sint 01-2013_Mise en page 1 07/02/13 10:49 Page1
Missionarissen Dienaars der Armen van de Derde Wereld November 2015 Beste vrienden: Laudetur Jezus Christus! Na het overwegen van onze dienst aan de allerarmsten, wil ik nu de aandacht vestigen op een ander belangrijk aspect van ons charisma, nl. de evangelisatie die, samen met een sterk verlangen naar opvoeden, een van de essentiële doelstellingen is van ons charisma. Inderdaad, ons apostolisch werk moet bijzondere aandacht besteden aan de opleiding van kansarme jongeren en aan de evangelisatie “Ad Gentes”. We moeten ons steeds voor ogen houden, en ook aan ieder die de liefdesdienst tot de armen met ons wil delen laten zien, dat dit het eigen en unieke doel is van het Opus Christi Salvatoris Mundi. Daarom is het belangrijk op te merken dat het Opus Christi geen louter “humanitaire” Beweging is in de enge zin van het woord als om een filantropische hulp te bieden, maar eerder een “humanitaire” Beweging in de volle betekenis van het woord, namelijk, bezorgd opdat alle mensen, en ieder mens afzonderlijk, geestelijk en lichamelijk tot een waardig kind van God zou kunnen ontplooien. Daarom is het Opus Christi een evangeliserende beweging die als motto de oproep van de Apostel der heidenen moet hebben- “Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!”. We zijn ervan overtuigd dat Christus de Missionarissen Dienaars der Armen van de Derde Wereld graag ziet en echt gewild heeft, en dat Hij hen twee belangrijke opdrachten heeft toevertrouwd: ingetogen en nederig evangeliseren en tegelijkertijd een levenslange verbintenis van ieder van hen opdat de armen de mogelijkheid zouden hebben om hun waardigheid als persoon en als kind van God ten volle te kunnen bereiken. Daarom zal ik dit artikel en het volgende wijden aan enkele beschouwingen over onze manier van evangeliseren, en in een ander over onze wijze van opvoeden. De naam Opus Christi Salvatoris Mundi duidt op onze deelname aan het missionair charisma van de Kerk, waarbij eerst naar diegenen gegaan wordt die de liefde van God nog niet kennen (cfr. Jesaja 61, 1-3), die honger hebben naar Hem en naar brood. De Kerk van Christus, Volk van God en Bruid van Christus, wordt uitgezonden, zoals Christus dit zelf deed, met een duidelijke boodschap om “de armen te evangeliseren” (Lc 4, 18), van“alle naties tot het uiteinde der aarde en de voleinding der tijden” (Mt 28, 19-20; Mc 16, 15-16; Hnd 2, 8). Daarom moeten we als Missionarissen Dienaars der Armen van de Derde Wereld, vanuit het hart van de Kerk, naar de verst verwijderde uithoeken gaan, waar de allerarmsten wonen, in wiens gelaat het gezicht van de lijdende en verlossende Christus levendig weerspiegeld is; naar hen die voor een groot deel in “Derde Wereld” landen leven, zoals deze landen gewoonlijk worden genoemd.
Niet zelden worden we er op gewezen dat de term “Derde Wereld” beledigend en racistisch zou overkomen. Met dit artikel wil ik duidelijk maken dat de term “Derde Wereld” vooral naar evangelisatie verwijst, zoals de Kerk de regio’s bedoeld waar het Levenswoord van het Evangelie nog niet, of maar gedeeltelijk bereikt is, zonder dat er tot nog toe geen echte plaatselijke Kerk doorheen de eeuwen is kunnen ontstaan en ontwikkeld worden tot ‘een teken van volwassenheid van een christelijke gemeenschap’ zoals de Heilige Johannes- Paulus II het ons herinnerd heeft. Het Opus Christi Salvatoris Mundi voelt zich geroepen om bij uitstek in deze gebieden te werken. Al het werk (op gebied van opleiding, geestelijke retraites, etc.) dat gedaan wordt in “Westerse” landen, zoals deze landen in de volksmond worden genoemd, moet gericht zijn op het ontwaken van het christelijk geweten voor het werk van evangelisatie, onder alle volkeren:“ad gentes”. Dit punt te benadrukken lijkt me vandaag dringend nodig, want feitelijk zijn er veel goede katholieke jongeren, in Latijns- Amerika, Europa en de Verenigde Staten, die veel doen, veel over God praten, die betrokken zijn bij veel jongeren bijeenkomsten, veel boeken lezen, samen komen om allerlei activiteiten te verrichten, maar zij kennen niet de diepe essentie van het evangelie, zij hebben de kracht van de Heilige Geest niet ervaren, zij beminnen God niet echt. Velen maken gebruik van Jezus Christus’ Kerk om zich een goed geweten voor te houden, maar zij houden niet echt van God, noch van Jezus Christus of van de Kerk. Ze houden van zichzelf. Aan wat is dat te zien? Zij evangeliseren niet, zij houden niet van de armen, ze zijn bang om zich aan God toe te wijden. En wat doen ze? Ze wachten, verspillen hun tijd, en doen God en de armen wachten. Ze praten veel, geloven dat ze God verheerlijken door veel te praten, door te reizen, door aan allerlei bijeenkomsten deel te nemen, maar eigenlijk bedroeven ze Zijn Goddelijk Hart. Hoeveel jongeren zeggen vriend te zijn van Jezus Christus, maar ze houden niet echt van Hem, want als Jezus hen om een offer vraagt, om afstand van iets te nemen, een meer eisend leven, gaan ze weg! Deze jonge mensen zullen Gods gave, de vreugde van de Heilige Geest, de vreugde van de apostelen niet kennen. In feite was het niet alleen een veeleisend leven dat Jezus hen beloofde. Het was vooral een gelukkiger leven, het echte Leven! Ik wil deze korte overweging over de dringende noodzaak om de armen te evangeliseren beëindigen, -oproep eigen aan de christelijke- , met dezelfde woorden als in het gebed tot Onze Lieve Vrouw van de Inca Perka: O Moeder, dat het de condors, door uw tranen, gegeven wordt, dat zij in het diepst van de valleien van de zekerheid, zelfgenoegzaamheid en kleingeestige berekeningen zouden neerdalen… steeds lager, tot aan het moeras van de drugs, de losbandigheid, het kwaad en de zonde om aan zoveel jongeren terug vleugels te geven, opdat zij hun vlucht naar de toppen van de Apurímac zouden richten, in de mooie zuiderse hemel, om de roes van de christelijke naastenliefde te smaken en het geluk om de allerarmsten te dienen. Pater Giovanni Salerno, msp
Bijbelse reflectie “Wie een kind opneemt ...” Pater Sébastien Dumont, msp (Belg)
Beste lezer,
“Nu nam Hij een kind, plaatste het in hun midden en omhelsde het”: Jezus wil dat de Twaalf niet langer naar zichzelf kijkt maar dat hun aandacht naar het kind gaat. Hij “plaatste het in hun midden, en omhelsde het”: met dit zeer menselijk gebaar, toont Hij Zijn liefde en belangstelling voor het kleine kind. Hoe vaak vertoont onze Heilige Vader de Paus zich als verdediger van de ongeboren kinderen, omarmt en zegent hij kinderen… en herinnert ons aan Jezus’ gebaar!
