leerling in te vullen en een tussentijdse evaluatie door de begeleider in te vullen en te bespreken met de leerling. Die tussentijdse evaluatie kan voor een bijsturing van de stages zorgen. Acties voor het schooljaar 2005-2006: We trachten zowel voor de schoolstages als de thematische bezoeken een zelfde aantal leerlingen te bereiken als het voorbije schooljaar. De programma’s voor de schoolstages van leerlingen, zullen we in het huidige schooljaar (2005-2006) verder ontwikkelen. Voor een aantal studierichtingen maken we een leidraad voor de stage(inhoud). Die richtingen zijn: lassen, elektriciteit, autotechnieken, hout en werktuigmachines/CNC. Tevens zullen we tijdens het schooljaar 2005-2006 een document maken voor de peters en meters van onze schoolstagiairs. We wensen met ons project de bezoeken en stages kwalitatief te verbeteren. Daarnaast beogen we ook een betere samenwerking met scholen. Dit alles draagt bij tot onze algemene projectdoelstelling namelijk de verhoging van de vakbekwaamheid van leerlingen en van afgestudeerden en de verhoging van het aantal kandidaten voor industrieel technische beroepen.” 4.2.3 Invalshoek scholen
De voornaamste argumenten naar scholen toe om stages te voorzien voor hun leerlingen zijn: • Dankzij stages kunnen leerlingen en leraars kennis maken en ervaring opdoen met nieuwe technieken en apparatuur. • Dankzij stages kunnen leerlingen competenties verwerven die de school moeilijk kan aanbrengen. • Stages bieden de mogelijkheid aan leerlingen om vaardigheden en attitudes in te oefenen in levensechte situaties. • Stages vergroten de aansluiting tussen de opleiding en beroepspraktijk. • Stages zorgen er voor dat jongeren een realistischer toekomstperspectief krijgen. • Stages laten toe stimulerende leeromgevingen voor leerlingen te creëren. • Dankzij stages kunnen nieuwe en andere vormen van evaluaties worden toegepast. • Stages verhogen de leermotivatie van de leerlingen en verlagen het absenteïsme. • Stages laten toe een beter inzicht te verwerven in mogelijkheden en de talenten van leerlingen en bepaalde zelfs te ontdekken. • Stages verbeteren de oriëntering van de leerlingen. • Stages kunnen bijdragen tot de professionalisering van het lerarenkorps.. • Stages bieden leraars een unieke kans om een zicht te krijgen op de vereiste actuele waarden en kwalificaties van een medewerker. • Stages vergroten de mogelijkheden tot samenwerking met bedrijven op andere gebieden • Stages laten toe samen met de bedrijven na te denken over de inhoud van de opleidingen. 20
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
KTA Dendermonde: een concrete aanpak Het Kt@ Dendermonde ijvert al jarenlang voor het optimaliseren van de interactie tussen het bedrijfsleven en de onderwijswereld. Concrete samenwerking met het bedrijfsleven resulteerde in de gezamenlijke opzet van een hypermodern lesgebouw praktijk carrosserie waarbij het bedrijfsleven de infrastructuur mee hielp realiseren. Via een actieve leerlingenbegeleiding op het gebied van “traditionele” stages werd een netwerk van contacten met regionale KMO’s uitgewerkt. Onder de noemer ‘Anders leren’ wordt getracht leerlingen vanuit levensechte situaties in een stimulerende leeromgeving te laten functioneren om zo hun inzet en motivatie te verhogen. Dit moet resulteren in zowel een betere aansluiting op de arbeidsmarkt als een stimulans tot het verder uitdiepen van het vak via hogere studies. Hieronder de beschrijvingen van twee projecten die, naast de traditionele stages, in dit kader zijn opgestart: Praktijklessen in het bedrijf - Werkplekleren “We zoeken, in samenwerking met verschillende bedrijven, naar een oplossing waarbij leerlingen een scholing in een realistische omgeving krijgen. Met verschillende bedrijven uit diverse beroepssectoren worden samenwerkingsovereenkomsten afgesloten. Binnen het concept “werkplekleren” worden praktijklessen in het bedrijf gegeven; d.w.z. dat een praktijkleerkracht samen met een klas gedurende een vooraf vastgelegde periode, een opdracht krijgt binnen het bedrijf. Deze manier van onderwijzen, biedt tal van voordelen; er kan gewerkt worden met materialen die op een school niet voorhanden zijn; leerlingen komen in werksituaties terecht waar ze later ook in tewerkgesteld zullen worden zodat hij/zij met een realistisch toekomstperspectief op de arbeidsmarkt komen; er wordt reeds kennis gemaakt met verschillende bedrijfsculturen; de werkgevers kunnen over een beter opgeleid aanbod potentiële werknemers beschikken; leerkrachten worden op deze manier bijgeschoold; … Het verloop van een dergelijk project is steeds in samenspraak met de bedrijfsleiding. De eerste projectweken hebben reeds plaatsgevonden en alle bedrijven waar een overeenkomst werd mee afgesloten willen deze verlengen. We kunnen stellen dat het werkplekleren een meerwaarde biedt voor zowel de leerling, de leerkracht als de bedrijven.” De onthaalouder “Het project “De onthaalouder” is ontstaan vanuit de maatschappelijke vraag naar méér degelijke opvang voor kinderen in Vlaanderen en de beperkte financiële en logistieke mogelijkheden waarover een pas afgestudeerde leerling kindzorg beschikt. In dit kader werd een ruimte, binnen de gebouwen van Kt@ Dendermonde, volledig ingericht door de leerlingen van de afdelingen hout en verzorging. De leerlingen van hout kregen een aannemingsopdracht, net zoals dit in het “echte” professionele leven gebeurt. Ze zorgden voor het opmeten van de ruimte, het plaatsen van wanden, deuren en vensters en het maken van houten speelgoed. Dit terwijl de leerlingen van kindzorg in onderling overleg het concept uitwerkten en voor de "sfeerinrichting" verantwoordelijk waren (indelen van de ruimte, kleuren bepalen, stoeltjes kiezen en maken, speelgoed verzamelen...). Daarnaast bestudeerden ze de weg die een kandidaat moet afleggen om te kunnen starten als onthaalouder en de verschillende criteria waaraan een onthaalouder dient te voldoen. Andere afdelingen werden bij kleinere deelprojecten betrokken (vb. Nijverheidstechnieken). Voor de jongeren van de afdelingen houtbewerking en kindzorg is ruimtes aanpassen en inrichten geen zoveelste fictieve oefening, praktijklessen worden op deze manier veel concreter en dit motiveert. Leerlingen van de afdeling verzorging lopen stage bij de onthaalouders en kunnen op deze manier kennismaken met het beroep van onthaalouder. Het wegwerken van kunstmatige praktijksituaties zorgt voor een grotere ondernemingszin. Het volledige project verloopt in samenwerking met de Stedelijke Dienst voor Opvanggezinnen van de Stad Dendermonde en staat onder toezicht van Kind&Gezin.”
21
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
4.2.4 Stages als onderdeel van een ruimere samenwerking school–bedrijf
Stages en werkplekleren zijn slechts één onderdeel van een ruime waaier aan samenwerkingsmogelijkheden die bedrijven opzetten voor en met scholen. Naast de verschillende soorten stages kunnen scholen en bedrijven nog vele andere vormen van samenwerking opzetten, zoals bijvoorbeeld: • Mensen uit het bedrijfsleven geven les aan leraren of directieleden. • Leraren uit scholen geven les aan arbeiders en bedienden in bedrijven. • Scholen werken mee aan Small Business Projects (simulaties van bedrijven). • Bedrijven bezorgen technische informatie en stellen middelen (apparatuur) ter plaatste of in de school ter beschikking. • Bedrijven stellen management expertise ter beschikking van scholen. Een meer uitgebreid overzicht van samenwerkingsmogelijkheden tussen scholen en ondernemingen is te vinden in een ander rapport dat binnen het kader van dit project werd ontwikkeld10. Belangrijk is te beseffen dat succesvolle samenwerking op het gebied van stages vaak het vertrekpunt vormt voor samenwerking op andere gebieden. De stageaanpak bij het bedrijf Vanerum Het bedrijf Vanerum te Diest organiseert stages in het kader van Accent op Talent in samenspraak met scholengroep St-Jan Diest. Er worden verschillende soorten stages aangeboden: Aan leerkrachten van de ganse scholengroep (ook ASO – kleuterleidsters – …): Het doel is aan te geven hoe Vanerum is opgebouwd. Wat is de theorie, waar wijkt de praktijk af? Dit is ook gericht naar ASO-leerkrachten, omdat iedere leerkracht gebaat is bij een beter beeld van hoe een bedrijf wordt georganiseerd. Zo kunnen zij hun lessen beter afstemmen op de latere realiteit. Een meer algemeen argument is dat de Scholengroep St-Jan zich richt op belangrijke sleutelvaardigheden, die ze al willen laten doorschemeren vanaf de kleuterklas in al hun opleidingen. Aan de leraars technische vakken Naast het bovenstaande algemene pakket worden de technische leerkrachten gedurende één dag ontvangen in de afdeling van hun specialisatievak. Doel is hen te laten zien met welke machines het bedrijf werkt, hoe mensen hun opdracht krijgen en hoe er naar kwaliteit en efficiëntie wordt gekeken. Zo kunnen de leerkrachten dit nadien meegeven aan hun leerlingen en kunnen ze beter refereren naar praktijkvoorbeelden. De technische uitleg wordt gegeven door een productiemedewerker die aan de machine staan. Omdat zij de specialist zijn, voelen ze zich hierdoor meer betrokken en wordt het vanzelf veel praktischer. Er wordt gekozen om de leerkrachten zoveel mogelijk zelf te laten werken met de machine (onder begeleiding). Aan de leerlingen De ganse klas metaal en de ganse klas houtbewerking worden gedurende 2 volledige weken in een schooljaar opgevangen. De leerkrachten komen mee met hun leerlingen. Zij kunnen de klas helpen in de hand houden – zij kunnen makkelijker de stagiair evalueren [sleutelvaardigheden!] omdat ze er zelf bij waren en ze kunnen achteraf refereren naar praktische punten, omdat iedereen aanwezig was. Er wordt een vergaderzaal ter beschikking gesteld, waarin de leerkrachten concrete afspraken kunnen maken vooraleer men met de leerlingen naar de werkvloer gaat (bijv. specifiek kijken naar veiligheid; de leerkrachten moeten eens rondkijken bij Vanerum om te zien wat er allemaal gebeurt om een veilige arbeidssituatie te creëren). In deze vergaderzaal komt men ook elke dag ’s avonds samen om de opdracht van die morgen te bespreken. Zo kan men samen het stagedoeboek invullen.
“Leren van elkaar. Samenwerking tussen school en bedrijf nader bekeken.” Uitgegeven door de Koning Boudewijnstichting in deze publicatiereeks. 10
22
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Eén dag wordt gebruikt om de toonzaal te bezoeken (welke producten herkennen we in de productieafdeling, wat wordt er gemaakt), om sollicitatiegesprekken te oefenen, om een productierondleiding te doen (waarbij de uitleg gegeven wordt door de stagiairs zelf die al aan bepaalde machines hebben gestaan). De andere vier dagen van de week zijn vooral gericht op een doe-stage. De vaste productiemedewerkers begeleiden de stagiairs om de machines te bedienen (op voorwaarde dat de veiligheid niet in het gedrang kan komen en dat de machine geen schade kan lijden).
