RAPPORT ANNUEL 1998
MINISTERE DES AFFAIRES ECONOMIQUES
1998 1998 1998 1998 1998
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
1998
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
211-99
1998 JAARVERSLAG 1998 JAARVERSLAG 1998 JAARVERSLAG 1998 JAARVERSLAG 1998 JAARVERSLAG 1998 JAARVERSLAG 1998 JAARVERSLAG 1998 JAARVERSLAG 1998
JAARVERSLAG 1998
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Het Ministerie van Economische Zaken rechtstreeks op internet http://mineco.fgov.be
Verantwoordelijke uitgever: Lambert Verjus Secretaris-generaal de Meeûssquare 23 1000 Brussel Wettelijk depot:
D/1999/2295/40
De gegevens uit dit jaarverslag mogen overgenomen worden mits de bron te vermelden.
Jaarverslag 1998
Een jaarverslag opstellen, is van nature een steeds terugkerende bezigheid waarbij de vooruitgang van het voorbije jaar wordt geëvalueerd en geconsolideerd in een toekomst - in dit geval 1999 - die soms zelf al voorbij of voorbijgestreefd is. Dat is nu eenmaal typerend voor dit soort verslagen, en met het jaarverslag 1998 van het Ministerie van Economische Zaken is het niet anders. Het Departement koos opnieuw voor een omvattende voorstelling per Bestuur. Zo kan elk Bestuur u zo volledig mogelijk over zijn activiteiten van 1998 informeren. Al deze activiteiten passen in de hoofdopdrachten van het Ministerie van Economische Zaken, te weten: -
het opstellen van regels en normen; het toepassen en controleren van reglementeringen; het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische en economische informatie; de consumentenbescherming.
Deze opdrachten vormen een samenhangend geheel. Het toepassen en controleren van reglementeringen is des te makkelijker naarmate deze correct opgesteld en ruim verspreid worden. Eén van de grootste verwezenlijkingen die in dit verband werd geboekt door het Ministerie van Economische Zaken in 1998, is ongetwijfeld de aanwezigheid op Internet via een site die volledig aan het Departement is gewijd. Dit nieuwe instrument laat niet alleen zien dat het Ministerie van Economische Zaken zich in de nieuwe communicatieprocessen verankerd heeft. Het toont ook aan dat ons Ministerie bereid is de consequenties van deze keuze op zich te nemen in termen van snelheid, nauwkeurigheid en toegankelijkheid van de aangeboden informatie. Het Ministerie van Economische Zaken ziet zijn verschillende opdrachten meer dan ooit in het kader van een permanente dialoog met alle maatschappelijke krachten, of het nu gaat om beleidsmensen van de overheid en de particuliere sector, of om de gewone burgers. Dit streven is op elke pagina van dit verslag terug te vinden. Ik hoop dat u hiervan overtuigd wordt, terwijl u het leest.
Lambert Verjus Secretaris-generaal
Ministerie van Economische Zaken
1
Jaarverslag 1998
2
Ministerie van Economische Zaken
Jaarverslag 1998
Voorwoord ............................................................................................................................................................................................................. 1 Inhoudstafel
......................................................................................................................................................................................................... 3
Secretariaat-generaal 1 2 3 4 5
............................................................................................................................................................................... 7
Opdracht en structurele taken ......................................................................................................................................... 9 Prioritaire activiteiten .................................................................................................................................................................. 9 Het Instituut voor de Nationale Rekeningen ..................................................................................................... 13 De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven ............................................................................................................ 13 Begroting ............................................................................................................................................................................................ 14
Bestuur Algemene Diensten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Opdracht en structurele taken ...................................................................................................................................... 17 Prioritaire activiteiten ............................................................................................................................................................... 18 De vereenvoudiging van de loopbanen eindelijk voltooid ............................................................... 19 De aanwervingen ...................................................................................................................................................................... 20 Opleiding ............................................................................................................................................................................................ 22 De evaluatie: een grote première .............................................................................................................................. 23 De begrotingswerkzaamheden .................................................................................................................................... 24 De boekhouding ......................................................................................................................................................................... 24 Interne en externe controles ............................................................................................................................................ 25 De aankopen: nauwgezetheid bij de gunning van de overheidsopdrachten .............. 25 Gebouwen: functionele aard en veiligheid ...................................................................................................... 26 De juridische werkzaamheden ...................................................................................................................................... 26 De sociale en medische zorg .......................................................................................................................................... 27 Het talengebruik in onze federale staat vergt vertalingen ................................................................. 28
Bestuur Energie 1 2 3 4 5 6
............................................................................................................................................................................................. 29
Opdracht en structurele taken ...................................................................................................................................... 31 Prioritaire activiteiten ............................................................................................................................................................... 32 Consolidatie van de samenwerking met de Gewesten ........................................................................ 33 Beheer van de markten ....................................................................................................................................................... 34 Energiebeleid ................................................................................................................................................................................. 41 Nucleair beleid .............................................................................................................................................................................. 46
Bestuur Handelsbeleid 1 2 3 4
.............................................................................................................................................................. 15
............................................................................................................................................................................ 53
Opdracht en structurele taken ...................................................................................................................................... 55 Prioritaire activiteiten ............................................................................................................................................................... 56 Bescherming van de consument ................................................................................................................................ 57 Verbetering van het concurrentievermogen van de ondernemingen .................................. 61
Ministerie van Economische Zaken
3
Jaarverslag 1998
5 6 7
De overgang naar de eenheidsmunt ..................................................................................................................... 68 De informatiemaatschappij ............................................................................................................................................. 69 De administratieve vereenvoudiging en de economische informatie ................................... 70
Bestuur Economische Betrekkingen ........................................................................................................................................... 77 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Opdracht en structurele taken ...................................................................................................................................... 79 Prioritaire activiteiten ............................................................................................................................................................... 81 Markttoegang ............................................................................................................................................................................... 81 Interne markt ................................................................................................................................................................................... 83 Mededinging .................................................................................................................................................................................. 87 Informatiemaatschappij ...................................................................................................................................................... 89 Investeringsbeleid ....................................................................................................................................................................... 90 Verre uitvoer .................................................................................................................................................................................... 91 Nijverheidscompensaties .................................................................................................................................................... 91 Economische samenwerking .......................................................................................................................................... 91 Uitbreiding van de Europese Unie .............................................................................................................................. 91 Eenheidsmunt ................................................................................................................................................................................ 92 Economische en politieke prospectie ..................................................................................................................... 92 Recuperatie van tijdens de Tweede Wereldoorlog geplunderde goederen ................... 93
Bestuur Economische Informatie ................................................................................................................................................... 95 1 2 3 4 5 6 7
Opdracht en structurele taken ...................................................................................................................................... 97 Prioritaire activiteiten ............................................................................................................................................................... 97 Opsporen en verzamelen van informatie ........................................................................................................... 98 Verwerken van informatie ............................................................................................................................................... 100 Verspreiden van informatie ............................................................................................................................................ 102 Het Departement als economische informatieverstrekker kenbaar maken ................... 104 De informatica-infrastructuur van het Departement ............................................................................. 105
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid ...................................................................................................................................................... 109 1 2 3 4 5 6 7 8
4
Opdracht en structurele taken ................................................................................................................................... 111 Prioritaire activiteiten .......................................................................................................................................................... 112 Bescherming van de consument ............................................................................................................................. 112 Concurrentievermogen van bedrijven ............................................................................................................... 117 Welzijn op het werk en sociale reglementering .......................................................................................... 122 Openbare veiligheid ............................................................................................................................................................ 124 Continentaal Plat ..................................................................................................................................................................... 125 Geologie .......................................................................................................................................................................................... 126
Ministerie van Economische Zaken
Jaarverslag 1998
Bestuur Economische Inspectie 1 2 3 4 5 6 7 8 9
.................................................................................................................................................. 127
Opdracht en structurele taken ................................................................................................................................... 129 Prioritaire activiteiten ............................................................................................................................................................ 131 Consumentenbescherming ........................................................................................................................................... 132 Naleving prijzenreglementering ................................................................................................................................. 140 Minnelijke schikkingen ......................................................................................................................................................... 140 Internationale samenwerking ...................................................................................................................................... 141 Verplichtingen van de ondernemingen ............................................................................................................ 143 Controles in specifieke sectoren ............................................................................................................................... 145 Naleving Europese verordeningen ......................................................................................................................... 147
Nationaal Instituut voor de Statistiek 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Opdracht en structurele taken ................................................................................................................................... 151 Prioritaire activiteiten ............................................................................................................................................................ 152 Vernieuwing van de juridische omgeving ........................................................................................................ 152 Vernieuwing van de informatica-omgeving .................................................................................................. 153 Opleiding ......................................................................................................................................................................................... 154 Vernieuwingen rond “Verzamelen” ........................................................................................................................ 155 Vernieuwingen rond “Verwerken” ........................................................................................................................... 157 Vernieuwingen rond “Verspreiden” ........................................................................................................................ 157 Thematische domeinen ..................................................................................................................................................... 158
Bijlagen 1 2 3 4 5
...................................................................................................................................... 149
.............................................................................................................................................................................................................. 169
Begrotingsrealisaties .............................................................................................................................................................. 169 Personeel ......................................................................................................................................................................................... 171 Selectie van wetten en besluiten van het Ministerie van Economische Zaken verschenen in het Belgisch Staatsblad in 1998 ............................................................................................ 177 Afkortingenlijst ............................................................................................................................................................................. 189 Hoe kan u zich tot het Ministerie van Economische Zaken wenden? ................................... 193
Ministerie van Economische Zaken
5
Jaarverslag 1998
6
Ministerie van Economische Zaken
E
Secretariaat-generaal
Secretariaat-generaal 1
Opdracht en structurele taken
2
Prioritaire activiteiten
...................................................................................................................................... 9
............................................................................................................................................................... 9
......................................... 10
2.1
Verbetering van het ondernemings- en investeringsklimaat
2.2
Specifieke maatregelen ter regulering van de economische activiteit
2.3
De euro
2.4
De informatiemaatschappij
2.5
Verspreiding van economische informatie
2.6
Herstructurering en organisatie van het Departement
.............. 10
............................................................................................................................................................................. 11
.......................................................................................................................... 11
3
Het Instituut voor de Nationale Rekeningen
4
De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
5
Begroting
..................................................................................... 12
....................................................... 13
................................................................................................... 13
.......................................................................................................... 13
.......................................................................................................................................................................................... 14
Ministerie van Economische Zaken
7
E
Jaarverslag 1998
8
Ministerie van Economische Zaken
Secretariaat-generaal
1
E
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Onder het gezag van de Minister beheert de Secretaris-generaal het Departement, hij coordineert de activiteiten ervan en hij verdeelt de middelen. Deze taken dienen gezien te worden in een algemene context, die erop gericht is de doelstellingen van het Ministerie van Economische Zaken te verwezenlijken. Er dient namelijk voor een duurzame economische omkadering gezorgd te worden, die gunstig is voor de ontwikkeling van de concurrentiekracht van de ondernemingen en de markten, en die tegelijk de consumenten de best mogelijke bescherming biedt. Om deze doelstellingen te bereiken, coördineerde de Secretaris-generaal de opdrachten die hiervoor door de verschillende Besturen van het Departement dienen uitgevoerd te worden. Zo stelde hij werkgroepen samen, waarvan de taken hierna worden toegelicht, en zette hij een aantal projecten op in verschillende gebieden die bepalend zijn voor de economische activiteit. Hij streefde er ten slotte naar de kwaliteit van de door het Departement geboden diensten, zoals de verspreiding van economische informatie, te verbeteren en de economische kringen in België met haar acties vertrouwd te maken. In 1998 werden een aantal - hierna besproken - ambitieuze projecten uitgevoerd en werden verschillende initiatieven genomen om de hierboven genoemde doelstellingen te verwezenlijken. De Secretaris-generaal en de Directeurs-generaal werden bovendien vereerd met het bezoek van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip. Zij konden bij deze gelegenheid de verschillende activiteiten van het Departement voorstellen.