In het Evangelie van Sint Marcus, kondigt Jezus drie maal zijn aanstaande lijden, dood en opstanding aan (8, 31; 9, 31; 10,33-34). Elke keer is de reactie van de Twaalf, de eerste missionarissen, er een van onbegrip. In Marcus 8, 32 verzet de Heilige Petrus zich. In Mc 9, 34 wordt ons verteld “hoe ze gediscussieert hadden over wie de belangrijkste was.” In Mc 10, 35-41 vragen twee van de Twaalf om een eerste plaats in het Koninkrijk. Maar Jezus wil dat ze de weg van dienstbaarheid inslaan, van de liefde tot de dood toe, om hen naar de verrijzenis te geleiden. Daarom volgt er op elk misverstand een onderricht van Jezus. Het eerste dat gericht is tot de mensen en de leerlingen, is een uitnodiging om het kruis op te nemen en Hem (8,33-38) na te volgen. Het tweede en derde is gericht tot de kleine groep van de Twaalf en gaat steeds over hetzelfde thema: het dienen (9, 35-50 en 10, 42-45).
“Wie een van zulke kinderen opneemt in mijn Naam, …”. Ouders, al zijn ze het biologisch of door adoptie, weten wat het betekent “een klein kindje opnemen”. Het is niet zo’n gemakkelijke kleine hulp als een aalmoes te geven, maar het is werkelijk een persoon in het middelpunt van onze aandacht plaatsen en er bijna al onze energie aan besteden. Het kleine kind is afhankelijk van veel diensten voor zijn materiële en geestelijke behoeften. “Opnemen” is zoveel als al deze diensten op zich nemen. Zoiets als wat de Heilige Martha (Lc 10, 38-40) deed, die om Jezus te “verwelkomen” (déchomai, in het Grieks) benomen was door “het vele dienstwerk” (diakonía, in het Grieks; diákonos “dienaar”). Jezus stelt deze edelmoedige dienst voor als voorbeeld voor de missionarissen. Voor ons, Missionarissen Dienaars der Armen DW, zijn deze woorden ons bekend, omdat we weten wat de weeskinderen, de verlaten- en zieke kinderen of kinderen met een handicap, die 24 uur op 24 uur, en 365 dagen per jaar, in onze huizen verblijven, van ons verwachten. Maar om deze dienst is het juist te doen, omdat de dienstverlening veel deugden in de praktijk omzet, omdat het een pad van ware grootheid wordt, van grote liefde. Een zeer geacht iemand zei eens dat God zich van het opgenomen mindervalide kind bediend om ons te dwingen het beste van onszelf te geven. Jezus verzekerd: “Wie een van zulke kinderen opneemt in mijn Naam, neemt Mij op”. Met de ogen van het geloof, ervaren we de dienst als een weg van gemeenschap met God. Hoeveel van onze vele vrienden zijn er die, met een eenvoudig bezoek aan de Sint Rafael zaal, waar onze meest mindervalide kinderen zijn, “geraakt” werden door de genade van God, soms tot tranen toe, en terugkeren naar Hem! Niemand komt terug van een kind, van een klein kindje, met een leeg hart. Deze gemeenschap met God is wat de mens werkelijk groot maakt. Dragen we er door ons gebed en de sacramenten zorg voor, en geven we in ons leven altijd ruimte voor de allerkleinsten.
LUISTEREN WE! Hij zette Zich neer, riep de Twaalf, en sprak tot hen: “Zo iemand de eerste wil zijn, dan moet hij de laatste van allen zijn, en de dienaar van allen”. Nu nam Hij een kind, plaatste het in hun midden, omhelsde het, en zei hun: “Wie een van zulke kinderen opneemt in mijn Naam, hij neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt niet Mij niet op, maar Hem, die Mij gezonden heeft” (Mc 9, 35-37). MEDITEREN WE! Jezus “zette Zich neer, riep de Twaalf, en sprak tot hen”. Om te zitten neemt Jezus de houding van de leraar aan… Het is een plechtige toespraak, een belangrijke terechtwijzing die Jezus voor hen maakt... ook voor ons ... “Zo iemand de eerste wil zijn, dan moet hij de laatste van allen zijn, en de dienaar van allen”: de toespraak wordt beheerst door dit fundamentele principe. Om de eerste te zijn, moet men de laatste zijn. Het is geen tegenstelling: Jezus legt meteen uit wat het betekent om “de laatste te zijn” , nl. “een dienaar te zijn” (diákonos, in het Grieks). Door het gebruik van de term diákonos, verwijst Hij niet naar “slaaf” (die eerder “doûlos” wordt genoemd en naar gedwongen onderwerping verwijst), maar naar degene die de tafel vrij bedient, ervoor zorgt dat anderen goed bediend worden, zelfs als dat inhoud dat hij later moet eten, zijn eigen genoegen moet opofferen... Jezus vraagt om dienaar “van allen” te zijn, zonder uitzondering, niet alleen van “mijn groep” of van “belangrijke mensen”. Iemand is de “eerste onder allen”, niet wanneer hij zich bekommerd om eigen grootheid, maar wanneer hij zich, grenzeloos ten dienste stelt van allen die hij kan helpen. Van de ambitie om vooraan te willen staan, moeten de Twaalf nu “dienaars van allen” worden.
