De volgende composities van Cornelis Dopper zijn door de Stichting Cornelis Dopper uitgegeven
Dopper Journaal
Vokaal
2013
Solozang • Elf liederen: Nachtstille, Die Wahrsagerin, Die Hauptsache, Mädel, geh’an die Sonne, Das törichte Prinzlein, Trinklied, Liebeslied, Sehnsucht, Die schwarze Laute, Het geluk, Oudt liedeken Koor • Drie liederen voor kinderkoor • Liedercyclus ‘Van zon en zomer’ voor meisjeskoor
Instrumentaal Kamermuziek • Klankstudie voor fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn en piano • Sextet voor fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn en piano • Sonate voor viool en piano • Strijkkwartet ‘Pallas Athene’ Piano • Henriëttewals Koor en orkest • Requiem Symfonieorkest • Symfonie I (‘Diana’) • Symfonie VI (‘Amsterdamse) Harmonieorkest • Ab Jove principium • Feestmars
Te bestellen via
[email protected] of tel. 0599-650866
Samenstelling bestuur Stichting Cornelis Dopper
B. Lutgert, secretaris Wielewaalhof 72, 9502 SC Stadskanaal, tel: 0599 650134, e-mail:
[email protected]
Colofon
J. Zuidema, penningmeester Sluiskade 143a, 9581 JR Musselkanaal, tel: 0599 414108, e-mail:
[email protected]
Uitgave: Stichting Cornelis Dopper Oplage: 100 Redactie: Joop Stam Ontwerp: Roland Beyer Druk: Repro Runner Stadskanaal
Mw. M. Dijkman De Oplang 12, 9472 ZC Zuidlaren,
tel: 050 3644250
R. Beyer Stationslaan 40, 9503 CB Stadskanaal,
tel: 0599 616536
A. G. Bartelds Tienelsweg 24, 9471 PB Zuidlaren,
tel. 050 4093399
Website: www.cornelisdopper.nl Foto’s: Nederlands Muziek Instituut, Stichting Cornelis Dopper, Roland Beyer, Frans van Lier, John Siedenburg, Creative Commons Wikimedia(Gouwenaar).
Fotobewerking Roland Beyer
J. Stam, voorzitter Cederhage 6, 9501 TX Stadskanaal, tel: 0599 650866, e-mail:
[email protected]
Het thema van de Ciaconna Gotica (1920)
programma´s als De wereld draait door en Het Concertgebouworkest 125 jaar ontbrak Doppers naam niet.
Een raadsel ontsluierd?
De eerste reacties op de Ciaconna gotica, op 24 oktober 1920 ten doop gehouden als Adagio mesto, thema met veranderingen door het Concertgebouworkest onder leiding van de componist, waren lauw. Men wist niet goed wat men met deze droefgeestige (mesto)muziek aan moest, gewend als men was aan Doppers vrolijke Jan Steen-taferelen. Herman Rutters beschrijft het stuk als een ‘eindelooze, onsamenhangende reeks studies in instrumentatie- en variatiekunst, waarvan men de knappe techniek kan prijzen, doch die alle fantasie, alle werkelijke inspiratie missen en op z’n best associaties wekken of aan het psalmzingen in een plattelands kerkje of aan de kermisuitgelatenheid in een boerenherberg.’ Zelfs Doppers vriend H.J. den Hertog laat zich in dergelijke termen uit: ‘Een nieuw stuk (...) “Adagio mesto”, sloeg niet in en het zal denkelijk nooit inslaan, want, zoo ergens, dan past hier de kwalificatie “mesto”, “weemoedig”, neen: “treurig” (...) Van deze compositie zal Dopper, dunkt me, geen plezier beleven.’ Een jaar later, op 10 november 1921, wordt het Adagio mesto herhaald, nu onder Willem Mengelberg. Mengelberg vond dat het werk, dat vijftig minuten duurt, door z’n lengte aan spanning inboet. Dopper neemt de kritiek ter harte. Van de 518 maten schrapt hij er 138, voegt er vier nieuwe aan toe om een nieuwe overgang tussen twee variaties mogelijk te maken en brengt daarmee de tijdsduur terug tot ongeveer twintig minuten. Bovendien verandert Dopper, na een uitvoering van het werk in New York door het National Symphony Orchestra onder Mengelberg in januari 1921, op Mengelbergs advies, de naam van het stuk in Ciaconna gotica. Als Ciaconna gotica wordt het sedertdien ook in Nederland geprogrammeerd, voor het eerst op donderdag 5 oktober 1922. Nu oogst het werk buitengewoon veel bijval. Dopper moet tot tweemaal toe op het podium verschijnen. Vanaf die tijd is de Ciaconna Mengelbergs paradepaard geworden.
1
De toon van de critici wordt in de loop der jaren gematigder. Het lijkt wel of men de achtergrond van het werk, de diepere psychologische inhoud, beter is gaan begrijpen. Op 12 maart 1925 klinkt de Ciaconna in Amsterdam onder leiding van Karl Muck. De aanvankelijk zo kritische Herman Rutters roemt de ‘savante’ instrumentatie en de ‘meesterlijke beheersching van het gecompliceerde orkestraal palet’, en de ‘knappe variatiekunst’. Sem Dresden maakt melding
Ciaconna gotica voor harmonieorkest In Amersfoort wordt in 2014 in het kader van een project ‘Denkend aan Holland’, waarin de aandacht gevestigd wordt op de meest vaderlandse componisten, de Ciaconna gotica uitgevoerd in een bewerking door Ton van Grevenbroek voor harmonie-orkest.
van het grote enthousiasme van het publiek. Een jaar later schrijft Herman Rutters: ‘Dopper’s Gotica is en blijft een meesterprestatie.’ Ook wat betreft de (gereduceerde) lengte van het stuk stelt hij zijn vroegere visie bij: ‘Elk voor zich zijn al die variaties evenwel belangrijk, én wat thematische behandeling, én – dit vooral – wat instrumentatie betreft. Dopper benut hier werkelijk alle schitterende eigenschappen van ons orkest en zooals Mengelberg dat op zijn beurt weer weet te benutten, grenst aan het wonderbaarlijke.´ Na een uitvoering van de Ciaconna op 2 maart 1928 onder leiding van Mengelberg, wordt Dopper stormachtig toegejuicht. Herman Rutters noemt de Ciaconna nu ´een voortreffelijk werk waarvoor geen woord van lof teveel kan zijn.´
Project 250\400 In 2015 bestaat het Stadskanaal (het kanaal tussen de stad Groningen en Ter Apel) 250 jaar en de zog. Semslinie, de grens tussen de provincies Drenthe en Groningen (genoemd naar de landmeter Johan Sems) 400 jaar. Tijdens de herdenkingsfestiviteiten zal Doppers Eerste symfonie, de ballet-symfonie ‘Diana’, naar een verhaal van Heinrich Heine, Die Göttin Diana, en de Zesde Symfonie (de ‘Amsterdamse’) worden uitgevoerd door het Veenkoloniaal Symfonie Orkest o.l.v. Lubertus Leutscher. N.B. Zowel de Eerste als de Zesde symfonie zijn voor het eerst uitgegeven door de Stichting Cornelis Dopper.