2
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
In 1998 waren de prioriteiten voor het Secretariaat-generaal: - de uitvoeringsmaatregelen coördineren van de thematische Ministerraad “Investeringsklimaat” van 5 december 1997 voor de versterking van het concurrentievermogen van de ondernemingen; - de economische activiteit regelen; - een harmonieuze overgang naar de euro voorbereiden; - initiatieven nemen in het kader van de gecoördineerde acties voor de informatiemaatschappij binnen de federale overheid, goedgekeurd door de Ministerraad van 30 mei 1997; - de economische actoren algemene en strategische informatie aanbieden; - het Departement herstructureren en organiseren.
2.1
VERBETERING VAN HET ONDERNEMINGS- EN INVESTERINGSKLIMAAT
Ministerie van Economische Zaken
9
E
Jaarverslag 1998
De thematische Ministerraad “Investeringsklimaat” van 5 december 1997 keurde een aantal maatregelen goed die het concurrentievermogen van de ondernemingen moeten versterken. Het Secretariaat-generaal coördineerde de uitvoeringsmaatregelen die hiertoe door het Departement moesten worden genomen. In de eerste plaats diende de regelgeving over de economische mededinging aangepast te worden en waren maatregelen nodig op het vlak van normalisatie, accreditatie en metrologie. Twee wetsontwerpen tot hervorming en modernisering van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging werden in 1998 goedgekeurd door de Ministerraad. Het Secretariaat-generaal coördineerde de praktische uitvoeringsmaatregelen die hiermee verbonden waren, zoals een uitbreiding van de organieke personeelsformatie van de Dienst voor de Mededinging en een verhoging van het budget van de Raad voor de Mededinging. Op het vlak van normalisatie kon het noodzakelijke overleg met de privé-sector pas aan het eind van het eerste semester plaatsvinden. De privé-sector maakte haar medewerking afhankelijk van een voorafgaandelijke audit inzake normalisatie. Er werd een openbare aanbesteding uitgeschreven en in december 1998 werd overgegaan tot de opening van de offertes. Het Secretariaat-generaal coördineerde ook de uitbreiding van de organieke personeelsformatie inzake accreditatie, metrologie en marktcontrole. Bij de uitvoering van de beslissingen van de thematische Ministerraad “Investeringsklimaat” werd aan de subcommissie “Buitenlandse investeringen” van de Interministeriële Economische Commissie gevraagd een verslag op te stellen met de stand van zaken van de goedgekeurde ontwerpen. Uit dit verslag blijkt dat de resultaten sterk uiteenlopen. Bepaalde ontwerpen zijn goed gevorderd, zoals de fiscale ruling, de maatregelen om het aandeelhouderschap bij de personeelsleden van de ondernemingen aan te moedigen en deze om het toekennen van een visum aan zakenlui te versnellen. Andere ontwerpen werden nog niet uitgevoerd of werden zelfs afgevoerd, zoals de sociale ruling.
2.2
SPECIFIEKE MAATREGELEN TER REGULERING VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEIT
In het kader van de activiteiten van het markttoezicht en de bescherming van de rechten van de consument werd erop toegezien dat een ontwerp van koninklijk besluit inzake de etikettering van rundvlees werd voorbereid door de Besturen Handelsbeleid en Economische Inspectie, en dat deze tekst werd besproken binnen de Interministeriële Economische Commissie met alle betrokken Departementen en Diensten. Eind 1998 maakten de verschillende instanties, waaronder de Raad voor het Verbruik, de noodzakelijke adviezen over. Hierdoor kon de procedure om dit koninklijk besluit af te werken en het begin 1999 voor te leggen aan de Minister, worden verdergezet. Er werd er ook over gewaakt dat de Dienst voor de Industriële Eigendom, een afdeling van het Bestuur Handelsbeleid, prioriteit gaf aan de afwerking van een wetsontwerp betreffende
10
Ministerie van Economische Zaken
Secretariaat-generaal
E
de bestraffing van namaak en piraterij. Hiervoor was het nodig binnen de Interministeriële Economische Commissie een overleg met de verschillende betrokken Ministeries te organiseren.
2.3
DE EURO
Het Departement deed in 1998 inspanningen om een harmonieuze overgang naar de gemeenschappelijke munt voor te bereiden, zowel voor de consumenten, en voor de burgers in het algemeen, als voor de ondernemingen. Zo werd het Departement belast met de uitbouw van de groep “Eco-euro”, één van de vier centrale groepen van het Commissariaat-generaal. Het overgangsscenario van het Departement werd op de volgende manier gecoördineerd: - uitwerking van de “economische krachtlijnen van het nationaal overgangsplan”; - actieve deelname van de medewerkers van het Secretariaat-generaal aan de uitwerking van de wet van 30 oktober 1998 over de euro; - planning en controle van de stand van zaken van de regelgevende en administratieve bepalingen die door het Ministerie zowel intern (Admi-euro) als extern (Eco-euro) werden genomen; - voorbereiding van de plenaire vergaderingen van het Commissariaat-generaal voor de Euro en in het bijzonder van de vergadering van 28 mei die specifiek gewijd was aan economische problemen; - coördinatie van de uitwerking van 28 koninklijke en ministeriële besluiten, die nodig zijn om de overgang te garanderen. Met deze maatregelen heeft het Departement zijn rol in de overgang naar de gemeenschappelijke munt goed vervuld.
2.4
DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
In navolging van het plan van gecoördineerde actie voor de informatiemaatschappij binnen de federale overheid, dat door de Ministerraad op 30 mei 1997 goedgekeurd werd, nam het Departement verschillende initiatieven gericht op de ontwikkeling van de informatiemaatschappij. Het Ministerie wil namelijk op dat vlak een sleutelrol gaan spelen. De activiteiten werden voorgesteld en gecoördineerd door de werkgroep “Informatiemaatschappij”, bestaande uit afgevaardigden van de verschillende besturen, onder voorzitterschap van de afgevaardigde van de Secretaris-generaal. De activiteiten van de groep bestonden in 1998 voornamelijk uit de coördinatie van: - het volgen van de overeenkomst gericht op de valorisatie van de informatieverspreiding
Ministerie van Economische Zaken
11
E
Jaarverslag 1998
waarover het Ministerie beschikt, de consumentenbescherming in het kader van de elektronische handel en de uitwerking van een wetsontwerp betreffende de digitale handtekening; - het volgen van de overeenkomst om het probleem van de octrooieerbaarheid van computerprogramma’s te regelen en om een analyse uit te voeren over de juridische gevolgen van het dubbelzinnig statuut van het multimediaproduct; - de voorbereidende werkzaamheden voor de Ottawa-conferentie “Een wereld zonder grenzen”; deze werkzaamheden staan vooral in het teken van de informatiemaatschappij en de elektronische handel; naar aanleiding hiervan heeft het Departement een brochure opgesteld; - de totstandkoming van de @gora98-sessies; deze vergaderingen waren een initiatief van de Minister en waren bedoeld om gedachtewisselingen tussen de verschillende betrokken milieus te bevorderen. Het Departement speelde daarnaast ook een actieve rol in de informatiemaatschappij. Het werkte verschillende manieren uit om de informatie waarover het beschikt op een optimale manier te verspreiden. De verspreiding van economische informatie door het Departement wordt hierna besproken.
2.5
VERSPREIDING VAN ECONOMISCHE INFORMATIE
Het Ministerie wil de economische actoren steeds betrouwbare en relevante informatie verschaffen, en creëerde daarom in december 1998 een eigen internetsite “mineco.fgov.be”. Hierdoor trad het definitief toe tot de informatiemaatschappij. Om de raadpleging van de site zo gemakkelijk mogelijk te maken werd de informatie opgesplitst in expliciete thema’s en rubrieken, eerder dan ze te baseren op de administratieve structuur van het Departement. De site “mineco.fgov.be” biedt de volgende thema’s aan: Barometers van de economie, Euroruimte, Marktordening, Bedrijvengids, Buitenlandse investeerders, Consumentenbescherming, Energie, Economische informatie en “het Ministerie”. De Dienst Economische Analyses van het Secretariaat-generaal geeft in de rubriek “Barometers van de economie” de evolutie van de Belgische economie weer. Veel aandacht werd ook besteed aan een aantrekkelijke en dynamische voorstelling van de publicaties, van de documenten en van de web-site in het algemeen. Dit geldt voor verscheidene publicaties die door het Ministerie worden uitgegeven, zoals “Trefpunt Economie”, het maandelijks tijdschrift van het Departement. De medewerkers van het Secretariaat-generaal leverden een belangrijke bijdrage in de verspreiding van economische gegevens over de economische conjunctuur, de structurele kenmerken van de economie en de euro. Zo voorzag de Dienst Economische Analyses de Minister en het Departement regelmatig van macro-economische informatie. De Dienst nam hiervoor deel aan internationale en nationale werkgroepen die deze dossiers bestuderen.
