MENGELBERG ZIJ Nl TIJD
Cornelis Dopper: ruim twee decennia samenwerking met Mengelberg EG) Een halve eeuw na Wilhelm Furtwangler Deel I over het leven van Jo Vincent
EEN UITGAVE VAN DE WILLEM MENGELBERG VERENIGING 17E JAARGANG NUMMER 71 DECEMBER 2004
Inhoud Van het bestuur
6 Cornelis Dopper ... Ruim twee decennia samenwerken met Mengelberg
11 Muziek te koop!
12 Aantekeningen bij Mengelberg (reactie op artikel G. Frid)
14 Altviolist Radio-Paris over Mengelberg en zijn tijd
23 Is het toch beter als een priester niet trouwt?
24 Ruzie in de orkestbak met naschrift op pagina 28)
29 Kerstvieringen tijdens Willem Mengelberg
30 Wilhelm Furtwaengler halve eeuw geleden overleden
37 Jo Vincent vijftien jaar na haar dood
Winternummer MezT 2004 DECEMBER ... DE OPMAAT NAAR EEN LICHTERE TIJD Wat is het toch somber in december. Donker. Koud ook. Wel kunnen we er zelf wat aan doen door bijvoorbeeld extra licht in huis te ontsteken waarmee de decembermaand een sfeervolle maand kan worden. Een open haard, kaarsen, een kerstboom en natuurlijk sterretjes met oud en nieuw. Het is beslist een opwekkende gedachte dat we de kortste dag van het jaar al weer achter de rug hebben, dus langzaam lengen ze weer, de dagen. En zo vormt december de opmaat naar een lichtere tijd die zich sneller aandient dan we soms• vermoeden. En wat doen we in donkere dagen? Precies! Muziek maken en lezen. We helpen u een handje met beide zaken. In Mengelberg en zijn Tijd nummer 71 leest u weer veel boeiends over Cornelis Dopper, over Wilhelrn Futtwhigler, over Jo Vincent en natuurlijk over onze Willem zelf. Maar ook treft u per e-mail of per post een catalogus aan met daarin een bont geschakeerd aanbod van grammofoonplaten uit de collectie van onze voorzitter Wijn van der
Kwast en bestuurslid Johan Krediet. Neem snel een kijkje en bel Johan Krediet voor een bestelling. De redactie van Mengelberg en zijn Tijd wenst weer mooie feestdagen temidden van gezellig licht en veel warmte.
Pieter J Bogaers redactie Mengelberg en zijn Tijd Nota Bene In de vorige uitgave van Mengelberg en zijn Tijd is verzuimd te vermelden waaruit wij het tweegesprek tussen Brian Pollard en Leo van der Lek (overleden in 1999) gekopieerd hebben. Het Engelstalige stuk komt uit de internetversie van The Double Reed, volume 14, nummer 3, winter 1991, het blad van de International Double Reed Society, een wereldomspannende organisatie van 'double reed' spelers (hoboïsten en fagottisten), instrumentenmakers en enthousiastelingen.
COLOFON 'Mengelberg en zijn Tijd' is een kwartaaluitgave van de Willem Mengelberg Vereniging-, opgericht op 13 februari 1987. Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming. Redactie: A. van Kapel, J. Krediet, mr. A.A. Meurer en P.J. Bogaers (grafische vormgeving). (Redactie)Sectetariaat: Mozartkade 14, 1077 DJ Amsterdam, telefoon (020) 626 2550, e-mail a
[email protected], gironummer 155802 Bestuur van de Willem Mengelberg Vereniging. Voorzitter: prof. dr. W.A.M. van der Kwast (023-5284361), vicevoorzitter: A. van Kapel (071-5172562), secretaris-penningmeester: mr. A.A. Meurer (020-6262550), leden: J. Krediet (020-6991607) en R. Krasemann (020-6687110). Erelid: Riccardo Chailly. Jaarcontributie € 25,- (€ 30,- voor leden buiten Europa)
Van het bestuur
OVER DE LEDENBIJEENKOMST, DE CHASA IN NOOD, CONTRIBUTIE BETALEN EN 2005 Ledenbijeenkomst op 13 november 2004 Op 13 november j.l. kwamen de leden bijeen in het Ignatiushuis in Amsterdam. Onder de leden bevonden zich op speciale uitnodiging ook enige nazaten van vader Mengelberg Pieter Vis besteedde aandacht aan Jo Vincent. Elders in dit nummer vindt u daarover meer. Voordien hield Johan Krediet een inleiding over de Krijtberg, de nabij gelegen r-k kerk, waar vader Mengelberg zich in beeldhouwwerk had uitgeleefd. Daarna bezocht het gezelschap de kerk. De lezing van Johan Krediet borduurde voort op diens inleiding op de jaarvergadering 2004 over de Matthaus Passion, die culmineerde in de vraag: liggen de wortels van de Matthaus -opvatting van de zoon in de (beeldhouw)werken van de vader, in het bijzonder die in de Krijtberg? De jonge Willem geniet zijn opvoeding en opleiding temidden van een stroom de werkplaats van zijn vader verlatende heiligenbeelden, kruiswegstaties en altaaronderdelen, in de tijd van de opleving van de roomse cultuur in Nederland. De overheersende en breedsprakige vader drukt nog eens extra een stempel op zijn omgeving. De aldus gevormde 28-jarige jongeman brengt zijn roomse jeugdindrukken tot verldanking in de Matthaus Passion en zal dat voor de rest van zijn actieve leven blijven doen. Het hierna volgende bezoek aan De Krijtberg bracht ons oog in oog met de emotionele roomse verbeeldingen van het kruisverhaal van de vader, die later als het ware verklanking vonden in de Matthusuitvoeringen van de zoon. Kortom: zo vader, zo Zoon! Deze zeer korte samenvatting doet geen recht aan de inhoud, degenen die van het hele verhaal van Johan Krediet kennis willen nemen, kunnen zich tot hem richten (0206991607). Jaarvergadering 2005 De jaarvergadering 2005 zal plaatsvinden op 16 april 2005 in Duivendrecht. De uitnodiging met het programma treft u reeds bij dit nummer aan, toezending tegelijk met het volgende nummer van MezT zou te kort voor de vergaderdatum zijn. Chasa Mengelberg De toekomst van de Chasa als oord van
verpozing voor mensen voor wie Willem Mengelberg een begrip is of die anderszins voor hem ontvankelijk zijn, staat op het spel! Honderden mensen, waaronder de leden van onze vereniging, hebben hierover een brief van de Nederlandse bestuursleden van de Stiftung Willem Mengelberg gekregen. Hierin wordt een ieder opgewekt een week in de Chasa te verblijven, een verrukkelijk oord in de bergen en vol met Mengelbergiana. Ofschoon wij ons realiseren dat de prijs niet mis is, menen wij dat een verblijf op de Chasa die meer dan waard is en wij sporen u dan ook met volle overtuiging aan aan de oproep in de brief gevolg te geven en mogelijk ook anderen voor een dergelijk verblijf warm te maken. Uw reactie is bij het Concertgebouworkest nog steeds van harte welkom! Contributie 2005 U vindt de acceptgiro voor de contributie bijgesloten. Er zijn enkele leden die hun contributie 2004 nog niet hebben voldaan. Willen dezen die tegelijk met de contributie 2005 overmaken? Cadeaulidmaatschap Wij blijven het cadeaulidmaatschap onder uw aandacht brengen: geen betere ledenwervers dan leden zelf! En nogmaals: als u het cadeaucertificaat kwijt bent of als u er meer wilt hebben, vraag de secretaris erom!
Mengelbérg yeremgm
Gefeliciteerd! , g,■5.7 jOf rriiro.x Ii *.ptát,,.tetis"3,1.1 ve 4elí'O.A: do ár..~# - _
utid,
el=lrat,b2Z' ordkm ai-1)
Tenslotte wensen wij u en de uwen een gezegend kerstfeest en een gezond, voorspoedig en bovenal muzikaal 2005 toe! Het bestuur
Dirigenten rond Mengelberg
CORNELIS DOPPER RUIM TWEE DECENNIA SAMENWERKEN MET MENGELBERG Wat kan er uit Stadskanaal nu voor goeds komen'? Zo denkt een rasechte Amsterdammer. Stadskanaal, een langgerekte eentonige gemeente langs het Nieuwe Diep in de provincie Groningen. In het `Kunstreisboek voor Nederland' wordt Stadskanaal niet genoemd, zelfs geen kerkje is het vermelden waard. Mijn 'Geografisch Woordenboek', in 1880 uitgegeven door Van Goor in Gouda, vertelt in 6 regeltjes dat het een Veenkolonie is die slechts 4700 inwoners telt. Dat, tien jaar voor de uitgave van het boek, een jongetje met de naam Cornelis Dopper in hun midden was geboren dat later een belangrijk toonkunstenaar zou worden, daarvan hadden zij toen geen weet. De aardappelteelt, waaronder het ras 'eigenheimer', en de vervaardiging van strokarton waren belangrijker. Voor onze rubriek 'Dirigenten om Mengelberg' is Cornelis Dopper van belang 6 omdat hij per 1 september 1908 werd aangesteld als 'tweede dirigent' van het Concertgebouworkest. Het bestuur van het Concertgebouw had tevoren uitvoerig met hem gesproken; zij wisten wat voor vlees zij in de kuip hadden en, als goede kooplieden, boden zij hem een vergoeding van slechts twaalfhonderd gulden per jaar. Mengelberg kostte hen meer dan het tienvoudige per jaar en die was bovendien ook nog lastig. Dat de samenwerking met Mengelberg 23 jaar heeft geduurd kwam door Doppers bescheidenheid en het zich opstellen in de schaduw van de maestro Mengelberg aan wie hij in 1908, vóór zijn aanstelling, schreef: Het is mijn doel om in Uw geest met U samen te werken. Mengelberg accepteerde hem als een gedegen collega van wie hij, in tegenstelling tot de andere tweede dirigent -de ambitieuze Evert Cornelis- niets had te vrezen. Doordat recescenten bij concerten onder Mengelbergs leiding, na een langere afwezigheid, schreven: de wanne gloed in de orkestklank is weer terug, bevestigde Dopper Mengelbergs meesterschap.
Mengelberg drukte zijn waardering voor hem als componist als volgt uit: Doppers groot talent als componist herinnert mij aan onze schildersschool van de 17e eeuw. Hij is door en door een Nederlander, in melodie en kleur, in ernst en humor de typische Hollandse meester. Als zodamg behoort .12. tot de meest begaafden onder onze musici. Doppers functie als Tweede Diligent bij het Concertgebouworkest was het hoogtepunt van zijn carrière. Door de internationale belangstelling voor Mengelberg en diens regelmatige ziekten kreeg Dopper de kans veel concerten te dirigeren en naam te maken. Zo werd in 1910 onder zijn leiding de eerste uitvoering in Nederland gegeven van 'La Met' van Debussy en de Rapsodie Espagnole van Ravel. In 1913 werd het Toème voor orgel en orkest' van Charles Tournemire uitgevoerd. Dopper maakte kennis met Mahler, Strawinsky, Respighi en veel andere componisten en voerde hun werken uit. Een dieptepunt in zijn carrière was een incident in 1918 dat door de pers werd aangeduid als 'Oproer in het Amsterdams
muziekleven'. Doppers uitvoering van zijn zevende symfonie werd door de jonge componist Matthijs Vermeulen begroet met de kreet: 'Leve Sousa'. Sousa was de naam van een componist van amusementsmuziek. Vermeulen werd hierna de toegang tot het gebouw ontzegd. Medestanders van Vermeulen verspreidden daarom het volgende pamflet: De onbetwistbaar minderwaardige dirigent en nog minder waardige componist oefent sinds jaren een bedenkelijke invloed uit; niet alleen omdat hij als dirigent niet behoort waar hij is, waar hij de plaats inneemt van bekwamere personen, maar ook omdat zijn composities niet behoren, waar hij die brengt, waar zij de plaats innemen van belangrijkere werken. De onbetwistbare minderwaardige diligent en nog minderwaardige Cornelis Dopper laat thans door het bestuur en den aanhang dezer instelling den lastigen 'persoon en zeer lastigen 'criticus Matthijs Vermeulen den toegang tot de concerten hier en elders weigeren. Wij protesteren hiertegen, en zijn nadrukkelijk van zins, desnoods terrorisme tegenover terrorisme te stellen.
Met deze rel werd Dopper min of de dupe van een conflict tussen Willem Mengelberg en Matthijs Vermeulen. In de jaren 1912-1914 schreef Vermeulen zijn eerste symfonie `Symphonica Carminum' en overhandigde deze in 1915 aan Mengelberg ter beoordeling. Ruim een jaar lang liet Mengelberg weten geen tijd te hebben om de partituur te lezen. Tenslotte lukte het Vermeulen een ontmoeting met Mengelberg te arrangeren op 29 oktober 1916. Mengelberg bladerde door het manuscript van deze in zijn ogen in hoge mate lastige jongeman, maakte enkele stekelige opmerkingen en zei tot Vermeulen, terwijl hij hem naar de trap begeleidde: Als ik u een raad mag geven, jongeman, gaat u dan wat lessen nemen bij meneer Dopper. Ruim een jaar later, na Vermeulens kritiek op de wijze waarop Mengelberg de vaderlandse toonkunst diende, weigerde Mengelberg Vermeulens tweede symfonie te accepteren en in te zien. De uitroep van Vermeulen tijdens het concert op 24 november 1918 was een protest tegen het conservatisme in de Nederlandse muziek, met name die van Dopper, en tegen het artistieke beleid van Mengelberg en het publiek dat hem vereerde.
Wat anderen van hem zeggen Herman Rutters, die Dopper persoonlijk goed gekend heeft, schrijft in de 'Muzikale Ommegang'1955: Doppers persoonlijkheid laat zich moeilijk definiëren. Naar de stijl zijner muziek zou men hem neo-romantisch kunnen noemen, in zoverre, dat die muziek stellig illustratief-programmatisch georiënteerd is; anderzijds toont zij ook musicerende tendenties. Naar de inhoud en de vorm bezit zij weinig persoonlijks en beroert zij meer de oppervlakte. Toch mag men niet van epigonisme, van slaafse navolging spreken. Het zich vrijhouden van rechtstreekse navolging getuigt zeker van persoonlijkheid, doch de betekenis er van is eerder negatief dan positief . Het positieve van Doppers individualiteit ligt evenwel niet in wat hij zegt; doch hoe hij zich uit; en dan wel voornamelijk in zijn instrzimentatie. Moderne meesters als Richard Strauss, Gustav Mahler,
Debussy en Ravel zijn daarbij zijn leermeesters geweest. Maar wat zij hem ten voorbeeld gaven, heeft hij geheel in eigen trant weten te verwerken en zo is het eigene, atiginele van Doppers muziek in het bijzonder het colatiet. En voorts kan men als iets persoonlijks in zijn kunst ook aanmerken een bepaalde nationale allure, waardoor hij zich van het meer cosmopolitische bij Diepenbrock en Wagenaar onderscheidt; in dit opzicht is hij veel meer typisch Nederlands. Dit toont zich onder meer in zijn voorliefde voor het volkseigene, het gemoedelijke, het boertige, het kinderlijkhumoristische, alsook voor karakteristiekNederlandse 1-latuw-stemmingen. Volker Tarnow van het Duitse muziekblad Toni? Forum' schrijft: Umstritten war (und ist) er sicher: von seinem Schulern angebetet, von `seinern einfachen Vollc'bejubelt, von Willem Mengelberg als zinentbehrlich bezeichnet, gekamit und geschitzt von vielen Groszen seiner Zeit: Gus.tav Mahler, Max Reger, Richard Strauss, Igor Strawinsky, Ottatino Respig.hi, Claude Debussy, Maurice Ravel, Arnold Schónberg, Edward Elgar.. . eine schier encllose Reihe; aber von seinen Widersachern verspottet, geschmáht, gedemiitigt, verkannt und totgeschwiegen. Doppers Instrzunentation und Kontrapunkt sind hoch professionell; sein Rhytmus ist gleichmiszig wid naturlich, mit unter derb uberzeichnet; seine Musik- ist harmonisch nicht besonders raffiniert, sie meidet die Chromatic; pilegt eingingige diatonische Melodik; gem bedient sie sich der Kirchentonarten und evoziert auf diese Weise die alten iViederlánder; calvinistische Charlie und Volk-sliedzitate sind keine Seltenheit Versuche sie mit I-Iilfe unwissenschaftlicher Termini zu charakterisieren, enden unweigerlich in der Beschreibung des hollindischen Nationalcharakters —oder dessen, was men dafur halt: geradlinigend kantig, sprdde und forsch, ungekUnstelt, hurnorv-oll, lusdg bis zur Albemheit; gemutlich, bánetisch, laut, aufdtinglich, aber auc.h feierlich und andachtsvoll. Erik Voermans schreef op 7 mei 2002 in het
'Parool': Allang dood en helemaal vergeten is Comelis Dopper wiens naam op een cartouche in de Grote Zaal van het Concertgebouw is vereeuwigd. Dit is bijzonder spijtig; want Dopper stelde als componist bitter weinig voor. Neem bijvoorbeeld zijn symfonieën 3 Rembrandt' en 6 'Amsterdam, die het Residentie Orkest voor het kwaliteitslabel `C.handosheeft vastgelegd Onder leiding van Matthias Bamert doen de musici wat in hun macht ligt, maar het enige waar je als luisteraar aan denkt is: duurt dit machteloze en oeverloze symfonische gezever nog lang? Cornelis Dopper — wat een drolcomponist. .
