TUSSENRAPPORTAGES GGZ INSTELLINGEN Projectgelden terugdringen Dwang en Drang 2012
Rapport met verslag van tussenrapportages terugdringen dwang en drang 2012, uitgevoerd door Linda van den Bos (Projectenwerk), in opdracht van en in samenwerking met Hamp Harmsen, projectleider Dwang en Drang, GGZ Nederland.
26 April 2013
1
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding 1.1.
Respons
3 4
Hoofdstuk 2
Doelstellingen GGZ instellingen
Hoofdstuk 3
Registratie van dwang en drang 3.1. Afdelingen 3.2. Structurele terugkoppeling 3.3. Terugkoppeling: doelgroep en frequentie 3.4. Koppeling Planning&Control cyclus 3.5. Effect van terugkoppeling 3.6. Zichtbaarheid van cijfers 3.7. Knelpunten bij registratie
10 11 12 13
Cijfers en trends 4.1.
15
Hoofdstuk 4
4.2.
Aanwezigheid separeer- en afzonderingsruimtes Trend dwangtoepassingen
5
7 8 9
18
Hoofdstuk 5
Langdurige separatie
22
Hoofdstuk 6
Succesfactoren en knelpunten 6.1. Succesfactoren 6.2. Knelpunten
24 26
Meetinstrumenten 7.1. 7.2.
27 28
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Nog te bereiken?
Bijlagen
1 2
Meten is weten Knelpunten
29 Overzicht instellingen Rapportageformat tussenrapportage 2012
30 32
2
HOOFDSTUK 1.
INLEIDING
2012 is het laatste jaar waarvoor instellingen, die zorg bieden aan ernstig psychiatrisch patiënten, projectgelden voor het terugdringen van dwang en drang konden aanvragen bij het ministerie van VWS. Hier hebben 62 instellingen gebruik van gemaakt (waaronder een aantal instellingen met meerdere locaties/onderdelen; zie 1.1. Respons). Hiervoor legt iedere instelling twee maal per jaar inhoudelijke verantwoording af aan GGZ Nederland middels het inleveren van een tussen- of slotrapportage. In dit verslag zijn de hoofdlijnen van de tussenrapportages 2012 van deze instellingen verwerkt. Het doel is om inzicht te verschaffen in de stand van zaken in GGZ-instellingen in Nederland, met betrekking tot ontwikkelingen aangaande het verder terugdringen van dwangtoepassingen. Evenals voor het projectjaar 2011 werd ook voor 2012 aan instellingen een grotendeels gestandaardiseerd format met evaluatievragen (een combinatie van gesloten en open vragen) aangeboden. Wel worden er ieder half jaar andere accenten gelegd. De ingevulde formulieren leveren veel informatie op om een beeld te schetsen. Het vergelijken tussen 2011 en 2012 is beperkt mogelijk, omdat er in 2012 10 rapportages (18%) meer zijn verwerkt; door de relatief kleine aantallen wordt het beeld vertekend. De rapportages die zijn aangeleverd zijn over het algemeen uitgebreid en volledig. De instellingen zijn in beweging, er is al veel gerealiseerd en de ambities zijn hoog. Daarnaast worden ook knelpunten benoemd die de voortgang belemmeren. Een belangrijke graadmeter voor het monitoren van de voortgang in instellingen, als het gaat om reductie van dwang en drang, zijn de doelstellingen die zij zelf opstelen en de mate waarin deze zijn behaald. Voor het projectjaar 2012 hebben alle instellingen diverse doelstellingen opgesteld, die vaak de termijn van een jaar overschrijden. Projecten en hun voortgang zijn eveneens niet altijd te koppelen aan een bepaalde periode of strak binnen een jaar te plaatsen en lopen vaak langer door. De meeste instellingen hebben een verruimd voortgangsbericht geschreven, waarin wordt gekeken naar behaalde resultaten in het verleden, reeds gerealiseerde zaken in het jaar 2012 en te verwachten resultaten in de nabije toekomst. Aangezien het in dit verslag gaat om de algemene en meest recente stand van zaken in de instellingen en de te herkennen trends, is bij de analyse van kwalitatieve gegevens geen rekening gehouden met de eindtermijn van 31-12-2012. Kwantitatieve gegevens zijn wel per opgegeven periode weergegeven. De focus in 2012 lag op de fase voorafgaand aan klinische opname en behandeling (preventie, FACT) en op de meest intensieve cliënten die veelvuldig en/of langdurig diverse vrijheidsbeperkende interventies ondergaan, met de nadruk op separaties. In de rapportages van 2011 is door instellingen uitgebreid verslag gedaan van de succesfactoren en knelpunten die door instellingen ervaren worden. In 2012 is alleen gevraagd naar ‘nieuwe’ knelpunten en succesfactoren ten opzichte van 2011. Grote instellingen hebben vaak meerdere locaties, waarbij er (grote) verschillen tussen de diverse locaties waarneembaar zijn. Twee instellingen hebben een slotrapportages per locatie aangeleverd, waardoor er geen ‘overallbeeld’ van de gehele instelling werd geschetst.
3
Het gaat hierbij om de Parnassia Bavo Groep; zij hebben vier tussenrapportages voor vier zorgbedrijven aangeleverd. Ook het Erasmus Medisch Centrum heeft twee afzonderlijke rapportages aangeleverd, zowel voor het aanbod psychiatrie als de kinderkliniek. De afzonderlijke rapportages zijn ook afzonderlijk verwerkt. Dit rapport is verdeeld in een aantal hoofdstukken. In de inleiding staan de responsgegevens vermeld, alsmede een aantal opmerkingen bij de gegevensverwerking. In hoofdstuk twee wordt weergegeven of de instellingen hun doelstellingen hebben behaald, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen hoofd- en subdoelstellingen. Hoofdstuk drie schetst een beeld van de wijze van registratie en terugkoppeling van gegevens van vrijheidsbeperkende interventies, gevolgd door kwantitatieve gegevens en cijfermatige trends in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 is gewijd aan langdurige separatie en in hoofdstuk 6 worden succesfactoren en knelpunten benoemd die van invloed zijn op het verminderen van dwang en drang. Het zevende hoofdstuk gaat over succesvol ingezette meetinstrumenten en het laatste hoofdstuk geeft aan waar instellingen denken dat nog winst valt te behalen als het gaat om het verder terugdringen van dwang en drang. Bij alle onderdelen is ook de betreffende vraagstelling opgenomen. Het geheel is aangevuld met enkele bijlagen. 1.1.
Respons
Er zijn 62 instellingen in Nederland die van het Ministerie van VWS (en uitgevoerd door GGZ Nederland) in 2012 projectgelden hebben ontvangen voor het terugdringen van dwang en drang in de psychiatrie. 60 Instellingen hebben de tussenrapportage ingeleverd (97%). Centrum Mailiebaan Verslavingszorg (Victas vanaf 2013) heeft geen tussenrapportage ingeleverd, omdat de activiteiten nog niet gestart zijn; zij leveren wel een slotrapportage aan. Er zijn 64 rapportages aangeleverd die afzonderlijk verwerkt zijn. De 60 instellingen geven aan het volgende aanbod te verzorgen: Tabel 1. Aanbod instellingen n Psychiatrie Forensische psychiatrie Kinder/jeugdpsychiatrie PAAZ PUK
% 33 15 26 17 4
52% 23% 41% 27% 6%
Een totaaloverzicht van de instellingen staat vermeld in bijlage 1.
4
HOOFDSTUK 2.
DOELSTELLINGEN GGZ-INSTELLINGEN
Aan iedere instelling is gevraagd om de doelstellingen, zoals aangegeven in het projectplan behorend bij de aanvraag voor projectgelden 2012, te beschrijven en aan te geven in welke mate deze zijn behaald. 1
VRAAG
2 3
4
Wat is de hoofddoelstelling van het project in 2012? (overnemen uit projectplan) Is deze hoofddoelstelling al behaald?
[ ] Ja [ ] Nee. Welke onderdelen zijn wel behaald: Welke onderdelen zijn niet behaald:
Wat zijn de subdoelstellingen van het project in 2012? (overnemen uit projectplan) Zijn alle subdoelstellingen behaald? Geef [ ] Ja [ ] Nee. Welke onderdelen zijn wel behaald: per subdoelstelling aan of deze behaald Welke onderdelen zijn niet behaald: is of niet en beschrijf de stand van zaken.
