Modulebeschrijving
Gezinscoach Ambulante Gezinsinterventies
INDEX
Samenvatting
3
A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
5
1. 2. 3. 4. 5.
Risico- of probleemomschrijving Doel van de module Doelgroep van de module Aanpak van de module Materialen en links
5 5 5 8 17
B. Onderbouwing van de module
18
6. 7. 8. 9.
18 21 22 24
Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Samenvatting onderbouwing Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Onderzoek naar de uitvoering van de module
C. Effectiviteit
27
10. 11.
27 28
Nederlandse effectstudies Buitenlandse effectstudies
D. Overige informatie
29
12. 13. 14.
29 29 29
Toelichting op de naam van de module Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Overeenkomsten met andere modules
Bijlage CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken)
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 2/34
SAMENVATTING
Doel Het doel van de module gezinscoach is dat: 1. De veiligheid van de kinderen/jongeren binnen het gezin is gegarandeerd. 2. De hulpverlening rondom het gezin is goed afgestemd. 3. Vervolgtraject is duidelijk en in gang gezet. 4. Het informele netwerk is betrokken. 5. Opvoeders weten voor welke hulp ze bij welke hulpverlener moeten zijn en komen afspraken met hulpverleners weer na. 6. Opvoeders hebben voldoende draagkracht om met ondersteuning van vervolghulp basale opvoedingsvaardigheden te kunnen uitvoeren. 7. De basisbehoeften (voedsel, kleding, onderdak) zijn geregeld/ondergebracht. Opvoeders kunnen hier zelf zorg voor dragen of andere instanties dragen hier zorg voor. 8. Het gezin heeft meer probleemoplossende vaardigheden.
Doelgroep De module richt zich op multiprobleemgezinnen. Het gaat om gezinssystemen waarbij het dagelijks leven ontwricht is. Er wordt niet meer voldaan aan de basisbehoeften van de kinderen/jongeren (voedsel, kleding, onderdak), evenals aan de veiligheid. Er is sprake van een chaotisch gezins- en hulpverleningssysteem, waardoor de opvoeding en de veiligheid van de kinderen/jongeren ontbreken of ernstig in het geding zijn. Er kan sprake zijn van spanningen/overlast in de omgeving van het gezin. Het gezin zelf is de regie over hun leven kwijt geraakt en is niet meer in staat om zelf tot oplossingen te komen. Eerdere hulpverlening is spaak gelopen en opvoeders hebben weinig vertrouwen in de hulpverlening. Er zijn veel hulpverleners betrokken, maar ook daar ontbreekt de regie. Vaak is er sprake van een gebrekkig informeel netwerk.
Aanpak De module richt zich op de volgende deelgebieden: 1. de opvoeding, bijvoorbeeld pedagogisch onvermogen, verwaarlozing van kinderen/jongeren of mishandeling; 2. het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld door een gebrek aan regelmaat, hygiëne, financiële armslag of wooncomfort; 3. een chaotisch hulpverleningsysteem, waarbij de regie ontbreekt; 4. de relatie tussen de (ex)partners: problemen als gevolg van echtscheiding, onderlinge spanningen of wisselende relaties; 5. problemen in de individuele ontwikkeling van de gezinsleden, bijvoorbeeld depressies of verslavingen; 6. de maatschappelijke positie van het gezin: bijvoorbeeld armoede en werkloosheid, spanningen in de buurt/omgeving De module van de gezinscoach bestaat uit intensieve hulp in de thuissituatie van multiprobleemgezinnen. De coach gaat aan de slag met problemen die op diverse levensgebieden spelen. Eerste prioriteit hierbij is dat de coach alle betrokken hulp- en zorginstanties uitnodigt om de zorg te coördineren. Er wordt zoveel mogelijk samengewerkt met het formele en het informele netwerk. Vanuit de rollen van aannemer, regisseur en coach verloopt de begeleiding van overnemen via samen doen naar het zelf weer de regie nemen van het gezin. Het creëren van een veilige woonsituatie, waarin de kinderen/jongeren zich kunnen ontwikkelen, staat daarbij voorop. Duur 12 maanden.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 3/34
Materiaal Er is een methodiekbeschrijving voor de Gezinscoach, die ontwikkeld is binnen Jeugdhulp Friesland (F. ‟t Hart 2011, verkrijgbaar bij Jeugdhulp Friesland).
Onderzoek Uit een intern uitgevoerd literatuuronderzoek blijkt dat de werkzame factoren binnen gezinscoach zich met name richten op het toepassen van de contextuele benadering, de oplossingsgerichte benadering en de Signs of Safety-methode.. Daarnaast is de gezinscoach effectief door het stellen van kleine, maar haalbare doelen die het gezin zelf belangrijk vindt. Ook het inzetten van het sociale netwerk van het gezin zou de effectiviteit van de hulpverlening kunnen vergroten.(S.Kooistra, 2011) Uit een ander intern onderzoek komt naar voren dat de rol van regisseur voorop staat in de uitvoering van de module en dat de gezinscoach binnen Jeugdhulp Friesland in vergelijking met vergelijkbare landelijke instellingen, meer tijd besteed aan praktische ondersteuning. Ook zijn de gezinnen positief zijn over de geboden hulp. (E.J. van Riel, E.M. Kappen 2009.) Uit een praktijk gestuurd effectonderzoek blijkt dat de gezinnen op diverse leefgebieden vooruitgang ervaren, dit wordt ook door betrokken hulpverleners gerapporteerd. (Spoelstra 2011)
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 4/34
A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL, AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING
1. Risico- of probleemomschrijving De module richt zich op multiprobleemgezinnen. Het gaat om gezinssystemen waarbij het dagelijks leven ontwricht is. Er wordt niet meer voldaan aan de basisbehoeften van de kinderen/jongeren (voedsel, kleding, onderdak) evenals aan de veiligheid. Er is sprake van een chaotisch gezins- en hulpverleningssysteem, waardoor de opvoeding en de veiligheid van de kinderen/jongeren ontbreken of ernstig in het geding zijn. Het gezin zelf is de regie over hun leven kwijtgeraakt en is niet meer in staat om zelf tot oplossingen te komen. Eerdere hulpverlening is spaak gelopen en opvoeders hebben weinig vertrouwen in de hulpverlening. Er zijn veel hulpverleners betrokken, maar ook daar ontbreekt de regie. Vaak is er sprake van een gebrekkig informeel netwerk. Baartman (1991) en Ghesquiere (1993) beschrijven een multiprobleemgezin als volgt: Een multiprobleemgezin is een gezin dat kampt met een chronisch complex aan socio-economische en psychosociale factoren, waarvan de betrokken hulpverleners vinden dat het weerbarstig is voor hulp. Ofwel het gezin heeft problemen op diverse leefgebieden, relatiegebieden en vaak op persoonlijke gebieden en het gezin heeft al geruime tijd met allerlei hulpverleners te maken. Kinderen/jongeren die opgroeien in een gezin dat gekenmerkt wordt door veel en complexe problemen op verschillende leefgebieden lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van gedragsen ontwikkelingsproblemen. De kinderen/jongeren krijgen in hun jonge leven al te maken men allerlei problemen zoals chaos thuis, geen gas, water en licht, niet of regelmatig te laat op school komen en geen avondeten. Deze problemen en andere kenmerken van multiprobleemgezinnen (zoals eenoudergezin, gezinnen met veel agressie en mishandeling en een problematische partnerrelatie tussen de opvoeders) vormen belangrijke risicofactoren die een statistisch grotere kans op een probleem in de ontwikkeling van de kinderen/jongeren teweegbrengt. De problemen ontstaan vooral als er weinig beschermende factoren zijn en de risicofactoren in het leven van de kinderen/jongeren beginnen te stapelen. Een enkele risicofactor laat in onderzoek vaak een zwak verband zien met het ontstaan van problemen. Als een kind blootstaat aan vier of meer risicofactoren vertienvoudigt de kans op het voorkomen van psychische en gedragsproblemen bij de kinderen/jongeren (Hermanns, 2001). Naar schatting heeft 0,5% tot 5% van de gezinnen te kampen met een opéénstapeling van problemen. De indruk bestaat dat het percentage multiprobleemgezinnen in de grote steden en onder allochtone gezinnen hoger ligt (Van der Steege, 2009).
2. Doel van de module 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De veiligheid van de kinderen/jongeren binnen het gezin is gegarandeerd. De hulpverlening rondom het gezin is goed afgestemd. Vervolgtraject is duidelijk en in gang gezet. Het informele netwerk is betrokken. Opvoeders weten voor welke hulp ze bij welke hulpverlener moeten zijn en komen afspraken met hulpverleners weer na. Opvoeders hebben voldoende draagkracht om met ondersteuning van vervolghulp basale opvoedingsvaardigheden te kunnen uitvoeren. De basisbehoeften (voedsel, kleding onderdak) zijn geregeld/ondergebracht. Opvoeders kunnen hier zelf zorg voor dragen of andere instanties dragen hier zorg voor. Het gezin heeft meer probleemoplossende vaardigheden.
3. Doelgroep van de module 3.1 Voor wie is de module bedoeld? De module richt zich op multiprobleemgezinnen met een kind/jongere onder de 18 jaar, waarbij ernstige zorgen zijn over basale veiligheid en opvoeding aan de kinderen/jongeren en de veilige Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 5/34
ontwikkeling van de kinderen/jongeren. Daarnaast is er sprake van problemen op een van de volgende vier gebieden: 1. het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld door een gebrek aan regelmaat, hygiëne, financiële armslag of wooncomfort; 2. de maatschappelijke positie van het gezin, bijvoorbeeld armoede en werkloosheid; 3. de individuele ontwikkeling van de gezinsleden, bijvoorbeeld depressies of verslavingen; 4. de relatie tussen de (ex-)partners: problemen als gevolg van echtscheiding, onderlinge spanningen of wisselende relaties. Bovendien hebben deze gezinnen problemen met de hulpverlening, bijvoorbeeld omdat ze hulp afwijzen of voortijdig afbreken, of omdat ze weigeren mee te werken. Kenmerkend voor multiprobleemgezinnen is dat ze zowel problemen hebben in het gezin als problemen met de hulpverlening. Multiprobleemgezinnen hebben de volgende kenmerken met elkaar gemeen: de problemen zijn veelvuldig en doen zich voor op meerdere levensterreinen; de problemen zijn complex: de verschillende probleemgebieden lopen door elkaar en beïnvloeden elkaar; de gezinnen leven jarenlang in een cyclus van oplopende spanningen, ontladingen en verzoeningen; de gezinsleden zijn sterk maar negatief met elkaar verbonden: ze kunnen niet mét elkaar maar ook niet zónder elkaar leven; er bestaan spanningen en conflicten tussen de verschillende generaties; de gezinnen vermijden of verlammen de zorg doordat ze weerstand bieden, medewerking weigeren of weinig gemotiveerd zijn; er zijn meerdere instanties betrokken bij het gezin en er is een geschiedenis van hulpverlening die niet goed verliep; het gezin heeft de grip op hun situatie verloren of dreigt deze te verliezen; er lijkt sprake van een chronische crisissituatie in het gezin. Kenmerkend en onderscheidend voor de doelgroep van de gezinscoach is dat er naast bovengenoemde kenmerken sprake is van een chaotische situatie waarin er níet of nauwelijks wordt samengewerkt tussen de betrokken hulpverleningsorganisaties. De module is dus ook bedoeld om de coördinatie en samenwerking tussen de diverse instanties op gang te brengen. De gezinscoach neemt deze coördinatie en afstemming op zich. Jeugdhulp Friesland heeft als standpunt het verblijf van in het gezin en gezinsvormen te bevorderen en het verblijf in een residentie te voorkomen of in duur zo kort mogelijk te houden. Ondersteun het kind, de ouders, het netwerk in de opvoeding van de jeugdige in de eigen omgeving ofwel in een vervangende omgeving waarin het kind opgroeit en zich kan wortelen. Het uitgangspunt „vijf keer gezin‟ betreft in volgorde van voorkeur: 1. het eigen gezin; 2. een netwerkgezin; 3. een pleeggezin; 4. een pleeggezin extra; 5. een gezinshuis. De module gezinscoach die zicht richt op het eigen gezin (1) en is bij uitstek een module die gericht is op het realiseren van het vijf keer gezin beleid. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale problemen, psychiatrische problemen, gezinsgerelateerde problemen, psychische problemen, gedragsproblemen of een combinatie daarvan.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 6/34