BIDDEN WE! “Gezegend is hij die armen en hulpelozen helpt...” (Psalm 40, 2) BELEVEN WE HET! Onthaal ik kinderen “in Jezus’ Naam?”
2
Jullie missionaris broeder
Overweging uit de Patristiek Vrouwen in dienst van het Evangelie (I) Pater Walter Corsini, msp (Italiaan)
Beste vrienden, Laudetur Jesus Christus! Nadat we in het vorig artikel gesproken hebben over de belangrijke rol van veel gezinnen en gehuwden in de vroege christelijke gemeenschappen, met verwijzing naar Aquila en Priscilla, zullen we ons nu, in dit en in het volgende artikel, richten naar de talrijke vrouwelijke figuren die een effectieve en waardevolle rol gespeeld hebben in het verspreiden van het Evangelie tijdens het vroege Christendom. Chronologisch gezien kunnen we deze vrouwen, in verhouding tot twee periodes, indelen in twee groepen: tijdens Jezus’ aardse leven en tijdens de gebeurtenissen van de eerste christelijke generatie. Tijdens zijn aardse leven stelde Jezus twaalf mannen (“de Twaalf”) onder zijn leerlingen aan, als vaders of patriarchen van het nieuwe Israël, “om bij Hem te blijven, en om hen ter verkondiging uit te zenden” (Mc 3, 14). Dit feit is vanzelfsprekend, maar naast de Twaalf werden ook veel vrouwen in de grote groep leerlingen uitgezocht. Als eerste denken we natuurlijk aan de H. Maagd Maria, die door Haar geloof en moederlijke bijstand, op een unieke wijze meegeholpen heeft aan onze Verlossing, zodat Elizabeth Haar terecht als “gezegend onder de vrouwen” (Lc 1, 42) kon uitroepen, en “Zalig Zij die gelooft heeft” (Lc 1, 45). Maria, als leerlinge van Haar Zoon gaf blijk van een totaal vertrouwen in Hem op de bruiloft van Kana (Joh 2, 5) en is Hem gevolgd tot aan de voet van het kruis, waar Zij van Hem een moederlijke opdracht ontvangen heeft ten opzichte van alle leerlingen van alle tijden, vertegenwoordigd in de persoon van de Heilige Johannes (Joh 19, 25-27). We denken ook aan de profetes Anna (Lc 2, 36-38), de Samaritaanse vrouw (Joh 4, 1-39), de SyroFenicische vrouw (Mc 7, 24-30), de vrouw die aan bloedvloeiing leed (Mt 9, 20-22) en de zondares aan wie alles vergeven werd (Lc 7, 36-50). We komen nog een aantal vrouwen rond de figuur van Jezus tegen die op verschillende wijze met verantwoordelijke functies belast waren. Sint Lucas vernoemt er enkelen zoals Maria Magdalena, Johanna, Susanna en “vele anderen” (Lc 8, 2-3). Ook vertellen de Evangeliën ons dat vrouwen, in tegenstelling tot de Twaalf, Jezus in het uur van Zijn passie niet hebben verlaten (Mt 27, 56. 61; Mc 15, 40), en dat Magdalena de eerste getuige en heraut van de Verrezene is geweest (Joh 20, 1. 11-18). Daarom schreef Sint Thomas van Aquino haar deze unieke titel toe van “apostel der Apostelen” (Apostolorum apostola). En hoe zouden we niet denken aan de zussen Maria en Martha? Altijd waren ze erom bedacht om het Jezus in het huis van Lazarus zo gerieflijk mogelijk te maken; de sfeer was er heel broederlijk en er
heerste een familiale sfeer en rust. Om dan nog niet te spreken over de gelijkenissen waarin de vrouw als hoofdpersoon fungeert: de vrouw die brood bereidt (Mt 13, 33), de vrouw van de verloren drachme (Lc 15, 8-10), of de weduwe die de rechter lastig valt (Lc 18, 1-8). Tijdens de wisselvalligheden in de periode van de eerste christelijke generatie, werd de aanwezigheid van vrouwen niet onderschat. Wij denken aan de vier dochters van “diaken” Filippus van Caesarea, van wie de namen niet zijn opgetekend en aan wie, zoals de heilige Lucas het zegt, de “gave van profetie” werd verstrekt, nl. dat zij onder ingeving van de Heilige Geest in het openbaar konden spreken (Hnd 21, 9). Sint Paulus geeft als normaal aan dat de vrouw in de christelijke gemeenschap kan “profeteren” (1 Kor 11, 5), d.w.z. dat zij openlijk onder ingeving van de Geest kan spreken, op voorwaarde dat dit de opbouw van de gemeenschap diende en dat zij het op een waardige manier doet. Daarom moeten we de daarop volgende en bekende vermaning in dezelfde tekst relativeren: “.. moeten de vrouwen in de bijeenkomsten zwijgen” (1 Kor 14, 34). Deze verklaring wordt vaak als voorwendsel genomen om de apostel van een afkeer voor vrouwelijke figuren te beschuldigen, terwijl het waarschijnlijk ten gevolge was van een aantal specifieke feiten van die tijd die bij Paulus nog duidelijk voor de geest stonden, of na feiten die achteraf bijzondere negatieve gevolgen hebben gehad voor de gemeenschap. Doorheen gans het Nieuwe Testament en de eerst opgetekende getuigenissen van het christendom, waren de maagden ontwijfelbaar belangrijk; snel werden ze als een element aanzien die de maturiteit van een christelijke gemeenschap aangaf. Herinneren we ons dat de figuur van deze “maagden” de eerste christelijke gemeenschappen gekarakteriseerd hebben, tot op het punt dat Sint Paulus het als normaal beschouwde. En het is belangrijk om op te merken dat hun aanwezigheid profetisch bleek te zijn, niet alleen door hun woorden, waarvan we echter geen schriftelijk bewijs hebben, maar vooral door hun leven van totale toewijding, van lichaam en ziel, aan de Heer. Die eerste leerlingen die speciaal toegewijd waren aan de Heer -in de school van de H. Maagd Maria- , zijn doorheen de eeuwen, diegenen die zich omgevormd hebben in religieuze gemeenschappen; die door hun gelofte van maagdelijkheid uitdrukking gegeven hebben, en nog steeds, van totale toewijding aan de Bruidegom. Aan hen bevelen wij alle toegewijde zielen aan, in het bijzonder van de Beweging, opdat deze met de grootste zelfgave en het grootste enthousiasme, hun roeping, totale gave aan God en aan de Kerk in de armen te zijn, te mogen beleven.
