Missionarissen Dienaars der Armen van de Derde Wereld Beste vrienden, Laudetur Jesus Christus! In het vorig nummer van “Ut unum sint” wil ik graag twee “mariale” aspecten benadrukken van de spiritualiteit van de Missionarissen Dienaars der Armen van de Derde Wereld: de avondgroet aan Maria en de bijzondere devotie tot Onze Lieve Vrouw van Fatima. Vrienden die een tijd lang het leven in een van onze gemeenschappen gedeeld hebben zullen de gewoonte opgemerkt hebben dat na het bidden van de completen op het einde van de dag de lichten werden gedoofd om het lied “Salve Regina” aan te vatten en hoe op het einde de Maria afbeelding terug verlicht was. De betekenis van deze mooie praktijk is de volgende: in het begin bij de aanhef van het “Salve Regina”, waardoor de kinderen hun Moeder groeten vooraleer ze gaan slapen, worden alle lichten gedoofd om al de leden van de gemeenschap er aan te herinneren dat de Heilige Maagd Maria door Haar “Ja” woord aan de Vader en door de Incarnatie van Haar Zoon, het Licht van Christus draagt in de duisternis van de wereld, en dat Zij het ook nu nog in onze dagen verder blijft dragen. Na de zang zegent de Overste elk lid van zijn gemeenschap met wijwater. Deze besprenkeling door de Pater Overste of de Verantwoordelijke stelt de zegening van God voor en daarom is het nodig dat ze in een vergevingsgezind hart ontvangen wordt: voor elk aangedaan of ondergaan leed van de dag. Het gaat hier om een strikte navolging van wat er in de H. Schrift opgetekend staat: om de zon niet te laten ondergaan over onze toorn ( cf Ef 4, 26-27). Wanneer iemand onder ons zijn broeder niet hartelijk vergeeft kan hij niet naar voor komen om de zegen te ontvangen. Een andere uitdrukking van onze bijzondere genegenheid tot de Moeder Gods is de ommegang met het beeld van Onze Lieve Vrouw van Fatima in onze huizen op elke eerste vrijdag van de maand. Deze devotie tot Onze Lieve Vrouw van Fatima is ontstaan omdat we menen Haar boodschap te moeten verspreiden onder onze armen, een boodschap die ons tot voortdurende bekering uitnodigt. Het is ontroerend te zien hoe in onze Cité van de Kinderen en in de Foyer van Cuzco de kinderen, de bedienden, de Paters, Broeders en Zusters van de Beweging het beeld in processie dragen, steeds liefdevol versierd met de mooiste bloemen van de Andes.
Om deze boodschap te verspreiden maken we ook gebruik van bedevaarten met een beeld van de Maagd van Fatima naar de huizen van de families die we ondersteunen, een manier om te evangeliseren zoals we dat van bij het begin van de Beweging reeds deden. Dikwijls verblijft het beeld een week lang in het huis dat bezocht wordt opdat deze familie met hun vrienden en buren, door de aanwezigheid van Maria, Haar bijzondere zorg leert kennen die Zij voor ieder van ons toedraagt. Talrijk zijn de getuigenissen die we mochten ontvangen en ware mirakels vanwege de Moeder Gods die we mochten bijwonen te beginnen bij de oplossing van moeilijke familiale situaties. Ik moet er ook aan toevoegen dat we een bijzondere band hebben met Onze Lieve Vrouw van Fatima daar onze seminaristen van ons Vormingstehuis van Ajofrin (Toledo - Spanje) elk jaar op bedevaart gaan naar Haar heiligdom in Portugal. In 1992 moesten de Oversten en de seminaristen van dat seminarie en wijzelf het verder bestaan van dat seminarie verdedigen. Die strijd was zo heftig dat we zelfs bang waren het te moeten sluiten. Maar dat zou een ernstig gevaar voor een definitieve ondergang hebben kunnen betekenen, zelfs voor de Beweging. We voelden zeer duidelijk dat de duivel aan het werk was in het seminarie. De strijd hield op daags voor het feest van Sint Jozef van dat jaar 1992. Toen hervonden wij allen, Paters en seminaristen, weer de vrede, een grote vrede. Op dat ogenblik ontstond spontaan in ieders hart de wens om een bedevaart te doen naar Fatima om de Heilige Maagd te bedanken die het seminarie van een zo groot gevaar verlost heeft. In Fatima deden we dan ook de gelofte om elk jaar voor enkele dagen terug te komen om onze devotie tot Haar te hernieuwen en ook onze trouw aan het charisma van de Beweging. Graag moedig ik jullie aan om in jullie familie en parochie deze praktijken ook te beleven: beëindig de dag niet zonder, met de hulp van Maria, oprecht vergeving te schenken aan diegenen die u zouden hebben kunnen misdaan, en neem ook de gewoonte aan om een bezoek te brengen aan het beeld van de Heilige Maagd dat zich in uw parochiekerk bevindt, door elk van jullie en elk lid van de missionaire familie aan Haar toe te vertouwen. Padre Giovanni Salerno
BIJBELSE OVERWEGING
P. Sébastien Dumont (Belg)
“U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”
Beste lezer,
is koning), maar ook Zijn verhouding met God: Hij is de Zoon van God. In de parabel van de moorddadige wijngaardeniers (Mt 21, 33-45) spreekt Jezus hier over zichzelf: na zijn dienaars te hebben gestuurd, zendt de meester van de wijngaard zijn eigen zoon. Zoals God vroeger vele profeten zond, zo zendt Hij nu Jezus, die meer is dan een profeet, meer dan een dienaar, meer dan een uitzonderlijk mens: Hij is de welbeminde Zoon. Tot Petrus die niet tot de “wijzen en verstandigen” hoort maar tot de “ kleinen”, openbaart God dit mysterie: Jezus is de Enige Zoon, die innig en intens de Vader kent (Mt 11, 25-27).