Kinderen en jeugdigen met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past binnen de behandelprogramma‟s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. We nemen ook jeugdigen op met een civielrechtelijke maatregel. In specifieke situaties worden kinderen met een strafrechtelijke maatregel behandeld (Gedragsbeïnvloedende maatregel). De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid beschreven in De Betekenis onder het hoofdstuk Doelgroepenbeleid op pagina 15. Deze folder is te downloaden op www.jeugdhulpfriesland.nl onder het tabblad „Jeugdhulp Friesland‟. Voor de module gezinscoach gelden naast de algemene indicatiecriteria en contra-indicaties de volgende specifieke indicatiecriteria en contra-indicaties. Indicatiecriteria Er is minstens één kind/jongere onder de 18 jaar in het gezin waarover ernstige zorgen over de ontwikkeling bestaan. Het gezin heeft problemen met de opvoeding van de kinderen/jongeren en daarnaast op minstens vier van de volgende leefgebieden: de veiligheid van de kinderen/jongeren, huisvesting, administratie (schulden), overlast, gezondheid, scholing/werk. De aanwezige hulpverlening of al ingezette hulpverlening heeft te weinig effect gesorteerd. Contra-indicaties Er zijn in principe geen contra-indicaties. Er wordt ook gewerkt met gezinnen waarbij verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek of LVG-problematiek aanwezig is. Alleen op het moment dat voorgenoemde problematiek zó voorliggend is dat er geen sprake meer kan zijn van effectieve hulpverlening kan dit een contra-indicatie vormen. 3.3 Toepassing bij migranten De methodiek is niet speciaal voor migranten ontwikkeld. Wel is een behoorlijk deel van de gezinnen allochtoon (naar schatting 30%). Voor deze gezinnen wordt binnen de module het model „Beschermjassen‟ toegepast om beter aan te kunnen sluiten op de hulpvragen van allochtone gezinnen. Het „beschermjassenmodel„ wordt aanvullend gebruikt binnen de methodiek van de gezinscoach. De term „beschermjassen‟ (Tjin A Djie, 2003) is gebaseerd op een term uit de Franse transculturele psychologie dat „enveloppement (= omhulling) wordt genoemd (Yagyahoui, 1988). Het houdt in dat wanneer je mensen inbedt in de groep of cultuur waaruit ze afkomstig zijn, ze zich kunnen hernemen. Het verlies van omhulling (enveloppement), van sociale inbedding, is het duidelijkst zichtbaar in de problemen, hulpvragen en zorgbehoeften van Nederlanders met een migratieachtergrond (Van Bekkum, 2003). „Beschermjassen‟ zijn de veilige omhullingen en ankers van de Nederlanders met een migratieachtergrond in het vertrouwde van toen die hen de kracht geven om de onzekere toekomst in te stappen. Beschermjassen kunnen gevonden worden bij landgenoten, culturele bagage, lotgenoten, buren en/of (verre) familie, of iets wat daaraan herinnerd. Maar zij kunnen ook gevonden worden in: oude gewoonten, tradities, culturele bagage, eten, inrichting van het huis, geuren, kortom: ankers die doen denken aan het vertrouwde van toen. „Beschermjassen‟ is ook een werkwoord. Je kunt je cliënt beschermjassen, door hen te helpen zoeken naar de omhullingen en ankers die het gezin in het hier en nu kan gebruiken om haar of zijn steunsysteem te vergroten of te versterken, dat wil zeggen zichzelf weer te beschermjassen (Tjin A Djie & Zwaan, 2008). De gezinscoach zet bij het werken aan doelen bewust „beschermjassen‟ in door met het gezin op zoek te gaan naar tradities en symbolen uit het land van herkomst of met een vergelijkbare culturele achtergrond. Daarnaast worden krachten van het gezin (bepaalde rituelen of tradities) benut bij het realiseren van doelen. Met dergelijke interculturele kennis, zal een professional zich een beter beeld kunnen vormen van het gezin en meer inzicht krijgen in de diagnostiek, waardoor hij betere aanbevelingen kan doen. Het resultaat is dat de behandeling en de begeleiding beter afgestemd zijn op de kinderen/jongeren en hun opvoeders.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 7/34
4. Aanpak van de module 4.1 Opzet van de module – de duur van de module De module heeft een duur van maximaal 1 jaar. Verlenging is alleen mogelijk na overleg via de zorgtafel. De intensiteit De frequentie van de contacten tussen de gezinscoach en het gezin verloopt van intensief aan het begin van de module naar minder intensief aan het eind. Dit betekent in de praktijk dat in de beginfase van de module de gezinscoach dagelijks meerdere uren met het gezin bezig is en dat in de eindfase 1 keer per week of per 2 weken contact is met het gezin. Naast het fysiek aanwezig zijn in het gezin heeft de gezinscoach veel contact met het formele netwerk (in de beginfase meerdere uren per week) De hoeveelheid uren die de coach aanwezig is in het gezin is afhankelijk van de hulpvragen en het tempo dat het gezin aangeeft. Setting In de beginfase zal de gezinscoach veel bij het gezin thuis aanwezig zijn, daarnaast zal er veel telefonisch contact zijn. In een later stadium van de module zullen de huisbezoeken minder frequent zijn en kan het ook zijn dat er telefonisch contact plaatsvindt. Volgorde De module bestaat uit 3 fasen. De eerste fase is de opstartfase van de regiefunctie. Aan het begin van de module zal de gezinscoach eerst contact zoeken met andere betrokken hulpverlenings- en zorginstanties. Hij zal hierin de regie nemen en een overleg initiëren. In dit overleg moet afgestemd worden welke instanties er eventueel uit kunnen, wie wat doet en welke onderwerpen de meeste prioriteit heeft. Met andere woorden: de chaos in het hulpverleningssysteem dient zo snel mogelijk opgelost te worden vanuit de vraag: wat is het gezinsprobleem en de gezinsvraag? De gezinscoach blijft hierin vanuit de rol van regisseur verantwoordelijk en betrokken. In deze fase wordt een inschatting gemaakt van het functioneren van het gezin op verschillende leefgebieden. Er wordt een systeemanalyse gemaakt van waaruit werkhypothesen en doelen worden geformuleerd. Deze fase is gericht op aansluiten bij het gezin/en netwerk door contact te maken, context te verhelderen en aan te sluiten bij, en oprecht bevestigen van de krachten van het gezin en netwerk. Een competentieanalyse is een hulpmiddel om de beschermende factoren (de krachten) en de stressoren van het gezin in beeld te krijgen die bijdragen aan het probleem. Hierdoor wordt ook duidelijk welke vaardigheden een gezin al heeft met betrekking tot de opvoeding en welk vaardigheden nog aangeleerd kunnen worden. De gezinscoach maakt de inschatting of hij zelf met deze vaardigheden aan de slag gaat of dat hij dit overlaat aan de vervolghulpverlening. Het belangrijkste criterium hierbij is de veiligheid van de kinderen/jongeren. In de tweede fase wordt gewerkt aan het realiseren van doelen. Het eerste doel is om urgente zaken rondom de veiligheid binnen het gezin te bespreken en te behandelen om vervolgens stapsgewijs het gezin te activeren. Als binnen zes weken een behandelplan is gemaakt met daarin concrete doelen en werkpunten gaat het gezin hier met ondersteuning van de coach mee aan de slag. In eerste instantie kan het zo zijn dat de gezinscoach een aantal zaken overneemt van het gezin, maar gaandeweg zal hij de verantwoordelijkheid steeds meer terugleggen bij het gezin. Gezinnen verkeren soms in een toestand van hulpeloosheid, waarbij er sprake is van weinig vertrouwen in eigen kunnen en groot wantrouwen naar hulpverleners. Door zaken aan te pakken en in korte tijd zichtbare resultaten te boeken kan het vertouwen in de hulpverlening groeien. Door langzaam de verantwoordelijkheid en de regie weer terug te geven aan het gezin kan ook het vertrouwen in eigen kunnen weer groeien. Na zes maanden volgt een evaluatie met bijbehorend verslag. Hierin worden de vorderingen van het gezin besproken. Welke doelen zijn behaald, waar kan nog aan gewerkt worden? Zijn er nieuwe doelen?
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 8/34
De derde fase is de afsluitfase. Na negen maanden vindt een tussenevaluatie plaats waarna de afsluitfase begint. In de afsluitfase wordt de hulp afgebouwd. Indien nodig wordt vervolghulp geïndiceerd en ingezet. De vervolghulp moet zo veel mogelijk aansluiten bij het traject van de gezinscoach waarbij een warme overdracht plaatsvindt. Indien er sprake is van een wachtlijst worden er afspraken gemaakt over wie de overbruggingszorg doet en wat daarvoor nodig is. Er wordt een eindrapport opgesteld waarin beschreven staat hoe aan de doelen is gewerkt en in hoeverre de doelen zijn behaald. Na het eindverslag is er nog de mogelijkheid om een knipkaart in te zetten en volgt er na een half jaar nog een follow-up. Knipkaart De knipkaart wordt aangeboden als er losse eindjes zijn in bijvoorbeeld toeleiding naar vervolghulp (warme overdracht en dergelijke) óf als er nog acties liggen die aandacht van gezinscoach verdienen in de lijn met de behandeling (contacten met derden). De knipkaart is maximaal voor een half jaar, bevat een beperkt aantal afspraken en wordt vastgesteld bij het afsluiten van de module in het eindverslag. De knipkaart stopt altijd wanneer andere hulpverlening in het gezin start en taken kan overnemen. Follow-up bezoeken aan het gezin Net als andere onderdelen binnen de methodiek van gezinscoach is de follow-up vastgelegd in tijd en plaats. De follow-up vindt plaats zes maanden nadat Gezinscoach gestopt is met het ondersteunen, regisseren en coördineren in het gezin. Follow-up-bezoeken kunnen thuis plaatsvinden bij het gezin en duren ongeveer een uur. Waarom wordt een follow-up gedaan? 1. Het is belangrijk om gezamenlijk met het gezin na te gaan hoe het nu gaat (evenwicht vinden in de ontwikkeling en bieden van zorg en veiligheid aan de kinderen). De follow-up is een onderdeel van nazorg. Onderdelen zijn: hoe gaat het met het gezin in hen anderengemeen (zijn er andere zorgen, vragen of wensen) en hoe pakt vervolghulp dit op? 2. Belangrijk is ook om na 6 maanden nogmaals terug te kijken. Wat heeft gewerkt en wat had anders gekund in de periode van hulp van de gezinscoach: gestelde doelen, werkwijze, samenwerking en gekozen interventies? 3. De gezinscoach was intensief betrokken bij het gezin en haar netwerk en de follow-up is mede een onderdeel van het afbouwen van het contact, (opdat het gezin wederom integreert in de maatschappij en regie heeft over zijn eigen dagelijkse routines). Wat is de procedure? 1. De gezinscoach maakt telefonisch een afspraak met het gezin voor een follow-up bezoek. 2. Tijdens het follow-up gesprek zal een standaard-vragenlijst ingevuld worden. Deze wordt meegenomen door de gezinscoach en kan ter plekke besproken en ingevuld worden. Er is ook een vragenlijst voor jongeren ouder dan 12 jaar in het gezin. Bij het telefonisch contact voor het maken van een afspraak is het aan te raden een tijdstip te kiezen dat de kinderen/jongeren er ook bij aanwezig (kunnen) zijn. 3. De ingevulde vragenlijst(en) worden onderdeel van het dossier en verwerkt door het secretariaat. Wat wordt ermee gedaan? 4. Na het follow-up bezoek zorgt de gezinscoach ervoor dat de formulieren naar het secretariaat gaan zodat ze in het dossier komen en de gezinscoach stelt de gedragswetenschapper op de hoogte van de inhoudelijke bevindingen. Dit kan tijdens de caseloadbespreking. 5. Wanneer er zorgen zijn ontstaan bij het bezoek over veiligheid en ontwikkeling van de kinderen/jongeren wordt dit ingebracht bij de gedragswetenschapper en daarna (na eventueel verder onderzoek) zou de zorg teruggekoppeld kunnen worden aan BJZ. Wat gebeurt er tijdens het bezoek? 1. De gezincoach begint met opnieuw contact maken, aan te sluiten en creëert ruimte om te kunnen vertellen. Dit kan met een open vraag als: “Hoe gaat het met… kind/thema”, waaraan gezamenlijk gewerkt is? 2. Als volgende stap geldt het bespreken van de doelen en werkpunten waaraan gewerkt is in de periode dat de gezinscoach ondersteunend was in het gezin. 3. Daarna worden de vragenlijsten ingevuld. De gezinscoach bespreekt de omstandigheden van de kinderen/jongeren en kijkt en bevraagt of de veiligheid en/of de ontwikkeling in het geding is. Bij onduidelijkheid vraagt de gezinscoach door om de context en eventuele zorg helder te krijgen.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 9/34