Kerkelijke Overweging De Kerk, universeel sacrament van het heil (III) P. Giuseppe Cardamone, msp (Italiaan)
In het vorig artikel, vroegen we ons af: “Hoe realiseert zich de redding? Hoe werkt de genade in de wereld? En, met een beetje dieper op de vraag in te gaan, “hoe redt God de wereld?”. We hebben gezegd dat het antwoord op deze vragen uniek is: “Sacramenteel”. We hebben gezien wat dit betekent in de Persoon van de Zoon van God, Jezus Christus, Mensgeworden, vervuld van de Heilige Geest, Hij die het levende instrument is waardoor God de wereld redt. Daarom verwijst het bijwoord “sacramenteel” naar het feit dat God een unieke en bevoorrechte wijze gekozen heeft om de harten van de mensen te raken: de Zeer Heilige Mensheid van Zijn Zoon, van wie de Kerk de levende tegenwoordige is. De Kerk is dus in feite het Lichaam van Christus en Zij is in de wereld aanwezig op veel verschillende wijzen. Het is doorheen de sacramenten dat Christus de Kerk tot zich verenigt en Haar voortdurend omvormt in Zijn Lichaam, één vlees wordend met Haar (Ef 5, 31-32). Het Doopsel hersteld in ons het beeld van de Zoon van God door Wie wij ledematen worden van Zijn Lichaam, de Kerk. Deze vereniging en lidmaatschap wordt versterkt en aangevuld door het sacrament van het Vormsel, waardoor wij deelachtig worden aan Haar missie, en vermeerderd door de herhaalde deelname aan de Eucharistie. Verwijzend naar het Doopsel en het Vormsel zegt de Heilige Cyrillus van Jeruzalem: “In Christus gedoopt en met Christus bekleed zien jullie er uit als de Zoon van God…; jullie zijn omgevormd in Christus wanneer jullie het teken van de Geest hebt ontvangen: (…) jullie zijn het beeld van Christus. Eenmaal gezalfd met de materiële zalf [in het H.Vormsel] zijn jullie deelgenoot en medestanders van Christus” (Catechese 21). Verwijzend naar de intense spirituele eenheid van de christenen met Christus als vrucht van de Eucharistische communie, zegt Sint Augustinus: “wij zijn niet alleen christen geworden, maar wij zijn Christus zelf geworden” (Tractaat over het Evangelie volgens H. Johannes, 21, 8). De sacramenten brengen dus Christus aanwezig en werkzaam in Zijn Kerk, zodat Zij aanwezig en actief in de wereld zou zijn als Zijn Lichaam, als Christus zelf, en opdat Zij actief zou samenwerken, als Zijn instrument, bij het omvormen van de wereld naar Christus’ wil, hetgeen Paulus bedoeld als hij zegt “om namelijk alles wat in de hemel en op aarde is, in Christus weer samen te brengen” (Ef 1, 10). Dan begrijpen we goed wat de Heilige Leo de Grote bedoelt, als hij de christenen tot een leven van heiligheid uitnodigt als antwoord op de ontvangen gaven van God in
de hierboven vermelde Sacramenten, die bekend staan, en niet toevallig, als de sacramenten van de christelijke initiatie: “Erken, o christen, uw waardigheid! Keer, nu gij “deel hebt aan de goddelijke natuur,” door een onwaardig gedrag toch niet terug tot uw geringe staat van vroeger! Gedenk van welk hoofd en van welk lichaam gij een lid zijt. Onthoud dat gij “ontrukt aan het machtsgebied van de duisternis” zijt overgebracht naar het stralende Koninkrijk van God. Door het sacrament van het Doopsel zijt gij tempel van de Heilige Geest geworden! Laat een zo voorname Gast door laakbaar gedrag niet ontvluchten en onderwerp u niet opnieuw aan de slavernij van de duivel. Herinner u dat de losprijs voor uw redding Christus’ Bloed is.” (1e Preek voor Kerstmis). De vereniging met Christus gerealiseerd door de Heilige Geest in de sacramenten -vereniging die ons tot ledematen van Zijn Lichaam maakt, de Kerk; levende instrumenten voor de verlossing van de mensheid, en daardoor dragers van Christus in de wereld- is duidelijk verkondigd door de bovenstaande tekst, waardoor de gedoopten “deelgenoten aan de goddelijke natuur” zijn geworden. Christus verenigt ons met Zich door Zijn Geest te geven, die in ons hart de wonden van de erfzonde geneest en onze menselijke vermogens verhoogt, door ons opnieuw tot handelen bekwaam te maken, teken van nieuw leven. Daarom, wanneer de Heilige Geest ons heiligt, verenigt Hij ons met Christus, maakt Hij ons gelijkend aan Hem en tezelfdertijd tot geschikte werktuigen om de redding aan de wereld over te brengen. In een vorige bijdrage hebben we uitgelegd dat het woord “heiligheid” niets anders betekent dan het vermogen om barmhartig lief te hebben. In de mate dat de Heer ons redt maakt Hij ons in staat om barmhartig lief te hebben en daardoor in staat om de harten van de mensen te openen voor de gave van de verlossing. In feite is het treffen van de goddelijke barmhartigheid, doorheen de Kerk, de enige ervaring die de bekering van de harten kan veroorzaken. Zo schrijft Johannes Chrysostomos over een zo groot mysterie: “Het is gemakkelijker voor het licht om duisternis te zijn dan voor een christen om niet te stralen; het is gemakkelijker dat het licht duisternis wordt, dan om dit te voorkomen. Zeg niet dat het niet kan: het tegenovergestelde is onmogelijk” (Homilie over de Handelingen van de Apostelen, 20, 4). We begrijpen daarom beter dat “ al het goede dat het volk van God in de tijd van zijn aardse tocht aan de mensheid kan verschaffen, komt hieruit voort, dat de Kerk het ‘universele heilssacrament’ is” (Gaudium et Spes, 45). Verenigd met God, worden we instrumenten van Zijn barmhartige liefde, Hij, de Enige die kan redden.