4.3 Stages in grote bedrijven versus stages in KMO’s Stages organiseren en begeleiden vereist een belangrijke investering qua tijd en middelden voor de bedrijven. Grote bedrijven hebben de mogelijkheid een medewerker de verantwoordelijkheid te geven voor het organiseren van de stages en voor het opzetten van het gehele begeleidingsproces van de stages en het werkplekleren. Stagebeleid bij een groot bedrijf (Sidmar Gent) Algemene principes van het stagebeleid: • Het stagebeleid maakt deel uit van het masteractieplan van het bedrijf. • Bij het begin van het jaar stuurt de directie een rondschrijven aan alle afdelingen binnen het bedrijf om hen uit te nodigen stageplaatsen aan te bieden. • Alle afdelingen maken hun wensen of mogelijkheden kenbaar met een duidelijke omschrijving • Alle stageplaatsen worden met een duidelijk omschreven profiel in een databank opgenomen. • Het stageaanbod wordt op de website ter beschikking van de scholen gesteld zodat leerlingen zelf kunnen zien welke stages worden aangeboden en zelf hun kandidatuur kunnen stellen. • Leerlingen worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. • Leerlingen worden uitgenodigd voor een introductiemoment of een informatiemoment (soms met medewerking van vroegere leerlingen-stagiairs) waarop alle aspecten van veiligheid, gezondheid, stage en evaluatie aan bod komen. • Alle geselecteerde leerlingen doen een e- test rond veiligheid op de werkvloer. • Het bedrijf gebruikt een eigen contract goedgekeurd door hun juridische dienst. • Een grondige evaluatie is ingebouwd. De leerling-stagiair, het bedrijf en de school zijn er bij betrokken. In het kader van het voortrekkersproject Accent op Talent werden bijkomend volgende acties ondernomen: 1.Ontwikkelen van een database stages De database werd ontwikkeld met de bedoeling de vacatures (stageonderwerpen) en de kandidaturen (studenten die hun kandidatuur stellen voor een stage) in te brengen. ‘Vacatures’ bevat als data: Stage of eindwerk / De afdeling die de vacature voorstelt / De sectie die de vacature voorstelt / Het onderwerp van de vacature / De uitvoerige beschrijving van de vacature / Het gewenste studieniveau / De gewenste studierichting / De periode wanneer aan het onderwerp kan gewerkt worden / De opdrachtgever van de vacature. ‘Kandidaturen’ bevat als data: Naam, voornaam, adres,telefoonnummer / Geboortedatum / Geslacht / Studieniveau / Studierichting / Stageperiode / School, hogeschool of universiteit /Stagebegeleider en zijn/haar telefoonnummer. De vacature kan elektronisch gekoppeld worden aan een kandidatuur; automatisch wordt een mail verstuurd naar de persoon die de bevestigende brief voor de stage/eindwerk naar de kandidaat stuurt, het geneeskundig
23
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
onderzoek plant en de contracten opmaakt. Elkeen die met stages te maken heeft op Sidmar heeft leesrechten in de database zodat de gegevens consulteerbaar zijn. 2. Website met stagevacatures per studieniveau Op de Sidmar website (www.sidmar.arcelor.com) zijn onder de rubriek Jobs alle vacatures i.v.m stages ondergebracht. Ze staan gerangschikt per studieniveau en er is een emailadres waar verdere info kan opgevraagd worden. 3. Risico’s op het vlak van veiligheid bij stages Er is een e-learning opleiding, gevolgd door een examen waar de stagiairs moeten bewijzen dat de veiligheidsaanbevelingen gekend zijn. KMO’s hebben minder mogelijkheden om stages op te zetten en te begeleiden, omwille van het beperkter aanwezig zijn van personeel en/of middelen. Zij hebben het in het algemeen moeilijker om samen te werken met onderijs. Ze redeneren meer op korte termijn, terwijl investeren in stages eerder is iets dat vruchten oplevert op langere termijn. Op basis van onderzoek heeft UNIZO een cahier gepubliceerd ‘De KMO en onderwijs’ waarin een concreet actieplan wordt voorgesteld dat tot doel heeft het onderwijs en de KMO beter op elkaar af te stemmen.11 De publicatie “Investeren in Werkplekleren. Hoe en waarom KMO’s door het verbeteren van hun werkplek tijd en geld kunnen besparen” kan nuttig zijn voor KMOs. Het is een sensibiliseringsinstrument opgemaakt in het kader van het ESF-project ‘Effectief werkplekleren Cevora, Vibam, Voka Antwerpen12. Konvert Talent Het project van Konvert Interim heeft tot doel heeft stages van jongeren in KMO’s te bevorderen. Het bedrijf treedt op als bemiddelaar – “broker” – tussen jongeren die een korte stage wensen te lopen en KMOs die interesse hebben om een jongere een stage van twee weken aan te bieden tijdens een vakantieperiode. Het is ook de bedoeling om jongeren uit ASO (en dus niet alleen in TSO of BSO) stage te laten lopen om kennis te maken met het bedrijfsleven en competenties te verwerven. 8 scholen en 32 bedrijven hebben zich opgegeven als partner voor het project Konvert Talent. Zowel de bedrijven als de scholen waren enthousiast over het voorgestelde project en wilden participeren, al bleek de timing in het begin van het project te ambitieus omwille van reeds vastgelegde planningen. Er zijn reeds verschillende ‘stages’ doorgegaan verspreid over Vlaanderen, en die werden zowel door de betrokken bedrijven als door de scholen als positief ervaren, zoals bleek uit de ingevulde evaluatieformulieren.
11 12
UNIZO “KMO en onderwijs; zie website: http://www.unizo.be/viewobj.jsp?id=21377 Zie website: http://www.cefora.be/module/module_news/images/pdf/Investeren_werkplekleren.pdf
24
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
5. Organisatie van stages Bij het organiseren van stages komen vele aspecten kijken. In het kader van dit rapport kunnen deze niet allemaal aan bod komen. In de volgende paragrafen gaan we in op enkele belangrijke punten, zoals het vinden van stageplaatsen, de selectie van stagiairs, de bepaling en uitvoering van het stageprogramma, het sluiten van contracten, veiligheidsaspecten en het evalueren van stages. Project VIVES-COMITO In 2002 startten 6 Vlaamse organisaties, werkgevers en verantwoordelijken voor beroepsopleidingen hun samenwerking in het kader van het communautair initiatief Equal VIVES: Vlaamse Innovatoren Versterken Efficiënte Samenwerking. De hoofddoelstelling van het project bestond erin de samenwerking tussen opleiders en bedrijven te verbeteren. Gedurende twee ontwikkelingsjaren werd een reeks van deelprojecten opgezet. Er werden verschillende producten, die ondersteuning kunnen bieden aan alle partijen betrokken bij leren op de werkplek, ontwikkeld. VIVES leverde volgende ondersteunende producten op: - Een leidraad: voor de stagebegeleider die een stagebeleid uitbouwt en optimaliseert - Video Robinson: voor een stagebegeleidingsteam dat met jongeren aan sleutelvaardigheden werkt - Stage-doeboek voor diverse opleidingen: ideeënboek met opdrachten voor de leerling-stagiair ter voorbereiding, tijdens en na de stage - Stageplaatsprofiel: stagebegeleider en –mentor stemmen de opleiding op school en bedrijf af - Kwaliteitskader: zelfbevragingsmodel voor de stagegever - Logboeken: om ervaringsuitwisselingen tussen leerkrachten en bedrijfsverantwoordelijken n.a.v. post-topost-acties te bevorderen - Training “omgaan met diversiteit” voor bedrijfsverantwoordelijken en begeleiders uit onderwijs - “Leren op de werkvloer”: begeleidingsinstrumenten - Begeleidings- en monitoringsysteem voor werkplekleren: bevordert de afstemming tussen lesplaats en werkplek binnen de leerovereenkomst voor de opleiding metselaar- beton - Voor de stagebegeleideris is er een opleidingsprogramma voor situationeel coachen - Een tool ondersteunt de organisatie van het leren op de werkplek in de sector van de professionele schoonmaaktechnieken. Binnen COMITO kwamen volgende producten tot stand: - Bege-Leidraad - een handreiking voor de mentor - Assessment en sleutelvaardigheden: om sleutelvaarrdigheden in de beroepsopleiding te identificeren - Interculturele communicatie en omgaan met verscheidenheid: Alle producten zijn gratis downloadbaar van de website: www.vives-comito.be De Leidraad voor stagebegeleiders is een instrument voor de stagebegeleider om met alle actoren samen te werken, zodat de stage optimaal kan geïntegreerd worden in het geheel van het opleidingsproces. Delen uit deze handleiding zijn bedoeld voor elk van de betrokkenen. De centrale figuur is de lerende die verantwoordelijk is voor zijn leerproces in de voorbereidingsfase, tijdens de stage zelf en bij de evaluatie. Voor de leerlingstagiair is er het stage-doeboek. Daarbij hoort een stage-wijzer ten behoeve van het begeleidingsteam op schoolniveau. Voor de stagegever, stagementor is er de Bege-Leidraad- een handreiking voor de stagementor: steekkaarten ter ondersteuning van het leren op de werkplek.