Wie was Cornelis Dopper? Cornelis Dopper was componist, dirigent en muziekpedagoog. Hij studeerde aan het conservatorium van Leipzig o.m. bij Carl Reinecke. Na zijn studie vestigde hij zich in de stad Groningen. Enkele jaren na de première van zijn eerste opera De blinde van Castel Cuilléin 1894 trad hij in dienst bij de Nederlandse Opera te Amsterdam, waar hij werkzaam was als violist, repetitor en dirigent. In de jaren 1904-1905 werkte hij als muziekrecensent voor de weekbladen 'De Echo' en 'Het Leven'. Van 1906-1908 was hij verbonden aan de `Savage Opera Company', een rondreizend operagezelschap, waarmee hij tournees maakte door de Verenigde Staten, Canada en Mexico. Van 1908-1931 was hij tweede dirigent van het Concertgebouworkest. Cornelis Dopper heeft meer dan honderd composities op zijn naam staan. Wegens zijn liefde voor de Nederlandse cultuur, landschap en volkslied, wordt hij wel de meest Hollandse van de Nederlandse componisten genoemd. De titels van zijn symfonieën getuigen daarvan: 'Rembrandt symfonie; 'Amsterdamse symfonie' en de 'Zuiderzee symfonie'. Behalve zeven symfonieën schreef Dopper veel andere orkestwerken. Daarvan is de `Ciaconna gotica'het meest bekend geworden, deze compositie gold in de dertiger jaren als tune van het Concertgebouworkest. Naast composities voor orkest en vier opera's
schreef Dopper ook kamermuziek, een strijkkwartet, een vioolsonate en een sextet voor blazers en piano. Doppers belangstelling voor de muzikale vorming van de jeugd vormde aanleiding tot het schrijven van een groot aantal composities voor kinderkoor zoals: 'De Wilgen', 'De Zeven Boeven'en 'Tom en Titn'. Deze composities waren in zijn tijd zeer populair. In de schoolliederenbundel 'Kun je zingen, zing dan meel' van J. Veldkamp en A. de Boer werd opgenomen: Het Mezennesije'en `Waghondjes'. Toen Cornelis Dopper in 1939 in Amsterdam overleed, werd daar in het hele land aandacht aan besteed. In de pers verschenen herdenkingsartikelen en het Concertgebouworkest gaf onder leiding van Eduard van Beinum een concert met werken van Dopper. In 1970 bleef de herdenking van zijn honderste geboortedag voornamelijk beperkt tot de regio Groningen met de uitvoering van enkele van zijn werken. De herdenking van zijn vijftigste sterfjaar in 1989 vond slechts plaatst in de ééntonige gemeente van zijn geboorte, de kleigrond langs het Nieuwe Diep waarop 'eigenheimers' geboren worden: Stadskanaal! In Amsterdam Zuid is een kade naar hem genoemd, in de Grote Zaal van het Concertgebouw is zijn naam met goud ingevoegde letters gebeiteld en in de dirigentenfoyer hangt een schilderij van hem. In Stadskanaal, inmiddels gelndustrinliseerd en bevolkt door ruim 14.000 inwoners, is men zich bewust geworden van de belangrijkheid van Cornelis Dopper. De muziekschool heeft zijn naam gekregen er is een plein naar hem genoemd en om zijn nagedachtenis levend te houden is er een stichting opgericht. Er is een biografie over hem verschenen van ruim 550 pagina's, onder de titel 'Schitteren op de tweede rang'.
Johan Krediet
WERKEN VAN CORNELIS DOPPER
A. Vocale muziek 1. Liederen: Trost im Scheiden (1893); Ich will dich wiedersehen (1893); Die Hauptsac.he; Ttinklied; Drei Lieder: Liebeslied, Sehnsucht, Die sc.hwarze Laute; Het geluk (1906); Oudt liedeken; Das torichte Prinzlein (1909); Geh' an die Sonne; Song cycle `Van zon en zomer' (1917): Mei, Vooljaarsmiddag, De hei, De stal, Zomer, De krekel en de wandelaar, Zondagmorgen, Van Holland's kleur, Kleinood, In de avondzon, Alidzomer-morgen, De molen, Bij de kerk, Bede, Afscheid; Sneeuwklokjes; Ave Maria; Die Zigeunerin; Elegie; Gewijde klok. 2. Koorwerken: De natuur is godltjk schoon (1893); Kyrie; Fout South African songs (1930): Winter, Klaas Vakje, Sneeu, Kinderlied; Moederken; Die Kapelle (1896); Het mezennese; Het klokgebed; Mengelbergcantate (1912); Luchtballon; Holland; Mei-droom; De wilgen (1914); De zeven boeven (1916); Zegepraal (1920); Waghondjies (1926); Tom en Tim (1926); Ons laand (1926); Kyrie eleison and Dona nobis pacem (1928); Requiem (1935). 3. Opera's: De blinde van Castel Cnillé (772e blind girl of Caste' Cuille, 1894); Frithjof(1895); William Ratcliff(1900); Het Eerekruis (The cross of honour, 1902). 10 4. Toneelmuziek: Goethe's 'Faust' (1914); Vonders 'Lucifer' (1929). B. Instrumentale muziek 1.Kamermuziek: Sonate for violin (opt. violoncello) and piano (1904); Canto ttiste for violin and piano; String quartet 'Pangs Athene' (1914); Sextet (Prelude, Scherzo and Finale) for woodwind, horn and piano (1909); Klankstudie (sound study) for woodwind, horn and piano (1915). 2. Orkestwerken: a. Symphonieën: Symphonie no. 1 (' Diana' , 1896); Symphonie no. 2 (' Schotse', 1904); Symphonie no. 3 (Rembrandt', rev. 1904); Symphonie no. 4 (' Sinfoniëtta', 1909); Symphonie no. 5 (' Sinfonia epica', 1908); Symphonie no. 6 ('Amsterdam', 1912); Symphonie no. 7 (' Zuiderzee', 1917). b. Concerten: Concertino voor trompet, slagwerk en orkest (1910); Concert voor violoncello en orkest (1910, rev. 1923); Nocturne voor altviool en orkest (1937). c. Andere orkestwerken: Petite suite op.4; Parnorah' (1900); P.'idn 1 & 11(1915); Ciaconna gotica (1920). Bibliografie: J. Stam en I. Datema, Cornelis Dopper; lijst van composities en geannoteerde bibliografie, Stichting Cornelis Dopper, 1993; Joop Stam, Schitteren op de tweede rang Cornelis Dopper (1870-1939), zijn leven, werk en wereld, Stichting Cornelis Dopper, 2002. Discografie: NM Classics 92060, 1995, Nederlands Radio Symphonie Orkest — Kees Bakels Symphonie no. 7 e Zuiderzee% (Ciaconna gotica); Chandos CHAN 98884, 2001, Residentie Orkest— Matthias Bamert Symphonie no. 2, PaAn I & II); Chandos CHAN 9923, 2002, Residentie Orkest — Matthias Bamert - Symphonie no. 3 ('Rembrandt'), Symphonie no. 6 (' Amsterdam').
Muziek te koop!
RIJK DOOR MUZIEK Zowel prof. dr. W.A.M. van der Kwast als Johan Krediet hebben hun grammofoonplatenbezit ter beschikking van de Willem Mengelberg Vereniging gesteld. In totaal betreft dit bezit ongeveer 1000 titels van juwelen uit de muziekgeschiedenis die worden uitgevoerd door gerenommeerde solisten en orkesten onder leiding van beroemde dirigenten. Dit kostbare bezit zal worden beheerd door Johan Krediet. Catalogus Diegenen onder u die e-mail hebben krijgen de catalogus langs elektronische weg toegezonden. De leden zonder e-mail treffen de catalogus bij dit nummer aan. Wij hebben aan deze catalogus de uiterste zorg besteed, maat kunnen helaas niet instaan voor de juistheid van alle gegevens. Als u geïnteresseerd bent in een plaat, belt u dan op een maandag- of een donderdagochtend tussen 9 en 12 uur Johan Krediet (020-6991607). U kunt hem ook per e-mail benaderen (
[email protected]). U krijgt dan te horen of de plaat nog in voorraad is. U kunt ook met hem een afspraak maken over de verzending, die ongefrankeerd zal plaats vinden. Indien u zich de kosten van verzending wil besparen - de frankering zal minstens € 5,- bedragen + 1,- voor verpakking - dan kunt u de pla(a)t(en) komen ophalen of de levering uitstellen tot de eerstkomende ledenbijeenkomst in Duivendrecht. Het adres van Johan Krediet is: Kruidenommegang 57, 1115 ER in Duivendrecht. Van analoog naar digitaal Pieter Bogaers, lid van de redactiecommissie (020-6730373), is desgewenst bereid de door u verlangde plaat op een audio-cd te branden. Naast de kosten van de plaat betaalt u dan € 3,50 per plaat extra + de verzendkosten als hierboven omschreven. U behoudt, na betaling, het eigendomsrecht van de plaat, maar u mag de plaat ook aan de vereniging schenken. Prijzen De vereniging wil de titel 'Rijk door Muziek' trachten te verwezenlijken en hanteert de volgende prijzen per plaat: Platen waarvan het nummer begint met het cijfer 30, de doorsnede van de plaat in centimeters, kosten € 2,- ; die met het cijfer 25 kosten € 1,50 en die met het cijfer 17 kosten € 1,-. Na betaling van de plaat en de eventuele brand- en/of verzendkosten op gironummer 155802 van de Willem Mengelberg Vereniging in Amsterdam zal de verzending of levering plaats vinden. Ondanks de stijgende belangstelling voor oude platen hebben wij de prijzen laag gehouden, maar dat behoeft u niet te weerhouden iets extra's ten behoeve van de vereniging te betalen. En bedenk: zij die het eerste graaien, zullen als eerste draaien! Het bestuur.
Reactie op artikel van Géza Frid
AANTEKENINGEN BIJ MENGELBERG Ik denk dat iedere Mengelberg-bewonderaar na het lezen van Géza Frid's verhaal over zijn ervaringen met Willem Mengelberg (MezT nr. 69) wel even stil valt en zich wellicht met enige verbijstering afvraagt hoe dat nou mogelijk was - ik bedoel: die enorme tegenstelling tussen enerzijds de Grote Kunstenaar en aan de andere kant de kleine onuitstaanbare en naïeve man. Tijdens het lezen van dit stuk herinnerde ik mij een gesprek met een oude pianist die in zijn jonge jaren een aantal keren onder Willem Mengelberg had gespeeld. Aangezien ik in die periode dagboekaantekeningen maakte was het voor mij niet zo moeilijk om het verhaal terug te vinden, ik heb het een beetje aangevuld met wat ik me verder nog herinner. In mei 1980 studeerde ik af aan het 12 Amsterdamse Conservatorium (viool) en speelde zeer regelmatig kamermuziek met collega-musici. Huisconcerten bleken mooie gelegenheden om de ingestudeerde werken uit te voeren. Tijdens één van die huisconcerten (op 30 mei 1982 in Ellecom) speelden we werken van Beethoven, Mozart en tenslotte het Durnky-Trio van DvorAk. In de pauze ontmoette ik de pianist die in zijn jongere jaren onder Mengelberg had gespeeld, hij heette Johan Ligtelijn en hij speelde die avond ook. Aan zijn spel was overigens niet te horen dat hij een bejaarde man was, integendeel, hij speelde als een jonge vent zou ik bijna willen zeggen, een fraaie Haydnsonate werd door de tachtigjarige voortreffelijk
vertolkt! Via zijn zoon (die gastheer was) hoorde ik dat hij onder Mengelberg had gespeeld en natuurlijk was ik wel nieuwsgierig geworden want tijdens mijn Amsterdamse studiejaren was ik al het een en ander over Mengelberg te weten gekomen onder andere via mijn vioolleraar Jaap Schroder en via mevrouw Bysterus Heemskerk die ik een keer gesproken had. Ik had nog niet zo veel over Mengelberg gelezen maar bezat wel een schitterende 'doos' met de complete symfonieën van Beethoven onder leiding van Mengelberg. Dit indrukwekkende geluidsdocument,
aangevuld met enkele fraaie geluidsbanden (de Grote C-dur van Schubert - Don Juan van R. Strauss - Tsjaikovski nr. 5) had mij toch al wel een duidelijk beeld gegeven van de musicus Mengelberg. In de pauze van het huisconcert raakte ik in gesprek met Johan Ligtelijn: "Hebt u ook onder Willem Mengelberg gespeeld?' vroeg ik op een gegeven ogenblik. "Jazeker", antwoordde hij. "Onder meer een stuk voor piano en orkest; een stuk van Richard Strauss ..." maar hij had helemaal geen prettige herinneringen aan de samenwerking met Mengelberg: "Tijdens de eerste repetitie — ik weet niet precies meer wat we speelden — zei Mengelberg tegen mij: "Meneer ... wanneer u ontitrnisch speelt, dan ligt dat niet aan u, maar aan de harpiste ... die juffrouw daar die aan de touwtjes zit te trekken." Die juffrouw was niemand minder dan Phia Berghout! Moet je nagaan ... zij was toen al een eersteklas harpiste hoor!" Ligtelijn was daar heel verbolgen over en uit wat hij daarna vertelde bleek ook duidelijk dat hij voor Mengelberg als musicus weinig waardering kon opbrengen. Volgens hem bereidde Mengelberg zich slecht of onvoldoende voor als het om nieuwere stukken ging. Het leek wel alsof het Mengelberg niet veel uitmaakte, de man was immers onaantastbaar en hij werd van alle kanten bejubeld. Ligtelijn vervolgde: "Mengelberg besteedde soms een hele repetitie aan slechts 8 of 10 maten, hij deed dat niet zozeer voor het orkest ... hij deed het meer voor zichzelf. Doordat Mengelberg zich slecht voorbereidde nam hij tijdens de repetities alle ruimte om bepaalde lastige fragmenten dirigeer-technisch goed onder de knie te krijgen. ...hij herhaalde eindeloos een paar maten, en was volgens mij heel duidelijk bezig met het verkennen van de compositie. Hij gebruikte de repetities om voor zichzelf een helder klankbeeld te krijgen van de compositie en van bepaalde gecompliceerde fragmenten of maten." Ik kreeg tijdens het gesprek ook heel duidelijk het gevoel dat de man zichzelf afvroeg: Wat heb jij toch eigenlijk met die Mengelberg?' want ik herinner me nog dat ik probeerde
duidelijk te maken wat me bij Mengelberg fascineerde en dat bepaalde uitvoeringen toch wel heel bijzonder waren, maar het interesseerde hem niet, hij wuifde het min of meer weg. Ik had zelfs het idee dat hij niet meer luisterde ... maar plotseling werd hij op een gegeven moment heel enthousiast en zei: "Weet je onder wie ik ook gemusiceerd heb? Dat vind je vast wel leuk om te weten: onder Pierre Monteux en Karl Muck! - Dat was echt geweldig ...!" De naam Mengelberg is daarna niet meer gevallen. Karl Muck had een grote indruk op hem gemaakt. Mij zei die naam eigenlijk niets want ik had toen nog nooit van Karl Muck gehoord. Achteraf spijt het me natuurlijk enorm dat ik hem speciaal over Muck niet heb doorgevraagd. Jammer! Het gesprek over Mengelberg was heel anders gelopen dan ik verwacht had, maar Ligtelijn was in ieder geval eerlijk geweest. Hij liep er niet mee te koop dat hij onder een grote dirigent had gespeeld want hij vond Mengelberg nu juist geen grote dirigent! Deze ervaring heeft mijn bewondering voor Mengelberg niet geschaad, want als ik nu anno 2004 zijn briljante interpretaties van bijvoorbeeld `Ein Heldenleben' beluister (New York 1928 en Amsterdam 1941) dan weet ik het weer heel zeker: - Onovertroffen en blijkbaar onnavolgbaar! Een klasse apart (al zijn er ook een paar zeer fraaie interpretaties van dit werk onder leiding van R. Strauss en Toscanini, die moet je beluisteren na Mengelberg, om weer feeling te houden met de partituur en de bedoeling van de componist). En zo zijn er wel meer Mengelberg-opnamen die echt heel bijzonder zijn, bijvoorbeeld de enkele jaren geleden uitgekomen Eroica uit 1942, dat klinkt toch fantastisch? Mengelberg, een kleine onuitstaanbare naïeve en ijdele man? Ja, helaas, maar hij was vooral een Groot Kunstenaar. cd's zijn er in voldoende mate, gelukkig maar. En nu nog wachten op deel twee van de Mengelbergbiografie! Co! Vinke
ALTVIOLIST
MAURICE DESARMOT OVER WILLEM MENGELBERG EN ZIJN TIJD Van sommige mensen zegt men dat zij voor het geluk geboren zijn. Zulke mensen kunnen zich keer op keer, door een gelukkige samenloop van omstandigheden, een toevallige ontmoeting van de juiste persoon op de juiste plaats en op het juiste tijdstip uit de meest hachelijke situaties redden. Dit is ongetwijfeld het geval met de Parijse violist en altviolist Maurice Desarmo4 geboren in 1916 en dus nu 88 jaar oud. Dank zij een dringend uitgevoerde trepanatie herstelde hij enkele jaren geleden op enkele dagen tijd van een levensbedreigende hersenbloeding. Wegens onverwacht opgetreden pijnklachten in een vingergewricht, ruilde hij op 20-jarige leeftijd probleemloos de viool voor de altviool, tot de aandoening 14 enkele jaren later spontaan verdween. Tijdens de Duitse bezetting genoot hij ongewild van de best mogelijke medische zorgen voor een vingerletsel opgelopen tijdens een val van de fiets. Wat later verklaarde de hoogstgeplaatste Duitse beheerder van Radio-Paris hem en concertmeester Pierre Nérini als onmisbaar in het 'Grand Orchestre de Radio-Paris', zodat hij van de verplichte tewerkstelling bij het orkest te Boch-urn gevrijwaard werd. Proefspelen deed Maurice Desarrnot voor Pierre Monteux in het begin van de jaren 1930 en voor Herbert von Karajan in 1967. Dit laatste leverde hem een plaats op bij het `Orchestre de Paris'. Aan het Conservatorium van Chartres en andere muziekscholen leidde hij violisten en altviolisten op, aan wie hij zijn nieuwe, experimentele speeltechnieken aanleerde. Deze kwieke slanke man, die eruit ziet alsof hij net zijn zeventigste verjaardag heeft gevierd, speelde tot voor enkele jaren tot een stuk in de nacht in cabaretten allerhande, en nu nog steeds in variété-ensembles en zigeunerorkesten. Hij kwam op eigen krachten met de Parijse metro naar mijn hotel om mij
over zijn herinneringen te vertellen, herinneringen die haast feilloos in zijn grijze hersenstof zijn opgeslagen. Het gesprek had plaats op 15 mei 2004 in een Parijse bistro van de Boulevard Saint-Jacques, in de buurt van het Palais du Luxembourg. Tijdens het gesprek kon niet vermeden worden dat regelmatig zijwegen werden ingeslagen.