In de vragenlijst zijn onder andere vragen opgenomen over de vervolghulp (wel of niet meer aanwezig, tevredenheid). 4. In het gesprek is er ruimte voor zorgen en wensen vanuit het gezin maar ook vanuit de gezinscoach. Belangrijk is om transparant te zijn. Vertel duidelijk je zorg omtrent onveiligheid (mocht dat er zijn), overleg met het gezin welke stappen er ondernomen moet worden en wat de gezinscoach (eventueel) zal melden en bij wie. Na een terugkoppeling (bij de gedragswetenschapper) en eventueel bij BJZ zal er daarna telefonisch door de gezinscoach nog contact opgenomen worden met het gezin. Welke gevolgen heeft een follow-up? Als het „goed genoeg‟ gaat met het gezin, is het een succeservaring. Dit werkt stimulerend voor zowel gezin als gezinscoach om meer te doen van „wat werkt in de toekomst‟. Het gezin krijgt de mogelijkheid om positief te vertellen over hun goede ervaringen en goede momenten binnen hun gezinsleven, en worden hierin impliciet bekrachtigd door de gezinscoaches. De gezinnen hebben niet vaak deze mogelijkheid gehad en hebben veelal ervaring met het moeten vertellen en horen wat zij niet goed doen. De terugkoppeling werkt ook reflectief voor de gezinscoach en de hulpverlening, doordat deze beter zicht krijgt op werkzame bestanddelen van de werkwijze/interventies/methodiek en relatie met de klant. Het kan zijn dat er terechte zorgen naar boven komen en dat de gezinscoach tijdens de followup het gevoel krijgt dat er (emotioneel) een appèl op hem of haar wordt gedaan. Het is van belang voor de gezinscoach dat hij voor ogen houdt dat hij niet langer de hulpverlener in het gezin is en dat hetgeen hij kan betekenen voor het gezin minimaal is. Het is niet de bedoeling dat er nieuwe afspraken en doelen gesteld worden. De gezinscoach maakt dit ook duidelijk aan het gezin. Bij zorgen of nieuwe geïnventariseerde doelen worden anderen op de hoogte gebracht en zal er telefonisch een terugkoppeling volgen naar het gezin. 4.2 Inhoud van de module De module richt zich op de volgende deelgebieden: 1. de opvoeding, bijvoorbeeld pedagogisch onvermogen, verwaarlozing van kinderen/jongeren of mishandeling; 2. het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld door een gebrek aan regelmaat, hygiëne, financiële armslag of wooncomfort; 3. een chaotisch hulpverleningsysteem waarbij de regie ontbreekt; 4. de relatie tussen de (ex-)partners: problemen als gevolg van echtscheiding, onderlinge spanningen of wisselende relaties; 5. problemen in de individuele ontwikkeling van de gezinsleden, bijvoorbeeld depressies of verslavingen; 6. de maatschappelijke positie van het gezin: bijvoorbeeld armoede en werkloosheid. Ad1 In dit deelgebied ligt de nadruk allereerst op het creëren van een vertrouwelijke werkalliantie tussen gezinscoach, opvoeders en de kinderen/jongeren. Binnen het thema opvoeden wordt de wens van een veilige en stabiele leefsituatie besproken. Door gezamenlijk de hectische omstandigheid en de bijbehorende stressmomenten te bespreken en te erkennen wordt tegelijkertijd de context verhelderd, vanuit de dialoog wordt structuur en routine aangebracht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de inventarisatielijst voor de levensgebieden Daarnaast is er nog een taxatieschema dat wordt ingezet om de veiligheid te inventariseren (Veilig thuis?, I. ten Berge en A. Bakker). Het onder de aandacht brengen van opvoedingsvaardigheden vindt plaats door het geven van voorlichting over wat kinderen/jongeren nodig hebben in de diverse fases van hun ontwikkeling. De coach zal na observatie een inschatting maken of opvoeders in hun stressvolle context hun eigen onacceptabele opvoedingsvaardigheden en omstandigheid herkennen. De gezinscoach inventariseert en prioriteert vervolgens de opvoedingsvragen en zal aan de hand daarvan de meest urgente modules (gebaseerd op directe onveiligheid) in een programma opnemen met aan te leren vaardigheden. Dezen zijn gebaseerd op de principes van het sociaal competentiemodel (Bruininks, 2006) (Slot en Spanjaard, 2004). Middelen die hierbij kunnen worden ingezet zijn voorbeeldgedrag, voorlichting, adviezen, instructie en feedback, het oefenen van nieuwe Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 10/34
opvoedvaardigheden, maar óók bijvoorbeeld beloningslijsten. In elk gesprek besteedt de gezinscoach aandacht aan het neerzetten van een veilige en voorspelbare structuur en routine. Indien nodig kan in de vervolghulpverlening aandacht worden besteed aan meer specifieke opvoedvaardigheden. Tijdens de module wordt met behulp van een risicotaxatielijst een inschatting van de veiligheid gemaakt. Veiligheid is van allergrootst belang binnen het werk van de gezinscoach. Wanneer kinderen/jongeren binnen hun leefomstandigheid schade oplopen in hun ontwikkeling, wordt er gewerkt vanuit de gedachte „Safety First (methodiek van Signs of Safety). http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/SignsOfSafety.pdf) Daarbij wordt het formele en het informele netwerk betrokken om gezamenlijk de veiligheid van de kinderen/jongeren te waarborgen. De coach gaat met het gezin, en andere betrokkenen vanuit het formele en informele netwerk, aan de slag om de veiligheid binnen het gezin te vergroten. Signs of safety is gebaseerd op een constructieve samenwerkingsrelatie met opvoeders, waarin de veiligheid van de kinderen/jongeren centraal staat. Daarin spelen de kinderen/jongeren een belangrijke rol. Een voorbeeld hiervan is dat met de kinderen/jongeren een zogenaamde drie-huizen-tekening wordt gemaakt om een beeld te krijgen van de actuele zorgen van de kinderen/jongeren, diens voorstellingsvermogen, hoe ze het in de toekomst eruit willen hebben zien en wat de kinderen/jongeren nu thuis leuk vinden. Er wordt vanuit partnerschap en dialoog gewerkt. Na het inventariseren van de krachten en zorgen binnen het gezin, wordt een inschatting gemaakt van de veiligheid. Vervolgens wordt op grond daarvan gekeken wat als eerste nodig is. Een veiligheidsplan wordt zorgvuldig met opvoeders en netwerk gemaakt, en vervolgens regelmatig geëvalueerd. (Bij onvoldoende medewerking van de ouders/opvoeders, waaruit blijkt dat de kinderen/jongeren schade oplopen, kan het zijn dat een kind/jongere tijdelijk uit huis wordt geplaatst.) Als de mishandeling, misbruik of verwaarlozing niet stopt, dan brengt de coach Bureau Jeugdzorg of de gezinsvoogd op de hoogte. Uitwijken naar een ander veilig netwerk behoort tot de mogelijkheden. In sommige gevallen kan dit leiden tot de aanvraag van een machtiging uithuisplaatsing. Ad2 Naast de veiligheid van de kinderen/jongeren neemt de gezinscoach een aantal praktische zaken op zich, zoals het aanpakken van de schulden (aanvraag schuldsanering enzovoorts), het opruimen en schoonmaken van de woning en bijvoorbeeld het onderhandelen met de woningbouwvereniging om een uithuiszetting te voorkomen. Gezamenlijk wordt er gewerkt aan structuur, dagelijkse routine en regelmaat in dag- en nachtritme. Er wordt contact gezocht met instanties, bijvoorbeeld om een regeling te treffen wanneer gas, water en licht zijn afgesloten, om weer tot een redelijk wooncomfort te komen. Door het bieden van tegemoetkomende hulp ontstaat er vertrouwen in de werkrelatie en neemt het vertrouwen in de hulpverlening toe. Er ontstaat hoop en geloof in een betere toekomst. De gezinscoach besteedt veel aandacht in het present zijn voor het gezin. Deze investering vraagt tijd en levert uiteindelijk veel vertrouwen op in de werkrelatie. Gezinscoaches passen hun interventies en houding aan op de hulpvraag van het gezin, door aan te sluiten bij de betekeniswereld en de krachten van de kinderen/jongeren en zijn systeem. Dit zijn de belangrijkste ingrediënten van het oplossingsgerichte werken. Steve de Shazer en Insoo Kim Berg ontwikkelden een oplossingsgericht behandelingsmodel, welke uitgaat van de mogelijkheden van de cliënten in plaats van de problemen. De kinderen/jeugdigen en opvoeders worden niet in de positie van hulpafhankelijke geplaatst maar gezien als expert van het probleem en daarmee tevens als sleutelhouder van de oplossing. De taal die de hulpverleners hanteren is passend bij het systeemgericht denken, meervoudig en meerduidig. Het gezin construeert zijn eigen oplossing, uitgaande van zijn sterke kanten en eerder opgedane succeservaringen. Er wordt getracht om meerdere betekenissen/oplossingen op het probleem te creëren, waarmee het gezin keuzemogelijkheden creëert om de oplossing te kiezen die hem of haar het beste past. Daarbij kan de gezinscoach gebruik maken van verschillende technieken uit de acht-stappendans van Cauffman (GGzet Wetenschappelijk 2006). Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 11/34
Een achttal oplossingsgerichte interventies helpen de gezinscoach om het gezin efficiënt naar zijn doel te leiden. Het gaat daarbij om een circulair proces waarbij gezin en coach als partners in een dans bewegen en beurtelings de een aangeeft en de ander volgt. De coach „leidt‟ het veranderingsproces vanaf de positie één pas achter het gezin. Het gezin geeft de richting aan waarheen het wil, de coach bepaalt welke stap(pen) op welk moment het meest nuttig zijn om in die richting te bewegen. De acht stappen, afzonderlijk toegelicht, zijn: Contact leggen Het maken van contact is altijd de eerste stap. Het vinden van aansluiting bij het gezin is noodzakelijk om een goede werkrelatie op te bouwen. De coach luistert onbevangen en past taalgebruik aan. Hij is oprecht in zijn belangstelling en vraagt door op het verhaal van het gezin en geeft terug wat hij denkt te horen. Context verhelderen Een probleem speelt zich altijd af binnen een bepaalde context en het is nodig om deze te verhelderen. Het is daarbij niet de bedoeling om oorzaken te achterhalen. Oorzaak- en gevolgvragen zijn niet zo interessant. Het is meer de bedoeling om omgevingsfactoren op te sporen die van invloed zijn op het probleem, maar waar ook oplossingen verborgen kunnen liggen. Goede vragen hierbij zijn: Stelt u zich eens voor dat het probleem is verminderd, wat is daar voor nodig geweest of wat is er dan gebeurd? Ook circulaire vragen als: Wat zou uw man/vrouw als eerste merken als het probleem er niet meer is? Het helpt het gezin om het probleem vanuit een ander perspectief te bekijken. Doelen formuleren Het is belangrijk om duidelijke SMART-gestelde doelen te formuleren met het gezin. Dit is immers het eindpunt waarop gekoerst kan worden. Een goede beginvraag daarbij kan zijn: Waar moet dit gesprek over gaan, wil het nuttig voor u zijn? De gezinscoach houdt daarbij in het achterhoofd dat de grootste kans op succes aanwezig is als de doelen door het gezin geformuleerd worden en niet door de gezinscoach of de verwijzer. Doelen worden vervolgens kleiner gemaakt tot werkdoelen en werkpunten om ze in kleine haalbare stapjes te behalen. Resources zoeken Als mensen geen toegang hebben of geen zicht meer hebben op hun eigen sterke kanten of gezonde eigenschappen, dan zal dit ervaren worden als de regie op het eigen leven kwijt te zijn. Dit kan een verlammende werking hebben. Het is dus zaak voor de gezinscoach om met een open mind samen met het gezin op zoek te gaan naar bronnen van de eigen kracht van het gezin, zodat deze uiteindelijk weer in staat is om deze in te zetten. Uitzonderingen zoeken Geen enkel probleem is constant en voortdurend aanwezig. Uitzonderingen zijn de momenten waarop het probleem zich niet of in mindere mate voordoet. In een uitzondering is (het begin van) een oplossing aanwezig. De gezinscoach informeert uitvoerig naar details van de omstandigheden (wie, wat, waar, wanneer, hoe; géén waarom). Hij onderzoekt vooral of het gezin een eigen bijdrage aan de uitzondering leverde. Zo ja, dan vergroot dat de mogelijkheid van herhaling. Complimenteren Complimenten zijn krachtige middelen om de werkrelatie te versterken, hoop en vertrouwen te wekken, en de aandacht te verleggen van probleem naar oplossing. Ze staan centraal in de achtstappendans. Complimenten worden gebruikt om uitzonderingen en oplossingen te versterken en te bekrachtigen. Sommige gezinnen hebben veel moeite met complimenten. Het is dan beter dat impliciet te doen. (Hoe is u dat gelukt? Hoe komt het dat er anderen zijn die u helpen?)