5.1 Vinden van stageplaatsen Momenteel is het meestal zo dat leerlingen een stage krijgen of vinden omdat het betrokken bedrijf reeds nauwe contacten onderhoudt met de school. Scholen die stages willen bevorderen moeten dus investeren in het uitbouwen van duurzame contacten met bedrijven. Tijdens of na een stage komt een leraar van de school meestal naar het bedrijven om afspraken te maken en om de stage te 25
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
evalueren. Deze ontmoetingen zijn gelegenheden om de banden aan te halen tussen het bedrijfsleven en de school en om nieuwe vormen van samenwerking te bespreken. In andere gevallen vinden leerlingen een stageplaats door gebruik te maken van stagedatabanken die sommige ondernemingen, bedrijfsfederaties, kamers van koophandel, overheidsdiensten, … hebben opgezet. Sommige databanken van bedrijven blijken bijzonder goed te werken. Meer algemeen opgevatte stagedatabanken blijken vaak nog voor heel wat problemen te zorgen, door de variabele kwaliteit van de aanbiedingen en door het gebrek aan regelmatige updating. Veel scholen en bedrijven hebben trouwens de neiging om interessante stagecontacten voor zich te houden en niet voor anderen beschikbaar te stellen. Stagebank van Voka – Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland Als scharnier tussen het onderwijs en het bedrijfsleven ontwikkelde de Antwerpse-Wase Kamer een snelle interactieve en efficiënte databank waar scholen en bedrijven via www.stagedatabank.be kunnen grasduinen om hun noden in te vullen. Ondertussen maken reeds meer dan 2000 bedrijven en scholen gebruik van dit uniek systeem.13 Bedrijven gebruiken diverse middelen om scholen en leerlingen te informeren over samenwerkingsmogelijkheden, in het bijzonder stages. De meeste gebruikte zijn: • Een brochure geeft een korte beschrijving van samenwerkingsmogelijkheden. • De website van het bedrijf heeft een speciale pagina met informatie over stages en werkplekleren en een database met stages. • Bedrijven gaan zich voorstellen op informatiebeurzen voor scholen of gaan in de scholen zelf informatie geven. • Verantwoordelijken van bedrijven nemen deel aan raden van bestuur of inrichtende machten van scholen. • Verantwoordelijken van bedrijven nemen deel als jurylid in Geïntegreerde Proeven kwalificatieproeven. Sommige scholen hebben een goed gestructureerd beleid voor samenwerking met bedrijven; andere doen dat eerder occasioneel. In sommige gevallen is het stagebeleid van de school een duidelijk onderdeel van het pedagogisch project en de innovatiestrategie van de school. De werkgroep was van mening dat een stagebeleid in elke school zou moeten aanwezig zijn en een onderdeel zou moeten vormen van de innovatiestrategie, het pedagogisch project en het PR-beleid van de school. Instrumenten voor werkplekleren van UNIZO UNIZO hecht veel belang aan 'leren op de werkvloer'. UNIZO ontwierp binnen het project VIVES en met de steun van het Europees Sociaal Fonds, on-line begeleidingsinstrumenten om het leerproces van 'leren op de werkvloer' te verbeteren. Er is een begeleidingsinstrument voor ondernemers en een begeleidingsinstrument voor opleidingsbegeleiders. Het begeleidingsinstrument voor de ondernemers werd opgesplitst per opleidingsvorm en is beschikbaar op de volgende website: http://www.ondernemendeschool.be/leren.jsp
13
De kans bestaat dat deze databank niet meer zal bestaan in de loop van 2006.
26
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
5.2 De bepaling en uitvoering van het stageprogramma 5.2.1 Een duidelijk kader scheppen
Voor de drie betrokken partijen – stagiair, school en bedrijf – is het belangrijk dat er een duidelijk stageprogramma wordt bepaald. De kern van deze omschrijving zijn wat de leerling tijdens de stage moet doen of realiseren en de band met het curriculum. Meestal is het bedoeling om reeds verworven kennis en vaardigheden toe te passen, om bepaalde attitudes te verwerven en nieuwe vaardigheden aan te leren. Dit stageprogramma wordt dan vastgelegd in een stageovereenkomst of –contract. In de meeste gevallen worden de stagecontracten doorgenomen met de leerlingen vóór de stage zodat ze duidelijk weten welke afspraken dienen gerespecteerd te worden. Bedrijven werken vaak met een stagecontract dat hen door de school wordt aangeboden. De verscheidenheid in de contracten doet echter veel vragen rijzen. Grote bedrijven laten de stagecontracten screenen door hun juridische diensten om te zien of ze voor het bedrijf geen problemen kunnen opleveren. Het zou wellicht een enorme tijdsbesparing opleveren indien voor alle stages in Vlaanderen één en hetzelfde contract zou worden gebruikt. Een dergelijk modelcontract werd ontworpen in het kader van het VIVES-Comito EQUAL project rond stages14. De stageovereenkomst vormt het formele deel van de communicatie tussen de drie partijen. Maar voor een succesvolle stage is heel wat meer communicatie nodig, zowel voor, tijdens als na de stage: • het vastleggen van de begeleiding door stagebegeleider en stagementor, en de wijze van evaluatie dienen op voorhand plaats te vinden • ook tijdens de stage blijft geregelde communicatie tussen alle betrokken partijen van het grootste belang om de stage vlot te laten verlopen en eventuele moeilijkheden op te lossen • de communicatie na de stage, waarvan de evaluatie van de stage door leerling, school en bedrijf een belangrijk element is, legt de basis voor de volgende succesvolle stage of voor de instap in het beroepsleven. 5.2.2 Selectie van leerlingen of studenten
De meeste bedrijven hebben een eenvoudige procedure die er voor zorgt dat de leerling op de juiste plaats terechtkomt binnen het bedrijf, rekening houdend met zijn vooropleiding. Van een echte “selectie” van kandidaat-stagiairs is meestal geen sprake. Sommige bedrijven vragen wel de leerlingen een CV over te maken en houden een sollicitatiegesprek. CV en gesprek vormen de basis voor de selectie. In sommige multinationals, zoals SIEMENS in Duitsland, zijn de stageplaatsen zo gegeerd dat het bedrijf een strenge selectie doorvoert. Tienduizenden kandidaten melden zich aan, maar slechts enkele honderden krijgen een stageplaats aangeboden. Het gaat hier wel om leerlingen die in het typisch Duitse systeem van duaal leren zitten, waarbij de “stage” eigenlijk het meest substantiële deel van de opleiding vormt15.
Modelcontract VIVES Comito: te vinden op page 35 –37 van de Stage-Wijzer; zie website: http://www.vives-comito.be/documenten/Stage-Wijzer.pdf 15 Voor verdere informatie over het Duitse onderwijs zie: - http://www.eurydice.org/Eurybase/Application/frameset.asp?country=DE&language=EN - http://www.eurydice.org/Documents/struct2/frameset_EN.html 14
27
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Bedrijven verwachten van de stage lopende jongeren niet zozeer een vakspecifieke kennis maar vooral een positieve attitude op het vlak van het leren en een bereidheid zich in te zetten. Bij de latere aanwerving zijn attitudes en positieve basishoudingen sleutelelementen. Toekomstige werknemers van technologiebedrijven worden dan ook soms onderworpen aan een CEBIR test16 die tot doel heeft hun gevoel en interesse voor techniek en technologie te testen. 5.2.3 Begeleiding van stages
Een goede stagepraktijk vergt een duidelijke bepaling van zowel de rol van de stagebegeleider uit de school als van de stagementor in het bedrijf. Verder is het eveneens van belang het overleg tussen deze beide sleutelpersonen en de leerlingen duidelijk te omschrijven en te organiseren. Scholen en bedrijven moeten daarom ook voldoende aandacht besteden aan de selectie, de vorming en de voorbereiding van de stagebegeleiders en de stagementoren. Het engagement en de bereidheid tot medewerking van de praktijkleraar die de leerlingen begeleidt vanuit de scholen zijn belangrijke factoren in het uitbouwen van kwalitatief hoogstaande stages. Praktijkleraren dienen best bij elke fase van het werkplekleren nauw betrokken te worden. Actieve deelname en betrokkenheid bij de stages betekenen trouwens ook kansen tot bijscholing voor de betrokken praktijkleraren. Na het grote succes van de Antwerpse “dag van de stage” enkele jaren geleden, waarop 70 bedrijven en 130 secundaire scholen met al hun vragen omtrent stage terecht konden, organiseerde de Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland verschillende vervolgmomenten, zoals de opleiding stagementor/stagebegeleider. Om de toegelichte modellen, die gratis beschikbaar gesteld werden door de Kamer17 en Leefsleutels verder inhoudelijk uit te werken, werden aanvullende opleidingsnamiddagen in kleinere groepen georganiseerd. Dankzij dit initiatief worden stagiairs en jonge werknemers beter geëvalueerd en begeleid. De rol van de stagementor binnen het bedrijf is eveneens van zeer groot belang. Bedrijven hebben er belang bij om de personen te selecteren die het best in aanmerking komen om leerlingen tijdens hun stage te begeleiden. De stagementor zal er bij voorbeeld voor zorgen dat de werknemer met wie de stagiair in aanraking komt tijdens zijn stage, duidelijk weet dat hij dient uit te leggen wat hij doet, hoe hij het doet en waarom hij of zij het op een bepaalde manier doet. De arbeiders en de bedienden dienen immers duidelijk te weten dat de stage een vorm is van leren op de werplek en dat dergelijk leren niet alleen bevorderd wordt door een actief observeren van wat er gebeurt. In sommige gevallen wordt een zekere vorm van bijscholing aan de stagementoren gegeven. Het VIVES-begeleidingsinstrument werkplekleren Binnen het project VIVES werkte VIZO het deelproject “begeleidingsinstrument voor werkplekleren” uit. Het hoofddoel van dit deelproject was het ontwikkelen en testen van een begeleidings- en monitoringssysteem voor werkplekleren, rekening houdend met de evoluties binnen modularisering en trajectbenadering. Dit begeleidings- en monitoringssysteem stoelt op volgende 4 belangrijke principes: • informeren van leerling en ondernemer-opleider • betrekken van leerling en ondernemer-opleider in de beoordeling van de vorderingen • testen van de vorderingen op de werkvloer via praktijkproeven in de SYNTRA-lesplaats • het begeleiden van het leerproces bij de ondernemer-opleider door de leertrajectbegeleider.
16 17
CEBIR tests: zie website: http://www.cebir.be/ned/tech.htm http://www.kvkaw.voka.be/files/Checklists.pdf
28
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Om dit te realiseren werden er begeleidingsinstrumenten (takenblad, evaluatieformulieren …) ontwikkeld en getest. Daarnaast dienden informatie- en communicatiekanalen tussen alle leertijdactoren uitgebouwd te worden om de begeleiding te optimaliseren. Immers, vroegere ervaringen leerden dat niet alleen de producten, maar ook de omkadering zeer belangrijk zijn voor het slagen van een begeleiding op de werkplek. De verschillende leertijdactoren - namelijk de leerjongeren, de lesgevers, de leertrajectbegeleiders, de ondernemer-opleiders, de VIZO-adviseurs en SYNTRA – werkten mee aan dit product, zowel bij het ontwikkelen als bij het uittesten. Daarnaast kreeg VIZO feedback van de Vlaamse en transnationale partners. Syntra en Estafette Het Agentschap Ondernemersvorming, SYNTRA Vlaanderen (tot 31 december 2005 VIZO - Vlaams Instituut Zelfstandig Ondernemen) is een Vlaamse openbare instelling die onder andere de organisatie en opvolging van leertijd (“het leercontract”) onder haar bevoegdheid heeft. De leertijd is een opleidingsvorm waarbij jongeren vier dagen beroepsgerichte praktijkopleiding bij een ondernemer-opleider combineren met één dag ondersteunende theoretische vorming (beroepskennis en algemene vorming) in een SYNTRA-lesplaats. Jongeren kunnen op deze manier al werkend een beroep leren en op een vlotte manier de overstap naar de arbeidsmarkt maken. Estafette startte in 1995 als ESF-project. Estafette was het eerste, systematisch opleidingsinitiatief voor ondernemer-opleiders of patroons binnen het VIZO-SYNTRA netwerk. Het heeft als doel de leerjongeren op de werkvloer beter te begeleiden. Het pakket bestaat uit drie grote delen: hoe neem ik als werkgever een goede start met mijn leerling, hoe gebeurt een goede begeleiding en ondersteuning onderweg, en hoe maak ik een eerlijke evaluatie met mijn leerling, zowel tussendoor als op het einde. Na enkele jaren experimenteren werd Estafette II geïntroduceerd in het VIZO. In de geactualiseerde versie wordt vertrokken van een nieuwe visie rond leiding geven, waarin de leidinggevende zijn/ haar medewerkers coacht, zodat elke medewerker zijn/haar capaciteiten maximaal kan inzetten in de organisatie. Via het concept PLOEG van de Vlaamse Gemeenschap (Planning, Leiding en Ondersteuning geven/krijgen, Evaluatie, Gewaardeerd worden) wordt op een systematische en samenhangende manier vorm gegeven aan dit coaching-proces. Er worden binnen de opleiding ook linken gelegd met andere materialen, zoals het takenboekje, de takenblaadjes en het begeleidingsinstrument werkplekleren uit het VIVES-project. Intussen wordt deze opleiding in samenwerking verder uitgewerkt. Er werd heel wat nieuw materiaal ontwikkeld, nl. een docentenhandleiding, een bronnenboek, video’s, een deelnemershandleiding en slides voor de ganse opleiding. De opleiding wordt nu gegeven door een SYNTRA-lesgever en dit telkens bijgestaan door de desbetreffende leertrajectbegeleider uit de regio. Het Estaffete-lespakket (lesmateriaal docent en deelnemers) is niet ter beschikking van externen en is dus niet te vinden op het Internet. Voor verdere informatie kan men contact opnemen met An Van de Ven, tel. nr. 02/227 49 48 of Mieke Vandekerckhove, tel. nr. 02/227 49 53.