De Ciaconna gotica is overal in de wereld gespeeld. De commentaren in het buitenland zijn zo mogelijk nog enthousiaster dan in Nederland, maar ook wordt de diepere psychologische inhoud van het werk beter begrepen. Een van zijn grootste triomfen beleeft Dopper na een uitvoering in Antwerpen op 3 maart 1928: ´Dopper, die in de eereloge verscholen zat, moest tot driemaal toe aan het balcon verschijnen, want er scheen geen eind te komen aan het daverend applaus dat hem te beurt viel.´ ´Es ist ein Werk, dass der Schönheit, der Freude und Tiefe des Lebens zugewandt ist, dessen Weg es beschreiben möchte...’, schrijft de Duitse recensent W. Kemp in de West Deutscher Beobachter van 9 februari 1939. In deze woorden ligt de diepere betekenis van de Ciaconna besloten: zij openbaart het mysterie en de tragiek van Doppers leven. Wat hij door zijn introverte persoonlijkheid niet in woorden kan uitdrukken, zegt hij met zijn Ciaconna, zijn muzikale testament. Het is een verhaal van woede en strijd, verdriet en ellende, optimisme en depressiviteit, en uiteindelijk berusting.
Bij het voorblad Portret van Elizabeth van de Velde door Engelien ReitsmaValença (1889-1981). Op de achtergrond de eerste bladzijde van de Ciaconna gotica met de kenmerkende aantekeningen in rood en blauw van Willem Mengelberg
Het Dopper-archief In de loop der jaren is het Dopper-archief enorm uitgebreid. Daarom worden alle documenten en partituren geïnventariseerd en gearchiveerd. Archivaris, mevrouw Ida van Duinen, werd bereid gevonden deze immense taak op zich te nemen.
l De reliëfsteen uit Doppers geboortehuis Van John Groenewold ontvingen wij een prachtige foto van de reliëfsteen van Cornelis Dopper, die zich thans in de gang van de Muziekschool bevindt, naast de ingang van de Alie Verwer-zaal. De gedenksteen is gemaakt door de Veendammer beeldhouwer Hendrik ter Reegen en in 1951 onthuld in Doppers geboortehuis, voormalig ‘Hotel Dopper’, gelegen aan de Hoofdstraat (naast de bakkerij van Cees Blom), door Doppers weduwe, Christina de Roos-Dopper, in aanwezigheid van talrijke prominenten uit de muziekwereld en Staatssecretaris van Onderwijs, Mr. J. Cals. Foto: Creative Commons Wikimedia-(Gouwenaar).
18
Frans van Lier
V.l.n.r. Leonore van Sloten, Joop Stam en pianist Jacco Lamfers
Doppers Vioolsonate in het Concertgebouw Op 17 mei 2012 vond er een concert plaats te Doorn in de reeks ‘Muziek in de Maartenskerk’. Gespeeld werd o.m. Doppers Vioolsonate (1904). Uitvoerenden waren Arndt Auhagen, violist van het Concertgebouworkest, en pianist Daniël Kramer. Dit concert werd op 22 mei herhaald in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in de reeks ‘Orkestleden op het Vriendenpodium’, onder het motto ‘Who the hell is Dopper?’ Die vraag werd gesteld door dirigent Leonard
Bernstein, voorafgaande aan een repetitie met het Concertgebouworkest. Bernstein, die kennelijk nog nooit van Dopper gehoord had, keek verbaasd naar de cartouches op het balkon waar Doppers naam prijkt te midden van de allergrootsten. Het antwoord op die vraag vinden we in Preludium, het Programmablad voor Concertgebouw en Koninklijk Concertgebouworkest van mei 2012. Op pag. 23 schrijft Marco Nakken: ‘Doppers verdiensten zijn voor het Concertgebouworkest en het Nederlandse muziekleven van onschatbare waarde geweest. Mengelberg plukte de vruchten van Doppers gedegen werk als repetitor. Hij bemiddelde tussen de autoritaire Mengelberg en de orkestleden en zette zich in om de arbeidsomstandigheden van de musici te verbeteren. De door hem geleide jeugdconcerten speelden een belangrijke rol in de muzikale vorming van het Amsterdamse publiek. Hij heeft zijn cartouche in de Grote Zaal van het Concertgebouw dubbel en dwars verdiend!’ Overigens vinden we naar aanleiding van bovengenoemd concert in hetzelfde Preludium op pag. 74-76, eveneens van de hand van Marco Nakken, een toelichting op Doppers Vioolsonate.
Waarom het werk Ciaconna gotica werd genoemd, is niet duidelijk. W.H. Thijsse weet te melden (Zeven eeuwen Nederlandse muziek, 1949), dat Mengelberg de oorspronkelijke titel Thema met veranderingen of Adagio mesto te weinigzeggend vond, waarop de componist zich herinnerde dat het thema hem was ingevallen bij het zien van een oud, gotisch kerkje, ‘bij het invallen der schemering over het door dauw wazige landschap’. Volgens Herman Rutters zou het adjectief gotica te maken kunnen hebben met de toepassing van middeleeuwse kerkmodi. Daarvan is echter in het stuk weinig te vinden. En van een chaconne (of passacaglia) in de zin van Bachs beroemde voorbeelden of bijvoorbeeld het slot van Brahms’ Vierde symfonie is slechts heel beperkt sprake. Frans van Lier, zoon van Elizabeth van de Velde, komt met nieuwe feiten.