Na onze overweging over onze missionaire roeping te hebben beëindigd (Mt 10) leggen we ons vandaag toe op het beluisteren van een andere tekst die van fundamenteel belang is om de zending van de Kerk te kunnen verstaan en ook te beleven: de geloofsbelijdenis van de Heilige Petrus. Luisteren we! “ Toen Jezus in de streek van Cesarea Filippi was gekomen, ondervroeg Hij zijn leerlingen: “Wie zeggen de mensen, dat de Mensenzoon is?” Ze zeiden: “Sommigen zeggen: Johannes de Doper; anderen: Elias; weer anderen: Jeremias of een der profeten.” Hij zei hun: “Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!” Jezus antwoordde: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona; want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemel is.” (Mt 16,13-17)
Door te zeggen dat Hij de Zoon van de “levende” God is, wil men daardoor benadrukken dat het hier werkelijk gaat over de enige en ware God, almachtig en sterk, schepper van hemel en aarde, in tegenstelling met een idool zonder zin of leven. Hij geeft het leven aan elk levend wezen. Jezus, de Zoon van de levende God, is het Leven (Joh 11,25). En als de beste Koning in staat om het eeuwig leven te schenken aan wie Hem nadert met geloof: “opdat allen, die in Hem geloven het eeuwige leven zouden hebben” (Joh 3,16). “Welnu, wanneer ge belijdt met uw mond, dat Jezus de Heer is, en gelooft met uw hart, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, dan zult ge worden gered” (Rom 10,9).
Overwegen we! Jezus ondervraagt twee maal over zijn identiteit. Eerst vraagt Hij naar de mening van de mensen in het algemeen: “Wie zeggen de mensen, dat de Mensenzoon is?” Het antwoord toont van de ene kant de grote aanhankelijkheid van de mensen tegenover Jezus aan, maar aan de andere kant ook hun grote onwetendheid: “ Sommigen zeggen: Johannes de Doper; anderen: Elias; weer anderen: Jeremias of een der profeten.” Ze hebben Zijn oorspronkelijkheid niet door, zij beschouwen Hem eerder “als één van de velen.”
Wanneer Paus Benedictus XVI spreekt over het rijk van het relativisme” waarin de meerderheid van de mensen in duisternis “onwetend” is over de rijkdom van onze geloofsschat, laten we dan, als Kerk, licht zijn, tonen we dan klaar de weg van het heil. Want Jezus is niet alleen een uitzonderlijk persoon onder vele anderen, iemand die het goed kon zeggen en grote dingen heeft gedaan. Hij was, Hij is en zal altijd de Zoon van God zijn. Hij is dus de enige Redder, “de enige bemiddelaar tussen God en de mensen” (1 Tm 2,5). Hij is de Christus, de Gezalfde, de Koning. Hij is de Zoon van de levende God.
Een tweede maal richt Hij zich rechtstreeks tot de Twaalf: “Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben?” Jezus verwacht van hen, die geroepen zijn om “vissers van mensen te worden” (Mt 4,19) dat ze meer weten dan “de mensen”. Het antwoord is een ware en grootse openbaring van Godswege door de mond van de Heilige Petrus: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.”
Bidden we! Heer Jezus, dat mijn lippen altijd het ware geloof mogen belijden: “Ik geloof in één Heer, Jezus- Christus, enige Zoon van God, vóór alle tijden geboren uit de Vader; God uit God, Licht uit Licht; ware God uit de ware God, geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader; en door Wie alles geschapen is… en voor ons heil… is Hij mens geworden…”
Het Griekse woord “Christós”, vertaald als “Christus” of “Messias”, komt van het woord “Chriein”, wat “gezalfde” betekent. In de geschiedenis van Israël werden de priesters en de profeten gezalfd, maar vooral de koningen. De koning is “de gezalfde van de Heer” (1 Sam 12,3.5 ; Ps17,51 ; 131,17), en wordt daardoor met een gewijde waardigheid bekleed. Zijn taak was het om zijn volk te beschermen tegen de vijanden en hen van voeding te voorzien om te kunnen leven. Voor de Heilige Petrus is Jezus Deze Koning, enig en voor altijd, verwacht door Israël, en door Wie God zijn volk bescherming zal schenken en volheid van leven. Jezus aanvaardt deze aanspraak omdat Hij weet dat Hij de Messias is, de Christus. Maar Hij gebood het nog aan niemand te zeggen (Mt 16,20) omdat Hij geen wereldlijke Messias is. Het is door Zijn lijden, dood en verrijzenis dat Hij dit zal openbaren.
Laat ons handelen! “Gaat heel de wereld door, en predikt het evangelie aan ieder schepsel” (Mc 16,15) Jullie missionaris broer.
De Heilige Petrus die Jezus erkend als “de Zoon van de levende God” toont daardoor de verhouding aan van Jezus met zijn volk (Hij
2
CHRISTOLOGISCHE OVERWEGING P. Vincent Miró M. (Mexicaan)
“De Mensenzoon” Beste vrienden,
Dn 7, 2-8). Tegenover die beesten die uit de afgrond opstijgen staat een man op die van boven komt en die zich tegen hen verzet. Wat de interpretatie door de profeet over deze beesten betreft (cf Dn 7, 15-28), weten we dat ze de verschillende rijken voorstellen die echt in de geschiedenis hebben bestaan ( zoals Babylonië, Perzië, Griekenland, het Romeins Imperium…) en in dat verband zien we dat het beeld van de Mensenzoon dat komt “met de wolken des hemels” een volledig nieuw rijk aankondigt, dat zijn oorsprong heeft in de macht van God: een rijk dat komt uit den hoge.