12
Ministerie van Economische Zaken
Secretariaat-generaal
2.6
E
HERSTRUCTURERING EN ORGANISATIE VAN HET DEPARTEMENT
Het Secretariaat-generaal coördineerde de overgang van de bevoegdheid “Energie” van Minister Di Rupo naar Minister Poncelet, na de bevoegdheidsverschuivingen van juni 1998. Er werd ook toezicht uitgeoefend op de overheveling van de bevoegdheden met betrekking tot de “Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten” en de “Proefbank voor Vuurwapens” van het Bestuur Handelsbeleid naar het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid. Onder impuls van de Secretaris-generaal werd een omvattend project van herkwalificatie en uitbreiding van de personeelsformatie voorgelegd aan de administratieve en budgettaire controle. De belangrijkste doelstellingen waren: - de organieke personeelsformatie van het Bestuur Handelsbeleid en het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid uit te breiden opdat deze hun opdrachten in het kader van de wet op de mededinging (voor het Bestuur Handelsbeleid) en in het kader van de normalisatie, certificatie en accreditatie (voor het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid) zouden kunnen vervullen; - de personeelsformatie te herkwalificeren door administratieve betrekkingen van niveau 3 af te schaffen en gelijklopend hiermee nieuwe betrekkingen van niveau 2 in te stellen; - een reeks technische functies in het Bestuur Algemene Diensten en het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid te herkwalificeren. Binnen het Secretariaat-generaal werd , bij wijze van experiment, een elektronisch documentbeheerssysteem geïnstalleerd. Het is de bedoeling dit systeem binnenkort uit te breiden tot het hele Departement.
3
HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN
De Secretaris-generaal, die voorzitter is van de raad van bestuur van het INR, nam het voorzitterschap waar van de zes vergaderingen van de raad, die voornamelijk gewijd waren aan de bespreking en de goedkeuring van de economische begrotingen 1998 en 1999, de nationale rekeningen 1997, de gewestelijke rekeningen 1985-1996 en de input-output tabellen 1985. De raad besprak ook de macro-economische indicatoren opgelegd door Eurostat met het oog op de kandidatuur van België voor de Economische en Monetaire Unie. Het Secretariaat-generaal verzorgde, in samenwerking met de Nationale Bank, het secretariaat van het INR.
4
DE CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Als regeringscommissaris van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven nam de Secretarisgeneraal deel aan de verschillende vergaderingen van het Bureau van de CBR.
5
BEGROTING
Ministerie van Economische Zaken
13
E
Jaarverslag 1998
De Secretaris-generaal zat twee vergaderingen van de begrotingscel voor. De eerste betrof de budgettaire controle 1998; het ging er hoofdzakelijk om de nodige begrotingskredieten uit te trekken om de beslissingen van de thematische Ministerraad over het investeringsklimaat voor het Departement uit te voeren. De tweede had betrekking op de voorbereiding van de begroting 1999 die, qua middelen, voorrang moest verlenen aan de overgang naar het jaar 2000 en aan het uitstippelen van de tienjarige volkstelling gepland voor 2001. Op grond van de door de verschillende Besturen van het Departement verstrekte informatie stelde het Studiebureau de algemene beleidsnota op die als bijlage bij de begroting 1999 werd gevoegd.
14
Ministerie van Economische Zaken
E1
Bestuur Algemene Diensten
Bestuur Algemene Diensten 1
Opdracht en structurele taken
...................................................................................................................................17
2
Prioritaire activiteiten
3
De vereenvoudiging van de loopbanen eindelijk voltooid
4
De aanwervingen
5
Opleiding
6
De evaluatie: een grote première
7
De begrotingswerkzaamheden
8
De boekhouding
9
Interne en externe controles
10
De aankopen: nauwgezetheid bij de gunning van de overheidsopdrachten
11
Gebouwen: functionele aard en veiligheid
12
De juridische werkzaamheden .....................................................................................................................................26
13
De sociale en medische zorg
14
Het talengebruik in onze federale staat vergt vertalingen ................................................................28
............................................................................................................................................................18
.............................................................19
....................................................................................................................................................................20
.........................................................................................................................................................................................22
...........................................................................................................................23
.................................................................................................................................24
.......................................................................................................................................................................24
Ministerie van Economische Zaken
.........................................................................................................................................25
.............25
...................................................................................................26
....................................................................................................................................
27
15
E1
Jaarverslag 1998
16
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Algemene Diensten
1
E1
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Het is de opdracht van het Bestuur Algemene Diensten om bij te dragen tot een optimale werking van het Ministerie door te zorgen voor ondersteuning via het beheer van human resources, de materiële en financiële middelen maar ook door toezicht te houden op de naleving van de juridische procedures, de toepassing van het ambtenarenstatuut, de aanwending van de fondsen en gunning van de overheidsopdrachten. Organisatie De Afdeling Organisatie stelt de personeelsformatie, het taalkader en het personeelsreglement op. Zij treedt op als centrale aankoopdienst voor het hele Departement. Zij neemt deel aan de werkzaamheden van de instanties die zich bezighouden met het vakbonds- en tuchtstatuut en staat in voor het secretariaat van de Directieraad. Zij zorgt eveneens voor het opstellen, bijwerken en verspreiden van de informatie betreffende de gegevens van de diensten en de personeelsleden. Zij ziet toe op het welzijn van de ambtenaren (gebouwen, meubilair, andere benodigdheden dan informaticamaterieel, wagens en chauffeurs, onthaalpersoneel) en beheert de centrale drukkerij. Zij werkt de maatregelen uit voor de bevoorrading van het land in crisissituaties en staat klaar voor de uitvoering ervan. Human Resources De Afdeling Human Resources beheert dagelijks de administratieve en geldelijke loopbaan van de statutaire en contractuele personeelsleden, evenals van de leden van het Kabinet van de Minister. Zij staat in voor de aanwerving en de aanwijzing van het personeel en stelt de wedde en diverse toelagen vast waarop de personeelsleden aanspraak kunnen maken. Zij speelt de rol van kinderbijslagfonds. Zij zorgt voor de procedures van bevordering van de statutaire ambtenaren, zowel door verhoging in graad als door weddeschaalverhoging. Daartoe stelt zij het jaarboek van het personeel op dat de ambtenaren rangschikt volgens graad, anciënniteit en weddeschaal. De Afdeling behandelt de mutatieaanvragen (verandering van Bestuur in het Departement) en de mobiliteitsaanvragen (overgang van een overheidsdienst naar een andere). Zij waakt over de naleving van de regels op het gebied van tucht, beoordeling en evaluatie. Zij beheert de dossiers betreffende de verloven, ziekte, arbeidsongevallen, overlevings- en rustpensioenen. Zij bereidt de dossiers inzake eretekens voor en behandelt de cumulatieaanvragen. Zij volgt de taal- en loopbaanexamens. Tenslotte staat zij het Planbureau bij voor het beheer van zijn personeel. Personeelszorg De Afdeling Personeelszorg treedt preventief op in verschillende domeinen (jaarlijkse checkup, kankeropsporing, antialcohol- en antitabakscampagnes, inentingen, controle van het gezichtsvermogen, ...) en verstrekt diensten via dokters, verpleegsters, een kinesitherapeute en een tandarts. Zij stelt tevens personeel ter beschikking van de Sociale Dienst, vereniging zonder winstoogmerk, die de ambtenaren allerhande materiële en morele steun verleent. Financiën De Financiële Afdeling stelt de begroting op, gaat financiële verbintenissen aan, voert de betalingsorders uit en houdt de boekhouding bij van het Ministerie. Zij controleert of de over-
Ministerie van Economische Zaken
17
E1
Jaarverslag 1998
heidsfondsen op correcte wijze worden aangewend, zowel binnen het Departement als bij de instellingen die het Departement subsidieert; zij onderhoudt contacten met de externe controle-instanties (Schatkist, Begroting, Inspectie van Financiën en Rekenhof). De Afdeling verstrekt adviezen over budgettaire- en boekhoudkundige materies aan de overige besturen, het Kabinet en eventueel derden. Zij zorgt eveneens voor de concrete toepassing van de wetten op de boekhouding van de Staat. De Dienst Wederaanpassing Mijnwerkers betaalt de wachtvergoedingen van de mijnwerkers uit. Juridische aangelegenheden De Juridische Afdeling verstrekt juridisch advies aan alle Besturen. Zij controleert de ontwerpen van wetten en besluiten die uitgaan van het Departement en geen betrekking hebben op het personeel en zij ziet toe op de bekendmaking daarvan in het Belgisch Staatsblad. Tenslotte volgt zij de geschillendossiers op. Vertalingen De Afdeling Vertalingen staat ten dienste van alle Besturen, zowel om de wettelijke verplichtingen van het talengebruik na te komen als om taalproblemen op te lossen. Opleiding De opleidingsdirecteurs zorgen voor het onthaal en de begeleiding van de statutaire personeelsleden tijdens hun stageperiode. Zij concipiëren en organiseren de vorming rekening houdend met de doelstellingen van het Departement en de behoeften van de Besturen en de personeelsleden. Samen met het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid en de opleidingsdirecteurs van de overige Departementen werken zij gemeenschappelijke opleidingsprojecten uit. Tenslotte organiseren zij stages in het Departement voor Belgische of buitenlandse ambtenaren en studenten.
2
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
Na de bekendmaking van de nieuwe personeelsformaties en taalkaders zette het Bestuur Algemene Diensten een maximum aantal procedures van bevordering door graad- of weddeschaalverhoging in. Er werd getracht zoveel mogelijk statutaire en contractuele personeelsleden aan te werven. Een wijziging van de personeelsformatie werd opgestart om de hierna uiteengezette redenen. Het Bestuur heeft de allereerste evaluatie van de statutaire personeelsleden van niveau 1 en 2+ voorbereid en geleid. De juristen hebben bijzondere aandacht geschonken aan de correcte opstelling van de talrijke wetteksten en reglementaire teksten betreffende de invoering van de euro op 1 januari 1999. De informatisering van de boekhouding was vooral gericht op de nodige aanpassingen voor de invoering van de euro en de nakende overgang naar het jaar 2000. De veiligheid van de personeelsleden, vooral het voorkomen van brandrisico, kreeg in het jaar 1998 ook prioriteit.