Morele reflectie De dagelijkse zonde P. Augustin Delouvroy, msp (Belg)
In de vorige bijdrage zagen we dat de “zonde doodt”, verwijzend vooral naar de doodzonde. Nu zullen we ons buigen over de realiteit van de dagelijkse zonde. We zullen dan ook niet vergeten dat het bestaan van de zonde en de strijd daartegen vooral een teken is van de goddelijke barmhartigheid in die mate dat God dit alles alleen toelaat met het vooruitzicht van bekering (Rom 11, 32). - De Heilige Schrift spreekt over zonden, die de dood als gevolg hebben en van het Koninkrijk der Hemelen uitsluiten (Jak 1, 15 en Gal 5, 19-21) en over andere zonden die ons niet van de genade en de vriendschap met God beroven: “ Maar hoewel elke verkeerde daad zonde is, brengt niet elke zonde de dood” (1 Joh 5, 16-17). Ze spreken ons over zonden die zelfs rechtvaardigen vaak begaan (Spr 24, 16; Jak 3, 2; 1 Joh 1, 8). Het is zo dat de Kerk het onderscheid is beginnen maken tussen zonden die dodelijk zijn en dagelijkse zonden. De Kerkvaders hebben dikwijls gesproken over de dagelijkse zonden en onderscheiden ze van de doodzonden omwille van de noodzaak om deze al of niet te moeten belijden, omdat de dagelijkse zonden door gebed en werken van naastenliefde vergeven kunnen worden (CKK nr 1875). Het Leergezag heeft het bestaan van de dagelijkse zonden onderwezen en elke mens van goede wil erkent gemakkelijk dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen bijvoorbeeld iemand te doden en iemand die een tekort aan respect vertoont voor zijn medemens. - Tussen doodzonde en dagelijkse zonde is er een “essentieel en beslissend onderscheid” (JPII “Verzoening en Boete”, nr 17), en niet enkel een gradueel verschil. Alleen de doodzonde bevat de hele essentie van het morele kwaad. Ze scheidt radicaal van God af, ze beroofd de ziel van het leven doordat zij de genade doet verliezen, en het kan niet hersteld worden dan door de tussenkomst van een nieuwe en gratuite genade van Christus. Als we een vergelijking doen met de echtelijke liefde, kunnen we zeggen dat als de man overspel pleegt, hij een dodelijke wonde toebrengt aan het huwelijksverbond. Zonder de genade van de biecht zal dit verbond niet kunnen ontsnappen aan de wanhoop. Dezelfde echtgenoot kan ook door een ongeduldige reactie zijn vrouw kwetsen, maar zonder dat zijn trouw tegenover haar daarvoor teniet gaat. Zo ook blijft hij in de dagelijkse zonde toch met God verbonden, hoewel onvolmaakt. “De dagelijkse zonde laat de liefde bestaan, ook al beledigt en kwetst ze die” (CKK nr 1855). Zij beroofd niet van de heiligmakende genade en vermindert haar zelfs niet. “Ze geeft blijk van een ongeordende begeerte naar geschapen dingen; ze belet de vooruitgang van de ziel in de beoefening van de deugden en de praktijk van het zedelijk goede; zij verdient
tijdelijke straffen.(…) Toch plaatst de dagelijkse zonde ons niet lijnrecht tegenover de liefde en de wil van God; ze breekt het Verbond met God niet. Ze is menselijk herstelbaar met Gods genade” (CKK nr 1863). - “Men begaat een dagelijkse zonde wanneer men in een lichte materie een voorschrift van de morele wet overtreedt, ofwel wanneer men ongehoorzaam is aan de morele wet in een zwaarwegende materie, maar zonder volle kennis of volle instemming” (CKK nr 1862). In het eerste geval hebben we, bijvoorbeeld, een daad van luiheid, een lichtzinnige uitspraak of lach, een ijdele wens of een daad van gulzigheid. - “De vrijwillige dagelijkse zonde die zonder berouw blijft, brengt ons er stilaan toe een doodzonde te bedrijven” (CKK nr 1863). “Maar deze zonden die wij licht noemen, houde men niet voor onschuldig: wanneer gij ze voor onschuldig houdt als gij ze weegt, beef wanneer ge ze telt. Vele lichte voorwerpen maken een grote massa; vele druppels vullen een stroom, vele korrels vormen een stapel (Sint Augustinus, In epistulam Johannis, 1, 6). Het sacrament van de biecht is ook heel waardevol voor de christenen die geen enkele doodzonde hebben begaan. - “Wees dus volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is” (Mt 5, 48). De doodzonden en dagelijkse zonden verzetten zich allebei tegen het gelukzalig leven. Het christelijke leven is veel meer dan zich inspannen om zonden te vermijden: het is een actieve inzet met positieve werken, om alle deugden te beleven en de liefde voor God en de naaste ten volle te ontplooien, door gans het leven in de handen van de Goddelijke wil neer te leggen. Trouwens, de gemeenschap met Jezus manifesteert en ontwikkelt zich dikwijls het meest doorheen onze trouw tegenover Hem in de meest gewone en eenvoudige aspecten van ons leven. Door de erfzonde, en zelfs in staat van genade, is de mens zolang hij in dit vlees leeft, niet altijd in staat om elke dagelijkse zonde te vermijden (CKK nr 1863). Echter, zonder serene en volhardende strijd tegen de dagelijkse zonden, beleeft de mens maar half zijn christelijk leven, zonder de grootheid van Gods liefde te ervaren. Het is belangrijk dat we tegen de opzettelijke doodzonden strijden, maar ook tegen de half- opzettelijke dagelijkse zonden, uit zwakheid bedreven, en zelfs tegen eenvoudige onvolkomenheden die geen overtreding veronderstellen van wat God gebiedt. Onvolmaaktheden zijn daden van onvolmaakte vervulling van Gods Wil. Zoals bijvoorbeeld, het tekort aan ijver in het gebed, tekort aan apostolische geestdrift, aan edelmoedigheid,…
Geestelijke Overweging