Het geloof in de Zoon van God, zoals we dat in ons vorig artikel zagen, moet de bestaansruimte zijn die ons volledig geschikt maakt om ons met de hulp van Zijn genade om te vormen naar het beeld van Jezus Christus, die gekruisigd is en verrezen. Dat het geloof onze kennis verheft door onze manier van denken te veranderen is geen doel op zich. Onze kennis dient ook om te beminnen opdat onze wil zich ook aan Hem zou hechten. Inderdaad het geloof heeft een inhoud: ik “geloof”, en het mooiste is dat ik in Iemand geloof die ik mag kennen en beminnen. Om Jezus beter te leren kennen, “het oog gevestigd te houden op Jezus, aanvang en einde van het geloof” (cf He 12,2), zullen we in deze meditatie over de uitdrukking: “de Mensenzoon”, samen nadenken.
In het Boek Ezechiël vinden we een zeer gelijkaardige aanspraak: die van “mensenzoon”, die de profeet zelf vertegenwoordigd en die zijn solidariteit met de andere mensen waar hij naartoe wordt gezonden laat blijken, vermits hij zelf ook mens is. Zoals deze uitdrukking niet exact overeenkomt met die van het evangelie ( Zoon van de mens), zien sommigen daarin geen mogelijk verband met deze laatste aanspraak. Nochtans meen ik dat wanneer men rekening houdt met de volledige zingeving van de Heilige schrift, wij deze twee uitdrukkingen met mekaar in verband mogen brengen om zo tot een beter begrip te komen van de bedoeling van Jezus om over zichzelf te spreken.
Het gaat om een aanspreektitel die in tegenstelling met de andere titels (Christus, Messias, Zoon van God) uitsluitend op de lippen van Jezus te horen zijn. Daarom vindt men ze alleen in het Nieuwe Testament. Als we kijken naar de passage van het evangelie waarmee we deze serie artikelen begonnen zijn (Mt 16, 13-20), komen we deze uitdrukking van Jezus tegen die aan zijn leerlingen vraagt: “Wat zeggen de mensen over de Mensenzoon?”. Doordat Jezus deze titel in de derde persoon gebruikt weten we dat Hij naar zichzelf verwijst, omdat, een beetje verder, Hij de vraag aan zijn apostelen herhaalt door de uitdrukking “Mensenzoon” te veranderen in “wie zegt gij dat ik ben?” (Mt 16, 15).
Hieruit kunnen we dus enkele gevolgtrekkingen maken: 1.- De Heer Jezus neemt de titel “Mensenzoon” aan om een correcte zingeving en een nieuwe inhoud te geven aan de messiaanse titels van het Oude Testament: Zoon van God, Messias, Christus. Zelfs wanneer later de Apostelen en de primitieve Kerk niet verwijzen naar Jezus als Mensenzoon, gebruiken ze toch de andere christologische titels, ondanks hun inhoud nauwkeurig verbeterd door de titel dat we alleen vernemen uit de mond van Jezus.
Zoals de aanspreektitels “Zoon van God” en “de Christus” uit de traditie van het Oude Testament komen en in Jezus een nieuwe inhoud krijgen, zo gebeurd hier ook hetzelfde met de uitdrukking “Mensenzoon”, die we nu bestuderen: deze krijgt een nieuwe zingeving en, nog meer, zij dient Jezus om op een correcte wijze aan de leerlingen te doen begrijpen, en later ook aan gans de Kerk, wie de Messias is en de Zoon van God.
2.- Jezus houdt zich vast, laten we dit nog eens zeggen, aan de traditie van het Oude Testament, maar brengt toch een nieuwigheid mee, terwijl deze titel niet als Messiaans gebruikt werd. Deze nieuwigheid verwijst direct naar Zijn Persoon: ten eerste, brengt hij aan de figuur van de Messias de transcendentie van de Persoon bij die tot Gods domein behoort en die van boven komt om een Rijk te stichten, bestuurd met een soevereiniteit die de Zijne is met het gezag van God zelf (cf Dn); en op de tweede plaats laat dit duidelijk zien dat de Messias mens is (cf Ez).
In het Oude Testament komen we bij de profeet Daniël de aanspreektitel tegen “Zoon van de mens”. Wij zullen dit verder ontleden naar wat Paus Benedictus XVI erover schrijft in zijn boek “Jezus van Nazareth”. Deze aanspraak verschijnt in een visioen van de profeet die de gehele geschiedenis aangaat. De ziener beschouwt de opeenvolging van de wereldlijke machten voorgesteld onder de vorm van vier grote beesten die uit de zee te voorschijn komen, van beneden af, zoals een “dierlijke” macht die geleidelijk aan menselijke trekken gaat krijgen. Inderdaad, de macht kan “een menselijk gelaat” aannemen, en in dat geval stelt zij een rijk voor gevestigd op het kwade en het geweld (cf
Bewaren we goed in onze geest en in ons hart wat we door deze christologische titels en door de overweging over de Mensenzoon leerden - wat vervolgd zal worden in de volgende artikelen - om beter te kunnen doordringen in het mysterie van de Persoon van Jezus: om Hem beter te kennen en Hem daardoor beter te beminnen en te dienen.
3
KERKELIJKE OVERWEGING P. Giuseppe Cardamone (Italiaan)
De Kerk op weg naar de heidenen
I
n de laatste artikels zagen we hoe de Heilige Schrift aantoont dat het missionair handelen de Kerk identificeert als volk van het Nieuwe Verbond, het uiteindelijke Godsvolk. In dit artikel zien we hoe in het Boek der Handelingen van de Apostelen, de evangelist Sint Lucas, die volgens Jozef Ratzinger een theoloog was, “werkelijk iets gelijkaardigs schrijft over een kerk van waaruit duidelijke begrippen moeten komen”. De Handelingen der Apostelen zijn volgens Sint Lucas inderdaad een ware voortzetting van het Evangelie: ze onderrichten ons over de manier waarop de leerlingen, onder de werking van de Heilige Geest, het mandaat in de praktijk brengt dat Hij hun gegeven had: om het Evangelie aan alle naties te verkondigen (Mt 28, 19).