18
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Algemene Diensten
3
E1
DE VEREENVOUDIGING VAN DE LOOPBANEN EINDELIJK VOLTOOID
De grote operatie van algemene herziening van de weddeschalen, gekoppeld aan de vereenvoudiging van de loopbanen, door Ambtenarenzaken aangevat in 1994, werd in het Departement begin 1998 voltooid. De koninklijke besluiten die nieuwe loopbanen voor de ambtenaren van niveau 1 en 2+ en de monitors (10 februari 1998) invoeren, daartoe de personeelsformatie (19 december 1997) en de geldelijke loopbaan van de ambtenaren (1 maart 1998) aanpassen en het taalkader in overeenstemming brengen met de nieuwe personeelsformatie (24 april 1998), zijn op 1 februari 1998 van kracht geworden. Onmiddellijk werd een nieuw jaarboek van het personeel opgesteld voor de ambtenaren van niveau 1 en 2+ om het starten van de procedures van bevordering, zowel door graadals door weddeschaalverhoging, mogelijk te maken. Aldus werden 40 betrekkingen van bevordering door verhoging in graad, op alle trappen van niveau 1, open verklaard. De Directieraad heeft de sollicitaties onderzocht en voorstellen van bevordering gestuurd aan de Minister belast met Energie, voor de openstaande betrekkingen bij het Bestuur Energie en aan de Minister van Economie, voor de overige betrekkingen. Bovendien hebben 15 ambtenaren van niveau 2+ een bevordering door verhoging in graad gekregen. De voorstellen van bevordering door weddeschaalverhoging, verbonden aan een openstaande betrekking werden opgesteld en aan de personeelsleden van niveau 1 en 2+ bekendgemaakt. Daar het om de eerste bevorderingen van die aard ging, hebben talrijke ambtenaren die zich benadeeld achtten door het nieuwe systeem, gereageerd. Alle klachten werden nauwkeurig onderzocht en sommigen werden zelfs aan het Ministerie van Ambtenarenzaken voorgelegd, die de gegrondheid van de voorstellen van bevordering door weddeschaalverhoging heeft bevestigd. Deze werden concreet vastgelegd in ministeriële besluiten. De procedures voor bevordering door verhoging van weddeschaal in rang 13 konden nog niet worden ingezet. Dit nieuwe systeem doet inderdaad talrijke interpretatieproblemen rijzen. Daarom heeft het Bestuur het raadzaam geacht vooraf Ambtenarenzaken te raadplegen. Een nieuwe reeks bevorderingen door verhoging in graad (12) en door verhoging van weddeschaal verbonden aan de vacature van een betrekking (55) werd opgestart voor niveau 2, 3 en 4. Uiteraard werden alle zogenaamde “automatische” bevorderingen door weddeschaalverhoging, evenals deze die aan het slagen voor een examen onderworpen zijn, regelmatig uitgevoerd. Tenslotte werd in het intern blad Eco info een artikel gepubliceerd dat de draagwijdte van de hervorming van de loopbanen toelichtte.
Ministerie van Economische Zaken
19
E1
4
Jaarverslag 1998
DE AANWERVINGEN
Nieuwe werkmethoden brengen de noodzakelijke herkwalificatie van bepaalde betrekkingen mee: het Bestuur Algemene Diensten staat steeds voor de uitdaging voldoende en gekwalificeerd personeel te verstrekken, in een tamelijk strakke budgettaire en reglementaire context inzake aanwerving voor het openbaar ambt. Om statutair personeel aan te werven moeten er betrekkingen bestaan op de personeelsformatie. Om contractueel personeel aan te werven, moet een wervingsvergun-ning worden bekomen en moeten geschikte personen worden gevonden. Statutair personeel Verschillende procedures van wijziging van de personeelsformatie werden in 1998 aangevat of voortgezet. De meeste werden in één ontwerp gegroepeerd dat aan de Minister van Ambtenarenzaken op 26 november 1998 werd voorgelegd. Dit ontwerp bestaat uit vier afzonderlijke delen: · Uitvoering van de resultaten van de bilaterale onderhandelingen betreffende het personeel (dat wil zeggen de afloop van de onderhandelingen tussen het Departement en de Ministers van Ambtenarenzaken en Begroting): - de personeelsformatie blijft in principe ongewijzigd voor niveau 1 en 2+; - in niveau 2 kunnen er slechts betrekkingen worden bijgevoegd door “upgrading”: inderdaad, daar 68 ambtenaren van niveau 3 geslaagd zijn voor een vergelijkend overgangsexamen, werd de instelling gevraagd van 66 betrekkingen van administratief assistent en bestuurschef, met afschaffing van hetzelfde aantal betrekkingen van niveau 3. Na afloop van de bilaterale onderhandelingen werd dit aantal tot 33 teruggebracht; - voor niveau 3 en 4 moet het aantal betrekkingen worden teruggebracht tot het werkelijk bestand op 1 januari 1998, met de volgende correcties: - omvorming van een betrekking van niveau 4 tot een betrekking van klerk; - instelling van 8 betrekkingen van klerk en 8 betrekkingen van werkman in niveau 4 voorbehouden voor de contractuelen met “enig statuut” die voor een wervingsexamen geslaagd zijn; - instelling van 6 betrekkingen van klerk en van een betrekking van administratief beambte voor de betrekkingen geblokkeerd door de contractuelen van het ex-IWONL; · Uitvoering van de beslissingen van de Ministerraad van 5 december 1997 betreffende de mededinging en de verbetering van het investeringsklimaat: - uitbreiding van de formatie van de Dienst voor de Mededinging (20 betrekkingen van adjunct-adviseur en 4 betrekkingen van verslaggever of algemeen verslaggever voor de mededinging); de nieuwe vlakke loopbaan van verslaggever voor de mededinging vindt zijn grondslag in het ontwerp van wijziging van de wet op de mededinging, die op het einde van het jaar nog niet gestemd was; - uitbreiding van de formatie van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid (in niveau 1, 9 betrekkingen van technisch adjunct-adviseur, 5 van ingenieur, 1 van industrieel ingenieur en 3 van adjunct-adviseur; in niveau 2+, 5 betrekkingen van technisch assistent, in niveau 2, 4 betrekkingen voor het administratief personeel);
20
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Algemene Diensten
E1
· De herkwalificering, die budgettair neutraal is, van bepaalde technische functies: - instelling bij de Algemene Diensten, in niveau 3, van 10 betrekkingen van geschoold werkman voor de functies van kok, elektricien en voor bepaalde technische functies in de drukkerij, met afschaffing van 12 betrekkingen van werkman in niveau 4; - instelling bij de Metrologische Dienst van 25 betrekkingen van technisch personeel in niveau 2, gecompenseerd door de afschaffing van 5 administratieve betrekkingen in niveau 2 en 25 betrekkingen van werkman in niveau 4; · De instelling bij het Bestuur Economische Betrekkingen van een cel recuperatie van de tijdens de Tweede Wereldoorlog ontvreemde goederen: voor deze taak die momenteel door contractueel personeel wordt uitgevoerd, stelde men de instelling van een betrekking van adjunct-adviseur voor. In 1998 traden 44 personeelsleden in dienst (22 van elke taalrol), waarvan 30 van niveau 1 (15 van elke taalrol). Rekening houdend met hun profiel en de prioriteiten heeft de Secretarisgeneraal hen ingedeeld in een Bestuur. Op 1 oktober in 1998 werd een nieuw mobiliteitssysteem, van kracht: het regelt de overgang van personeelsleden van een federale overheidsdienst naar een andere. Van de 54 ingediende aanvragen om naar ons Departement over te gaan, werden er 22 aanvaard. In 20 van de 22 gevallen werd een gunstig advies uitgebracht. De betroffen personeelsleden werden in een wachtlijst opgenomen. Zij mogen in dienst treden wanneer een vacante betrekking aan hun profiel beantwoordt. Contractueel personeel Buiten de gewone aanwervingen (bijkomende en specifieke taken, vervanging van ambtenaren die tijdelijk afwezig zijn of die deeltijds werken), konden contractuele ambtenaren worden aangeworven om de verwezenlijking van nieuwe bijzondere projecten of de voortzetting van vroeger begonnen projecten mogelijk te maken. De Ministerraad heeft aldus ingestemd met de aanwerving of het in dienst houden van 36 personeelsleden in 1998 om uitzonderlijke en tijdelijke taken uit te oefenen. In afwachting van de uitbreiding van de personeelsformatie heeft de Ministerraad eveneens ingestemd met de aanwerving van 14 deskundigen voor de Dienst van de Mededinging en 12 deskundigen voor het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid. Lang niet alle toegelaten aanwervingen werden verwezenlijkt. Het Departement heeft talrijke jongeren de mogelijkheid geboden hun eerste werkervaring op te doen. Aldus werden 10 jonge werkzoekenden aangeworven in het kader van een stagecontract (één jaar, 4/5 tijds) en 24 in het kader van een contract van eerste beroepservaring (6 maanden voltijds, eenmaal hernieuwbaar). Verschillende onder hen die voldoening gaven, konden nadien als contractuelen, ter vervanging van afwezige ambtenaren, worden aangeworven, wat wijst op de beslissende aard van deze eerste ervaring voor de latere ontwikkeling van de beroepsloopbaan.