Christus volgen en navolgen (II) Pater José Carlos Eugénio, msp (Portugees)
De goddelijke roeping en het antwoord van de mens scheppen de persoonlijke ontmoeting met Jezus. Het geestelijk leven begint maar echt als deze ontmoeting gebeurt. En is deze ontmoeting intens, dan spoort ze krachtig tot bekering aan. Helaas gebeurt het vaak dat men als gedoopte naar de kerk gaat, naar de communie, de biecht, door een geestelijk leidsman begeleid wordt, dat men bidt, enz… zonder dat er een echte persoonlijke ontmoeting met Christus vooraf heeft plaatsgehad. Dit is, helaas, de situatie van veel christenen. En daarin ligt een van de belangrijkste redenen waarom niet alle christenen tot een waar geestelijk leven komen. We kunnen dit beter in het licht van de Bijbel begrijpen over de roeping van Samuel (1Sam 3, 1- 21) en in het drama van Job. We kennen allemaal het roepingsverhaal van de jonge Samuel die door de Heer herhaaldelijk geroepen wordt terwijl de jongen ervan uitgaat dat het de priester Eli is die hem roept. Na de derde keer begrijpt Eli dat het alleen de Heer kan geweest zijn die de jongen geroepen heeft, waarna hij hem dan zegt: “Ga slapen, en mocht Hij je roepen, dan moet je zeggen: -Spreek, Heer, uw dienaar luistert” (1 Sam 3, 9). Samuel doet wat hem wordt gevraagd en de Heer vertrouwd hem de missie toe waarvoor hij wordt aangewezen. Vestigen we onze aandacht op een detail: de tekst legt uit waarom de jonge Samuel niet had begrepen wie hem geroepen heeft. De tekst zegt: “Samuel kende de Heer nog niet: een woord van de Heer was hem nog nooit geopenbaard.” (1Sam 3, 7). Bij het lezen van dit vers, in betrekking tot de persoon, kan men het zo verstaan: hoewel Samuel reeds een tijdlang onder leiding van priester Eli in de tempel in dienst van de Heer was, was deze nachtelijke ontmoeting bepalend voor zijn ware geboorte tot het geloof en om ingezet te worden tot waarachtige geestelijke voorruitgang. Sinds deze ontmoeting met de Heer werd Samuel aangesteld als profeet. Kortom, men kan tot de Kerk behoren en zoals Samuel vaak in de Tempel dienen maar toch niet het pad van het ware geloofsleven ingeslagen hebben. Een weg die in feite alleen maar kan beginnen als we Jezus persoonlijk hebben ontmoet, of nog beter gezegd, als we toestaan dat Jezus in ons huis binnenkomt, zoals dit met Zacheüs gebeurde. Dit moet niet met veel plechtigheid gepaard gaan, maar met een ware en echte persoonlijke ontmoeting met God, zoals bevestigd door de beroemde uitspraak van Job die aan het eind van zijn dramatische ervaring op bewonderenswaardige wijze tot de Heer zegt: “Alleen van horen zeggen kende ik U, nu heb ik U gezien met eigen ogen.” (Job 42, 5). Jobs ervaring
is een nieuwe waarneming van Gods bestaan. Voorheen had Job maar een algemeen aanvaard idee over God: “Alleen van horen zeggen kende ik U”; tot hij uiteindelijk God persoonlijk ontmoette: “Nu heb ik je met eigen ogen gezien”. Als het waar is dat de “godvruchtige” Job reeds van vóór die ervaring bestond, en dat Job als “man van geloof” sedert zijn persoonlijke ontmoeting met God zijn weg begint, vind ik dat deze ontmoeting, ongeacht het herstel van zijn gezondheid en waardigheid, van hem een ware gelovige gemaakt heeft en hem regelrecht op Gods weg heeft geplaatst. Veel christenen leven in dezelfde situatie als Job die de Heer alleen kennen door het “horen zeggen”: nog nooit hebben zij een persoonlijke ontmoeting met Jezus ervaren. Wanneer deze heerlijke persoonlijke ontmoeting tussen een mens en Christus gebeurd, ervaart de mens en getuigt hij van een zelfbeleefde werkelijkheid. Christus is niet langer iets afstandelijks of iemand over wie we gehoord hebben, maar een echte, levende en nabije persoon, die zich van ons hart meester maakt, en ons stuwt om Hem in Zijn levensstijl na te volgen. Uiteindelijk is het dezelfde ervaring die de eerste volgelingen van Christus en al de heiligen gemaakt hebben. De Evangelies tonen duidelijk hoe deze persoonlijke ontmoeting met Jezus een ingrijpende verandering, een ware bekering, teweeg brengt en de mens haast intuïtief en spontaan aanspoort om Jezus in Zijn levensstijl na te volgen. Anders gezegd, de oproep is eerst een bovennatuurlijk gebeuren en gericht tot een bovennatuurlijk einddoel; daarom houdt het altijd een innerlijke omvorming in, of bekering, die alleen de Heilige Geest kan bewerken. Uiteraard is dit werk alleen mogelijk dank zij de beschikbaarheid van de mens om edelmoedig te reageren. Maar het is altijd de Heilige Geest die het innerlijk instinct in de mens beweegt om naar een hoger doel te streven, gericht op een specifieke opdracht, hem tevens overtuigend dat het God is die roept om deze specifieke weg in te slaan, en geen andere, om deze staat in het leven aan te gaan en geen andere. En dat is een genade die een sterke aantrekkingskracht heeft om de geroepen persoon tot bekering te leiden. Het gaat niet om gewoon iemand een welbepaalde tijd te volgen, vastberaden om de nodige opleiding daartoe te ontvangen. Wie vast besloten is om Jezus te volgen breekt alle bruggen met het verleden, en verlaat zijn levenswijze om een gans nieuw leven te beginnen. Het geloof wordt niet meer als iets passief aangenomen, als een erfenis of uit gewoonte, maar iets dat op een heel actieve en persoonlijk wijze eigen gemaakt wordt. Zo was het, bijvoorbeeld, met de Heilige Theresia van het Kind Jezus, op veertienjarige leeftijd (cfr.“Geschiedenis van een ziel”, Hfst 5).