Elizabeth van de Velde (1903-1990) Het huwelijk met Doppers eerste vrouw, Henriëtte Siedenburg, werd op 11 mei 1920 ontbonden. Zij wil per se naar Amerika, waar haar een grootse carrière als zangeres zou wachten, terwijl Dopper bij zijn geliefde orkest wil blijven. Na de scheiding blijft Dopper eenzaam en alleen achter. In die tijd heeft hij een leerlinge, Elizabeth (Beppie) van de Velde (1903-1990), dochter van de bekende kunstenaar Henri van de Velde, die een jaar of vijftien geweest moet zijn toen ze bij Dopper in de leer ging, want op 10 september 1919 al werd in het Stedelijk Museum te Amsterdam een lied van haar ten gehore gebracht, getiteld Gewijde klok. Op het programma ook een aantal liederen van Dopper: Kleinood, De stal, Oudt liedeken, Das törichte Prinzlein en Geh’ an die Sonne met begeleiding van strijkkwartet, harp en piano. (Buitenge-
Tsjechov in Wildervank Tijdens het Tsjechov-project in Wildervank in juni 2012 werd door strijkers van het Veenkoloniaal Symfonie Orkest onder leiding van Lubertus Leutscher het Strijkkwartet ‘Pallas Athene’ in een bewerking voor strijkorkest ten gehore gebracht. Een wonderbaarlijke ervaring. In de loop van enkele weken werd het stuk zeventien keer herhaald, steeds voor een buitengewoon enthousiast publiek.
17
Radio en TV Dopper was de afgelopen tijd regelmatig te horen op Radio 4, o.m. met opnamen van het Residentieorkest o.l.v. Matthias Bamert met de ‘Zuiderzee’ (7e), de ‘Amsterdamse’ (6e) en de ‘Schotse’ symfonie (2e). Eindelijk heeft men zijn muziek ook daar ontdekt. Ook in
‘Vandaag is “ons stuk” voor het eerst gegaan. Van Kees en van mij, d.w.z. zijn variaties op mijn! thema.’ (Uit het dagboek van Elizabeth van de Velde, in het bezit van Frans van Lier)
2
Uitvoeringen van Doppers muziek
‘Ik heb dan tenminste één kunstenaar tot een belangrijk werk geïnspireerd!’ (Uit het dagboek van Elizabeth van de Velde, in het bezit van Frans van Lier)
woon merkwaardig, dat Dopper ook een lied onder de titel Gewijde klok schreef!). Er ontstaat een zeer vriendschappelijke band tussen leerlinge en meester, zoals blijkt uit een aantal (ongedateerde) brieven die Dopper haar schreef (z.o.). In augustus 1922 gaat Dopper samen met Beppie en haar vriendin ‘Pok’ (Pauline Ocker, dochter van de kunstschilder Dirk Ocker; Pauline was een jaar jonger dan Beppie en jarenlang een vriendin) voor een korte stedentrip naar Parijs met het doel de jongedames te laten kennismaken met de belangrijkste bezienswaardigheden. Op 17 augustus schrijft Beppie aan haar vader vanuit ‘Grand Hôtel de Malte’, 63 Rue Richelieu (het hotel bestaat nog altijd, op hetzelfde adres, nu onder de naam ‘Hôtel Malte Opera’): Veel groeten uit Parijs (...) Kees had ’t in zijn hoofd dat we vanochtend naar de Nôtre Dame en ’t Palais de Justice zouden gaan en daarna (naar) l’Hôtel des Invalides. Zoo gezegd, zoo gedaan. Kees had al gauw een gids gevonden die ons door de Nôtre Dame liet stoomen (met het gevolg dat ik de helft ervan niet goed gezien heb!) Toen ’t Palais de Justice. (...) Bij Duval hebben we geluncht. Het was er zoo leuk vol! Kees werd kwaad op ons omdat we de heele tijd al die mondaine
3
Concert in de aula van de begraafplaats ‘Zorgvlied’ te Amstelveen Op 21 november 1939 stierf Cornelis Dopper aan de gevolgen van angina pectoris, de ziekte waaronder hij de laatste jaren van zijn leven gebukt ging. Ter herdenking daarvan werd door nabestaanden van de familie Dopper, met name Theo en Joop Dopper, en Klaas Ykema-Westerhuis, kleinzoon van Sophie Zimmermann, hartsvriendin van Dopper, een zangrecital georganiseerd. Voor een volle zaal zong Leonore van Sloten, op de vleugel begeleid door Jacco Lamfers, liederen van Dopper,
Diepenbrock en Mahler. De uitvoering was zo’n succes dat herhaling in de toekomst voor de hand ligt. Nadruk zal dan gelegd worden op Doppers kamermuziek. Voor de bijdragen en de perfecte organisatie is bijzonder veel dank verschuldigd aan de gemeente Amstelveen. Het concert werd voorafgegaan door een kranslegging bij Doppers graf.
V.l.n.r. Joop Dopper, Theo Dopper en Joop Stam
Mezzosopraan Leonore van Sloten bij Doppers graf
l
dames bekeken en niets over dat alles wat we ’s morgens bekeken hadden zeiden. Och, we hebben hem maar wat laten brommen. ’t Graf van Napoleon was ongelooflijk mooi. Maar toen zegen we ook bijna neer van vermoeienis. Kees is ten einde raad maar met ons in een fijn café gaan zitten: bij Rohan. (...) Een tweede brief, gedateerd 19 augustus, 1922, van dezelfde strekking, schrijft ze aan haar moeder. Over ‘Kees’ geen woord. In haar dagboek, waaruit we hier (met dank aan Frans van Lier) enkele fragmenten afdrukken, schrijft Elizabeth, dat zij degene was die Dopper het thema voor de Ciaconna gotica aanreikte. Het oude, gotische kerkje ‘bij het invallen der schemering over het door dauw wazige landschap’ dat Dopper zich herinnert, komt daarmee op een uiterst wankel fondament te staan: 23 Oct. [1920]
Vandaag is ‘ons stuk’ voor ’t eerst gegaan, van Kees en van mij, d.w.z.: zijn variaties op mijn thema [sic! J.S.]. De klank ervan zingt nog steeds door mijn hoofd. ’t Is een werk zooals hij er geloof ik nog geen geschreven heeft. Voor mij is ’t een zieleschreeuw van een wanhopige! Hij heeft ’t toch ook gemaakt in die vreeselijke tijd, toen ik
‘Andere jonge componistes zouden me op hun bloote knieën danken, als ik hun zulk een aanbod deed.’ (Cornelis Dopper in een brief aan Elizabeth van de Velde, in het bezit van de Stichting Cornelis Dopper, met dank aan Frans van Lier)