5.3 Enkele bijzondere aandachtspunten 5.3.1 Veiligheid op het werk
Arbeidsveiligheid is in het bedrijfsleven een zeer belangrijk aandachtspunt. De wetgeving hierover is bijzonder streng, vooral in bepaalde sectoren. Dit levert evenwel een aantal problemen op m.b.t. stages, aangezien leerlingen (en vaak ook leraars) meestal totaal niet vertrouwd zijn met de veiligheidsproblematiek. Bedrijven dienen daarom stagiairs grondig te informeren over veiligheidsaspecten. Dat gebeurt best tijdens een voorbereidende bijeenkomst. Die kan gehouden worden bij de aanvang van de
29
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
stages (bij blokstages) of bij het begin van het schooljaar met alle leerlingen samen die deelnemen aan alternerende stages. Sidmar heeft een e-spel rond veiligheid ontworpen waaraan alle personen moeten deelnemen die geregeld met het bedrijf werken en op de werkvloer komen. Dat geldt dus ook voor leerlingen die stage lopen. Niemand komt op de werkvloer tenzij hij of zij geslaagd is in de e-proef of het e-spel rond veiligheid op de werkvloer. Naar het onderwijs toe lijkt het essentieel dat veiligheidsaspecten verwerkt zouden worden in de eindtermen. Dat gebeurt nu reeds gedeeltelijk. De onderdelen van het VCA18-attest zullen geleidelijk in bepaalde eindtermen verwerkt worden. De werkgroep onderwijs van PREBES19, de vereniging van preventieadviseurs, werkt ook rond deze problematiek. Een implicatie van de veiligheidsverplichtingen is de noodzaak tot het maken van een risicoanalyse. Dit kan een hele rompslomp met zich meebrengen, waardoor sommige bedrijven zich van stages zouden kunnen afkeren. Daarom gebruikt men best eenvoudige formulieren of checklisten voor het maken van een dergelijke risicoanalyse. 5.3.2 Het medisch onderzoek
In sommige gevallen dient een stagiair een medisch onderzoek te ondergaan alvorens hij of zij aan de stage mag beginnen. Naar aanleiding hiervan werpen heel wat bedrijven echter de vraag op of het niet beter zou zijn om een medisch onderzoek in te voeren bij de start van een opleiding. Zo kan snel vastgesteld worden of de fysieke gezondheid van de persoon in kwestie zal toelaten het betrokken beroep uit te oefenen. Het is dramatisch als een leerling of student zich pas naar aanleiding van een stage realiseert dat hij of zij het beroep niet kan uitoefenen. Een ander punt in verband met het medisch onderzoek is het vermelden waard: op zijn minst de grote bedrijven hanteren als principe dat het gebruik van drugs een fundamentele reden is om een stagiair te weigeren. 5.3.3 Evalueren van stages
Het evalueren van de stage is een zeer belangrijk punt, en dit voor alle betrokken partijen. Een leerling heeft baat bij een goede beoordeling van hoe hij of zij de stage heeft uitgevoerd. Scholen moeten kunnen evalueren hoe de leerlingen het er van af gebracht hebben en in welke mate de stage bijgedragen heeft tot het verwerven van bepaalde competenties. Bedrijven moeten kunnen nagaan welke meerwaarde de stages voor hen hebben opgebracht en of ze in staat zijn gebleken de leerlingen de gevraagde competenties bij te brengen. Het is te verkiezen om duidelijke afspraken te maken tussen leerlingen, school en onderneming over inhoud en vorm van de evaluatie, nog voor de stage wordt aangevat. Er dient duidelijk gesteld te worden welke vaardigheden, welke kennis en welke attitudes worden geëvalueerd. A priori is het niet evident dat de school en het bedrijf daarover dezelfde mening hebben. Visies rond competentiemangement – en welke competenties best op school dan wel in het bedrijf worden
18 19
VCA test : zie website http://www.besacc-vca.be/hoofd-vca-info.htm PREBES: zie werkgroepen en onderwijs: http://www.prebes.be/index2.htm
30
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
ontwikkelen – durven nogal eens verschillen20. Een voorafgaandelijke afstemming van de wederzijdse verwachtingen is zeker aangewezen. De evaluatie kan verschillende vormen aannemen al naargelang de aard van de stage. Idealiter leveren drie personen een bijdrage tot de evaluatie: de stagiair zelf (zelfevaluatie), de stagebegeleider van de school, en de stagementor van het bedrijf. Eventueel kunnen ook de ouders een rol spelen in de evaluatie van de stages (informatie, hun rol om de stage te doen slagen, ondersteuning en motivatie van hun kind, …). De zelfevaluatie van de stagiair kan verlopen via een stageverslag waarin de leerling niet enkel aangeeft wat hij of zij heeft gedaan of geleerd (= de feitelijke vaststelling van wat de stage heeft opgeleverd) maar ook een beoordeling uitspreekt over bepaalde aspecten (de organisatie van de stage, de moeilijkheidsgraad, de communicatie, …). Stagebegeleiders en stagementoren beoordelen meestal gelijkaardige aspecten, met een focus op de verschillende competentiedimensies – kennis, vaardigheden en attitudes. Belangrijk is dat er duidelijke afspraken zijn over wie wat beoordeelt en hoe dat gebeurt. Best worden daarvoor evaluatieformulieren gebruikt die alle betrokken partijen op voorhand hebben doorgenomen en besproken, rekening houdend met de doelstellingen van de stage. Een akkoord over het gebruik van de betrokken documenten vergemakkelijkt een duidelijke en efficiënte evaluatie. Er kunnen natuurlijk altijd stages voorkomen die een bijzondere evaluatie vergen. Bij collectieve stages kan gebruik gemaakt worden van groepsevaluatie. Dit is eveneens het geval als teamwerk een belangrijk onderdeel van de stage uitmaakt. In het geval van de betaalde stages van twee weken zoals georganiseerd door Konvert Interim, neemt dit uitzendbedrijf de evaluatie op zich in samenspraak met de scholen die ingaan op dit aanbod. Evaluatiedocumenten Interessante evaluatiedocumenten werden ontwikkeld in het kader van het VIVES-Comito project 21en in het kader van enkele Leonardo projecten22. Verder werden eveneens nuttige evaluatieformulieren ontworpen door Leefsleutels VZW. Op de website - http://www.leefsleutels.be/secundair/indexsecundair.htm - kan je onder ‘downloads’ checklists, attitudelijsten en rapporteringformulieren i.v.m. stages downloaden. Het dient aanbeveling na te gaan hoe de evaluatie van stages kan gekoppeld worden aan een portfolio bijgehouden door de leerling of de student. Dit aspect dient dan op zijn beurt in verband te worden gebracht met de erkenning van de stage binnen de opleiding zoals dat in het kader van Europass23 van de Europese Unie gebeurt. De Europass is een document waarmee de Europese Unie Europese trajecten binnen de alternerende beroepsopleiding wil zichtbaar maken en doen gelden. Deze Europass is m.a.w. een vorm van Europese certificatie van dat deel van de opleiding dat in het buitenland heeft plaatsgehad. Hoewel Europass in eerste instantie bedoeld was voor
Zie hierover o.m. het rapport “Competenties in balans. Zoeken naar afstemming tussen competentieontwikkeling in school en bedrijf.” dat in deze reeks door de Koning Boudewijnstichting wordt gepubliceerd. 21 Evaluatieformulieren VIVES-Comito: p. 39-62 Stage-Wijzer op de website: http://www.vives-comito.be/documenten/Stage-Wijzer.pdf 22 Een voorbeeld: zie website van een Fins Leonardo project: http://www.majakka.kpedu.fi/majakka_englanti.htm 23 Europass: zie website van de Commissie van de EU: http://europa.eu.int/comm/education/programmes/europass/index_en.html 20
31
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
internationale opleidingstrajecten, wint het idee van het opmaken van een louter binnenlandse “competentie-portfolio” ook in Vlaanderen steeds meer veld. 5.3.4 Hindernissen bij het organiseren van stages
De organisatie van een stage is niet vanzelfsprekend. In de praktijk blijkt dat er zich verschillende hindernissen en moeilijkheden kunnen voordoen voor, tijdens en na de stage. De belangrijkste mogelijke problemen en hinderpalen voor goede stages zijn: • De leerlingen, de stagebegeleiders en/of de stagementoren zijn niet voorbereid op wat het betekent stage te lopen en op het begeleiden en evalueren van de stages. • De leraars die instaan voor de stagebegeleiding krijgen daar te weinig uren voor binnen hun opdracht. Soms liggen de uren zo verspreid dat de stagebegeleider er amper in slaagt de bedrijven te bezoeken. • De stage sluit niet goed aan op het curriculum en/of de opleiding van de leerling. • Er is te weinig overleg tussen school, bedrijf en leerling. • Er is een gebrekkige voorbereiding op het vlak van de veiligheid op de werkvloer. • De communicatie en samenwerking tussen de stagebegeleider en stagementor loopt stroef. • Er zijn onvoldoende duidelijke afspraken over de evaluatie van de stage, of de gebruikte evaluatieformulieren omvatten niet alle relevante aspecten. Wie aan deze punten voldoende aandacht besteedt vergroot de kans op geslaagde en leerrijke stages. Helemaal probleemloos zullen stages wel nooit verlopen. Daarvoor zijn de omstandigheden telkens weer anders en zijn de middelen die scholen en bedrijven voor stages over hebben wellicht te beperkt. Maar door te leren uit de problemen en moeilijkheden die men bij vorige stages ondervonden heeft, kunnen scholen en bedrijven wel stelselmatig de kwaliteit van de stages opdrijven.
32
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
6. Verwante activiteiten Naast stages zijn er vele andere verwante activiteiten die scholen en bedrijven kunnen ontplooien en die gelijkaardige doeleinden beogen. Een aantal daarvan passeren in dit hoofdstuk kort de revue. Voor andere samenwerkingsactiviteiten wordt verwezen naar het rapport “Leren van elkaar. Samenwerking tussen school en bedrijf nadere bekeken” dat in het kader van dit project werd ontwikkeld en eveneens door de Koning Boudewijnstichting werd gepubliceerd.