Het is niet toevallig dat in deze bijeenkomst van Jeruzalem de missionaire verkondiging ontstond, zoals de missionaire reizen van Sint Paulus. De nieuwigheid van de Kerk tegenover Israël is, nogmaals gezegd, open te staan- en zelfs: gezonden te worden- naar alle volkeren. Dit is het beeld van de Kerk: missionair zijn. Helemaal betekenisvol is het besluit in de Handelingen der Apostelen: dank zij de missionering bereikt het Evangelie Rome die volgens de mentaliteit van de Antiquiteit, spits en synthese was van het hele mensdom. Door in Rome aan te komen bereikt het Evangelie symbolisch alle volkeren. De Handelingen der Apostelen tekenen zo een beeld van de Kerk die, trouw aan de geboden van de Heer, het Evangelie verkondigt aan alle volkeren. Dit beeld van de Kerk wil volgens de intentie van Sint Lucas maatgevend zijn voor de Kerk van altijd.
Een overzicht in de Handelingen der Apostelen laat ons toe om er de structuur ervan te begrijpen. Ze beginnen met de beschrijving van de Kerk gesticht in Jeruzalem om te eindigen met het aantonen van de voltooiing der beloften (die de restauratie van Israël had voorspeld: de Kerk is dit nieuwe Israël), en de verkondiging van het Evangelie aan de mensen van Judea (die volgens dezelfde beloften het recht hebben om als eersten de ontvangers te zijn, overeenkomstig de opdracht van de Heer gedurende zijn aardse leven).Vervolgens tonen zij een Kerk op zoek naar zijn identiteit waarvan zijn ontwikkeling plaats vindt in het “Concilie” van Jeruzalem (rond het jaar 49). Een sleutel- moment, dat Sint Lucas met opzet in het midden van de Handelingen plaatst (Ac 15) om een echte bewustwording vanwege de Kerk te onderlijnen: dat ze een ander volk is dan dat van Israël, zelfs al is ze er nog met diepe wortels aan gehecht. Deze bewustwording komt voor uit de bemerking dat de redding voor alle volkeren is, “Parten, Meden en Elamieten; bewoners van Pontus en Azië, van Frygië en Pamfylië, van Egypte en de streken van Lybië bij Cirene; romeinse kolonisten, joden en proselieten” (Hand. 2, 9-11). Het is een gewaarwording dat men verkrijgt na het onderscheiden van de tekenen van de Heilige Geest: zoals het visioen van Petrus te Jaffa (of Joppe genaamd), die hem doet uitroepen: “Nu zie ik waarachtig, dat er bij God geen aanzien van personen bestaat” (Hand 10, 34), en de stelselmatige uitstorting van de heilige Geest over de heidenen (Hand 10, 44-47) vertelt aan de Kerk in Jeruzalem en die de leerlingen overtuigde: “Dus heeft God ook aan de heidenen de bekering ten leven geschonken!” (Hand 11, 18). Tenslotte de bekering van de heidenen te Antiochië: “Maar na hun komst te Antiochië, begonnen sommigen van hen, de Cypriërs en de Cyreneërs, zich ook tot de heidenen te richten, en hun de Heer Jezus te verkondigen. En de hand des Heren was bij hen: een groot aantal werd gelovig, en bekeerde zich tot de Heer.” (Ac 11, 20-21).
In de geschiedenis van de Kerk zijn er veel gelegenheden geweest om terug kracht op te halen en dit bewustzijn te vernieuwen. Vooral tijdens de universele bijeenkomsten van alle bisschoppen met de Paus, ‘Oecumenische concilies” genaamd, waarbij de Kerk telkens zijn missionair bewustzijn vernieuwde. Ook was het Tweede Vaticaans oecumenisch concilie “de grote genade waarvan de Kerk zijn voordeel heeft gehaald in de loop van de 20ste eeuw” (Johannes- Paulus II, Apostolische brief “Novo millenium ineunte”, n.57). Als voorbeeld nemen we de eerste paragraaf van het Conciliedecreet “Ad Gentes” over de missionaire activiteit van de Kerk: “ Door een Goddelijk gebod naar de volkeren gezonden om een “ universeel sacrament van redding te zijn” (“Lumen gentium”, n.53). De Kerk die tezelfdertijd de diepste eisen van haar katholiciteit en de specifieke orde van Haar Stichter (cf Mc 16,16) beantwoordt, spant zich in om de verkondiging naar alle mensen te brengen. Zoals de Apostelen, op wie de Kerk werd gebouwd, die het Woord van de waarheid verkondigden en kerken stichtten” (Sint Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 44, 23). Zo ook is het de taak van de opvolgers om het werk voort te zetten opdat “het woord van God voort mag ijlen, en verheerlijkt mag worden onder u” (2 Th 3,1) en opdat het Godsrijk zou verkondigd en gevestigd worden overal ter wereld”. Trouw zijn aan het tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, in het voetspoor van de Traditie van de Kerk wil zeggen, het Evangelie verkondigen tot aan de uiteinden der aarde.