Er is duidelijk onderscheid gemaakt tussen de hoofddoelstelling (in de meeste gevallen een kwantitatieve doelstelling (reductie van dwang en drang in maat en getal)) en subdoelstellingen. Hoofddoelstelling Alle 64 instellingen hebben een hoofddoelstelling geformuleerd; 21 (33%) instellingen geven aan dat zij deze hoofddoelstelling reeds behaald hebben. Bij 41 instellingen (64%) is dit nog niet het geval. Twee (3%) instellingen hebben deze vraag niet beantwoord; wel hebben zij de subdoelstellingen uitgewerkt. De doelstellingen zijn ook niet altijd gericht op het kalenderjaar waarvoor projectgelden zijn ontvangen, maar lopen vaak langer door of zijn gericht op een langere projectperiode als geheel. Op de vraag welke onderdelen wel en niet behaald zijn, heeft ongeveer de helft van de instellingen antwoord gegeven (n=35). De gegeven antwoorden zijn zeer wisselend en inconsistent qua inhoud en zijn daarom niet verder uitgewerkt. De hoofddoelstelling was niet in alle gevallen even SMART geformuleerd. Ook bestaat een hoofddoelstelling vaak uit meerdere onderdelen (een combinatie van kwalitatief en kwantitatief). Het merendeel van de instellingen (n=49, 77%) heeft een hoofddoelstelling die (onder andere) gericht is op het reduceren van dwang en drang. Bij 33 instellingen is er sprake van een meetbare doelstelling, uitgedrukt in een percentage. Er zit veel variatie en deze meetbare hoofddoelstelling. De percentages variëren van 5-50% reductie en ook wordt er onderscheid gemaakt in de aard van de vrijheidsbeperkende interventie en de periode waarover de hoofddoelstelling bereikt dient te worden. Differentiatie naar verschillende afdelingen wordt ook aangegeven. Het merendeel van de hoofddoelstellingen is gericht op reductie van separatie (in aantal en/of duur, n=30). Daarbij noemen 3 instellingen dat zij ‘separeervrij’ willen zijn. Daarnaast hebben 19 instellingen een meer kwalitatieve hoofddoelstelling (in 4 gevallen gecombineerd met een kwantitatieve hoofddoelstelling) aangegeven. Deze zijn wisselend
5
van inhoud en gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg, preventie, samenwerking en/of inzet van interventies. Instellingen die aangesloten zijn bij de K7 (7 instellingen voor kinder- en jeugdpsychiatrie) hebben naast de eigen instellingsdoelstellingen, ook de gezamenlijke K7 doelstellingen weergegeven. Deze zijn niet meegenomen in de totaaltelling van de (sub)doelstellingen. Subdoelstellingen Door alle 64 instellingen zijn aanvullende subdoelstellingen geformuleerd. In totaal zijn er 527 subdoelstellingen opgesteld. In 2010 waren dit er 268 en in 2011 447. Instellingen hebben tussen de 1 en 24 subdoelstellingen aangegeven (met een gemiddelde van 8 subdoelstellingen per instelling). Vrijwel alle subdoelstellingen zijn kwalitatief van aard en moeilijk meetbaar. Aan instellingen is daarom zelf gevraagd om aan te geven of de subdoelstelling (al) behaald is. Het antwoord ‘deels’ werd ook vaak gegeven. Daar waar niet duidelijk was of een subdoelstelling behaald is, is ‘niet duidelijk’ gescoord. Bij het indienen van deze tussenrapportages was de helft van de subdoelstellingen behaald. Tabel 2. behaalde subdoelstellingen, aantallen n Subdoelstelling behaald Subdoelstelling deels behaald Subdoelstelling niet behaald Niet duidelijk of niet bekend Totaal
% 257 127 114 19 527
49% 24% 22% 4% 100%
Vele instellingen hebben uitgebreid toelichting gegeven op de subdoelstellingen, de wijze waarop er mee wordt omgegaan en de stand van zaken met betrekking tot realisatie. Ten opzichte van voorgaande rapportages is er steeds meer verfijning in doelstellingen en activiteiten. Het is niet eenvoudig hier een goed geaggregeerd beeld van te schetsen. Voor dit verslag, wat algemeen van aard is, wordt dit niet verder uitgewerkt.
6
HOOFDSTUK 3.
REGISTRATIE VAN DWANG DW EN DRANG
Cijfers vormen een belangrijke informatiebron om niet alleen de aard en het aantal dwangtoepassingen in beeld te brengen, maar ook ook om verbeteracties in gang te zetten en beleid te ontwikkelen. Met de Argus dataset worden vrijheidsbeperkende interventies per instelling geregistreerd. Een voorwaarde voor het verkrijgen van projectgelden in 2012 201 is het werken met de Argus dataset. De vraagstelling rondom registratie van dwang en drang is daarom ook vereenvoudigd ten ten opzichte van voorgaande jaren; er is niet meer gevraagd of instellingen gebruik maken van de Argus dataset. In overleg met GGZ Nederland gebruikt 1 instelling het MITS-registratiesysteem stratiesysteem (Monitor Informatiesysteem Ter beschikking Stelling). Stelling) 3.1.
Afdelingen
VRAAG
Wel van belang is om te weten of de activiteiten van instellingen zich richten op alle afdelingen of dat er sprake is van geselecteerde afdelingen (projectafdelingen). 56 (89%) instellingen geven aan dat alle afdelingen betrokken zijn bij de activiteiten; activiteiten in 2011 was dit 78%. 8 instellingen benoemen specifieke afdelingen, zoals ‘afdelingen afdelingen waar een separeer is’,, ‘dwang en drang gevoelige’ afdelingen of specifiek benoemde afdelingen. 5
Richt het project zich op alle afdelingen waar dwangmiddelen worden toegepast?
[ ] Ja [ ] Nee Op welke afdelingen is dit wel aan de orde?: Op welke afdelingen is dit niet aan de orde?:
Er is een stijgende tendens waarneembaar: waarneemba bij de slotrapportage 2010 gaf de helft van de instellingen aan dat de activiteiten zich richten op alle afdelingen, bij de slotrapportage 2011 is dat ruim driekwart en bij deze tussenrapportage 89%. 89%. Dit beeld is mogelijk vertekend door het gerichter vragen in 2011 en 2012 middels het rapportageformat en door meer ontvangen tussenrapportages 2012. Figuur 1. Projectactiviteiten op alle afdelingen in 2010, 2010 2011 en 2012
60
56
50 41 40 30
43
34 26
Projectactiviteiten op alle afdelingen
20 10 0 TR 2010 SR 2010 TR 2011 SR 2011 TR 2012
7
VRAAG
3.2.
Structurele terugkoppeling
6
Vindt er in uw instelling structurele terugkoppeling ugkoppeling van gegevens plaats?
[ ] Ja [ ] Nee, waarom niet: [ ] Er wordt incidenteel teruggekoppeld
nstellingen geven aan dat zij een periodieke terugkoppeling verzorgen (94%). Dit is 60 Instellingen ongeveer gelijk aan de uitkomst van de slotrapportages 2011. 1. Een incidentele terugkoppeling wordt door 4 instellingen verzorgd. Het aantal instellingen wat een structurele terugkoppeling verzorgt, zoals aangegeven in de afgelopen 5 meetmomenten, staat vermeld in figuur 2. Figuur 2. Structurele terugkoppeling in i 2010 en 2011
70 60 60 52 50
45
48
40 30
Structurele terugkoppeling
30 20 10 0 TR 2010
SR 2010
TR 2011
SR 2011
TR 2012
8
3.3.
Terugkoppeling: doelgroepen en frequentie
anders
Week
Maand
2 maand
Kwartaal
Doelgroep: Raad van Bestuur Directie Geneesheer directeur Projectorganisatie Stafafdeling: Cliëntenraad Familieraad M&M-commissie Psychiaters Artsen Management Teamleiders Aandachtsfunctionaris Medewerkers op afdeling Overig:
Jaar
Aan welke doelgroep en met welke frequentie vindt terugkoppeling plaats?
VRAAG
7
Half jaar
Bij alle 64 instellingen, ongeacht structurele (60) of incidentele (4) terugkoppeling, is gekeken voor welke doelgroepen een terugkoppeling wordt verzorgd.
