Foto: Ermindo Armino
Intensieve gezinshulp bij FlexusJeugdplein en Spirit
Gezinscoach heeft succes met drang en dwang
| Kennis
03 | 2009
Door Jan van Gerwen en Annemarie de Beer
JeugdenCo |
8
BSL - JEC - 0000_JEC
De jeugdzorgorganisaties FlexusJeugdplein in Rotterdam en Spirit in Amsterdam gebruiken drang en dwang om zorgmijdende multiprobleemgezinnen te helpen. In de jeugdzorg worden drang en dwang vaak gezien als middelen die de hulpverleningsrelatie ondermijnen en daardoor succesvolle hulp onmogelijk maken. De gezinscoaches van FlexusJeugdplein en Spirit zetten drang en dwang in waar motivatie ontbreekt – met succes.
De jeugdzorgorganisaties FlexusJeugdplein in Rotterdam en Spirit in Amsterdam voeren interventieprogramma’s uit voor zorgmijdende multiprobleemgezinnen. Het interventieprogramma van Spirit is Vroegtijdige Interventie in Gezinnen (VIG); FlexusJeugdplein biedt VIG en Intensieve Begeleiding Afro-Caraı¨bische Gezinnen (IBAG) aan. Beide programma’s zijn ontwikkeld en geı¨mplementeerd door Radar, adviesbureau voor sociale vraagstukken. Deze interventieprogramma’s maken gebruik van drang en dwang om tot resultaat te komen. De inzet van drang en dwang wordt in de jeugdzorg met argusogen bekeken. De overheersende gedachte is dat clie¨nten alleen van hulp profiteren als zij gemotiveerd zijn en zelf om hulp vragen (Choy, 2003; Kalsbeek, 2008). Dwang wordt ervaren als straf, ondermijnt de motivatie en dwarsboomt de hulpverleningsrelatie, is de redenering. Motiveren en straffen zijn twee activiteiten die elkaar lijken uit te sluiten. Maar de ervaring in Amsterdam en Rotterdam leert dat een methodisch doordachte inzet van ‘straf’ – drang en dwang – vruch-
008
Gezinscoach heeft succes met drang en dwang
ten afwerpt. Gezinscoaches krijgen toegang tot zorgmijdende gezinnen, brengen hulp op gang en weten hen te motiveren om hulp te aanvaarden, zodat zij stap voor stap de regie over hun eigen leven herwinnen.
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
9 JeugdenCo |
Gezinscoaches van FlexusJeugdplein en Spirit bieden in een periode van zes tot maximaal twaalf maanden intensieve hulp aan multiprobleemgezinnen. Als ouders geen hulp toelaten wordt druk opgebouwd, in een samenspel met organisaties als de Raad voor de Kinderbescherming of een uitkeringsinstantie. Een mogelijk dwangmiddel is namelijk het korten op de uitkering. Bij aanvang van de hulpverlening tracht de gezinscoach zo goed mogelijk aan te sluiten op de vraag die hij krijgt voorgelegd en op de motivatie van de clie¨nt. De vertrouwensrelatie die zo ontstaat, is onomstreden een van de doorslaggevende factoren voor het welslagen van de hulp. In de praktijk blijken gezinnen die diep in de problemen zitten echter vaak niet gediend van de bemoeienis van de gezinscoach, laat staan dat ze bij machte zijn een pasklare hulpvraag te formuleren en te adresseren aan de gezinscoach. Deze gezinnen wenden zich niet op eigen initiatief tot de gezinscoach, maar worden doorgestuurd of aangemeld door bijvoorbeeld het Centrum voor Jeugd en Gezin of het Zorg- en adviesteam van de school. De gezinnen staan bekend als ongemotiveerd en zorgmijdend. Een folder, een verwijzing of een persoonlijke, warme overdracht volstaat niet om het gezin te bewegen hulp te aanvaarden. Het besluit tot de inzet van een gezinscoach wordt genomen door de uitkeringsinstantie of door