16
‘Mijn lief, gestorven meisje, je weet niet hoe ik nu en dan razend naar je verlang.’ (Cornelis Dopper in een brief aan Elizabeth van de Velde, in het bezit van de Stichting Cornelis Dopper, met dank aan Frans van Lier)
hem alleen liet en hij mij ’t allernoodigst had. Ik zal ’t me nooit kunnen vergeven dat ik ’t deed. Ik heb hem toen een wonde geslagen die niet meer te heelen is, geloof ik. - - Misschien is ’t de reactie van vanmiddag maar ik zou ’t nu kunnen uitsnikken. ’t Publiek begreep er geen noot van: natuurlijk! Hoe zouden ze ook! ’t Is er een te intiem stuk voor. ’t Is jammer haast dat je zooiets met zooveel onverschillige individuen om je heen moet hooren! Ik heb er gisterenochtend een veel heerlijker indruk van gekregen op de repetitie, toen ik alleen was in de loge, en alleen Kees en ’t orkest in de zaal aan ’t repeteeren waren. Nu hinderde mij die atmospheer van onuitgesproken gedachten, die natuurlijk ons stuk niet sympathiek waren, onuitsprekelijk. ’t Publiek kan ’t ook niet helpen, want ze kennen de inhoud van dit stuk niet. Ze vermoeden de tragiek niet, die er in schuilt. O, als ze ‘t geweten hadden, dat de persoon daar op ’t podium met ’t piano-uittreksel de hoofdrol in dat stuk gespeeld heeft, als ze ’t hadden kunnen vermoeden, wat een belangstelling zou ’t “Adagio mesto” dan gehad hebben! 21 Nov.[1920]
15
6. Herhaling van de Fakkeldans [22] 7. Epiloog – treurende ridder [23]
III. Dolende ridder in het woud op zoek naar Diana 1. Dans van de waternimfen [2] 2. Dans van de luchtgeesten [4] 3. Dans van de aardgeesten [8] 4. Dans van de vuurgeesten [16] 5. Er passeert een jachtstoet [20] 6. Pas de deux - Diana en de ridder herenigd [23] 7. Poortwachter Eckard verspert de door- gang naar de Venusberg (3 maten voor [25])
8. Zwaardgevecht tussen Eckard en de ridder [27] 9. Eckard verslaat de ridder en verwondt hem dodelijk (1 maat voor [29]) De ridder sterft (vanaf [29]) IV. In de Venusberg 1. Treurmars der goden [30] 2. Diana’s radeloosheid en smeekbede [36] 3. De ridder wordt tot leven gewekt: eerste poging door Apollo [42], tweede poging door Bacchus [46]; de ridder komt tot leven [47]; hereniging van Diana en de ridder 4. Vreugdedans der goden [51]
(...) In zijn zwanenzang, de Chaconna Gotica, heeft Dopper bewezen dat hij die fantaisie wel degelijk bezat. Tegelijk was het een onwillige, bijna boosaardige hulde aan mij, die hem door mijn thema tot het schrijven van ons stuk had gebracht en waarin zijn diepste gevoelens soms even doorbreken. Maar dan weer door den cerebrale bewerking ervan overstemd worden. Enfin! Ik heb dan tenminste één kunstenaar tot een belangrijk werk geïnspireerd!
Uit brieven die Dopper haar schreef, blijkt dat de relatie tussen Dopper en zijn leerling Elizabeth veel inniger is geweest dan alleen maar vriendschap. Kennelijk heeft ze ook een tijdje bij hem ingewoond: Amsterdam, 2 september 1921
Lieve Beppie, Till heeft de partijen van je Suite af. Ik begin er Dinsdag aan te repeteeren, omdat we Maandagochtend geen repetitie hebben. Ik hoop, dat je Maandag wat vroeger komt om dan gezamenlijk de nummers uit de partituur in je schets over te brengen. De copie-kosten bedragen bijna zeventig gulden, maar je weet, dat ik je dat gaarne wil geven. Ofschoon, als ik aan je woning en park denk, aan livreiknechts etc. durf ik het je bijna niet aanbieden. (...) ’t Orkest klonk vanochtend al weer heel goed. Ik heb ook een paar deelen der Zuiderzee-symphonie gespeeld. Kun je Maandag niet tot Donderdag bijv. bij me blijven? Of nog beter de heele week, dat je alle repetities kunt bijwonen? Ook heb ik je na de repetitie zeer noodig om event. copieer- en schrijffouten te verbeteren. Je weet niet, lieve Beppie, hoeveel je daardoor zou leeren, en hoe je mijn taak in dezen zou verlichten. Andere jonge componistes zouden me op hun bloote knieën danken, als ik hun zulk een aanbod deed. Je moet aan je moeder zeggen, dat ik me [er] zeer op verheug, dat ik weer in haar gastvrij huis mag logeeren. Alleen zou ik gaarne willen vermijden, dat ik er ooit tezamen trof met je zuster en zwager. (...) Zeg, koninginnetje, als je te veel moeite hebt om verlof te krijgen om volgende week een paar dagen bij
‘Wat is er gebeurd? Waarom kom je niet bij me met je verdriet? Je behoort toch bij mij.’ (Cornelis Dopper in een brief aan Elizabeth van de Velde, in het bezit van de Stichting Cornelis Dopper, met dank aan Frans van Lier)
4
‘Dopper ist mir als Mensch und als Künstler so überaus werth, dass mich sein Erfolg gefreut hat, als ob es mein eigenes wäre.’ (Karl Muck in een brief aan Elizabeth van de Velde, in het bezit van Frans van Lier; zie pag. 7)
mij te logeeren, ga dan bij tante Trien slapen. De geheelen dag echter, moet je bij mij dan zijn. En als jij, gravinnetje, daarin geen zin hebt, ga dan in een hotel. Ik zal dan nog eens heel diep in den zak tasten en waarschijnlijk wel iets vinden om de rekening te betalen. Lieve Bep, het liefst en het gemakkelijkste was het echter, als je bij mij kwam. (...) Ik heb heel veel lust om morgen, Zaterdag, je stuk al eens door te spelen met het orkest. Want Till neemt morgen de strijkpartijen mede en dan zou ik de blazers mede kunnen brengen. Kom je luisteren? Maar ik vrees, als je dezen brief ontvangt, dan is de repetitie allang voorbij. Ik schrijf je echter morgen, na afloop der repetitie, of ik het gedaan heb of niet. Heb je het groote epistel al gelezen? Denk je aan een ‘keep-sake’? [aandenken, J.S.] [ongedateerd]
