Modulebeschrijving
Deeltijdvariant
!
Pleegzorg
INDEX
Samenvatting
3
A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
5
1. 2. 3. 4. 5.
5 5 5 6 7
Risico- of probleemomschrijving Doel van de module Doelgroep van de module Aanpak van de module Materialen en links
B. Onderbouwing van de module
9
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak 7. Samenvatting onderbouwing 9. Onderzoek naar de uitvoering van de module
9 14 16
C. Effectiviteit
17
10. Nederlandse effectstudies 11. Buitenlandse effectstudies
17 17
D. Overige informatie
19
12. Toelichting op de naam van de module 13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) 14. Overeenkomsten met andere modules
19 19 19
Bijlage CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken)
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 2 ! /!25
SAMENVATTING
Doel De inzet van de module Deeltijdvariant heeft als doel de inzet van andere vormen van hulp te versterken doordat het (pleeg)gezin waar het kind opgroeit wordt ontlast en waardoor een uit(huis)plaatsing kan worden voorkomen. Daarnaast kunnen jeugdigen die in een Gezinshûs of een residentiële setting verblijven positieve ervaringen opdoen met het wonen en leven in een zo gewoon mogelijke gezinssituatie ter versterking van een perspectiefbiedend hulpverleningstraject. Hierdoor kan de jeugdige opgroeien conform het uitgangspunt Vijf keer gezin (zie paragraaf 6).
Doelgroep Jeugdigen die qua doelgroep behoren tot de reguliere doelgroep van Jeugdhulp Friesland die opgroeien in een (pleeg)gezin waarbij de draagkracht-draaglast dusdanig verstoord is dat ontlasting van (pleeg)ouders gewenst is om de in te zetten hulpverlening te laten slagen. Ook jeugdigen die in een Gezinshûs of een residentiële setting verblijven en baat hebben bij het regelmatig meedraaien in een gezin. Voorwaarde voor plaatsing in een deeltijd-pleeggezin is dat het kind kan profiteren van een gezinssituatie en in staat is gezag te (leren) accepteren.
Aanpak Voorafgaand aan plaatsing in een deeltijd-pleeggezin vindt een kennismakingstraject plaats. Gedurende de plaatsing vinden er begeleidingsgesprekken plaats met ouders, pleegouders en jeugdige. De gestelde doelen worden op vastgestelde evaluatiemomenten geëvalueerd. Er wordt gebruik gemaakt van methodische uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in het positioneringstatement van Jeugdhulp Friesland: • dialooggestuurd werken • systeemgericht werken • oplossingsgericht werken • competentiegericht werken • resultaatgericht werken Daarnaast biedt de methodiek “Kiezen voor kinderen” een belangrijke leidraad in de interventies die ingezet worden binnen pleegzorg. Deze is gebaseerd op technieken uit het systeem- en oplossingsgericht werken.
Materiaal Binnen pleegzorg wordt gebruik gemaakt van diverse methodiekboeken, folders, tijdschriften en voorlichtingsmateriaal.
Onderzoek Jeugdigen die een vervangende gezinssituatie nodig hebben, hebben dikwijls ervaringen met opvoeders die niet of in wisselende mate hebben kunnen voldoen aan de vraag om contact en bescherming. Als gevolg hiervan hebben zij vaak onveilige hechtingsrelaties en de bijbehorende gedragsstrategieën ontwikkeld, die zij meenemen naar het pleeggezin. Gedurende de pleegzorgplaatsing wordt getracht zoveel mogelijk continuïteit, opvoedingszekerheid en optimale ontwikkelingskansen te bieden voor het pleegkind. Om dit te realiseren tracht Jeugdhulp Friesland de diverse factoren (pleegzorgorganisatie, pleegouders, jeugdigen en ouders), waarvan bekend is dat deze van invloed zijn op de stabiliteit van de plaatsing, zo positief mogelijk en met behulp van goed beschreven methodieken te beïnvloeden. Met behulp van de module Deeltijdvariant kan de draagkracht-draaglast verhouding van (pleeg)ouders zodanig worden hersteld dat de inzet van andere vormen van hulp wordt versterkt doordat het (pleeg)gezin waar het kind opgroeit wordt ontlast en waardoor een uit(huis)plaatsing kan worden voorkomen. Module Deeltijdvariant - Pleegzorguit een residentiële setting positieve ervaringen opdoen met het Daarnaast kunnen jeugdigen wonen Pagina 3 ! /!25 en leven in een zo gewoon mogelijke gezinssituatie ter versterking van een perspectiefbiedend
hulpverleningstraject, inclusief het behoud van het behandelresultaat, is van belang voor de ontwikkeling van de jeugdige.
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 4 ! /!25
A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL, AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING
1. Risico- of probleemomschrijving Pleegzorg Algemeen Pleegzorg is een vorm van zorg waarin pleegouders het pleegkind verblijf, verzorging en vervanging van de oorspronkelijke opvoedingssituatie bieden, in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een hulpverleningsinstelling (Strijker, 2009). Pleegzorg is een unieke vorm van hulpverlening aan jeugdigen, omdat die het mogelijk maakt dat jeugdigen die niet thuis kunnen wonen toch in een gezinssituatie opgroeien (CoAct Consult, 2000). Het betreft zorg voor jeugdigen tussen de nul en 18 jaar met uiteenlopende problemen, voor wie de plaatsing verschillende doelen dient. En daarom ook verschilt in duur. Na het 18ͤ jaar is er bij een duidelijke zorgvraag een verlenging van de pleegzorgplaatsing mogelijk tot 23 jaar. Ook kunnen de pleegouders de plaatsing op vrijwillige basis laten voortduren. Zij krijgen dan echter geen vergoeding en begeleiding meer. Okma-Rayzner (2006) geeft een beeld van de meeste genoemde redenen voor uithuisplaatsing en pleegzorg in ons land. Dat zijn pedagogische onmacht van de biologische ouders (47 procent), emotionele verwaarlozing (31 procent), fysieke verwaarlozing (24 procent) en verslavingsproblemen van de biologische ouders (22 procent). In 22 procent van de gevallen werden er andere redenen genoemd, bijvoorbeeld een echtscheiding of het overlijden van één of beide biologische ouders. Omdat de respondenten in dit onderzoek ook meerdere redenen mochten aangeven voor uithuisplaatsing en pleegzorg, komt het totale percentage boven de 100 procent uit. Het uitgangspunt van pleegzorg is dat de jeugdige indien mogelijk weer bij zijn of haar biologische ouders gaat wonen. De mogelijkheden hiervoor worden voor ieder kind afgewogen en op basis hiervan wordt bepaald naar wat voor soort pleeggezin het kind gaat. Deeltijdvariant De draaglast-/draagkrachtverhouding in het pleeg(gezin) is niet in balans. Dit kan komen door factoren zoals hiervoor beschreven. De inzet van de module Deeltijdvariant heeft als doel de inzet van andere vormen van hulp te versterken doordat het (pleeg)gezin waar het kind opgroeit wordt ontlast en waardoor een uithuisplaatsing kan worden voorkomen. Daarnaast kunnen jeugdigen die in een Gezinshûs of een residentiële setting verblijven positieve ervaringen opdoen met het wonen en leven in een zo gewoon mogelijke gezinssituatie ter versterking van een perspectiefbiedend hulpverleningstraject.