4
OVERWEGING OVER DE MORAAL P. Augustin Delouvroy (Belg)
De barmhartigheid en de zonde. Voorwoord: De zonde is een wezenlijke realiteit in ons leven. Wat er ons toe aanzet om ons met deze realiteit bezig te houden is noch uit scrupule of misprijzen, noch ook om het bestaan van de zonde te ontkennen of er verder geen aandacht aan te schenken. Het gaat er echter om in te gaan op Gods oneindige liefde en het verlangen Hem te beminnen en door Hem, die in het menselijk hart woont, bemind te worden. Wanneer we niet meer van de zonde zouden willen gewagen, zouden we genoodzaakt zijn te verzaken aan de liefde van God voor de wereld en aan de waardigheid van de menselijke persoon te midden de schepping. Door de werkelijkheid van de zonde te negeren of het van zijn inhoud te ontdoen verliest de wereld zijn ziel en vervalt in het absurde van het materialisme en het secularisme.
genade de zonde blootleggen om ons hart te bekeren en ons door de gerechtigheid te leiden tot het eeuwig leven door Jezus Christus onze Heer”. (Rm 5, 20-21) (KKK 1848). - Als de mens zich door zijn eigen zonden van God heeft afgekeerd, zal hij niet meer kunnen terugkeren tot Hem, dan alleen door het berouw, de belijdenis en de vergeving van zijn zonden. Een maatschappij, een volk of een individu die zijn eigen vergissingen niet inziet, en die zich niet bewust is van zijn persoonlijke zonden, sluit zichzelf uit van Christus’ verlossingswerk. 3°/ Zonder de tussenkomst van de Heilige Geest kunnen we niemand tot inzicht van de zonde brengen ( cf. Joh 16, 8)
1°/ De zonde in het licht van de barmhartigheid.
- De bekering is de vrucht van de levendige en doeltreffende ontmoeting van de Liefde van Christus in de Heilige Geest. In deze ontmoeting laat Gods Barmhartigheid, die zich manifesteert in het Kruis van Christus, een helder licht over ons leven stralen dat ons bevrijdt uit de duisternis. En zo ontdekken wij, “doordat de zonde in het volle licht wordt gesteld”, een tweevoudige gave: de gave van de waarheid van het geweten en de gave van de zekerheid door de verlossing” (KKK 1848).
- “Het Evangelie is de openbaring, in Jezus Christus, van de Barmhartigheid van God voor de zondaars” (CEC 1846 cf Lc 15). Onophoudelijk actualiseert zich deze barmhartigheid in het opdragen van het heilig Misoffer. Tijdens de instelling van de Eucharistie heeft Jezus gezegd: “ Dit is mijn Bloed, het Bloed van het Nieuwe Verbond, die wordt vergoten voor velen tot vergiffenis der zonden” (Mt 26, 28).
- God stelt zich niet tevreden met ons op voorhand reeds Zijn vergeving te schenken en zo te hopen op onze terugkeer. Hij helpt ons ook opdat we onze fouten van egoïsme zouden inzien, van onze gemakzucht, luiheid, zinnelijkheid… Wanneer we ons in onszelf hebben opgesloten, in de burcht van zelfzucht en hovaardij, gaat Hij naar elk van ons op zoek, en toont ons onze eigen zwakheid en klein menselijkheid terwijl Hij ons doet verstaan hoezeer we Hem nodig hebben. De Zaligsprekingen (cf. Mt 5, 1ss) openbaren ons Gods plan om ons te bevrijden uit ons egoïsme en ons ontvankelijk te maken voor Zijn Liefde en die van alle schepselen. De Zaligsprekingen zijn als de ploeg die de voren in de grond openen; zij schudden onze plannen en onze gedachten door mekaar, zij beschamen onze zekerheden, verijdelen onze wensen, duwen ons omver en laten ons berooid en naakt achter voor God. Maar hun enig doel is om in ons de voor te openen opdat we geschikt zouden zijn om het graan van het Evangelie te kunnen ontvangen en die op het ogenblik van de oogst tot honderd keer meer zal opleveren als we ons hart hebben kunnen openen en met het geduld en de volharding van het geloof hebben kunnen wachten. De beproevingen die zij ons aankondigen dienen om ons wakker te schudden uit ons zondig leven en het vergeten van God door de erkenning van onze volstrekte behoeftigheid.
- De barmhartigheid is de grondtoon van de christelijke moraal. Deze is veeleisend en niet toegeeflijk voor wat haar essentie betreft, maar wordt ons altijd vrijblijvend aangeboden. Zij is de vrucht van de liefde van Christus voor ons en in ons. Er is maar een enkele zonde die niet kan vergeven worden: de zonde tegen de Heilige Geest (cf KKK 1864). - We spreken over de zonde omdat er barmhartigheid is. Zonder barmhartigheid zou er niets anders meer overblijven dan: “laat ons dan maar eten en drinken, want morgen gaan we toch dood” (1Kor 15, 32). In Zijn barmhartigheid heeft God ons willen redden en ons heiligen door ons te brengen tot de staat van kinderen Gods. Deze onuitsprekelijke gave dient ons tot niets zo we ons niet bekeren en als we niet verzaken aan de zonde. - “God heeft allen onder ongehoorzaamheid gevangen gehouden, om aan allen Zijn barmhartigheid te tonen.” (Rm 11, 32) God heeft de zonde toegelaten opdat we bewust zouden worden dat we zonder Hem verloren gaan en opdat we ons hart zouden openen voor zijn reddende genade. 2°/ “ Het ontvangen van Zijn barmhartigheid vraagt van ons de bekentenis van onze fouten.” (KKK 1847)
4°/ Een teken van de Vernieuwing in de Kerk door de Heilige Geest: een vernieuwde liefde voor het sacrament van de biecht, zowel bij de penitent als bij de bedienaar.
- De liefde van God is werkelijk, echt en doeltreffend. God bevrijdt ons van de verslaving aan de zonde, Hij zuivert en heiligt ons om van ons zonen te maken. “Om haar werk te doen moet de
Ter overweging: Wat bedoelen we wanneer we zeggen dat God barmhartig is? Waarom doen we dagelijks aan gewetensonderzoek?