5
Lieve, lieve Beppie, Toen ik laatst thuis kwam, vertelde Hetty mij, dat jij al je goed, dat nog hier is terug wilde hebben. Wij hadden het reeds lang gezonden, maar wij hebben geen geschikte koffer om het te verpakken. Toen ik eenige dagen geleden Pok sprak, vertelde die, dat ze nog een koffertje van mij had. Ik heb haar toen gevraagd om mij deze te bezorgen, maar dat heeft ze nog niet gedaan. Met de verhuizing van Amsterdam naar Laren zijn al mijn koffertjes medegegaan. Zou je nu zoo goed willen zijn om mij beide terug te zenden? Dan zal ik onmiddellijk pakken en het naar de Gooische tram bezorgen. Denk je nog eens aan verschillende rekeningen? Mijn lief gestorven meisje, je weet niet hoe ik nu en dan razend naar je verlang. Zoo nu en dan keek ik nog eens in de kleerenkast naar je kleeren, schoenen en hoeden en dan had ik soms het idee, die zijn van mijn gestorven vrouwtje. Een lichte parfum komt me tegemoet, als ik de deur opende. Ook dat gaat nu weg. Evenals zoovele kleine voorwerpen, die door het hele huis zwierven, als jij hier was geweest. En dan ben ik geheel alleen met mijn groot verdriet. Ik ben laatst van wanhoop een kerk binnen geloopen en heb den hoogere machten gesmeekt en gebeden om jou weer tot me te brengen. Maar je schijnt gestor-
ven en begraven. Je portret, dat een glimlachje heeft als Mona Lisa, lijkt me nu een harde sfinx – onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk. Je gouden ring met een lok van je mooie haar durf ik niet meer aan te raken. Soms draag ik het nog met me mee of de kracht van den talisman terugkomt. Maar alles is dood en grauw. Ik mijd alle vrienden en kennissen. Ik schep nu thuis werk of ik verdiep me in een boek. Zelfs mijn domme huishoudster [waarmee hij overigens kort voor zijn dood is getrouwd, J.S.] begrijpt mijn grote smart en laat me alleen. Lieve, lieve gestorvene, ik heb je lief met alles, alles wat in en om me is. (...) Muck heeft tegenwoordig steeds een mooi jong meisje bij zich, die zich baronesse van Scheylan noemt. Zij noemt hem “Du” en “Karl”, terwijl hij mij vertelde, dat ze een pleegdochter van hem was. ’t Is een voorname dame die tegenwoordig bij ieder concert medekomt. Gisteren vertelde ze mij, dat ze in het Rijksmuseum studies maakte – ze zat te schilderen. Ze kwam reeds in Boston dagelijks bij hem lunchen. (...) Lieveling, kom je niet weer eens terug? Als je niet terug wilt komen, zend me dan je laatste werk, dan zal ik schriftelijk corrigeeren. Of heb je je vertrouwen in mij als musicus ook verloren? Al wil je niets meer van me weten, ook niet als leeraar, dan zou ik in jouw plaats toch niet naar het kamp der muzikale analphabeten overloopen. Er zijn zoo weinig artiesten die den muzikale taal verstaan. Dat moet je van mij geloven. Mijn lieve gestorvene, mag ik je nu en dan schrijven? Of moet ik ook sterven? Ik doe het gaarne voor je, want ik heb je liever dan mijzelf. Ik zoen je portret. Een ongedateerde brief [envelop geadresseerd aan Mej. E. van de Velde, “Sparrehof”, Naarderstraatweg 621, Laren (N.H.)]: Lieve, lieve Beppie, Je brief heeft me erg aangegrepen. Maar toch moet het een fragment zijn, want begrijpen doe ik het niet heelemaal. Wat is zoo vreeselijk uitgekomen? Wat heb ik je toegewenst, dat op een vervloeking geleek? Wat is er gebeurd? Waarom kom je niet bij me, met je verdriet? Jij behoort
In de partituur worden de verschillende taferelen als volgt aangegeven (de vetgedrukte cijfers verwijzen naar de nummers in de partituur): I. In de tempel van Diana 1. Inleiding 2. Dans van de nimfen [1] 3. Angstkreet van Diana [6], ook in maat 51 en [13]. De ridder komt de tempel binnen en zoekt haar (1 maat na [7]). Hij wil zich uit wanhoop van het leven beroven [13]. Diana springt uit haar schuilplaats (3 maten na [12]) en rukt de dolk uit zijn hand [13] 4. Pas de deux – Diana en de ridder [15]
5. Intocht van Apollo en de negen Muzen(maat 141). Dans van Apollo en de Muzen [18] 6. Intocht van Bacchus, bacchanten en satyrs [22] 7. Dans van alle aanwezigen [26] 8. Dans van Bacchus en zijn gevolg [28]
II. Balzaal in de ridderburcht – gemaskerd bal 1. Proloog - treurende ridder in de balzaal 2. De gasten dansen de Fakkeldans [6] 3. De gasten dansen de Duitse wals [9] 4. Aankomst van de gemaskerde goden en hun gevolg [18] 5. Voortzetting van de wals [20]
14
van de jacht. Nimfen voeren Antieke dansen uit. Diana stormt ontzet de tempel binnen; ze wordt achtervolgd door een jonge ridder. Deze betreedt aarzelend het heiligdom. Haar schoonheid heeft hem overrompeld. Zonder haar wil hij niet verder leven en hij dreigt zichzelf van het leven te beroven. Daarop verlaat Diana haar schuilplaats. De liefde is wederzijds. De geliefden dansen een pas de deux. Snarenspel kondigt de komst van Apollo en de Muzen aan. Begeleid door woeste klanken van cymbaal en pauken verschijnt ook Bacchus met zijn bacchanten ten tonele. II Adagio – Moderato assai - Adagio De balzaal van de burcht van de ridder. Alles is in gereedheid gebracht voor een gemaskerd bal. De ridder zit in een hoge leunstoel en mijmert over zijn geliefde, die onbereikbaar lijkt. De gasten dansen de Fakkeldans en een Duitse wals. De dansen worden onderbroken door de aankomst van gemaskerde goden. De ongenode gasten gooien hun maskers af. Het zijn Apollo, Diana en Bacchus met hun gevolg. De twee verliefden zijn herenigd. Maar als het bal ten einde is en alle gasten zijn vertrokken, blijft de ridder eenzaam en treurend achter.