Ministerie van Economische Zaken
21
E1
Jaarverslag 1998
Tabel 1 Ambtenaren voor uitzonderlijke en tijdelijke opdrachten Project
Euro Prijzen-mededinging Bibliotheek «Quetelet Fonds» Intranet-internet Informatiemaatschappij Index ippi-impex Octrooi-info voor KMO’s Rangschikking van de octrooien Documentatie over industriële eigendom Acties ten gunste van KMO’s Dienst springstoffen
Toegelaten betrekkingen
Bezette betrekkingen
6 5 4 1 4 4 2 2 1 6 1
5 5 3 1 0 2 1 2 0 0 1
De Minister stemde er mee in 9 pas afgestudeerde jongeren een onbezoldigde stage van een maand te laten doen in het kader van de operatie “Springplank naar werk”. Tenslotte wierf het Departement, om de afwezigheid van ambtenaren in de zomermaanden te compenseren, niet minder dan 130 studenten aan. Flexibiliteit Het nieuwe stelsel van de verloven ingevoerd door Ambtenarenzaken en dat op 1 december 1998 van kracht geworden is, heeft van de meeste verloven een recht gemaakt. Het Bestuur heeft het verloop van deze hervorming dag na dag gevolgd en een ontwerp van dienstnota, vergezeld van een samenvattende tabel met alle soorten verlof en de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten opgesteld; deze nota werd begin 1999 verspreid. Om de uittocht van ambtenaren te vermijden belast met informaticataken, en rekening houdend met de enorme druk die heerst op de arbeidsmarkt voor de indienstneming van informaticapersoneel en de toekomstige verhoging van deze druk te wijten aan de verplichting tot aanpassing van de informaticatoepassing aan de overgang van het jaar 2000 en aan de invoering van de eenheidsmunt, werd een koninklijk besluit van kracht waardoor aan personeelsleden in sommige overheidsdiensten een toelage wordt toegekend. Het Bestuur Algemene Diensten nam een aanvang met het inwinnen van informatie om uit te maken welke ambtenaren van deze premie zullen genieten.
5 OPLEIDING De opleidingsdirecteurs organiseren het onthaal zowel van de vaste als de contractuele nieuwkomers, en stellen een profielbeschrijving van het personeelslid op na individueel collectief onderhoud.
22
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Algemene Diensten
E1
De opleidingsdienst leidt de stagedoende vaste ambtenaren tijdens hun stageperiode om hun integratie in het Departement en het aanleren van de werkingsregels te vergemakkelijken. De Dienst organiseert voor sommigen onder hen bezoeken aan de verschillende Besturen. De Dienst organiseert de opleidingen rekening houdend met de behoeften van de Besturen en de ambtenaren, om zo de werking van het Departement te verbeteren en te moderniseren en om de ambtenaren zowel op professioneel als op individueel gebied meer voldoening te schenken. Deze verspreidt daartoe informatie over de opleidingen georganiseerd door het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO) en bespreekt, voor de interne opleidingen, met de kandidaat-opleiders de organisatie en de structuur van de cursussen om een optimale kwaliteit/prijsverhouding te bekomen. In 1998 werden 22 interne opleidingen georganiseerd, hoofdzakelijk gericht op de voorbereiding van loopbaanexamens, de communicatietechnieken, het contact met het publiek, de evaluatie, het administratief recht en de eerste hulp bij ongevallen. De door het OFO georganiseerde opleidingen die het meest worden gevraagd, zijn het aanleren of perfectioneren van talen en de bureautica.
6
DE EVALUATIE: EEN GROTE PREMIÈRE
Op grond van het koninklijk besluit van 6 februari 1997 dat het nieuwe evaluatiesysteem voor statutaire ambtenaren invoert, begon de zogenaamde periode van “observatie” van de ambtenaren van niveau 1 en 2+ op 15 september 1997 en is ze op 15 september 1998 geëindigd. De eigenlijke evaluatiefase verliep van 15 september tot 15 december 1998. Zij steunde op de feiten en vaststellingen in de observatieperiode, maar vooral op een reële dialoog tussen de onmiddellijke hiërarchische meerdere en zijn medewerker tijdens het door de Directieraad besliste onderhoud dat de evaluatie voorafging. Tijdens dit onderhoud plaatste de hiërarchische meerdere een voorlopige quotering op het evaluatierooster. Vervolgens hadden de evaluatieconferenties plaats (voor meer dan 400 ambtenaren van niveau 1) en de evaluatieonderhouden (voor zowat 200 ambtenaren van niveau 2+), die steeds na afloop van een dialoog met de betrokken ambtenaar, de definitieve evaluatie hebben toegekend. In 1998 is de Directieraad eveneens overgegaan tot weging van de evaluatiecriteria voor de ambtenaren van niveau 2, 3 en 4, op voorstel van de onmiddellijke hiërarchische meerdere. Op 15 september was elke ambtenaar in het bezit van zijn evaluatierooster, dat de criteria bevat die in aanmerking worden genomen voor de functiefamilie waartoe hij behoort. Vervolgens begon de observatieperiode, die op 15 september 1999 eindigt. De systeembeheerders, die als sleutelfiguren voor realisatie van dit nieuwe systeem worden beschouwd, hebben hun taak voortgezet. Buiten hun beschikbaarheid om de talrijke vragen
Ministerie van Economische Zaken
23
E1
Jaarverslag 1998
van de besturen te beantwoorden, hebben zij een brochure opgesteld voor de betrokken ambtenaren van niveau 2, 3 en 4 en hebben zij 17 informatievergaderingen gehouden.
7
DE BEGROTINGSWERKZAAMHEDEN
De begrotingscontrole 1998 en de initiële begrotingsopmaak 1999 brachten de gebruikelijke werkzaamheden met zich mee, waarvan de praktische uitvoering werd versneld dankzij het netwerk van de begrotingscorrespondenten. De bestaansmiddelen van verschillende besturen werden aangepast aan de beslissingen van de Ministerraad van 5 december 1997, meer bepaald in het kader van de verbetering van het investeringsklimaat en de uitbreiding van de Dienst mededinging. De uitbreiding van het personeelskader en de maatregelen, genomen tijdens de personeelsbilaterale van april 1998, werden budgettair geconcretiseerd. De werkingsmiddelen van het Departement werden, in onderling overleg met de betrokken Besturen, herschikt om de nodige bijkomende middelen vrij te maken voor de informaticawerkzaamheden in het kader van de overgang naar het jaar 2000 en de invoering van de Europese eenheidsmunt. Voor een aantal hangende problemen werd het budgettair aspect geregeld via enkele ontwerpen van wetsartikels, die werden opgenomen in verschillende programmawetten. Het betreft de wettelijke regeling van de pensioenen van de ex-leden van het Nationaal Comité voor Energie, de verhoging van het rollend fonds van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de werkingsmodaliteiten van het nieuwe begrotingsfonds voor de schuldenoverlast. De nodige maatregelen werden genomen om het Fonds voor Accreditatie en Certificatie met ingang van 1 januari 1999 op te splitsen in twee budgettair gescheiden activiteiten, BELTEST en BELCERT. De oprichting van het nieuwe Fonds voor de Schuldenoverlast werd voorbereid en begeleid. Voor het Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen was 1998 een belangrijk jaar. De bijsturing en eindregeling van het budget van de Expo Lissabon 1998 werden gekruist door de voorbereiding en opstelling van de begroting van de Expo Hannover 2000.
8
DE BOEKHOUDING
De ontwikkeling van het FIMS (Financial Information Management System) dat van het huidige informaticasysteem van de comptabiliteit een performant beleidsinstrument dient te maken werd in 1998 verder gezet. Nochtans liep het project een aanzienlijke vertraging op als gevolg van de noodzakelijke prioriteit voor de ontwikkeling van systemen met betrekking tot het jaar 2000 of de EURO. De definitieve afwerking van het project FIMS werd dan ook uitgesteld tot na 1 januari 2000. Desondanks werd in 1998 een aanvang genomen met de modernisering van het informaticapakket voor de betaling van de wachtvergoedingen van de mijnwerkers.
24
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Algemene Diensten
E1
Met het oog op een vlottere regeling van de werkgeverstussenkomst in de kost van het woon - werkverkeer sloot het Departement een overeenkomst af met de NMBS. De praktische uitvoeringsmodaliteiten werden door de Boekhouding op punt gesteld. Met de Raad voor de Mededinging werden praktische regelingen getroffen voor zijn administratieve werking. De sectie stelde tevens haar expertise inzake de toepassing van de reglementeringen Rijkscomptabiliteit en Overheidsopdrachten verder ten dienste van de andere Besturen onder de vorm van talrijke adviezen.
9
INTERNE EN EXTERNE CONTROLES
Dank zij een uitbreiding van haar effectieven kon de sectie Financiële Controle de onderzoeken naar de correcte aanwending van de begrotingsmiddelen van het Departement verder intensifiëren. Intern het Departement werden audits verricht met betrekking tot het functioneren van BELTEST en van de VZW Sociale Dienst. Bovendien werd gestreefd naar een grotere uniformiteit bij de rekeningaflegging van de rekenplichtigen van het Departement en bij de controle van hun verrichtingen. Wat betreft de externe controle kon in het kader van het faillissement van de onderneming het subsidiedossier van een grote staalonderneming («lasten van het verleden») definitief worden afgesloten. Tevens werd een grondige studie uitgevoerd van de nog openstaande dossiers in het kader van de subsidiëring van de steenkoolmijnen en van de hangende be-twistingen in de sector van de scheepsbouw. Daarnaast stond de sectie in voor de comptabiliteit en het financiële beheer van de Belgische deelname aan de wereldtentoontelling te Lissabon.
10
DE AANKOPEN: NAUWGEZETHEID BIJ DE GUNNING VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTEN
De uniforme procedure tot gunning van de overheidsopdrachten, ingevoerd in 1997 ter gelegenheid van de nieuwe reglementering, is voortgezet onder materieel en juridisch toezicht van het Bestuur Algemene Diensten. De verschillende Besturen hebben, tijdens de gehele gunningsduur van de opdrachten, zowel op Belgisch als op Europees vlak, het advies en de begeleiding gekregen die onontbeerlijk zijn om alles volgens de regels en zo doeltreffend mogelijk te laten verlopen. Dit jaar hadden de belangrijkste dossiers betrekking op de informatica-uitrusting, de vernieuwing van de hospitalisatieverzekering ten gunste van de ambtenaren en de verdeling van gemakkelijk hanteerbare eurorekenmachientjes aan bejaarden, een project voortgezet in 1999. Door de oprichting van de Dienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies, een controleinstelling onder bescherming van het Ministerie van Ambtenarenzaken, staat het Bestuur in voor de periodieke kennisgeving van de overheidsopdrachten en subsidies, die worden toegekend door het Departement.
Ministerie van Economische Zaken
25
E1
Jaarverslag 1998
De Centrale Dienst voor Aankopen heeft 2.530 bestellingen geregistreerd voor logistieke steun aan de Besturen en 40 nieuwe contracten gesloten. Die Dienst, die de facturen van het Ministerie centraliseert, heeft 13.800 facturen behandeld en betaald in 1998. Het gehele systeem van bestelbons, contracten en facturen werd aangepast zodat de verrichtingen vanaf 1 januari 1999 zowel in euro als in frank kunnen gebeuren.