5
GEESTELIJKE OVERWEGING P. José Carlos Eugénio (Portugees)
Het verlangen om heiligen te zijn (II)
S
ommige keren laten we ons wel wat ontmoedigen maar opnieuw aangespoord in ons verlangen om vooruitgang te maken hervatten we onze weg en onze kleine nederlagen zelf helpen ons om beter de nederigheid te beoefenen en het vertrouwen op God, want alles goed en wel, is de heiligheid tenslotte toch Zijn werk.
de kwaal die hem kwelt, maar op zijn eigen manier: “ Hierover verstoord, liep Naäman weg, en riep uit: Ik had gedacht, dat hij zelf wel naar buiten zou komen, om over mij de naam van Jahweh, zijn God, aan te roepen, met zijn hand over de plek te strijken, en zo de melaatsheid te genezen. Zijn de rivieren van Damascus, de Albana en de Parpar, soms niet beter, dan al de wateren van Israël! Kan ik daar niet gaan baden, om rein te worden? En hij keerde zich om, en ging toornig heen.” (2 Kon 5, 11-12). Anders gezegd: Naäman wou geen gebruik maken van het geneesmiddel dat God hem had aangewezen, namelijk zich zeven maal in de Jordaan te gaan baden. Hij kon alleen maar van zijn melaatsheid genezen zodra hij tegenover God van houding zou veranderen: “Toen ging hij naar de Jordaan, en dompelde zich daar zevenmaal onder, zoals de man Gods gezegd had. En zijn lichaam werd weer als dat van een kind; hij was rein.” ( 2 Rom 5, 14).
De Heilige Schrift leert ons te weerstaan, “sterk in het geloof” (1 P 5, 9), tegen hem die is “als een brullende leeuw, zoekend wie hij zal verslinden” (1 P 5, 8), en die ons er toe zal willen aanzetten om door middel van een valse nederigheid ons te doen geloven dat heilig willen worden een daad van hoogmoed is: “De duivel veroorzaakt veel schade aan veel inwendige zielen… door hen ervan te overtuigen dat het hoogmoedig is om zulke verheven wensen te koesteren, de heiligen te willen navolgen en naar de marteldood te verlangen. Hij zegt en overtuigt ons er wel van dat de daden van de heiligen bewonderenswaardig zijn, maar dat het voor ons onmogelijk is hen na te volgen omdat wij toch maar arme zondaars zijn” (Heilige Theresia van Jezus (van Avila), Leven, H. 13, n°4)
Uit deze bijbelse episode met Naäman kunnen we een zeer belangrijk geestelijk onderricht trekken: wie heilig wenst te worden moet aan de bekoring weerstaan om dit op zijn eigen manier te willen doen, volgens eigen plannen, smaak en persoonlijke standpunten. Dat zou inderdaad tegenstrijdig zijn. Alleen God, die alleen heilig is en alleen in staat is om de mens te heiligen weet wat voor onze heiliging het beste is. De enige weg die ons onfeilbaar naar de heiligheid voert is de weg die God ons aanwijst. Daarom, om niet tevergeefs te werk te gaan, is de eerste en onontbeerlijke voorwaarde de volledige wil van God te omhelzen en ons door Hem te laten leiden met een absolute volgzaamheid.
Met als kenmerk om naar de heiligheid te verlangen, zouden we om te beginnen drie categorieën van christenen kunnen onderscheiden (Heilige Ignatius van Loyola, Geestelijke Oefeningen pp149-155). De eerste categorie bestaat uit diegenen die wel wensen om heilig te zijn, maar de middelen om daartoe te komen niet gebruiken, vooral door de moeilijkheden die zij in de bekoring ondervinden. Ze zijn als een zieke die wel wenst te genezen, maar door de pijn en de smart die het hem teweeg zou kunnen brengen er niet toe kan komen om zich aan een behandeling te onderwerpen. De christenen van deze categorie willen slechts in schijn heilig zijn en maken dit zichzelf wijs omdat… “de begeerte van de luiaard blijft onvervuld, het verlangen der vlijtigen wordt ruimschoots bevredigd” (Spr 13, 4).
Tenslotte komt nog de derde categorie christenen die naar de heiligheid verlangen: dat zijn zij die de wil van God blindelings aannemen. Ze zijn als zieken die verlangen te genezen en zich onvoorwaardelijk in de handen van de geneesheer leggen, klaar om te doen wat hij vraagt. Sint Paulus zegt “de hoop wordt niet beschaamd, omdat de liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, die ons geschonken is.” (Rm 5,5) En zo kunnen we vaststellen dat de hoop van degenen die de heiligheid wensen niet tevergeefs zal zijn. Ons heilig verlangen zal dan eens werkelijkheid worden en zo zullen we ons dan voor eeuwig in Hem kunnen verblijden: God, die het uiteindelijke doel is van onze liefde. In feite is de wens om heilig te worden niets anders dan de zuiverste uitdrukking van een diepere en intieme wens die alle mensen, gemaakt naar het beeld en gelijkenis van God, diep in hun hart ingeprent dragen: de aangeboren wens om God voor altijd te zien en te bezitten (cf KKK, n. 27).
De rijke jongeling, waar het Evangelie over spreekt (cf Lc 18, 18-23) zijn diegenen die het best deze categorie van christenen karakteriseert. Zoals hij, verlangen zij naar de heiligheid, maar wanneer men hen dan zegt wat ze moeten doen om er te komen, draaien ze hun rug naar de Heer en verzaken aan hun onderneming. De tweede categorie van christenen zijn zij die wel verlangen heilig te worden, maar dan op hun eigen manier. Dat wil zeggen dat zij zelf het programma van hun heiligmaking willen opstellen op de manier zoals zij dit zelf hebben bedacht. Zij geloven niet dat zowel de weg naar de heiligheid als de manier om er te geraken volledig afhankelijk is van de inwerking van Gods genade. Ze zijn als zieken die wel willen genezen maar weigeren de voorgeschreven medicatie in te nemen om hun zelf uitgekozen middeltjes naar eigen smaak en grillen te kunnen gebruiken.