Mijnheer Desatmot, 11 vertelde =j dat u zowel viool als altviool heeft gespeeld? Viool in het cabaret en het valiété, altviool in de klassieke orkesten? Ja, dit is juist. Het bespelen van viool heb ik op jonge leeftijd aangeleerd, op uitdrukkelijke wens van mijn moeder. Mijn ouders waren geen musici. Mijn moeder was naaister in Grenoble — zij moest bijzonder behendig geweest zijn, want zij kreeg zelfs opdrachten uit Parijs. Mijn vader hield er een autogarage op na. Vandaar dat ik reeds van jongsbeen af een grote interesse heb betoond voor alles wat met mechaniek en techniek te maken heeft. Ik heb op een bepaald ogenblik in Parijs zelfs in een garage gewerkt om wat bij te verdienen! En bij de mobilisatie van 1939 wenste ik bij de pantserbrigades ingedeeld te worden, want dat was toen in mijn ogen het summum van mechaniek. Vandaar ook mijn aanhoudende interesse in de speeltechniek en de mechaniek van de vingers bij het bespelen van snaarinstrumenten. Mijn hele leven ben ik
steeds op zoek geweest naar aanpassingen en verbeteringen bij het bespelen van de viool en altviool. Ik heb hierover ooit een discussie gehad met Pierre Nérini. Hij vond immers dat er geen noodzaak was aan de speeltechniek van snaarinstrumenten, die teruggaat tot de tijd van Stradivarius, te tornen. Ik heb in eerste instantie te Grenoble les gevolgd bij Walter Juniet, een goed violist. Op zich reeds een geluk, want in de eerste helft van de 20ste eeuw was de kwaliteit van de muzikale opleiding buiten Parijs nogal variabel. Juniet was leerling geweest van Eugène Ysae en César Tomson, die beiden tot de Belgische vioolschool gerekend worden. Blijkbaar was ik een goede leerling, want ik kreeg in Grenoble de mogelijkheid om het vioolconcerto van Mendelssohn in publiek te spelen.
Nadien kwam u in Parijs terecht. Ja, op 11-jarige leeftijd, en helemaal alleen. Ik woonde ergens in een kelder, volgde les, speelde voetbal, maar had ook intensief contact met mijn medebewoners, die voornamelijk bestonden uit vluchtelingen uit de Sovjet-Unie. Voor dat men er in de media over sprak, hoorde ik van de verschrikkingen van het stalinisme. Tegelijk ontdekte ik bij deze Oost-Europeanen de zigeunermuziek, waarvan ik de complexe ritmes grondig heb leren kennen en appreciëren. Deze muziek heeft mij zo gegrepen dat ik tot voor enkele jaren met mijn ensemble onder het pseudoniem `Aïdiz Carra' zigeunermuziek in het cabaret heb gespeeld. In Parijs studeerde ik verder viool, en op een bepaald ogenblik vond mijn leraar het wenselijk dat ik wat orkestervaring zou opdoen. Hij vroeg aan Pierre Monteux, toen chef-dirigent van het `Orchestre Symphonique de Paris', of ik op de achterste rij van de eerste violen mocht spelen. Dat mocht, maar Monteux wenste mij eerst te auditioneren. Na een concert trok ik dus met mijn leraar naar zijn loge. Pierre Monteux legde de vioolpartij van de ouverture 'Euryante' van Weber op de lessenaar, en vroeg mij dit prima vista te spelen. Ik begon, met enthousiasme, maar dit was natuurlijk een valstrik: vier kruisen aan de sleutel! Ik had natuurlijk onmiddellijk moeten
"Bij het vioolspel kon ik één bepaalde positie niet meer innemen! Financieel was dit een ramp!"
transponeren, maar had daar niet aan gedacht. Na enkele minuten schoten de aanwezigen in een lach, omdat ik in de valstrik gelopen was!
En wanneer leerde u dan altviool? Wel, er is enkele jaren later iets vreemds gebeurd. Rond 1936 kreeg ik tijdens het spelen van het derde vioolconcerto van SaintSaëns hevige krampen in één van mijn vingers. Bij het vioolspel kon ik één bepaalde positie niet meer innemen! Financieel was dit een ramp! Om te overleven tekende ik dus voor een driejarig contract bij het leger. Na enige maanden was mijn liefde voor het leger enigszins bekoeld. Een manier om wat vrije tijd te krijgen en hoe dan ook in Parijs te kunnen blijven was in het huwelijk te treden en mij in te schrijven in het Conservatorium En zo schreef ik mij in bij Maurice Vieux, toen een befaamde altist. Ik kreeg toelating om 2 uur per dag te studeren en te spelen. Ik werd gedemobiliseerd op 20 augustus 1939. De Tweede Wereldoorlog brak echter enkele weken later, op 3 september 1939, uit. Eén of twee maanden later besloot ik mij terug bij het leger te melden. De pantsereenheid, mijn wens, kreeg ik echter niet. Wel werd ik secretaris van de dirigent van het koor van het leger, en bleef dus in Parijs. Op het ogenblik dat de Duitsers Parijs naderden, besloot ik zuidwaarts te vluchten. Terwijl ik met de fiets Parijs doorkruiste, zag ik her en der al de feldgraue uniformen. De Duitse soldaten lieten rnij overigens overal door.
Enkele dagen later keerde ik terug. Parijs was leeg, alles wat potdicht. Op de ChampsElysées was uitgerekend één etablissement open, en ik zag daar op het terrasje uitsluitend Duitse militairen en burgers. Frankrijk had na september 1939 heel wat Duitse burgers geïnterneerd, en die waren inmiddels vrijgekomen. De voertaal was Duits geworden, de kepies van de officieren lagen op tafel. Mij werd meteen duidelijk wie hier de volgende jaren de lakens zouden uitdelen...
Wat deed u bij het begin van de bezetting? Hier en daar enkele karweitjes opknappen, maar lang niet genoeg om te overleven! In het begin van de bezetting was er gewoon ook niets te koop, er bestond zelfs nog geen zwarte markt! En op gegeven ogenblik, einde 1940, begin 1941, liep ik de Frans-Italiaanse violist Argeo Andolfi tegen het lijf. Hij sprak mij over een orkest bij de Radio waar men nog een altviolist zocht. Meteen ben ik gaan informeren. Radio-Paris had net een klein ensemble opgericht, een kamerorkest van ongeveer 40 man, om op de middag voor de radio te spelen en radio-opnamen te maken. Na een auditie bij Anton Dewanger, een Oostenrijker, tevens dirigent van het ensemble, werd ik meteen aangenomen. Er waren in het orkest drie altisten, Etienne Gillot van de Opéra-Comique, ikzelf, en de niet zeer talentvolle Hochard, personeelsdirecteur bij het `Orchestre Pasdeloup', die voor de gelegenheid weer de altviool ter hand genomen had. Pierre Nérith, Maurice Gendron en Paul Tortelier zaten toen nog niet in het orkest. Eerst speelden wij in 'Studio Washington', wat later speelden wij in de studio's van het directiegebouw van Radio-Paris, op de Champs-Elysées. Het geheel stond onder Duitse controle, en Duitse soldaten keken vanuit het balkon toe hoe wij speelden. Ik herinner mij dat één van die kerels mij ooit eens vroeg of ik Jood was. Ik heb inderdaad een niet echt Frans uiterlijk. Ik heb zeker één, ja vermoedelijk zelfs twee Armeense grootouders, en daarbij nog een Italiaanse grootmoeder en een grootvader uit de Auvergne. Dat antwoord heeft voor de rest van de bezetting volstaan .
Waarom werd u lid van het orkest? "Ik moet toegeven, wij werden er goed betaald ..."
Stoorden die Oostenrijkse dirigent en deze Duitse soldaten u niet? U moet zich de situatie van die dagen goed inbeelden. Frankrijk had de oorlog verloren, en wij wensten in eerste instantie te werken, genoeg geld te verdienen, te overleven en niet teveel zorgen te hebben. De Duitse bezetting namen wij er gewoon bij. Anton Dewanger was een zeer correct man, aangenaam in de omgang en competent. Niet onmiddellijk een dirigent van het hoogste niveau, eerder een soort Beethoven-achtige figuur, maar dan met bretellen aan. Ik was reeds enige maanden bij het orkest van Dewanger, toen wij te horen kregen dat de directie van Radio-Paris besloten had onder de naam 'Grand Orchestre de Radio-Paris' een groot symfonieorkest van 90 man op te richten. Ik herinner mij dat de Franse fluitist Beck van het syndicaat van de musici hierin een groot aandeel heeft gehad. Deze Beck heeft tijdens de bezetting een goed uitgekiend plan ter herstructurering van het Franse muziekleven ontworpen. Hij heeft mij die plannen toen getoond. Enkele decennia later werden deze, zonder vermelding van hun oorspronkelijke auteur, door Marcel Landowski, directeur van het departement muziek op het Ministerie van Cultuur onder Charles De Gaulle, tot in de details overgenomen. Ja, zo gaat het in het leven en in het bijzonder in de politiek!
Terug naar Radio-Paris. Ik neem aan dat U dan lid werd van het 'Grand Orchestre? Ja, maar niet zonder hindernissen... Op een bepaald ogenblik hing de lijst uit van de gegadigden. En op de lijst stond tot mijn verwondering bij de altviolisten mijn naam er niet bij. Sterk ontgoocheld heb ik het aangedurfd naar de vierde verdieping te trekken — de burelen van de directie vindt men altijd op de hoogste verdieping — en bij Anton Dewanger aan te kloppen. Ik vroeg hem: maestro, heb ik u mishaagd, heb ik in de afgelopen maanden niet goed gespeeld? Ik sta immers niet op de lijst! Hierop gaf Dewanger meteen het order om een extra lessenaar bij de altvioolgroep te plaatsen. Aan zijn interventie dank ik dus mijn aanstelling. Of u het wil of niet, dit is de historische waarheid. Waarom werd u lid van het orkest? Ik moet toegeven, wij werden er goed betaald, zeer goed betaald, 7.000 tot 9.000 FF per maand. Er waren vanzelfsprekend veel repetities (en M. Desarmot toont mij zijn 'carnet de musicien' uit 1941), vier dagen per week, en daarenboven nog één wekelijks publiek concert. Met het salaris dat wij kregen, bekleedden wij op de maatschappelijke ladder een haast koninklijke positie. Bovendien ging van bij de oprichting reeds het gerucht de ronde dat men Mengelberg zou laten komen om het orkest te dirigeren! U werd beter betaald dan de musici van de andere Parijse orkesten. Had u daar geen bezwaren bij? Eigenlijk niet. Feiten zijn feiten, maar in tegenstelling tot de vooroorlogse situatie, heerste tijdens de Duitse bezetting onder de musici haast geen werkloosheid. Voor dit alles had de corporatie van de musici gezorgd. In bezet Frankrijk waren wij ongeveer de enige beroepscategorie die onder een geprivilegieerd statuut heeft kunnen werken. En dit alles zonder ooit door de bezetter met politieke propaganda bestookt te worden. Onder de Franse musici werd zelfs verteld — ik weet niet of het met waarheid strookt — dat alle leden van de Berliner Philharmoniker, voor ons in de jaren dertig reeds het meest toonaangevende
orkest, recht hadden op een huis en een wagen. En met dat idee in mijn hoofd vond ik die verbetering van mijn sociale status een heel normale zaak. Ik moet eraan toevoegen dat sommige musici van het 'Grand Orchestre de Radio-Paris' bij de andere Parijse orkesten bleven doorspelen, waar echter veel minder te verdienen viel.
U verwijst naar de Berlin er Philharrnoniker. Zijn er verschillen tussen Duitse en Franse orkesten? Ja, in Duitsland is er een echte orkestcultuur. Het orkest vormt daar één homogeen geheel. De Franse orkesten worden veel meer door het palet aan kleuren van de individuele instrumentalisten gekenmerkt. Vergelijk bijvoorbeeld de opnames met muziek van Claude Debussy of Maurice Ravel door André Cluytens en het `Orchestre de la Société du Conservatoire' met een uitvoering van hetzelfde werk door een Duits orkest. Als blazer heb je in een orkest een enorme troef. Bijna in elk werk kun je jezelf op één of ander moment als solist laten horen. Voor de meeste strijkers is dit nooit het geval, en bij die orkestinusici treedt niet zelden demotivatie op. Spelen alsof wij geslagen katten zijn, noem ik dat. Daarom is het belangrijk dat strijkers ook buiten een orkest kunnen spelen. Dan ben je verplicht op je klank te werken en deze te ontwikkelen. Aan mijn leerlingen heb ik steeds aangeraden om de solowerken voor viool of cello van Bach op de altviool spelen. Dit is bijzonder nuttig. Wat kan u vertellen over de musici van het Grand-Orchestre de Radio-Paris? Er was de concertmeester Pierre Nérini, met zijn solide viooltechniek. Initieel had de voolinalige concertmeester van het `Orchestre Symphonique de Paris', ik vermoed Lucien Bellanger, deze positie moeten innemen. Na het vertrek van Pierre Monteux had dit orkest inmiddels opgehouden te bestaan. Ik herinner mij dat Nérini van Mengelberg na de uitvoering van `Ein Heldenleben' publiekelijk felicitaties over zijn uitvoering heeft mogen ontvangen. Die partij heeft hij overigens op één week tijd geleerd. De altvioolsolo, Denise Thoret, was
technisch zeer onderlegd. Zij kreeg ooit van Mengelberg het compliment dat zij de beste altiste was die met gekruiste benen speelde! Dat was overigens een grapje van zijnentwege. De tweede altist, Georges Blanpain, was eveneens een intelligent musicus, die vaak kamermuziek speelde. De cellisten kent u, dat waren Paul Tortelier, vanuit zijn temperament een vechter, een strijder die met zijn instrument een heldere, wat hardere toon verkreeg dan Gendron, die eerder een wekere, wat zoetere toon nastreefde. In een orkest zijn de cellisten meestal de best opgevoede jongens, hoewel ...
18
Hoewel? Ik toch wel eens met Maurice Gendron iets merkwaardig beleefd heb. Toen het 'Grand Orchestre de Radio-Paris' één jaar bestond, in oktober 1942, was er een officiële viering met receptie. Het afgelopen jaar was er in Parijs nog nauwelijks een fles alcohol te vinden. Aan de bar zagen Gendron en ik een fles met likeur. Wij keken naar elkaar, en begrepen wat er te doen stond. Wij vonden twee glazen en wisten ons de fles toe te eigenen. Elders vonden wij nog enkele oesters, en hebben in een hoekje van het Thatre des ChampsElysées een aangename avond doorgebracht. Wij hebben zo goed gedronken, dat wij in het theater hebben overnacht. Gelukkig hebben de Duitsers ons de volgende morgen niet gevonden! En hoe zat het bij de blazers en het slagwerk? Wij hadden een uitstekende trompettist, Theo Grundey. Hij had voor de oorlog in de 'Boston Symphony Orchestra' gespeeld, net zoals Paul Tortelier overigens. Hij had er de low-press' techniek geleerd, en misschien zelfs tot de ontwikkeling ervan bijgedragen. En dan een prachtige eerste hoorn, Louis Bernard, die op Mengelberg grote indruk gemaakt heeft. In dat verband één leuk detail: de hoorns waren van Franse makelij en Franse hoornisten hadden in die dagen de gewoonte flink wat vibrato te gebruiken. Dit alles leidde tot een timbre dat enigszins leek op dat van een saxofoon. Dit stond vanzelfsprekend ver weg van het klankbeeld dat Mengelberg van een hoornpartij voor de geest had. Voor zijn concerten in
cY
GIINDS CONCE1115 PUBtICS DImenelle 23 Jonyler, do 20 h. 20 B 22 h.
LE GRAND ORCHESTRE DE RAD1O-PARIS
Direclion :
WILLEM MENGELBERG
SCHUBERT • TCHAIKOWSKY • BIZET • ROSSINI
R,IronsmlssIn depuis le THLATRE des CHANPS-EIYSÉESACIR° Ungusur d'ondes
203 m. 0 t ra in. b
Parijs had Mengelberg voldoende autoriteit om van de directie van Radio-Paris te verkrijgen dat er op Duitse hoorns zou gespeeld worden. Hij vroeg aan Louis Bernard geen vibrato te gebruiken, maar dat kon hij technisch niet aan. En dus stond Mengelberg hem toch toe met zijn gebruikelijke vibrerende toon te spelen. En tenslotte Pierre Dervaux, een goede vriend van mij, die vanuit zijn verheven positie als paukenist het gehele orkest domineerde. Hij was de enige musicus die oog in oog stond met de dirigent. Pierre Dervaux had eigenlijk een minderwaardigheidscomplex, was eerder klein van gestalte, en kon later als dirigent eerder cassant uit de hoek komen. De relatie tussen hem en Mengelberg moet goed geweest zijn. Van bij de eerste repetities is Mengelberg door de uitzonderlijke kwaliteiten van het spel van Dervaux getroffen geweest. Van opleiding pianist had Dervaux een bijzondere techniek ontwikkeld, waarbij hij zich bij het bespelen van de pauk niet zozeer van de polsen, maar wel van de voorarmen bediende. Pierre Dervaux heeft mij zelf verteld dat hij Mengelberg na de oorlog in Zwitserland is gaan opzoeken om van hem nog één en ander over orkestdirectie te leren, iets wat hij om vanzelfsprekende redenen nooit in zijn curriculum heeft vermeld.
Heeft u specifieke herinneringen aan Jean Fournet, de eerste chef-dirigent? Jazeker. U heeft mij de lijst van de publieke concerten van Radio-Paris getoond. Ik ben verrast vast te stellen dat Jean Fournet het grootste aandeel van concerten van het seizoen 1941/42 voor zijn rekening heeft genomen, en Willem Mengelberg pas einde 1942 zijn eerste concert heeft gedirigeerd. Het staat mij voor de geest dat Mengelberg vroeger is gekomen, en gedurende verschillende weken repetities heeft geleid. Een zaak is zeker, hoewel Jean Fournet chef-dirigent was, is het Willem
Mengelberg die het orkest heeft gevormd, zodat Herbert von Karajan in het voorjaar van 1944 een perfect geolied orkest heeft aangetroffen. Jean Fournet was zeker een goed dirigent, zeer precies in het ritme. Hij ging zeer gewetensvol te werk en was zeer getrouw aan de partituur. Voor mij echter is de partituur niet meer dan een geheugensteun. Alleen de noten spelen, zoals zij letterlijk in de partituur neerschreven staan, dat staat niet noodzakelijk gelijk met muziek maken. Het komt er ook op aan te spelen wat tussen de noten staat. En dat hebben tijdens mijn jaren bij het Grand Orchestre de Radio-Paris twee dirigenten wel gedaan. Twee dirigenten van formaat, met elk een grote persoonlijkheid: Mengelberg en Karajan!