2. Doel van de module De inzet van de module Deeltijdvariant heeft als doel de inzet van andere vormen van hulp te versterken doordat het (pleeg)gezin waar het kind opgroeit wordt ontlast en waardoor een uit(huis)plaatsing kan worden voorkomen. Daarnaast kunnen jeugdigen die in een Gezinshûs of een residentiële setting verblijven positieve ervaringen opdoen met het wonen en leven in een zo gewoon mogelijke gezinssituatie ter versterking van een perspectiefbiedend hulpverleningstraject. Hierdoor kan de jeugdige opgroeien conform het uitgangspunt Vijf keer gezin (zie paragraaf 6), wat gericht is op het laten opgroeien van jeugdigen in een gezin en waar mogelijk zo dicht mogelijk bij hun eigen thuis en sociale en culturele context.
3. Doelgroep van de module 3.1 Voor wie is de module bedoeld? Jeugdigen die qua doelgroep behoren tot de reguliere doelgroep van Jeugdhulp Friesland die opgroeien in een (pleeg)gezin waarbij de draagkracht-draaglast dusdanig verstoord is dat ontlasting van (pleeg)ouders gewenst is om de in te zetten hulpverlening te laten slagen. Ook jeugdigen die in een Gezinshûs of een residentiële setting verblijven en baat hebben bij het regelmatig meedraaien in Module Deeltijdvariant - Pleegzorg een gezin. Voorwaarde voor plaatsing in een deeltijd-pleeggezin is dat het kind kan profiteren Pagina van 5 ! /!25 een gezinssituatie en in staat is gezag te (leren) accepteren.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale problemen, psychiatrische problemen, gezinsgerelateerde problemen, psychische problemen, gedragsproblemen of een combinatie daarvan. Kinderen en jongeren met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past binnen de behandelprogramma’s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. We nemen ook jeugdigen op met een civielrechtelijke maatregel. In specifieke situaties worden jeugdigen met een strafrechtelijke maatregel behandeld (Gedragsbeïnvloedende maatregel). De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid beschreven in De Betekenis onder het hoofdstuk Doelgroepenbeleid op pagina 15. Deze folder is te downloaden op www.jeugdhulpfriesland.nl onder het tabblad ‘Jeugdhulp Friesland’. Voor de module Deeltijdvariant gelden naast de algemene indicatiecriteria en contra-indicaties de volgende specifieke indicatiecriteria en contra-indicaties. Vereiste indicatie voor plaatsing in een pleeggezin • Het kind/de jongere kan profiteren van een gezinssituatie en is in staat gezag te (leren) accepteren. Contra-indicaties • Jeugdige bij wie sprake is van onbeheersbare agressieproblematiek dusdanig ernstig dat de veiligheid van het kind/de jongere, medebewoners en/of medewerkers niet gegarandeerd kan worden. 3.3 Toepassing bij migranten Er zijn geen speciale aanpassingen, faciliteiten of voorzieningen voor (specifieke) migrantengroepen. De module is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen.
4. Aanpak van de module Deeltijdvariant is een verzamelterm voor verblijf in het weekend, en/of enkele dagen door de week en/of gedurende vakantieperiodes. De inzet van Deeltijdvariant heeft als doel de inzet van andere vormen van hulp te versterken doordat het (pleeg)gezin waar het kind opgroeit wordt ontlast en waardoor een uit(huis)plaatsing kan worden voorkomen. Dit betekent dat de inzet van Deeltijdvariant in principe altijd gepaard gaat met hulpverlening in de actuele thuissituatie (gezin van herkomst of pleeggezin). Indien dit niet het geval is, wordt dit zorgvuldig onderbouwd en vastgelegd in kind (en pleeg-ouderdossier). Daarnaast kunnen jeugdigen die in een Gezinshûs of een residentiële setting verblijven positieve ervaringen opdoen met het wonen en leven in een zo gewoon mogelijke gezinssituatie ter versterking van een perspectiefbiedend hulpverleningstraject. Dit kan uiteindelijk ook resulteren in een volledige plaatsing na residentiële zorg indien het opvoedingsperspectief nog niet helder is (zie module Pleegzorg-Hulpverleningsvariant) of indien dit opvoedingsperspectief niet thuis ligt (zie module Pleegzorg-Opvoedingsvariant). De pleegzorgbegeleider volgt de ontwikkeling van het kind/de jongere in het pleeggezin en adviseert en begeleidt bij opvoedingsvragen. De pleegzorgbegeleider fungeert als coach van de pleegouders. De coaching is gericht op het versterken van de competenties van pleegouders. De pleegzorgbegeleider organiseert en stimuleert de samenwerking tussen de betrokken partijen. Aangezien de module Deeltijdvariant is gericht is op het versterken van andere vormen van hulp en hulpverleningstrajecten, werkt de pleegzorgbegeleider nauw samen met de hierbij betrokken hulpverleners en sluit- Pleegzorg aan bij de doelen die deel uitmaken van dit traject. Module Deeltijdvariant Pagina 6 ! /!25
4.1 Structuur en opbouw De module start met een kennismakingsperiode, die (al naar gelang het verloop) kan duren van enkele uren kennismaken in het pleeggezin, een gesprek met ouders en pleegouders. Tevens wordt tijdens dit traject de samenwerking gezocht met andere hulpverlenende instanties die zijn betrokken, met als doel samen zorgen voor versterking in de thuissituatie. Vervolgens kan de deeltijd-plaatsing worden opgebouwd naar een deeltijd-verblijf (variërend tussen eenmaal per twee of vier weekenden per maand), gedurende enkele dagen door de week en/of vakantieperiode in het pleeggezin. Dit zijn zorg op maat-trajecten die wisselend verlopen. Voor de kennismakingsperiode wordt een duur van maximaal 6 weken gehanteerd 4.2 Duur Aangezien de module Deeltijdvariant is gericht op het versterken van andere vormen van hulp en hulpverleningstrajecten, is de duur ervan afhankelijk van de duur van deze hulp of (een deel van) dit hulpverleningstraject. 4.3 Frequentie • Deeltijdvariant; van één keer 24 uur tot 7 keer 24 uur verblijf. Dit laatste alleen tijdens een beperkt aantal vakantieweken; er is daarbij een duidelijk onderscheid ten aanzien pleegzorg opvoedingsvariant. • De begeleiding aan de pleegouder(s) varieert van één keer per maand tot één keer per half jaar, afhankelijk van de duur van hulp of (een deel van) het hulpverleningstraject waarvan de module Deeltijdvariant deel uit maakt. • Het contact met het kind/de jongere en het (pleeg)gezin van herkomst/ residentiële setting is afhankelijk van de duur van de hulp of (een deel van) het hulpverleningstraject, waarvan de module Deeltijdvariant deel uit maakt. 4. Intensiteit De intensiteit is afhankelijk van de duur van de hulp of (een deel van) het hulpverleningstraject, waarvan de module Deeltijdvariant deel uit maakt. 4.5 Setting Bij pleegouders en bij ouders.