bureau jeugdzorg, op basis van de gebundelde informatie die over het gezin beschikbaar is bij alle betrokken beroepskrachten. Een dergelijk zorgtraject kan het gezin worden opgelegd op basis van de Wet werk en bijstand of een maatregel voor jeugdbescherming. De gezinscoach moet vervolgens contact leggen met het gezin, waarbij hij vasthoudendheid moet paren aan geduld. Bij het eerste huisbezoek kan het gebeuren dat de deur met kracht wordt dichtgegooid. De gezinnen waar het hier om gaat bevinden zich veelal langdurig in een situatie waarin structuur ontbreekt, waarin de balans tussen draagkracht en draaglast zoek is en waarin de opvoeding ernstig in het gedrang is. De sociaaleconomische omstandigheden waaronder ze leven zijn doorgaans uitermate beroerd. Bovendien zijn deze gezinnen teleurgesteld door instanties, gezagsdragers en
03 | 2009
Vasthoudend en geduldig
009
| Kennis
03 | 2009
Door Jan van Gerwen en Annemarie de Beer
hulpverleners. Het containerbegrip ‘motivatie’ is te globaal om recht te doen aan de complexiteit van de situatie waarin deze gezinnen verkeren. Onder motivatie worden de beweegredenen van clie¨nten gevat ‘om al dan niet aan een hulpverleningstraject deel te nemen, om gedrag te vertonen dat in het kader van die hulpverlening nodig wordt geacht’ (Van Yperen en anderen, 2003). In de psychologie wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie komt voort uit de persoon zelf, extrinsieke motivatie uit een prikkel die buiten de persoon is gelegen. De problemen van gezinnen waarop de interventieprogramma’s van FlexusJeugdplein en Spirit zich richten, zijn doorgaans weerbarstig, complex en chronisch. Intrinsieke motivatie om hulp te aanvaarden ontbreekt, doodeenvoudig omdat perspectief op verbetering ontbreekt. De bemoeienis van de gezinscoach vormt eerder een nieuwe dreiging, een extra probleem naast alle andere. Vooral de angst voor uithuisplaatsing van kinderen is een nieuwe spanningsbron. Op zo’n moment dreigt de deur in het slot te vallen. De gezinscoach ziet zich dan voor de vraag gesteld of hij de clie¨nt nog kan bereiken met gangbare motiveringstechnieken, wetende dat de clie¨nt het recht heeft zijn eigen leven te bepalen en dat diens inzet nodig is om tot verandering te komen (Berg, 2000). Het Engelse spreekwoord luidt niet voor niets: je kunt een paard naar het water leiden, maar je kunt hem niet dwingen te drinken.
JeugdenCo |
10 De praktijk – 1 Gezin B. bestaat uit een alleenstaande moeder met vijf kinderen van 0 tot 14 jaar. Het gezin is van Nederlandse afkomst. De moeder is geboren en getogen in de buurt waarin zij nu leeft. De kinderen zijn verwekt door verschillende vaders, die geen rol spelen in het leven van het gezin. Op de school van het meisje van 12 maakt men zich zorgen over de thuissituatie. De moeder krijgt een uitkering en heeft een hoge schuld opgebouwd. In het huis – een driekamerwoning – heerst chaos. De hygie¨ne van de kinderen laat te wensen over. Er wordt ongezond gegeten. De kinderen hangen vaak tot ’s avonds laat op straat en veroorzaken overlast. Het lukt hulpverleners niet de moeder te motiveren tot verandering van haar gedrag. Ze wil haar schulden niet aanpakken en het contact met school niet verbeteren. De moeder houdt zielsveel van haar kinderen. Als hulpverleners te dicht in de buurt komen of commentaar leveren, slaat ze letterlijk van zich af.
