module AN 2 Automatisering en verzekeringsmanagement
donderdag 11 november 2010 13.30 - 16.00 uur
Examen module AN 2 Automatisering en verzekeringsmanagement donderdag 11 november 2010
Voordat u met de beantwoording van de vragen van dit examen begint wijzen wij u op de volgende punten die van belang zijn:
Specifiek voor dit examen 1. Dit examen bestaat uit 20 opgaven. 2. Per opgave is aangegeven hoeveel punten u maximaal kunt behalen. 3. U kunt voor dit examen maximaal 100 punten behalen. Met een score van 55 punten of meer bent u geslaagd.
Algemene examenprocedure 1. U dient de opgaven in de aangegeven volgorde te beantwoorden en het betreffende nummer duidelijk bij het antwoord te vermelden. 2. De antwoordvellen dient u doorlopend te nummeren, te beginnen met nummer 1. 3. Alle antwoordvellen die ingeleverd worden moeten alleen voorzien zijn van uw examennummer, uw tafelnummer en het modulenummer (zie de informatie op de uitnodiging). Op de antwoordvellen dus niet uw naam vermelden. 4. De in het examenreglement van het Actuarieel Instituut vastgelegde regels en procedures gelden voor dit examen. 5. De auteursrechten van dit examen berusten bij het Actuarieel Instituut. 6. De uitslag van dit examen wordt binnen twee maanden schriftelijk aan u bekend gemaakt. Er wordt geen mondelinge informatie verstrekt over de uitslag (Telefoneren in deze heeft dus geen zin). 7. Wij wensen u veel succes !
2
Wat is de naam van het bedrijf of organisatie-eenheid waar je werkzaam bent? Opgave 1 (5 punten) (5)
Hoe luidt het mission statement van het bedrijf (of organisatie-eenheid) waar je werkzaam bent. Wat is de Core Business? Geef daarbij in het kort een indruk van het primaire proces van het bedrijf (Dit alles in niet meer dan 10 regels).
Opgave 2 (5 punten) (5)
Welke culturele typologie van organisaties volgens Hofstede (gebaseerd op dimensies aangaande de mate waarin onzekerheid vermeden wordt en aangaande de machtsafstand) blijkt het best van toepassing op het in opgave 1 bedoelde bedrijf en waarom?
Opgave 3 (5 punten) (5)
Benoem de 7 latere configuratietypen van Mintzberg. Geef aan op welke configuratie van deze 7 de in opgave 1 bedoelde organisatie-eenheid het meest lijkt en vermeld daarbij welk element of component (waaruit, aldus Mintzberg, men een organisatie opgebouwd kan denken) het sterkst wordt benadrukt.
Opgave 4 (5 punten) Aldus Pascoe hoort bij elke configuratie een coördinatiemechanisme, komt elke configuratie overeen met een bepaalde cultuurtypologie van Hofstede, en kan bij elke configuratie met een paar woorden het politieke klimaat worden geduid. (5)
Welk coördinatiemechanisme, welke culturele typologie van Hofstede en welk politiek klimaat zou aldus Pascoe van toepassing zijn op de configuratie, zijnde het antwoord van opgave 3?
Opgave 5 (5 punten) Pascoe stelt dat ter bepaling van de informatiebehoeften bij besluitvorming men inzicht moet hebben in de manier waarop besluiten tot stand komen. Hiertoe formuleert men in de organisatieliteratuur besluitvormingsmodellen. In zijn boek onderscheidt Pascoe 4 van deze modellen. (5)
Welke van deze 4 besluitvormingsmodellen sluit het meest aan op de wijze waarop de besluiten tot stand komen in de organisatie-eenheid van opgave 1?