U heeft toch onder andere Duitse dirigenten gespeeld? Ja, Oswald Kabasta heeft ook indruk gemaakt. Dat waren hoekige, solide uitvoeringen, met veel relief. Hij liet je niet onverschillig. En dan was er Fritz Lehmann. Ik heb daar een bijzonder ontroerende herinnering aan. Vooreerst dirigeerde hij niet als een typmachine, dit wil zeggen alle noten achter elkaar zonder enige frasering. Dit laatste dient te worden vermeden, in het bijzonder bij Mozart. Om die reden waren voor de Tweede Wereldoorlog Bach en Mozart in Frankrijk niet echt geliefd en bestond in Frankrijk geen echte Mozart traditie. Mozart hebben wij in Frankrijk pas leren kennen en begrijpen uit de concerten en opnamen van de jaren vijftig met Schwarzkopff en Karajan. Maar in 1940 wisten de Duitse musici reeds goed hoe Bach of Mozart uit te voeren. Terugkomend op Fritz Lehmann herinner ik mij dat hij het 'Ave verum' van Mozart op het programma had geplaatst. Terwijl Lehmann het koor van Emile Passani (het koor van Radio-Paris) dirigeerde, zag ik tijdens de uitvoering in het publiek sommige mensen hun witte zakdoek bovenhalen, zo ontroerd dat zij waren! Zoiets gebeurt enkel als je echt muziek maakt. Carl Schuricht heeft het orkest ook gedirigeerd. In de symfonische muziek van Johannes Brahms hechtte hij bijzonder belang aan het doorzichtig maken van de muzikale textuur, wat wij in Frans les plans sonores' noemen.
Laten wij ons even richten op Mengelberg. Wat vond u zo speciaal aan hem? Zijn algehele persoonlijkheid. Hij eiste precisie. `Attaquez sur mon `tic' ... 1) zei hij talloze malen. Iedereen moest samen invallen, eigenlijk het moeilijkste voor een orkest. Onder de meeste dirigenten vallen musici samen in door naar elkaar te luisteren en vallen zij dus met een zekere vertraging in, terwijl zij dit feitelijk op teken van de dirigent moeten doen. Niet alle dirigenten eisen dat samen invallen. In Frankrijk eist Emmanuel Krivine dat ook. Krivine was een begaafd violist tot een auto-ongeval hem verplichtte dirigent te worden. Toeval of niet, naarmate hij ouder wordt, begint de wat onderschatte maar uitstekende Krivine op lichamelijk vlak een beetje op Mengelberg te gelijken. Mengelberg was bijzonder veeleisend. En als wij niet speelden zoals hij het wenste, werden wij voor 'des méchants garçons' uitgescholden. In tegenstelling tot de andere dirigenten, hield Mengelberg geen rekening met de gebruikelijke uurroosters en het voorziene einde van de repetities, tot grote ergernis van de orkestmusici. Nou ja, het is algemeen geweten dat de Franse orkestmusici niet van repeteren houden. De cellist Roger Loewenguth, die meestal niet om een grapje verlegen was, heeft er op een dag niets beter op gevonden onder Mengelberg's lessenaar eens een wekker te plaatsen, die afging op het ogenblik dat de repetitie normaal diende afgelopen te zijn. Mengelberg heeft daar overigens niet veel over gezegd. Een andere keer hebben wij tijdens de pauze van de repetitie enkele strijkstokken aan zijn dirigeerstok vastgehecht, zodat hij bij het hervatten van de repetitie met moeite zijn dirigeerstok kon opheffen. Maar als bij het einde van de repetitie zijn gouvernante de zaal binnenkwam, was het ineens gedaan met de autoritaire en tyranieke Mengelberg, en werd hij meteen ten overstaan van haar een volgzame jongen. 1) Het woord 'tic' betekent in de Franse taal zeker niet 'tik', maar 'samentrekking van een spier'. Voor het Nederlandse woord tik bestaan in het Frans enkel het woord 'coup sec' of 'rappe'. Het feit dat de geïnterviewde uitgerekend het woord 'tic' aanhaalt in de
betekenis die Mengelberg eraan gaf; wijst erop dat Mengelberg het voor het Franse orkest herhaaldelijk heeft uitgesproken. Kunt u mij iets zeggen over zijn manier van ditigeren? Jazeker, Mengelberg dirigeerde met precieze en heldere gebaren. En hij had zo een rond, zeer expressief gezicht, een heldere blik, en hij kon u echt met penetrerende ogen aankijken. Is het correct dat hij zijn eigen or.kesq,artijen meebracht? Ik herinner mij dit bijzonder goed, dat orkestmateriaal van Mengelberg, met al die op de partituur neergeschreven notities. De stokvoering stond zeer precies aangegeven. En dit bleef voor de orkestklank niet zonder gevolg. En leken u die instructies op muzikaal en technisch vlak logisch en goed uitgekiend? Die door Mengelberg aangebrachte instructies werkten perfect. Het betekende tijdswinst voor de orkestmusicus. Het gaf daarbij een welbepaalde sonoriteit aan het orkest. En die orkestldank van Mengelberg, die hij ook bij het
Kuijper CD Verzendservice Levering van vrijwel alle merken klassieke CD's Veel eigen import en minder gangbaar repertoire El Direct leverbare CD's warden in de regel binnen 36 uur verzonden E, Niet voorradige CD's worden zonder extra kosten doorbesteld en nageleverd Onze catalogus met zeer veel aanbiedingen en nieuwe uitgaven wordt u op aanvraag gratis en zonder enige verplichting toegezonden. Lage verzendkosten:
€ 2,50 per bestelling. Extra kortingen bij bestellingen boven € 200,-.
POST
Concertgebouworkest verkreeg, die vond ik juist zo geweldig. Mengelberg werkte heel hard aan de klank van het orkest, hij bouwde de sonoriteit van een orkest op. Ik vertelde u reeds over de hoornist Louis Bernard.
Herinnering aan bepaalde uitvoeringen? Toch wel. De tweede beweging van de Pathétique' van Tsjaikovski, met die maat in vijf tijden. Ik heb het nooit zo mooi, zo melodieus als onder Mengelberg gespeeld. Pierre Nérini heeft mij ooit verteld over een zwaar incident met Mengelberg, waarbij de directie van Radio-Paris ermee dreigde hem vetplicht in Duitsland tewerk te stellen. Weet u daar iets over? Ja ik herinner mij nog vrij precies wat juist gebeurd is. Het was in een stuk van Tsjaikovski, waar de harpisten tijdens de repetitie of het concert niet naar de zin van Mengelberg hadden gespeeld. Na het concert, bij het applaus, deed Mengelberg teken dat de twee harpisten moesten blijven zitten. Dat namen de andere musici niet, en alle musici zijn blijven zitten. Dit heeft tot een ruzie geleid tussen Mengelberg en Nérini, zo een beetje de woordvoerder van het orkest. En Mengelberg is zich bij de directie over de houding van het orkest van Nérini gaan beklagen. U mag het belang van dit incident niet overschatten. Er is maar zo één incident geweest. En nadien is alles in zijn plooi teruggevallen. Zelfs met die Duitse dirigenten viel dat nogal mee. Tijdens de drie jaar werd bij Radio-Paris nooit, maar dan ook nooit over politiek gesproken, noch met de Duitse dirigenten, noch onder de leden van het orkest. Wij hebben drie jaar lang op een gezonde en zuivere manier muziek gespeeld, zonder naijver of achterdocht.
Kuijper Klassiek Antwoordnummer 47302 1070 WC Amsterdam (gèért postzegel) TEL
020 679 46 34 SAX
020 671 12 23 E-MAT. irlf04kUijperkla5SiCk.fli WEE
www.kuliperklasslek.n1 'NASI
Ferdinand Dolstraat 6 (bij Heineken Brouwerij) 1072 IJ Amsterdam
snel efficiënt betrouwbaar
Herinnert U zich iets Over de solisten die met het orkest hebben gespeeld, ik denk in eerste instantie aan bepaalde violisten zoals Guila Bustabo? Bustabo werd ons aangekondigd als een Hongaarse (sic!) violiste. Zij was niet alleen bijzonder ldein van gestalte, maar beschikte ook over zeer kleine handen. Haar toonvorming was buitengewoon fraai. Zij was zeer muzikaal. Zij plaatste haar handen zoals
men dit in de school van Leopold Auer had geleerd, maar wandelde met handen over de toets van de viool met een ongeloofelijke snelheid, zoals gitarist dat doen. Ik herinner mij ook Herman Krebbers die onder Mengelberg het vioolconcerto van Tsjaikovski heeft gespeeld. Niet alleen had die man een bewonderenswaardige techniek, hij had toen van dat werk ook een fantastische uitvoering gegeven. Dat concerto staat en valt immers bij de uitvoering ervan, door louter de noten van de partituur te spelen geraakt men met dit werk nergens.
En Herbert von Karajan? Ja, de tweede persoonlijkheid, die ik bij RadioParis heb leren kennen en onder wie ik dan later bij het `Orchestre de Paris' nog heb gespeeld. Ook Karajan werkte bijzonder aan de orkestldank In tegenstelling tot Mengelberg liet hij ons meer vrijheid. Bij Mengelberg was het 'zo' en 'niet anders', het stond allemaal zeer precies in zijn orkestmateriaal genoteerd. Herbert von Karajan gaf ons duidelijke instructies over wat hij wilde. Aan ons om uit te zoeken hoe wij het door hem gewenste resultaat konden bereiken. Hij sprak zeer goed Frans. Eén uitspraak herinner ik mij tijdens de repetitie van 'La Mer' van Claude Debussy in 1944. Toen een bepaalde passage in de eerste beweging niet elegant genoeg werd gespeeld (en M. Desarrnot zingt mij de bewuste passage voor) richtte Karajan zich tot de eerste violen in volgende bewoordingen: `Chers messieurs, quand on va Francfort, c'est pour manger des saucisses de Francfort; quand on vient it Paris, c'est pour jouer du Debussy!'. Ik sta garant voor de authenticiteit van dit citaat. In 1967, op een auditie, zag ik Karajan opnieuw. Men had toen net het `Orchestre de la Société du Conservatoire' opgedoekt, en op het puin van dat orkest had men besloten het `Orchestre de Paris' op te richten. Ik was in een positie als altviolist geïnteresseerd. Karajan was met zijn eigen vliegtuigje gekomen, maar had helaas behoorlijke vertraging opgelopen. Ik hoefde het concerto van Stamitz dus niet uit te voeren, hij liet mij enkel een gedeelte van de altvioolpartij uit de vierde symfonie van Beethoven proefspelen. Ik speelde het toen, zoals ik onder Mengelberg had gedaan. Dan
testte hij mijn vaardigheden wit om de frasering te wijzigen en aan zijn wensen aan te passen: een beetje meer legato hier, een beetje minder daar ...
En die gesloten ogen van Karajan? Dat was enkel tijdens de concerten, niet tijdens de repetities! Hoe een dirigent werkt leid je niet af uit het concert, wel uit de repetities. Herinnert u zich de opnamen die bij RadioParis onder Fournet werden gemaakt? Neen, niet echt. U moet wel weten dat ik om wille van een ongeval een tijdje op non-actief ben gesteld. Tijdens de bezetting hadden zowel mijn vrouw als ik de gewoonte af en toe per fiets naar Bretagne te gaan, om er sla en andere groenten te gaan halen, en deze dan in Parijs tegen wat anders te ruilen of te verkopen, om toch iets te kunnen eten. Op een dag hield ik mij, op de fiets gezeten, vast aan een rijdend Duits legervoertuig. Onverwacht was er een put in de weg, en ik viel van mijn fiets. Ik belandde in de gracht, was waarschijnlijk even bewusteloos, richtte mij nadien weer op en kreeg even later in een nabijgelegen café een kop koffie. Koffie heeft nooit zo goed gesmaakt als op die dag. Ik was wel gewond aan één van mijn vingers. Terug in Parijs raadde iemand mij aan om toch een arts te zien, en zo bracht men mij uiteindelijk bij de Medische Dienst van de Wehrmacht, waar ik door de Generaal in hoogst eigen persoon werd behandeld. Ik was een musicus, en dat betekende dat ik voor hem als een koning diende behandeld te worden. Hoe waren de publieke concerten van RadioParis? Wij speelden voor volle zalen. De concerten waren immers gratis, en wij trokken een jong, in muziek geïnteresseerd publiek aan. De snobs, die de traditionele concerten van de gevestigde orkesten bezochten, zagen wij niet. Bij het begin van de bezetting was een organisatie Jeunesses musicales' opgericht, ook bekend onder de naam 'Jeugd en muziek'. Deze deed heel veel om de klassieke muziek bij jonge mensen te promoten. Regelmatig waren er 14- of 16-jarigen onder het publiek. De concerten waren zo gegeerd dat het meer
dan eens is voorgevallen dat om wille van het gedrang van het publiek de ruiten van de deuren van het Theatre des Champs-Elysées sneuvelden! En hoe was het einde bij Radio-Paris? Heeft u na de oorlog moeilijkheden gehad? Bij de bevrijding van Parijs werd het orkest opgedoekt. Wij hadden drie maanden salaris vooruit gekregen van René Hermange. Een jaar na de bevrijding begon ik opnieuw in verschillende ensembles te spelen, vooreerst in de cabaretten voor de Amerikanen, wat later bij het orkest van de 'Garde Républicaine', en nog later bij andere orkesten zoals het `Orchestre de Paris'. Na de oorlog heb ik persoonlijk geen problemen gehad, behalve dat een Joodse vrouw, die met haar dochter één verdieping hoger woonde, mij bij de politie heeft aangegeven op beschuldiging van zwarte markt Na de bevrijding heeft zij ook mijn fiets
en die van mijn vrouw gejat. De extreme angst waarmee zij vier lang heeft moeten leven is hier de vermoedelijke verklaring voor. Ik herinner mij, zij stond tijdens de bezetting aanhoudend op de uitkijk, telkens als iemand de woning binnenkwam. Deze opgekropte spanning heeft zij na de bevrijding op mij afgereageerd. Zij was immers te weten gekomen dat ik bij Radio-Paris had gewerkt en dus dacht zij dat ik mij met politieke collaboratie en met de bezetter had ingelaten, terwijl ik uitsluitend muziek had gespeeld. Och ja, ik heb het haar uiteindelijk ook niet kwalijk genomen... Hartelijk dank, mijnheer Desarmot, voor deze schat aan herinneringen over zowel Mengelberg als zijn tor. Ik hoop uw verhaal te mogen publiceren in het tijdschrift van de Nederlandse Willem Mengelberg Vereniging. Eric Derom
I 22
Dat klinkt goed! Groots assortiment, helder advies, designbrillen, sportbrillen, zonnebrillen, lenzen... Bij Sijbrants & van Ola
www.designbril.nl
OP EERSTE KERSTDAG 'EEN GOEDE MORGEN MET IETER VIS!' Na
uitzending b l .: zin gi;e P nu
:- ng moeopvrolijken. uur n;
Zwart
‘J:
aar'tega % dit Tros-programma Vis daarin)een'kenzeui ,zijn verzameling van Naast Nederlandse en buitenladse zangers en zangeressen z usllen t,,amissoipg',:'pokorgekr'érkpn van onder andere\ de;,,utrchtsbdirigent en componit illdn`Mengelberg te :horen ziin, naast improvisatiespel van wijlen Simon C. Jansen éniVande jonge talentvolle 21:Jange organist Lénnert Knops. Vis zal vooral historische opnamen belichten waaronder die van de sopraan Jo Vincent (1898-1989), en het naar haar genoemde Jo Vincent Kwartet. - _
Sijbrants &van Olst speciaaloptiek Dorpsstreat 29 IVIarkrulein 21 Ouderkerk uhr Antstel Uitboom 020 996 8082 0297 54 07 77
IS HET TOCH BETER ALS EEN PRIESTER NIET GETROUWD IS? In de uitgaven van de Hollandia Drukkerij te Baarn beschrijft Hugo Nolthenius in de serie 'Mannen en Vrouwen van Beteekenis' twee weken uit het leven van Willem Mengelberg in het seizoen 1913/1914. In dit seizoen was Mengelberg, naast zijn ver-plichtingen met het Concertgebouworkest en Frankfurt, benoemd tot vaste dirigent van de Royal Philharrnonic Society te Londen. Om na te gaan hoeveel uren Mengelberg in die tijd onderweg was om zijn verplichtingen na te komen heb ik mijn neef Boudewijn, werkzaam in het reiswezen en spoortreinfanaat, gevraagd de reistijden uit die jaren voor mij uit te zoeken. In reisdocumenten van het jaar 1911 vond hij dat de reisduur van Amsterdam naar Londen, per trein en nachtboot, ongeveer 12 uur was en de treinreis van Amsterdam naar Frankfurt ongeveer 8 uur duurde. Reis- en werkschema Dinsdag Zondag Orkestrepetitie, 's middags verplichtingen, 's Na het middagconcert in het Concertgebouw, avonds ontvangsten. vertrok hij vanaf het Centraal Station naar Woensdag. Rotterdam en van daaruit met de nachtboot 's Ochtends orkestrepetitie. naar Londen. (12 uur) Donderdag. Maandag Orkestrepetitie, 's avonds koorrepetitie. Aankomst in het hotel te Londen. Na zich Vrijdag verfrist te hebben kon hij op tijd op de Orkestrepetitie, 's avonds concert. orkestrepetitie zijn, die om tien uur begon. Zaterdag Daarna volgden besprekingen, ontvangsten Terugreis naar Amsterdam. (8 uur) en andere verplichtingen. Totalen ongeveer: 44 uren voor reizen, Dinsdag Orkestrepetitie, 's middags allerlei verplich- 28 uren orkestrepetitie, 28 uren concerteren, tingen, 's avonds concert, na afloop receptie. Woensdag 20 uren besprekingen, Ontspanning en per nachtboot naar Rotter- ontvangsten en verplichtingen. dam en per trein naar Amsterdam. (12 uur) Opgeteld en gedeeld door 2 werkte hij 60 uur Donderdag per week; partituurstudie deed hij onderweg Orkestrepetitie, 's middags allerlei verplich- en in zijn nachturen. tingen, 's avonds concert en nabesprekingen. Vrijdag Nolthenius eindigt dit programmaoverzicht 's Ochtends en 's middags ontvangsten, met een uitspraak van Horatius die sprak: "Er besprekingen en 's avonds koorrepetitie. zijn grenzen die niemand, zelfs Hercules niet Zaterdag straffeloos kan overschrijden." Nolthenius Orkestrepetitie, 's middags naar Den Haag, 's vraagt zich af: "Is het geen plicht van ons avonds concert en met de trein naar huis allen die de kunst liefhebben, te waken opdat (reistijd 4 uur in totaal) haar zulk een priester nog in lengte van jaren Zondag moge dienen?" 's Ochtends kerk- en/of vriendenbezoek, 's Waar de grenzen gelegen hebben voor middags matinee, 's avonds Volksconcert en mevrouw Tilly Mengelberg-Wubbe, vraagt naar huis. Nolthenius zich niet af. Is het dan toch beter Maandag als een priester niet getrouwd is ...? Vertrek van Weesperpoortstation naar Frankfurt, met een taxi naar het hotel. (8 uur) Johan Krediet