5. Materialen en links Binnen pleegzorg wordt gebruik gemaakt van diverse methodiekboeken, hulpmiddelen, tijdschriften en voorlichtingsmateriaal, zoals: • Methodiekboek: Kiezen voor kinderen, Joep Choy & Ellen Schulze (2009) • Methodiekboek: Ouderbegeleiding bij roldifferentiatie, Ge Haans en anderen (2010) • Folder Pleegzorg (algemene informatie over pleegzorg) • Toolkit (Hulpmiddel met betrekking tot kennismaking tussen jeugdige en het pleeggezin) • Checklist veiligheid fysieke omgeving pleeggezinnen • Brochure Kinderen en veiligheid • Activiteitenboekje Pleegzorg (Jaarlijks wordt een nieuwe editie verspreid met daarin het scholingsaanbod voor pleegouders) • Voorlichtingsmateriaal • Levensboek • Pleegouderservicepunt • Pleegouderraad • Tolkentelefoon • Pleegzorgspel (Hulpmiddel om diverse pleegzorgthema’s bespreekbaar te maken met jeugdigen) • Tijdschrift ‘Mobiel’ (Bij inschrijving krijgen pleegouders een lidmaatschap op dit landelijk voor pleegzorg uitgegeven tijdschrift) • Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (www.denvp.nl) • Pleegzorg Nederland (www.pleegzorg.nl) • Wat werkt in de pleegzorg (www.NJi.nl) • Safer Caring, a new approach, Jacky Slade (2012). Deeltijdvariant Pleegzorg •Module Safer Caring, a -training programme, Kate Cairns & Eileen Fursland (2007). Pagina 7 ! /!25
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 8 ! /!25
B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Probleemanalyse1 Door een opeenstapeling van problemen en risicofactoren raakt de balans tussen draaglast en draagkracht verstoord. Als het evenwicht tussen draaglast en draagkracht verstoord is, kan dit een belemmering voor de ontwikkeling van het kind gaan vormen en verstoort dit het vermogen van de ouders om het kind de opvoeding te bieden die het nodig heeft. Naar mate er meer problemen en risicofactoren aanwezig zijn, wordt de kans op het ontstaan van problemen bij het kind en in het gezin groter (Bakker e.a., 1998 in: Bartelink, C., Berg, I. ten & Yperen, T. van 2013). Soms is deze balans dusdanig verstoord, dat nodig is dat (pleeg)ouders tijdelijk ontlast worden door de inzet van Deeltijdvariant met als doel hulpverlening in het (pleeg)gezin versterken. Pleegzorg is er voor jeugdigen die (tijdelijk) niet meer bij hun ouders kunnen wonen en worden opgevangen in een ander gezin. Jeugdigen die worden opgevangen in pleeggezinnen hebben vaak een heftige tijd achter de rug. Het is niet uitzonderlijk dat zij zijn mishandeld, verwaarloosd of anderszins traumatische ervaringen hebben opgedaan (Hazen, Connelly, Kelleher, Landsverk & Barth, 2004). Veel pleegkinderen kampen dan ook met gedrags- en ontwikkelingsproblemen, sociale problemen en onderwijsachterstanden (Farmer, Burns, Chapman, Phillips, Angold & Costello, 2001). Pleegkinderen van wie de biologische ouders niet of in wisselende mate hebben kunnen voldoen aan de vraag om contact en bescherming, ontwikkelen vaak een onveilige hechtingsrelatie met hun opvoeders (Strijker en Knorth, 2009). Het kind neemt een onveilige hechting en de bijbehorende gedragsstrategieën mee naar het pleeggezin. Dit beïnvloedt in sterke mate de relatie met de verzorgende pleegouder. Als de pleegouder niet met deze gedragsstrategieën van het onveilig gehechte kind kan omgaan, mislukt de aanpassing aan het gezin en volgt veelal een beëindiging van de plaatsing (Benedict, Zuravin, Brandt & Abbey, 1994; Sinclair, Baker, Gibbs, & Wilson, 2005). Weterings (2000) benadrukt het belang van zekerheid voor het kind over het vervolg van de plaatsing. Dit is fundamenteel voor de hechting en de loyaliteit tegenover anderen die moeten worden opgebouwd. Immers, hechting en loyaliteit bepalen in sterke mate de kans van ingroeien in een ander gezin en daardoor de kans op slagen van de pleegzorg. Uit tal van onderzoek is (…) gebleken dat langer durende onzekerheid over thuisplaatsing van een kind vanuit een pleeggezin of veel wisselingen van verblijfsplek schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het kind’ (Choy & Schulze, 2009, p. 40). Anders geformuleerd: het leidt ertoe dat kinderen meer problemen ondervinden met het goed volbrengen van de hierboven beschreven ontwikkelingstaken. Daarnaast worden kinderen die (tijdelijk) opgroeien in een pleeggezin geconfronteerd met extra ontwikkeltaken, namelijk met betrekking tot gehechtheid, loyaliteit, verlies & rouw, oudercontact, afkomst & identiteit en afkomst & familiecultuur (Ontwikkelmeter Pleegzorg Advies Nederland, 2012). Een helder perspectief draagt bij aan het creëren van bestaanszekerheid bij het kind. (Choy & Schulze, 2009). Het kind heeft verblijfs- en daarmee bestaanszekerheid; het kind weet waar het aan toe is en kan zich daartoe verhouden (Singer, 2996 in: Landelijke Handreiking Pleegzorg, 2014).
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg 1
Bron: Wat werkt in de pleegzorg (NJI mei 2011)
Pagina 9 ! /!25
Bovenstaande inzichten liggen dan ook ten grondslag aan het uitgangspunt ‘vijf keer gezin’ (Wielink, 2014), met als volgorde van voorkeur: 1. Het eigen gezin; 2. Een netwerk(pleeg)gezin; 3. Een pleeggezin; 4. Een pleeggezin met pleegzorg extra; 5. Een Gezinshûs. Daar waar dit binnen het eigen gezin (tijdelijk) niet lukt is een pleeggezin dus het eerstvolgende alternatief. Binnen de pleegzorg gaat vervolgens waar mogelijk de voorkeur uit naar een netwerkgezin, aangezien uit verschillende onderzoeken blijk dat de kans op hereniging met ouders groter is als er sprake was van een netwerkplaatsing (Kimberlin, Anthony & Austin, 2009, in: Baat & Bartelink, 2013). Het voorkomen van uithuisplaatsing van de jeugdige en het laten slagen van het uitgezette traject, inclusief het behoud van het behandelresultaat, is van belang voor de ontwikkeling van de jongere. Het risico dat plaatsingen mislukken moet zo veel als mogelijk worden teruggebracht om te voorkomen dat de jongere van tijdelijke plek naar tijdelijke plek gaat, veelal verstoken blijft van stabiel onderwijs, de problematiek verergert en een beroep moet doen op zwaardere zorg. Zo lopen jongeren met externaliserende gedragsproblematiek een groter risico op verplaatsing, evenals jongeren die ten tijde van de eerste uithuisplaatsing ouder zijn dan elf jaar, en jongeren die voor de plaatsing al op meerdere plekken verbleven (Jones, et al., 2011, in Van der Steege, 2013). De verplaatsingen hebben schadelijke gevolgen voor de jongere, zoals verergering van de vaak al aanwezige gedrags- en emotionele problemen en minder goede ontwikkelingsuitkomsten op zowel fysiek, cognitief, gedragsmatig als sociaal emotioneel terrein (Jones, et al., 2011, McCall et al., 2012, in Van der Steege, 2013). Beïnvloedbare en werkzame factoren De kwaliteit van pleegzorg wordt bepaald door de eigenschappen en kenmerken van pleegzorg die nodig zijn om aan de behoeften van pleegkinderen, biologische ouders, pleegouders en pleegzorgwerkers te voldoen. Deze eigenschappen en kenmerken kunnen worden verdeeld in verschillende factoren: • Factoren van de pleegzorgorganisatie • Factoren van de pleegouders • Factoren van het pleegkind en de biologische ouders Factoren van de pleegzorgorganisatie De pleegzorgorganisatie kan op verschillende manieren bijdragen aan de kwaliteit van pleegzorg. Hieronder staan de factoren waarvan uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat ze de kwaliteit van pleegzorg bevorderen: • Het werven, trainen en ondersteunen van goede pleegzorgouders is de sleutel tot succesvolle pleegzorg. • Een pleegzorginstelling moet streven naar een bestand van pleegouders dat in staat is om verschillende soorten jeugdigen op te nemen voor verschillende duur. Op deze manier kan er worden ingespeeld op de grote variëteit aan jeugdigen die binnenkomt voor pleegzorg. • Een optimale match hangt af van de relatie tussen de behoeften van het pleegkind, de opvoedingskwaliteiten van de pleegouder, het opvoedingsklimaat in het pleeggezin, de verwerking van de uithuisplaatsing door de biologische ouders en hun houding tegenover het kandidaat pleeggezin. • Een pleegkind heeft zo snel mogelijk zekerheid nodig over waar hij definitief gaat wonen: voor langere tijd in een pleeggezin of terugkeer naar zijn biologische ouders, of elders. Deze zekerheid heeft namelijk een positieve invloed op de ontwikkeling van het pleegkind. • Aankomende pleegouders hebben een gedegen training nodig waarin ze leren hoe ze het pleegkind succesvol kunnen opvoeden. Netwerkpleegouders krijgen meestal geen training vooraf. Extra ondersteuning tijdens de plaatsing is dan ook wenselijk. • De pleegzorgbegeleider heeft twee belangrijke taken, namelijk het organiseren van de plaatsing en het bieden van begeleiding aan de pleegkinderen, pleegouders en biologische ouders. •Module HetDeeltijdvariant is belangrijk- Pleegzorg om met behulp van gestandaardiseerde instrumenten tijdens de plaatsing het Pagina 10 ! / emotioneel en gedragsmatig functioneren van het pleegkind te monitoren om plaatsingen met een verhoogd risico op een voortijdige afbreuk van de plaatsing vroegtijdig te signaleren. In de
•
•
•
hulpverlening aan het pleegkind en het pleeggezin kan hier vervolgens op worden ingespeeld door met name deze plaatsingen extra ondersteuning en begeleiding te bieden. Het is noodzakelijk dat (pleeg)zorgaanbieders specialistische vormen van ambulante hulpverlening dan wel trainingen voor pleegouders in het omgaan met gedragsproblemen ontwikkelen. Daarnaast is het van belang om bij ernstige emotionele en gedragsproblemen van het pleegkind te zoeken naar een passende hulpverlening voor het pleegkind zelf. De begeleiding van biologische ouders moet voldoen aan een aantal kenmerken, namelijk: duidelijkheid over de eventuele terugkeer van het kind, uitleg over het belang van duidelijkheid voor de ontwikkeling van het kind, hulp en begeleiding na de uithuisplaatsing en waardering voor moeilijke, maar positieve beslissingen van biologische ouders. Deze taken vragen van de pleegzorgbegeleider aandacht voor de behoeften en interesses van het kind, de biologische ouders en het pleeggezin; betrouwbaarheid; goede bereikbaarheid; openheid naar de pleegouders over de problemen van het pleegkind; efficiëntie in het behandelen van betalingen en klachten; ingrijpen wanneer een pleegzorgplaatsing uit de hand dreigt te lopen; zorgvuldig behandelen van afgebroken plaatsingen.
Naast deze succesfactoren zijn er ook factoren waarnaar nog niet voldoende onderzoek is gedaan en waarover dus geen uitspraken kunnen worden gedaan. • Ten eerste wordt binnen Jeugdhulp Friesland een variant gehanteerd van de landelijk ontwikkelde voorbereidingsprogramma’s STAP en TOP. Nader onderzoek en doorontwikkeling van de diverse landelijke voorbereidingsprogramma’s is noodzakelijk. • Daarnaast is niet bekend hoe een succesvolle matching gerealiseerd kan worden. Zo wordt de morele voorkeur voor het bij elkaar plaatsen van broers en zussen tot nu toe niet door wetenschappelijk onderzoek bevestigd. • Ten derde is er geen onderzoek gedaan naar de wenselijke frequentie en inhoud van de ondersteuning van de pleegzorgorganisaties aan de pleegouders. Een opvallende onderzoeksuitkomst is wel dat pleegouders zich, naarmate de plaatsing vordert, meer en meer belast voelen in de opvoeding van hun pleegkinderen. Dit is tegenstrijdig aan de huidige ondersteuning in de meeste pleegzorgorganisaties, die in het begin het zwaarst is. Factoren van de pleegouders Niet alleen de pleegzorgorganisatie, maar ook de pleegouders hebben een belangrijk aandeel in de kwaliteit van de pleegzorg. De Child Welfare League of America (CWLA, 1995) heeft criteria geformuleerd voor het kennis- en vaardighedenniveau van de aspirant-pleegouder. Deze criteria komen overeen met de Europese kwaliteitscriteria voor uithuisgeplaatste kinderen. Ze luiden: • De pleegouder moet het pleegkind kunnen beschermen en koesteren in een veilige en gezonde omgeving met onvoorwaardelijke positieve steun. • De pleegouder moet de relatie tussen het pleegkind, zijn biologische ouders, zijn familie en zijn leeftijdgenoten kunnen ondersteunen. • De pleegouder moet aan de ontwikkelingsbehoeften van het pleegkind kunnen voldoen, zoals het pleegkind leren omgaan met scheiding en verlies, het aanbieden van de mogelijkheid tot hechting, het bouwen aan zelfwaardering, het bevorderen van de culturele identiteit, het toepassen van disciplinetechnieken die passen bij de leeftijd van het kind zonder hardvochtigheid, vernedering of lichamelijke straf, het stimuleren van de intellectuele groei en schoolprestaties, en het stimuleren van positieve sociale relaties en de verantwoordelijkheden hierin. • De pleegouder moet de continuïteit van relaties kunnen ondersteunen. Dit kan gezinshereniging zijn, maar ook andere veilige koesterende relaties die een leven lang duren. • De pleegouder moet als volledig lid van een pleegzorgteam kunnen functioneren en bereid zijn de pleegzorg uit te voeren conform het beleid van de zorgaanbieder. Behalve naar deze kwaliteitscriteria is er beperkt onderzoek gedaan naar belangrijke eigenschappen van een pleegouder. Over slechts een aantal zaken bestaat redelijke zekerheid: • Netwerkpleegouders hebben vaker een lage sociaaleconomische status dan bestandspleegouders. • Netwerkpleegouders ontvangen minder training en ondersteuning van de pleegzorgorganisatie dan bestandspleegouders. • Grootouders die voor hun kleinkinderen zorgen hebben meer lichamelijke en geestelijke klachten dan grootouders Module Deeltijdvariant - Pleegzorg die dit niet doen. Pagina 11 ! /