Overweging over de Roeping De oblaten (IV) Pater Álvaro Gómez Fernández, msp (Spanjaard)
We hebben het belang gezien om ons christelijk bestaan als een “offer” te beleven, om dit offer- begrip op alles toe te passen (werk en rust, vreugde en verdriet ...), maar vooral op het lijden, omdat het de uitdrukking is van het Kruis. En dit Kruis is geen “optie” op onze weg, maar een essentiële voorwaarde voor onze navolging van Christus: “Zo iemand mijn volgeling wil zijn, dan moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen” (Mt 16, 24-26; Mc 8, 34; Lc 9, 23, en ook Mt 10, 38 en Lc 14, 27). Laten we het detail niet onopgemerkt voorbij gaan van de voorwaardelijke vorm van de uitdrukking: “Zo iemand mijn volgeling wil zijn” (of “als je wil…”, cfr. Mt 19, 17- 21). God zelf legt Zijn Wil nooit op. Hij stelt voor, en laat ons vrij, en als we er goed gebruik van maken (door altijd voor het goede te kiezen, volgens de traditionele uitleg van de Heilige Thomas van Aquino) is zij voor ons een bron van verdienste; en omgekeerd, als we haar misbruiken, komt dit door onze zonde en onze verdorvenheid. Menselijk gezien is het kruis weerzinwekkend, en hebben we de neiging om het te verwerpen. Alleen het geloof kan ons helpen inzien dat het niet absurd is, maar een rijkdom. We zoeken het niet op (dat zou misschien, uitzonderingen daar gelaten, iets ziekelijks kunnen zijn), maar trachten het kruis dat naar ons toekomt en waar niet om gevraagd hebben, nederig en vredevol te aanvaarden. Ik zal een aantal citaten weergeven die als verduidelijking kunnen dienen voor het nader uitdiepen van het onderwerp. Ik moet bekennen dat ik een groot verzamelaar van citaten ben (... haast zoals bij een “verslaving” ! Zou die verzamelwoede geen afbreuk doen op de gelofte van armoede?…), maar moet ook toegeven dat ze een grote steun betekenen op alle gebied: als priester bij de bediening van het Woord, bij onderrichtingen, of voor wanneer ik ze zelf nodig heb, tijdens het gebed of de meditatie… Er zijn citaten uit de Bijbel, uit het Leergezag, uit Heiligenlevens, maar ook uit auteurs die niet onder “religieuzen” geklasseerd zijn zoals Dostojevski, Chesterton, Tagore ... (Ik raad u aan om ook zo’n heilzame “ondeugd” eigen te maken.) Ik begin met een citaat van Sint Paulus (Gal 6, 14) “God behoede mij op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus”. En in een andere brief: “Onze roem ligt in de beproevingen” (Rom 5, 3). Steeds loert het gevaar om de hoek om onze eigen eer te zoeken (wat zonde veroorzaakt) terwijl (zoals Sint Ignatius van Loyola het zegt) het einddoel van de mens erin bestaat uitsluitend Gods heerlijkheid te zoeken (bevorderd het genadeleven).
Maar, met betrekking tot deze verheerlijking van God (verwijzend naar het eerste citaat van St. Paulus), hoe zouden we ons niet kunnen verheugen en roemen over de zeer grote liefde van God voor de mens (voor mij) die ons meeneemt tot de hoogste en totale overgave, gesymboliseerd en uitgedrukt in het kruis? En daarom, hoe zou ik mij niet kunnen verblijden (in verwijzing naar het tweede citaat) en God verheerlijken (danken, prijzen, zegenen,… in plaats van te klagen of Hem te ontkennen) wanneer de gelegenheid zich voordoet om mij met het kruis te verenigen, doorheen mijn wederwaardigheden (onder welke vorm ook: fysisch, geestelijk, moreel,…) en op die wijze met God samen te werken tot de verlossing van de wereld? De lijst van citaten daar gelaten, kijken we nu naar wat de Catechismus van de Katholieke Kerk als bevestiging hiervan zegt: “Als medewerkers, vaak onbewust, van de goddelijke wil kunnen de mensen welbewust deelnemen aan het goddelijk heilsplan door hun handelen, door hun gebed, maar ook door hun lijden (Kol 1, 24). Zij worden zo ten volle “medewerkers van God” (1Kor 3, 9; 1 Tess 3, 2) en van Zijn Koninkrijk (Kol 4, 11)” [CKK 307]; en verder: “Door zijn lijden en dood op het Kruis heeft Christus aan het lijden een nieuwe zin gegeven: het geeft ons voortaan de mogelijkheid met Hem gelijkvormig te worden en ons met Zijn verlossend Lijden te verenigen” [CKK 1505]. … Zo te zien is ons lijden niet iets negatiefs. Als we het alleen vanuit menselijk oogpunt of rationeel bekijken, dan is het ongetwijfeld een schandaal en een dwaasheid (1Kor 1, 23; …); maar vanuit het geloof gezien, vanuit Gods ogen, veranderd het in kracht en wijsheid van God (1Kor 1, 24). “Nog pelgrims op aarde, Hem volgend in lijden en vervolging, worden wij één met Hem in Zijn lijden, gelijk het lichaam met het hoofd; wij delen in Zijn lijden om ook te delen in Zijn verheerlijking” (Lumen Gentium, n° 7). Een met dank aanvaard, en met liefde aangeboden lijden, maakt ons tot medeverlossers en medewerkers van God voor het Heil van de wereld. Het is beleven wat we liturgisch vieren: “In de Eucharistie wordt het offer van Christus ook het offer van de ledematen van Zijn lichaam. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus en met Zijn totale offerande. Zij krijgen op die wijze een nieuwe waarde. Het offer van Christus, tegenwoordig gesteld op het altaar, geeft aan alle generaties van christenen de mogelijkheid zich met Zijn offerande te verenigen.” (CKK 1368). Wat een vermogen tot heil ligt hier niet vervat!... Maken we er gebruik van!