Hoe Mengelberg zijn music/ bijna tot staken dreef
RUZIE IN DE ORKESTBAK! Honderd jaar geleden beleefde het Concertgebouworkest misschien wel het meest turbulente jaar in zijn bestaan. Hoogoplopende conflicten die bijna tot een staking leidden, een dirigent die het ontslag van een derde van de musici wist door te drukken: wat was er aan de hand in de muziektempel in de Van Baerlestraat? Honderd jaar geleden beleefde het Concertgebouworkest misschien wel het meest turbulente jaar in zijn bestaan. Hoogoplopende conflicten die bijna tot een staking leidden, een dirigent die het ontslag van een derde van de musici wist door te drukken: wat was er aan de hand in de muziektempel in de Van Baerlestraat? Op 4 februari 1904 vond in het Paleis voor Volksvlijt een grootse huldiging plaats van H.M. de koningin-moeder Emma. Het was namelijk een kwart eeuw geleden dat zij zich in Nederland vestigde. Er stond veel zang en voordrachtskunst op het programma, 24 toepasselijk voor een manifestatie waarvan de opbrengst zou gaan naar het door Emma gestichte sanatorium voor longlijders OranjeNassau Oord. Maar het had niet veel gescheeld of het hoogtepunt van de middag was niet doorgegaan: de uitvoering van de feestcantate door het Concertgebouworkest geleid door de componist zelf, Willem Mengelberg. De musici dreigden namelijk te staken. Een repetitie hadden ze al laten schieten omdat ze zich wilden beraden op de situatie. Met moeite wist administrateur-directeur Willem Hutschenruyter de orkestleden ervan te overtuigen dat zo'n stap niet erg gelukkig zou zijn. Aan de uiteindelijke uitvoering van de feestcantate viel overigens niet te horen dat de stemming achter de lessenaars niet zo feestelijk was. Nieuw was de muziek voor het orkest trouwens niet, want deze was al uitgevoerd bij het koninklijk huwelijk in 1901 en nu alleen van andere tekst voorzien. Dit Concertgebouwconflict vormde de apotheose van een al langer durende machtsstrijd tussen de zakelijk directeur en de artistiek directeur van het orkest: Hutschenruyter en Mengelberg. De zakelijk directeur ergerde zich zeer aan
Mengelbergs inefficiënte manier van werken en zijn dictatoriale houding tegenover het orkest. De musici van hun kant, verenigd in Semper Crescendo en gesouffleerd door erelid Hutschenruyter, stelden steeds luider de repeteerwijze van de dirigent en diens wispelturige gedrag ten opzichte van individuele musici aan de kaak. Ook hekelden ze de interne financiële relatie tussen winstgevende orkest- en verliesgevende gebouwexploitatie binnen één vennootschap. De kritiek vond echter geen gehoor, niet bij de dirigent én niet bij het bestuur. Het bestuur wenste geen inmenging in de bedrijfsvoering van de kant van musicerende employés. Bovendien stond het niet toe dat het gezag van de steeds fameuzer wordende dirigent ten principale ter discussie zou worden gesteld, want zijn roem bracht immers geld in het laatje. Het opteerde nog liever voor het verlies van het orkest — of van een gedeelte daarvan — dan voor een mogelijk door het orkest afgedwongen ontslag van Mengelberg. Willem Hutschenruyter (1863-1950), telg uit een Rotterdams geslacht van musici, was als (tweede) hoornist bij het Concertgebouworkest begonnen, maar nam van lieverlee zoveel administratieve taken over van de oude bedrijfsleider Willem Stumpff dat hij vanaf 1897 niet meer meespeelde. Kennelijk om diens opvolging op scherp te stellen vroeg hij drie jaar later ontslag, waarop hij maar al te graag terugkwam om voor vijf jaar als administrateur te worden benoemd. Als intermediair tussen bestuur en orkest — hij deelde de loonzakjes uit en suste de spanningen die Mengelberg opriep — gold hij voor het bestuur als een onmisbare steunpilaar. Daarvan was hij zich wel bewust, want eind
1902 diende hij weer 'tactisch' zijn ontslag in. Ditmaal om gedaan te krijgen dat het bestuur de zakelijke en artistieke bevoegdheden zou afbakenen, omdat de vage scheiding daarvan tot conflicten met Mengelberg leidde. Dat was overigens de eerste poging daartoe in de geschiedenis van het Nederlandse kunstmanagement. Ook deze keer slaagde hij in zijn opzet, en in de zomer van 1903 trok hij de ontslagaanvraag in. Hij mocht zich in het vervolg zelfs directeur-administrateur noemen. In november daaropvolgend diende Hutschenruyter bij het bestuur een nota in waarin voor medezeggenschap van de musici werd gepleit. Hij wilde af van de individuele contracten die willekeur mogelijk maakten en bepleitte een collectief contract. De musici zouden verder deel moeten hebben aan de exploitatie. De bedoeling was om "het orkest in zekeren zin te doen participeeren in de meerdere of mindere welvaart van de zaak; het een adviserende stem te geven in die zaken, waarbij zijn belang ten nauwste betrokken is en den toestand van vogelvrijheid, waarin het zich thans bevindt, op te heffen." Dit als
gezagsondermijnend ervaren voorstel versterkte zijn positie binnen het bestuur allerminst, temeer daar er net een bestuurswisseling had plaatsgevonden. Voorzitter P.A.L. van Ogtrop, met wie Butsch' het goed kon vinden, was overleden; nieuwe gezichten waren diens neef H.J. van Ogtrop en Mengelbergs vriend en buurman Charles Boissevain. Na eerst met redelijk succes zijn relatie met Mengelberg op scherp te hebben gezet om deze in zijn artistieke hok terug te duwen, zette Hutschenruyter nu zijn verhouding met het bestuur op het spel. 'Een geest van verzet' De emoties binnen Het Gebouw waren eind november 1903 behoorlijk opgelopen. Juist een paar weken daarvoor was de beroemde Gustav Mahler voor het eerst opbezoek geweest, wat het begin zou zijn vaneen succesvolle samenwerking tussen de componist-dirigent en Mengelberg. De samenwerking tussen Mengelberg en de orkestmusici verliep daarentegen steeds moeizamer. Begin december kwam een
25
Willem Hutschenruyter(1863-1950), van 1889 tot 1901 hoornist in het orkest. Stond in zijn rol als directeur-administrateur aan de zijde van het orkest en dus tegenover Mengelberg.
26
conflict tussen Mengelberg en solocellist Isaac Mossel tot ontploffing, omdat de laatste volgens de dirigent "voornamelijk bij de repetities tegenwerkt, brutaal is in houding en gezegden en een geest van verzet kweekt onder de orkestleden, waardoor een onhoudbare toestand is ontstaan." Dit conflict bleek een veel bredere strekking te hebben dan een onverenigbaarheid van karakters. Die onhoudbare toestand is, schreef Mengelberg aan het bestuur, voor een deel het gevolg van het optreden van directeur-administrateur Hutschenruyter, "die zijn nieuwen titel misbruikt en de orkestleden onder den indruk brengt alsof hij alles, de heer Mengelberg niets te zeggen heeft." Het bestuur zat nu klem: weliswaar wilde het wel van de even temperament- als talentvolle Mossel af, maar op het oplaaien van het conflict tussen de dirigent en de administrateur zat het beslist niet te wachten. Hutschenruyter was ook moeilijk aan te pakken, want in het orkest was hij geliefd en in de organisatie van het Concertgebouw nam hij een centrale plaats in. Ten aanzien van zijn positie concludeerde het bestuur dan ook tactisch: "temporiseeren, hoe moeilijk ook, schijnt dus op het ogenblik in het belang van het Concertgebouw noodzakelijk." Om er retorisch aan toe te voegen: "zal het bij de bestaande disharmonie tusschen de HH.
Hutschenruyter en Mengelberg mogelijk blijken?" Toen het bestuur echter besloot om op te gaan treden tegen de orkestmusici zonder Hutschenruyter daarin te kennen, besloot deze op zijn strepen te gaan staan en opnieuw zijn ontslag in te dienen. Het bestuur hield dat stil om geen olie op het vuur te gooien en zelf sprak hij er ook met niemand over, wellicht hopend dat deze zet net zo gunstig zou uitpakken als de vorige twee keer. Maar toen de nieuwe voorzitter J.A. Sillem na afloop van de zondagmiddagmatinee van 6 december 1903 het orkest bestraffend toesprak en liet blijken geheel aan de zijde van Mengelberg te staan, kon Hutschenruyter wel bevroeden dat het anders zou lopen. Op de toespraak van Sillem volgde een brief van tweede dirigent André Spoor, ondertekend door 47 orkestleden. Daarin werd gesignaleerd dat "in het orkest een geest van gedruktheid, van moedeloosheid" heerste vanwege de onrust die Mengelbergs wijze van repeteren veroorzaakte. Het orkest zelf en Hutschenruyter zorgden er echter voor dat deze "steeds zooveel mogelijk bedwongen is". Voorzitter Sillem had van Spoor en de zijnen al eerder mondeling begrepen dat Mengelbergs houding tijdens repetities onuitstaanbaar werd gevonden: "plagerig, onnoodig vermoeiend en arrogant". Mengelberg had echter ook aanhangers binnen het orkest. Dat bleek uit de 'Mossel-affaire', toen enkelen uit dat kamp bereid waren om bij het bestuur tegen de cellovirtuoos te getuigen. Dat groepje werd aangevuurd door solo-hoboïst Carl Kruger, een Duitse musicus die al 25 jaar in Nederland woonde en die een paar jaar eerder Hutschenruyter was opgevolgd als voorzitter van de Amsterdamsche Toonkunstenaars Vereeniging. Het is dus wel verklaarbaar dat deze eerste vakbond van musici in Nederland, die net tien jaar bestond en die veel leden van het Concertgebouworkest in zijn gelederen had, zich zo afzijdig hield tijdens de conflicten in de Van Baerlestraat. Dit zou een rol spelen bij de bestuurswisseling later tijdens het conflict, toen Kruger door de leden werd weggefloten om weer plaats te maken voor 'Hutsch'.
Een slepende affaire Alle opgekropte spanningen kwamen in1904 tot uitbarsting. Begin januari besloot het bestuur de ontslagaanvraag van Hutschenruyter in te willigen. Voor de vervulling van de vacature toverde bestuurslid Boissevain de oplossing uit zijn hoge hoed. Zijn zwager H. de Booy was net als luitenantter-zee le klasse gepensioneerd en die zou uitstekend geschikt zijn om met straffe hand het orkest weer op koers te krijgen. Om de schijn van familiaire belangenverstrengeling binnen de N.V. te vermijden, zou Boissevain zijn bestuurszetel beschikbaar stellen. Mengelberg was hier fel tegen en dreigde zelfs met ontslag voor hem liever Boissevain dan De Booy. Maar het bestuur bleek niet te vermurwen. Ook niet toen de orkestvereniging Semper Crescendo in een door zestig leden ondertekende brief — alle musici op tien na, vermoedelijk de groep-Kruger — een beroep deed op het bestuur om Hutschenruyter alsnog voor de N.V. te behouden, indien hij zijn ontslagaanvraag zou intrekken. Behalve bij bestuurssecretaris Richard van Rees maakte deze actie op het bestuur geen enkele indruk. Het weigerde nu zelfs elk contact met de orkestvereniging. Ook de door deze naar voren geschoven bemiddelaar mr. J.A. Levy kreeg geen voet tussen de deur. Het was in deze situatie, dat de orkestleden besloten de stokken en de rieten in het foedraal te laten en te gaan staken. Zoals gezegd wist 'Hutsch' ze daarvan af te brengen, zodat op 4 februari 1904 opgetreden kon worden voor Emma. Die kon later die middag nog genieten van een optreden van Mengelberg achter de vleugel, op de viool begeleid door zijn vriend Charles Boissevain. Van ongenoegen binnen het orkest was die dag geen spoor te bekennen, maar het conflict sleepte zich nog maanden voort en in de pers werd er ook uitvoerig over gerapporteerd. Zowel binnen als buiten het Concertgebouw deed bovendien het publiek van zich horen; met applaus, boegeroep, bloemenhulde, petities, adressen en ingezonden brieven in kranten poogde het invloed uit te oefenen op de afloop van de affaire. Vooral toen bleek dat degenen werden weggewerkt die zich het meest hadden ingezet voor de ideeën betreffende meerzeggenschap
en democratischer verhoudingen binnen Het Gebouw, zwol de kritiek van pers en publiek op het bestuur en op de rol van Mengelberg aan. Met name het in mei aangekondigde ontslag van tweede dirigent André Spoor kwam hard aan. Het ontging een deel van de dagbladpers ook niet dat het wel heel toevallig was dat op voorspraak van Mengelberg vooral joodse musici ontslag werd aangezegd. En dat waren bijna allemaal prominente orkestleden, die bij concerten de eerste partijen speelden en in de persverslagen steevast werden bejubeld. Binnenskamers viel hij bovendien wel eens te betrappen op antisemitische stereotyperingen. Op 7 juni 1904 maakten ten slotte de overgebleven orkestleden de gang naar Canossa om — individueel — een nieuw arbeidscontract te ondertekenen. Een collectief contract, waarvoor 'Hutsch' en Semper Crescendo zich sterk hadden gemaakt, was voor het bestuur onbespreekbaar. Pas ruim een halve eeuw later zou dat gerealiseerd worden, lang nadat de vereniging Semper in 1906 was opgeheven omdat het bestuur van de N.V. elk contact afhield. Negen jaar lang zou er in het Concertgebouw geen vereniging van orkestmusici bestaan. De autoritaire bevelstructuur had voorlopig gewonnen. Door de fameuze Grote Zaal klonken nu naast melodieuze geluidsgolven ook marinecommando's. Grimlachend keek het satirische weekblad De Ware Jacob op het conflict terug. Mengelberg werd daarin de tekst in de mond gelegd: "In 't Concertgebouwconflict/ Heb ik Hutsch eruit gewrikt / (Hij heeft nog geen woord gekikt) 1Hutsch is er erg van geschrikt; / Dat heeft Kruger me verklikt.-/ Steun heb ik in dit conflict / Van 't bestuur, dat trouw mij likt / En goedkeurend tot me knikt."
Marius van Melle (historicus en freelance journalist) Overgenomen uit Ons Amsterdam, september 2004
Naschrift bij 'Ruzie in de orkestbak' door M. van Melle
HET PUNTJE OP DE '1' De schrijver van bovengenoemd artikel vraagt zich af: 'Wat was er honderd jaar geleden in de muziektempel in de Van Baerlestraat aan de hand?" Volgens mijn gegevens was dit het einde of misschien wel de oplossing van het Concertgebouwconflict dat al jaren voortwoekerde. De 24-jarige Willem Mengelberg werd in 1895 als opvolger van een autoritaire Willem Kes aangesteld, die als een generaal het bewind over het orkest voerde en veel gebruik maakte van het boetesysteem om zijn gezag te handhaven. De jonge Mengelberg, die in lichaamslengte een stuk kleiner was dan zijn voorganger, wilde zich als frère et compagnon t.o.v. orkestleden opstellen en zo weinig mogelijk gebruik maken van dit boetesysteem. Zijn pedanterie wekte echter, vooral bij de oudere orkestleden, veel irritatie op. Zij gingen hem op allerlei manieren uitproberen en daar was hij niet tegen opgewassen. Door een orkesdid, die zich De Droomer noemde, werd hij regelmatig op de hoogte gesteld van wat de orkestleden achter zijn rug over hem zeiden. De anonieme briefschrijver noemde Hutschenruyter een intrigant die gesteund werd door een jodenkliek bestaande uit: Mossel, Hofmeester, Seemer en Togni en consorten. In een vergaderverslag van de orkestleden zegt de briefschrijver: Kom lIgnheer, neem een kloek besluit, laat de rust; zooals vroeger bij Kes, weer terugkomen. Toen hadden we maar één baas en die werd aardig naar de ogen gezien. De administrateur bemoeide zich niet met het orkest, maar deze opruier(Hutschenruyter) bemoeit zich met alles. Ik hoop dat U niet stil zal blijven zitten, anders gaat U zeker Uw ondergang tegemoet. In het Concertgebouwarchief van 1903 zijn bestuursaantekeningen en notities te vinden waarin 28 Mengelberg zijn tekortkomingen, die in hoofdzaak aan zijn jeugdige leeftijd en gebrek aan ervaring te wijten waren, toegeeft. Ondanks deze boetedoening bleven irritaties over en weer bestaan en verslechterde zijn relatie met Hutschenruyter. Mengelberg raakte overspannen en eiste het ontslag van dertien orkestleden. Inmiddels waren Hutschenruyter en de vier dissidente orkestleden door het bestuur reeds ontslagen. Mengelbergs vriend Boissevain schrijft hem in april 1904 een brief met de zeer indringende vraag: Is het je mogelijk om de details te vertvaarloozen en je op een verheven standpunt te plaatsen, waardoor je een daad zou kunnen verrichten die iedereen, zelfs je vijanden zouden kunnen noemen: een daad van een waarlijk hoogstaand en groot man? Ondanks dit vriendschappelijke verzoek gingen de ontslagen gewoon door.