BSL - JEC - 0000_JEC
010
Gezinscoach heeft succes met drang en dwang
| Kennis
11 JeugdenCo |
Hulpverleners maken het de clie¨nt lang niet altijd eenvoudig. ‘Motivatie’ is het wachtwoord dat toegang verschaft tot de hulpverlening. En dat wachtwoord moet, bij voorkeur vergezeld van een hulpvraag, worden uitgesproken bij aanvang van de hulp. Wie dat niet doet, staat voor een gesloten deur. Een willekeurige greep aan citaten uit bestaande interventieprogramma’s in de jeugdzorg, zoals vastgelegd in folders en modulenboeken, maakt duidelijk waar het om draait: ‘De ouders moeten een hulpvraag hebben’, ‘Uitgangspunt is de hulpvraag van de ouders’, ‘De jongere dient gemotiveerd te zijn’, ‘De ouders hebben een hulpvraag met betrekking tot versterken en vasthouden van eigen pedagogische vaardigheden’, ‘Geen motivatie van jongere en ouders is een contra-indicatie’, enzovoort. Bij een benadering die op voorhand motivatie vereist, zijn twee kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste: de gezinnen die de hulp het hardst nodig hebben, zullen ervan verstoken blijven. Er is een samenhang tussen de uitzichtloosheid van de situatie zoals gezinnen die ervaren, en de motivatie. Waarom zou je hulp inroepen of aanvaarden als je de situatie als uitzichtloos ziet, als je geen enkele fiducie hebt in verbetering? En omgekeerd, als je een uitweg ziet en bereid bent hulp te aanvaarden, dan ben je al halverwege de oplossing. Motivatie is, ten tweede, geen stabiele en statische factor die op voorhand het succes van een hulpverleningstraject bepaalt. In de wetenschappelijke literatuur zijn voldoende aanwijzingen te vinden dat de bereidheid en de bekwaamheid om hulp te aanvaarden fluctueren en gericht, gefaseerd en planmatig te beı¨nvloeden zijn (Prochaska en anderen, 1992). Het motiveren van een gezin gaat niet aan de hulpverlening vooraf, maar moet er integraal onderdeel van zijn. Alleen zo kan de basis worden gelegd voor de tweede helft van het hulpverleningstraject: het realiseren van de oplossing.
03 | 2009
Motivatie als wachtwoord
Van drang naar dwang
Het werken met drang en dwang in de hulpverlening is omstreden. Hulpverleners sluiten bij voorkeur aan bij de motivatie van het gezin. Er zijn echter gezinnen waarbij die aanpak niet werkt, hoewel er, gelet op het belang van de kinderen, signalen of feiten zijn die om actie vragen en soms schreeuwen. De gezinscoaches van FlexusJeugdplein en Spirit forceren desnoods de toegang tot het gezin, met drang of dwang.
BSL - JEC - 0000_JEC
011
Door Jan van Gerwen en Annemarie de Beer
De praktijk – 2 Ook de gezinscoach krijgt te maken met een moeder die afspraken probeert te omzeilen, die onbereikbaar is en ‘ja’ zegt, maar ‘nee’ doet. Maar de gezinscoach blijft komen en blijft de moeder voortdurend wijzen op het belang van meewerken. Als ze meewerkt behoudt ze immers haar volledige uitkering. Daarnaast pakt de gezinscoach, samen met de moeder, de problemen aan. Hij draagt maar liefst vijftig vuilniszakken de deur uit, gaat langs bij alle leerkrachten voor een gesprek, zorgt dat de woning veiliger wordt en vraagt bijzondere bijstand aan om bedden te kopen voor de kinderen. De moeder merkt dat er wat begint te veranderen aan haar situatie. Niet alles is nog zo uitzichtloos als het leek. Dat zorgt ervoor dat ze bij tijd en wijle de energie heeft om samen dingen aan te pakken. Bovendien blijft de gezinscoach komen. Hij schrikt niet van een afwijzing en blijft betrouwbaar in zijn
| Kennis
03 | 2009
afspraken en in zijn doen en laten.