De terugkoppeling naar alle afzonderlijke doelgroepen laat een minimale afwijking (max 4% per doelgroep) zien ten opzichte van voorgaande rapportages. Er wordt een brede terugkoppeling wordt verzorgd aan betrokken doelgroepen (tabel 3). Tabel 3. Doelgroepen (n=64)* n Raad van Bestuur Directie Geneesheer-directeur Projectorganisatie Stafafdeling Cliëntenraad Familieraad M of M commissie Psychiaters Artsen Management Teamleiders Aandachtsfunctionaris Medewerkers op de afdeling Overig
% 59 51 61 56 38 52 26 46 63 51 62 55 49 60 9
92% 80% 95% 88% 59% 81% 41% 72% 98% 80% 97% 86% 77% 94% 14%
*meerdere antwoorden mogelijk
De cijfermatige gegevens worden op verschillende momenten en in een verschillende frequentie teruggekoppeld binnen de instelling. Veelal wordt dit gekoppeld aan bestaande rapportagemomenten en overlegstructuren. Ten opzichte van voorgaande rapportages is een stijging te zien bij de terugkoppeling per kwartaal (+9%), per 2 maanden (+10%) en per maand (+11%).
9
Tabel 4. Frequentie (n=64)* n Jaarlijks Per half jaar Per kwartaal Per twee maanden Per maand Per week Anders
% 32 32 51 16 41 19 17
50% 50% 80% 25% 64% 30% 27%
*meerdere antwoorden mogelijk
De kruistabel die gemaakt kan worden als van alle instellingen de doelgroep en frequentie van terugkoppeling met elkaar in verband wordt gebracht, ziet er als volgt uit: Tabel 5. Totaaloverzicht doelgroep en frequentie (n=55)*
Raad van Bestuur, Directie Geneesheer-directeur Projectorganisatie Stafafdeling Cliëntenraad Familieraad M of M commissie Psychiaters Artsen Management Teamleiders Aandachtsfunctionaris Medewerkers op de afdeling Overig
Jaar 29 27 31 29 22 30 14 25 31 27 30 27 24 30 5
Halfjaar 28 23 30 29 25 25 11 24 30 25 30 29 25 30 4
Kwartaal 48 42 49 46 33 44 23 39 49 42 48 44 41 47 6
2 maand 15 14 15 16 12 15 7 11 16 12 15 15 11 16 4
Maand 37 30 39 37 27 34 18 28 41 33 40 36 30 38 7
Week 17 13 18 15 13 13 5 12 17 13 17 14 13 17 3
Anders 15 12 16 13 11 13 6 12 18 12 17 14 13 17 4
Deze tabel geeft veel hogere aantallen aan dan de tabellen 5 en 6, omdat instellingen op meerdere momenten aan meerdere doelgroepen rapporteren. De intensiteit van terugkoppelen wordt duidelijk in deze matrix. Alhoewel de aantallen en verschillen klein zijn, vinden de meeste terugkoppelingen per kwartaal en per maand plaats. Ten opzichte van voorgaande rapportages is de grootste toename ook te zien bij de terugkoppeling per kwartaal en per maand.
VRAAG
3.4.
Koppeling Planning & Control cyclus
8
Is er sprake van een koppeling van gegevens van dwangtoepassingen aan de P&C-cyclus van uw organisatie?
[ ] Ja, op welke wijze: [ ] Nee, waarom niet:
Structurele terugkoppeling van gegevens van vrijheidsbeperkende interventies is geen op zichzelf staand iets. Als dit verankerd is aan de Planning&Control cyclus van de organisatie is er sprake van borging. 49 (77%) instellingen geven aan dat er sprake is van een koppeling aan de P&C-cyclus van de organisatie, bij 13 (20%) instellingen is dat (nog) niet het geval. 2 instellingen hebben de vraag niet beantwoord. Op de vraag naar de wijze waarop de koppeling met de P&C-cyclus is georganiseerd, is heel wisselend antwoord gegeven:
10
Tabel 6. Wijze van koppeling aan P&C-cyclus (n=49)*
In jaarplannen, halfjaarlijkse of kwartaalgesprekken en de daaruit volgende verbeterplannen Verspreiding van rapporten met Argus cijfers, terugkoppeling Opname in kwaliteitssysteem (NIAZ, HKZ, audits, PDCA-cyclus) Opname in werkoverleg Via commissie MofM, VMS Onderdeel van stuurinformatie, opname in dashboard Opname in Balanced Score Card Bespreekpunt in overleg met verzekeraar *meerdere antwoorden mogelijk
n 29 13 7 14 9 4 2 1
Van de 12 instellingen die aangaven dat er nog geen sprake was van een koppeling van aan de Planning en Controlcyclus zijn 6 een PAAZ-afdeling. Zij geven aan dat dwang en drang te weinig voorkomt of dat zij verbonden zijn aan de P&C-cyclus van het ziekenhuis.
VRAAG
3.5.
Effect van terugkoppeling 9
Kunt u iets zeggen over het effect van terugkoppelen van deze gegevens?
Men is in de instellingen wel overtuigd van het (positieve) effect van het terugkoppelen van gegevens. Deze vraag is door 59 van de 64 (92%) instellingen beantwoord. Er is 94 keer (door 53 instellingen) een positief effect genoemd en 8 keer (7 instellingen) zijn andere geluiden weergegeven. Tabel 7. Effect van terugkoppelen van (Argus-)gegevens (n=60)*
Bewustwording, aandacht, het ‘blijft leven’, inzicht Op basis van cijfers wordt gestuurd en worden verbeterplannen gemaakt Positief effect op medewerkers: enthousiasme, motivatie Cultuurverandering Leereffect, blinde vlekken worden zichtbaar Gebruik maken van elkaar expertise Verfijning registratie Het heeft een positief effect op alle afdelingen van het ziekenhuis (PAAZ) Zorgt ervoor dat psychiaters op de hoogte zijn van procedures Aantallen dwangregistraties zijn klein (“we roepen ieder kwartaal: 0!”) Het is nog te vroeg hier iets over te zeggen Effect niet overal duidelijk; verschilt per afdeling Terugkoppeling is lastig, omdat het gaat om specifieke situaties *meerdere antwoorden mogelijk
n 41 34 10 3 2 1 1 1 1 3 3 1 1
Citaat: “Er is zo blijvende aandacht voor dwangreductie, we leren er van. De werkwijze wordt steeds mee business als usual.”
11
3.6.
Zichtbaarheid van cijfers
VRAAG
Het zichtbaar tonen van de cijfers van dwang en drang binnen de instelling kan bijdragen aan bewustwording en aandacht. 10 Worden de cijfers van het aantal en de aard van dwangtoepassingen binnen uw organisatie openlijk zichtbaar gemaakt?
[ ] Ja, op welke wijze: [ ] Nee, waarom niet:
Deze vraag was bedoeld om inzage te krijgen in de wijze waarop cijfers binnen de instelling openlijk worden gepresenteerd. De antwoorden zijn echter breder geformuleerd en weergegeven in tabel 8. Alle 64 instellingen hebben deze vraag beantwoord. 7 instellingen gaven aan dat de cijfers van dwangtoepassingen (nog) niet zichtbaar worden gemaakt. Cijfers van dwangtoepassingen worden op velerlei manieren zichtbaar gemaakt binnen de organisatie. In veel instellingen wordt het standaard meegenomen in de dagelijkse overleggen, werkbesprekingen, intervisies en functioneringsgesprekken. Tabel 8. Wijze waarop cijfers zichtbaar worden gemaakt (n=57)*
Terugkoppeling in kwartaalrapporten, jaardocumenten, managementinformatie Cijfers en grafieken in een verslag, bespreking hiervan in diverse overleggen Openlijk vindbaar voor betrokkenen in de systemen (op de server, in bestanden in pc) Publicatie op Intranet (waarvan 1 in ontwikkeling) Publicatie op website in ontwikkeling Via een MofM-melding of –commissie In personeelsblad Presentatie gegeven Terugkoppeling aan cliëntenraad Ophangen op centrale plaats (bv verpleegpost) In functioneringsgesprekken Benchmark GGNet *meerdere antwoorden mogelijk
n 30 27 11 9 1 6 4 2 2 1 1 1
Wat opvalt ten opzichte van de slotrapportages 2011 is de verdubbeling van de terugkoppeling van cijfers in kwartaalrapporten, jaardocumenten en managementinformatie.
12
VRAAG
3.7.
Knelpunten bij registratie 11 Welke knelpunten ervaart u bij registratie van dwangtoepassingen?