6.1 Activiteiten gericht naar leerlingen 6.1.1 Bedrijfsbezoeken en studiedagen voor leerlingen
Bedrijfsbezoeken komen relatief veel voor. Vaak hebben ze evenwel een “passief” karakter en kunnen ze bijna beschouwd worden als “bedrijfstoerisme”. De ervaring leert dat “passieve” bedrijfsbezoeken uiteindelijk weinig of geen impact hebben op de leerlingen, hun beroepskeuze, hun perceptie van de bedrijfswereld, hun interesse voor een bepaald beroep, of hun interesse voor technologie. Sommige bedrijven wensen daar tegenin te gaan door het organiseren van themagerichte bedrijfsbezoeken die duidelijk verschillen van vrijblijvende rondleidingen. Idealiter nemen bezoeken van leerlingen aan een bedrijf de vorm aan van een actief gebeuren. Daarbij worden de leerlingen uitgenodigd om op die éne dag iets creatief te verwezenlijken dat hun interesse voor het werken in dat bedrijf of in die sector, of hun interesse voor een bepaald beroep kan aanscherpen. Leerlingen die de kans krijgen iets te creëren tijdens een bezoek van één dag zijn daar meestal bijzonder fier op. Tijdens dergelijke (namid)dagen kunnen ook rollenspelen worden opgezet zodat de leerlingen kunnen kennis maken met concrete situaties op de werkvloer. Tijdens een dergelijk rollenspel denken leerlingen probleemoplossend en oefenen ze teamvaardigheden in in praktijkgerichte situaties. Sommige bedrijven leveren grote inspanningen bij het organiseren van dergelijke themagerichte bezoeken of studiedagen. Soms worden de leerlingen zelf afgehaald door het bedrijf. Bepaalde sectoren hebben op Europees vlak materiaal uitgewerkt om de kwaliteit van studiebezoeken te verhogen24. 6.1.2 Ondernemers voor de klas
Verschillende bedrijven hebben een traditie ontwikkeld om regelmatig scholen te bezoeken om er informatie te geven over het eigen bedrijf, of over wat de bedrijfswereld van jongeren verwacht die op zoek zijn naar werk. In sommige landen werken bedrijven ook samen met directies van scholen voor managementkwesties, maar dat is in Vlaanderen nog niet zo gebruikelijk. VKW-initiatief: “ondernemer voor de klas” Met een belangrijke studie- of beroepskeuze in het vooruitzicht zitten heel wat jongeren (ASO, BSO of TSO) met vragen als: wat verwachten ondernemingen van afgestudeerden; welke vaardigheden zijn noodzakelijk
Dit is bijvoorbeeld het geval bij CEFIC, de Europese federatie van de chemische industrie, die een handleiding heeft uitgewerkt: “Educational site visits for schools: Guidelines for companies on how to ensure a successful event” Zie website CEFIC: http://www.cefic.be/files/Publications/EIPsitevisits2000.pdf 24
33
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
om in een bedrijf mee te draaien en wat betekent een onderneming of ondernemerschap nu precies? Vragen die ze tijdens de actie “Ondernemer voor de Klas” rechtstreeks aan een ondernemer of bedrijfsleider kunnen stellen. Het is een unieke gelegenheid voor leraren en leerlingen om met een ondernemer of bedrijfsleider in dialoog te treden. Tegelijkertijd kan een ondernemer of bedrijfsleider in dialoog treden met zijn toekomstige werknemers en komt de ondernemer ook eens op bezoek in een school. Tijdens de editie van 2005 traden meer dan 260 ondernemers en kaderleden in discussie met laatstejaarsleerlingen in het secundair onderwijs. In totaal werden meer dan 450 sessies georganiseerd. Bedrijfsleiders en kaderleden trekken tijdens dit project in het tweede trimester gedurende twee weken naar de klassen laatstejaars secundair onderwijs om er gedurende twee lesuren enthousiast te vertellen over het métier ondernemer en hoe zij dat elke dag opnieuw persoonlijk inkleuren. Uiteraard wordt er met de leerlingen in discussie gegaan over eigen ervaringen, het bedrijfsleven, ondernemerschap en wat bedrijven nu precies verwachten van afgestudeerden qua vaardigheden en attitude. 6.1.3 Projectdagen
Sommige scholen organiseren projectdagen of een projectweek in samenwerking met een onderneming of een instelling uit de non-profit sector. Deze projectdagen zijn meestal gericht op het verwerven van bepaalde vaardigheden en attitudes. Concrete voorbeelden van samenwerking met de non-profitsector betreffen opleidingen die aansluiten bij de verzorgende sector en samenwerking mogelijk maken met o.a. Bijzonder Lager Onderwijs (BLO), met de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS), met Rust- en Verzorgingstehuizen (RVT) en/of zelfs met Stedelijke Diensten (Opvanggezinnen, OCMW). PAK & GO: ESF project zwaartepunt 5 De grafische sector en de papier- en kartonnijverheid duidde bedrijven aan als ambassadeurs, die bereid zijn om o.a. bedrijfsbezoeken te organiseren. Dit initiatief kaderde binnen het ESF project PAK & Go (Zwaartepunt 5). Dit project wil meisjes en jonge vrouwen informeren en sensibiliseren voor beroepen in de papieren kartonverwerkende nijverheid en de grafische sector. De doelgroep zijn vooral de 13 à 14-jarigen, maar ook de leerkrachten en de ouders van deze jongeren. Voor verdere informatie: Jozef Smets; tel.: 02/227.14.11 Email:
[email protected] 6.1.4 “Virtuele” stages
Het concept van virtueel kantoor probeert een reële bedrijfsomgeving na te bootsen binnen de schoolmuren. Een aantal lesuren zijn geclusterd en zo wordt een nieuw vak gemaakt “Virtueel kantoor”, dat zo ook op het rapport vermeld wordt. Binnen dit nieuwe vak komen vooral vaardigheden en attitudes aan bod, die terug te vinden zijn in de leerplannen van de traditionele taalvakken, boekhouden, toegepaste informatica, secretariaat. Hoe werkt een virtueel kantoor? De leerlingen van het 7de specialisatiejaar Kantooradministratie en gegevensbeheer werken gedurende een volle dag in de kantoorklas. Zij hebben een eigen telefoon- en faxnummer, interne telefoonlijnen, een eigen email adres en website, professionele meubels. Ze werken op moderne pc’s, verbonden in een netwerk. Ze werken dus op een echt kantoor binnen een oefenfirma die ze zelf hebben opgericht. Via een interne procedure hebben ze gesolliciteerd voor een afdeling (aankoop, verkoop, secretariaat, boekhouding, voorraadadministratie, expeditie, …) en voor een job (algemeen directeur, afdelingsverantwoordelijke, uitvoerende bediende). Na de sollicitatiegesprekken worden de jobs verdeeld en start de oefenfirma. De oefenfirma ontwerpt een logo, stelt het productengamma samen en zoekt leveranciers. Zij organiseren allerlei acties om potentiële klanten te 34
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
bereiken. Deze klanten zoeken zij in het internationaal netwerk van andere oefenfirma’s in heel Europa en daarbuiten. Vrij snel komt er meer activiteit (telefoongesprekken, emails, brieven, documenten …). Via afgesproken procedures verwerken de leerlingen de documenten. Alle transacties zijn echt, enkel de goederenstroom is virtueel. Naast de documentenstroom uit binnen- en buitenland krijgen ze bijkomende gevarieerde opdrachten zodat ze binnen het virtuele kantoor een brede praktijkgerichte opleiding voor administratief medewerker krijgen. Elk jaar gaan de leerlingen bovendien naar de internationale beurs van oefenfirma’s. Op voorhand krijgen de leerlingen concrete opdrachten en worden afspraken gemaakt met een vijftal potentiële klanten en leveranciers om ter plekke te komen tot een contract.
6.2 Activiteiten gericht naar leraars 6.2.1 Bedrijfsbezoeken voor alle leraren en openbedrijvendagen
Niet alleen leerlingen, maar ook leraars kunnen baat hebben bij gerichte bedrijfsbezoeken. Het is alvast essentieel dat leraars, ook deze voor de Algemene Vakken, kennis maken met de bedrijven waar leerlingen stage lopen. Bepaalde bedrijven, zoals Vanerum in Diest, organiseren (halve) dagen waarop alle categorieën leraars kunnen kennis maken met de onderneming – ook leerkrachten ASO, basisonderwijs en zelfs kleuteronderwijs. Dit soort initiatieven komt niet zo veel voor. Meer frequent – maar niet louter gericht naar leraars – zijn openbedrijvendagen. Personen (waaronder leraars) worden uitgenodigd om een bedrijf te komen bezoeken. Naar aanleiding van dergelijke evenementen kan van gedachten gewisseld worden over diverse aspecten die de samenwerking bedrijf en school aanbelangen. VKW organiseert om de twee jaar een openbedrijvendag voor leraars. De bedoeling van de openbedrijvendag is leraars kennis te laten maken met de diverse aspecten van een onderneming, met een bedrijfsleider in dialoog te treden en bedrijven in werking te zien in hun dagelijkse praktijk. VKW wil op die manier de contacten tussen onderwijs en bedrijfsleven verder blijven aanhalen. Bij de laatste editie in 2004 zetten meer dan 3000 leraars, verspreid over heel Vlaanderen, op één woensdagnamiddag de fysieke en mentale stap om een onderneming van binnenuit te leren kennen en wisselden met meer dan 140 ondernemingen ideeën uit. In elke onderneming is er eerst een bedrijfsvoorstelling voorzien, waarbij voldoende ruimte is om even dieper in te gaan op bepaalde bedrijfseigen thema’s. Daarnaast worden de bedrijven gestimuleerd om met de leraars kort van gedachten te wisselen. Tijdens de editie van 2004 was het thema "De medewerker van de toekomst". Vervolgens wordt een bedrijfsrondleiding voorzien, die ten slotte wordt afgesloten met een informele babbel25 6.2.2 Opleiding van leraars door bedrijfsmedewerkers
Er bestaan verschillende initiatieven voor de vorming van leraars in samenwerking met de bedrijfswereld. Dergelijke vormingsinitiatieven worden georganiseerd door individuele bedrijven, door kamers van koophandel of door federaties van bedrijven en industrie.