Johan Krediet
KERSTVIERINGEN IN HET CONCERTGEBOUW TIJDENS DE PERIODE WILLEM MENGELBERG In haar boek 'Over Willem Mengelberg' schrijft mevrouw E. Bysterus Heemskerk dat in Mengelbergs kinderjaren aan de Maliebaan in Utrecht iedere gelegenheid te baat werd genomen om een familiefeest te organiseren. Zoals in elk Christelijk gezin behoorden de kerstdagen tot de Hoogtij feesten. Vooral in een Duits gezin van roomse gezindte was dit een frohes Fest met een Weihnachtskrippe, -Baum en -Stolk. In het gezin Mengelberg was veel beeldend en muzikaal talent aanwezig om dit feest uitbundig te vieren. De jonge Willem nam, volgens de schrijfster, de leiding bij deze vieringen en zijn verlangens werden door de anderen gevolgd. Hij componeerde kerstliedjes en leidde het koor van de werklieden die bij zijn vader in dienst waren. Uit die achtergrond is het te verldaren dat Mengelberg de kerst ook met zijn publiek wilde vieren. Hij begon daarmee, volgens de 'Kroniek van het Concertgebouw', op 26 december 1898. Opmerkelijk is het dat hij in het volgende jaar met de uitvoering van de Matthaus Passion van Bach begon om de kruisdood van Christus te gedenken en te beleven.
onderbroken door pa ' nosoli met werken van Chopin, Beethoven of Mendelssohn. In latere jaren werd op de 26e december gewoon gesproken van abonnementsconcerten, maar het programma had toch het karakter van een matinee. Geen zware symfonieën, maar licht verteerbare muziek. Een bijzonder concert was op 26 december 1918 doordat Mengelberg, zelf aan de vleugel, Aalije Noordewier-Reddingius begeleidde bij de Weihnachtslieder'van Cornelius. Het concert op 26 december 1926 droeg een heel ander karakter doordat Mengelberg na de pauze de vierde symfonie van Mahler uitvoerde. Het concert op 26 december 1944 stond onder leiding van Eduard van Beinurn. Door gebrek aan verwarming en verlichting werd dit concert onder moeilijke omstandigheden uitgevoerd. Tot zover Ab van Kapel.
In december 1993 schreef Ab van Kapel over de kerstmatinees: Voor mij liggen de programma's van de Kerstmatinees op de Tweede Kerstdag in de jaren 1901-1905. De naam Kerstrnatinee werd niet gebruikt, men sprak van een 'Buitengewoon Namiddag Concert'. De programma's omvatten veel korte werken. Zo werden er op tweede kerstdag 1901 zeven werken uitgevoerd, evenals in 1902, 1903, 1904 en 1905. Mengelberg hield strak aan het getal 7 vast. In die programma's werden vaak pianoconcerten van Beethoven en het vioolconcert van Bruch opgenomen. Daaromheen drapeerde Mengelberg ouvertures van Mozart, Handel of Gluck en andere korte werken zoals de Pastorale uit het Weihnachtsoratoriurn' van Bach en van Wagner de Ouverture 'Die Meistersinger von Nurnberg; voorspelen uit 'Lohengrin' en de Kaiserrnarsch'. Een en ander werd afgewisseld met liederen door een zanger(es) met pianobegeleiding of de medewerking van het orkest werd
Volgens de Kroniek van het Concertgebouw heeft het acht jaar geduurd voordat Eduard van Beinum op tweede kerstdag van 1952 weer een kerstconcert dirigeerde. Op de tweede kerstdag 1953 mocht Henri Arends het doen en in 1955 en 1957 nog eens. Drie jaar later was het Peter Eros, als assistentdirigent, zes jaar later Karl Richter als gastdirigent en daarna verstomde de publieke kerstviering in het gebouw. De inspirator van het kerstvieren in het Concertgebouw was dood, de toenmalige dirigenten en orkestleden hadden weinig ambitie en de wintersport in het buitenland werd populair. Het heeft tot 1975 geduurd voor dat Bernhard Haitink startte met de uitzending van de 'Eurovisie-Kerstmatinee' op de Eerste Kerstdag, inmiddels een traditie geworden onder de naam `Kerstniatinee'.
Johan Krediet
WILHELM FuRTWÁNGLER HALVE EEUW GELEDEN OVERLEDEN Wilhelm Furtwangler overleed, 50 jaar geleden, op 30 november 1954. Reden om uitgebreid stil te staan bij deze tijdgenoot van Willem Mengelberg. In de afgelopen maanden zijn er een aantal belangwekkende cd's op de markt verschenen die deze diligent opnieuw en soms met onbekende opnamen onder de aandacht brengen. Maar niet alleen auditieve registraties zijn in omloop. Een maand geleden is er een cd-rom verschenen waarop een aantal interessante schriftelijke bronnen zijn te vinden. Tezamen met vier cd's is alles door Tahra uitgegeven onder de titel "In Memoriam Furtwangler".
Schets van een loopbaan Hij wordt geboren op 25 januari 1886 in Berlijn als Heinrich Gustav Ernst Martin Wilhelm, zoon van de archeoloog Adolf Furtwangler en schilderes Adelheid Wendt. Zijn jeugd brengt hij door in Winchen, waar hij 30 de schoolopleiding geniet bij privé-leraren. Als zijn vader aan het werk is in bijvoorbeeld Egypte of Griekenland gaan de docenten, beiden leerlingen van Wilhelms vader, gewoon mee en kan het onderwijs daar gewoon voortgaan. Wilhelm krijgt een ldassieke opleiding en houdt er een levenslange liefde voor literatuur en filosofie aan over. Ook voor beeldende kunsten heeft hij interesse. Reeds vroeg geeft hij blijk van muzikaal talent. Muziektheorie studeert Wilhelm bij onder anderen Joseph Rheinb erger. Dit gebeurt eveneens in het kader van privé-onderwijs. Furtwangler heeft nooit een Musikhochschule bezocht of een officieel examen afgelegd. 9-jarige componist Als 9-jarige componeert Wilhelm reeds zijn opus 22, een pianostuk. In 1902 volgt er een zetting van het Te Deum. In die tijd krijgt Wilhem ook muziekonderwijs van de componist en dirigent Max von Schillings. Wilhelm komt aan het werk als koorrepetitor bij de beroemde dirigent Felix Mottl. Zijn debuut als dirigent vindt plaats in Winchen
op 19 februari 1906 met het Kaim Orchester München. Op het programma staan de ouverture Die Weihe des Hauses op. 124 van Beethoven, Furtwanglers eigen Symphonische Tondichtung in h-molt en de Symfonie nr. 9 in d-moll van Anton Bruckner. Later zei F-urtwangler hierover dat hij het "recht and schlecht"had gedirigeerd. Vanaf oktober 1906 dirigeert Furtwangler in Zürich. Vervolgens in Straatsburg (tot 1911), Liibeck (1911-1915), Mannheim (1915-1920). Wat opvalt is dat Furtwangler veel Italiaans operarepertoire (o.a Bellini, Donizetti) dirigeert dat later nooit meet op zijn lessenaar staat. In de concerten neemt de muziek van Ludwig van Beethoven al een opvallende plaats in. In Wenen dirigeert Furtwangler ook het Wiener Tonkanstler Orchester in o.a de Derde Symfonie van Gustav Mahler (10 april 1920). Diens Tweede Symfonie gaat op 19 november 1920. Furtwangler dirigeert dan het orkest van de Staatsopera in Berlijn. Op 14 december 1917 had hij voor het eerst in zijn leven al het Berlijns Philharmonisch Orkest geleid. In 1922 overlijdt de wereldberoemde Arthur Nickisch. Furtwangler neemt diens functies over als dirigent van het Gewandhausorchester Leipzig en van de Beniner Philharmoniker. Aan laatstgenoemd ensemble blijft Furtwangler zijn leven lang
verbonden. De andere pool van zijn muziekwereld is natuurlijk Wenen, waar hij een aantal jaren chefilitigent van de Wiener Philharmoniker is. In 1931 dirigeert de concertdirigent Furtwangler in Bayreuth. Tot dan toe dirigeerden daar alleen Duitse dirigenten die vrijwel uitsluitend aan een operahuis waren verbonden. Furtwanglers directie van Wagners Tristan und Isolde is de eerste wereldwijde radio-uitzending vanuit het Bayreuther Festspielhaus. Enkele fragmenten zouden bewaard zijn gebleven in de archieven, maar zijn helaas niet op cd uitgebracht. Dat is wel het geval met de Lohengrin die hij daar in 1936 dirigeert. Drie jaar eerder komen de nationaal socialisten aan de macht. Er breken twaalf noodlottige jaren aan. Wie Duitsland kan en wil verlaten vertrekt. Furtwangler blijft. Hij zet zich in voor velen, wat hem in het geval van componist Paul Hindemith (1934) een terugtreden uit al zijn functies oplevert. In 1935 is Furtwangler weer terug in het rnuzieldeven van Duitsland. Tot op 23 januari
1945 dirigeert hij in Berlijn. Op 28 januari van dat jaar leidt hij nog de Wiener Philhainioniker in een concert. Dan vlucht Furtwangler naar Zwitserland. Op 23 februari dirigeert hij in Wintertur Bruckners Achtste Symfonie. Daarna is het stil. In maart 1946 vindt in Wenen een denazificatieproces tegen hem plaats. Pas in december van dat jaar is een dergelijke rechtsgang ook in Berlijn voor hem achter de rug. In april 1947 dirigeert Furtwangler een aantal concerten in Italië. Op 25 mei 1947 staat hij opnieuw voor de Berliner Philharmoniker. In Luzern treedt hij met violist Yehudi Menuhin op en worden er weer plaatopnamen gemaakt. Furtwangler dirigeert tot aan zijn dood in vele steden van Europa en zelfs tot in Caracas wordt hij gevraagd. In de laatste jaren krijgt Furtwangler problemen met zijn gehoor. Op 19 september 1954 dirigeert hij voor het laatst een concert. Het programma is symbolisch te noemen: Beethovens Eerste Symfonie voor de pauze en ter afsluiting dirigeert hij zijn
eigen Symfonie nr. 2 in e-Idein. Dit werk heeft hij zelfs op de plaat opgenomen. Wilhelm Furtwangler ziet zichzelf in eerste plaats als componist, als schepper van muziek. Dirigeren brengt geld in de lade. Toch schrijft hij in 1927 onder de noemer 'dirigentenElendr: "Es sollte eine Kunst sein und ist eine Schaustellung, eine Komodie." Wie de filmbeelden kent van een dirigerende Furtwangler, is misschien geneigd hem gelijk te geven. Op 30 november 1954 overlijdt Furtwangler na een kort ziekbed in Baden Baden. In Heidelberg ligt hij naast zijn moeder begraven. De tombe draagt een bijbeltekst. "Zo blijven dan: Geloof, Hoop en Liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de Liefde" (1 Korintiërs 13: 13). Furtwingler en het Concertgebouworkest. Op 12 april 1923 staat Furtwangler voor het eerst op de bok bij het Concertgebouworkest. Hij dirigeert dan De ouverture Der Freischutz van Carl Maria von Weber, Robert Schumanns Vierde Symfonie en tot slot de 32 Vijfde Symfonie van Tsjaikofski. In juli 1950 komt Furtwangler bij het orkest terug. De 13e juli geeft hij in het Concertgebouw uitvoeringen van Beethovens ouverture Leonore-3 en de Eerste Symfonie. Na de pauze klinkt er de Eerste Symfonie van Johannes Brahrns. Gelukkig is dat destijds door de radio uitgezonden concert bewaard gebleven en heeft het inmiddels o.a. een plaats gevonden in het eerste deel van de Anthology of the Royal Concertgebouw Orchestra. Deze is uitgebracht op Q-Disc 97017. Het gehele programma gaat op 14 juli 1950 nog een keer in het Scheveningse Kurhaus. Toen Furtwangler zijn dirigeerdebuut beleefde, stond de bijna 15 jaar oudere Mengelberg reeds ruim tien jaar voor het Concertgebouworkest. Mengelberg heeft na 1944 nooit meer gedirigeerd. Zijn loopbaan was reeds voorbij toen Furtwangler een herstart maakte.
Furtwangler en de geluidsopname
In 1926 maakte Furtwangler in Berlijn zijn eerste plaatopnames. Het schijnt dat hij pas tijdens de opname van Wagners Tristan und Isolde in juni 1952 vond dat er nu pas echt platen konden worden opgenomen. De 78tplaat heeft niet dezelfde stimulerende uitwerking op Furtwangler gehad als op Mengelberg. Die maakte reeds in 1922 in New York platen. De opnametechniek bij de radio is Furtwangler veel gunstiger gezind geweest dan Mengelberg. Bij ons werden lange tijd concerten vastgelegd op lakplaten. De radio in Duitsland had veel eerder een goede techniek om muziek op band vast te leggen. Uit de donkere oorlogsjaren tussen 1942 en 1944 zijn gelukkig vele boeiende uitvoeringen door Furtwangler in opnamen bewaard gebleven. Er zijn getuigenissen waaruit blijkt dat Furtwanglers concerten een bron van troost waren voor de mensen die erbij konden zijn. Met dergelijke bezielde uitvoeringen is dat zeer wel voor te stellen. Furtwanglers opnamen op DG en EMI DG heeft op 9 cd's, verdeeld over 2 doosjes een aardige selectie van deze opnamen uitgebracht. Ze zijn nog steeds in ons land te koop. DG voert al weer enkele jaren bijzondere opnamen in de serie Originals. Daarin zijn de naoorlogse studioregistraties van Schuberts grote C-dur symfonie en de 88e symfonie van
Haydn uitgebracht. In een andere serie, Original Masters geheten, worden opnamen van artiesten uit de beginjaren van de langspeelplaat in verzamelboxen bijeengebracht. Aan Wilhelm Furtwangler zijn nu al twee boxen gewijd. Op 11 goedgevulde schijfjes staan live-opnamen en radio-opnamen zonder publiek. Behalve de opnamedatum wordt ook het plaatnummer van de eerste uitgave vermeld. Het mooiste is de fraaie klank van de opnamen. Er is indien mogelijk gebruikgemaakt van de oorspronkelijke banden. Boeiende teksten en interessante foto's maken de uitgaven tot een collectorsitem. Het tweede doosje, Wilhelm Furtwingler an aniversary tribute, met 6 cd's, is uitgegeven ter gelegenheid van zijn 50e sterfdag. De zesde cd kat Furtwangler letterlijk spreken over muziek. Verder is er te genieten van Beethovens 8. Symfonie uit 1953 en de ouverture Leonore-2 uit Berlijn 1949. Deze is nog niet eerder door Universal op cd heruitgebracht. Datzelfde geldt Beethovens Grosse Fuge van 10 februari 1951. Eindelijk hebben we van datzelfde concert de Eerste Symfonie van Brahms. Het blijft een overrompelende uitvoering. Ook bevindt zich in die doos de enige Furtwangler- opname van Bruckners 9e symfonie, welke in het bijna kapotgeschoten Berlijn op 7 oktober 1944 een erg spannende en zeer persoonlijke verklanking kreeg. Deze uitvoering staat bol van de tempowisselingen, die niet in de partituur staan. Probeer maar eens vanaf ongeveer 12 minuten in deel 1 (in de partituur bij letter M). Wat een groot verschil met de heldere en nuchtere aanpak van Bruno Walter en zijn Columbia Symphony Orchestra (1958, in prachtige stereoklank, op Sony 618812 2). Op deze schijf is deze 9e gekoppeld aan Bruckners Te Deum, door Bruno Walter in 1953 opgenomen. Walter komt in Bruckners 9e dicht in de buurt van Eduard van Beinum. De beide doosjes uit de Original Masters zijn warm aanbevolen en vormen een prachtige kennismaking met het fenomeen Furtwangler. Het zou heel mooi zijn indien Universal Classics — waarvan DG onderdeel is — dit ook gaat doen met de door Philips uitgebrachte opnamen van Mengelberg. Een maatschappij als EMI heeft sommige
opnamen onder Furtwanglers leiding vanaf de eerste plaatuitgave in de catalogus. Beroemd voorbeeld is de van 1952 daterende opname van Wagners Tristan und Isolde met Kitsten Flagstad en Ludwig Sutthaus. Ook nu deze opname op een label als Naxos Historical is uitgebracht, is deze nog steeds op EMI leverbaar. Zelfs voor een Naxos-prijs! Dan heeft deze firma ook opnieuw de 9 symfonieën van Beethoven uitgebracht. Voor een deel ontstonden de opnamen in Wenen onder studio-omstandigheden. Andere symfonieën werden live opgenomen. Zo is er de beroemde opname van de Negende Symfonie, gemaakt tijdens de heropening van de Bayreuther Festspiele in 1951. Onbekende opnamen op EMI: een grote misser! In de serie Great Conductors of the 20th century besteedt EMI 2 volle cd's aan één dirigent. Na jaren wachten is er dan ook een set verschenen met opnamen van Furtwangler. Zeldzame, nog niet eerder verschenen opnamen van de symfonieën 3, 5 en 9 van Ludwig van Beethoven. Zeldzaam? Nou dat geldt in deze uitgave hooguit voor de 3. symfonie. Met de hier uitgegeven live-opname van de 9e , gespeeld op 1 mei 1937 in Londen, is iets ergs aan de hand. Zij is incompleet! Dat wordt ook ruiterlijk in het begeleidende boekje toegegeven. Hier volgt in vertaling wat EMI de Furtwangler-bewonderaar laat weten. "Om deze drie symfonieën op twee cd's te kunnen zetten, zijn er twee herhalingen in het scherzo van de 9e symfonie geschrapt". Dit scherzo duurt ongeveer 2 minuten korter dan op de cd van Music & Arts CD —818. Die cd is voorzien van veel galm in de klank. De EMI-uitgave klinkt toch prettiger. Maar zoals er door EMI met deze vroegste opname van Beethovens 9. onder Furtwangler is omgegaan, is absoluut jammer. Zij had met een speelduur van ruim 74 minuten met groot gemak op één schijfje gepast. De aanvulling met de opname van Beethovens Vijfde Symfonie is overbodig. EMI beweert dat deze opname gemaakt is in de Berlijnse Staatsopera en wel op 7 februari 1944. Op die dag voerden de Berliner Philharmoniker en
