Jazz
Misha Mengelberg Randy Weston dubbelconcert dinsdag 20 april 2004 . 20 uur
Jazz . Seizoen 2003-2004
Saxophone Summit Michael Brecker, Joe Lovano, Dave Liebman saxen Phil Markowitz piano . Cecil McBee contrabas Billy Hart drums dinsdag 14 oktober 2003 . 20 uur . Blauwe Zaal Cuong Vu Trio Flat Earth Society . Peter Vermeersch dubbelconcert dinsdag 21 oktober 2003 . 20 uur . Rode Zaal Het ICP Orkest . Misha Mengelberg woensdag 12 november 2003 . 20 uur . Blauwe Zaal Ben Sluijs Quartet BassDrumBone dubbelconcert dinsdag 2 december 2003 . 20 uur . Blauwe Zaal Tobias Delius 4tet Carlos Ward Lowlands Trio dubbelconcert dinsdag 20 januari 2004 . 20 uur . Blauwe Zaal Eric Watson Bojan Z dubbelconcert dinsdag 17 februari 2004 . 20 uur . Blauwe Zaal Dave Holland Quintet vrijdag 26 maart 2004 . 20 uur . Blauwe Zaal Misha Mengelberg Randy Weston dubbelconcert dinsdag 20 april 2004 . 20 uur . Blauwe Zaal
dubbelconcert
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 21.00 uur einde omstreeks 22.20 uur
Misha Mengelberg
pauze
ism. New Think, Radio 1 inleiding door Marc Van den Hoof . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Marc Van den Hoof coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Fotogravure Godefroit gelieve uw GSM uit te schakelen!
Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO's at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Randy Weston
Misha Mengelberg
Het einde van de tijd
Ooit heb ik eens het voorrecht gehad een hele dag door te brengen in het gezelschap van Misha Mengelberg. Het ging om een opname voor de radio in de fameuze Studio 6 van het Flageygebouw - de studio van waaruit in het begin van de jaren vijftig alle programma’s van de Vlaamse televisie in de ether gingen en waar later onder meer alle studio-opnamen werden gemaakt met het BRT Jazzorkest. Dat orkest bestond al niet meer toen Mengelberg, samen met altsaxofonist Lee Konitz, bassist Ernst Glerum en natuurlijk drummer Han Bennink in Studio 6 te gast waren voor een sessie waar ook zou worden gefilmd voor een televisiedocumentaire. Waar - zo bleek bij nader inzien - vooral zou worden gefilmd voor die documentaire. Er bleken spots te zijn geïnstalleerd achter de ramen van het toenmalige personeelsrestaurant die op Studio 6 uitkeken, er lagen rails waarop soepel en geluidloos camera’s konden rijden, in een hoek stond een rookmachine... De enscenering was simpel: de musici dienden in de mooie hal van het gebouw te worden verwelkomd, ze werden geschaduwd door het slakkenhuis van gangen op weg naar de studio, en dan werd hun doen en laten door de camera gadegeslagen. Op het einde van de dag zou dan nog het afscheid worden gefilmd en uit dat materiaal zou dan een documentaire worden gedistilleerd, ‘Gjon Mili’s Jammin’ The Blues’ revisited als het ware. De verwachtingen waren hooggespannen, maar het werd een anticlimax. De spots die vanuit de hogergelegen mess door de ramen Studio 6 in lichterlaaie zetten, zorgden voor zoveel warmte dat de grote Steinway of Bösendorfer binnen de kortste keren totaal ontstemd was. Het was gauw duidelijk:
er zou een beroep moeten worden gedaan op een stemmer voor een extra stembeurt, wat om de één of andere reden misschien was het een zondag of een feestdag? - niet zo evident bleek te zijn. Maar in afwachting konden natuurlijk al afspraken worden gemaakt over het repertoire en wat dies meer zij terwijl er ook gesound- en gebeeldchecked kon worden. Dat beeldchecken was niet zo’n probleem, verliep blijkbaar geruis- en moeiteloos - een beetje rook zus, een beetje rook zo, het licht daar wat intenser, hier wat minder, de camera op de rails vooruit en achteruit, de camera vanuit het restaurant met die invalshoek, de camera op de schouder achter, voor, boven, onder Bennink - en ieder probeerde wel eens wat klank te produceren - Mengelberg een vervaarlijk cluster, Glerum wat bijna