Alle 64 instellingen hebben deze vraag beantwoord, waarvan 5 instellingen (8%) aangeven dat zij geen knelpunten ervaren. De overige 59 instellingen (92%) hebben een veelheid aan knelpunten benoemd, die zijn geclusterd en weergegeven in tabel 9. Tabel 9. Knelpunten bij registratie (n=59)*
Technische knelpunten, gebruiksonvriendelijkheid Handmatige registratie, op papier, eigen Excel (waarvan 2 instellingen aangeven dat het door de kleine aantallen wel goed verloopt) Registratie in verschillende systemen Knelpunten ten aanzien van het uitlezen van data en genereren stuurinformatie Registratietrouw, onvolledige registratie Tijdsintensief, hoge werkdruk, administratielast Onvoldoende kennis en kunde (registratiehandleiding, juridische kennis) Definitie- en interpretatieverschillen Ontbreken van goede registratie van dwangtoepassingen bij kinderen tot 12 jaar Niet alle Argus items kunnen geregistreerd worden in het EPD Knelpunten ten aanzien van procedure: invoer, verwerken en output Knelpunt bij overplaatsing cliënt Onderregistratie of registratie-effect Kartrekkers nodig Personele knelpunten (bezetting, verloop) Digitalisering Argus vertraagd door fusie Dwangtoepassingen komen weinig voor, waardoor geen routine ontstaat Twijfel aan betrouwbaarheid van gegevens *meerdere antwoorden mogelijk
n 12 8 5 2 15 14 1 8 6 3 3 1 3 1 3 1 4 1
n
Technische aspecten
27
Gebruikersgebonden aspecten
30
Inhoudelijke aspecten
17
Procedurele aspecten
7
Overige
10
Figuur 3. Knelpunten bij registratie in hoofdgroepen
10 7
27
Technisch Gebruikersgebonden Inhoudelijk
17
Procedureel Overig
30
13
Goede registratie is volledig afhankelijk van een goede en volledige invoer bij de bron: bij de gebruiker van de systemen. De helft van de instellingen benoemt gebruikersgebonden aspecten. Een steeds terugkerend knelpunt is registratie in verschillende systemen. Om een voorbeeld te geven: cliëntgegevens worden geregistreerd in het EPD, er is een aparte incidentregistratie en Argusgegevens worden in weer een ander systeem geregistreerd. Ook handmatige registratie is tijdsintensief en brengt knelpunten met zich mee. De knelpunten kunnen grofweg verdeeld worden over 4 categorieën (zie tabel 9 en figuur 3), die onderling met elkaar samenhangen, maar waarbij alle knelpunten leiden tot eenzelfde zorgpunt, namelijk twijfels aan de betrouwbaarheid van de gegevens. Los van deze specifieke knelpunten geven instellingen aan dat het vergelijken van Argus gegevens over meerdere jaren niet goed mogelijk is, omdat er vele aanpassingen zijn gedaan om de registratie en systematiek te verbeteren. Zo zijn bijvoorbeeld meerdere afdelingen afgelopen jaren gaan registreren en wordt personeel geïnstrueerd ten aanzien van een juiste wijze van registratie. Beide aspecten (kunnen) leiden tot meer registratie, terwijl dit juist niet hoeft te betekenen dat er ook daadwerkelijk meer dwang en drang is toegepast. Bij de landelijke Argus benchmark wordt voor dit aspect gecorrigeerd door rekening te houden met die bedden waar Argus naar de optiek van de projectleiders goed is geïmplementeerd. Wat wel duidelijk wordt, is dat er al met al vele stappen in de goede richting zijn gezet om de processen rondom registratie te verbeteren.
14
HOOFDSTUK 4.
CIJFERS EN TRENDS
In dit hoofdstuk worden de cijfermatige gegevens weergegeven zoals door de instellingen zijn aangeleverd. Het gaat hier om aantallen separeer- en afzonderingsruimtes en aantallen vrijheidsbeperkende interventies. De vrijheidsbeperkende interventies zijn gevraagd voor het hele kalenderjaar 2011 en de eerste negen maanden van 2012. Alle instellingen hebben deze vraag beantwoord; de gegevens zijn gebaseerd op informatie uit 64 instellingen. 4.1.
Aanwezigheid separeer- en afzonderingsruimtes
VRAAG
Om in kaart te brengen of er wijzigingen plaats vinden in de aantallen separeerruimtes en ruimtes voor afzondering en zo ja welke, is aan alle instellingen gevraagd om aan te geven: - Het aantal separeerruimtes in 2011 en 2012; - Het aantal afzonderingsruimtes in 2011 en 2012; - Het aantal andere mogelijkheden/ruimtes voor afzondering in 2011 en 2012.
12 Hoeveel separeer- en afzonderingsruimtes zijn er op de afdelingen waar het project aan de orde was? En hoeveel in de gehele instelling?
Binnen de scope van het project: Separeers afzonderingsruimtes Andere mogelijkheid/ruimte tot afzondering
2011
2012
In de gehele instelling: Separeers afzonderingsruimtes Andere mogelijkheid/ruimte tot afzondering
2011
2012
Hierbij werd door 7 instellingen onderscheid gemaakt tussen projectafdelingen en de gehele instelling. Door 5 andere instellingen werd slechts de helft van de vraag beantwoord: de aantallen van de projectafdelingen werden doorgegeven of de aantallen van de gehele instelling. 3 Instellingen hebben de vraag niet beantwoord. Van 49 instellingen zijn de gegevens compleet (77%). In onderstaande 2 grafieken zijn alle aangeleverde en bruikbare gegevens verwerkt.
15
Figuur 4. Ruimtes voor separatie & afzondering – projectafdelingen (n=60)
Ruimtes voor Seperatie & Afzondering - projectafdelingen
450 409
2011
400
2012
360
350 300 250 200
168 142
150 100
71
72
50 0 Separeers
Afzonderingsruimtes
Overige Ruimtes
Figuur 5. Ruimtes voor separatie &* afzondering – gehele instelling (n=57)
Ruimtes voor Seperatie & Afzondering - gehele instelling 550 2011 450
2012
436
384 350
250
220
188 150 67
67
50
-50
Separeers
Afzonderingsruimtes
Overige Ruimtes
16
47 Instellingen gaven aan dat er in 2011 gezamenlijk 436 separeerruimtes in de gehele instelling waren en 384 in 2012 (tweede grafiek). Dit is een daling van 12% (in de slotrapportage 2011 werd een daling van 20% geconstateerd). 13 Instellingen hebben in 2012 minder separeerruimtes dan in 2011 (in de slotrapportage 2011 waren dit er 22). Geen enkele instelling meldt een stijging van het aantal separeerruimtes. Het aantal afzonderingsruimtes is ook gedaald (15 %) en overige ruimtes voor afzonderen zijn gelijk gebleven. Vorig jaar was er sprake van een stijging van respectievelijk 7% en 49%. NB. Het is niet goed mogelijk om deze aantallen te vergelijken met de aangeleverde gegevens in voorgaande rapportages, omdat nu van meer instellingen de aantallen separeer- en afzonderingsruimtes worden aangeleverd (49 instellingen in 2011 en 57 instellingen in 2012). Ter vergelijk: Vorig jaar telden 49 instellingen gezamenlijk 481 separeers in 2010 en 386 in 2011; een daling van 20%. Dit jaar tellen 57 instellingen gezamenlijk 384 separeers. Hieruit kan opgemaakt worden dat de daling heeft doorgezet.
17
4.2.
Trend dwangtoepassingen 2011-2012
Aan de instellingen is gevraagd de volgende gegevens aan te leveren (zie voor de volledige vragenlijst bijlage 2):
13 Geef het aantal vrijheidsbeperkende interventies aan voor de afdelingen waar het project aan de orde was en voor de gehele instelling in 2011 en 2012*. Geef aan of er sprake is van een toe- of afname.
Project: Separaties
Afzonderingen
Fixaties
VRAAG
Dwangmedicatie Vocht & voeding
2011
2012*
Afname/toename %
2011
2012*
Afname/toename %
Aantal gestart Duur ( uren) Aantal gestart Duur (uren) Aantal gestart Duur (uren) Aantal Aantal
Gehele instelling: Separaties Aantal gestart Duur (uren) Afzonderingen Aantal gestart Duur (uren) Fixaties Aantal gestart Duur (uren) Dwangmedicatie Aantal Vocht & voeding Aantal
14 Geef een toelichting op en verklaring voor de veranderingen (toe- of afname) in 2012 ten opzichte van 2011. * Vermeld hier de gegevens van de eerste 9 maanden van 2012 (niet extrapoleren).