Uit de wetenschappelijke literatuur is gebleken dat er een morele voorkeur bestaat voor netwerkpleegzorg boven bestandspleegzorg. Op basis van wetenschappelijk onderzoek kan er echter geen voorkeur worden uitgesproken voor één van de twee. Volgens Schlonsky en Berrick (2001) hebben beide vormen van pleegzorg hun eigen krachten en zwaktes en moet per pleegkind worden afgewogen waar het behoefte aan heeft. Mogelijk hangen de volgende factoren samen met de kwaliteit van pleegouderschap: • een autoritatieve opvoedingsstijl (Kok, 1997); • voldoende steun ontvangen uit de omgeving; • goed grenzen kunnen stellen; • veel belang hechten aan het welzijn van jeugdigen; • openstaan en tolerant zijn voor de achtergrondsituatie van het kind; • een sterke huwelijksband met openlijke communicatie en wederzijdse ondersteuning; een gezinsstructuur en dagelijkse routine die gekenmerkt worden door heldere regels en verwachtingen voor jeugdigen, consistent optreden naar jeugdigen, maar ook flexibel en ‘easygoing’ zijn. Met andere woorden: in het pleeggezin moet er structuur zijn, maar de structuur moet ook kunnen worden aangepast aan gewijzigde omstandigheden. Factoren van het pleegkind en de biologische ouders Tot slot kunnen ook factoren van het pleegkind en de biologische ouders de kwaliteit van de pleegzorg beïnvloeden. Het gaat om: • Factoren die de stabiliteit van een plaatsing kunnen beïnvloeden zoals de leeftijd van het pleegkind, de aanwezigheid van gedragsproblemen en het aantal verplaatsingen. • Steunend en sensitief opvoedingsgedrag van de pleegouders dat kan bijdragen aan het verbeteren van de hechting van het pleegkind. Het is nooit te laat voor correctieve hechtingservaringen. Pleegouders kunnen baat hebben bij extra ondersteuning, door middel van korte interventies die worden ondersteund door video. • Contact tussen het pleegkind en de biologische ouders dat meestal leidt tot betere uitkomsten van de pleegzorg. Wat de beste frequentie van dit contact zou kunnen zijn, is echter niet onderzocht. Sommige pleegkinderen willen niets te maken hebben met hun biologische ouders, terwijl anderen een bepaalde vorm van continuïteit willen bewaren door geregeld contact met de familie. Beslissingen over bezoek moeten zorgvuldig en op individuele basis worden gemaakt • Zorgvuldige en op het individu afgestemde beslissingen over contact tussen het pleegkind en de biologische ouders. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt in contact met verschillende familieleden, voor verschillende doeleinden en in verschillende contexten. • Wederzijdse acceptatie tussen de biologische ouders en pleegouders. Dit heeft een gunstige invloed op de aanpassing van het pleegkind en op het aantal contacten tussen de biologische ouders en het kind in voorbereiding op hereniging. • Psychologische toestemming van de biologische ouder aan het kind om in het pleeggezin te verblijven vanwege de positieve invloed op de stabiliteit van de plaatsing. Er is weinig bekend over de manier waarop pleegzorgbegeleiders de wederzijdse acceptatie van biologische ouders en pleegouders en de psychologische toestemming van de biologische ouders aan het kind kunnen beïnvloeden. Dergelijke praktische kennis over de pleegzorg is noodzakelijk om de kwaliteit ervan te kunnen optimaliseren.
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 12 ! /
Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Binnen de weekend-/vakantievariant van pleegzorg wordt gewerkt aan optimale ontwikkelingskansen voor het pleegkind, door zoveel mogelijk continuïteit en opvoedingszekerheid te bieden. Het groeit op in het gezin van herkomst, daarnaast is er voor een periode een weekend/ vakantiepleeggezin nodig ter ondersteuning. De pleegzorgbegeleider ondersteunt pleegouders bij de opvoeding en ontwikkeling van het pleegkind. Ook heeft de pleegzorgbegeleider als doel om kind en ouders te helpen bij het leggen van een basis in de contacten tussen ouders, kind en pleeggezin. Kunnen ouders accepteren dat hun kind opgroeit in een pleeggezin? Kunnen ouders een nieuwe invulling geven aan het ouderschap? Binnen de weekend-/vakantievariant is de pleegzorgbegeleider beperkt in tijd om aandacht te besteden aan problemen die zich voor kunnen doen bij acceptatie en roldifferentiatie van ouders. Binnen de module Ouderbegeleiding is hier specifieke aandacht voor. Door rekening te houden met de hierboven beschreven factoren (pleegzorgorganisatie, pleegouders, pleegkind en biologische ouders) wordt getracht een zo stabiel mogelijke pleegzorgsituatie te creëren. Verantwoording De begeleiding is gebaseerd op professionele deskundigheid en praktische ervaring van de medewerkers Pleegzorg. Er wordt gebruik gemaakt methodische uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in het positioneringstatement (Visie en Missie) van Jeugdhulp Friesland. • Dialooggestuurd (binnen Pleegzorg wordt met name gewerkt vanuit de presentiebenadering) • Systeemgericht werken • Oplossingsgericht • Competentiegericht werken • Resultaatgericht De methodiek ‘Kiezen voor kinderen’ biedt een belangrijke leidraad in de interventies die ingezet worden binnen pleegzorg. De methodiek is gebaseerd op technieken uit het systeemgericht- en oplossinggericht werken. Daarnaast wordt binnen de module Deeltijdvariant gebruik gemaakt van Safer Caring, waarin zowel het werken aan een veilige leefomgeving voor pleegkinderen als het voorkomen van secundaire traumatisering bij pleegouders (en pleegzorg-begeleiders) centraal staat. Daarnaast speelt het begrip ‘gedelegeerde autoriteit’ een centrale rol binnen Safer Caring, waarbij alledaagse beslissingen waar mogelijk worden overgelaten aan de pleegouders. Het is niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk om risico’s uit het alledaagse leven van kinderen te bannen, omdat kinderen hierdoor ervan worden weerhouden zelf adequaat risico’s in te schatten en hanteren. De sleutel tot goede, veilige zorg draait om een bewustzijn van risico’s voor kinderen in verschillende situaties, en het nemen van goed doordachte besluiten, samen met het netwerk van het kind en waar nodig met de pleegzorgwerker. Wanneer pleegouders bij het nemen van alledaagse beslissingen moeten terugvallen op derden die voor ouders van andere kinderen routine zijn (bijvoorbeeld beslissingen over slaapfeestjes of schoolreisjes), dan krijgen pleegkinderen geen vol en normaal leven, verliezen pleegouders autoriteit en wordt het moeilijker om veilige en vertrouwende relaties te ontwikkelen. Choy & Schulze (2009) geven aan dat: Van de pleegzorgwerker wordt verwacht dat hij/zij • Processen die zich in de pleegzorgcontext afspelen kan doorgronden, soepel tussen de verschillende niveaus kan schakelen en de samenhang tussen de niveaus bij alle stappen in het pleegzorgproces kan overzien. • Regie over de pleegzorgcontext kan voeren, al dan niet in samenspraak met of op delegatie van de (gezins-)voogd. • Met het oog op eventuele terugkeer van het kind naar het oorspronkelijke gezin hulp kan bieden aan ouders ter vergroting van hun opvoedingsvaardigheden en ter verbetering van de communicatie en interactie tussen ouders en kind. Ofwel extra hulp vanuit ambulante zorgprogramma inzetten/stapelen. •Module EenDeeltijdvariant plan kan maken rond de bezoekregeling tussen ouders en kind en eventuele andere - Pleegzorg Pagina 13 ! / belangrijke personen uit de familie en/of het sociale netwerk, het voorbereiden van betrokkenen op dit bezoek en het incidenteel begeleiden van het bezoek.