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 12/34
Figuur. De acht-stappendans Schalen Kinderen/jongeren of hun opvoeders hebben soms de neiging om zwart-wit te denken als het gaat om hun problemen. Schaalvragen kunnen daarbij nuttige hulpmiddelen zijn om het beeld te nuanceren. Zij kunnen een beeld geven over de af te leggen weg naar de gewenste verandering. Bijvoorbeeld: Wanneer het moment van aanmelding een 0 is en het moment dat u hier niet meer hoeft te komen een 10, waar bent u dan nu? De gezinscoach gaat niet te snel door van de actuele naar de gewenste score. Hij vraagt bij een getal X eerst wat tussen 0 en X aanwezig is, dat zijn namelijk resources. Hij is niet te snel tevreden en vraagt herhaaldelijk: Wat nog meer? Wanneer de actuele situatie op 0 wordt aangegeven, is het van belang „coping‟-vragen te stellen: Hoe houdt u het vol? Hoe hebt u het klaargespeeld toch te komen? Pas wanneer geen resources meer genoemd worden volgt de vraag: Hoe zou u weten wanneer u een punt hoger zit? De gezinscoach verkleint zo nodig: Wat is de eerste/kleinste verandering die u zou merken? Wat is het kleinste stapje dat haalbaar zou zijn? Wanneer dit weinig resultaat oplevert, is het raadzaam schaalvragen te stellen die een appél doen op motivatie, hoop of vertrouwen hebben in verandering. Bij een lage score op één van deze onderwerpen wordt het kind/de jeugdige of de opvoeder gevraagd of hij/zij wil onderzoeken hoe deze kan toenemen. Toekomstgerichtheid Oplossingen behoren per definitie tot de toekomst. Een krachtig middel om op het spoor van oplossingen te komen is dan ook de visualisatie van een betere toekomst: Hoe zou u weten dat het probleem verleden tijd (verminderd) is? Een techniek daarbij is het stellen van de „wondervraag‟. De techniek is vooral bruikbaar bij cliënten die slechts weten waar ze van af willen, maar niet waar ze naar toe willen en kan hen helpen over de muur van hun problemen heen te kijken naar een wenselijke realiteit. De gezinscoach stelt vragen die alleen met „ja‟ beantwoord kunnen worden om de cliënt in een toestand van positieve verwachting te brengen. Hij vervolgt met: Mag ik u een rare vraag stellen? (Het antwoord is dan meestal ook „ja‟.) Stel, u valt vannacht in diepe slaap en er gebeurt een wonder. Het wonder is dat uw probleem is verdwenen of verminderd / u er geen last meer van heeft. Wanneer u ’s ochtends wakker wordt, weet u van geen wonder, u sliep immers. Wat is het eerste waaraan u merkt dat het wonder heeft plaatsgevonden? Wat doet u anders, wat merken anderen aan u? De gezinscoach stelt veel vragen naar details die ten gevolge van het wonder in het dagelijks leven anders zouden zijn, om zo tot een realiseerbaar toekomstbeeld te komen. Via Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 13/34
schaalvragen en uitzonderingen (Was er ooit al een klein beetje van het wonder in uw leven merkbaar?) wordt een eerste stap richting wonder ontworpen. Is er sprake van een probleem of van een beperking? De hulpverlener zal als eerste bij start moeten onderzoeken of er sprake is van een probleem of van een beperking. Een probleem wordt gedefinieerd door zijn oplossing, niet door zijn oorzaak zoals bij probleemgeoriënteerde modellen. Is er geen oplossing denkbaar, zoals bij voldongen feiten en chronische handicaps, dan is er ook geen probleem, maar een beperking. Wanneer de cliënt accepteert dat beperkingen zijn wat ze nu eenmaal zijn, kan de aandacht toegespitst worden op de gevolgen van de beperking en het leren omgaan daarmee. Dat zijn weer problemen, er is immers een oplossing denkbaar. Ad 3 In een chaotisch gezinssysteem neemt de gezinscoach de rol van de regisseur aan. Iemand moet de regie voeren over alle betrokken instanties en bepalen of al deze instanties ook betrokken moeten blijven of dat men met minder toe kan. De gezinscoach doet dit door bij de start van de hulpverlening een collateraal te organiseren waarbij alle betrokken instanties worden uitgenodigd. Gezinnen hebben vaak weinig vertrouwen meer in de hulpverlening, immers alle hulpverlening is tot nu toe ontoereikend geweest. Vaak zijn deze gezinnen voorzichtig geworden en lijken ze weerstand te bieden. De gezinscoach zet motiverende gespreksvoering in om eventuele weerstanden in het gezin om te buigen. De gezinscoach beschouwt motivatie om te veranderen als iets dat het resultaat is van de interactie tussen de gezinscoach en het gezin. De gezinscoach herkent tijdig aarzelingen om te veranderen en geeft richting aan het gezin om deze aarzelingen te onderzoeken en op te lossen. Miller en Rollnick (2002) menen dat motiverende gespreksvoering gebaseerd is op de volgende principes: empathie uitdrukken, ontwikkelen van discrepantie, vermijden van discussie, omgaan met weerstand en self-efficacy ondersteunen. Essentieel voor motiverende gespreksvoering is een empathische stijl. De houding van de gezinscoach moet accepterend zijn en hij moet uitgaan van de overtuiging dat ambivalentie normaal is. Vanuit deze accepterende houding helpt hij het gezin om zijn ambivalentie te overwinnen en te veranderen. Voor een verandering in het gedrag van het gezin is het nodig dat er een discrepantie ontstaat tussen het huidige gedrag van het gezin en belangrijke doelen of waarden die het gezin heeft. Het gezin moet ontdekken waarom het belangrijk is om te veranderen. Daarom is het niet de gezinscoach die argumenten om te veranderen benoemt, maar het gezin. Het werkt averechts als een gezinscoach in discussie gaat met het gezin of rechtstreeks probeert hen te overtuigen. Kenmerk van de relatie tussen gezinscoach en het gezin is samenwerking en partnerschap, in plaats van een verhouding tussen expert en ontvanger. De gezinscoach moet weerstand van de kinderen/jongeren of opvoeders zien als signaal om van strategie te veranderen. Wanneer het gezin weerstand heeft tegen de aanpak van de gezinscoach, betekent dit dat de coach niet goed afgestemd is op het gezin. Daarom wordt weerstand niet zozeer bestreden als wel erkend en onderzocht. Doel hiervan is de kinderen/jongeren en/of de opvoeders te helpen om zijn/haar kijk op het probleem te wijzigen. De gezinscoach moet ook in staat zijn om self efficacy te ondersteunen. Self efficacy is de overtuiging van een cliënt dat hij beschikt over de capaciteiten die hij nodig heeft voor een gedragsverandering. Als een gezinscoach vertrouwen heeft in de kinderen/jongeren en opvoeders en hun capaciteiten en dat duidelijk laat merken, werkt dat als een selffulfilling prophecy: ook de kinderen/jongeren of opvoeders raken overtuigd van hun capaciteiten. Die overtuiging is een belangrijke voorwaarde voor gedragsverandering. Ad 4 Bij problemen in de communicatie tussen (ex-)partners zal de gezinscoach de hulpvraag eerst willen verhelderen. Mogelijk is er bij scheiding nog geen omgangsregeling of is een relatietherapeut nodig om de bestaande relatie te verbeteren. Dit kan in gang gezet worden. Daarbij is het belangrijk onderscheid te maken tussen de rollen van ouders (van de kinderen/jongeren) en van partners. Ook al ben je geen partner meer van elkaar, gezamenlijke ouders blijf je altijd. Samen met het gezin zal hij het systeem in kaart brengen door middel van het maken van een genogram (Het softwareprogramma GenoPro kan hierbij een hulpmiddel zijn). Ook bij Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 14/34
intergenerationele spanningen kan een gezinscoach bemiddelen. Door middel van het maken van een genogram en het tekenen van triades kan inzicht verkregen en gegeven worden over de onderlinge relaties, de spanningsvelden daarin en de gevolgen daarvan bijvoorbeeld voor de kinderen/jongeren (loyaliteit). Het gebruik van een genogram kan helpen om meer inzicht te krijgen in het netwerk van een gezin en kan het gezin helpen en ondersteunen bij bepaalde problemen. Het genogram geeft een beeld van het netwerk van het gezin en kan leiden tot het vinden van nieuwe steunbronnen. De gezinscoach werkt hierbij dialooggestuurd en vraaggericht. Door te luisteren, samen te vatten en door te vragen zal een steeds concreter beeld ontstaan van het netwerk, van de steunbronnen. Het systeem kan vervolgens aangeven van welke steunbronnen ze gebruik wil maken en wat daarvoor nodig is. Welk personen kunnen een rol spelen in het herstel van relaties? De gezinscoach hanteert hierbij een houding van meerzijdige partijdigheid, (Boszormenyi-Nagy,2000) Hij is beurtelings partijdig en steunend voor alle betrokken partijen, of deze nu overleden zijn of nog leven, aanwezig of afwezig zijn, of zelfs nog geboren moeten worden. De meerzijdige partijdigheid is een belangrijk uitgangspunt en houding van de gezinscoach. Het is iets anders dan neutraliteit. Niemand kan objectief zijn en dus niet neutraal. Ieder mens en dus ook de hulpverlener heeft zijn eigen waarden en normen. In menselijke tragiek neutraal en gevoelsmatig niet betrokken blijven kan niet. Als kinderen/jongeren geschaad worden in hun ontwikkeling, als vrouwen geslagen worden, als mannen afgeschilderd worden als beesten, raakt dit je. Je kunt je ook niet opstellen alsof hier niemand de verantwoordelijkheid voor draagt. Je zult in actie moeten komen. In de jeugdhulpverlening is het gebruikelijk dat de hulpverlener de kant kiest van de kinderen/jongeren. Bij het werken met het hele gezinssysteem is de hulpverlener er voor het meest kwetsbare gezinslid. Dit is meestal een kind/jongere, maar kan ook een volwassene zijn. Meerzijdig partijdig zijn betekent: begrip opbrengen voor wat elke persoon in zijn gezin in de relaties geïnvesteerd heeft of niet kon investeren, en wat hij ontvangen heeft of niet durfde te ontvangen. Mensen in moeilijkheden vragen de gezinscoach om hun „gelijk‟, maar in hun diepste binnenste verwachten ze dat hij mee zorg zal dragen voor hun belangrijke relaties. Bedoeld wordt dat er vooral geen veroordeling zal zijn door de gezinscoach, maar wel gewezen wordt op de verantwoording die de ander heeft. Je wijst de daden af, wat inhoudt dat je niet de mens in zijn totaliteit afwijst. Hun pijn en woede, hun destructief recht (waar iemand niet ontvangt waar hij redelijkerwijs recht op heeft), maakt dat de persoon blind is en niet ziet van waaruit het andere gezinslid handelt. De ander is zó op zichzelf gericht dat hij dan gaat kwetsen. Dit alles vanuit zijn eigen pijn. Als je alleen partij trekt voor de kinderen/jongeren of opvoeder ga je mee in deze blindheid en drijf je mensen uit elkaar in plaats van ze tot elkaar te brengen. De kinderen/jongeren en het gezin moeten uit hun eigen wrok komen, het verongelijkt voelen en uit de machtsstrijd komen. De gezinscoach zal proberen zich beurtelings in te leven in elke persoon die bij het probleem betrokken is en hen ondersteunen om hun eigen positie weer te geven. Wanneer een groep mensen relaties met elkaar aangaan, ontstaat er een systeem. Er wordt een grens opgetrokken tussen „wij‟ (die erbij horen) en „zij‟ (die er niet bij horen). Een gezin kan als een dergelijk systeem worden beschouwd. Buiten het gezin maken mensen ook nog deel uit van andere systemen, bijvoorbeeld op school, in de vriendgroep of bij een sportclub. In elk van deze systemen krijgen de relaties een andere vorm. Doordat in elk systeem relaties op een andere manier worden ingevuld, heerst er binnen elk systeem een eigen sfeer. Daarbij zijn drie aspecten belangrijk: De mate van binding, die de onderlinge betrokkenheid regelt. De balans van geven en nemen, die de rechtvaardigheid regelt. De sociale ordening, die de structuur regelt. In de hulpverlening komen we vooral gezinnen tegen waarbij er het één en ander aan de binding, de balans van geven en nemen of de sociale ordening schort. Het systeemgericht werken speelt een cruciale rol binnen de methodiek van de Gezinscoach. Het systeemdenken betekent vooral het „regelen van de onderlinge betrekkingen‟. Een kind/jongere en zijn systeem zijn actief in meerdere leefwerelden. In de specifieke situatie waarin het kind/de jeugdige verblijft, neemt het aantal leefwerelden toe naarmate hij ouder wordt. Dat maakt de persoonlijke situatie van het kind/de jeugdige in eerste instantie complexer (Pont, 2005). Met het opnieuw verbinden/regelen van de onderlinge betrekkingen wordt het kind/de jeugdige en zijn Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 15/34
systeem bijgestaan door een persoonlijke coach. Samen met het kind/de jeugdige en zijn gezin wordt gekeken naar mogelijkheden om het eigen „netwerk‟ te reguleren en te onderhouden, om op een gezonde wijze onderdeel te zijn van deze leefwerelden. Om het eigen netwerk inzichtelijk te maken kan gebruik gemaakt worden van visuele middelen als het genogram en triades. Op deze manier wordt duidelijk welke personen binnen het netwerk steunend kunnen zijn. Door middel van oplossingsgericht vragen stellen kan de coach duidelijk krijgen hoe het gezin dit contact vervolgens kan aanhalen en verstevigen. Indien nodig kan hij daarin een bemiddelende rol spelen. Ad 5 Als er sprake is van depressie, andere bovenliggende psychiatrische problematiek of een verslaving dan kan de gezinscoach doorverwijzen naar andere instanties waar specifieke hulp geboden kan worden. Zo nodig gaat de gezinscoach ook mee naar afspraken. De gezinscoach zal zo veel mogelijk de samenwerking zoeken met betrokken instanties om te komen tot afstemming en overeenkomst in doelen en planning van de hulpverlening. Ad 6 Als het gaat om de maatschappelijke positie van het gezin kan de gezinscoach een bemiddelende rol spelen in het aanvragen van uitkeringen, begeleiden naar voorzieningen voor betaald werk of ondersteuning bieden naar een opleiding. De gezinscoach zal betrokken zijn bij de school van de kinderen/jongeren om eventueel verzuim aan te pakken of opvoeders te stimuleren actief contact te laten hebben met school. Dit kan gebeuren middels telefonisch contact of gesprek met de school of met bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar. De gezinscoach wordt gekenmerkt door de uitvoering van de volgende rollen: De rol van Regisseur (overstijgend en coördinerend) De gezinscoach formuleert, in samenwerking met het gezin, de doelen en de strategie en hij is verantwoordelijk voor cyclische en methodische uitwerking hiervan. Het gezin blijft de eindverantwoordelijkheid voor de doelen houden. Ook met betrekking tot alle betrokken hulpverlenende instanties is de gezinscoach actief in de rol van regisseur. Hij is degene die initiatief neemt tot een overleg en die de hulpverlening rondom het gezin coördineert. De rol van Aannemer (praktisch en meehelpend) De gezinscoach heeft een proactieve rol in het gezin. Hij neemt de „schade‟ op en maakt een plan van aanpak met het gezin. De gezinscoach pakt bij de start zelf zaken op en start met díe zaken die de hoogste prioriteit hebben voor het gezin. Hij zorgt dat de benodigde middelen en mensen worden ingezet op het juiste moment. Om deze rol goed te kunnen vervullen, moet hij het vertrouwen hebben van het gezin, dezelfde taal spreken en aansluiten bij hun belevingswereld. Hij verleent praktische en materiële hulp als er een crisis is. De rol van Coach (versterkend en activerend) De gezinscoach staat naast het gezin, kan relativeren en tevreden zijn met kleine stapjes. Hij stimuleert de opvoeders (verzorgers) weer de regie van het gezin op te pakken, activeert en versterkt hen zodat zij de kinderen/jongeren goed en veilig kunnen helpen opgroeien. De gezinscoach legt zijn eigen normen en waarden niet op, maar toont interesse in de belevingswereld, leefstijl en normen en waarden van het gezin. De gezinscoach neemt zo weinig mogelijk over en stimuleert en activeert het gezin om zelf oplossingen te bedenken en op te pakken (Empowerment). Het gezin geeft het tempo aan tijdens de gehele module. Op sommige momenten gaat het gezin snel en de gezinscoach zal daarbij aansluiten, soms zijn er maar kleine vorderingen. De gezinscoach zal altijd blijven complimenteren op de kleinste stapjes die ook dan gemaakt worden. De drie rollen die de gezinscoach vervult, kunnen op elk moment tijdens de module worden ingezet. Welke rol wordt aangenomen is afhankelijk van de vraag en van de context. In het begin van de hulpverlening kan het zijn dat de gezinscoach het ene moment de rol van aannemer op zich neemt (bijvoorbeeld schoonmaken in huis) en het volgende moment die van regisseur (het bijeenroepen van alle betrokken instanties) of coach (bijvoorbeeld het complimenteren en het gezin helpen zoeken naar oplossingen). Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 16/34
5. Materialen en links Er is een methodiekbeschrijving voor de Gezinscoach die ontwikkeld is binnen Jeugdhulp Friesland (F. ‟t Hart 2011, verkrijgbaar bij Jeugdhulp Friesland).