11
GEBOUWEN: FUNCTIONELE AARD EN VEILIGHEID
Om functionele redenen werd verder over het bijeenbrengen van de meeste Brusselse gebouwen in eenzelfde buurt verder onderzocht. Daar een belangrijk gedeelte van het Ministerie in 1995 verhuisd is naar North Gate III en WTC III, wordt in de Noordwijk gezocht. De Regie der Gebouwen is van plan WTC IV, die nog moet worden gebouwd, te onzer beschikking te stellen. Eind 1998 had de Regering hierover nog geen beslissing genomen. Die plannen over de toekomstige lokalisatie van onze Besturen hebben niet belet, wel integendeel, dat er wordt toegezien op de veiligheid van de ambtenaren in de bestaande gebouwen. In 1998 werd in elk gebouw een controle gehouden in samenwerking met de preventiedienst van de brandweer. De brandbeveiliging werd aldus helemaal herzien en er wordt geleidelijk nieuw materieel geplaatst voor het opsporen en bestrijden van brand. Aldus werden er verschillende preventiedossiers voorgelegd aan de desbetreffende vakbondsinstanties en aan de eerste interventieploegen. De inventarissen betreffende de aanwezigheid van asbest in de gebouwen worden momenteel opgemaakt en de daaruit voortvloeiende aanpassingswerken worden begin 1999 uitgevoerd in de gebouwen Hoorn- en Lemanstraat. Tenslotte zijn bepaalde Diensten waar gevaarlijke machines of toxische en ontvlambare producten worden gebruikt, zoals de drukkerij bij WTC III, de metrologie bij NG III of het laboratorium van de Zennestraat, het voorwerp van een studie over de preventie inzake veiligheid.
12
DE JURIDISCHE WERKZAAMHEDEN
De juridische dienst heeft meer dan 600 ontwerpbesluiten nagezien waarvan 28 verband hielden met de invoering van de euro. Alle fundamentele besluiten werden voor 1 januari 1999 bekendgemaakt. Ook alle parlementaire vragen werden herlezen en soms verbeterd, zowel wat betreft de vorm als de inhoud, vooraleer ze een visum kregen. Tenslotte werden talrijke ontwerpen van antwoord die de verschillende Besturen van het Departement de Minister ter ondertekening voorleggen, door de Juridische Afdeling nagezien vooraleer ze werden doorgestuurd. Zoals hoger vermeld, werden alle procedures inzake overheidsopdrachten nauwkeurig nagezien vanuit juridisch oogpunt. Dit jaar werd tevens gekenmerkt door het begin van de herziening van de Conventie van Parijs betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid op nucleair vlak.
26
Ministerie van Economische Zaken
E1
Bestuur Algemene Diensten
13
DE SOCIALE EN MEDISCHE ZORG
De gezondheid van de ambtenaren is ook de zaak van het Bestuur Algemene Diensten, dat hun een polyvalente medische dienst, met een hoofdzakelijk preventieve taak, ter beschikking stelt. Deze laatste moet in bepaalde gevallen niettemin werken als een arbeidsgeneeskundige dienst. De onderstaande gegevens geven een overzicht van de omvang van zijn werkzaamheden in 1998: Materiële en morele steun verlenen aan de ambtenaren in moeilijkheden is één van de opdrachten van de vzw Sociale Dienst, waaraan het Bestuur Algemene Diensten het nodige personeel, onder wie vier sociale assistenten, verschaft. De Sociale Dienst heeft in 1998 bepaalde dingen gewijzigd: het Sinterklaasspeelgoed voor de kinderen van 0 tot 8 jaar werd vervangen door een cheque van 1 000 BEF en de babyuitzetpakketten bij de geboorte van een kind werden vervangen door een cheque van 4 000 BEF. De hospitalisatieverzekering werd hernieuwd na een algemene offerteaanvraag om een Tabel 2 Raadplegingen medische dienst TYPE VAN INTERVENTIE Algemene raadplegingen Tandheelkundige raadplegingen Kinesitherapiebehandelingen Opsporing van kanker Inentingen Controles van het gezichtsvermogen Controle
AANTAL
chauffeurs drukkerij fotokopie
Check-up Delcrederepersoneel
402 665 845 229 326 613 52 20 2 34
Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
maximum aan voordelen voor de personeelsleden te bekomen. De onderstaande tabel belicht de waaier van tegemoetkomingen van de dienst in 1998:
14
HET TALENGEBRUIK IN ONZE FEDERALE STAAT VERGT VERTALINGEN
Meer dan ooit heeft de Afdeling Vertalingen, waarvan het aantal personeelsleden in 1998 werd versterkt, gezorgd voor de vertaling van honderden wetteksten en reglementaire teksten, notulen, dienstorders, zonder de parlementaire vragen, de toespraken, de artikelen en de brochures te vergeten. Dit jaar werden vooral documenten over de invoering van de euro en voor de Internetsite van het Departement vertaald.
Ministerie van Economische Zaken
27
E1
Jaarverslag 1998
Tabel 3 Interventies van de sociale dienst TYPE VAN INTERVENTIE Leningen (terugvorderbare of niet-terugvorderbare) Warme maaltijden (3 restaurants) Geboorte van kinderen Sinterklaasgeschenken Kosten voor kindervakanties Kinderbewaarplaats (4 weken) Hospitalisatieverzekering Voorbereiding op het pensioen Tegemoetkoming bij de oppensioenstelling
HOEVEELHEID 2.200.000 BEF 450 per dag 30 babyuitzetpakketten en 26 cheques 605 1.200.000 BEF 137 kinderen 3.076 aangesloten personen 13 ambtenaren 56 x 4000 BEF Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
28
Ministerie van Economische Zaken
E2
Bestuur Energie
Bestuur Energie 1
Opdracht en structurele taken ..................................................................................................................................... 31
2
Prioritaire activiteiten
3
Consolidatie van de samenwerking met de Gewesten
4
Beheer van de markten ...................................................................................................................................................... 34 4.1 Openstelling van de Europese gas- en elektriciteitsmarkten .......................................... 34 4.2 Toezicht en opvolging ........................................................................................................................................ 35 4.2.1 Tarifering van gas, elektriciteit en aardolie .................................................................... 35 4.2.2 Hoog toezicht op uitrustingen en producten .............................................................. 36 4.2.3 Statistieken .................................................................................................................................................... 38 4.3 Beheer van de brandstofcyclus ................................................................................................................ 39 4.3.1 Uitrustingsplan ............................................................................................................................................ 39 4.3.2 Verplichte opslag van aardolieproducten .................................................................... 39 4.3.3 Vervoer ............................................................................................................................................................. 40
5
Energiebeleid ............................................................................................................................................................................... 41 5.1 Internationale betrekkingen ........................................................................................................................... 41 5.1.1 Nieuwe marktvooruitzichten ......................................................................................................... 41 5.1.2 Internationaal Energie Agentschap ..................................................................................... 42 5.2 Milieu-aspecten ........................................................................................................................................................ 42 5.2.1 Duurzame ontwikkeling .................................................................................................................... 42 5.2.2 Klimaatveranderingen ...................................................................................................................... 43 5.2.3 Internationaal beleid .......................................................................................................................... 44 5.2.4 Nationaal beleid .................................................................................................................................... 45
6
Nucleair beleid .......................................................................................................................................................................... 46 6.1 Nationaal nucleair beleid ............................................................................................................................... 46 6.2 Internationaal nucleair beleid .................................................................................................................... 48 6.3 Nucleaire veiligheid ............................................................................................................................................... 50
............................................................................................................................................................ 32
Ministerie van Economische Zaken
..................................................................... 33
29
E2
Jaarverslag 1998
30
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
1
E2
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Het Bestuur Energie coördineert en voert het energiebeleid uit dat onder de bevoegdheid van de federale regering valt en staat in voor de samenwerking met de gewesten in de ENergie-OVERleggroep (ENOVER). Het Belgisch energiebeleid kadert in een steeds opvallendere Europese en internationale context. Dit is voor ons land des te belangrijker omdat België, sinds de sluiting van de steenkolenmijnen, voor zijn primaire energiebevoorrading geheel afhankelijk is van het buitenland. De bevoegdheden van het Bestuur worden georganiseerd rond vier grote assen:
Coördinatie van gemeenschappelijke bevoegdheden met de Gewesten Het Bestuur Energie evolueerde naar een structuur die rekening houdt met de hervorming van de instellingen van de Belgische Staat en met de nieuwe bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de Gewesten. De federale overheid is bevoegd gebleven voor de volgende materies: het algemeen energiebeleid, de productie, de energietransmissie, de tarieven en de nucleaire sector. De gas- en elektriciteitsdistributie, de promotie van hernieuwbare energiebronnen en de energiebesparing behoren voortaan tot de bevoegdheid van de Gewesten. Door een samenwerkingsakkoord werd een ad hoc-instantie opgericht, namelijk de ENOVER-groep (“ENergieOverleg Staat-Gewesten”) om de standpunten van de Gewesten te coördineren over dossiers waarvoor zij bevoegd zijn of om internationale vergaderingen voor te bereiden. Het voorzitterschap en het secretariaat van deze groep worden waargenomen door het Bestuur Energie. Onlangs kreeg de groep ook de taak te fungeren als contactpunt voor de verspreiding van informatie over de projecten van gezamenlijke tenuitvoerlegging (“Joint implementation”-projecten) die voorzien zijn in het Klimaatverdrag en het Protocol van Kyoto.
De energiebevoorrading en de energiemarkt Het Bestuur Energie zorgt voor de vaste bevoorrading van het land, doet voorstellen over de grote richtsnoeren van ons beleid op lange termijn en waakt erover dat de daartoe voorziene mechanismen in geval van crisis onmiddellijk operationeel zijn. Op internationaal vlak is ons Bestuur nauw betrokken bij de voltooiing van de eenheidsmarkt van de Unie en bij de uitbouw van een energiestrategie op Europese schaal. Tevens neemt het Bestuur deel aan het Internationaal Energie Agentschap, in de schoot van de OESO, en helpt zo het beleid van de energieverbruikende landen op korte en middellange termijn te bepalen. Het Bestuur beheert ook de mechanismen waarmee de prijzen worden bepaald en werkt mee aan de omkadering van de gas- en elektriciteitssector door deel te nemen aan het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas.