13
III Adagio – Allegro – Prestissimo – Moderato In het woud. De ridder dwaalt door een onherbergzaam gebied en wordt belaagd door
I
Cornelis Doppers werkkamer aan de Johannes Verhulststraat 127 (foto’s in het bezit van John Siedenburg)
waternimfen, lucht-, aard- en vuurgeesten. Hoornsignalen kondigen een jachtstoet aan. Het is Diana met haar gevolg. Zij wil haar geliefde meenemen naar de Venusberg waar de goden huizen. Maar de doorgang wordt versperd door poortwachter Eckard. De ridder sterft in het daaropvolgende zwaardgevecht IV Andante – Allegro moderato - Allegro In de Venusberg. Treurmars der goden. Diana is radeloos van verdriet en smeekt de goden haar geliefde tot leven te brengen. Een eerste poging van Apollo mislukt, maar bij een tweede poging van Bacchus komt de ridder tot leven. Diana en de ridder zijn herenigd. De symfonie eindigt met een vreugdedans der goden.
toch bij mij. Het ideale geluk zul je toch niet bij mij vinden, maar met een heel klein beetje opoffering van jouw en mijn kant kunnen we heel veel bereiken. Heb je iets gedaan, wat je me niet kunt zeggen? Dan zou mijn hart bevriezen en wee dan ons allebei. Want daartoe heb je geen recht. Van mijn vriendschap en liefde kun je zeker zijn. Het noodlot beheerscht ons allebei. Het beetje menschengeluk wat ons hier beschoren is kan ik (bij) jou en jij – met een kleine opoffering – bij mij vinden. Waartegen heb je maandenlang gevochten? Jij behoeft niet onder te gaan. Dat je arme Moeder te vroeg van je weg moet is tragisch en ik heb innig medelijden met jullie allebei. Ik heb je nog steeds lief, zoo lief, dat ik mij niet van je los kan rukken. Ik heb het op vele manieren geprobeerd en God weet het, je hebt me gelegenheid genoeg gegeven, maar ik kan het niet, ik kan het niet. Ik kan helaas vandaag niet komen omdat er vanavond Concert is. Vanochtend was het te slecht weer om met de auto te komen. Zou jij er niet eens kunnen uitbreken en mij het sombere raadsel willen verklaren? Als het iets is, wat je me kunt zeggen, vertel het dan gerust, want nog immer houd ik veel van je, zooveel dat ik steeds meer naar je verlang. Mocht je mijn liefde onteerd hebben, dan wee ons beiden. Anders, houd goeden moed. Denk aan de heerlijke jaren die we gehad hebben. Kom spoedig. Dag lieveling, je Kees
Bij de dood van haar moeder in 1923: [ongedateerd]
Arme, arme Beppie, Zooeven hoor ik van het vreeselijk ongeluk, dat je getroffen heeft. Ik wilde gaarne dadelijk naar je toekomen, maar van Teunis [Teunis was de chauffeur, J. S.] kon ik niet weten of je misschien
6
‘Ik ben, ik blijf en ik zal steeds blijven Uw trouwe vriend, en Uw mooie werken uitvoeren waar en wanneer ik maar kan.’ (Willem Mengelberg in een verloren gewaande brief aan Cornelis Dopper, in het bezit van John Siedenburg)
7
niet liever alleen bleef met je verdriet. Beschik geheel over mij. Alles, alles wil ik voor je doen. Troosten kan ik je nu niet. Maar medevoelen kan ik alles. Je moet maar vertrouwen hebben in mij. Voor de toekomst, en de tijd zal je wel vergoeden, voor wat je nu moet lijden. Mijn lieve, lieve Beppie, ik weet op het oogenblik niet, of ik er goed aan doe om je te schrijven in je groot verdriet, maar je moet begrijpen, dat ik er de beste bedoelingen mede heb. Wij moeten allen eens sterven. Maar jij verliest je ouders te vroeg. Heb vertrouwen in de toekomst. Er zijn nog menschen, die veel, heel veel van je houden. Schep moed, mijn arme Beppie. Zal ik komen? Of wil je liever alleen blijven? Zeg het aan Teunis. Wees moedig mijn kind. De tijd heelt vele wonden. Niet alle, maar het verzacht zooveel.
Karl Muck
Balletsymfonie Diana (1896)
Elizabeth van de Velde heeft ook meermaals met Karl Muck gecorrespondeerd. Mucks antwoorden op haar brieven, in zijn bekende, keurige handschrift, zijn behouden gebleven. In een brief van 23 december 1922 condoleert hij haar met het overlijden van haar vader. Tegelijkertijd spreekt hij zijn grote bewondering en waardering uit voor het werk van Dopper:
Na bijna 120 jaar is Doppers Eerste symfonie, de balletsymfonie ‘Diana’ eindelijk in druk verschenen. Het werk is door de Stichting Cornelis Dopper uitgegeven met het oog op de viering in 2015 van het 250-jarig bestaan van het Stadskanaal en het 400-jarig bestaan van de Semslinie, de grenslijn tussen de provincies Groningen en Drenthe. De symfonie zal samen met Doppers Zesde, de zog. ‘Amsterdamse’ ,uitgevoerd worden door het Veenkoloniaal Symfonie Orkest onder leiding van Lubertus Leutscher. Hieronder een toelichting.
Es was mir eine ungemein grosse und herzliche Freude, dass Dopper’s Werk in Deutschland diesen erstaunlichen Erfolg hatte (erstaunlich deshalb, weil Publikum und Presse hierzulande durch Ueberfütterung mit “Novitäten” seit Jahren sehr blasirt geworden sind). Dopper ist mir als Mensch und als Künstler so überaus werth, dass mich sein Erfolg gefreut hat, als ob es mein eigener gewesen wäre. Und ausserdem hat mir selbst das Werk einen so tiefen und nachhaltigen Eindruck gegeben, wie ich schon seit langer Zeit keinen mehr von einem neuen Werk erhalten habe. An dem Manne ist in seinem Vaterlande unverzeihlich viel gesündigt worden! Hoffentlich hat ihm der Erfolg wieder neue Schaffenskraft gegeben. Op 20 maart 1923 slaat hij een uitnodiging voor haar verjaardagsfeest af, omdat hij tot zijn grote spijt wegens andere verplichtingen verhinderd is. En een jaar later, op 14 juni 1923, bij het overlijden van haar moeder: Dopper’s treue Freundschaft möge Ihnen über die erste, so masslos schwere Zeit hinweghelfen.