JeugdenCo |
12
BSL - JEC - 0000_JEC
Onder drang wordt verstaan dat ‘iemand op enigerlei wijze in zijn keuze wordt beı¨nvloed met het doel hem een bepaalde, door de uitoefenaar van de drang gewenst geachte, keuze te laten maken. De vrijheid om te kiezen blijft bestaan, maar bij drang wordt een bepaalde optie onaantrekkelijk gemaakt door er een (meestal aanzienlijk) nadeel aan te verbinden. Het doel is ongewenst gedrag onaantrekkelijk te maken oftewel gewenst gedrag uit te lokken’ (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 1997). Er is sprake van dwang als ‘iemand tegen zijn wil tot enig doen of nalaten wordt genoodzaakt. Degene om wie het gaat, heeft wat dit betreft geen enkele keuze meer en wat er dan gebeurt, is altijd tegen zijn wil’ (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 1997). In praktijk is er een continuu¨m van drang naar dwang, van volledige zelfbeschikking tot volledige dwang. Drang bestaat uit middelen als het aanzetten tot acceptatie van hulp of tot verandering, van vrijblijvend advies tot krachtige overreding. Deze vormen van beı¨nvloeding behoren tot het standaardrepertoire van de gezinscoach en de vasthoudendheid – het niet loslaten van het probleem – tot zijn grondhouding. Ergens gaat drang over in dwang. De gezinscoach houdt het gezin de gevolgen voor als het zijn bemoeienis blijvend afwijst of onvoldoende meewerkt. Bij ernstige zorgen over de veiligheid van een kind kan drang de vorm van een dreigende uithuisplaatsing krijgen. Drang gaat over in dwang als de gezinscoach in actie komt om de uithuisplaatsing ook feitelijk in gang te
012
Gezinscoach heeft succes met drang en dwang
zetten. Het gezin moet zich dan voegen naar de uitspraak van de kinderrechter. De gezinscoach heeft middelen in handen om hulp op gang te brengen of voortgang te forceren. Een melding bij bureau jeugdzorg of de gemeentelijke afdeling SoZaWe – verstrekker van uitkeringen – kan direct leiden tot een raadsonderzoek of een korting op of opschorting van de uitkering.
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
13 JeugdenCo |
De legitimering van een middel als uithuisplaatsing of korting op een uitkering ligt in het belang van het kind. Orthopedagoog Nannie Boermans heeft promotieonderzoek gedaan naar de toepassing en legitimering van drang en dwang in een liberale samenleving. Enerzijds dient de overheid zich neutraal op te stellen, haar burgers zoveel mogelijk vrijheid te geven en zich zo weinig mogelijk met prive´zaken te bemoeien. Anderzijds moet de overheid haar burgers, dus ook kinderen, beschermen tegen onrecht. Boermans plaatst een kritische kanttekening bij de huidige praktijk, waarin de overheid pas ingrijpt als kinderen schade hebben geleden. Daarmee worden kinderen het slachtoffer van nalatige ouders en een terughoudende overheid. Het is niet nodig, stelt Boermans, om ‘te wachten tot de ontwikkeling van kinderen geschaad is (schade in pedagogische zin). Ingrijpen is daarentegen al gerechtvaardigd wanneer er nog ‘slechts’ sprake is van aantasting van de welzijnsrechten van het kind (schade in rechtsfilosofische zin). De welzijnsrechten waarop kinderen aanspraak kunnen maken behelzen namelijk veel meer dan het recht niet mishandeld, verwaarloosd of misbruikt te worden. Deze opvatting geeft de overheid meer ruimte om te intervenie¨ren in de opvoeding dan zij zich tot nu heeft toegee¨igend.’ (Boermans, 2009) De analyse van Boermans biedt houvast bij het toepassen van drang en dwang. Ze legt in haar proefschrift een dubbel criterium aan voor vroegtijdig overheidsingrijpen in gezinnen. Het eerste criterium stelt dat een liberale overheid dient in te grijpen als de welzijnsrechten van kinderen worden geschonden en als hun burgerschapsopvoeding in gevaar komt. Het tweede criterium stelt dat de overheid uitsluitend in dit soort situaties mag ingrijpen e´n de vrijheid en beslissingsruimte van ouders hierbij zoveel mogelijk intact moet laten. Hiermee zijn echter niet alle uitvoeringsproblemen de wereld uit. De professionele inschatting van de gezinscoach of de welzijnsrech-
03 | 2009
Legitimering van drang en dwang
013
Door Jan van Gerwen en Annemarie de Beer
ten van het kind werkelijk in het geding zijn – de enige grond voor het toepassen van dwang – blijft bijzonder complex. En hoe kan de gezinscoach tegelijkertijd de vrijheid van ouders zoveel mogelijk intact laten?