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 17/34
B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Multiprobleemgezinnen De gezinscoach richt zich op multiprobleemgezinnen waarbij de opvoeding en de veiligheid van de kinderen/jongeren ernstig in het geding komen en waarbij sprake is van een chaotisch gezins- en hulpverleningssysteem. Probleemanalyse Multiprobleemgezinnen kampen met problemen op meerdere leefgebieden, die complex en onderling verweven zijn. Factoren die het probleem beïnvloeden zijn:
Opvoeders hebben onvoldoende oog voor de basisontwikkelingsvoorwaarden van de kinderen/jongeren. Dit kan komen door de hoeveelheid problemen, de chaos en het gebrek aan grip op eigen situatie, waardoor opvoeders geen ruimte meer hebben om hun kinderen/jongeren te geven wat nodig is. Het kan ook zijn dat opvoeders daarin vaardigheden missen, bijvoorbeeld doordat ze de vaardigheden nooit hebben geleerd en/of dat er sprake is van beperkingen (LVG, psychiatrische problematiek, verslaving). In probleemgezinnen is er meer sprake van kindermishandeling (Bodden & Dekovic, 2009). Er is sprake van een chaotisch hulpverleningssysteem waarbij de regie ontbreekt. Opvoeders hebben geen overzicht meer over hun situatie. Er zitten soms wel tien verschillende instanties in een gezin. Doordat er sprake is van gebrekkige samenwerking en ontbrekende regie, raken opvoeders het spoor soms bijster. Ze hebben het idee geen invloed en grip meer te hebben op hun eigen situatie, vervallen in hulpeloosheid en hebben steeds minder vertrouwen in de hulpverlening en in eigen kunnen. Er is sprake van chronische problematiek op meerdere levensgebieden. Er is vaak sprake van schulden, van dreigende uithuiszetting, van psychische en relationele problematiek en problemen op gebied van hygiëne en huishouding (Bodden & Dekovic, 2009). Daarnaast is er sprake van opvoedingsproblematiek. Dit kan samenhangen met de andere problemen. Immers, als er veel zorgen zijn rondom schulden, uithuisplaatsingen enzovoorts, in combinatie met persoonlijk psychische problematiek, dan hebben opvoeders weinig ruimte en geduld om zich bezig te houden met de opvoeding van de kinderen/jongeren. Opvoeders missen probleemoplossende vaardigheden. Opvoeders zijn onvoldoende in staat om oplossingen te vinden voor de problemen waarmee ze geconfronteerd worden. Ook kan het zijn dat opvoeders door de grote hoeveelheid problemen en de samenhang in deze problemen niet meer in staat zijn om prioriteiten aan te brengen. Mogelijk gevolg hiervan is een houding van apathie en het gevoel geen invloed en grip meer te hebben op eigen leven. Er is sprake van een gebrek aan vertrouwen in zorg en hulpverleners. Er is bijna altijd sprake van een lange hulpverleningsgeschiedenis, die niet succesvol is verlopen. Vaak zijn er al veel trajecten en programma‟s gestart en ook weer afgebroken. Bovendien is er sprake van een grote hoeveelheid aan hulpverleners en instanties, elk met eigen doelen en tempo. Dezen kunnen soms ook tegenstrijdig aan elkaar zijn. Gevolg is dat opvoeders het geloof en vertrouwen in de hulpverlening kwijtraken (Dawe en anderen,2008). Vertrouwen in de hulpverlener verhoogt de kans op succes aanzienlijk (Bex en anderen, 2010). Er is sprake van een gebrekkig informeel netwerk. Naast problemen in de relatie is er vaak ook sprake van problemen in de familie en tussen de verschillende generaties (Steketee & Van der Broucke, 2010). Er is vaak sprake van gebroken gezinnen en echtscheidingsproblematiek. Ook is er vaak sprake van samengestelde gezinnen en de daarmee samenhangende problematiek.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 18/34
Bijna al deze factoren zijn beïnvloedbaar. Als er sprake is van een beperking (bijvoorbeeld een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis) dan zijn deze slechts beperkt beïnvloedbaar (bijvoorbeeld door middel van medicatie of therapie). Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Er is sprake van een chaotisch hulpverleningssysteem waarbij de regie ontbreekt. Doel hierbij is dat de hulpverlening rondom het gezin goed is afgestemd. De gezinscoach zal vanuit zijn rol van regisseur zo snel mogelijk na start van de module om tafel gaan met andere betrokken instanties. In dit overleg wordt bepaald welke hulpverlening echt noodzakelijk is en wat er precies nodig is in welke volgorde. De gezinscoach blijft dit proces bewaken. De ervaring laat zien dat het werkt als er een hulpverlener is die alle hulpverlening en zorg coördineert. Er zijn op dit moment nog weinig wetenschappelijk studies beschikbaar naar de inzet van gezinscoaches. Wel zijn er diverse evaluatieonderzoeken geweest waaruit blijkt dat gezinnen en andere betrokkenen voor een groot deel tevreden zijn met deze module (Mehlkopf, 2008). Er is sprake van chronische problematiek op meerdere levensgebieden Het doel hierbij is dat de basisbehoeften (voedsel, kleding, onderdak) zijn geregeld/ondergebracht en dat een vervolgtraject in gang is gezet. Vrijwel altijd is er sprake van financiële problemen. De gezinscoach kan hierbij ondersteunen door bijvoorbeeld een schuldaflossingstraject te organiseren, door te onderhandelen met bijvoorbeeld een woningbouwvereniging en andere instanties. Naast allerlei praktische problemen is er vaak sprake van (langlopende) psychische problematiek bij opvoeders of bij kinderen/jongeren. Zo nodig kan hierbij verwezen worden naar ander hulpverlening in de vorm van bijvoorbeeld traumaverwerking. Ook kan de gezinscoach doorverwijzen als het gaat om het verkrijgen van een diagnostisch beeld van een kind/jongere of één van de opvoeders. Op het moment dat er hulpverlening en de zorg gecoördineerd is en de basisbehoeften zijn geregeld, zal naar verwachting de relatieve rust terugkeren binnen het gezin. Op dat moment kan een inschatting worden gemaakt over de vervolghulp. Zien dat de hulp praktisch effect heeft, draagt er in belangrijke mate aan bij dat de vertrouwensrelatie met de hulpverlener kan groeien (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009). Opvoeders hebben geen overzicht meer over hun situatie Het doel is dat opvoeders weer overzicht krijgen over hun eigen situatie. Door de grote hoeveelheid problemen en de chaos van alle betrokken zorg en hulpverlenende instanties hebben opvoeders geen overzicht meer. Doordat de gezinscoach overleggen initieert men andere betrokkenen komt hier meer overzicht en duidelijkheid in. Daarnaast zal de coach samen met het gezin een inventarisatie maken van alle problemen, waarbij wordt gekeken welke problemen het grootst en meest urgent zijn en welk het eerst aangepakt moeten worden. Zo kunnen gaandeweg de hoeveelheid problemen verminderd, worden zodat de opvoeders meer overzicht krijgen over hun situatie.
Opvoeders missen probleemoplossende vaardigheden of kunnen hier geen gebruik (meer) van maken. Het doel hierbij is dus dat opvoeders meer probleemoplossende vaardigheden hebben. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de oplossingsgerichte methodiek. In het werken met multiprobleemgezinnen wordt verder gewerkt met activeringsgerichte methodieken vanuit „empowerment‟ (Van Schot, Van der Steeg 1998). Uitgangspunt hierbij is dat het gezin het uiteindelijk zo veel mogelijk op eigen kracht zal moeten doen. Wellicht zijn er voor langere tijd hulpverleners nodig, maar dan het liefst zo weinig mogelijk. Hoe meer het gezin in staat is om zelf constructieve oplossingen te bedenken voor hun problemen hoe beter. Door het gezin weer in zijn kracht te zetten en op zoek te gaan naar zaken die wel goed gaan en deze te versterken, zal het gezin meer vertrouwen krijgen in eigen krachten en mogelijkheden en daardoor minder afhankelijk van hulpverleners.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 19/34
Er is sprake van een gebrek aan vertrouwen in zorg en hulpverleners Het doel is dat opvoeders meer vertrouwen hebben in de hulpverlening. Doordat opvoeders te maken hebben met een chaotisch hulpverleningssysteem, waarbij soms grote verschillen zijn tussen de doelen en belangen van de diverse instanties verliezen ze het vertrouwen in de hulpverlening. Immers, er zijn vele handen aan het bed, maar de problemen worden niet opgelost en soms alleen maar erger. Doordat de gezinscoach een overleg initieert men andere betrokkenen komt hier meer overzicht en duidelijkheid in. Daarnaast zal de coach samen met het gezin een inventarisatie maken van alle problemen, waarbij wordt gekeken welke problemen het grootst en meest urgent zijn en welk het eerst aangepakt moeten worden. Zo kunnen gaandeweg de hoeveelheid problemen verminderd worden, zodat de ouders meer overzicht krijgen over hun situatie. Door het verkrijgen van meer overzicht over de betrokken instanties en de eigen problemen zal het vertrouwen in de hulpverlening toenemen. Daarnaast zal de gezinscoach direct na het starten een aantal zaken concreet aanpakken. Zien dat de hulp praktisch effect heeft, draagt er in belangrijke mate aan bij dat de vertrouwensrelatie met de hulpverlener kan groeien (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009). Hierbij valt te denken aan het opruimen en schoonmaken van de woning, het regelen van schuldhulpverlening of het voorkomen dat een gezin op straat komt te staan. Door deze concrete resultaten op korte termijn zal het vertrouwen in de hulpverlening verder toenemen. In eerste instantie zal de coach zaken overnemen om ze daarna samen met het gezin aan te pakken met het doel dat het gezin het uiteindelijk zelf kan doen. Door deze aanpak zal het gezin succeservaringen opdoen, waarmee het vertrouwen in eigen kunnen toeneemt en verder uitgebreid kan worden. Daarnaast werken de gezinscoaches laagdrempelig, zijn ze betrouwbaar en werken ze transparant (E.J. van Riel, E.M. Kappen 2009). Er is sprake van een gebrekkig informeel netwerk Het doel is dat het informele netwerk betrokken en ondersteunend is voor het gezin. Om het informele netwerk te betrekken is het eerst noodzakelijk dat er een goed beeld is van het netwerk. Door middel van het maken van een genogram kan het netwerk inzichtelijk gemaakt worden. Met het gezin kan de kwaliteit van de diverse relaties besproken worden. Welke relaties zijn helpend of kunnen dit zijn en welk juist niet? Welke relaties zou de cliënt willen herstellen en wat is daar voor nodig? De hulpverlener kan door middel van het tekenen van triades verder inzicht krijgen in de krachten die spelen binnen de diverse relaties. Hier aan ten grondslag ligt de systeemtheorie (S. Pont, 2005).