• • • •
• • •
•
Op systematische en transparante wijze tot een geobjectiveerd advies kan komen over het perspectief van kind en ouders. Een inschatting kunnen maken met betrekking tot veiligheid, in diverse situaties. Aansluiten bij de ontwikkelingsfasen/taken en de daarbij horende opvoedingsvragen. Pleegouders kan informeren over veel voorkomende reacties van jeugdigen op een pleeggezinplaatsing en hen kan begeleiden bij de hantering van die reacties, alsmede kan begeleiden bij de opvoeding van het kind. Disfunctionele interactiepatronen in complexe gezinssituaties kan inschatten en de interactie in die patronen kan beïnvloeden. Problemen bij jeugdigen die voorvloeien uit de pleeggezinplaatsing kan herkennen en kan begeleiden. Problemen bij (pleeg)ouders die interfereren bij de opvoeding kan herkennen en hanteren. Voor zover die problemen voor€namelijk voortvloeien uit rouw, verdriet of boosheid om de pleeggezinplaatsing, moet hij/zij de ouders kunnen begeleiden bij deze problematiek. Indien nodig kan specialistische ambulante hulp ingezet worden. Problemen bij jeugdigen en ouders die niet zozeer met de pleeggezinplaatsing samenhangen (maar daar wel toe geleid kunnen hebben) kan herkennen en zorg kan dragen dat daarvoor de geëigende hulp wordt ingeschakeld.
7. Samenvatting onderbouwing Jeugdigen die een vervangende gezinssituatie nodig hebben, hebben dikwijls ervaringen met opvoeders die niet of in wisselende mate hebben kunnen voldoen aan de vraag om contact en bescherming. Als gevolg hiervan hebben zij vaak onveilige hechtingsrelaties en de bijbehorende gedragsstrategieën ontwikkeld, die zij meenemen naar het pleeggezin. Gedurende de pleegzorgplaatsing wordt getracht zoveel mogelijk continuïteit, opvoedingszekerheid en optimale ontwikkelingskansen te bieden voor het pleegkind. Om dit te realiseren tracht Jeugdhulp Friesland de diverse factoren (pleegzorgorganisatie, pleegouders, jeugdigen en ouders), waarvan bekend is dat deze van invloed zijn op de stabiliteit van de plaatsing, zo positief mogelijk en met behulp van goed beschreven methodieken te beïnvloeden. Met behulp van de module Deeltijdvariant kan de draagkracht-draaglast verhouding van (pleeg)ouders zodanig worden hersteld dat de inzet van andere vormen van hulp wordt versterkt doordat het (pleeg)gezin waar het kind opgroeit wordt ontlast en waardoor een uit(huis)plaatsing kan worden voorkomen. Daarnaast kunnen jeugdigen uit een residentiële setting positieve ervaringen opdoen met het wonen en leven in een zo gewoon mogelijke gezinssituatie ter versterking van een perspectiefbiedend hulpverleningstraject, inclusief het behoud van het behandelresultaat, is van belang voor de ontwikkeling van de jeugdige.
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding De pleegzorgbegeleiders zijn HBO-gediplomeerd. Er zijn geen specifieke eisen ten aanzien van de module weekend- en vakantiepleegzorg. Ten aanzien van opleiding en ervaring worden de volgende functie-eisen gesteld aan medewerkers pleegzorg: Een afgeronde HBO-opleiding (MWD/SPH/Pedagogiek). • Kennis van: wet- en regelgeving van en met betrekking tot pleegzorg, zowel in vrijwillig als justitieel kader; het werkgebied voorlichting; gedragssystemen en matchingsmethodieken; pedagogiek en ontwikkelingspsychologie; systeemgericht werken oplossingsgericht werken Signs of Safety gezinssystemen, de afwijkingen en het disfunctioneren kennis van de methodiek ‘Kiezen voor Kinderen’ of de bereidheid om zich in bovenstaande Module Deeltijdvariant - Pleegzorg verder te ontwikkelen. Pagina 14 ! /
•
•
•
• •
Communicatieve vaardigheden voor het geven van voorlichting aan (aspirant-) pleegouders, het geven van presentaties en cursussen, het verkrijgen van informatie, het voeren van coachingsen begeleidingsgesprekken en voor het onderhouden van contacten met de (sociale) omgeving en externe instanties. Sociale vaardigheden zijn vereist voor het onderhouden van contacten met jeugdige en pleegouders en in het kader daarvan vermogen tot overtuigen, controleren en corrigeren, motiverend en stimulerend optreden ten behoeve van het succesvol verloop van de plaatsing. Mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid voor het opstellen en ontwikkelen van voorlichtingen, cursusmateriaal, het overdragen van kennis en ervaring (didactische vaardigheden) en voor het opstellen van rapportages. Bereidheid tot het verrichten van bereikbaarheidsdiensten. In bezit van rijbewijs B en de beschikking over een auto.
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie. De module Deeltijdvariant is een basis-module, aangezien overeenkomstig de kernopgave pleegzorg deze module dusdanig vaak zal worden ingezet dat het wenselijk is dat deze behoren tot het basisrepertoire binnen het Zorgprogramma Pleegzorg. De module kan dan ook worden uitgevoerd door alle pleegzorgbegeleiders en gedragswetenschappers. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatieindicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst problematiek. Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening. De pleegzorgwerkers worden gecoacht bij de uitvoering door een daartoe aangesteld functionaris. Het coachen en het geven van vakinhoudelijk ondersteuning aan de pleegzorgwerkers individueel of in tweetallen (eenmaal per maand 50/70 minuten) en in teamverband (eenmaal in de twee weken 120 minuten) bij de uitvoering van hun taken.
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 15 ! /
8.4 Kosten van de module Betrokken professionals: Gedragswetenschapper Ambulant hulpverlener pleegzorg Methodisch ouderbegeleider op indicatie
Verblijf: ja Verzorgingskosten: nee Pleeggeld: ja Licentie: nee Training / opleiding: ja Specifiek materiaal (bijv. camera bij VHT): nee Overige kosten: bijzondere uitgaven
9. Onderzoek naar de uitvoering van de module Er zijn geen specifieke studies voorhanden ten aanzien van deze module. Zie verder de beschrijving bij module pleegzorg opvoedingsvariant voor onderzoek binnen pleegzorg.