Per item is de respons wisselend (zie tabel 10). Ook zijn er een aantal aspecten die van invloed zijn op de betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de gegevens. Het meest verwarrend voor instellingen was het uitvragen naar cijfers over een heel kalenderjaar 2011 met daarnaast cijfers over de eerste negen maanden van 2012. Terecht merken veel instellingen op dat deze niet met elkaar vergeleken mogen worden. Een aantal instellingen heeft daarom de cijfers gecorrigeerd door 2012 te extrapoleren of de eerste negen maanden van 2011 te gebruiken. Bij de overige instellingen zijn de gegevens van de eerste negen maanden van 2012 geëxtrapoleerd naar heel 2012. Dit alles met het doel een trendlijn per instelling in beeld te krijgen. De verwachting is dat de slotrapportage 2012, waarin gevraagd gaat worden naar gegevens van hele kalenderjaren, een betrouwbaarder beeld zal geven. Daarnaast zijn de volgende knelpunten bij de cijfers geconstateerd: - Bij de aantallen separaties en afzonderingen heeft 1 instelling het aantal episodes vermeld; - Bij de duur van separaties en afzonderingen hebben 2 instellingen de gemiddelde duur weergegeven in plaats van de totale duur in uren; De instellingen hebben zelf kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van de gegevens. De aantallen zelf zijn in dit verslag ook minder van belang, betrouwbare cijfers worden immers gegenereerd door het Argus casusregister. Wel van belang zijn de trends op het gebied van aantallen vrijheidsbeperkende interventies die door de instellingen worden geregistreerd en ervaren.
18
Tabel 10. Trends (n=64)
Aantal gestarte separaties
Respons (n) 60 (94% van totaal)
Trend Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
Duur separaties in uren
54 (84% van totaal)
Aantal gestarte afzonderingen
n
% 29 29 1 1 4
45 % 45 % 2% 2% 6%
Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
34 20 0 0 10
53 % 31 % 0% 0% 16 %
52 (81% van totaal)
Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
13 25 0 14 12
20 % 39 % 0% 22 % 19 %
Duur afzonderingen in uren
41 (64% van totaal)
Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
19 15 1 6 23
30 % 23 % 2% 9% 36 %
Aantal gestarte fixaties
53 (83% van totaal)
Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
20 22 0 11 11
31 % 34 % 0% 17 % 17 %
Duur fixaties in uren
44 (69% van totaal)
Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
16 20 0 8 20
25 % 31 % 0% 13 % 31 %
Dwangmedicatie
52 (81% van totaal)
Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
19 30 0 3 12
30 % 47 % 0% 5% 19 %
Vocht en voeding
41 (64% van totaal)
Daling Stijging Gelijk 0 of n.v.t. Niet bekend
9 7 0 25 23
14 % 11 % 0% 39 % 36 %
De aantallen vermeld in kolom ‘n’ zijn de instellingen die zowel van 2011 als 2012 gegevens hebben aangeleverd. Daarnaast zijn er een aantal instellingen (opgenomen onder ‘niet bekend’) die wel gegevens van 2012 hebben aangeleverd, maar niet van 2011, of andersom. Deze gegevens zijn verder niet verwerkt, omdat hiermee geen trend aangegeven kan worden.
19
Bij de cijfers die door de instellingen zijn aangeleverd, is ook een toelichting gegeven ter verklaring van de veranderingen van de eerste negen maanden ten opzichte van het voorgaande jaar 2011. Werden er bij de slotrapportage 2011 nog 65 factoren genoemd die een toename van dwang en drang konden verklaren, bij deze tussenrapportage zijn dat er 42. De belangrijkste factor voor toename van dwang en drang is nu de zwaarste cliëntpopulatie die overblijft, de uitschieters. Andere verklarende factoren voor de toename van dwang en drang zijn hieronder weergegeven: Toename dwang en drang door: - cliëntfactoren: uitschieters, zwaardere cliëntpopulatie (22) - registratie-effect (9) - reorganisatie en onrust (3) - toename dwangmedicatie om separatie te voorkomen (2) - fixatie als alternatief voor separatie (1) - personeelsgebrek (2) - toename gedwongen opnames (1) - crisisfunctie van de afdeling (1) - toename gastplaatsingen, doordat andere instellingen separeers sluiten (1) Ten opzichte van de slotrapportage 2011 worden er nu twee keer zo veel factoren genoemd die de daling van dwang en drang kunnen verklaren (Slotrapportage 2011: 32; deze tussenrapportage 2012: 64). De daling is voor een belangrijk deel te danken aan bewustwording en cultuurverandering, inzet van diverse interventies en de mogelijkheden die zijn gecreëerd door het dwang en drangproject(-gelden). Daling van dwang en drang door: - Inzet van diverse interventies en alternatieven (12) - Cultuurverandering, bewustwording, blijvende aandacht (16) - Dwang en drangprojecten (en continuering ervan), projectgroep, subsidie (7) - Goede Argusregistratie (al dan niet met terugkoppeling (6) - Gebouw en ruimte: gebruik comfortroom, chillroom, veilige kamer (3) - Gestructureerde werkwijze rond dwang en drang (2) - Sluiting van separeers/afzonderingsruimtes (2) - Eerder desepareren (samen met collega-instelling (1)) (2) - Meer 1-op-1 begeleiding, intensivering (2) - Meer preventie (2) - Start ICU (1) - Nieuw gebouw (2) - Cliëntfactoren: minder problematische casuïstiek (1) - Minder agressie (1) - Inzet sleutelfiguren, de driehoek psychiater-manager-aandachtsfunctionaris (1) - Zorgvuldige evaluatie met cliënt (1)
20
Bij deze vraag zijn door instellingen ook een aantal overige opmerkingen geplaatst: -
-
Grootste reductie is in het verleden al bereikt; de huidige patiëntencategorie is moeilijk te beïnvloeden (n=3) Een veelheid van factoren is van invloed op toe- en afname van dwangtoepassingen: organisatiefactoren, cliëntfactoren, maar ook financiële factoren; Onvoldoende betrouwbare en vergelijkbare cijfers: o in verband met nieuwbouw, reorganisatie, fusie (2) o door het overstappen naar een ander registratiesysteem of gebruik van verschillende systemen (3) o 2012 is het eerste registratiejaar (1) o Argusregistratie vindt maar op 1 afdeling plaats (1) Dwang en drang komt weinig voor, aantallen zijn klein (3) Bij middelenmisbruik is er geen ander alternatief dan separatie Cijfers genereren lukt nog onvoldoende, volgt bij slotrapportage (4)
21
HOOFDSTUK 5.
LANGDURIGE SEPARATIE
Allereerst is aan instellingen gevraagd om het aantal cliënten te vermelden wat in de eerste negen maanden van 2012 gesepareerd is geweest. 15 Geef het totaal aantal cliënten in 2012* aan dat is gesepareerd binnen de afdelingen waar het project aan de orde was
VRAAG
(benoem hier het aantal cliënten en bij vraag 16 het aantal separaties; een cliënt kan immers meerdere separaties ondergaan).
16 Categoriseer alle separaties die in 2012* hebben plaatsgevonden naar de duur van de separatie, conform de normen van de IGZ. (benoem hier het aantal separaties en bij vraag 15 het aantal cliënten; een cliënt kan immers meerdere separaties ondergaan).
Duur Het aantal separaties met een duur van minder dan 84 uur in 1 week Het aantal separaties waarbij de cliënt in 1 week meer dan 84 uur (= de helft van 7 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Het aantal separaties waarbij de cliënt in 3 weken meer dan 252 uur (= de helft van 21 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Het aantal separaties waarbij de cliënt in 6 weken meer dan 504 uur (= de helft van 42 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Het aantal separaties waarbij de cliënt in 13 weken (grosso modo 3 maanden) meer dan 1092 uur (= de helft van 91 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Totaal (dient overeen te komen met getal in vraag 13)
Aantal separaties*
%
100%
* Vermeld hier de gegevens van de eerste 9 maanden van 2012 (niet extrapoleren).
10 van de 64 instellingen (16%) hebben deze vraag niet beantwoord. 1 instelling geeft aan dat er binnen de instelling geen separeer aanwezig is (een PAAZ afdeling) en 1 instelling geeft aan dat het ‘niet van toepassing’ is. Door drie instellingen is het antwoord ‘0’ gegeven. De overige 49 geven aan dat zij gezamenlijk 3053 cliënten gesepareerd hebben in de eerste negen maanden van 2012 (dit is bijna 9% minder dan in de eerste negen maanden van 2011). In verband met de focus zoals in de beleidsregel 2012 gesteld en om de langdurige separaties globaal in kaart te brengen, is vervolgens gevraagd naar de duur van separaties. Bij de vraagstelling is uitgegaan van de definities die gehanteerd worden door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in het toetsingskader 2013 Het beantwoorden van deze vraag levert bij een deel van de instellingen problemen op. 10 instellingen hebben deze vraag niet beantwoord (terwijl zij bij vraag 13 (duur separaties) wel een antwoord hebben ingevuld). Als toelichting werd gegeven dat deze gegevens nog niet uit de data berekend konden worden. 5 instellingen geven aan dat zij geen separeers hebben of geen separaties hebben gehad en 1 instelling heeft het format van de tussenrapportage van 2011 gebruikt, waarin deze vraag niet was opgenomen.