Opvoeders hebben onvoldoende oog voor de basisontwikkelingsvoorwaarden van de kinderen/jongeren Het doel is dat opvoeders voldoende oog hebben voor de ontwikkelingsbehoeften van hun kind en in staat zijn daarin te voorzien. Het kan zo zijn dat opvoeders niet meer in staat zijn om aan de basisvoorwaarden te voldoen omdat ze te veel in beslag worden genomen door de veelheid aan problemen en het gebrek aan regie wat ze daarin ervaren. Ook kan het zijn dat opvoeders vaardigheden missen om aan deze basisvoorwaarden te voldoen. Om hier een goed onderscheid in te kunnen maken zal eerst de chaos moeten verdwijnen en zal de ouder minder druk moeten ervaren van de hoeveelheid problemen. Doordat de gezinscoach een overleg initieert men andere betrokken zorg- en hulpverleningsinstanties komt er meer overzicht en duidelijkheid. Daarnaast zal de coach samen met het gezin een inventarisatie maken van alle problemen, waarbij wordt gekeken welke problemen het grootst en meest urgent zijn en welk het eerst aangepakt moeten worden. Zo kunnen gaandeweg de hoeveelheid problemen verminderd worden, zodat ouders meer overzicht krijgen over hun situatie en meer rust zullen ervaren. Op dat moment kan een inschatting gemaakt worden of opvoeders wel in staat zijn om aan de basisvoorwaarden voor de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen/jongeren te voldoen. Als dan blijkt dat opvoeders vaardigheden missen, kan de gezinscoach de opvoedingsvaardigheden van opvoeders versterken. Hierbij maakt hij gebruik van principes uit het sociaal competentiemodel (Bruininks, 2006) (Slot en Spanjaard, 2004). Deze zijn gebaseerd op de leertheorieën. Een voorbeeld van deze principes is bijvoorbeeld het belonen van gewenst gedrag en het negeren van ongewenst gedrag. De gezinscoach zal het versterken van de opvoedingsvaardigheden inzetten om te zorgen dat opvoeders in elk geval aan de basisontwikkelingsvoorwaarden kunnen voldoen. Voor verdere ontwikkeling van pedagogische vaardigheden van de opvoeders kan een andere module worden ingezet zoals IAG. Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 20/34
Werkzame factoren Een algemene conclusie die getrokken kan worden is dat in multiproblemgezinnen het meest bereikt kan worden met intensieve, langdurige hulp die plaatsvindt in de thuissituatie van het gezin (Kalsbeek, 2008, Loeffen en anderen, 2001; Prof. Dr. Orobio de Castro en anderen, 2002; Nasrin Kliest-Tabibian, 2006; Van der Berg & De Graaf 2007; Van der Steege, 2009; Veerman en andere, 2004). Met betrekking tot doelgroep van de gezinscoach kunnen nog de volgende werkzame factoren benoemd worden: Er is sprake van een grote mate van betrokkenheid. Veel multiprobleemgezinnen hebben slechte ervaringen met autoriteiten, wat leidt tot een wantrouwen in hulpverleners. Hulpverleners moeten daarom veel investeren in het betrekken van deze gezinnen bij het hulpverleningsproces (Dawe en anderen, 2008). Een outreachende opstelling. Dit betekent dat de coach naar het gezin toe gaat, zich actief opstelt bij het onderhouden van contact met het gezin en flexibel kan omgaan met de tijdstippen waarop er contact is met het gezin. De hulp wordt dus verleend in de eigen leefsituatie van het gezin. Dit betekent bijvoorbeeld dat de hulpverlener ‟s avonds langs kan komen als dat het gezin beter uitkomt of dat gezinsleden kunnen bellen wanneer dat nodig is (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009; Van Riel, Kappen 2009). Respectvolle houding. Dit betekent dat de hulpverlener de opvoeders serieus neemt en niet alleen aandacht besteedt aan de problemen binnen het gezin, maar ook aan wat er wél goed gaat. Daarbij erkent de hulpverlener wat de opvoeders goed doen voor hun kinderen/jongeren, ondanks alle problemen waarmee ze worstelen (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009; Dawe en anderen, 2008). Empowerende opstelling. Empowerment houdt in dat de hulpverlener de opvoeders als gelijkwaardig ziet en aansluit bij de krachten in het gezin en deze activeert. De vragen van de opvoeders staan centraal en de opvoeders en de hulpverlener werken samen aan het vinden van oplossingen die werken voor dat gezin. Het uitgangspunt daarbij is dat alle opvoeders het beste willen voor hun kind, maar dat deze groep opvoeders meer hulp nodig heeft dan andere opvoeders om de opvoedingsvaardigheden te ontwikkelen die ze nodig hebben. Empowerment betekent ook dat de hulpverlener uitgaat van wat gezinsleden al wel kunnen en wat goed gaat, en zorgt dat dit wordt versterkt en uitgebreid. Door het sociale netwerk van het gezin te activeren en op die manier ondersteuning om hen heen te „regelen‟ kunnen de gezinsleden zelf weer greep op hun leven krijgen. Dit kan het beste gerealiseerd worden door te werken aan concrete doelen, waarover overeenstemming bestaat tussen het gezin en de hulpverlener (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009; Dawe en anderen, 2008). Praktische ondersteuning. Tot nu toe heeft het gezin niet veel gehad aan hulpverleners die niet meer doen dan met hen praten. Zij voelen zich meer geholpen met iemand die hen ook helpt met het regelen van praktische zaken en dit langzaam aan hen overdraagt zodra zij dat zelf weer aan kunnen. Zien dat de hulp praktisch effect heeft, draagt er in belangrijke mate aan bij dat de vertrouwensrelatie met de hulpverlener kan groeien. (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009). Een individuele, flexibele benadering. Het niet behalen van de bepaalde doelen kan komen door allerlei problemen. De hulpverlener moet daarom uitgaan van een individuele, flexibele benadering en niet van een vooraf vastgestelde volgorde van modulestrategieën (Dawe en anderen, 2008). Betrekken van het informele netwerk Er is aandacht nodig voor de bredere sociale omgeving van deze gezinnen. Dit betekent dat er niet alleen aandacht moet zijn voor de risicofactoren binnen het gezin zelf, maar ook voor achterliggende oorzaken van ongelijkheid, marginalisering en intergenerationele problemen. Daarnaast kan het informele netwerk ook in positieve zin effect hebben op de hulpverlening. Door het betrekken van belangrijke steunfiguren binnen het netwerk van het gezin is de kans op succes hoger (Kooistra 2011).
7. Samenvatting onderbouwing De module van de gezinscoach bestaat uit intensieve hulp in de thuissituatie van multiprobleemgezinnen. De coach gaat aan de slag met problemen die op diverse levensgebieden Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 21/34
spelen. Eerste prioriteit hierbij is dat de coach alle betrokken hulp en zorginstanties uitnodigt om de zorg te coördineren. Er wordt zoveel mogelijk samen gewerkt met het formele en het informele netwerk. Vanuit de rollen van aannemer, regisseur en coach verloopt de begeleiding van overnemen via samen doen naar het gezin zelf weer de regie te laten nemen. Het creëren van een veilige woonsituatie waarin de kinderen/jongeren zich kunnen ontwikkelen staat daarbij voorop.
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Voor de functie is een afgeronde HBO-opleiding (Maatschappelijk Werk c.q. Dienstverlening of Pedagogiek) aangevuld met een voor de hulpverlening relevante opleiding vereist. Deze relevante opleiding kan bijvoorbeeld een IAG-opleiding zijn. Daarnaast is het belangrijk dat de coach kennis van en inzicht heeft in het hulpaanbod en de hulpverleningsmethodieken, zoals oplossingsgericht werken en Signs of Safety, evenals kennis van pedagogiek, ontwikkelingspsychologie en de systeemtheorie. Daarnaast wordt van een gezinscoach verwacht dat hij een aanpakmentaliteit heeft, pro-actief is en vasthoudend. Hij moet in staat zijn om situaties goed te analyseren en op korte termijn tot een hypothese en modules te komen. Verder is een goede kennis van de sociale kaart en van wet en regelgeving belangrijk. 8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatie-indicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst problematiek. Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening. Vanaf maart 2012 wordt er binnen Jeugdhulp Friesland gewerkt met de prestatie-indicatoren: Jeugdhulp Friesland werkt met vier prestatie-indicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp, afname ernst problematiek. Werken met prestatie-indicatoren betekent dat er (meer dan voorheen) gedurende de hulpverlening gemeten zal gaan worden. Niet als doel op zich dus, maar als middel om te komen tot kwaliteitsverbetering. Het meten gebeurt met instrumenten die nut hebben voor de hulpverlening. Zowel de cliënt als de hulpverlener kan profiteren van de resultaten. De cliënt is gebaat bij zorgvuldige sturing van zijn of haar hulpverlening. Hij of zij krijgt op termijn te maken met betere resultaten van de zorg. Het werken met prestatie-indicatoren maakt het immers mogelijk te sturen op de uitkomst van de hulp. Bovendien kunnen cliënten op termijn profiteren van meer transparantie in de werkzaamheid van het hulpaanbod. Inzichtelijk wordt waar men voor welke problemen het beste terecht kan. De hulpverlener kan daarnaast zien wat het werk oplevert en waar verbeterpunten zitten. Het inzetten van de prestatie-indicatoren levert ook informatie op voor directie en management, die vooral benieuwd zijn of hun totale zorgaanbod doeltreffend en doelmatig genoeg is voor de cliënten. Daarnaast is er voor de gezinscoach een structuur voor de kwaliteitsbewaking opgezet. Onderdeel van de kwaliteitsbewaking is het teamoverleg met casuïstiek overleg, individuele werkbegeleiding, rapportage, registratie en nazorg. Teamoverleg 2-Wekelijks vindt er een teamoverleg plaats waarin casuïstiek besproken wordt. Tijdens de casuïstiekbespreking, die wordt begeleid door de praktijkcoach, worden gezinnen voorgesteld die in de beginfase zitten, of wordt de voortgang van gezinnen besproken. De gezinscoaches kunnen zelf een casus inbrengen met een vraag of dilemma. Het oplossingsgericht bevragen is daarbij een Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 22/34
belangrijke benadering. Verder worden het genogram en triades tijdens deze bijeenkomsten ingezet als visuele hulpmiddelen. Eén keer per 6 weken wordt er een beleidsvergadering gehouden. De manager zit de beleidsvergaderingen voor, zorgt voor overstijgende randvoorwaardelijke zaken.
Individuele werkbegeleiding Daarnaast vindt er praktijkbegeleiding plaats met een frequentie van één keer per maand. Tijdens de praktijkbegeleiding komt het methodisch handelen én het eigen leerproces aanbod. Maandelijks heeft elke gezinscoach ook een afspraak met de gedragswetenschapper. In dit gesprek worden nieuwe gezinnen besproken en de voortgang van de caseload. Er worden systeemanalyses gemaakt en werkhypotheses worden opgesteld. Themadagen Meerdere malen per jaar worden themadagen georganiseerd om de methodiek scherp te houden en om nieuwe methodieken en vaardigheden te introduceren. Daarnaast volgen medewerkers aan de inhoud van het werk gerelateerde cursussen, workshops, symposia. Rapportage en registratie Om de module gezinscoach te kunnen starten is een verwijzing conform de Jeugdwet noodzakelijk. De module heeft een duur van maximaal 1 jaar. Als de verwijzing binnenkomt, dan wordt binnen veertien dagen een behandelovereenkomst opgesteld met het gezin. Na zes weken is een behandelplan opgesteld waarin werkdoelen die SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) zijn opgesteld. Deze doelen worden na zes maanden geëvalueerd in een evaluatieverslag. In dit verslag worden ook doelen opgesteld voor de volgende periode. Dit kunnen doelen zijn die nog niet volledig behaald zijn, maar ook nieuwe doelen. Aan het einde van het traject wordt een eindverslag gemaakt en tevens wordt een exitvragenlijst afgenomen (dit is een tevredenheidonderzoek gebruikt binnen Jeugdhulp Friesland). Alle rapportages worden opgeslagen in een cliëntdossier.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 23/34
8.4 Kosten van de module Betrokken professionals Gedragswetenschapper Ambulant hulpverlener A/B Methodiekcoach
-
1 fte op 8 k
Verblijf: nee Verzorgingskosten: nee Pleeggeld: nee Licentie: nee Training / opleiding: ja, zie 8.1 Specifiek materiaal: I-pad Overige kosten: reiskosten personeel
9. Onderzoek naar de uitvoering van de module Masterthesis: ‘de Nieuwe Gezinscoach’: op weg naar een veelbelovende module? Praktijkgestuurd effectonderzoek (S. Kooistra, 2011) Het onderzoek bestaat uit twee deelonderzoeken, literatuurstudie en kennisontlokkend, aangevuld met dossieranalyse. Uitkomst van het onderzoek is dat een aantal specifieke factoren in het hulpaanbod wordt toegepast waarvan uit literatuurstudie is gebleken dat deze werkzaam zijn bij multiprobleemgezinnen. Deze werkzame factoren zijn onder te verdelen in een aantal theoretische concepten: contextuele benadering, de oplossingsgerichte benadering en de Signs of Safety-methode. Elementen als „ontschuldigen van opvoeders‟, „erkenning geven‟, „het tonen van meerzijdige partijdigheid‟ en transparant werken lijken een veelbelovende aanpak te zijn voor een doelgroep die als „moeilijk te bereiken‟ wordt bestempeld. Daarnaast lijkt de gezinscoach effectief te kunnen zijn door het stellen van kleine, maar haalbare doelen die het gezin zelf belangrijk vindt. Ook het inzetten van het sociale netwerk van het gezin zou de effectiviteit van de hulpverlening kunnen vergroten. Uit de studie blijkt dat dit nog niet altijd tijd lukt, door het vaak grillige karakter, of het ontbreken van het sociale netwerk van een gezin. Een advies is hierbij dan ook om hier meer op te focussen. Onderzoek naar de bevindingen en ervaringen van het project ‘De nieuwe gezinscoach’ Onderzoek SPH Christelijke Hogeschool Windesheim (E.J. van Riel, E.M. Kappen 2009) Onderzoeksvraag: Wat zijn de bevindingen en ervaringen bij de werkwijze van „de nieuwe gezinscoach‟ en verschillen de resultaten met die van andere „gezinscoaches‟? Methode van onderzoek: Literatuurstudie en interviews met gezinnen en met coaches. De doelstelling hierbij was drieledig: Het inzichtelijk maken van de ervaringen en bevindingen van de gezinscoaches van hun werk als gezinscoach en de verschillen daarin met andere gezinscoaches en andere projecten gezinscoaching in Nederland. Het inzichtelijk maken van de ervaringen en bevindingen van de gezinnen over gezinscoaches. Uitkomsten: Ervaringen en bevindingen van de rollen, regisseur, aannemer en coach: De rol van regisseur staat gemiddeld op de eerste plaats. De gezinscoaches ervaren de verschillende rollen allemaal als positief. Afstand en nabijheid worden gezien als een belangrijk maar ook lastig instrument. De grote vrijheid van handelen en het zien groeien van het gezin worden over het algemeen gezien als het mooiste in het beroep van gezinscoach. Veiligheid binnen het gezin wordt gezien als belangrijkste basisvoorwaarde voor de kinderen/jongeren. Uit het onderzoek blijkt dat er veel overeenkomsten zijn met andere organisaties die soortgelijke programma‟s aanbieden. Ze vervullen allemaal de regiefunctie in de hulpverlening. Veel ervaringen komen overeen zoals de rol van afstand en nabijheid. De meeste verschillen bestaan Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 24/34
rondom de rol van aannemer, Jeugdhulp Friesland kent de rol van aannemer een hogere waarde toe dan de andere organisaties. Het lijkt er op dat zij dan ook het meeste belang hechten aan het verschaffen van praktische hulp aan de gezinnen. Opvallend is dat alle organisaties minder dan een derde van hun tijd besteden aan het werkelijk coachen van het gezin. De percentages liggen tussen de 18,3 en 32,2 %. Dit hoogste percentage is gegeven door Jeugdhulp Friesland. De gezinnen geven aan dat ze de gezinscoach als prettig ervaren. Opvallend is dat ze niets negatiefs melden over de gezinscoach en zijn werkzaamheden. De gezinscoach staat dicht bij het gezin, doordat het gezin het gevoel heeft dat hij er echt voor hen is. Dit gevoel komt voort uit de praktische hulp en ondersteuning die de gezinscoach hen geeft. Hieruit komt naar voren dat de samenvoeging van de coach en aannemersrol positief ervaren wordt. De gezinscoach bouwt hierdoor een vertrouwensband met het gezin op. Deze band zorgt voor de nabijheid die nodig is voor het gezin en de gezinscoach om dát voor elkaar te krijgen wat goed is. Ook benoemen de gezinnen de regiefunctie van de gezinscoach, die zorgt voor overleg en samenwerking. Dit ontneemt de gezinnen stress en creëert rust.