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 16 ! /
C. EFFECTIVITEIT2
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de module in Nederland Drie Nederlandse primaire studies gaan over de uitkomsten van pleegzorg (Van Oijen, 2010; Strijker en Zandberg, 2005; Strijker, Zandberg en Van der Meulen, 2005). Alle drie de studies bestaan uit een voor- en nameting zonder een controle- of vergelijkingsgroep. Een nadeel van dit type onderzoek is dat de resultaten niet met zekerheid aan de pleegzorg zijn toe te schrijven. Bovendien wordt in de studies weinig informatie gegeven over de interventies. In twee studies (Van Oijen, 2010; Strijker, Zandberg & Van der Meulen, 2005) wordt wel gebruik gemaakt van gestandaardiseerde instrumenten, zodat een vergelijking mogelijk is met normgroepen van jeugdigen die geen relatie hebben met pleegzorg, of met groepen jeugdigen met vergelijkbare problematiek. Alle drie de studies richten zich op plaatsingen die eerder dan gepland worden afgesloten. In de betreffende studies is dat is bij een derde tot bijna de helft van de jeugdigen het geval. Uit de studie van Strijker en Zandberg (2005) blijkt dat bij 45 procent van de 136 onderzochte pleegkinderen sprake is van voortijdig vertrek uit een pleeggezin. Van die 61 jeugdigen keerde 42 procent terug naar het gezin van herkomst, is 26 procent overgeplaatst naar een ander pleeggezin, is 18 procent opgenomen in een residentiële setting en woont vijf procent zelfstandig met begeleiding. Van acht procent is het vervolg niet bekend. Het hoge percentage voortijdige vertrekken wordt bevestigd in het onderzoek van Van Oijen (2010). Daaruit blijkt dat nagenoeg de helft van de pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen ongunstig voortijdig wordt beëindigd. Uit een onderzoek van Strijker, Zandberg en Van der Meulen (2005) komt een lager percentage. In dat onderzoek is 32 procent van de 91 geplaatste jeugdigen voortijdig uit het pleeggezin vertrokken. Volgens dit onderzoek werd 12 procent van de 91 plaatsingen binnen zes maanden afgebroken. Van de overgebleven 76 jeugdigen viel 24 procent voortijdig uit. Er zijn in Nederlands onderzoek drie kindfactoren gevonden die het plaatsingsverloop beïnvloeden, namelijk internaliserend en externaliserend probleemgedrag, de leeftijd van het pleegkind en de hulpverleningsgeschiedenis van het pleegkind (Van Oijen, 2010; Strijker & Knorth, 2007; Strijker & Zandberg, 2005). Jonge pleegkinderen zonder gedragsproblemen die nog weinig overplaatsingen hebben meegemaakt, hebben de meeste kans op voortduren van de plaatsing. De profielen van jeugdigen in pleegzorg blijken nuttig te zijn voor het identificeren van jeugdigen die het meest kwetsbaar zijn voor uitval. Het gaat vooral om teruggetrokken en agressieve, delinquente jeugdigen (Strijker, Zandberg en Van der Meulen, 2005). 10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Zie samenvatting 10.1.
11. Buitenlandse effectstudies Naar pleegzorg zijn twee internationale reviews gevonden (Minty, 1999; Oosterman, Schuengel, Slot, Bullens en Dorelijers, 2007). In de review van Minty is in 31 primaire studies uit de jaren zestig en zeventig gekeken naar verschillende uitkomstmaten, waaronder voortijdige beëindiging. Oosterman, Schuengel, Slot, Bullens en Dorelijers (2007) richtten zich in hun review op de factoren die de stabiliteit van een plaatsing beïnvloeden. Zij hebben 26 internationale onderzoeken naar in totaal 20.650 plaatsingen geanalyseerd. Volgens Minty (1999) wordt 40 tot 50 procent van de plaatsingen in vijf jaar tijd voortijdig afgebroken. De mate van voortijdige uitval is sindsdien niet verbeterd, stelt deze auteur. Als een jeugdige op jonge leeftijd wordt geplaatst, geen ernstige gedragsproblemen heeft en nog niet vaak is verplaatst, is de kans op een stabiele plaatsing het grootst (Minty 1999; Oosterman, Schuengel, Slot, Bullens en Dorelijers, 2007). Dit komt dus overeen met de uitkomsten van Nederlands onderzoek. Ook factoren van de pleegouders, het pleeggezin en de pleegzorgbegeleiding zouden de continuïteit van een pleegzorgplaatsing kunnen beïnvloeden. Bij de pleegouders is de leeftijd misschien een Module Deeltijdvariant - Pleegzorg 2
Bron: Wat werkt in de pleegzorg (NJI mei 2011)
Pagina 17 ! /
factor van betekenis omdat er gemiddeld minder plaatsingen worden afgebroken bij oudere pleegouders. Verder onderzoek naar dit verband is echter nodig. Tussen de achtergrondkenmerken van pleeggezinnen zoals beroep, inkomen, religie en type pleeggezin - netwerk of bestand - en het afbreken van de plaatsing zijn geen verbanden gevonden. Ook is nog niet duidelijk of de structuur van het gezin samenhangt met het afbreken van een plaatsing. Als de pleegouder geen eigen kinderen heeft, dan zou dat positief zijn voor de continuïteit van de plaatsing. Zijn er wel eigen kinderen, dan zou een leeftijdsverschil van minstens drie jaar gunstig zijn. De frequentie van begeleiding door de pleegzorgbegeleider en training kunnen protectieve factoren zijn. Een hogere frequentie van begeleiding kan samenhangen met een kleinere kans op het afbreken van de plaatsing. Bij pleegouders die een training hebben gevolgd lijken minder afgebroken plaatsingen voor te komen. Ook hier is verder onderzoek nodig alvorens tot definitieve uitspraken te komen (Oosterman, Schuengel, Slot, Bullens en Dorelijers, 2007). Uit bovenstaande beschrijvingen is gebleken dat bij een derde tot de helft van de pleegzorgplaatsingen sprake is van voortijdige uitval van de jeugdige uit het pleeggezin. Oudere jeugdigen, jeugdigen met ernstige gedragsproblemen en jeugdigen met een geschiedenis van verplaatsingen lopen het meeste risico op het afbreken van een pleegzorgplaatsing. Naar de invloed van de pleegouders, het pleeggezin en de zorgaanbieder op de stabiliteit van de plaatsing is nog onvoldoende onderzoek gedaan.
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 18 ! /
2. D. OVERIGE INFORMATIE
12. Toelichting op de naam van de module Over de naam van de module zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Aangezien de module Deeltijdvariant is gericht is op het versterken van andere vormen van hulp en hulpverleningstrajecten, werkt de pleegzorgbegeleider nauw samen met de hierbij betrokken hulpverleners en sluit aan bij de doelen die deel uitmaken van dit traject.
14. Overeenkomsten met andere modules Er zijn geen overeenkomsten met andere modules.
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 19 ! /
Aangehaalde literatuur Baat, M., Bartelink, C. (2011), Wat werkt in de pleegzorg? Nederlands Jeugdinstituut, Utrecht Bartelink, C., Berg, I. ten & Yperen, T. van (2013). Beslissen over effectieve hulp. Wat werkt in indicatiestelling? Utrecht: NJI Choy, J., Schulze, E. (2009), Kiezen voor kinderen. Een nieuwe blik op het samenspel in pleegzorg, co-productie Nisto & Spirit Jones, R. et al (2011). Factors associated with outcomes for looked-after children and young people: a correlates review of the literature. In: Child: Care, health and devolpment, 37,613-622. Mc Call et al. (2012). The development and care of institutionally reared children. The Leiden conference on development and care of children without permanent parents. In: Child development Perspectives. Oijen, S. van (2009), Voorspellers van breakdown en de ontwikkeling van adolescente pleegkinderen in de langdurige pleegzorg, Dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen Steege, M. (2013). Langdurig opgroeien van uithuisgeplaatste kinderen. In: Jeugdbeleid, jrg 1, p. 23-29. Strijker, J. (2009), Kennisboek Pleegzorg, Uitgeverij Stili Novi, Utrecht
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 20 ! /
Bijlage CAP-J CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken): Naam van de module:
Deeltijdvariant
Onderdeel van het zorgprogramma:
Pleegzorg
Legenda: X (probleem waar de module aan werkt), X! (probleem waar de module aan werkt, niet genoemd in de modulebeschrijving), C (contra indicaties of belemmerende factoren genoemd in de beschrijving), 0 (kenmerken van de doelgroep, genoemd in de moduleomschrijving maar de module is hier niet op gericht) ? (niet duidelijk, discussiepunt) Richt zich op CAP-J Groep As A: Psychosociaal functioneren jeugdige A100 Emotionele problemen A101 Introvert gedrag
X
A102 Angstproblemen
X
A103 Stemmingsproblemen
X
A200 Gedragsproblemen A201 Druk en impulsief gedrag
X
A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag
C
A300 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling en identiteit(sontwikkeling) A301 Problemen met de competentiebeleving
X
A302 Problemen in de gewetensvorming/morele ontwikkeling
C
A303 Identiteitsproblemen
X
A400 Gebruik van middelen/verslaving
C
A900 Overige psychosociale problemen jeugdige A901 Problemen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen
?