Opgave 6 (5 punten) Niet alleen managers drukken hun stempel op de informatievoorziening in een organisatie, ook het type organisatie beïnvloedt de informatiebehoeftenvoorziening. (5)
Kunt u kort aangeven hoe Pascoe denkt over de informatie-uitwisseling bij de in opgave 3 gevraagde configuratie? 3
Opgave 7 (5 punten) (5)
Naar aanleiding van opgave 6 met betrekking tot de informatie-uitwisseling bij de verschillende configuratietypen laat Pascoe (hoofdstuk 13) zich ook uit over het belang dat men hecht aan een informatieplanning-systeem. Dit is volgens haar verschillend per configuratietype. Wat constateert Pascoe over de behoefte aan een beleidsplanmatige aanpak van de informatievoorziening bij uw in opgave 3 gevraagde configuratie?
Opgave 8 (5 punten) (5)
Macht is het vermogen om een gewenste uitkomst te effectueren, of een gewenst resultaat direct of indirect te kunnen beïnvloeden. Nu gaat politieke macht veelal gepaard met allerlei spelletjes. Wat betekent in deze context a. Insubordinatie? b. Coup d’état? c. Expertmacht?
Opgave 9 (5 punten) (3)
a. Strategisch management gaat veelal uit van vijf besturingsvariabelen, zoals de productmarktcombinatie en de marketingmix. Welke andere drie besturingsvariabelen, kan de organisatie hanteren om haar strategisch management te verrijken? Beschrijf deze variabelen in het kort.
(2)
b. Zoals opgemerkt betreft een van deze variabelen de marketingmix. Noem de vier elementen van de marketingmix. Wat is de rol van de marketingmix in Uw organisatie? Zou deze versterkt of verzwakt moeten worden?
4
Opgave 10 (5 punten) Leiderschap betreft de gave van iemand, gebaseerd op persoonlijke eigenschappen, anderen ertoe te brengen hem of haar vrijwillig te volgen. In deze onderscheiden Blake en Mouton twee basisvormen van leiderschap. Wanneer deze twee basisvormen worden uitgezet als assen van een matrix ontstaat de volgende figuur, waarin benoemd een vijftal leiderschapsstijlen.
Country Club
????????
Middle of the road
????????
(5)
Autocraat
Welke twee basisvormen worden hier bedoeld en welke leiderschapstijlen moeten linksonder en rechtsboven in de matrix worden ingevuld?
Opgave 11 (5 punten) (3)
a. Aldus Simon bestaat een besluitvormingsproces uit 3 stappen op basis waarvan men uiteindelijk tot een beslissing komt. Benoem deze 3 stappen.
(2)
b. Geef in dit verband aan wat wordt verstaan onder perceptieproblemen? Wat wordt verstaan onder doelproblemen.
Opgave 12 (5 punten) (5)
Binnen de informatisering en automatisering kent men nogal wat afkortingen. Waar staan de volgende afkortingen voor? CAD, ECR, TPS, SDS, DSS, WFM, GVO, MRP, ERP, BPR.
5
Opgave 13 (5 punten) (5)
Een matrix-organisatie is de meest complexe vorm van een laterale relatie. Op een bepaald niveau in de organisatie zien we een functionele organisatie met daar dwars overheen een product/marktgerichte hiërarchie (Veelvoudige verantwoordelijkheid; denk aan een situatie van een functionaris met twee bazen). Galbraith noemt drie condities waaraan een organisatie moet voldoen wil veelvoudige verantwoordelijkheid doeltreffend zijn. Geef twee van deze condities.
Opgave 14 (5 punten) De voornaamste taak van de inkoopfunctie is de zorg voor de tijdige aanschaf en het beschikbaar zijn van de benodigde grondstoffen, diensten, materialen en andere middelen, zodat de organisatie kan functioneren en vooral de productie ongestoord kan verlopen. Toch is de belangrijkheid van de inkoopfunctie relatief te noemen. De mate waarin wordt uiteraard bepaald door het soort van bedrijven, waarvoor inkopen worden verricht. De volgende figuur doet in deze opgeld. Hoog Aandeel productiekosten in de toegevoegde waarde
I
II
III
IV
Laag Laag
Hoog
Inkoopsom ten opzichte van omzet. (5)
Benoem 3 van de 4 kwadranten en geef daarbij een voorbeeld.