Masterthesis: De practice-based evidence van ‘De Nieuwe Gezinscoach’ – Een praktijkgestuurd effectonderzoek (J. Spoelstra, 2011) In deze masterthesis is onderzocht in hoeverre een indicatie voor effectiviteit geformuleerd kan worden voor het project „De Nieuwe Gezinscoach‟ van Jeugdhulp Friesland. In 2008 kreeg dit project een subsidie van de Provincie Friesland voor een periode van drie jaar. Tussen 01-04-2008 en 2004-2010 zijn 41 gezinnen, waar naast opvoedingsproblemen ook andere problemen een rol spelen, begeleid door de Friese gezinscoaches. Uit deze populatie is een steekproef van 16 gezinnen genomen. De 16 gezinnen hebben gemiddeld negen maanden hulpverlening van gezinscoaches ontvangen. Onderzocht is of de hulpverleningsdoelen, die door de gezinscoach in samenwerking met de opvoeders en/of jeugdige zijn gesteld, gerealiseerd zijn. Daarnaast is gekeken of de situatie van de gezinnen bij afsluiting van de hulpverlening gunstiger was dan bij aanvang, én of de gezinnen tevreden zijn met de hulpverlening van de gezinscoach. Door de doelrealisatie, verandering en cliënttevredenheid te onderzoeken is inzicht verkregen in de zogenaamde „practice-based evidence‟ van „De Nieuwe Gezinscoach‟. Er is in het onderzoek gebruik gemaakt van verschillende instrumenten, waarvan de Inventarisatie Leefgebiedenlijst en de gezinsdossiers al beschikbaar waren en gebruikt worden door gezinscoaches in het hulpverleningsproces. Daarnaast zijn een aantal Child Behavior Checklists geanalyseerd en zijn gezinnen benaderd voor een telefonische enquête. Het onderzoek naar doelrealisatie bleek lastig uit te voeren. Doelen worden in de gezinsdossiers niet SMART geformuleerd en de doelrealisatie wordt niet bepaald. Hoewel uit het onderzoek wel blijkt dat er in de hulpverlening waarschijnlijk doelen gerealiseerd worden, is het onduidelijk om welke doelen het gaat en om hoeveel. Wat betreft het veranderingsonderzoek kan geconcludeerd worden dat gezinnen, zowel volgens de mening van gezinnen als die van gezinscoaches, vooruitgegaan zijn in verschillende leefgebieden. Volgens beide groepen is in het bijzonder op het gebied van financiën een verandering waargenomen. Opvallend is dat gezinscoaches het gezinsfunctioneren echter met lagere rapportcijfers beoordelen. Wellicht zien gezinsleden de ernst van hun situatie minder in dan gezinscoaches. Uit de analyse van een aantal CBCL‟s blijkt daarnaast dat het problematische kindgedrag veelal is afgenomen na de hulpverlening van de gezinscoach. Tot slot geeft de meerderheid van de respondenten van de telefonische enquête aan tevreden te zijn met de hulpverlening van de gezinscoach. Zij ervaren dat de gezinscoach een positief effect heeft gehad en voelen zich een meer competente opvoeder. De gevonden resultaten wijzen op een positieve indicatie voor effectiviteit, waaraan mogelijk de hulpverlening waarin kenmerken als „empowerment‟ en het „oplossingsgericht werken‟ centraal staan, heeft bijgedragen. Omdat met het uitgevoerde onderzoek geen causale verbanden aan te tonen zijn vanwege het ontbreken van een controlegroep, dienen zulke mogelijke verklaringen in vervolgonderzoek echter nader onderzocht te worden. De uitkomsten van het onderzoek zijn veelal van positieve aard, maar deze indicatie voor effectiviteit dienen wij als (zeer) voorlopig te beschouwen. Voornamelijk het gebruik van de IL-lijst, waarbij veel verstorende factoren een rol kunnen spelen, maakt de betrouwbaarheid en de validiteit van het doelrealisatie- en veranderingsonderzoek tot een discutabel punt. Het generaliseren van de uitkomsten naar de gehele populatie wordt daardoor bemoeilijkt. Naar aanleiding van het verrichte onderzoek kunnen Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 25/34
aanbevelingen gegeven worden voor verbeteringen ten aanzien van de praktijk. Zo lijkt het onder andere van belang dat er aandacht wordt geschonken aan het stellen van smart doelen, waarbij gezinscoaches ondersteuning en begeleiding nodig hebben. Daarnaast zou in de toekomst onderzocht kunnen worden in hoeverre de aanpak „1gezin1plan‟ wordt uitgevoerd en in hoeverre deze aanpak bijdraagt aan de effectiviteit van de module. Wanneer de medewerkers van „De Nieuwe Gezinscoach‟ hun werk met toewijding blijven uitvoeren, kritisch zijn ten aanzien van het eigen handelen en de resultaten van het uitgevoerde praktijkgestuurde effectonderzoek benutten kan de „effectiviteitspotentie‟ van de onderzochte module in de toekomst wellicht versterkt worden.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 26/34
C. EFFECTIVITEIT
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de module in Nederland Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de module. Wel is er intern onderzoek gedaan binnen Jeugdhulp Friesland. Masterthesis: ‘De Nieuwe Gezinscoach’: op weg naar een veelbelovende module? Praktijkgestuurd effectonderzoek (S. Kooistra, 2011) Uitkomst van het onderzoek is dat een aantal specifieke factoren in het hulpaanbod worden toegepast waarvan uit literatuurstudie is gebleken dat zij werkzaam zijn bij multiprobleemgezinnen. Deze werkzame factoren zijn onder te verdelen in een aantal theoretische concepten: contextuele benadering, de oplossingsgerichte benadering en de Signs of Safety-methode. Elementen als „ontschuldigen van ouders‟, „erkenning geven‟, „het tonen van meerzijdige partijdigheid‟ en transparant werken lijken een veelbelovende aanpak te zijn voor een doelgroep die als „moeilijk te bereiken‟ wordt bestempeld. Daarnaast lijkt de gezinscoach effectief te kunnen zijn door het stellen van kleine, maar haalbare doelen die het gezin zelf belangrijk vindt. Ook het inzetten van het sociale netwerk van het gezin zou de effectiviteit van de hulpverlening kunnen vergroten. Onderzoek naar de bevindingen en ervaringen van het project ‘de nieuwe gezinscoach’ Onderzoek SPH Christelijke Hogeschool Windesheim (E.J. van Riel, E.M. Kappen 2009) Onderzoeksvraag: Wat zijn de bevindingen bij en ervaringen met de werkwijze van „de nieuwe gezinscoach‟ en verschillen de resultaten met die van andere „gezinscoaches‟? Methode van onderzoek: Literatuurstudie en interviews met gezinnen en met coaches. De doelstelling hierbij was drieledig: 1. Het inzichtelijk maken van de ervaringen en bevindingen van de gezinscoaches van hun werk als gezinscoach en 2. de verschillen daarin met andere gezinscoaches en andere projecten gezinscoaching in Nederland. 3. Het inzichtelijk maken van de ervaringen en bevindingen van de gezinnen over gezinscoaches. Uitkomsten: 1. Ervaringen en bevindingen van de rollen, regisseur, aannemer en coach: De rol van regisseur staat gemiddeld op de eerste plaats. De meeste gezinscoaches, die bij het onderzoek betrokken waren, ervaren de verschillende rollen als positief. Afstand en nabijheid worden gezien als een belangrijk, maar ook lastig instrument. De grote vrijheid van handelen en het zien groeien van het gezin worden over het algemeen gezien als het mooiste in het beroep van gezinscoach. Veiligheid binnen het gezin wordt gezien als belangrijkste basisvoorwaarde voor de kinderen/jongeren. 2. Uit het onderzoek blijkt dat er veel overeenkomsten zijn met andere organisaties die soortgelijke programma‟s aanbieden. Ze vervullen allemaal de regiefunctie in de hulpverlening. Veel ervaringen komen overeen zoals de rol van afstand en nabijheid. De meeste verschillen bestaan rondom de rol van aannemer: Jeugdhulp Friesland kent de rol van aannemer een hogere waarde toe dan de andere organisaties. Het lijkt er op dat Jeugdhulp Friesland in relatie tot andere gezinscoaches uit het land het meeste belang hechten aan het verschaffen van praktische hulp aan de gezinnen. Opvallend is dat alle organisaties minder dan een derde van hun tijd besteden aan het werkelijk coachen van het gezin. De percentages liggen tussen de 18,3 en 32,2 %. Dit hoogste percentage is gegeven door Jeugdhulp Friesland. 3. De gezinnen geven aan dat ze de gezinscoach van Jeugdhulp Friesland als prettig ervaren. Opvallend is dat ze niets negatiefs melden over de gezinscoach en zijn werkzaamheden. De gezinscoach staat dicht bij het gezin, doordat het gezin het gevoel heeft dat hij er echt voor hen is. Dit gevoel komt voort uit de praktische hulp en ondersteuning die de gezinscoach geeft.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 27/34
Hieruit komt naar voren dat de samenvoeging van de coach en aannemersrol positief ervaren wordt. De gezinscoach bouwt hierdoor een vertrouwensband met het gezin op. Deze band zorgt voor de nabijheid die nodig is voor het gezin en de gezinscoach om dat voor elkaar te krijgen wat gewenst is. Ook benoemen de gezinnen de regiefunctie van de gezinscoach, die zorgt voor overleg en samenwerking. Dit ontneemt de gezinnen stress en creëert rust. Masterthesis: De practice-based evidence van ‘De Nieuwe Gezinscoach’ - Een praktijkgestuurd effectonderzoek (J. Spoelstra, 2011) In deze masterthesis is onderzocht in hoeverre een indicatie voor effectiviteit geformuleerd kan worden voor het project „De Nieuwe Gezinscoach‟ van Jeugdhulp Friesland. Onderzocht is of de hulpverleningsdoelen, die door de gezinscoach in samenwerking met de opvoeders en/of jeugdige zijn vastgesteld, gerealiseerd zijn. Daarnaast is gekeken of de situatie van de gezinnen bij afsluiting van de hulpverlening gunstiger was dan bij aanvang, en of de gezinnen tevreden zijn met de hulpverlening van de gezinscoach. Er kan geconcludeerd worden dat zowel volgens de mening van gezinnen als die van gezinscoaches gezinnen vooruitgegaan zijn in verschillende leefgebieden. Volgens beide groepen is in het bijzonder op het gebied van financiën een verandering waargenomen. Uit de analyse van een aantal CBCL‟s blijkt daarnaast dat het problematische kindgedrag veelal is afgenomen na de hulpverlening van de gezinscoach. Tot slot geeft de meerderheid van de respondenten van de telefonische enquête aan tevreden te zijn met de hulpverlening van de gezinscoach. Zij ervaren dat de gezinscoach een positief effect heeft gehad en voelen zich een meer competente opvoeder. De gevonden resultaten wijzen op een positieve indicatie voor effectiviteit, waaraan mogelijk de hulpverlening, waarin kenmerken als „empowerment‟, systeemgericht, dialooggestuurd en het „oplossingsgericht werken‟ centraal staan, heeft bijgedragen. 10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Uit een intern uitgevoerd literatuuronderzoek blijkt dat de werkzame factoren binnen gezinscoach zich met name richten op het toepassen van de contextuele benadering, de oplossingsgerichte benadering en de Signs of Safety-methode.. Daarnaast is de gezinscoach effectief door het stellen van kleine, maar haalbare doelen die het gezin zelf belangrijk vindt. Ook het inzetten van het sociale netwerk van het gezin zou de effectiviteit van de hulpverlening kunnen vergroten.(S.Kooistra, 2011) Uit een ander intern onderzoek komt naar voren dat de rol van regisseur voorop staat in de uitvoering van de module en dat de gezinscoach binnen Jeugdhulp Friesland in vergelijking met vergelijkbare landelijke instellingen, meer tijd besteed aan praktische ondersteuning. Ook zijn de gezinnen positief zijn over de geboden hulp. (E.J. van Riel, E.M. Kappen 2009.) Uit een praktijk gestuurd effectonderzoek blijkt dat de gezinnen op diverse leefgebieden vooruitgang ervaren, dit wordt ook door betrokken hulpverleners gerapporteerd. (Spoelstra 2011)
11. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de module aantonen.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 28/34
D. OVERIGE INFORMATIE
12. Toelichting op de naam van de module Over de naam van de module zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) De module wordt uitgevoerd binnen Jeugdhulp Friesland door de generieke ambulante medewerkers (IAG/IAG+/Gezinscoach).