22
Verder hebben een aantal instellingen aangegeven dat de definitie van de IGZ niet bruikbaar is voor het achteraf berekenen van het aantal langdurige separaties, omdat er sprake is van en dubbele definitie; er wordt gevraagd naar zowel een periode (bv een week) als separatie uren in die periode (84 uur; ‘de helft van de tijd’). Dit zijn twee verschillende factoren met verschillende rekenregels. Er zijn cliënten die buiten de definitie vallen en waarvan instellingen niet weten hoe deze te berekenen en registreren bij vraag 16. Wat te doen met cliënten die wel 3 weken gesepareerd zijn geweest (volgens Argusdefinitie), maar de helft van de tijd ‘niet halen’? Ook een cliënt die gedurende lange tijd s nachts gesepareerd wordt, valt buiten deze definitie, omdat niet de helft van de tijd bereikt wordt. Dit kan verklaren waarom bij 9 instellingen het totaal aantal separaties, zoals aangegeven bij vraag 13, niet overeen komt met het totaal aantal separaties zoals aangegeven bij vraag 16. Van de 48 instellingen die deze vraag hebben ingevuld, ziet de verdeling van de duur van separaties volgens de IGZ definitie, er als volgt uit: Tabel 11. Langdurige separaties (n=48) Duur Duur van minder dan 84 uur in 1 week In 1 week meer dan 84 uur In 3 weken meer dan 252 uur. In 6 weken meer dan 504 uur In 13 weken (grosso modo 3 maanden) meer dan 1092 uur Totaal
7000
n 6243 1212 525 155 12 8147
6243
6000 5000 4000 3000 2000
1212 525
1000
155
12
0 < 84 uur 84 uur in 252 uur in 504 uur in >1092 1 week 3 weken 6 weken
VRAAG
Ook is gevraagd naar de inzet van het CCE of een vergelijkbare partij bij langdurige separatie. 17 Heeft u in 2012 gebruik gemaakt van het CCE of een kwalitatief vergelijkbare externe partij bij langdurige separatie?
[ ] Ja, bij hoeveel casussen: [ ] Nee
Knelpunt bij deze vraag is dat instellingen ook om een andere reden externe consultatie hebben ingeschakeld dan langdurige separatie (bijvoorbeeld langdurige insluiting op eigen kamer of vastgelopen situaties). 7 van de 64 instellingen hebben deze vraag niet beantwoord; van 3 is bekend dat zij niet separeren. 18 Instellingen (28%) hebben aangegeven dat zij het CCE of een vergelijkbare partij in 2012 ingeschakeld hebben bij 44 casussen.
23
HOOFDSTUK 6.
SUCCESFACTOREN EN KNELPUNTEN
Bij de tussenrapportage 2012 is, in tegenstelling tot voorgaande jaren, alleen gevraagd naar andere succesfactoren en knelpunten dan vermeld in 2011. Ook is vooraf geen onderscheid gemaakt in categorieën.
VRAAG
18 Welke succesfactoren, anders dan in 2011, hebben in uw organisatie bijgedragen aan reductie van dwang en drang?
En welke knelpunten, anders dan in 2011, werken hierbij belemmerend?
Succesfactoren:
Knelpunten:
6.1. Succesfactoren Door 52 instellingen (81%) zijn gezamenlijk 172 succesfactoren benoemd. Deze vraag is door 11 instellingen (17%) niet ingevuld, wat kan betekenen dat zij geen aanvullingen hebben ten opzichte van het voorgaande jaar. 1 instelling(2%) benoemt specifiek dat er geen aanvullende succesfactoren zijn. Er zit veel variatie in de genoemde succesfactoren. Het effect van de inzet van de afgelopen jaren lijkt zichtbaar bij de genoemde factoren als we kijken naar borging in de organisatie, bewustwording en cultuuromslag. Evenals bij voorgaande jaren blijft deskundigheidsbevordering hoog scoren. Ook de mix van interventies om dwang en drang te voorkomen is een duidelijke succesfactor. Citaat: “Het niet willen separeren zit in de cultuur van het team. Door niet te separeren is het na verloop van tijd ook uit het systeem bij medewerkers, het staat niet meer vooraan in het overwegen van opties bij oplopende spanning of dreigende escalatie…. Uitgesleten.”
24
Tabel 12 geeft het totaalbeeld van alle door de instellingen genoemde succesfactoren, ter aanvulling op 2011. Tabel 12. Succesfactoren (n=52)*
Borging binnen de organisatie Bewustwording, aandacht Samenwerking (intern, extern) Cultuuromslag Inzet van projecten, subsidie, bereikte resultaten Consultatieteam Scholing, training, kennis delen, intervisie Kartrekker, projectleider, aandachtsfunctionaris, eigen trainers Inzet verpleegkundig specialisten, specialistische pool Extra personeelsinzet, 1 op 1 begeleiding Betrokkenheid, motivatie, enthousiasme Ervaringsdeskundige Alternatieven, inzet/mix interventies Dagprogramma cliënten Keuze voor inhoudelijke methodiek (triple C, WKS model, NVR, DGT) Familie (ouders) betrekken Gastvrije zorg, 1e 5 minuten Patiënt betrekken Betere registratie (Argus) en terugkoppeling, meetinstrumenten Signaleringsplan, crisismonitor, vroegsignalering Evaluatie Bouwkundige aanpassingen (nieuwbouw, comfortroom, open balie) Afzonderingskamers afgeschaft, minder bedden Overig (vrijwilligersgroep ouderen, externe prikkels IGZ, rol cliëntenraad, Bopz-commissie, toetsing en audits, meer veiligheidsgevoel, beleidsplan suicidaliteit, cliënttevredenheid) *meerdere antwoorden mogelijk
n 16 12 8 7 6 2 25 9 4 4 3 2 17 8 6 6 4 2 7 4 3 7 2 8
Organisatie
51
Mens
47
Cliëntgericht
43
Meten is weten
14
Faciliteiten
9
Overig
8
25
6.2. Knelpunten 52 instellingen (81%) hebben in totaal 116 knelpunten aangegeven bij deze vraag. 2 instellingen (3%) benoemen specifiek dat er geen andere knelpunten zijn dan bij 2011 benoemd en 10 instellingen 16%) hebben de vraag niet beantwoord. Tabel 13. Knelpunten (n=52)*
Bezuinigingen Reorganisatie Ambulantisering, beddenafbouw, van klinisch naar outreachend Einde projectstatus, einde aanvullende financiering Onvoldoende borging Onvoldoende samenhang en samenwerking Productie versus innovatie Andere prioriteiten Verschillende ontwikkelingsstadia per afdeling Discontinuïteit, personeelsverloop Discontinuïteit t.a.v. kartrekkers, wisseling projectleider Betrokkenheid, prioriteit Werkdruk, administratiedruk Geen tijd Bij onrust terug naar oude cultuur, doorbreken patronen niet eenvoudig Zware problematiek, ernstige cliëntpopulatie Nog geen ervaringsdeskundigheid ingezet Toename agressie NVR is pril, arbeidsintensief 1-op-1 begeleiding niet altijd haalbaar1 Flexwerkers gaan niet mee in scholing Argus niet digitaal Onvoldoende stuurinformatie Signaleringsplan beter inzetten Crisismonitor in aanloopfase Beperkingen gebouw Geen IC, geen comfortroom Er zijn nog separeers ICT onvoldoende, geen laptops Kleine aantallen dwang en drang
n 14 10 6 2 4 2 1 1 1 18 6 3 4 5 4 10 1 1 2 1 1 1 2 1 1 8 3 1 1 1
Organisatie
41
Mens
40
Cliëntgericht
16
Meten is weten
5
Faciliteiten
13
Overig
1
Citaat: “Bezuinigingen hebben op verschillende plaatsen voor veel onrust gezorgd. Onrust leidt vaak tot terugval oude patronen, waardoor kans op dwang en drang uiteindelijk toeneemt.” Alle genoemde knelpunten zijn een aanvulling op de genoemde knelpunten bij de rapportages van 2011. Daarom is het trekken van conclusies uit deze aantallen niet goed mogelijk. Een groot deel van de knelpunten zijn gerelateerd aan de organisatie. Bezuinigingen en interne reorganisatie (met bijbehorende onrust) wordt door 20 instellingen als knelpunt benoemd. Daarnaast blijft discontinuïteit bij medewerkers een belangrijk knelpunt. Door 10 instellingen wordt de complexe cliëntpopulatie als knelpunt aangegeven.