Cornelis Dopper (1870-1939) schreef zijn Eerste symfonie in 1896. In die tijd woonde hij in Groningen op kamers aan het A-Kerkhof bij zijn vriend Arie Kuipers, aan wie hij het werk ook opdroeg. Hij voltooide het eerste deel op 20 april, het tweede deel in mei en de laatste twee delen in de nacht van 15 op 16 juli van dat jaar, twee jaar na het succes van zijn eerste opera, De blinde van het kasteel Cuillé (1894), een zangspel in één bedrijf. Tot een uitvoering van Diana is het destijds, voor zover bekend, niet gekomen. De symfonie werd voor het eerst uitgevoerd door het Noord Nederlands Orkest op 8 februari 2005. Dopper noemde het werk aanvankelijk Ballet pantomime of Ballet-symfonie ‘Diana’, naar Die Göttin Diana, een verhaal van Heinrich Heine. Later classificeert hij het werk als Eerste symfonie. De symfonie heeft het karakter van een symfonisch gedicht waarin elk personage een eigen thema heeft, geheel in de geest van Richard Wagner, waarvan Dopper een groot bewonderaar was. De muziek is programmatisch en volgt het verhaal op de voet.
Synopsis I Allegro moderato Een vervallen tempel van Diana, godin
12
p
Hendrik Siedenburg ~ Theda Johanna Wirtjes (bij haar huurde Dopper een kamer ‘met huiselijk verkeer’; de dochter (1839-1896) (1851-1928) des huizes, zijn toekomstige vrouw Henriëtte, was toen 13 jaar)
(geh. 08.08.1906)
Johan Herman Heinrich S. ~ (1875-1961)
Hetty S. ~ Bob van Rooyen Cornelis Dopper in een brief aan zijn vriend Tom de Booij (sr.) (Amsterdams Stadsarchief; afgedrukt met toestemming van zijn zoon Tom de Booij (jr.)
wel afgebroken moeten worden. Ik heb daar een heerlijke vacantie doorgebracht en veel, zeer veel gecomponeerd. Alleen heb ik nu geen tijd, maar ook geen atmospheer om me heen. (Dr. Zijderveld en zijne vrouw wonen bij me in, zeer brave maar zeer onartistieke menschen). Ik heb dan onder mijn laatste partituur dan ook “Ultimo Canto” (maar met een ?) gezet. Ziezoo, mijn beste Tom, jij bent de eerste die ik gedurende 10 à 12 jaar een brief heb geschreven. Mocht je toevallig jarig zijn [onleesbaar] dan mijn beste wenschen. Geniet je jonge leven volop, geniet het artistiek als een kunstenaar. Kunst is het eenige wat een mensch er boven op kan houden. Met vr. handdruk, C. Dopper
Jozina Glerum
Hendrik (Hein) S. ~ R.M. Wander
Hein van Rooyen
(directeur Concertgebouworkest)
Johan William Nicolaas (John)
Theda
Hester
(van hem is deze informatie afkomstig)
Goede vriend, dat is wel heel lief van u geweest uw telegram uit Weenen en een brief aan Kees Dopper. Want het was een goede brief. Er spreekt zooveel hartelijkheid en vriendschap uit. Ge kunt niet weten hoe zeer uw schrijven onzen beklagenswaardigen vriend heeft ontroerd en gelukkig gemaakt, omdat ge niet weet welk een groote plaats ge in zijn hart inneemt. Ik vrees dat Kees u niet meer zal kunnen danken voor uw blijk van genegenheid en waardeering. Daarom doe ik het hiermede (...).
[origineel in het Stadsarchief Amsterdam]
Aangenomen werd dat deze brief verloren was gegaan (zie Schitteren op de Tweede rang, 2002, pag. 389). Dankzij John Siedenburg te Abcoude is de brief echter boven water gekomen. Inderdaad is deze uiterst hartelijk en aangrijpend en er spreekt zoveel warmte, genegenheid, maar ook waardering voor Dopper en zijn werk uit, dat we hem hier in z’n geheel laten volgen: Cornelis Doppers eerste vrouw, Henriëtte Siedenburg (schilderij in het bezit van John Siedenburg)
John Siedenburg In januari 1939 dirigeert Mengelberg de Ciaconna in Wenen. Per telegram laat hij de ernstig zieke Dopper delen in het succes: ‘CIACONNA AUSSERORDENTLICH GROSSER ERFOLG. HERZILICHE GLUECKWUENSCHE UND GUTE BESSERUNG.’
De 17-jarige Dopper, kórt voor zijn vertrek naar het conservatorium te Leipzig (foto in het bezit van John Siedenburg)
Henriëtte S. ~ Cornelis Dopper (1886-1955) (1870-1939)
p
11
een Chaconne voor groot orkest, met de grootste belangstelling gevolgd. In onze vertrouwelijke buien heeft ze me dikwijls verraden, dat ze dit opus het grootste kunstwerk vond, dat ik ooit schiep; eene meening, die Mengelberg met haar deelt. Ik zelf geloof, dat ik eerst eenige jaren dood en vergeten moet zijn voordat deze meening van Miesje en Mengelberg algemeen doordringt. Ik ben niet religieus en geloof aan geen dogma. Ik geloof alleen aan de natuur en daar vind ik reeds alle mysteriën, die anderen in overleveringen zoeken. Het is dan ook vrij natuurlijk dat jij, mijn jonge vriend, wel zult overleven. Mocht je ooit dan later deze Chaconne of een ander werk van mij hooren, denk dan een oogenblik aan mij. Dan weet ik dat er aan mijn werk nog gedacht wordt. Want aan een alles vernietigende dood geloof ik niet. Na deze lugubere inleiding, ga ik je nu een beetje benijden. En wel dat je zooveel nu van onze mooie wereld ziet. Als ik 20 jaar jonger was, dan vloog ik er ook nog uit. Voor een paar dagen is je broer Alfred ook vertrokken, zoodat je Moeder weer hetzelfde door moet maken als bij jouw vertrek. Maar wat zouden zoo’n paar jaren scheiden? Gewoonlijk gebeurt het, als de kinderen ouder worden en gaan trouwen, dan is de afstand veel grooter als van die, welke 4 à 5 jaar de wereld intrekken. Nu zal ik probeeren – ik ben, zooals je allang gemerkt moet hebben, het briefschrijven geheel verleerd – de kroniek van Amsterdam [te] beschrijven. Het meeste weet je waarschijnlijk al uit de kranten. In ’t begin van November heeft het hier geweldig gestormd. Het halve Vondelpark was geruïneerd. Heele lanen van zware boomen zijn tegen de grond gesmakt. Op zee is het erger geweest. Vele schepen zijn met man en muis vergaan. De reddingsboot de “Brandaris” van Terschelling is ook verongelukt met allen die er in zaten. Ook nog enkele loodsschoeners, ettelijke tjalken etc. etc. – Ik had gedurende Augustus mijn vacantie op Terschelling en Schiermonnikoog doorgebracht. Het prachtige duinlandschap op Schiemonnikoog is voor een groot deel weggeslagen. De vuurtoren staat veel dichter bij het strand en het badhotel zal