| Kennis
03 | 2009
Werkzaamheid van drang en dwang
JeugdenCo |
14
De werkwijze van de gezinscoaches van FlexusJeugdplein en Spirit is niet vraaggericht, maar probleemgericht. De gezinscoach formuleert de hulpverleningsdoelen voor het gezin, doet dat niet per se in overleg met hen, en neemt tijdelijk de regie van de ouders over. De regie wordt teruggegeven in de mate waarin en in het tempo waarop de ouders dat aankunnen. Het betekent dat de gezinscoach in staat moet zijn onderscheid te maken tussen onvermogen enerzijds en onwil om tot verandering te komen anderzijds. Als ouders niet in staat zijn, worden zij geholpen. Als ouders niet willen, worden zij gedwongen. Soms is het nodig druk op te bouwen als ouders de gezinscoach niet toelaten of tijdens het hulptraject dreigen af te haken. Zo nodig wordt de druk opgevoerd om toegang of voortgang te forceren, beginnend met rapportage aan de gemeentelijke afdeling SoZaWe, waarop een zogenoemd maatregel- of waarschuwingsgesprek kan volgen. Zowel in Rotterdam als in Amsterdam worden dergelijke gesprekken tientallen keren per jaar gevoerd. Als ouders volharden in hun weigering, volgt korting op of opschorting van de uitkering. Doorgaans laten ouders het zover niet komen en volstaat een gesprek om tot een hervatting van de hulp te komen. Bij FlexusJeugdplein en Spirit leidt weigerachtigheid van ouders enkele keren per jaar ook feitelijk tot korting of opschorting. Over het aantal
De praktijk – 3 De gezinscoach treft midden in de enorme puinhoop van het huishouden de moeder rokend op de bank aan, samen met de oudste zoon en oma. De gezinscoach stelt direct eisen aan de moeder: de vuilniszakken moeten de gang uit en de stapels kleding moeten worden gewassen. In het begin van het traject komt de gezinscoach iedere dag en helpt hij zelf ook het huishouden op orde te krijgen. Maar nooit zonder de moeder.
BSL - JEC - 0000_JEC
014
Gezinscoach heeft succes met drang en dwang
doorgeleidingen naar bureau jeugdzorg, om tot een kinderbeschermingsmaatregel te komen, zijn geen cijfers voorhanden. Het succes van werken met drang en dwang bestaat eruit dat de gezinscoach begint met de meest basale levensbehoeften van het gezin en de bestaansveiligheid van de kinderen. Hij schept orde in de chaos, hij zorgt voor structuur, hij biedt het gezin houvast. Door zijn beperkte caseload van vier a` vijf gezinnen is hij in staat intensief in het gezin te werken en goed bereikbaar te zijn – voor calamiteiten zelfs 24 uur per dag, zeven dagen per week. De gezinscoach biedt hulp waar het gezin zichtbaar profijt van heeft. Zoetjesaan maakt de weerstand plaats voor vertrouwen, omdat het gezin ervaart dat problemen daadwerkelijk worden opgelost.