supersonische flageoletten, Bennink allerlei niet nader te identificeren geruchten, Konitz een enkele kurkdroge Cis (een Bes op zijn altsaxofoon in Es), gevolgd door enkele loopjes en een hoge piep. We konden beginnen, tenzij misschien nog even die stemmer, of misschien moest die vanmiddag toch voor alle zekerheid - die spots! - nog maar eens terugkomen. Maar intussen was het middag. Honger en dorst. Broodjes. Frisdrank. Bier. Koffie? Ja, we hadden van die plastic filters in twee varianten: licht of sterk. Je zet ze op een kop, vult ze met kokend water, en de kop druppelt vol. En toen kwam Misha Mengelberg op het idee zo’n filter open te peuteren: ‘zu den Sachen selbst!’ Koffie maken met koffie, zonder omwegen, dat leek hem wel eens het proberen waard. Dat er in die filters echt wel geen oploskoffie zat, probeerde iemand nog te opperen, maar dat was het precies: uit niets dan koffie en kokend water moest toch wel een decente kop drinkbare koffie te brouwen zijn! In de documentaire is het verdere verloop van de gebeurtenissen voor het nageslacht bewaard. De alchemie met de plastic filters en de plastic bekers en de plastic roerstaafjes en het onschuldige kokende water. En de obsessie van de
pianist dat dit mengsel uiteindelijk iets drinkbaars van onvermoede kwaliteit zal opleveren. En intussen - er was al besloten de band gewoon te laten lopen - viel er soms een flard op te vangen van ‘Dark Eyes’, van iets wat op ‘Caravan’ leek, van het aloude ‘Oh When The Saints’... Maar niets van dat alles werd tot enig, laat staan tot een goed einde gebracht. Konitz wou even weg uit de drukte en trok zich met zijn saxofoon en wat rieten en een flesje water terug in wat toen nog het bureau van de Directeur-Generaal was, nu in het gerestaureerde Flageygebouw bewaard als een relikwie van jaren dertig binnenhuisarchitectuur. De stemmer kwam nog eens langs, Lee Konitz kwam terug, het licht, de rookmachine, de camera’s... En nu serieus: opname, twee uur lang! De documentaire is tamelijk genietbaar. Alleen als je de studioklok op de achtergrond in de gaten houdt, merk je dat er die dag iets aan de hand moet zijn geweest met het gewone tijdsverloop: het gaat allemaal niet vooruit! En dan werd besloten dat het voorbij was. Er was genoeg gefilmd. Van de koffie was niet echt iets in huis gekomen. Mevrouw Bennink was in de buurt wat boodschappen gaan doen. Op de vraag wat hij van de verrichtingen van de voorbije dag zoal dacht, zei Konitz: “It was like a two hour soundcheck!” Jammer, maar muziek was er eigenlijk nauwelijks gemaakt. Koffie evenmin. Maar Misha Mengelberg moet geweten hebben dat je op die manier geen koffie zet. Zoals hij ook moet geweten hebben dat op die manier geen muziek zou worden gemaakt. Maar misschien gaat het soms daarom: toch eens goed kijken of er op zo’n manier waarop er zogenaamd geen koffie of muziek kan worden gemaakt, toch geen koffie en muziek kan worden gemaakt - je weet maar nooit. En dat de koffie zowel als de muziek in dat geval misschien heel bijzonder zouden gaan smaken of klinken, zoals je nooit koffie hebt geproefd, zoals je nooit muziek hebt gehoord. Hoe leg je zoiets aan boord? Door alles te doen zoals het je nooit is voorgedaan, zoals je ’t nooit hebt
geleerd. En dan maar hopen en zien wat er van komt. In elk geval weet Misha Mengelberg intussen - want mijn verhaal over koffie en geen muziek is van ooit, vele jaren geleden! - wat je precies niet moet doen (of niet niet moet doen?) om dezelfde koffie en dezelfde muziek te maken die altijd al zijn gemaakt. Zowel in z’n triomuziek uit 1994 (‘Who’s Bridge?’) en 1996 (‘No Idea’) als op zijn album ‘Solo’ uit 1999 vindt hij met grote vanzelfsprekendheid de muziek opnieuw uit: dit heb ik nooit eerder gehoord! waar heb ik dit nog gehoord? waarom lach ik? Zowel de vragen als de antwoorden zijn meteen zoek. Er wordt hier een loopje genomen. Met alles tegelijk.