(geh. 07.10.1909, gesch. 11.05.1920)
Een paar dagen later schrijft Mengelberg Dopper een brief, gedateerd 18 januari 1939, ter gelegenheid van diens 69-ste verjaardag (7 feb 1939). Dopper is dan niet meer in staat deze brief te beantwoorden. Dat wordt gedaan door zijn ex-zwager en vriend Hermann Siedenburg te Bussum:
CHASA MENGELBERG POST MANAS UNTER-ENGADIN SCHWEIZ
18 I 39 Waarde en lieve vriend Dopper, Ik hoor dat u ziek bent – en nu moet ik toch eindelijk even iets van mij laten hooren. Telkens en telkens weer had ik mij vast voorgenomen U in A’dam op te zoeken. Ik zou zoo graag Uw werken kennen, die we nog niet gemaakt hebben, en dan bespreken wanneer en hoe. Maar in A’dam had ik ’t steeds zoo “stampdruk”, dat ik tot mijn leedwezen wel op U de indruk maken moest, alsof ik U heelemaal vergeten had. Maar dit is absoluut niet zoo. Ik ben, ik blijf, en ik zal steeds blijven Uw trouwe vriend, en Uw mooie werken uitvoeren waar en wanneer ik maar kan. Morgen moet
8
ik naar Budapest, daar maak ik Uw Ciaconna Gothica – ik zal U nog een telegrammetje van daar zenden. Ik ga op tournee tot kort voor de Mattheus Passion in A’dam. ’n Heele reis – meer dan 20 verschillende steden en landen. Maar wees nu flink en hou je taai, dan kom ik je beslist opzoeken als ik weer in A’dam terug ben. En nu, lieve vriend, zorg goed voor je en een spoedige beterschap wensch ik je van ganscher harte toe. Ik moet nu naar bed, want ’t is al bij 4 (nacht) en morgen vroeg door sneeuw en ijs, eerst te voet, dan per slee, dan per auto tot eindelijk morgenavond in Landeck de trein (nacht) naar Budapest. Nogmaals goede spoedige beterschap en nogmaals: hou je taai. Hartelijke groeten, ook van mijn vrouw. Steeds je trouwe ouwe vriend, Willem Mengelberg
9
Behalve deze brief bezit John Siedenburg veel meer interessant materiaal Uitvoeringen met Henriëtte Siedenburg in de Verenigde Staten; na de scheiding noemt ze zich betreffende Dopper nog steeds Henriëtte Dopper (programma’s in het bezit van John Siedenburg) en zijn eerste vrouw Henriëtte. Zo heeft hij muziek en tekst van het zog. Franciscuslied waar (zie pagina 8). Dopper om vroeg aan zijn nicht Clara (alias Zuster Magdala, bijgenaamd ‘Tante Nonneke’, dochter van zijn zuster Grietje) – een lied dat hij Voor Hetty en Hein, kinderen van zijn vriend gehoord had tijdens een bezoek aan het kloosHerman, broer van Henriëtte, schreef Dopper ter waar zij verbleef: Valkenburg, 24.09.1932: het gelijknamig vioolstukje Hetty en Hein met ‘Lieve Oom Kees, Ingesloten een exemplaar van de pianobegeleiding, afgedrukt in de bundel gezongen liedjes op ’t Jubelfeest!’ Verder foto’s, die Allerhande, uitgegeven door P. Noordhoff, tijdens het Dopperfeest (1930) in De Telegraaf Groningen. verschenen, van Doppers werkkamer en een unieke foto van de 17-jarige Dopper. Maar ook Van Henriëtte zijn slechts enkele foto’s bewaard (en dat is bijzonder interessant) programma’s gebleven (zie het Jaarverslag 2011 van onze van optredens van Henriëtte in Amerika, waarStichting). John Siedenburg heeft echter een van we er hier een paar afdrukken. Er is nu ook schilderij van Henriëtte in zijn bezit (maker meer duidelijkheid over de familie Siedenburg onbekend), dat we met zijn toestemming in dit
orkest. H. de Booij heeft zich o.m. sterk gemaakt voor betere arbeidsomstandigheden voor de orkestleden en een goede pensioenregeling (zie zijn toespraak tot de leden van het Concertgebouworkest in 1905). De relatie tussen Dopper en Tom de Booij (sr.), marineofficier, vader van Tom de Booij (jr.), was bijzonder vriendschappelijk. In november 1921 schreef Dopper hem het volgende:
Uitvoeringen met Henriëtte Siedenburg in de Verenigde Staten
Dopper Journaal afdrukken.
Tom de Booij jr. Behalve John Siedenburg en Frans van Lier is er nog een derde persoon, Tom de Booij, die ons met een brief van Dopper verraste – een brief, die hij tegenkwam tijdens een onderzoek naar zijn grootvader, H. de Booij, van 1905 tot 1939 (d.w.z. gedurende de hele periode dat Dopper tweede dirigent van het Concertgebouworkest was) een uiterst belangrijk bestuurder in de geschiedenis van het Concertgebouw-
Beste Tom, Ik dank je voor den brief, dien je mij zondt. Want ondanks mijn werkzaam leven heb ik het toch vrij eenzaam. Maar laat ik er dadelijk bijvoegen, dat dit wel in hoofdzaak mijn eigen schuld is. Er zijn vele menschen altijd geweest, die niets liever wilden, als mij aangenaam te zijn door zich met alle mogelijke zaken te willen bemoeien, die hun niet aangaan en mij alleen betreffen. Ik ben nu eenmaal zoo aangelegd, dat ik dit niet verdragen kan en daardoor ben ik nu meestal alleen met mijn boeken en – laat me niet ondankbaar zijn – mijn katje Miesje, die mij steeds op haar manier bezig wil houden. Ze speelt met me, ze krast, ze bijt, of loopt met haar pootjes over pasgeschreven noten, gooit zeer veel kapot en is zeer onvriendelijk tegen de meeste mijner leerlingen. Met mij leeft ze echter in volkomen harmonie. Zoo heeft ze ook het ontstaan van mijn laatste werk,
10