14. Overeenkomsten met andere modules Voorbeelden van geïndiceerde Jeugdzorg modules waarmee de Gezinscoach overeenkomsten kent zijn Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG), Families First, VIG en Reset. Deze modules zijn evenals gezinscoach mede gebaseerd op de systeemtheorie en de leertheorie. Zodoende delen deze modules een bepaalde aanpak en pedagogische uitgangspunten met de gezinscoach De meest genoemde modules behoren tot de geïndiceerde hulpverlening. Reset is een preventieve module en kan veelal binnen een week na aanvraag ingezet worden. Een verschil dat de gezinscoach deelt met VIG en Reset is dat deze modules zich ten opzichte van de andere genoemde modules veel meer bezig houden met ondersteuning op het gebied van praktisch gezinsmanagement. Modules als FF en IAG richten zich niet of veel minder op ondersteuning op het gebied van de organisatie van het huishouden en het op orde brengen van de financiën en administratie. Een belangrijk verschil van de gezinscoach ten opzichte van modules als FF en IAG is dat er bij de cliënten van de gezinscoach sprake is van een chaotisch hulpverleningssysteem waarbij de regie ontbreekt. Juist ook deze regiefunctie van de gezinscoach onderscheidt hem van bovengenoemde modules. Ook ten opzichte van VIG en Reset heeft de regiefunctie binnen de gezinscoach een grotere rol. Een verschil met de module van VIG is dat er bij VIG de mogelijkheid bestaat om dwang en drang toe te passen: VIG accepteert gezinnen alleen als één of beide ouder(s) een uitkering (WWB) hebben, als er sprake is van een kind met een ondertoezichtstelling (OTS), een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling is gedaan, een OTS en/of een uithuisplaatsing van een of meerdere kinderen/jongeren dreigt of als er sprake is van een dreigende uithuiszetting. Bij de module Gezinscoach van Jeugdhulp Friesland is hier geen sprake van.
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 29/34
Aangehaalde literatuur Baartman. H.E.M. (1991), Praktische en pedagogische thuishulp in bewerkelijke gezinnen, Bohn Stafleu van Loghum, Houten Bartelink C. (2011), Motiverende gesprekstechnieken, NJi, Utrecht Berge, I. ten & Bakker, A. (2005), Veilig thuis? Hulp bij het beoordelen en bespreken van veiligheid van kinderen thuis, NIZW, Utrecht Berg, G. van den & Graaf, M. de (2007), Weten dat het werkt. Theoretische onderbouwing van beroepsmatig pedagogisch handelen, Jeugd en Co Kennis, 1 (2), 26-34 Bex, P.M.H.H., Blank, R.E. & Bovens, F. (2010), „De gezinscoach in beeld. De werkzaamheden en knelpunten van gezinscoaches door Sira Consulting‟, Sira Consulting B.V., Nieuwegein Bodden, D. & Dekovic, M. (2009), Multiprobleemgezinnen ontrafeld, In: Rossum, J. van (Ed.) Boszormenyi-Nagy,I. (2000), Grondbeginselen van de contextuele benadering, De Toorts, Haarlem Bruininks, A.C. (2006), Orthopedagogisch groepswerk, Elzeviers gezondheidszorg, Maarssen Dawe, S., Harnett, P. & Frye, S. (2008), „Improving outcomes for children living in families with parental substance misuse: What do we know and what should we do‟ in: „Child abuse prevention issues‟, no. 29, Australian Institute of Family Studies, Melbourne Djie, Tjin a, (2003), Beschermjassen, Tijdschrift systeemtherapie Djie, Tjin a en Zwaan,I (2007), Beschermjassen, transculturele hulp aan families, Van Gorkum, Assen Ghesquiere. P. (1993), Multiprobleemgezinnen, Garant, Leuven/Apeldoorn GGzet Wetenschappelijk 2006 • jaargang 10 • nummer 2 Hermanns, J. (2001), Kijken naar opvoeding: Opstellen over jeugd, jeugdbeleid en jeugdzorg, SWP BV, Amsterdam Hermanns, J. (2002), „Wat werkt in de gezinsvoogdij?‟ in: „Justitiële verkenningen‟, 28 (9), p. 50-61 Kalsbeek, A. (2008), Oorzaken van het ontstaan van multiproblemgezinnen, Nederlands Jeugdinstituut, Utrecht Kooistra, S. (2011), Masterthesis: „De Nieuwe Gezinscoach‟: op weg naar een veelbelovende module? RijksUniversiteit Groningen, Groningen Loeffen, M., Butselaars, M. & Ooms, H. ( 2001), Intensieve pedagogische thuishulp in vogelvlucht. Een inventarisatie van varianten in Nederland, Collegio, Utrecht Mehlkop, P. (2008), „Een kwestie van goed regelen: over multiprobleemgezinnen, coördinatie van zorg en gezinscoaching. Handreiking bij implementatie‟, JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding, Gouda Miller, W.R. & Rollnick, S. (2002), Motivational interviewing: preparing people to change, The Guilford Press, New York/London Orobio de Castro, B., Veerman, J.W. , Bons, E. & Beer, L. de (2002) Kansen gekeerd? Criminaliteitspreventie door gezinsondersteuning, PI Re-search & Universiteit van Utrecht (Capaciteitsgroep Ontwikkelingspsychologie), Duivendrecht/Utrecht Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 30/34
Pont, S., Er zit systeem in…!, De introductie van een systeemtheoretisch model voor de jeugdhulpverlening, Pont, Compagnon in Communicatie, Amsterdam Programmaministerie voor Jeugd en Gezin, ZonMw, RIVM/Centrum Jeugdgezondheid en het Nederlands Jeugdinstituut (2009), Jeugd in onderzoek: de kracht van preventie in de jeugdketen, p. 181182 Riel E.J. van en Kappen E.M. (2009), Onderzoek naar de bevindingen en ervaringen van het project “De nieuwe gezinscoach”, Onderzoek SPH Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle Schot, E. van en Steege, M. van der (1998), De methodiek van IOG, hulp aan huis, Groningen en Drenthe, Reader Slot N.W. en Spanjaard H.J.M., Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg, HB uitgevers, Baarn, 2004 Spoelstra, J. (2011), Masterthesis De practice-based evidence van „De Nieuwe Gezinscoach‟, Een praktijkgestuurd effectonderzoek, RijksUniversiteit Groningen, Groningen Steege, M. van der (2009), Multiprobleemgezinnen, In: Handboek kind en adolescent. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten Steketee, M. & Vandenbroucke, M. (2010), Typologie voor een strategische aanpak van multiproblemgezinnen in Rotterdam, Een studie in het kader van Klein maar Fijn. Tabibian, N. (2006), Effectiviteit van modules voor multiprobleemgezinnen, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht Veerman, J.W., Janssens, J.M.A.M. &Delicat, J.W. (2004), Opvoeden in onmacht, of…? Een metaanalyse van 17 methodieken voor intensieve pedagogische thuishulp bij normovertredend gedrag, Katholieke Universiteit Nijmegen, ASCW/Praktikon, Nijmegen
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
Pagina 31/34
Bijlage CAP-J CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken): Naam van de module: Onderdeel van het zorgprogramma:
Gezinscoach Ambulante Gezinsinterventies
Legenda: X (probleem waar de module aan werkt), X! (probleem waar de module aan werkt, niet genoemd in de modulebeschrijving), C (contra indicaties of belemmerende factoren genoemd in de beschrijving), 0 (kenmerken van de doelgroep, genoemd in de moduleomschrijving maar de module is hier niet op gericht) ? (niet duidelijk, discussiepunt) Richt zich op CAP-J Groep As A: Psychosociaal functioneren jeugdige A100 Emotionele problemen A101 Introvert gedrag A102 Angstproblemen A103 Stemmingsproblemen A200 Gedragsproblemen A201 Druk en impulsief gedrag A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag A300 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling en identiteit(sontwikkeling) A301 Problemen met de competentiebeleving A302 Problemen in de gewetensvorming/morele ontwikkeling A303 Identiteitsproblemen A400 Gebruik van middelen/verslaving A900 Overige psychosociale problemen jeugdige A901 Problemen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen A902 Overmatige stress A903 Automutilatie A904 Andere problemen psychosociaal functioneren jeugdige CAP-J groep As B: Lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige B100 Lichamelijke ziekte, aandoening of handicap B101 Gehooraandoeningen B102 Oogaandoeningen B103 Spraakaandoening B104 Motorische handicap B105 (Chronische) lichamelijke ziekte B200 Gebrekkige zelfverzorging, zelfhygiëne, ongezonde levenswijze B201 Problemen met zelfverzorging en zelfhygiëne B202 Ongezonde levenswijze B203 Overgewicht B300 Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten B301 Lichamelijke klachten B302 Voedings-/eetproblemen B303 Zindelijkheidsproblemen B304 Slaapproblemen B305 Groeiproblemen B306 Onverklaarbare lichamelijke klachten B900 Overige problemen lichamelijke gezondheid B901 Andere problemen lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0
? ? ? ? 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Pagina 32/34
functioneren jeugdige CAP-J Groep As C: Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige C100 Problemen in de cognitieve ontwikkeling C101 Problemen met schoolprestaties/leerproblemen C102 Aandachtsproblemen C103 Problemen verbandhoudend met hoogbegaafdheid C104 Problemen met het sociaal aanpassingsvermogen C200 Problemen met vaardigheden C201 Sociale vaardigheidsproblemen C900 Overige problemen vaardigheden en cognitieve ontwikkeling C901 Andere problemen cognitieve ontwikkeling jeugdige C902 Andere problemen vaardigheden jeugdige CAP-J groep AS D: Gezin en opvoeding D100 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding D101 Ontoereikende opvoedingsvaardigheden D102 Problemen met ondersteuning, verzorging en bescherming kinderen D103 Pedagogische onwil D104 Onenigheid tussen ouders over opvoedingsaanpak D105 Problematische gezinscommunicatie D200 Problemen in de ouder-kind relatie D201 Gebrek aan warmte in ouder-kind relatie D202 Symbiotische relatie tussen ouder en jeugdige D203 Jeugdige in de rol van ouder (parentificatie) D204 Vijandigheid tegen of zondebok maken van jeugdige door de ouder D205 Problemen in de loyaliteit van jeugdige naar ouder D206 Problemen in de hechting van jeugdige aan ouder D207 Generatieconflict D208 Problemen door religieuze en/of culturele verschillen tussen ouder en jeugdige D209 Mishandeling ouder door jeugdige D210 Jeugdige weggelopen van huis D211 Jeugdige weggestuurd door ouders D300 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdige in het gezin D301 Jeugdige slachtoffer verwaarlozing D302 Jeugdige slachtoffer mishandeling D303 Jeugdige slachtoffer seksueel misbruik D400 Instabiele opvoedingssituatie D401 Problemen bij scheiding ouders D402 Problemen met omgangsregeling D403 Problemen met gezagsrelaties D404 Problemen die gepaard gaan met het samengaan van twee gezinnen/samengestelde gezinnen D405 Problematische relatie tussen ouders D406 Problematische relatie jeugdige met partner opvoeder D407 Problematische relatie (stief)broers/zussen D500 Problemen van ouder D501 Negatieve jeugdervaring/traumatische ervaring ouder D502 Problemen met werkloosheid ouder D503 Problemen bij zwangerschap of bevalling D504 Moeilijke start ouderschap D505 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ouder D506 Antisociaal gedrag ouder Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
0 0 0 0 0 0 0
X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X 0 X X X Pagina 33/34
D507 Gebruik van middelen/verslaving ouder D508 Pleger seksueel misbruik D509 Overmatige stress ouder D510 Psychische/psychiatrische problematiek ouder D600 Problemen van ander gezinslid D601 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ander gezinslid D602 Antisociaal gedrag ander gezinslid D603 Gebruik van middelen/verslaving ander gezinslid D604 Psychische/psychiatrische problematiek ander gezinslid D700 Problemen in het sociaal netwerk gezin D701 Problemen in de familierelaties (niet het gezin) D702 Gebrekkig sociaal netwerk gezin D800 Problemen in omstandigheden gezin D801 Problemen met huisvesting D802 Financiële problemen D803 Problemen met hulpverleners of (vertegenwoordigers van ) instanties D804 Problematische maatschappelijke positie gezin als gevolg van migratie D900 Overige problemen gezin en opvoeding D901 Andere problemen gezin en opvoeding CAP-J Groep As E: Jeugdige en omgeving E100 Problemen op speelzaal, school of werk E101 Problematische relatie met leerkracht, werkgever of leidinggevende/problemen met hiërarchische relatie E102 Problematische relatie met medeleerlingen, collega‟s of groepsleden E103 Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen) E104 Van school gestuurd E105 Problemen met school-, studie- of beroepskeuze of vakkenpakket E106 Problemen met werkloosheid jeugdige E107 Problemen met speelzaal, schoolorganisatie of onderwijsstijl, arbeidsorganisatie E200 Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd E201 Problemen met vrijetijdsbesteding E202 Problemen met verliefdheid/liefde en relaties E203 Problematische relatie met leeftijdgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk) E204 Gebrekkig sociaal netwerk jeugdige E205 Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen) E300 Problemen in omstandigheden jeugdige E301 Problemen met zelfstandige huisvesting jeugdige E302 Financiële problemen jeugdige E303 Problemen van jeugdige met hulpverleners of (vertegenwoordigers van) instanties E304 Problematische maatschappelijke positie jeugdige (onder meer als gevolg van migratie) E305 Problemen jeugdige met justitiële instanties E900 Overige problemen omgeving jeugdige E901 Andere problemen jeugdige en omgeving
Module Gezinscoach – Ambulante Gezinsinterventies
X X X X 0 X X X X X X X X X X
X X X X X X X
X 0 0 X X 0 0 X X X x
Pagina 34/34