| Kennis
15 JeugdenCo |
Aanvankelijk werd gedacht dat ouders zich stevig zouden verzetten. Maar de ervaring is dat het verzet bij aanvang van de hulp al snel plaatsmaakt voor tevredenheid over de interventie zelf. In december 2008 zei Leonard Geluk, destijds de Rotterdamse wethouder voor Jeugd, Gezin en Onderwijs, in de nieuwsbrief MultiKultura hierover: ‘Ouders accepteren het en zijn er uiteindelijk dankbaar voor. We dachten altijd: ouders zullen het niet willen. Of ouders zoeken het zelf wel uit. Maar er zijn ook ouders die helemaal geen uitkering hebben en wel de hulp van een gezinscoach accepteren.’ Geluks uitspraak wordt ondersteund door onderzoek in Amster-
03 | 2009
Van verzet naar tevredenheid
De praktijk – 4 Na acht maanden drang en dwang is de woning opgeknapt, gaan de kinderen iedere dag verzorgd naar school, hebben alle gezinsleden een ziektekostenverzekering, zijn er aansprakelijkheids-, brand- en inboedelverzekeringen en zijn alle kinderen uitgebreid psychologisch getest, zodat de school beter kan inspelen op hun mogelijkheden en behoeften. De moeder krijgt hulp bij het aanpakken van haar schulden. Het gezin veroorzaakt niet langer overlast in de buurt. De baby woont thuis, onder strenge voorwaarden. De oudste zoon wordt binnenkort voor een behandeling uit huis geplaatst. Hoewel de moeder aan het begin van het traject vooral boos was op de gezinscoach die ‘als een nazi’ door haar leven denderde, gaf ze de coach onlangs een 9 voor zijn betrokkenheid en inzet.
BSL - JEC - 0000_JEC
015
Door Jan van Gerwen en Annemarie de Beer
dam (Broeders en Slabbe`rtje, 2008) en Rotterdam (Hermanns en Kloosterman, 2008). Hoewel ouders en jongeren de bemoeienis van de gezinscoach niet altijd meteen bij het eerste contact op prijs stellen, zijn ze later doorgaans positief over de geboden hulp en het effect ervan. Ouders vinden het ‘kennelijk niet zo erg als de overheid af en toe ingrijpt in het dagelijkse leven, mits er daarna wel een aantal duidelijke concrete voordelen voor hen te behalen zijn’ (Hermanns en Kloostermans, 2008).
| Kennis
03 | 2009
Methodisch kader
JeugdenCo |
16
BSL - JEC - 0000_JEC
De gezinscoach ziet zich in zijn werk met zorgmijdende gezinnen voor een dilemma gesteld: zet hij in op het motiveren van de gezinsleden, met inachtneming van de vrijheidsrechten van burgers in een liberale samenleving, of past hij dwangmiddelen toe, met het oog op de welzijnsbelangen van het bedreigde kind? De ervaring in Rotterdam en Amsterdam leert dat hij, als hij de koe bij de hoorns vat, ‘motiveren’ en ‘dwingen’ op een zinvolle, werkzame manier kan inzetten vanuit e´e´n methodisch kader. De synthese van het recht op vrijheid – these – en de noodzaak van ingrijpen – antithese – binnen e´e´n interventieprogramma biedt de gezinscoach houvast bij het beschermen van het kind en, gelijktijdig, het motiveren van de ouders. Het dwangmiddel wordt methodisch ingezet om motivatie te bewerkstelligen. De resultaten in Rotterdam en Amsterdam zijn bemoedigend. Ouders zijn, ondanks aanvankelijke weerstand, overwegend tevreden over de resultaten van de geboden hulp en waarderen de aanwezigheid, de inzet en de vasthoudendheid van de gezinscoaches. Met deze conclusie zijn vanzelfsprekend niet alle professionele dilemma’s van de gezinscoach in de alledaagse praktijk opgelost. Iedere situatie is uniek en dat vraagt van de gezinscoach dat hij van dag tot dag maatwerk levert, lastige inschattingen maakt, verantwoordelijkheid neemt en gordiaanse knopen doorhakt. Dat vergt initiatief, durf en doorzettingsvermogen. Om de slagkracht van de gezinscoach te bevorderen is een verdere ontwikkeling van het interventieprogramma nodig, langs twee lijnen. Ten eerste moet het interventieprogramma nauwkeurig beschreven, theoretisch gefundeerd en nader onderzocht worden. Daarmee wordt het programma evidence-based en het resultaat dupliceerbaar. Om dat te bereiken wordt gewerkt aan opname van het programma in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut, en doet de Hogeschool INHolland, in samenwerking
016
Berg, I.K. (2000). Ik wil mijn kind niet kwijt. Samenwerken met ouders onder dwang van de kinderbescherming. Haarlem, De Toorts. ISBN 9789060207819. Boermans, N. (2009). Vroegtijdige gezinsinterventie door de overheid in een liberale staat. Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam. Te downloaden via http://dare.ubvu.vu.nl// handle/1871/13110.