Opus Opus Christi Christi Salvatoris Salvatoris Mundi Mundi MISSIONARISSEN MISSIONARISSEN DIENAARS DIENAARS DER DER ARMEN ARMEN VAN VANDE DEDERDE DERDEWERELD WERELD Verschillende Verschillende missionaire missionaire realiteiten realiteiten (priesters (priesters en en toegewijde toegewijde broeders, broeders, religieuzen, religieuzen, missiomissionaire naire families; families; priesters priesters en en broeders broeders gewijd gewijd aan aan een een leven leven van van gebed gebed en en beschouwing; beschouwing; oblaten, oblaten, medewerkers medewerkers en en ondersteuningsgroepen) ondersteuningsgroepen) die die eenzelfde eenzelfde charisma charisma delen delen en en in in hun hun oorsprong oorsprong dezelfde dezelfdestichter stichterhebben. hebben.
Missionarissen Missionarissen Dienaars der Dienaars der Armen van de Armen van de Derde Wereld Derde Wereld
BELGIË: BELGIË: I.I.v.z.w. v.z.w. M.S.P.T.M. M.S.P.T.M.BEWEGING BEWEGING DIENAARS DIENAARSder derARMEN ARMENvan vande de DERDE DERDEWERELD WERELD PB PB28 28 Post PostBrugge BruggeMarkt Markt BB--8000 8000Brugge Brugge
[email protected] [email protected] www.msptm.com www.msptm.com Fortis FortisBank Bank(Brussel) (Brussel) IBAN: IBAN:BE81 BE812100 21002469 24693424 3424 BIC: BIC:GEBABEBB GEBABEBB PERU: PERU: Misioneros MisionerosSiervos Siervosde delos los Pobres Pobresdel delTercer TercerMundo Mundo P.O.Box P.O.Box907 907Cusco Cusco(Perú) (Perú) Tel: Tel:0051 0051(084) (084)984 984––03 032491 2491 0051 0051(084) (084)956 956––949389 949389 E-mail: E-mail:
[email protected] [email protected] Web: Web:www.msptm.com www.msptm.com
OPUS OPUSCHRISTI CHRISTISALVATORIS SALVATORISMUNDI MUNDI Bestaat Bestaat uit uit de de leden leden van van de de Beweging Beweging MissionaMissionarissen rissen Dienaars Dienaars der derArmen Armen van van de de Derde Derde Wereld Wereld die die geroepen geroepen zijn zijn om om een een dieper dieper toegewijd toegewijd leven leven te teleiden leidenmet metde debijzonderheden bijzonderhedenvan vaneen eengemeengemeenschappelijk schappelijk leven leven en en de de gelofte gelofte van van de de evangelievangelische scheraden radennaar naargelang gelanghun huneigen eigenlevenstaat. levenstaat. ONDERSTEUNINGSGROEPEN ONDERSTEUNINGSGROEPEN VAN VANDE DEBEWEGING BEWEGING Hun Hundoel doelisiszich zichte teverdiepen verdiepenin inons onscharisma charismaen en het hetkenbaar kenbaarte temaken makentot totieders iedersbekering bekeringalsook alsook tot totdie dievan vanelk elklid liddank dankzij zijde deregelmatige regelmatigebijeenbijeenkomsten. komsten.De Deleden ledenvan vande deondersteuningsgroeondersteuningsgroepen penworden wordenals als‘Vennoten’ ‘Vennoten’beschouwd. beschouwd. OBLATEN OBLATEN Zieken Zieken of of gevangenen gevangenen die die hun hun lijden lijden opdraopdragen gen ten ten voordele voordele van van de de armen armen van van de de Derde Derde Wereld Wereld en en van van alwie alwie het het charisma charisma van van de de MisMissionarissen sionarissen Dienaars Dienaars der der Armen Armen van van de de Derde Derde Wereld Wereldbeleven. beleven. MEDEWERKERS MEDEWERKERS Elke Elke mens mens van van goede goede wil wil die die de de armen armen steeds steeds oprecht oprechtwil wilbeminnen. beminnen.
Dit Dittijdschrift tijdschriften enandere anderepublicaties publicatieszijn zijnvolledig vollediggratis gratisen enaltijd altijdbeschikbaar beschikbaarvoor vooriedereen, iedereen,dankzij dankzij de devrijgevigheid vrijgevigheidvan vaneen eenweldoener weldoenerdie dieons onscharisma charismater terharte harteneemt neemten enop opdeze dezemanier manierbijdraagt bijdraagt tot totde deverspreiding verspreidingvan vanhet hetRijk RijkGods. Gods.Vraag Vraager ergerust gerustnaar naarteneinde teneindehet hetcharisma charismaaan aananderen anderen bekend bekendte temaken. maken.