En wat betekent heiligheid anders dan zuiver van hart te zijn? Dan zullen we er toe komen te genieten van deze zaligspreking die de Heer ons heeft beloofd: “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien” (Mt 5,8). Verlangen we dus naar heiligheid, beste broeders en zusters; naar haar te verlangen is haar naderbij komen, en dat is al het begin van haar verwezenlijking.
Naäman, de legeraanvoerder van Koning Aram (cf 2 Kon 5, 1-14) is het prototype van deze categorie christenen. Hij wil genezen van
6
OVERWEGING over de ROEPING P. Alvaro Gomez (Spanjaard)
Mensen die ons helpen en medewerkers IV In enkele voorgaande bijdragen gewijd aan het thema van de samenwerking, heb ik twee zaken beschreven die ik op een diepgaande wijze ondervonden heb sinds mijn aankomst enkele jaren terug in Peru: ten eerste, de kracht van de voorspraak van zoveel mensen die voor ons bidden, en die daarom de reden is van onze verbondenheid met zoveel kloosters in de wereld die van hun leven een voortdurend offer maken voor onze heiliging - deze van de missionarissen en van de armen - ; en, ten tweede, de Goddelijke Voorzienigheid die vol liefde is. Voorheen geloofde ik ook al in de Voorzienigheid: vermits ik seminarist was kan men wel denken dat ik er in geloofde… maar ik had het nog nooit op zulk’ n rechtstreekse wijze ondervonden. Het feit alleen al van elke dag materieel of op een andere wijze zoveel mensen te kunnen helpen, zowel kinderen van binnen- en buitenhuis als zieken of gezonden, middelbare scholen of ateliers… kan het menselijk gezien wel schijnen dat het een beetje voortvarend is om alleen maar op de enige en vertrouwvolle hulp van de Goddelijke Voorzienigheid te willen rekenen. Maar het blindelings vertrouwen in Hem, de Vader vol van liefde, heeft ons nog nooit beschaamd. Vanaf het begin heeft Pater Giovanni gewild dat we deze “afhankelijkheid aan Gods barmhartigheid” ten diepste zouden beleven: om zo de waarborg te verkrijgen om onze onvoorwaardelijke trouw aan de kerk te mogen behouden. Nu vraagt ge u zeker af: “Wat hebben die twee zaken dan met mekaar te maken? En ik antwoord u: Heel veel!” Jammer genoeg kan de soms aangeboden hulp van sommige organisaties van de staat, sinds het begin of ook later, de echte doelstellingen van ons werk ondermijnen; want dat zou met zich kunnen meebrengen dat wij dan ook projecten zouden moeten ondersteunen die door de Kerk worden verworpen: zoals abortus, of een wijze van opvoeden die slechts tot immoraliteit kan leiden, sommige manieren van familieplanning… enz. Maar wij, wij zijn er alleen om de wensen van de Paus bij de armen te verwezenlijken en door zulkdanige hulp te aanvaarden zouden we de eigenlijke reden van ons bestaan verliezen. En dan, buiten de fundamentele geestelijke hulp die onze medewerkers ons bieden, waarover wij in onze vorige bijdragen hebben gesproken, willen wij ook het belang van hun materiële medewerking onderlijnen, dat als een instrument is of een kanaal waarlangs de Goddelijke Voorzienigheid werkt. Ter verduidelijking kunnen we hierover ook wel zeggen dat het nogal kortzichtig is alleen maar in materiële zin over de Goddelijke Voorzienigheid te willen spreken. We mogen nooit vergeten dat de Voorzienigheid de gehele schepping en al de aspecten van ons leven
omvat. Gods Voorzienigheid bestuurt alles: de macro- en microcosmos, zowel de materiële als de spirituele wereld, datgene wat ons aangenaam is ( zoals het een vergissing is te menen dat alleen datgene wat ons goed uitkomt door de “voorzienigheid” zou worden bepaald ) en wat ons minder bevalt, of ook de tegenkantingen. Door zijn wisbeschikking laat God toe dat onze moeilijkheden, van welke aard ze ook mogen zijn, bijdragen tot ons welzijn (cf Rom 8, 28): daarin is de zin in gelegen van al de kruisen die op ons afkomen. Zij ook zijn instrumenten van zijn Voorzienigheid. Daar bevindt zich de grond van ons vertrouwen en van onze overgave in Zijn handen. Jezus spreekt ons vol goedheid over deze Voorzienigheid (cf Mt 6, 23-34) door de mooie beelden te gebruiken van de leliën in het veld en de vogels in de lucht. Het is waar dat God hen het voedsel reikt dat ze nodig hebben, maar Hij brengt het hen niet tot in hun nest: ze moeten zelf de moeite doen om het te gaan zoeken… De Genade wil altijd rekenen op de medewerking van de mens, en wat de Voorzienigheid betreft is de genade als gift of geschenk immers geen uitzondering. En onze medewerkers, zij zijn eveneens zo: voor hun “medewerking” die zij opdragen voor de armen aan Gods Voorzienigheid, zowel door de hulp die wij rechtstreeks van hen ontvangen, als deze die ons toekomt door hun bemiddeling. Dan is het ook nog belangrijk te bedenken in welke geest men materiële hulp wenst te bieden. Zoals we dit reeds aanhaalden in onze vorige bijdragen willen we nu hier ook wijzen op wat Paus Johannes- Paulus II ons zegt in zijn Encycliek over de missie van de Kerk: “Bij de materiële hulpverlening is het belangrijk te kijken naar de geest waarmee men geeft. Hiervoor is het nodig de eigen levensstijl te herzien: de missies vragen niet alleen een bijdrage, maar een deelname aan de verkondiging en aan de liefde voor de armen. Alles wat wij van God ontvangen hebben - zowel het leven als de materiële goederen - is niet van ons alleen: het is ons slechts in bruikleen gegeven. De edelmoedigheid in het geven moet steeds door het geloof verlicht en bezield worden; dan is het waarlijk “zaliger te geven dan te ontvangen”. (Redemptoris missio, n.81; 7-XII- 1990). En dit wordt bekrachtigd door een verhaal uit het Evangelie (cf Mc 12, 38-44) waarin Jezus, in plaats van diegenen te prijzen die van hun overvloed in de offerkist gooien, de daad van de arme weduwe looft die er bijna niets in gooit: want deze twee luttele geldstukjes was het enige dat zij had om van te kunnen leven. En hier ook telt het principe “kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit”; wanneer we de materiële aalmoes met een goede gesteldheid van het hart schenken, dan is “er meer vreugde in ons om te geven dan wel om te krijgen” (Ac 20, 35).