Opgave 15 (5 punten) (5)
De informatievoorziening speelt uiteraard eveneens een belangrijke rol bij de ondersteunende functies binnen organisaties. De taak van de informatiefunctie in deze is tweeledig. Omschrijf deze tweeledigheid met twee zinnen.
Opgave 16 (5 punten) Vanuit het oogpunt van beveiliging van waarden kan men tot een andere indeling van functies komen dan vanuit ‘n coördinatiemechanisme, waarbij de verdeling van het werk voorop staat. In dit verband spreekt men wel Controletechnische functiescheiding. Zo’n scheiding leidt tot een vijftal functies. (5)
Benoem 3 van deze functies en geef bij elk een voorbeeld.
6
Opgave 17 (5 punten) (5)
De informatiester bestaat uit vijf hoekpunten, die in het boek van Eleanor Pascoe worden aangeduid met B, O, T, G en S. Dit is niet zo gek omdat die letters de beginletters zijn van de items, waarop de hoeken van de informatiester betrekking hebben. Welke 5 items worden er hier bedoeld?
Opgave 18 (5 punten) (5)
Hammer en Champy schrijven in hun boek ‘Reengineering the corporation’ dat business proces redesign het fundamentele doorgronden en radicaal herontwerp van bedrijfsprocessen omvat. Wat moet volgens deze auteurs daarbij het belangrijkste uitgangspunt zijn? Noem drie van de vijf stappen van hun stapsgewijze aanpak in deze.
Opgave 19 (5 punten) Bij het ontwikkelen van strategieën voor het verzamelen van informatie adviseren Davis en Olson niet de zogenaamde ‘rechtstreekse ondervraging’ maar een contingentiebenadering waarbij een expliciete keuze wordt gemaakt uit een van de volgende vier strategieën: Oberstrategie, Referentiestrategie, Ontwikkelstrategie en iteratieve of evolutionaire strategie. (5)
Geef bij 3 van deze 4 strategieën aan wat zij ermee bedoelen (in hooguit 20 woorden per strategie).
Opgave 20 (5 punten) (1)
a. Goed of fout. Met een projectdiagnose bepaalt men de risico’s voor de uitvoering van een project nadat de tijd en kostenschattingen aan de opdrachtgever zijn afgegeven.
(1)
b. Goed of fout. Een kwaliteitsinspectie is een inspectie naar het functioneren van een kwaliteitssyteem.
(1)
c. Goed of fout. Een product-audit verschaft een inhoudelijk waardeoordeel over producten
(1)
d. Goed of fout. Een projectmanagement-audit betreft uitsluitend de verificatie van volledigheid en consistentie van de projectadministratie.
(1)
e. Goed of fout. Een projectevaluatie is in eerste instantie bedoeld voor de bijstelling van het kwaliteitssysteem.
7
Uitwerkingen examen AN 2 - 11 november 2010 —————————————————————————————————————————
Opgave 1 (5 punten) (5)
Opgave 2 (5 punten) (5)
Opgave 3 (5 punten) (5)
Opgave 4 (5 punten) (5)
Opgave 5 (5 punten) (5)
Opgave 6 (5 punten) (5)
Opgave 7 (5 punten) (5)
Opgave 8 (5 punten) (5)
Opgave 9 (5 punten) (3)
a.
(2)
b.
Opgave 10 (5 punten) (5)
1
Opgave 11 (5 punten) (3)
a.
(2)
b.
Opgave 12 (5 punten) (5)
Opgave 13 (5 punten) (5)
Opgave 14 (5 punten) (5)
Opgave 15 (5 punten) (5)
Opgave 16 (5 punten) (5)
Opgave 17 (5 punten) (5)
Opgave 18 (5 punten) (5)
Opgave 19 (5 punten) (5)
2
Opgave 20 (5 punten) (1)
a.
(1)
b.
(1)
c.
(1)
d.
(1)
e.
3