34
Furtwangler inderdaad die symfonie uit, maar deze opname moet van juni 1943 dateren! Samen met Roderick Krussemann heb ik namelijk de opname op deze dubbel-cd van EMI vergeleken met een live-opname van dit werk met dezelfde uitvoerenden uit juni 1943. Het blijkt om dezelfde opname te gaan! Het bewijs is een zaalgeluid aan het begin EMI-cd 2 track 6 bij 0'03") van het derde deel van de Vijfde Symfonie. Dit is ook te horen op DG 471289-2 track 3 in de doos Wilhelm Furtwangler Aufnahmen 1942-1944 vol 1. Tevens is deze opname te vinden op Music & Arts CD-4049 disc 2 track 3. Conclusie: EMI had deze opname van Beethovens Vijfde Symfonie niet hoeven uit te brengen. Deze set cd's bevat echter toch nog één niet eerder uitgebrachte opname van de Erolca, namelijk van de uitvoering die Furtwangler met de Wiener Philharmoniker op 4 september 1953 gaf in de Kongref3saal van het Deutsches Museum in München (en niet in Herkulessaal, zoals EMI vermeldt). Het is een energieke, spannende uitvoering, die ook nog eens fraai klinkt met heerlijk donkere bassen. Het opbouwen van de orkestldank vanuit de basklank is een kenmerk van Furtwanglers musiceren. Furtwanglers opvatting klinkt intens dramatisch in vergelijking met de broodnuchtere uitvoering onder Furtwanglers aartsrivaal Arturo Toscanini in een liveopname van 1 september 1945 met zijn NBCSymphony Orchestra. (Music & Arts CD-753), maar Furtwangler veroorlooft zich minder opvallende retouches dan Mengelberg deed. Vergelijk bijvoorbeeld in het eerste deel vanaf maat 35-36. Op die plaats laat Mengelberg de pauk een aanzwellende roffel spelen, terwijl Furtwangler zich aan de partituur houdt. Dit is te horen in de opnames van november 1940 (78t-opname door Telefunken, uitgebracht op cd door: Philips en Andante), verder ook in de uitvoeringen uit 1942 (Tahra) en van 6 mei 1943 (Seven Seas)
In Memoriam Furtwangler door Tahra
De andere werken van Beethoven die Furtwangler op 4 september 1953 dirigeerde bij de Wiener Philharmoniker in München staan op een nieuwe en hoogst interessante box van het Franse label Tahra, vier cd's en een cd-rom. De eerste opname in deze set is de uitvoering van Beethovens Vierde Symfonie in Bes. Zij krijgt een dramatisch geladen uitvoering, waarin toch ook de meer lichte toets niet wordt vergeten. De finale bruist van alle kanten en komt naar mijn mening in de buurt van de uitvoeringen onder Mengelbergs leiding. De uitvoering van de Ouverture Egmont is prachtig en bijzonder indrukwekkend. Deze uitvoering vergelijken met die van Mengelberg voor hetzelfde orkest levert in beide gevallen boeiende uitvoeringen op. Wel bekruipt mij het gevoel dat de vergelijking van Furtwangler met Mengelberg soms iets weg heeft van de vergelijking van appels met peren. Verder is er een opname van Beethovens Vijfde Symfonie zoals die op 1 oktober 1950 in Kopenhagen werd gegeven door de Wiener Philharmoniker Ook bij die gelegenheid zorgde Furtwangler voor een krachtige, dramatische uitvoering, die meervoudige beluistering zeker waard is. Deze uitgave bevat tevens de aan- en afkondiging door een Deense omroeper. Voor mij totaal nieuw is het voorspel tot Wagners opera Lohengrin, die hier wordt gespeeld door het orkest van de Bayreuther Festspiele van 1936. Op 19 juni vond een voorstelling plaats waarvan via de radio ook in de huiskamer kon worden genoten. Van deze uitzending is ook een aantal fragmenten uit het derde bedrijf bewaard gebleven. In deze set ldinkt hieruit slechts de Gralserzahlung. Als Lohengrin zingt niemand minder dan Franz Volker, de onbetwiste Lohengrin van die dagen. Heel leuk dat deze fragmenten, schitterend geconserveerd, op cd zijn uitgebracht. Jammer genoeg zijn niet ook de andere fragmenten uit deze voorstelling in deze box opgenomen. Wel krijgen we de slotscène uit `Gotterdammerung' te horen, Dit fragment is afkomstig van een opname van het complete derde bedrijf. Furtwangler dirigeerde toen, op 31 mei 1952, het orkest van Radio
Italiana (RAI) in Rome. Die complete akte staat ook op cd en is leverbaar op Music & Arts CD- 866 (2 cd's uit 1994, samen met een Eerste akte uit Die Walkure van 19 januari 1952). De klank van de slotscène uit GotterclimmerwIgis op beide uitgaven hetzelfde. Een meer dan redelijke geluidskwaliteit voor een radio-opname uit 1952. Dit Wagner-concert uit 1952 leidde overigens in oktober en november 1953 tot een radioopname van de volledige Ring des Nibelungen, welke nog altijd in de handel is op EMI CZS 7671232 (13 cd's). De uitvoeringen van Beethovens tweede Leonore-ouverture uit Berlijn 1949 (DG) en uit Hamburg (op Tahra) laten fraaie voorbeelden van Furtwànglers gevoel voor spannende en emotioneel geladen muziek horen. De Berliner Philharmoniker (DG) laten een meer perfect orkestspel horen. De opname uit Hamburg lijkt warmer te klinken en biedt een uitvoering die ik niet meer zou willen missen. De visie van Furtwkigler op Bruckners Vierde Symfonie is in twee live-opnamen bewaard
gebleven. Tahra biedt een uitvoering tijdens een concert in het Deutsches Museum in München op 29 oktober 1951. Dat volledige concert is in 2002 verschenen op Orfeo d'Or C559022 I. De ldank is op Tahra eigenlijk minder dan op Orfeo. Tijdens dat concert ging ook de Eerste Symfonie van Schumann. Deze klinkt op Deutsche Grammophon ( Wilhelm Furtwingler an aniversary tribute) veel warmer dan op Orfeo het geval is. De vierde cd is een collage van gesproken woord over Furtwangler, afgewisseld met uitspraken die de maestro zelf, in het Duits, Frans, Engels of zelfs het Italiaans, via de microfoon deed. Dit alles wordt afgewisseld met fragmenten uit muziekopnamen onder Furtwa.iglers leiding. Zo is hier het originele overlijdensbericht opgenomen, zoals dat op 30 november 1954 klonk via Radio France. Andere sprekers zijn Herbert von Karajan ( in het Frans), Rafael Kubelik, Paul Kletzki, Eugen Jochum, Yehudi Menuhin, Elisabeth Schwarzkopf (in het Engels), en een wel erg donker klinkende Sergiu Celibidache in het Duits. Ik vraag mij af of die band wel op de
juiste snelheid is afgespeeld. Mocht dat niet zo zijn, dan doet dat niets af aan de waarde van deze collage. Er moeten nog wel kritische opmerkingen gemaakt worden over de cd-rom. In het bijzonder de 'cd-grafie' is verre van volledig. Er is vanaf gezien om alle cd-uitgaven te vermelden. Wat heb je er dan aan, als verzamelaar? Bijvoorbeeld: van Music & Arts worden maar zeer weinig cd's genoemd. Andere labels ontbreken helemaal. Dit is jammer. De artikelen op dit schijfje zijn bijzonder interessant. Alles is te lezen in zowel de Franse
als de Engelse taal. Het begeleidend boekwerk staat boordevol prachtige foto's van Wilhelm Furtwàngler. Storend is echter het ontbreken van vele details aangaande de opnamen. Van de cd met gesproken woord staan de in het Frans gesproken fragmenten alleen afgedrukt in de Engelse taal en omgekeerd. De bijdragen in het Duits en Italiaans kunnen in beide talen worden meegelezen. Toch is dit een leuke bijdrage aan Furtwanglers 50e sterfjaar. Johan Maarsingh
BESPROKEN CD'S D eutsche Grammophon Wilhelm Furtwangler Aufnahrnen 1942-1944 vol.1 471289-2 (5 cd's) Beethoven symfonieën 4, 5, 7, vioolconcert (Erich Rohn), ouverture Coriolan); Mozart: symf. no.39 (1944), Handel Concerto grosso op 6 nr. 10, Weber ouverture Der Freischaz, Schubert symfonie no. 8 (9 in C-dur) Wilhelm Furtwangler Aufnahrnen 1942-1944 vol.2 471294-2 (6 cd's) 36 Schumann: pianoconcert & celloconcert; Brahms: pianoconcert no. 2; Bruckner: symfonie no.5; R. Strauss Sinfonia domestica, Don Juan, Til Eulenspiegel; Sibelius En saga, Ravel: Daphnis et Cloé- Suite no.2 Wilhelna Furtwangler Live Recordings 1944-1953 DG Original Masters 474030-2 (6 cds) Beethoven: Leonore III & symfonie no. 7; Schubert: symfonie in b "Unvollendete"; Schumann: ouverture Manfred; Brahms Haydn-Variaties & symfonie no. 2; Bruckner: symfonie no.8 in c; R. Strauss: Don Juan (1947); Tsjaikofski: symfonie no. 6 Pathétique (1951); Hindemith: Symphonische metamorphosen; Franck: symfonie in d (1945 Wenen); Ravel: Rapsodie espagnole; Wagner div. ouvertures Wilhelm Furtwingler an a nniversary Tribute DG Original Masters 477006-2 (6 cds) Bach orkestsuite no.3; Gluck: ouverture `Alceste'; Schubert: ouverture `Rosamunde'; Mozart symfonie no. 39 (1942-43); Beethoven ouverture Egmont, symfonie no. 8 & Grosse Fuge; Weber: ouverture Euryanthe; Schumann: symfonie no. 1 op.38; Brahms: symfonie 1 & 3; Bruckner: symfonie no. 9 in d; R.Strauss: Metamorphosen; "Interviews with Wilhelm Furtwangler. EMI Wilhelm Furtwangler: Beethoven Symphonies 3 (1953), 9 (1937) & 5 (1943 en dus niet 1944, JM) EMI Great Conductors of the 20th centaty 562875 2 (2 cds) Tahra Furtwangler In Memoriam Tahra FURT 1090-1093 (4 cds + cd-rom) Andere cds ter vergelijking: Bruckner: Symfonie no 9 Bruno Walter Sony 518812 2 (2004, met Te Deurn) Willem Mengelberg: Tahra, Seven Seas, Q disc en Philips Toscanini: Music & Arts
JO VINCENT VIJFTIEN JAAR NA HAAR DOOD 'Ja, zingen is dat leven doet, een lang en geluláig leven!' Deze spreuk van de Vlaamse priester-dichter Guido Gezelle (1830-1899) die 105 jaar geleden stierf, past zeer goed bij Jo Vincents levensvisie. Bij Gezelle's honderdste geboortejaar in 1930 zong Jo Vincent een recital met uitsluitend liederen op teksten: 'van deze gave, door mij zeer geliefde dichter, op muziek van Catharina van Rennes (1858-1940), de Vlaamse Lodewijk Morteltnans (1868-1952) en Rudi (Rudolf) Mengelberg (1892-1959), neef van Willem Mengelberg (1871-1951)'. Schrijver dezes wil in de komende tijd uitgebreid aandacht besteden aan één der legendarische Nederlandse sopranen uit de 20ste eeuw. Als uitvoerend musicus heeft hij haar mogen leren kennen. Jo werd voor de auteur van dit artikel een voorbeeld van de schone zangkunst. Al eerder schreef hij over haar in dit blad, maar toen als secretaris van de Willem Mengelberg Vereniging. 1)
later (1 maart 1900) werd deze veelzijdige musicus door de jonge koningin aangesteld tot beiaardier van het paleis op de Dam. Tien jaar later speelde hij opnieuw, maar toen als stadsbeiaardier van Amsterdam, enkele populaire vaderlandse liederen waaronder het bekende `Wiens Neerlands bloed door de aad'ren vloeit' en het Wilhelmus; dit ter ere van het pas geboren Oranje-prinsesje, Juliana (1909-2004). Een kleine halve eeuw later, bij Juliana's inhuldiging in 1948, was het wederom Jacob Vincent die het klokkenspel feestelijk liet klinken over de met oranje versierde hoofdstad. Op 28 april 1952 bespeelde deze 83-jarige Amsterdammer na ruim 52 jaar diensttijd voor het laatst zijn Koninklijke beiaard in het Paleis.
Jo Gohanna-Maria) Vincent zag op 6 maart 1898 in de Kerkstraat te Amsterdam het levenslicht. In dat zelfde jaar werd de 18- jarige koningin Wilhelmina (1880-1962) ingehuldigd. Vader Jacob Vincent (18681953), beiaardier, bespeelde tijdens de inhuldigingsceremonie het carillon. Twee jaar
De tweej's -Juliana & Jo Aan het einde van dit jaar staan we even stil bij het heengaan van onze bijna 95-jarige koningin Juliana. Op die vroege stormachtige zaterdagmorgen 20 maart 2004 overleed zij in haar slaap. Van 1948 tot 1980 regeerde ze als 'Moeder van ons volk'. Menigmaal had ook zij onder het gehoor van Jo Vincent gezeten en van haar zangstem genoten. De zangeres beschreef dat in haar autobiografie 'Zingend door het leven'. Vincents eerste optreden voor de koninklijke familie vond plaats in 1925 in Paleis Noordeinde. Op die dag was het mis met haar stem. Dat kwam door een lichte vorm van verkoudheid! Na een spoedbezoekje aan een Haagse keelarts was ze gelukkig in staat haar hoogstaand gehoor te boeien met een sublieme liedvertolking: Natuurlijk was ik wel wat beduusd; maar de lieve en zeer muzikale koningin-moeder Emma, koningin Wilhelmina, prins Hendrik en de jonge zestienjarige prinses Juliana
Jo met haar echtgenoot Cor Bos, 1954
waren heel aardig voor mij'. Hendrik stelde haar gerust: V hebt mooi gezongen van de nachtegaal, u bent zelf een nachtegaal'. De koninklijke familie had dus niets van haar zenuwen en heesheid gemerkt. 2) Een bijzonder optreden was het feestconcert in het oude Tivoli van Utrecht op 6 januari 1937 ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernard (1911-2004) de volgende dag. Jo zong de toepasselijke aria van Semele 'Where 'er you walk'van de componist G. Fr. Handel (1685-1759). Bij het 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1938 was Jo wederom present. Dit concert vond plaats in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De zangeres vertolkte een van haar lievelingsaria's lauchzet Gott in allen Landen'. uit Cantate nr. 51 van Bach. Het Amsterdams Concertgebouworkest onder leiding van Mengelberg verzorgde hierbij de muzikale omlijsting. ' Afscheid van een 'koninklijke' zangeres Jo's laatste optreden voor de koninklijke familie vond plaats september 1953 in haar geboortestad Amsterdam. Nu nam zij zelf als 38 'koningin van het klassieke lied' afscheid van het Nederlandse concertpodium. Koningin Juliana, die in deze maand haar eerste regeringslustrum vierde, was met haar echtgenoot en kinderen aanwezig. En juist haar aanwezigheid op dit eerste afscheidsconcert tijdens een vier maanden durende tournee was de kroon op Vincents internationale zangcarrière. De Burgerzaal van Paleis op de Dam was door honderden gasten uit alle lagen van de Amsterdamse burgerij bezet. 'Een heerlijke akoustiek en een mooi verlichte zaal door de tientallen brandende kristallen kaarsenktonen'aldus Jo. 'Toen mijn vader =j als kleuter nog wel eens meenam naar de koepel van dit paleis, deed hij dat als hij 's maandags het carillon bespeelde. Hij heeft nooit vermoed dat zijn dochter in datzelfde paleis nog eens haar afscheidsoptreden voor zo'n uitgelezen gezelschap zou starten'. 3) Uit Juliana's handen ontving de zangeres de Gouden medaille voor Kunsten en Wetenschappen in de Huisorde van Oranje -Nassau. De liefde voor het zingen waren zowel Jo als op vroege leeftijd
bijgebracht door de Utrechtse pedagoge Catharina van Rennes (1858-1940). De meisjes kregen naast het zingen tevens algemeen muziekonderricht. Mejuffrouw Cato was in haar tijd een vermaarde en vooraanstaand feministische verschijning. Vooral haar kinderliedjes, zoals 'Drie kleine kleuteres die zaten op 'n hek; het 'Zonnelied' en `111adonnakindje'waren generaties lang populair onder zingend Nederland. Ook Vincent en Van Oranje Nassau hadden deze liedjes hoog in hun toptienlij st staan!