Verder informatie over de VKW Openbedrijvendag voor leraars en Ondernemers in de klas is te vinden op de volgende website: http://www.o-twee.be/o2/default.asp 25
35
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Sommige bedrijven zoals Van Hool, organiseren vormingsmomenten voor leraren. Leraren worden dan voor een vormingssessie op het bedrijf uitgenodigd. Dit is een uitstekende gelegenheid om de band tussen school en bedrijf aan te halen en om leraren te laten kennismaken met nieuwe technische en technologische ontwikkelingen. Belangrijk is dat dergelijke vormingsmomenten ingebed zijn in het schoolwerkplan en in de opdracht van de leraar. Het doorgeven aan andere collega’s binnen de school (of andere scholen) is ook een belangrijk element. Train de trainer van FEBIAC FEBIAC coördineert onder het motto "train the trainer" een nascholing voor de technische leraren uit het secundair technisch en beroepsonderwijs rond het thema van automechanica. Dit alles in samenwerking met de onderwijsnetten en de invoerders van voertuigen. Per schooljaar vinden opleidingssessies plaats die verschillende dagen duren. De bedoeling is dat de leraars beter de moderne automechanica (met veel computers) beter zouden leren kennen om het door te geven aan de leerlingen. 6.2.3 Stages van leraars in bedrijven
Niet alleen stages voor leerlingen en studenten zijn nuttig en haalbaar: dat geldt ook voor stages van leraars. Stages voor leraars betekenen een meerwaarde voor het bedrijfsleven en de school in kwestie: • Stages voor leraars zorgen voor een betere aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt • Stages laten leraars toe hun kennis van het bedrijfsleven op peil te houden. Leraars maken opnieuw kennis met de arbeidsattitudes, het werkritme en de nieuwste technieken in een onderneming. • Leraars kunnen hun opleidingen gemakkelijker up-to-date houden, kaderen en aanpassen aan de realiteit. • Het is een goede methode voor stagebegeleiders om eventuele stageplaatsen voor hun leerlingen of studenten te verkennen. Bedrijven kunnen op die manier ook de banden aanhalen met scholen en leraars uit de buurt. Bedrijven en ondernemers krijgen een beter inzicht in de schoolopleidingen en –structuren. Ze kunnen zich profileren als goede stageplaatsen voor leerlingen en studenten. Vervanging van personeelsleden uit secundair onderwijs: circulaire oktober 2005 De vervangingen van personeelsleden uit het secundair onderwijs die op bedrijfsstage gaan wordt geregeld door de circulaire PERS/2005/ 22 (oktober 2005) die te vinden is op de website van Edulex: http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13708 Voor verdere informatie contacteer Nathalie Steurbaut (02/ 5539187) of Christian Dewitte (02/5539717). UNIZO en stages voor leraars UNIZO werkt ook rond stages voor leraars. Geïnteresseerde lesgevers kunnen contact opnemen met
[email protected] (Antwerpen, Limburg of Vlaams Brabant). ESF Project “APROPOS Hout”- (Actie Professionele Opleiding ProductieOperator Sector Hout) In de industriële houtsector wordt het beroep “productieoperator hout” zeer moeilijk ingevuld. Door de snelle technologische evolutie in de houtindustrie en de kostprijs van dergelijk industrieel productieapparaat, is de vereiste infrastructuur niet aanwezig in de scholen of andere opleidingsinstellingen. Er bestaat dus geen specifiek opleidingstraject voor de “productieoperator hout. Binnen dit project probeert het Opleidingscentrum Hout via een experiment hieraan te verhelpen door een “testcase opleidingstraject” uit te werken. Er wordt op basis van het beroepsprofiel “productieoperator hout” 36
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
een leertraject uitgewerkt, waarbij de aangeleerde vaardigheden nauw moeten aansluiten op de (door de bedrijven) gevraagde competenties. In dit project zal de werkcomponent van het opleidingstraject “productieoperator hout” duidelijk gedefinieerd, ontwikkeld en uitgetest worden. Bedrijfsstages voor leerkrachten worden georganiseerd en bedrijven presenteren zich in de school en/of opleidingsinstelling, met getuigenissen van beroepsbeoefenaars. De praktijkcomponent van dit opleidingstraject zal vrijwel volledig “op de werkvloer” in de vorm van een “stage” plaatsvinden. Dit is een meerwaarde in de problematiek m.b.t. interactie industrie – onderwijs. Bedrijfsinstructeurs worden opgeleid om de leerlingen/cursisten degelijk te kunnen begeleiden en opleiden. Ook hier wordt een meerwaarde beoogd door de nauwe samenwerking en interactie tussen praktijkleerkrachten uit het onderwijsveld en de bedrijfsinstructeurs.
6.3 Andere verwante initiatieven 6.3.1 Opleiding van bedrijfsmedewerkers door leraars
De situatie waarbij een leraar een deeltijdse opdracht heeft tijdens dewelke hij les geeft in een bedrijf biedt heel wat voordelen. Het verhoogt de samenwerking en de binding van de school met het bedrijf. De betrokken leraar is goed geïnformeerd over recente ontwikkelingen in het bedrijfsleven en in de moderne technologie of technieken. Het is een vorm van permanente en constante bijscholing voor de leraar. Als hij dat doorgeeft aan andere collega’s kan dat een duidelijk impact hebben op de school als een lerende organisatie. Deze situatie komt evenwel niet zoveel voor in Vlaanderen in het leerplichtonderwijs. Er zijn wel leraars die een voltijdse onderwijsambt combineren met een beperkte nevenactiviteit, waarbij ze les geven in bedrijven via een privé-school of via een vzw verbonden aan hun school. Dit geeft nogal wat financiële en administratieve consequenties, waardoor velen er tegen op zien om deze stap te zetten. Ook voor bedrijven is het zo moeilijk om leraars als lesgever aan te trekken. Noteer dat dit in de hogescholen heel wat makkelijker ligt, omdat dergelijke activiteiten kunnen worden ingepast in de opdracht van het personeel en kunnen worden ingebed in de functie van maatschappelijk dienstbetoon van de hogeschool heeft als onderdeel van haar opdracht. De situatie waarbij leraars van een school regelmatig zouden lesgeven in een bedrijf zou een duidelijke win-win situatie betekenen voor de school én voor het bedrijf. Het bedrijf haalt kwalitatief hoogstaande pedagogen binnen – zonder ze voltijds te moeten rekruteren – en de school blijft op een permanente wijze in contact met het werkveld. Zo kan de school betere contacten uitbouwen en de leerlingen nog beter voorbereiden op hun toekomstige beroepssituatie. De situatie heeft ook positieve effecten naar de leerlingen, aangezien de leraar zijn nieuwe ervaringen en kennis binnen zijn opdracht doorgeeft aan de leerlingen. Vaak leidt het lesgeven van leraars in een bedrijf ook tot andere vormen van samenwerking zoals het ter beschikking stellen van apparatuur van bedrijven aan scholen. Sidmar maakt gebruik van leraars in het kader van zijn competentieleren Sidmar maakt regelmatig gebruik van leraars die in het bedrijf komen lesgeven. Dit systeem heeft positieve resultaten voor het bedrijf en voor de school omdat de leraars met het bedrijfsleven in contact komen en ideeen en ontwikkelingen kunnen meenemen naar school om ze in hun lessen te integreren. Voor verdere informatie: contacteer Marc Vanhelleputte:
[email protected] VION helpt lesgevers vinden! 37
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
VION kan helpen bij het zoeken naar lesgevers. Voor verdere informatie over VION en het algemene contactadres, zie de website: http://www.vion.be/index2.htm Verdere informatie Voor alle praktische vragen rond het lesgeven van leraars in bedrijven kan men terecht op het Departement Onderwijs bij Nancy Willems: tel. 02 553 89 27; Email:
[email protected]
38
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
7. Aanbevelingen Op basis van de besprekingen en analyses van de stageproblematiek heeft de werkgroep een aantal aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen werden als volgt gegroepeerd: • aanbevelingen naar bedrijven voor succesvolle stages • aanbevelingen naar scholen voor succesvolle stages • aanbevelingen naar de overheid • aanbevelingen naar enkele andere actoren.
7.1 Aanbevelingen naar bedrijven Bedrijven die goede stages willen organiseren wordt aanbevolen de volgende punten ter harte te nemen: • Het aanbod van stages is doordacht en wordt goed gestructureerd. • Het bedrijf stelt aan de scholen en leerlingen duidelijke informatie beschikbaar over de verschillende stageplaatsen (inhoud, aanpak, doel, …) • Het bedrijf heeft een stageverantwoordelijke die alles wat met de stages betreft coördineert. Deze werkt nauw samen met de stagementoren in het bedrijf (in een kleine onderneming zal de stageverantwoordelijke vaak zelf de mentor zijn). • Het bedrijf maakt werk van de opleiding van de stagementoren. De taken van de stagementoren zijn geïntegreerd in hun functiebeschrijving en opleidingsplan. • De werknemers in het bedrijf zijn op de hoogte van de stageperiodes en maken kennis met de stagiairs. • Het bedrijf pleegt geregeld overleg met de stageverantwoordelijke en de stagebegeleiders vanuit de school. • De evaluaties van de stages, uitgevoerd door de verschillende betrokkenen, worden ernstig genomen en vormen de basis voor mogelijke verbeteringen. Een essentiële voorwaarde voor succesvolle stages is verder dat de directie van het bedrijf overtuigd is van het belang ervan en ze actief aanmoedigt. Naar de bedrijven toe worden ook nog de volgende algemene aanbevelingen geformuleerd: • Verhogen van het aantal beschikbare stageplaatsen. • Verruimen van de stageplaatsen zodat ook bijvoorbeeld leerlingen uit het ASO er kunnen gebruik van maken. • Aanbieden van stageplaatsen voor leraars. • Organiseren van studie- en opendeurdagen waarbij alle leraars van een school kunnen kennis maken met de werking van het bedrijf. • Zoeken naar mogelijkheden om meer leraars in te schakelen als lesgever in hun bedrijf.
7.2 Aanbevelingen naar scholen Scholen die op duurzame wijze kwaliteitsvolle stages willen organiseren wordt aanbevolen om de volgende voorwaarden te respecteren: • De stage is geïntegreerd in het pedagogisch project en in het schoolwerkplan van de school. • De stage is geïntegreerd in het curriculum. Er zijn duidelijke bepalingen over welke competenties kunnen/moeten worden ingeoefend of welke nieuwe kunnen worden verworven. • De leerlingen worden goed wegwijs gemaakt in de informatie die over de verschillende stageplaatsen beschikbaar is. 39
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
• • • • •
• •
De school heeft een stagecoördinator die nauw samenwerkt met de stagebegeleiders. De school maakt werk van de opleiding van de stagebegeleiders. Hun taak is geïntegreerd in hun opdracht en hun opleidingsplan. De school heeft geregeld contacten en werkoverleg met de stageverantwoordelijke en de stagementoren in het bedrijf. Een geëngageerd stagebegeleidingsteam zorgt voor de voorbereiding, opvolging en evaluatie van de leerlingenstages. Zowel de organisatie van de stages (welke documenten, wanneer in het jaar, evaluatiemomenten, bezoeken door de stagebegeleider…) als de vakinhoudelijk aspecten (gevolgen voor de inhoud en de omzetting van de curricula) worden systematisch geëvalueerd. De evaluatie van de stage door het bedrijf, door de school en door de leerlingen-stagiairs wordt ernstig genomen en is de basis voor mogelijke verbeteringen. De directie voorziet dat ook leraars Algemene Vakken inzichten verwerven over het verloop en de inhoud van de stages, zodat zij ook een inbreng kunnen hebben.