Beheer van de nucleaire cyclus
Ministerie van Economische Zaken
31
E2
Jaarverslag 1998
Het Bestuur Energie beheert alle kwesties met betrekking tot het nucleair passief en de nucleaire-brandstofcyclus om tot aanvaardbare oplossingen te komen voor wat men “het sluiten” van de nucleaire cyclus kan noemen, meer bepaald het afvalbeheer. Het Bestuur is er zich ook van bewust dat de ervaring op het vlak van “know-how” optimaal gevaloriseerd moet worden op een ogenblik dat men in België, maar ook in de rest van Europa, steeds minder geneigd is om nieuwe eenheden te installeren. Daarom heeft België met Hongarije een samenwerkingsakkoord gesloten dat in ruime mate betrekking heeft op nucleaire activiteiten.
De administratieve procedures Het Bestuur vervult de courante taken die hem door wetten en besluiten zijn toegewezen, met name de administratieve procedures voor de aanleg van elektrische leidingen, gasleidingen en leidingen voor aardolie en aardolieproducten en zorgt voor de omzetting van Europese richtlijnen.
2
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
Het Bestuur Energie spitst zijn inspanningen voornamelijk toe op het afronden van de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 1996 betreffende de interne markt voor elektriciteit. De wet tot herorganisatie van de elektriciteitsmarkt moet in de loop van het jaar in werking treden en samen met deze wet moeten verscheidene toepassingsbesluiten worden uitgeschreven, besproken en aanvaard (uitbouwen van vergunnings- en concessiestelsels, van het regelgevend orgaan, aanstelling van de netbeheerder, ...). Zo’n werkwijze moet gevolgd worden voor de richtlijn van 1998 betreffende de interne markt voor aardgas maar dan wel op een ander tijdstip afhankelijk van het ogenblik waarop deze tweede wet kan gestemd worden. Ook in dat geval moeten tal van uitvoeringsbesluiten worden aangenomen. Het stelsel van de uitrustingsplannen voor de elektriciteitssector moet herzien worden en een procedure betreffende het gasuitrustingsplan moet worden opgesteld. Het Bestuur Energie zal bij de uitwerking van deze plannen een grotere rol spelen dan in het verleden. Er wordt een versterking voorzien van de juridische en administratieve omkadering van het toezicht op de markt van gastoestellen en elektrische uitrustingen, meer bepaald voor het rendement van verwarmingstoestellen, de energie-etikettering en het algemeen reglement op de elektrische installaties. Overigens worden nieuwe inspanningen geleverd om de kwaliteit van de aardolieproducten te verbeteren, onder meer het verschijnen op de markt van de nieuwe “groene benzine” ter vervanging van de loodhoudende benzine. Prioritair blijft de verbetering van het reglementair en administratief stelsel voor de strategische opslag van aardolieproducten, rekening houdend met de evolutie van de Europese wetgeving ter zake. Inzake het beheer van de nucleaire cyclus wordt bijzondere aandacht besteed aan de laatste fase van de brandstofcyclus. Een rapport wordt opgesteld en tegen het einde van het jaar vindt een bijwerking plaats. Verscheidene besluiten betreffende de werking van NIRAS moeten aangenomen worden (erkenning van de uitrustingen voor opwerking en
32
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
conditionering van radioactief afval, heffingen voor het opstellen van een inventaris van de nucleaire installaties en sites waar zich radioactieve stoffen bevinden, hervorming van het voogdijschap over NIRAS, rekening houdend met de verdeling van de bevoegdheden tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Energie). In de loop van 1999 moeten de financiële behoeften voor de passiva BP1 en BP2 worden bepaald en besproken, vooral dan met betrekking tot het overgangsstelsel waartoe de wet op de elektriciteitsmarkt heeft geleid. Bovendien moet het akkoord betreffende de opwerking, de conditionering, de tijdelijke opslag en de berging van het afval van Kalkar in België worden uitgevoerd. Het overleg met de gewestelijke bevoegdheden wordt dusdanig aangevuld dat meer aandacht wordt besteed aan de activiteiten die dienen te gebeuren naar aanleiding van de Kyoto-conferentie en aan de mechanismen die in het kader daarvan voorzien werden. Binnen het Bestuur Energie wordt een “Post-Kyoto-cel” opgericht. Bijzonder overleg vindt plaats om de middelen te identificeren waarmee hernieuwbare energiebronnen kunnen gepromoot worden met betrekking tot de Europese initiatieven die op dat vlak genomen worden en op een manier die aansluit bij de interne markt voor elektriciteit (uitbouw van een systeem van “groene certificaten” of dergelijke). Overigens levert het Bestuur Energie inspanningen om de Belgische aanwezigheid en deelname in het kader van internationale studie- en onderzoeksprogramma’s te intensifiëren, zowel op Europees niveau, als op niveau van het Internationaal Energie Agentschap en om concrete realisaties in het verlengde van deze programma’s te promoten, bijvoorbeeld op het gebied van energiecertificatie van gebouwen of van regelmatig onderhoud van verwarmingsketels.
3
CONSOLIDATIE VAN DE SAMENWERKING MET DE GEWESTEN
Door de mondialisering van de economie worden autonomie en initiatief van een geïsoleerd Bestuur steeds onbeduidender en zeker op het gebied van energie. Deze evolutie wordt nog versterkt door het bijzonder institutioneel kader van ons land waar de bevoegdheden verdeeld zijn over de federale overheid en de Gewesten. Om het hoofd te kunnen bieden aan de de grote internationale uitdagingen in de energiesector - liberalisering van de Europese markten en milieubehoud (Kyoto-protocol) - is het meer dan ooit nodig de nationale coördinatie op te drijven. Dat is een van de doelstellingen van het Bestuur Energie in het raam van de Enover-groep (ENergie Overleg Staat-Gewesten) die ontstaan is in 1991. Onder het voorzitterschap van de federale overheid komen vertegenwoordigers van het Brusselse hoofdstedelijk Gewest en het Vlaamse en Waalse Gewest minimaal éénmaal per maand samen om informatie en ideeën uit te wisselen, gezamenlijke projecten uit te werken en een eenduidig Belgisch standpunt te formuleren voor internationale vergaderingen. In navolging van de bespreking op Europees niveau, werd door de ENOVER groep veel aandacht besteed aan thema’s als energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en klimaatveranderingen. Binnen de groep moest onder meer een consensus worden bereikt over het Witboek Hernieuwbare Energiebronnen en de resoluties inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, alle voorgesteld door de Europese Commissie.
Ministerie van Economische Zaken
33
E2
Jaarverslag 1998
Tabel 4 Federale en gewestelijke bevoegdheden Bevoegdheden van de federale overheid - nationaal uitrustingsprogramma in de elektriciteitssector, - kernbrandstofcyclus, - grote infrastructuren voor stockering, vervoer en productie van energie, - tarieven.
Bevoegdheden van de gewestelijke overheden - openbare gasdistributie, - distributie en plaatselijk vervoer van elektriciteit (hoogspanningsleidingen blijven een federale bevoegdheid), - promotie van hernieuwbare energiebronnen, - rationeel energiegebruik (REG).
Belangrijkste verwezenlijking op nationaal vlak is zonder twijfel de goedkeuring van een nieuw samenwerkingsakkoord waarin de oprichting van een permanente werkgroep ABC wordt aangekondigd. Binnen deze werkgroep zullen de drie gewesten en de federale overheid samen een gemeenschappelijke methodologie definiëren voor de uitwerking van convenanten inzake energie-efficiëntie met de industrie. Ook voor wat het dossier van energiecertificatie van gebouwen betreft, werd een belangrijke stap gezet. Op vraag van de overleggroep testte het onderzoeksteam, bestaande uit experten van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB), het Institut Wallon en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), het binnen ENOVER uitgewerkte systeem uit op een vijftiental woningen. Verschillende methodologieën worden hierbij aangewend en vergeleken. De resultaten van deze testcase zullen in het voorjaar van 1999 bekend zijn. Andere vermeldenswaardige projecten binnen de overleggroep: - de cofinanciering van een seminarie rond de tijdige vervanging en regelmatige controle van residentiële verwarmingstoestellen in november 1998; - de gezamenlijke organisatie van de bijeenkomsten van de Uitvoerende Comités van twee onderzoeksakkoorden van het Internationaal Energie Agentschap in België.
4
BEHEER VAN DE MARKTEN
4.1
OPENSTELLING VAN DE EUROPESE GAS- EN ELEKTRICITEITSMARKTEN
Het jaar 1998 wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door de besprekingen over de openstelling van de markten. De Europese richtlijnen van 19 december 1996 (betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit) en van 22 juni 1998 (betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas) leggen de Lid-Staten immers een aantal nieuwe beleidslijnen op die moeten leiden tot een progressieve openstelling voor concurrentie van deze markten. Dit zijn essentiële elementen voor het energiebeleid op lange en middellange termijn die in de komende jaren richting zullen geven aan de nieuwe
34
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
organisatie van de gas- en elektriciteitsmarkt in België. Daarom geeft de omzetting in Belgisch recht van deze richtlijnen - en in de eerste plaats van de richtlijn van 19 december 1996 - aanleiding tot een grootschalig debat binnen de regering, het parlement en met de economische actoren van de betrokken sectoren. De besprekingen die begonnen in 1997 en waarbij het Bestuur Energie nauw betrokken was, werden in 1998 voortgezet en leidden in de loop van het tweede semester tot de uitwerking van het wetsontwerp betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Dit diende door de Regering te worden goedgekeurd en werd bij het Parlement neergelegd. Dankzij de snelle vooruitgang van deze werkzaamheden zal ons land slechts in beperkte mate een beroep moeten doen op de langere omzettingstermijnen dan die van de andere Lid-Staten, die het verkregen heeft krachtens de tekst van de richtlijn van 19 december 1996. De opties die gekozen werden in het raam van de nieuwe organisatie van de elektriciteitsmarkt zijn opgenomen in het wetsontwerp betreffende de elektriciteit. Het omvat het vergunningssyteem, de toegang tot het net door derden, de aanstelling van een onafhankelijke netbeheerder, de oprichting van een onafhankelijke commissie voor regulering, de integratie van mechanismen ter promotie van hernieuwbare energiebronnen en om de naleving van de openbare dienstverplichtingen te waarborgen. Verscheidene opties kunnen, mutatis mutandis, op de gassector worden toegepast ondanks de eigen kenmerken van deze sector, als daar zijn: de ontstentenis van productie in België, het belang van de rol van het land op het gebied van gasdoorvoer, ... . In 1998 zijn de besprekingen betreffende de omzetting van de richtlijn van 22 juni 1998 in een beginstadium blijven steken, maar het is gebleken dat snelle vooruitgang mogelijk is. De LidStaten beschikken over twee jaar om deze richtlijn om te zetten.