26
HOOFDSTUK 7. 7.1.
MEETINSTRUMENTEN
Meten is weten
Door inzicht te verkrijgen in de mate van dwang en drang, kunnen verbeteracties in gang gezet worden. Hiervoor zijn betrouwbare metingen en registratie noodzakelijk.
VRAAG
19 Welke meetinstrumenten worden in uw organisatie succesvol ingezet ter vermindering van dwang en drang?
En welke knelpunten zijn hierbij te benoemen?
Meetinstrumenten [ [ [ [ [
] ARGUS ] MITS ] SOAS-R ] Crisismonitor (inclusief alle onderdelen) ] Overig:
Knelpunten:
Aan de instellingen is gevraagd welke meetinstrumenten succesvol zijn ingezet om dwang en drang te verminderen. 56 (88%) instellingen geven aan dat de Argusdataset als succesvol wordt ervaren om vrijheidsbeperkende interventies in kaart te brengen, 2 (3%) instellingen gebruiken MITS en 2 (3%) instellingen hebben geen antwoord gegeven op de vraag. Van de 64 instellingen geven er 13 aan (20%) dat SOAS-R een bijdrage levert aan het verminderen van dwang en drang. De crisismonitor wordt door 7 instellingen gebruikt (11%) Daarnaast geeft bijna de helft van de instellingen aan (n=31) dat zij (ook) andere meetinstrumenten gebruiken: Tabel 14. Overige succesvol ingezette meetinstrumenten
Instrumenten: risicotaxatie-instrumenten, (onderdelen van de) crisismonitor (BVC, Kennedy, BPRS, SDAS), crisiskaart Methoden: risico-inventarisatie, signaleringsplannen, vroegsignalering, PANNS Registratie van incidenten (VIM, M&M, eigen MIZ, eigen Excel, checklist agressie Overige instrumenten (IRIS schalen, HKT-30, CMAI, DOS, asdaQ, Hamilton, EssenCES, Vpacon/Stacon) Totaal instellingen *meerdere antwoorden/meetinstrumenten per instelling mogelijk
Aantal malen genoemd 15 7 10 6 31
27
Knelpunten 5 instellingen (8%) geven specifiek aan dat zij geen knelpunten kunnen benoemen ten aanzien van het gebruik van meetinstrumenten. Door 52 (81%) instellingen werden gezamenlijk 67 knelpunten benoemd en 7 instellingen (11%) hebben de vraag niet beantwoord. Er wordt een veelheid en diversiteit aan knelpunten genoemd. Er is veel overlap met de knelpunten die genoemd zijn bij de registratie van dwangtoepassingen. (tabel 9). Tabel 15. Knelpunten bij in zet meetinstrumenten (n=44)*
Ingewikkelde software, trage systemen, geen koppeling Ontbreken van digitaal systeem, handmatige registratie Het uitlezen van data en genereren van stuurinformatie is lastig Registratietrouw, onvolledige registratie Tijdsintensief, hoge werkdruk, administratielast Personele wisselingen Onvoldoende kennis, behoefte aan scholing Inhoudelijke knelpunten meetinstrumenten Fouten uit systemen halen, controle van data Ontbreken van goede registratie van dwangtoepassingen bij kinderen tot 12 jaar Knelpunten ten aanzien van procedure: invoer, verwerken en output
n 9 2 2 8 9 1 4 19 1 4
Onvoldoende routine door weinig dwang en drang Andere prioritering binnen organisatie *meerdere antwoorden mogelijk
3 4 1
Technische aspecten
13
Gebruikersgebonden aspecten
22
Inhoudelijke aspecten
24
Procedurele aspecten
3
Overige
5
Vrijwel alle knelpunten hebben invloed op de betrouwbaarheid van gegevens. Het is niet duidelijk in welke omvang dit het geval is.
Figuur 6. Knelpunten meetinstrumenten
5 3
13 Technisch Gebruikersgebonden Inhoudelijk Procedureel
24
Overig 22
28
HOOFDSTUK 8.
NOG TE BEREIKEN?
VRAAG
Als laatste is aan alle instellingen gevraagd om aan te geven op welke punten nog winst valt te behalen binnen de eigen instelling. 20 Op welke punten is bij uw instelling nog winst te behalen bij het verder terugdringen van dwang en drang?
Deze vraag is door 56 instellingen (88%) beantwoord. Gezamenlijk hebben zij 147 zeer diverse punten genoemd, waarvan zij aangeven dat er nog winst te behalen is in de eigen instelling. In onderstaande tabel worden alle genoemde punten vermeld. Tabel 16. Punten waarop nog winst valt te behalen (n=56)*
Samenwerking ambulant – klinisch – crisisdienst – multidisciplinair Borging in de organisatie In- en externe consultatie Gezamenlijke visie, positieve visie Samenwerking school, samenwerking verwijzers Rust in de organisatie Aanpassing en verbetering scholing Blijvende aandacht en bewustwording Mentaliteit en cultuur Verbeteren personele bezetting leiderschap Inzet vrijwilligers Verbeteren gastvrijheid Ontwikkeling IC, HIC Inzet en integratie interventies Familieparticipatie, rooming in, ouders betrekken Inzet ervaringsdeskundigheid Meer 1-op-1 begeleiding Meer preventie Verbeteringen t.a.v. fixatie Meer aanwezigheid op de groep (‘computer on wheels’) Intensieve dagbesteding Uitbannen eenzame opsluiting Evaluatie van separatie Verbeteringen t.a.v. Argus en terugkoppeling Verbeteringen t.a.v. metingen: agressie meten, crisismonitor, BVC, Kennedy, Vroegsignalering en signaleringsplannen Handelingen goed registreren in EPD Bouwkundige aanpassingen, aandacht omgeving Andere ruimtes creeren: comfortroom, rustruimte, time outruimte Separeers sluiten Separeers aanpassen Doorplaatsing versoepelen Meer sturen op kwaliteit van zorg Kliniek voor dubbeldiagnostiek *meerdere antwoorden mogelijk
n 16 9 5 3 2 1 8 6 5 2 1 1 1 10 8 7 5 2 2 2 1 1 1 1 7 7 6 1 10 5 4 3 2 1 1
Organisatie
36
Mens
24
Cliëntgericht
41
Meten is weten
21
Faciliteiten
22
Overig
3
29
Bijlage 1.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Totaaloverzicht instellingen
Altrecht Arkin Delta Dimence Emergis FPC de Rooyse Wissel FPK Oldenkotte GGNet GGZ Breburggroep GGZ Centraal (Meerkanten en Symfora) GGZ Delfland GGZ Drente GGZ Eindhoven GGZ Friesland GGZ InGeest (partner van VUMC) GGZ Noord Holland Noord GGZ Oost Brabant GGZ WNB Jeugdhulp Friesland/behandelcentrum Woodbrokers Lentis Mediant Mondriaan Parnassia Bavo Groep – Bavo Europoort Parnassia Bavo Groep – Parnassia Parnassia Bavo Groep – Dijk en Duin Parnassia Bavo Groep – Lucertis Pro Persona Regionaal Centrum GGZ Weert Reinier van Arkel Groep Rivierduinen Vincent v Gogh (vh. GGZ N&M Limburg) Yulius Triversum De Bascule De Jutters Karakter Accare Curium-LUMC PAAZ Admiraal de Ruyter Ziekenhuis PAAZ Canisius Wilhelmina Ziekenhuis PAAZ Catharina ZH Eindhoven PAAZ St Anna Zorggroep Mesos Medisch Centrum, PAAZ St. Antonius Ziekenhuis PAAZ Kennemer Gasthuis, locatie Zuid PAAZ St. Lucas Andreas Ziekenhuis PAAZ Rode Kruis Ziekenhuis Zorgsaam Ziekenhuis, PAAZ RGC Zeeuws Vlaanderen PAAZ Zaans Medisch Centrum (De Heel) PAAZ Rijnstate Ziekenhuis PAAZ Tergooi Ziekenhuizen PAAZ Tweestedenziekenhuis PAAZ Ziekenhuisgroep Twente
Utrecht Amsterdam Poortugaal Deventer Koetinge Maastricht/Venray Rekken Warnsveld Tilburg Amersfoort Delft Assen Eindhoven Leeuwarden Amsterdam Heilo Boekel Halsteren Kortehemmen Zuidlaren Enschede Heerlen Rotterdam Den Haag Castricum N- en Zuid Holland Nijmegen Weert Den Bosch
Ontvangen? Tussenrapportage Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Venray Dordrecht Alkmaar Amsterdam Den Haag Ede Assen Oegstgeest Vlissingen Nijmegen Eindhoven Geldrop Nieuwegein Haarlem Amsterdam Beverwijk Terneuzen Zaandam Arnhem Blaricum Tilburg Almelo/Hengelo
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Slotrapportage
Ja
30
53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64
MC Groep Lelystad Emmeloord Dronten St. Elisabeth Ziekenhuis PAAZ Zuwe Hofpoort Ziekenhuis (onderdeel Altrecht) AMC Amsterdam UMC St. Radboud UMC Utrecht Universitair Centrum Psychiatrie Groningen Erasmus Medisch Centrum, afdeling psychiatrie (VW) Erasmus Medisch Centrum, KJPP Pompestichting (Pro Persona 1098) Verslavingszorg Noord Nederland Sinai Kliniek
Lelystad Tilburg Woerden Amsterdam Nijmegen Utrecht Groningen Rotterdam Rotterdam Nijmegen Amstelveen
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja
31
Bijlage 2.