Thuis werd er veel gezongen en aan kamermuziek gedagn' Moeder Geertruida Vincent-Meijer (18621938) bezat een mooi zangorgaan maar had haar kunstverlangens meer op toneelspel gericht. Helaas bleef deze wens onvervuld. In het ouderpaar Vincent zat zeker iets van artiestenbloed, doch zij stonden gereserveerd tegenover de beoogde zangcarrière die hun jongste dochtertje al vroeg begeerde. Verschillende malen was vader Vincent met zijn gezin in Amsterdan van woning veranderd. Onder meer van de Kerkstraat naar het Frederik Hendrikplantsoen, daarna de Nassaukade en vervolgens naar de Scheldestraat. Deze huiselijke veranderingen hadden Jo mede gestimuleerd om later verscheidene malen van woonplaats te verkassen. 'Thuis', vertelde Jo: 'werd er veel gezongen en aan kamermuziek gedaan'. Haar
Klas 8, in het midden de 13-jarige Jo met donkere jurk en kanten kraag.
zuster Truus (1894-1982) werd pianolerares en haar broer Piet (1895-1981), een begaafd pianist en componist, werd muziekpedagoog en directeur van de Haarlemse Toonkunst Muziekschool. Jo is de geschiedenis ingaan als dé internationaal gevierde `Dutch Nightingale'. 4) lootje', zo werd ze door iedereen genoemd, was een stormachtig vrolijk meisje met blonde wapperende vlechten. Vanaf haar negende jaar kreeg ze serieus zangles bij juffrouw Van Rennes. Als Utrechtse pedagoge gaf deze onder meer zangles in de Bel Canto zaal van haar woning op de Brigittenstraat en boven haar Amsterdamse Nieuwe Muziekhandel op de Leidsestraat. Maar ze had tevens goedlopende zangldasjes in Hilversum en Den Haag. Zelf zou zij van 1919 tot 1924 op Paleis Noordeinde prinses Juliana zangles geven in een privé-hofldasje. Toen Jo kwam voorzingen boven de Nieuwe Muziekhandel en juffrouw Cato haar vroeg wat ze wilde zingen, zei ze spontaan: 'het Zonnelied'. De zangpedagoge was hierdoor enigszins gevleid! Als 5 6-jarige kleuter had zij haar debuut eerder ondergaan bij juffrouw Cato en wel in 1904 in de Kleine Zaal van het Amsterdams Concertgebouw. Dat gebeurde in aanwezigheid van onder meer de WestVlaamse priester Hugo Verriest (1840-1922). Deze oud-leerling en voormalig vriend van de priester-dichter Guido Gezelle (1830-1899) was op uitnodiging van de componiste naar Amsterdam gereisd om aldaar de bundel Kleengedichtjes'in ontvangst te nemen tijdens een feestelijk presentatieconcert. Ondanks de zenuwen in haar keel zong Jo in het voorprogramma in het kinderkoor haar solo 'La grand'mère' voor deze eerbiedwaardige 'Pastor van ten landen' Verliest. Na haar 14e jaar volgde Jo een stemscholing bij de Haagse dirigent en componist Arnold Spoel (1859-1934) en aan de Stedelijke Muziekschool aldaar bij Wilhelmina de Veerde Lange (geboorte- en sterfdatum onbekend) Onder haar leiding zou zij op 21jarige leeftijd haar diploma-met-lof 'Der Nederlandsche Toonkunst Vereeniging' behalen. Zij volgde bij de internationaal vermaarde
zangpedagoge Cornélie van Zanten (18551945) nog enkele jaren techniek. Deze, door leerlingen ook wel 'Kee' genoemd, was zeer enthousiast over Jo's zangkwaliteiten. Om in haar levensonderhoud te voorzien was de blonde musicienne een tijd lang assistente van haar voormalige lerares Van Rennes. Zij kon zelfs boven de muziekhandel inwonen. Al gauw werd ze door groot en klein 'juffrouw Jo'genoemd. 5) Klassiek en eigentijds repertoire De 23-jarige Jo stond aan het begin van een loopbaan die ruim 30 jaar zou duren. In het begin soleerde zij nog onder de bekwame leiding van de geliefde Kamp ense organist en koordirigent Jan Zwart (1877-1937). Diverse malen verleende zij haar medewerking aan diens orgelconcerten zoals in de Oude Kerk en de Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam. Naast aria's van Bach en Handel zong deze sopraan gemakkelijk opera-aria's van Mozart. Haar debuut maakte ze als 16-jarige zangeres tijdens de grote werkloosheidsjaren voor fabrieksarbeiders. Jo had tevens aanleg voor het vertolken van volks- en kinderliedjes, waaronder in haar tijd het zo populair geworden kinderliedje 71annes loopt op klompen 'van de jong overleden Haarlemse componist Philips Loots (1865-1916). Regelmatig zou ze van de Vlaamse toondichters Emiel Hullebroeck (1878-1965) en de autodidactische musicus en letterkundige dr. René De Clercq (18771932), hun beider creaties Moederken in sappig Vlaams zingen. Deze Gentenaren waren evenals bijna één miljoen landgenoten bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) naar het neutraal gebleven Nederland gevlucht. Oratoriumverenigingen uit het land waren geïnteresseerd geraakt in de knappe, spontane blonde Amsterdamse sopraan. Als oratoriumzangeres debuteerde zij in Assendelft met Haydns `Schopfung', met boerenbal na afloop. Doch haar eerste 'echte optreden', zoals zij dat zelf beschouwde, was toen ze als concertzangeres optrad o.l.v. Cornelis Dopper (1870-1939) op het Volksconcert (juni 1923) in het Amsterdams
Concertgebouw. Hiermee werd zij onmiddellijk uitgeroepen tot de eerste sopraan van Nederland. Al snel daarna verspreidde Jo's roem zich over onze landsgrenzen heen. En toen zij in 1926 soleerde onder leiding van Eugen Jochum in Verdi's Requiem te Duisburg (D) noemde de pers haar de Dutch Nightingale'l In die roerige jaren dertig van de vorige eeuw had ze ontelbare malen in de beroemdste concertzaal van Nederland het publiek met haar diep doorleefde voordracht en kristalheldere sopraan tot ademloze stilte gedwongen. Zo schreef de Amsterdamse muziekcriticus George S. de Bossan in zijn boekje 'Nederlandse zangeressen 'lovend: 'Want hier is een kunstenares, die nu wel alle eig-enschappen om als zangeres te schitteren in zich verenigt een volmaakte techniek, welke de grondslag moet wezen ener tot in de fijnste details prachtig gecultiveerde zangkunst en daarbij een orgaan, dat in al zijn rijkdom en weelde van de opperste schoonheid is.'6) 40
Jo was van 1924 tot 1930 getrouwd met de Joodse pianist Maurice van Ijzer (1898-1970). Ze liet zich toen Jo van Ijzer-Vincent noemen. Hij zou haar en het naar haar genoemde Jo Vincent Kwartet' op enkele Columbia-grammofoonplaatopnamen begeleiden. Hij was een veel gevraagd pianist en begeleider en ook als dirigent genoot hij bekendheid. Na haar scheiding in 1930 bleef ze lange tijd alleen. Ze verhuisde naar Overveen onder de rook van het rustieke Aerdenhout met haar tweede echtgenoot, Cornelis (Cor) Bos (1894). Zij werd om haar kersverse echtgenoot rooms-katholiek! Na zijn pensionering als huisarts en Jo's afscheid van het internationale concertpodium besloot het paar, vanaf 1954, jaarlijks enkele maanden in Zuid-Frankrijk door te brengen. Na het overlijden van haar Cor in 1971 vertrok weduwe Bos-Vincent op uitnodiging van haar Bloemendaalse vriendin mevrouw Katja Boots, geboren gravin Von Benckendorff, voorgoed naar de zonnige Rivièra, dichtbij het kleine vorstendom Monaco. 7) Liedzangeres, even operaster
Op zaterdag 14 januari 1928 zong Vincent voor de pauze in het Magnificat van Bach en na de pauze de 'Psaume XLVII'van Florent Schmitt (1870-1958). Het Concertgebouworkest stond onder leiding van de vermaarde Franse dirigent Pierre Monteux (1875-1964). In dat zelfde jaar vertolkte zij de sopraanrol in de komische opera in één bedrijf Mavra uit 1922 naar het libretto van Alexander Poesjkin en op muziek van Igor Stravinsky (1882-1971) met begeleiding van het Utrechts Stedelijk Orkest onder leiding van Evert Cornelis (1884-1931). Het hoogtepunt van haar kortstondige operacarrière voltrok zich echter in Scheveningen bij de Nederlandse Opera Vereniging gevestigd in Den Haag o.l.v. Carl Schuricht (1880-1967). In de rol van de gravin in Mozarts 'Le Nozze di Figaro' sloeg zij zich (tijdens de première op vrijdagavond 25 augustus 1939) er prima doorheen naast grote namen zoals Alexander Kipnis. 'Dit was maar een eenmalig uitstapje'schreef ze later in haar boekje 'Zingend door het leven.' Aan de auteur van dit artikel vertelde ze later: 'Opera heb ik maar één keer0 gedaan/ Vlak voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Met Wallerstein als regisseur en ik tussen niks dan geroutineerde sterren. M'n hele gage ging op aan lessen bij Wallerstein. Maar 't was verrukkelijk; zalig/ Mozarts 'Le Nozze di Figaro' en daarin meteen maar de Gravin. Eigenlijk is het een griezelig avontuur geweest en alleen de zekerheid van Wallerstein hield me staande. Hij was de grootste opera -regisseur van zijn tijd en als hij zei, dat 't ging, was je mal om nog te twijfelen aan jezelf' Haar stelde ik de vraag: ' Wat is 't moeilijkste om te zingen? Zij: '0, liederen/ Dat zal je van iedere zanger en zangeres te horen krijgen. Een lied is een voltooidheid in enkele minuten. Je moet van je eerste ademhaling dadelijk het allerbeste geven. Er zijn geen omwegen, er is geen bescherming. Eer je een lied kunt zingen zoals de componist 't heeft bedoeld, moet je stemtechniek perfect zijn, zodat je over een volmaakt -reagerend instrument kunt beschikken. Dan ben je er nog lang niet, want
de sfeer, de kleur, de toon van elk lied is weer anders. je moet soms jaren zoeken, eer je ineens voelt, dat je een bepaald lied zingen kunt. Er zijn inderdaad liederen die je pas aan 't einde van je leven helemaal in de juiste sfeer kunt zingen. En dan doet de stem er niet meer toe, dan hoeft er geen publiek te zijn, dan is (t een kwestie van je hart, dat zich openstelt. Niets maakt zo gelukkig/' 8) De eerste maal dat Jo Vincent onder Mengelbergs leiding soleerde was in 't jaar 1925 tijdens een zondagmiddagconcert. Zij verzorgde vier premières van de nu onterecht vergeten autodidactische Zeeuwse toondichter Gerard H. G. von Brucken- Fock (1859-1935). De liedcyclus Opus 30, met o.a. het prachtige lied '0, laat het stille zijn, stille in U'. was aan de uitvoerende sopraan opgedragen. Eenmaal verzorgde Jo met haar 'Baas Mengeltje', tijdens een avond voor de NVC (Nederlandse Vereniging Concertgebouwvrienden) op 23 april 1939, na de pauze in de Kleine Zaal van dit muziekpaleis een liederenrecital. Op het programma stonden liederen van Schubert en Brahms en enkele composities van Nederlandse toondichters. De pers was lovend en de bekende foto die van het duo Vincent en Mengelberg verscheen, getuigt van een moment ontspannen musiceren. Innerlijke diepte Bachs ari2's, Het heeft bijna zeven jaren geduurd voordat Jo, na haar eerste optreden met Mengelberg in 1925, op Palmzondag van het jaar 1932 de sopraanaria's mocht vertolken in Bachs passiemuziek. Voor de wereldvermaarde dirigent Mengelberg werd Jo de ideale Bachsopraan na haar legendarische voorgangster Aaltje Noordewier-Reddingius (1868-1949). Deze had van 1900 tot 1929 (ruim 25 jaar) met de maestro samengewerkt. Ter gelegenheid van Aaltjes tachtigste verjaardag werd haar in een uitverkocht Concertgebouw een huldeconcert aangeboden. De sopraan Vincent soleerde in het door de jubilares zo geliefde stuk Auferstehungshymne'. Noorderwier had dit werk, dat de componist Diepenbrock speciaal voor haar had
gecomponeerd, vele malen onder diens gehoor uitgevoerd met Mengelberg als dirigent. 9) Na Aaltje kwam even de Haarlemse Mia Peltenburg (1897-?) in het vizier in de jaren 1930 en 1931, maar aangezien Mengelberg haar stem niet lugendlich' genoeg vond voor Bachs Mattaus werd Jo gezien als de eerste Nederlandse sopraan. Al met al heeft zij haar positie onder Mengelberg gedurende 17 jaar op bijzondere wijze gehandhaafd. Bijna 750 maal voerde Jo de Matthaus Passion uit (ongeveer vijfentwintig maal per paastijd) op binnen- en buitenlandse podia. Gedurende 21 jaar in de hoofdstad waarvan 12 jaar onder haar 'Mengele'. Als zij niet principieel had geweigerd om na 1942 officiëel op te treden, had de no-nonsense-diva het bovengenoemde aantal gemakkelijk gehaald.
Wordt vervolgd dr. Pieter Vis
GERAADPLEEGDE BRONNEN EN VOETNOTEN
1) Mengelberg en zijn tijd. Mededelingenbladen van de Willem Mengelberg Vereniging. Jo Vincent-bijlagen door Pieter Vis nr. 24/ blz. 23-25, december 1992. 2) Jo Vincent. Zingend door het leven. Amsterdam, Elsevier, 1956. 3) Zie nr. 2. 4) Blz. 162. Uren der Zangkunst. Leo Riemens. De Bezige Bij. Amsterdam, 1954. 5) Ben Poelman. Mengelberg en zijn Tijd. Mededelingenbladen van de Willem Mengelberg Vereniging, blz. 3-20, december 1992 nr. 24 6) Nederlandse zangeressen. George S. de Bossan. Uitg. Bigot & van Rossum NV. Caecilia-reeks nr. 7, 1940. I 42
7) De auteur dankt mr. dr. Erik Vincent, zoon van broer Piet Vincent, en volle neef van Tante Jo Bos-Vincent - executeur testamentair - voor zijn waardevolle informatie en foto's rond de zangeres. De gesprekken werden op 29 oktober 2004 telefonisch gevoerd en ook bij hem thuis in Rijswijk, december 2004. 8) De schrijver voerde gesprekken met Jo Vincent tussen de jaren 1983 en 1988. Een deel van haar nog bestaande zangarchief dat zij anders had willen weggooien, is in zijn bezit gekomen. Al deze documenten zullen te zijner tijd aan het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag worden overgedragen. 9) Blz. 38. Aaltje Noordewier- Reddingius en haar zangkunst. Hans Schouwman. Uitgeverij Servire. Den Haag, 1958.
Diverse boeken:
Ieder kent ze. Simon Garmiggelt D.A. Daamen's UM Den Haag, 1949 Enkele geluidsopnamen op CD van Jo Vincent 1*) Nederlandse Diva's (2 cd's) Aafje Heynis, alt o.a. van Antonio Vivaldi Stabat Mater / Elly Ameling, sopraan o.a. sopraan aria's uit de Matthaus Passion van Joh. Seb. Bach / Gré Brouwesteijn, sopraan Opera aria's / Jo Vincent, sopraan. Diverse oude archiefopnamen Totaal 24 nrs. (van Jo de meeste nrs. Totaal 10 nrs.). Uitgebracht door Kruidvat onder het merk Briliant, 99396 (2000) 2*) Jo Vincent The great Dutch Soprano. Belcanto (2 cd's) Bel 6015 Div. historische opnamen. Made in EC. Totaal 27 nrs. (1999) 3*) Jo Vincent Kwartet - Psalmen en Gezangen / Liederen van Joh. De Heer. Tot. 24 nrs. Uitgebracht door Emi Classics, 1998 4*) Jo Vincent Legendary Voices (2 cd's) Philips 464 522-2 (samenstelling P.Vis, 1999). Div. historische AVRO- opnamen. Made Philips, Holland-Baarn. Totaal 29 nrs. 5*) Diverse andere cd's met andere uitvoerders o.l.v. Willem Mengelberg uitgaven van Philips. Spring Symphonie van Benjamin Britten; Matth. Passion van Joh. Seb. Bach; Requiem van Johannes Brahms Mahler IVde Symphonie e.v. Zie eerdere publicatie en uitvoerige audiolijst in 'Mengelberg en zijn Tijd' nr. 24 door Ben Poelman blz. 34 (jrg. mei 1992).
KERSTAANBIEDING! Kleine selectie uit ons eigen grammofoonplatenbezit (zie catalogus) 17.002 'Kerstliederen', gezongen door Wim Sonneveld. 17.013 'Kerstliederen', gezongen door Jo Vincent. 17.038 'Ehre Sei Gott In Der 1-18he' van J.S. Bach door Berliner Phil. o.l.v. Fr. Lehmann. `Sinfonia' van J.S. Bach door Berliner Phil. 0.1.v. Fr. Lehmann. 25.013 Weihnachtsgeschichte' van C. Orff. 30.027 'In Dulci Jubilo'. Weihnachtliche Musik des 16. und 17. Jahrhunderts. 30.045 'Liederen in Kerstsfeer'. Voorburgs Jongerenkoor o.l.v. Jos Cleber. 30.048 'Kerstliederen'. Gezongen door het Amsterdams Oratoriumkoor o.l.v. Piet van Egmond. Solisten: Rina Cornelissens en Reinier Schweppe. 30.179 'Oratorio de Noël' van C. Saint-Saëns. Mikaeli Kammerkor. 'Lauda per la natività del sig-nore' van 0. Respighi. 30.180 'Oratorio de NoëP van C. Saint-Saens. Aalsmeers Toonkunstkoor. 30.220 'A boy was bord van B. Britten; The Purcell Singeg. `Rejoice in The Lamb' van B. Britten; The Purde 30.287 'Gloria in Excelsis Deo'. Festliche Musik zur WeihnachtsZé 30.301 `Christmas in Holland'. Bekende kerstliederen gezongen door het AmsterclOns: 4tariumkoor,„ 0.1.v. Piet van Egmond. Een unieke opname in 1955 gemaakt in de Princesgek4 te Amserclarn'l door Capitol-records en in Canada uitgebracht tb .v. Nederlandse;!émi' 'ante
rijzen en condities (zie ook;Rijk dor Muziek op pagina 11 in dit nummer, Prijzen vani,Éié'Pl.tén Per`,si41;:é)g'verpaldcings en portokosten: Nummers beginnend met cijfér-17;. cijfer 1,50;,'Ineisciifer5 Voor informatie en bestelling Johan Krediet (020)'.69,-. ="1607 of olia` edict her'Oet.n1
DECEMBERM A A ND
CADEAUMAAND! HOE PLEZIERIG KAN HET ZIJN OM AAN HET EINDE VAN HET JAAR UW WAARDERING VOOR IEMAND TOT UITDRUKKING TE BRENGEN MET EEN CADEAUTJE ...
44
DENK EENS AAN HET CADEAULIDMAATSCHAP! VAN DE NGELBERG