| Kennis
Verder lezen
17 JeugdenCo |
met de Vrije Universiteit Amsterdam, onderzoek naar de effectiviteit. In de loop van 2010 worden resultaten verwacht. Ten tweede is een verdere ontwikkeling van de methodiek nodig om motiveringstechnieken die uit de wetenschappelijke literatuur bekend zijn en de drang- en dwangmiddelen waarover de gezinscoach beschikt samenhangend, constructief en effectief in te zetten in het hulpverleningsproces. Daarmee zal het programma verder aan kracht winnen. Tot slot: als ouders niet willen meewerken, worden zij gedwongen hulp te aanvaarden. De problemen van deze gezinnen liggen vaak diep verankerd in een wijdere omgeving, de buurten waarin kinderen opgroeien, en in een verleden van tegenslag en teleurstelling in de overheid, in de hulpverlening, in autoriteiten. Als vrijblijvendheid van de kant van ouders niet wordt geaccepteerd, moeten ouders erop kunnen rekenen dat zij, eveneens voorbij de vrijblijvendheid, daadwerkelijk de hulp en steun krijgen die noodzakelijk is om problemen te lijf te gaan. Hier ligt een verplichtende uitdaging voor iedereen die betrokken is bij het opgroeien en opvoeden van kinderen.
03 | 2009
Gezinscoach heeft succes met drang en dwang
Broeders, A. & Slabbe`rtje, A. (2008). Vroegtijdige Interventie Gezinnen in Amsterdam Noord gemonitord. Amsterdam, DSP-groep. Choy, J., Pont, S. & Doreleijers, Th. (2003). Moet-willige hulpverlening. Systeemtheoretische methodiek voor gezinsvoogden en jeugdreclasseerders. Amsterdam, SWP. ISBN 9789066655225. Hermanns, J. & Kloosterman, M. (2008). De overheid achter de voordeur. Een nieuwe koers en reacties van burgers. In: Notten (red.). De lerende stad. Het laboratorium Rotterdam. Antwerpen/Apeldoorn, Garant. ISBN 9789044122657. Kalsbeek, A. (2008). Werkzame factoren in de hulp aan multiprobleemgezinnen. Utrecht, Nederlands Jeugdinstituut. Te downloaden via www.nji.nl > Dossiers > Multiprobleemgezinnen > Praktijk > Wat werkt? Kleis, F., Ruig, S. de (2006). Handboek Vroegtijdige Interventie Gezinnen. Rotterdam, RadarUitvoering. Linthorst, O. (2008). Iemand moet verantwoordelijk zijn. Interview met wethouder Leonard Geluk. MultiKultura, jaargang 4, nummer 13, pagina 2-3. Rotterdam, CMO Stimu-
BSL - JEC - 0000_JEC
017
Door Jan van Gerwen en Annemarie de Beer lans. Te downloaden via www.cmo-stimulans.nl > Wat doet CMO Stimulans > MultiKultura. Prochaska, J.O., DiClemente, C.C. & Norcross, J.C. (1992). In Search of How People Change. Applications to Addictive Behaviors. American Psychologist, jaargang 47, nummer 9, pagina 1102-1114. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (1997). Beter (z)onder dwang? Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zoetermeer, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Te downloaden via www.rvz.net > Publicaties > Adviezen > Uitgebracht. Yperen, T.A. van, Booy, Y. & Veldt, M.C. van der (2003). Vraaggerichte hulp, motivatie en effectiviteit jeugdzorg. Utrecht, NIZW. Te downloaden via www.nji.nl > Publicaties > Jeugdzorg.
Jan van Gerwen (
[email protected]) is stafmedewerker bij de Rotterdamse jeugdzorgorganisatie FlexusJeugdplein. Annemarie de Beer (
[email protected]) is beleidsmedewerker bij de Amsterdamse
| Kennis
03 | 2009
jeugdzorgorganisatie Spirit.
JeugdenCo |
18
BSL - JEC - 0000_JEC
018