Rapportageformat Tussenrapportages 2012
FORMULIER TERUGRAPPORTAGE GGZ INSTELLINGEN
TUSSENRAPPORTAGE 2012 Formulier in het kader van het aanleveren van een inhoudelijke tussenrapportage aan GGZ Nederland met betrekking tot projecten in het kader van het terugdringen van dwang en drang 2012. Dit formulier bestaat uit 7 delen: 1. Algemene gegevens 2. Doelstellingen van het project 3. Registratie van dwang en drang 4. Cijfers en trends 5. Langdurige separatie 6. Succesfactoren en knelpunten 7. Ruimte voor aanvullende toelichting Wilt u dit formulier volledig invullen en uiterlijk 1-1-2013 digitaal retourneren naar
[email protected]? Wij vragen u ook uw naam in te vullen. Dit gegeven wordt gebruikt om in geval van een onvolledig of onduidelijk ingevuld formulier, contact met u op te kunnen nemen. Aangeleverde gegevens worden openbaar gemaakt door plaatsing op de website www.veiligezorgiederszorg.nl.
Voor vragen kunt u contact op nemen met: Hamp Harmsen Beleidsadviseur afdeling kwaliteit en verantwoording T (033) 460 8900 M 06 39 83 74 95 E
[email protected]
1. Algemene gegevens Datum Subsidiejaar Ontvangen subsidiebedrag Naam instelling Aanbod instelling
2012 € [ [ [ [ [
] Psychiatrie ] Forensische psychiatrie ] Kinder/jeugdpsychiatrie ] PAAZ ] PUK
Aantal bedden waarop het project van toepassing is Naam invuller Functie invuller Eindverantwoordelijke voor dit project
32
2. Doelstellingen van het project 1 2 3
4
Wat is de hoofddoelstelling van het project in 2012? (overnemen uit projectplan) Is deze hoofddoelstelling al behaald? Wat zijn de subdoelstellingen van het project in 2012? (overnemen uit projectplan) Zijn alle subdoelstellingen behaald? Geef per subdoelstelling aan of deze behaald is of niet en beschrijf de stand van zaken.
[ ] Ja [ ] Nee. Welke onderdelen zijn wel behaald: Welke onderdelen zijn niet behaald:
[ ] Ja [ ] Nee. Welke onderdelen zijn wel behaald: Welke onderdelen zijn niet behaald:
3. Registratie van dwang en drang (Argus-dataset)
8
Is er sprake van een koppeling van gegevens van dwangtoepassingen aan de P&C-cyclus van uw organisatie? 9 Kunt u iets zeggen over het effect van terugkoppelen van deze gegevens? 10 Worden de cijfers van het aantal en de aard van dwangtoepassingen binnen uw organisatie openlijk zichtbaar gemaakt? 11 Welke knelpunten ervaart u bij registratie van dwangtoepassingen?
anders
Doelgroep: Raad van Bestuur Directie Geneesheer directeur Projectorganisatie Stafafdeling: Cliëntenraad Familieraad M&M-commissie Psychiaters Artsen Management Teamleiders Aandachtsfunctionaris Medewerkers op afdeling Overig:
Week
Aan welke doelgroep en met welke frequentie vindt terugkoppeling plaats?
Maand
7
2 maand
Vindt er in uw instelling structurele terugkoppeling van gegevens plaats?
Kwartaal
6
[ ] Ja [ ] Nee Op welke afdelingen is dit wel aan de orde?: Op welke afdelingen is dit niet aan de orde?: [ ] Ja [ ] Nee, waarom niet: [ ] Er wordt incidenteel teruggekoppeld
Half jaar
Richt het project zich op alle afdelingen waar dwangmiddelen worden toegepast?
Jaar
5
[ ] Ja, op welke wijze: [ ] Nee, waarom niet:
[ ] Ja, op welke wijze: [ ] Nee, waarom niet:
33
4. Cijfers en trends 12 Hoeveel separeer- en afzonderingsruimtes zijn er op de afdelingen waar het project aan de orde was? En hoeveel in de gehele instelling?
13 Geef het aantal vrijheidsbeperkende interventies aan voor de afdelingen waar het project aan de orde was en voor de gehele instelling in 2011 en 2012*. Geef aan of er sprake is van een toe- of afname.
Binnen de scope van het project: Separeers afzonderingsruimtes Andere mogelijkheid/ruimte tot afzondering
2011
2012
In de gehele instelling: Separeers afzonderingsruimtes Andere mogelijkheid/ruimte tot afzondering
2011
2012
Project: Separaties Afzonderingen Fixaties Dwangmedicatie Vocht & voeding
2011
2012*
Afname/toename %
2011
2012*
Afname/toename %
Aantal gestart Duur ( uren) Aantal gestart Duur (uren) Aantal gestart Duur (uren) Aantal Aantal
Gehele instelling: Separaties Aantal gestart Duur (uren) Afzonderingen Aantal gestart Duur (uren) Fixaties Aantal gestart Duur (uren) Dwangmedicatie Aantal Vocht & voeding Aantal
14 Geef een toelichting op en verklaring voor de veranderingen (toe- of afname) in 2012 ten opzichte van 2011. * Vermeld hier de gegevens van de eerste 9 maanden van 2012 (niet extrapoleren).
34
5. Langdurige separatie 15 Geef het totaal aantal cliënten in 2012* aan dat is gesepareerd binnen de afdelingen waar het project aan de orde was (benoem hier het aantal cliënten en bij vraag 16 het aantal separaties; een cliënt kan immers meerdere separaties ondergaan).
16 Categoriseer alle separaties die in 2012* hebben plaatsgevonden naar de duur van de separatie, conform de normen van de IGZ. (benoem hier het aantal separaties en bij vraag 15 het aantal cliënten; een cliënt kan immers meerdere separaties ondergaan).
17 Heeft u in 2012 gebruik gemaakt van het CCE of een kwalitatief vergelijkbare externe partij bij langdurige separatie?
Duur Het aantal separaties met een duur van minder dan 84 uur in 1 week Het aantal separaties waarbij de cliënt in 1 week meer dan 84 uur (= de helft van 7 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Het aantal separaties waarbij de cliënt in 3 weken meer dan 252 uur (= de helft van 21 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Het aantal separaties waarbij de cliënt in 6 weken meer dan 504 uur (= de helft van 42 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Het aantal separaties waarbij de cliënt in 13 weken (grosso modo 3 maanden) meer dan 1092 uur (= de helft van 91 x 24 uur) in de separeerruimte heeft doorgebracht. Totaal (dient overeen te komen met getal in vraag 13)
Aantal separaties*
%
100%
[ ] Ja, bij hoeveel casussen: [ ] Nee
* Vermeld hier de gegevens van de eerste 9 maanden van 2012 (niet extrapoleren).
35
6. Succesfactoren en knelpunten 18 Welke succesfactoren, anders dan in 2011, hebben in uw organisatie bijgedragen aan reductie van dwang en drang?
En welke knelpunten, anders dan in 2011, werken hierbij belemmerend?
19 Welke meetinstrumenten worden in uw organisatie succesvol ingezet ter vermindering van dwang en drang?
En welke knelpunten zijn hierbij te benoemen?
Succesfactoren:
Knelpunten:
Meetinstrumenten [ [ [ [ [
] ARGUS ] MITS ] SOAS-R ] Crisismonitor (inclusief alle onderdelen) ] Overig:
Knelpunten:
20 Op welke punten is bij uw instelling nog winst te behalen bij het verder terugdringen van dwang en drang?
7. Ruimte voor aanvullende toelichting
Hartelijk dank voor uw medewerking!
36