7
Opus Opus Christi Christi Salvatoris Salvatoris Mundi Mundi MISSIONARISSEN MISSIONARISSEN DIENAARS DIENAARS DER DER ARMEN ARMEN VAN VANDE DEDERDE DERDEWERELD WERELD Verschillende Verschillende missionaire missionaire realiteiten realiteiten (priesters (priesters en en toegewijde toegewijde broeders, broeders, religieuzen, religieuzen, missiomissionaire naire families; families; priesters priesters en en broeders broeders gewijd gewijd aan aan een een leven leven van van gebed gebed en en beschouwing; beschouwing; oblaten, oblaten, medewerkers medewerkers en en ondersteuningsgroepen) ondersteuningsgroepen) die die eenzelfde eenzelfde charisma charisma delen delen en en in in hun hun oorsprong oorsprong dezelfde dezelfdestichter stichterhebben. hebben.
Missionarissen Missionarissen Dienaars der Dienaars der Armen van de Armen van de Derde Wereld Derde Wereld
BELGIË: BELGIË: I.I.v.z.w. v.z.w. M.S.P.T.M. M.S.P.T.M.BEWEGING BEWEGING DIENAARS DIENAARSder derARMEN ARMENvan vande de DERDE DERDEWERELD WERELD PB PB28 28 Post PostBrugge BruggeMarkt Markt BB--8000 8000Brugge Brugge
[email protected] [email protected] www.msptm.com www.msptm.com Fortis FortisBank Bank(Brussel) (Brussel) IBAN: IBAN:BE81 BE812100 21002469 24693424 3424 BIC: BIC:GEBABEBB GEBABEBB PERU: PERU: Misioneros MisionerosSiervos Siervosde delos los Pobres Pobresdel delTercer TercerMundo Mundo P.O.Box P.O.Box907 907Cusco Cusco(Perú) (Perú) Tel: Tel:0051 0051(084) (084)984 984––03 032491 2491 0051 0051(084) (084)956 956––949389 949389 E-mail: E-mail:
[email protected] [email protected] Web: Web:www.msptm.com www.msptm.com
OPUS OPUSCHRISTI CHRISTISALVATORIS SALVATORISMUNDI MUNDI Bestaat Bestaat uit uit de de leden leden van van de de Beweging Beweging MissionaMissionarissen rissen Dienaars Dienaars der derArmen Armen van van de de Derde Derde Wereld Wereld die die geroepen geroepen zijn zijn om om een een dieper dieper toegewijd toegewijd leven leven te teleiden leidenmet metde debijzonderheden bijzonderhedenvan vaneen eengemeengemeenschappelijk schappelijk leven leven en en de de gelofte gelofte van van de de evangelievangelische scheraden radennaar naargelang gelanghun huneigen eigenlevenstaat. levenstaat. ONDERSTEUNINGSGROEPEN ONDERSTEUNINGSGROEPEN VAN VANDE DEBEWEGING BEWEGING Hun Hundoel doelisiszich zichte teverdiepen verdiepenin inons onscharisma charismaen en het hetkenbaar kenbaarte temaken makentot totieders iedersbekering bekeringalsook alsook tot totdie dievan vanelk elklid liddank dankzij zijde deregelmatige regelmatigebijeenbijeenkomsten. komsten.De Deleden ledenvan vande deondersteuningsgroeondersteuningsgroepen penworden wordenals als‘Vennoten’ ‘Vennoten’beschouwd. beschouwd. OBLATEN OBLATEN Zieken of of gevangenen gevangenen die die hun hun lijden lijden opdraopdraZieken gen ten ten voordele voordele van van de de armen armen van van de de Derde Derde gen Wereld en en van van alwie alwie het het charisma charisma van van de de MisMisWereld sionarissen Dienaars Dienaars der der Armen Armen van van de de Derde Derde sionarissen Wereldbeleven. beleven. Wereld MEDEWERKERS MEDEWERKERS Elke mens mens van van goede goede wil wil die die de de armen armen steeds steeds Elke oprechtwil wilbeminnen. beminnen. oprecht
Dit Dittijdschrift tijdschriften enandere anderepublicaties publicatieszijn zijnvolledig vollediggratis gratisen enaltijd altijdbeschikbaar beschikbaarvoor vooriedereen, iedereen,dankzij dankzij de devrijgevigheid vrijgevigheidvan vaneen eenweldoener weldoenerdie dieons onscharisma charismater terharte harteneemt neemten enop opdeze dezemanier manierbijdraagt bijdraagt tot totde deverspreiding verspreidingvan vanhet hetRijk RijkGods. Gods.Vraag Vraager ergerust gerustnaar naarteneinde teneindehet hetcharisma charismaaan aananderen anderen bekend bekendte temaken. maken.