Ook hier is het belangrijk dat de schoolleiding overtuigd is van het belang van de stages en ze actief aanmoedigt als onderdeel van een innoverend onderwijsconcept. De stages kunnen de wil van de school reflecteren om een lerende organisatie te worden. Naar de scholen toe wordt verder aanbevolen: • Stages een meer belangrijke plaats toekennen in het schoolbeleid en in de opleiding van leerlingen – en dit voor leerlingen in alle onderwijsvormen. • Alle leerlingen uit de derde graad van het lager onderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs laten kennis maken met een of meer bedrijven in de streek. • Pedagogische studiedagen organiseren met betrekking tot stages en/of andere vormen van samenwerking tussen scholen en bedrijven. • Leraars stimuleren en ondersteunen om stage te lopen en bijscholing te volgen in het bedrijfsleven. • Zoeken naar meer samenwerkingsvormen met bedrijven, non-profit-instellingen en overheidsdiensten in de regio.
7.3 Aanbevelingen naar de overheid De algemene aanbeveling vanuit de werkgroep naar de overheid toe, is dat deze alles in het werk moet stellen om de organisatie van stages te vergemakkelijken en te stimuleren. In essentie komt deze aanbeveling neer op het vereenvoudigen van de benodigde administratie, de versoepeling van bepaalde regelgeving, het stimuleren van ervaringsuitwisseling en het toekennen van financiële of fiscale stimuli. Meer specifieke aanbevelingen met betrekking tot stages zijn dat de overheid26 het volgende zou ondernemen: • Een reeks uniforme documenten of elektronische systemen (laten) ontwikkelen en verspreiden om het organiseren van stages efficiënter te laten verlopen voor alle betrokken partijen. In het bijzonder een eenvormig stagecontract voor alle leerlingen en/of leraars die stage lopen “De overheid” wordt hier gebruikt als verzamelnaam. Over het algemeen gaat het over de Vlaamse overheden. Voor sommige aspecten, in het bijzonder voor wat te maken heeft met arbeidswetgeving, is evenwel de federale overheid bevoegd. 26
40
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
• • • •
(en waaraan ook duidelijke en eenvormige richtlijnen gekoppeld zijn met betrekking tot veiligheid, gezondheidsaspecten, risicoanalyse, …). Een databank creëren waarin nuttige informatie en documenten met betrekking tot stages en werkplekleren beschikbaar zijn. Maatregelen nemen om stages voor KMO’s aantrekkelijker te maken (administratieve formaliteiten, vermindering van de kosten van de verzekering van stagiairs, …). Een cel oprichten (binnen de Vlaamse administratie of andere bestaande organisaties) die scholen en bedrijven kan helpen bij het uitbouwen van kwalitatief hoogstaande stages. De samenwerking bevorderen tussen alle actoren die kunnen bijdragen tot de realisatie van kwalitatief hoogstaande stages (het Departement Onderwijs, de pedagogische begeleidingsdiensten, de bedrijfswereld, …).
In een bredere context pleit de werkgroep er voor dat de overheid ook andere vormen van samenwerking tussen scholen en bedrijven zou vergemakkelijken en aanmoedigen, in het bijzonder om lesgevers tussen scholen en bedrijven te kunnen uitwisselen. De oprichting van een adviesgroep rond samenwerking bedrijfsleven-onderwijs lijkt aangewezen. Scholen en bedrijven die willen samenwerken moeten ook beroep kunnen doen op ondersteuning en advies. Een meer verregaande aanbeveling is dat de overheid, naar analogie met de hogescholen, “maatschappelijke dienstverlening” opneemt in de kernopdracht van secundaire scholen en ook de scholen de mogelijkheden geeft om leraars dergelijke dienstverlenende activiteiten – zoals bijv. lesgeven in bedrijven – te laten uitvoeren als deel van hun opdracht.
7.4 Aanbevelingen aan andere organisaties De werkgroep formuleert verder nog de volgende aanbevelingen: •
Aan de hogescholen en universiteiten die instaan voor de lerarenopleidingen: toekomstige leraars dienen tijdens hun opleiding kennis te maken met het bedrijfsleven en dienen bewust gemaakt te worden van de voordelen die de samenwerking tussen scholen en bedrijven voor de leerlingen en hun eigen professionele ontwikkeling met zich mee kan brengen. Samenwerking tussen scholen en bedrijven dient ook voorzien te worden bij de aangeboden bijscholingsmogelijkheden.
•
Aan de Koning Boudewijnstichting en het Prins Filipfonds wordt gevraagd de mogelijkheid te onderzoeken om een initiatief op te zetten voor het bevorderen van stages voor leerlingen en/of leraars in één van de andere gemeenschappen in België.
•
Aan de pedagogische begeleidingsdiensten wordt gevraagd om goede praktijkvoorbeelden in verband met stages te analyseren en documenteren, en deze informatie ter beschikking te stellen van de scholen.
•
Aan de federaties en verenigingen uit de bedrijfswereld wordt gevraagd om binnen hun sector de bedrijven warm te maken voor het ter beschikking stellen van voldoende en goed omringde stageplaatsen, en hun bedrijven te ondersteunen bij de ontwikkeling en implementatie van het stagebeleid. 41
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Sectoren engageren zich tot meer opleiding, meer stageplaatsen [Persmededeling Kabinet Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, 16 december 2005] Op voorstel van minister van Onderwijs en Werk Frank Vandenbroucke heeft de Vlaamse regering vandaag 5 nieuwe sectorconvenants goedgekeurd. Met de bouwsector, met de horeca, met de sector van het bezoldigde personenvervoer, met de montagesector en met de sector van de kappers en de schoonheidsverzorging werden concrete afspraken gemaakt met betrekking tot de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt, met betrekking tot het opleidingsbeleid in deze sectoren en met betrekking tot diversiteit. Via een actieplan geven de sectoren duidelijk aan op welke manier ze deze afspraken de volgende 2 jaar (looptijd van het convenant) willen vorm geven. […] Enkele voorbeelden uit de pas goedgekeurde convenants: Bouw De sector biedt de leerkrachten de mogelijkheid zich bij te scholen. Hierbij streeft de sector naar 1.500 mandagen bijscholing. De kosten van de opleidingen zijn volledig ten laste van de sector. De sector ondersteunt het systeem van afwisselend leren en werken via het stelsel van het jongerenleerlingenwezen (JLW). De sector engageert zich tot het jaarlijks aanbieden van 300 nieuwe werkervaringsplaatsen voor jongeren met dit statuut. De sector engageert zich tot het aanbieden van 3.000 stageplaatsen (voor het voltijds secundair onderwijs. Via het stelsel van peterschap tracht de sector 350 jongeren te ondersteunen bij de eerste stappen op de werkvloer. Horeca De sector streeft naar een aanbod van 40 werkervaringsplaatsen in het alternerend leren en werken in het schooljaar 2006-2007 en 80 werkervaringsplaatsen in het schooljaar 2007-2008. De sector beoogt een groei van ten minste 5% per jaar van de sectorale opleidingen. De sector engageert zich om minimaal per jaar 75 werknemers een bijscholing Nederlands te geven. Bezoldigd personenvervoer Vanuit de sector zullen specifieke acties rond assertieve communicatie worden georganiseerd. Een opleiding basisvaardigheden ICT zal aangeboden worden aan alle werkzoekende kandidaat-chauffeurs en aan 50 werknemers (1 sessie per provincie). Bij elke opleiding wordt gestreefd naar een bereik van 35% uit de kansengroepen, met een accent op 45-plussers en/of kortgeschoolden. De sector stimuleert 10 ondernemingen om een analyse van de werkstressproblematiek te maken en op basis hiervan een actieplan op te stellen. Montage De sector voorziet een opleiding rigger-monteerder-kraanmachinist voor 72 werkzoekenden en 150 werknemers. Er zal in de verschillende opleidingen worden gestreefd naar een deelname van 50% mensen uit kansengroepen. Kappers en schoonheidsverzorging Binnen de sector haarkappen beschikken alle scholen over een eigen stagedatabank. Daar waar nodig, kan de sector aanvullen met 180 stageplaatsen die over ICT beschikken. De sector gaat op zoek naar 50 bedrijven die stageplaatsen voor leraren kunnen aanbieden. De sector gaat permanente vorming aanbieden via mailing, publicaties in vakbladen en telefonische opvolging.