A902 Overmatige stress
?
A903 Automutilatie
?
A904 Andere problemen psychosociaal functioneren jeugdige
?
CAP-J groep As B: Lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige B100 Lichamelijke ziekte, aandoening of handicap Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
B101 Gehooraandoeningen
?
B102 Oogaandoeningen
?
Pagina 21 ! /
B103 Spraakaandoening
?
B104 Motorische handicap
?
B105 (Chronische) lichamelijke ziekte
?
B200 Gebrekkige zelfverzorging, zelfhygiëne, ongezonde levenswijze B201 Problemen met zelfverzorging en zelfhygiëne
X!
B202 Ongezonde levenswijze
X!
B203 Overgewicht
X!
B300 Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten B301 Lichamelijke klachten
?
B302 Voedings-/eetproblemen
?
B303 Zindelijkheidsproblemen
?
B304 Slaapproblemen
?
B305 Groeiproblemen
?
B306 Onverklaarbare lichamelijke klachten
?
B900 Overige problemen lichamelijke gezondheid B901 Andere problemen lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige
?
CAP-J Groep As C: Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige C100 Problemen in de cognitieve ontwikkeling C101 Problemen met schoolprestaties/leerproblemen
0
C102 Aandachtsproblemen
?
C103 Problemen verbandhoudend met hoogbegaafdheid
0
C104 Problemen met het sociaal aanpassingsvermogen
?
C200 Problemen met vaardigheden C201 Sociale vaardigheidsproblemen
X
C900 Overige problemen vaardigheden en cognitieve ontwikkeling C901 Andere problemen cognitieve ontwikkeling jeugdige
?
C902 Andere problemen vaardigheden jeugdige
?
CAP-J groep AS D: Gezin en opvoeding D100 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding D101 Ontoereikende opvoedingsvaardigheden
X
D102 Problemen met ondersteuning, verzorging en bescherming kinderen
X
D103 Pedagogische onwil
0
D104 Onenigheid tussen ouders over opvoedingsaanpak
X
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 22 ! /
D105 Problematische gezinscommunicatie
X
D200 Problemen in de ouder-kind relatie D201 Gebrek aan warmte in ouder-kind relatie
X
D202 Symbiotische relatie tussen ouder en jeugdige
X
D203 Jeugdige in de rol van ouder (parentificatie)
X
D204 Vijandigheid tegen of zondebok maken van jeugdige door de ouder
X
D205 Problemen in de loyaliteit van jeugdige naar ouder
X
D206 Problemen in de hechting van jeugdige aan ouder
X
D207 Generatieconflict
X
D208 Problemen door religieuze en/of culturele verschillen tussen ouder en jeugdige
X
D209 Mishandeling ouder door jeugdige
C
D210 Jeugdige weggelopen van huis
X
D211 Jeugdige weggestuurd door ouders
X
D300 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdige in het gezin D301 Jeugdige slachtoffer verwaarlozing
X
D302 Jeugdige slachtoffer mishandeling
X
D303 Jeugdige slachtoffer seksueel misbruik
X
D400 Instabiele opvoedingssituatie D401 Problemen bij scheiding ouders
0
D402 Problemen met omgangsregeling
X
D403 Problemen met gezagsrelaties
0
D404 Problemen die gepaard gaan met het samengaan van twee gezinnen/ samengestelde gezinnen
X
D405 Problematische relatie tussen ouders
0
D406 Problematische relatie jeugdige met partner opvoeder
X
D407 Problematische relatie (stief)broers/zussen
X
D500 Problemen van ouder D501 Negatieve jeugdervaring/traumatische ervaring ouder
0
D502 Problemen met werkloosheid ouder
0
D503 Problemen bij zwangerschap of bevalling
0
D504 Moeilijke start ouderschap
0
D505 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ouder
0
D506 Antisociaal gedrag ouder
0
D507 Gebruik van middelen/verslaving ouder
0
D508 Pleger seksueel misbruik
0
D509 Overmatige stress ouder
?
D510 Psychische/psychiatrische problematiek ouder
0
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 23 ! /
D600 Problemen van ander gezinslid D601 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ander gezinslid
?
D602 Antisociaal gedrag ander gezinslid
?
D603 Gebruik van middelen/verslaving ander gezinslid
?
D604 Psychische/psychiatrische problematiek ander gezinslid
?
D700 Problemen in het sociaal netwerk gezin D701 Problemen in de familierelaties (niet het gezin)
0
D702 Gebrekkig sociaal netwerk gezin
0
D800 Problemen in omstandigheden gezin D801 Problemen met huisvesting
0
D802 Financiële problemen
0
D803 Problemen met hulpverleners of (vertegenwoordigers van ) instanties
0
D804 Problematische maatschappelijke positie gezin als gevolg van migratie
0
D900 Overige problemen gezin en opvoeding D901 Andere problemen gezin en opvoeding
0
CAP-J Groep As E: Jeugdige en omgeving E100 Problemen op speelzaal, school of werk E101 Problematische relatie met leerkracht, werkgever of leidinggevende/ problemen met hiërarchische relatie
X
E102 Problematische relatie met medeleerlingen, collega’s of groepsleden
X
E103 Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen)
X
E104 Van school gestuurd
C
E105 Problemen met school-, studie- of beroepskeuze of vakkenpakket
X
E106 Problemen met werkloosheid jeugdige
X
E107 Problemen met speelzaal, schoolorganisatie of onderwijsstijl, arbeidsorganisatie
?
E200 Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd E201 Problemen met vrijetijdsbesteding
X
E202 Problemen met verliefdheid/liefde en relaties
X
E203 Problematische relatie met leeftijdgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk)
X
E204 Gebrekkig sociaal netwerk jeugdige
X
E205 Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen)
C
E300 Problemen in omstandigheden jeugdige E301 Problemen met zelfstandige huisvesting jeugdige
?
E302 Financiële problemen Module Deeltijdvariant - Pleegzorgjeugdige
X Pagina 24 ! /
E303 Problemen van jeugdige met hulpverleners of (vertegenwoordigers van) instanties
X
E304 Problematische maatschappelijke positie jeugdige (onder meer als gevolg van migratie)
?
E305 Problemen jeugdige met justitiële instanties
C
E900 Overige problemen omgeving jeugdige E901 Andere problemen jeugdige en omgeving
?
Opmerking: Binnen Pleegzorg is sprake van een grote diversiteit aan problemen en situaties waar jeugdigen en hun ouders zich in bevinden. Samen met de aard en ernst van de problemen kunnen individuele nuances er voor zorgen dat een bepaalde jeugdige wel, of juist niet te matchen is binnen pleegzorg. Er is sprake van zorg op maat. Binnen pleeggezinnen kan worden gewerkt aan het normaliseren van diverse problemen zoals deze binnen de CAP-J zijn beschreven. Er wordt echter geen specifieke behandeling aangeboden om bovenstaande problemen te verhelpen dan wel te verminderen. Indien ambulante behandeling is vereist, dan kan deze naast pleegzorg worden ingezet.
Module Deeltijdvariant - Pleegzorg
Pagina 25 ! /