Randy Weston
(Natuurlijk - het kan niet uitblijven - was er ooit Monk. ‘Alone In San Francisco’ terwijl Nellie ziek te bed ligt in New York. Je hoort hem meeneurieën, z’n voet die de cadans aanhoudt: ‘Everything Happens To Me’. En postuum die bijna tweeëntwintig minuten durende soloversie van ‘Round Midnight’ (1957): het moet anders kunnen, het moet altijd anders, wat niet te doen? wat niet niet te doen? En z’n handen: in het begin van de documentaire ‘Straight No Chaser’ van Charlotte Zwerin en in de ‘Blue Monk’-vertolking in ‘The Sound Of Jazz’ zie je z’n handen: als wat onbeholpen wegvluchtende krabben schieten ze horizontaal over het klavier. Het ‘toucher’ heet het. Aanraken. Raken. ‘Aanslag’.) Zoals Mengelberg de erfgenaam zou kunnen worden genoemd van alles wat in de muziek van Monk discontinuïteit en ‘niet’ (of ‘niet niet’) was, zou Randy Weston de erfgenaam kunnen zijn van alles wat bij Monk sonoor en sonoriteit was. Van een gesprek met hem is me bijgebleven dat hij niet nog eens z’n verhaal wou doen dat hij al zo vaak en die dag ook al enkele keren had gedaan, over hoe hij in de jaren zestig Afrika had bereisd en er zich op den duur had gevestigd, daarna weer naar de States was teruggekeerd, en
dan opnieuw in Marokko was gaan wonen en werken. Dat hij een voorloper was geweest van wat nu ‘wereldmuziek’ heet, dat moest hij ook altijd weer beamen. Maar liever had hij het over die onvindbaar geworden platen, ‘Little Niles’, ‘Live At The Five Spot’, ‘Uhuru Afrika’ ... Over tromboniste Melba Liston ook, over Coleman Hawkins en Budd Johnson, en over de draad die hij weer had opgenomen met een album als ‘The Spirits Of The Ancestors’... Maar vooral herinner ik me z’n enorme maar sierlijke handen waarmee hij het mirakel van de welluidendheid verricht. De wijze waarop iemand als Randy Weston de muziek heruitvindt, is even vanzelfsprekend als de manier waarop een Misha Mengelberg dat doet. Maar het soort plezier dat voor de luisteraar aan die heruitvinding is verbonden, is heel anders. Bij beide pianisten gaat het om het, in kunstzaken, enig juiste gebruik van de tijd: een ogenblik de illusie scheppen dat de tijd is uitgeschakeld, stilvalt, uitmondt in tijdeloosheid... In het ene geval, dat van Mengelberg, wordt de tijd onderbroken, afgebroken, wordt alles uitgesteld, omgekeerd... Bij Randy Weston blijft de tijd hangen in een geluid en dan toch weer in een geluid dat daarop volgt, in een tempo, in een maatsoort (de wals draagt niet voor niets de voorkeur weg van de pianist). Maar ook in de geschiedenis en de (Afrikaanse) voorgeschiedenis van deze muziek en in de herinnering aan protagonisten als Coleman Hawkins en Kenny Dorham. Misschien zal op den duur blijken dat hun hele geheim alleen maar dit is: dat ze alle tijd van de wereld hebben, die jazzspelers.
Misha Mengelberg Misha Mengelberg werd geboren in Kiev en schreef toen hij vier jaar oud was zijn eerste compositie voor piano. Hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Cruciale invloeden vormden onder andere componist John Cage en jazzpianisten Thelonious Monk en Herbie Nichols. Met Han Bennink vormt Misha Mengelberg al jarenlang een duo en samen met Willem Breuker richtte hij in 1967 het Instant Composers Pool Orchestra op. Mengelberg was daarnaast artistiek directeur van de elektronische muziek workshop STEIM, hij was de eerste voorzitter van de Bond van Nederlandse Improviserende Musici (BIM), maakte absurdistische muziektheaterproducties met Willem Breuker en trad op met verschillende Europese en Amerikaanse musici in diverse formaties. Mengelberg is winnaar van de Bird Award van het North Sea Jazz Festival. Randy Weston Randy Weston (°1926) groeide op in Brooklyn, temidden van de vele clubs waar grootheden optraden als Art Tatum, Nat Cole, Duke Ellington, Bud Powell en Thelonious Monk, wellicht zijn grootste voorbeeld. Weston begon zijn carrière in de late jaren veertig in de rhythm & blues bands van Bull Moose Jackson, Frank Culley en Eddie Vinson. In 1953 werkte hij met Kenny Dorham, het jaar daarop vervoegde hij de band van Cecil Payne. In 1954 werd Randy Weston de eerste moderne jazzsolist die voor het label Riverside mocht opnemen. Vervolgens leidde hij zijn eigen bands, vaak met Copeland, Payne en bassist Ahmed Abdul-Malik. Tijdens enkele bezoeken aan Afrika in de jaren zestig, raakte Weston zo gefascineerd door het Afrikaanse volk en hun cultuur dat hij besloot om zich in 1968 in Marokko te vestigen. Hij leidde er een nachtclub en werkte uitgebreid samen met plaatselijke Berber- en vooral Gnawa-musici. Vanaf 1972 toerde hij weer actief in de Verenigde Staten en Europa met bands met trombonist Benny Powell en saxofonist Talib Kibwe. Sinds zijn succesvolle concert op het internationale jazzfestival van Montreux in 1974 trad Weston steeds meer als solist op. Midden jaren tachtig keerde hij terug naar Marokko, terwijl hij bleef optreden als solist, in duo’s en bands in Europa en Japan. Begin jaren negentig hervatte hij zijn carrière in de Verenigde Staten. Hij begon een succesvol partnerschap met arrangeur-tromboniste Melba Liston en hij maakte een tournee met leden van de Gnawa-musici uit Marokko in de Verenigde Staten en in Engeland.