42
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Bijlage: praktische informatie en verdere referenties Publicaties, officiële documenten en interessante websites • • •
•
• • •
•
•
•
•
•
• • •
“Accent op talent: een geïntegreerde visie op leren en werken”, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 130 p., 2002. “Accent op talent: een agenda voor vernieuwing: eindrapport van de commissie Accent op talent”, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 190 p. 2004. “Accent op talent: Onderwijsinnovatie in Europa: voorbeelden van goede praktijken uit tien Europese landen” Koning Boudewijnstichting, Brussel, 175 p., 2004 (alleen elektronisch op website van KBS) Beleidsnota onderwijs en vorming 2004 – 2009 minister van Werk, Onderwijs en Vorming “Vandaag Kampioen in wiskunde, morgen kampioen in gelijke kansen” (Zie website: http://www.ond.vlaanderen.be/beleid/nota/2004-2009.htm) Beleidsnota werk 2004 – 2009 minister van Werk, Onderwijs en Vorming (http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/regering/beleidsnotas2004/vandenbroucke/werk.pdf) Brand, H.J.M. van den, “Arbeidsintegratie door het praktijkonderwijs”, in: “Handboek studiehuis basisvorming”, juli 1999 “Competentiegerichte beroepspraktijkvorming. Werken, leren en begeleiden in de beroepspraktijk”. ECABO, 62 p., 2003. (Zie website: http://www.ecabo.nl/site/uitgaven/?nodeid=410&rasterid=1113) Griffiths, T. and Guile, D. (2004), “Learning through work experience for the knowledge economy. Issues for educational policy and research”. Studie gemaakt voor CEDEFOP, Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities ISBN 92-896-0268-6, 136 pp., 2004 Griffiths, T. and Marhuenda, F. (2002) “Interpretation of the relevance of work experience for future-oriented educational strategies as a challenge for research” in “Qualifications, Competences and Learning Environments for the Future: European Reference Publication”, Thessaloniki, CEDEFOP Griffiths T. e.a., Work, “Experience as An Education and Training Strategy New Approaches for the 21st Century”, University of London College – Institute of education, 110 P. 2000 (Summary en volledige tekst van deze studie op de website http://improving-ser.jrc.it/default/ onder: HR development and competence development) “Hoe kan uw organisatie maximaal resultaat halen uit leren op de werkplek: vademecum voor de interne bedrijfscoach bij de opleiding / begeleiding van stagiairs”, VIVES-VDAB project, 96 p., 2005. (Zie website: http://www.vdab.be/opleidingen/werkplekleren/volledig.pdf) “Investeren in Werkplekleren. Hoe en waarom KMO’s door het verbeteren van hun werkplek tijd en geld kunnen besparen”. Sensibiliseringsinstrument opgemaakt in het kader van het ESF-project ‘Effectief werkplekleren Cevora, Vibam, Voka Antwerpen – Waasland, 23 p., Zie website: http://www.cefora.be/module/module_news/images/pdf/Investeren_werkplekleren.pdf) Koot A.N.G.J. ,F. den Dekker (KPC Groep), “Leren en opleiden op de werkplek”, VSLPC, ‘s-Hertogenbosch, 32 p., 1999 Omzendbrief “Leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs” omzendbrief S0/2002/09 http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13301 Omzendbrief over de vervangingen van personeelsleden uit het secundair onderwijs die op bedrijfsstage gaan PERS/2005/ 22 (oktober 2005): http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13708
43
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
• •
• • • • •
Onstenk, J. “Lerend leren werken - Brede vakbekwaamheid en integratie van leren, werken en innoveren”, (proefschrift), Eburon, Delft, 1997. Ruelens L., Baert T., Baert H., Douterlungne M. & Bouwen.R., “Werken aan leren: over de kwaliteit van leerwerkprojecten (stages)”, Leuven, Katholieke Universiteit Leuven, Hoger instituut voor de arbeid / Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, 348 p. , ISBN 90-5550-338-X, 2003. Samenvatting op website: http://www.hiva.be/docs/samenvatting/S007_R814.pdf “Scholen en bedrijven werken samen – de praktijk toont hoe het kan” (gemaakt in de voorbereiding van VIVES), Publicatie VEV i.s.m. DBO, Voka AW en Vlajos, 62 p., 2002. SIS databank: http://www.stagedatabank.be/. VIVES-COMITO publicaties: alle producten zijn downloadbaar op volgende website: : www.vives-comito.be VOV, “Effectiever leren op de werkplek”, ESF zwaartepunt 6; http://www.vov.be “Werkplekleren in de beroepsonderwijskolom”, Studie Onderwijsraad Nederland, 81 p., juli 2003. (Zie website: http://www.onderwijsraad.nl/pdfdocs/werkplekleren_complete_pdf.pdf)
44
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
Nuttige adressen Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs Hendrik Consciencegebouw, Koning Albert II-laan 15, B 1210 Brussel Website: http://www.ond.vlaanderen.be/ ESF-Agentschap Vlaanderen Gasthuisstraat,31, (9de verdieping) B 1000 Brussel; T : 00 32 2 546 22 11 en fax 00 32 2 546 22 40 Info: esf-agentschap.be Opvolging ESF project Voortrekkersbedrijven en opvolging Cluster “Stages en werkplekleren”: Rita De Clerck, 00 32 2 546 22 19 of
[email protected]. Website: http://www.esf-agentschap.be/esf2/index.htm Koning Boudewijnstichting / Prins Filipsfonds Brederodestraat, 21, B 1000 Brussel; T : 0032 2 511 18 40;
[email protected] Verantwoordelijke Accent op Talent: Jan Blondeel;
[email protected] Website: http://www.kbs-frb.be Leonardo-Agentschap Vlaanderen Bischoffsheimlaan 27 bus 3, B 1000 Brussel, T: 00 32 2 219 65 00 F : 00 32 2 219 12 02
[email protected] Website: http://www.vl-leonardo.be/Fagentschap.html SoCiuS - Steunpunt voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk vzw Gallaitstraat 86, bus 4 1030 Brussel (Schaarbeek) T: 02 215 27 08 F: 02 215 80 75 e-mail:
[email protected] Socrates Agentschap Koning Albert II-laan 15, B 1210 Brussel Verantwoordelijke Comenius, secundair onderwijs: Wim Cloots T : 00 32 2 5538922 of
[email protected] Info Comenius:
[email protected] Website: www.ond.vlaanderen.be/socrates SERV Sociaal – Economische Raad vaan Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T: 02.20.90.111 F: 02.21.77.008 E-mail:
[email protected] 45
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
UNIZO Spastraat 8, B 1000 Brussel, T: 32 2 238 05 11 F : 32 2 230 93 54 E-mail:
[email protected] Website: http://www.unizo.be/ VBO Verbond van Belgische Ondernemingen Ravensteinstraat 4 1000 Brussel T: 0 2 515 08 11 F : 02 515 09 15 E
[email protected] VEV-VOKA Vlaams Economisch Verbond Brouwersvliet 5 bus 4 2000 Antwerpen T: 03 202 44 00 F: 03 233 76 60
[email protected] Website: www.voka.be VIVES-Comito DBO, Dienst Beroepsopleiding departement Onderwijs Hendrik Consciencegebouw, Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel Sonia Benoit T: 02 553 87 00 of via
[email protected] of
[email protected] Website: www.vives-comito.be VION Opleiding, Begeleiding, Advies op Maat T: 09 2437660 F: 09 2437661 Website: www.vion.be VIZO Kanselarijstraat 19 1000 Brussel T: 02 227 63 93 F: 02 217 46 12
[email protected] Website: www.vizo.be (Zie ook SYNTRA: website: www.syntra.be) 46
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
VKW Sneeuwbeslaan 20, 2610 Wilrijk, T : 03-829 25 02 Contact: Serge Huyghe Info: Isabelle Verlinden: e-mail:
[email protected] Website: www.vkw.be VOV Vereniging voor Opleidngs- en Ontwikkelingsprofessionals Pieter Reypenslei 42/1 2640 Mortsel T : 03 454 59 70 F : 03 454 59 71
[email protected] CEDEFOP, European Centre for the Development of Vocational Training PO Box 22427 – Thessaloniki, GR-55102 Thessaloniki T : 00 30 23 10 49 01 11 F : 00 30 23 10 49 00 49 E-mail :
[email protected] Website : http://www.cedefop.eu.int/index.asp DG Education and Training, DG EaC, Commissie Europese Unie, Brussel Belliardstraat, 5-7, B 1040 Brussel Verantwoordelijke werkgroepen “de school openen naar de wereld (met o.a. samenwerking school-bedrijf): Ms Martine Ni-Cheallaigh, T: +32 2 295.46.40 E-mal:
[email protected], EURYDICE, Information Network on Education in Europe Louisalaan, 240, B 1050 Brussel T : 32 2 600.53.53 F : 32 2 600.53.63 E-mail :
[email protected] Website : http://www.eurydice.org/
47
Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven
SAMENVATTING Stages. Een win-win-activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven Dit rapport bespreekt verschillende aspecten met betrekking tot stages van leerlingen uit het secundair onderwijs. Het rapport is het resultaat van de analyses en besprekingen die plaatsvonden in het kader van Accent op Talent, meer in het bijzonder binnen een werkgroep van het project “Valorisatie van het netwerk van de voortrekkersbedrijven” van de Koning Boudewijnstichting in opdracht van het Departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. In het rapport wordt eerst ingegaan op de stijgende beleidsaandacht voor stages, die nog niet weerspiegeld wordt door een sterke toename van stages op het terrein. Het rapport laat de verschillende soorten stages de revue passeren: beroepsoriënterende en beroepsopleidende stages, doe-stages en kijkstages, blokstages en alternerende stages, individuele en groepsstages, en enkele andere stagemogelijkheden. Het rapport staat ook stil bij het “waarom” van de stages. De kwaliteit van de opleiding staat bij de argumentatie centraal. Zowel de invalshoek van de leerling als die van de school en de het bedrijf worden belicht. Stages worden ook gesitueerd als een onderdeel van een ruimere samenwerking tussen scholen en bedrijven. Het rapport bespreekt verder enkele praktische aspecten met betrekking tot stages, zoals het vinden van stageplaatsen, de bepaling van het stageprogramma, de begeleiding, de veiligheidsaspecten, de evaluatie, mogelijke problemen, … Er is ook aandacht voor enkele verwante activiteiten zoals bedrijfsbezoeken en stages voor leraars. Doorheen het rapport worden tal van voorbeelden gegeven en wordt veel verwezen naar bijkomend bronnenmateriaal. Er worden ook aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot de organisatie van meer en betere stages in Vlaanderen.
48
Koning Boudewijnstichting Samen werken aan een betere samenleving www.kbs-frb.be De Koning Boudewijnstichting steunt projecten en burgers die zich engageren voor een betere samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Koning Boudewijnstichting is onafhankelijk en pluralistisch. We werken vanuit Brussel en zijn actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zo wel lokale, regionale als federale projecten lopen. De Koning Boudewijnstichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden, we ontwikkelen eigen projecten, we organiseren workshops en rondetafels met experts en burgers, we zetten denkgroepen op rond actuele en toekomstige thema’s, we brengen mensen met heel verschillende visies rond de tafel, we verspreiden de resultaten via (gratis) publicaties,.... De Koning Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank in Brussel.
Stages, een win-win activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven. ACCENT OP TALENT Een publicatie van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te B-1000 Brussel Auteur: Yves Beernaert, Educonsult Eindredactie: Wouter Van den Berghe, Studie- en Adviesbureau Tilkon Werkgroep die het thema ‘Stages’ behandelde: Bart Arnauts, Vanerum - Sonia Benoit, Departement Onderwijs - Werner Bosmans, VSKO - Rita Declerck, ESF-Agentschap - Bart De Mey, Imec - Eric De Weerdt, Van Hool - Chantal Dib, VOKA-KvK Antwerpen-Waasland - Jos Landeloos, VTIM Diest - Marjan Meulewaeter, Departement Onderwijs Kaat Vandensavel, KTA Redingenhof Leuven - Tom Rydant, KTA Dendermonde - Marc Van Helleputte, Sidmar Coördinatie voor de Koning Boudewijnstichting: Guido Knops, directeur Jan Blondeel, projectverantwoordelijke Pascale Criekemans, assistente Grafische vormgeving: Tabeoka Deze uitgave kan gratis gedownload worden van onze website www.kbs-frb.be Ze kan (gratis) besteld worden: online via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel. +32-70-233 728, fax +32-70-233 727. Wettelijk depot: D/2006/2893/11 ISBN-10: 90-5130-532-X ISBN-13: 978-90-5130-532-6 EAN: 9789051305326 NUR: 844 April 2006
Onze activiteiten zijn gebundeld rond deze thema’s: Migratie & multiculturele samenleving – integratie en multicultureel samenleven bevorderen in België en Europa Armoede & sociale rechtvaardigheid – nieuwe vormen van sociaal onrecht en armoede opsporen; projecten steunen die de solidariteit tussen de generaties versterken Burgersamenleving & vrijwilligers – maatschappelijk engagement stimuleren; bij jongeren democratische waarden promoten; buurt- en wijkprojecten ondersteunen Gezondheid – een gezonde levenswijze bevorderen; bijdragen tot een toegankelijke en maatschappelijk aanvaarde gezondheidszorg Filantropie – bijdragen tot een efficiënte uitbouw van filantropie in België en Europa De Balkan – de rechten beschermen van minderheden en van slachtoffers van mensenhandel; een visasysteem opzetten voor studenten Centraal-Afrika – projecten steunen rond aidspreventie en de begeleiding van aidspatiënten De Raad van Beheer van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen van het beleid uit. Een zestigtal medewerkers -mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, Vlamingen, Walen, Brusselaars- zorgt voor de realisatie. Jaarlijks besteedt de Stichting zo’n 40 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij zijn er ook de Fondsen van personen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten. Meer info over onze projecten en publicaties vindt u op www.kbs-frb.be. Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kan u terecht op
[email protected] of 070-233 728 Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel +32-2-511 18 40, fax +32-2-511 52 21 Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.
Stages een win-win activiteit voor leerlingen, scholen en bedrijven