4.2
TOEZICHT EN OPVOLGING
4.2.1
Tarifering van gas, elektriciteit en aardolie
De tarieven voor aardgas en elektriciteit worden maandelijks door het Bestuur berekend. Die tarieven variëren in functie van de evolutie van de kostprijs van de brandstoffen, de lonen en de materialen die nodig zijn voor de productie van elektriciteit en aardgas. De schommelingen van deze prijscomponenten zijn het gevolg van veranderingen in de parameters die maandelijks in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt. In het raam van de overeenkomst van 21 maart 1995 brengt het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas tarifaire aanbevelingen uit ten overstaan van producenten en distributeurs van aardgas en elektriciteit. Het Bestuur neemt deel aan de besprekingen van dit Comité dat in deze sector een enig overlegorgaan in Europa vormt. De aanbevelingen van het Comité worden bevestigd door ministeriële besluiten, waardoor zij een reglementair karakter krijgen en voor de abonnee afdwingbaar worden. Vanaf 1 januari 1998 werden op het vlak van elektriciteit tarifaire maatregelen toegepast
Ministerie van Economische Zaken
35
E2
Jaarverslag 1998
voor een globaal bedrag van 3 miljard BEF per jaar. Dit bedrag werd verdeeld ten voordele van zowel het industrieel cliënteel als de professionele en residentiële afnemers. Die maatregelen dragen bij tot een vermindering van de vermogenstermen voor het rechtstreeks cliënteel van de productie en voor het cliënteel hoogspanning van de distributie. Wat de laagspanning voor professionele afnemers betreft, werd de vermogensterm verlaagd en vereenvoudigd. Voor laagspanning bij het residentieel cliënteel werden op verschillende heffingen eveneens verminderingen toegepast. De prijzen van de petroleumproducten worden bepaald door de Programmaovereenkomst tussen de petroleumsector (vertegenwoordigd door de Belgische Petroleumfederatie) en de Minister van Economische Zaken die voor de belangrijkste petroleumproducten maximale verkoopsprijzen vastlegt op basis van een dagelijkse berekening, die wordt gedaan door het Bestuur Energie. De huidige Programmaovereenkomst loopt tot 31 juli 2000 en zonder tegenbericht van een van de partijen wordt zij stilzwijgend verlengd voor een nieuwe periode van 2 jaar. Het Bestuur beheert de prijsberekening, de informatie aan de abonnees, het adressenbestand en de boekhouding (facturatie en staat van betalingen) van deze abonnementen. De dagelijkse prijsberekening werd dit jaar elke dag, per fax of per telex, naar 90 abonnees gestuurd. Daarenboven kende 1998 voor alle olieproducten samen 56 officiële tariefwijzigingen die geheel of gedeeltelijk, al naargelang de aanvraag, meegedeeld werden aan 850 abonnees.
4.2.2
Hoog toezicht op uitrustingen en producten
FAPETRO Het Fonds voor de Analyse van Aardolieproducten heeft het register waarin alle verkooppunten van brandstoffen zijn opgenomen op continue basis bijgewerkt evenals het register van economische bedrijven die in het bezit zijn van een accijnsnummer voor minerale oliën. In de loop van 1998 werd het aantal wekelijkse controles op brandstoffen opgetrokken tot 200. Om praktische redenen bleef het toezicht op de kwaliteit van de petroleumproducten beperkt tot motorbrandstoffen aan de pomp. Het dagelijkse beheer van FAPETRO is in handen van het Bestuur Energie dat de planning en organisatie verzorgt van de dagelijkse controles. Indien een product niet beantwoordt aan de gestelde normen wordt de verdeler daarvan op de hoogte gebracht. Hij wordt geacht binnen 24 uur de kwaliteit van zijn product op te trekken naar het vereiste niveau. Tevens worden de kosten van de labo’s doorgefactureerd naar de verantwoordelijke van het station. In 1998 werden in totaal 5.799 controles uitgevoerd in willekeurig gekozen benzinestations (ons land telt in totaal ongeveer 5.100 geopende benzinestations). Op de 5.799 genomen monsters (543 Euro95 / 1.088 Super+ / 928 Super / 3 240 gasolie-diesel) beantwoordden er 300 (12 Euro95 / 33 Super+ / 39 Super / 216 gasolie-diesel) niet aan de norm, zijnde 5,17 % tegenover 9,88 % negatieve resultaten in 1997 en 13,05 % in 1996.
36
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
De meeste negatieve controles deden zich voor in de categorie gasolie-diesel. 6,67 % van de genomen stalen voldeden niet aan de gestelde normen, tegenover 17,44 % in 1997. De meeste overtredingen hebben betrekking op de aanwezigheid van furfurol en/of het vlampunt. Deze onregelmatigheden zijn te wijten aan verschillende factoren zoals de onzuiverheid van de tanks, het gebruik van eenzelfde vrachtwagen voor het transport van verschillende soorten brandstof en de aanwezigheid van restanten van andere petroleumproducten in de leidingen op het moment van de levering.
Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties Het “Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties” omvat alle veiligheidsvoorschriften waaraan industriële en huishoudelijke elektrische installaties en kabelnetten dienen te voldoen. Een interministeriële werkgroep, waaraan het Bestuur Energie meewerkt, staat in voor de aanpassing van de voorschriften van het Reglement aan de technologische evolutie van het elektrisch materiaal of ter verbetering van de inhoud ervan. Met betrekking tot de aanpassing van het reglement werden in 1998 vier koninklijke besluiten tot wijziging van 39 artikelen ervan ter ondertekening aan de bevoegde Ministers voorgelegd. Het betrof hoofdzakelijk een actualisatie van de voorschriften met betrekking tot isolatieweerstand van de installaties, de conventionele grensspanning, de hoogspanningsbeschermingsgeleiders, elektrisch materiaal met een brandbaar diëlectricum, de kleurcodering van de PE(N) geleider, de automatische differentieelstroominrichtingen en de beschermingsgraad van elektrisch materiaal, teneinde rekening te houden met de technologische evolutie van het elektrisch materiaal, de normalisatie en praktijksituaties. Verder werden in een zevental subwerkgroepen wijzigingen aan diverse artikelen van het Reglement voorbereid, voor sommige ervan is de bespreking nog niet beëindigd. Daarnaast werden 5 ministeriële besluiten tot afwijking op de voorschriften van het reglement in de huishoudelijke sector afgeleverd (verplicht aanbrengen van een specifiek aardingssysteem wanneer er geen aarding werd geplaatst bij een nieuwbouw of ter vervanging van een niet-reglementair aangebracht aardingssysteem). Het tweejaarlijks mandaat van het Bestuur Energie ter waarneming van het voorzitterschap en het secretariaat van de interministeriële werkgroep voor de aanpassing van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties liep eind 1998 af. Het Bestuur Energie zal evenwel de lopende dossiers waarover in 1998 een overeenstemming werd bereikt verder afwerken om koninklijke en/of ministeriële besluiten op te stellen (voorontwerp besluiten, advies van het Elektrotechnisch Comité en van de Hoge Raad voor de Preventie en Bescherming op het Werk).
Veiligheid van het materiaal In de loop van 1998 werden 148 toestellen meegenomen om na te gaan of zij beantwoorden aan de essentiële veiligheidseisen. Het ging onder meer over microgolfovens, frituurketels, haardrogers, zuigflesverwarmers, stofzuigers, programmeerbare contactstoppen, ... . Belangrijke non-conformiteiten (verhitting, toegankelijkheid tot de actieve delen, geen
Ministerie van Economische Zaken
37
E2
Jaarverslag 1998
weerstand bij de gloeidraadtest of geen doorslagsterkte) werden vastgesteld bij 8 toestellen waarvoor een ministerieel besluit werd uitgevaardigd tot verbod om op de markt te worden gebracht. Bovendien werd door de dienst voor 226 elektrische toestellen “te velde” verbod tot verkoop uitgebracht op basis van een technisch-administratief nazicht (visuele test): geen CE-markering, bedrading met te kleine diameter, contactdozen en -stoppen die niet voldoen aan de in België toegelaten afmetingen. Verder werden ministeriële besluiten tot verbodsbepaling uitgevaardigd voor 57 elektrische toestellen waarvoor de verkoop in een ander land van de Europese economische ruimte reeds verboden was. Al het elektrisch materiaal dat kan gebruikt worden in een omgeving met ontploffingsgevaar moet, om op de markt te kunnen worden gebracht, een certificaat van overeenkomst bezitten. Indien het materiaal niet meer beantwoordt aan de essentiële veiligheidseisen kan de erkende instantie het gebruik van het certificaat intrekken. De intrekking wordt rechtstreeks aan de andere Europese aangemelde instanties en aan de Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte ter kennis gebracht. In 1998 vond geen enkele kennisgeving van intrekking plaats. In de loop van 1998 werden 14 elektrische toestellen (elektronische transformators) door laboratoria onderzocht om na te gaan of zij beantwoorden aan de essentiële veiligheidseisen: voor geen enkel toestel werd een verbod tot het in de handel brengen uitgevaardigd. Verder werd door de dienst voor 46 soorten elektrische toestellen “te velde” een verkoopverbod uitgebracht op basis van een technisch-administratief nazicht (visuele test) (ontbreken van CE-markering). In de loop van 1998 werden 75 gastoestellen meegenomen waarvan er vier (grill, muurradiators en boiler) belangrijke non-conformiteiten vertoonden. Voor die toestellen werd een ministerieel besluit genomen waarbij verboden werd hen op de markt te brengen. In het jaar 1998 werd de Commissie van advies opgericht die zich dient uit te spreken over elk probleem in verband met de toepassing van het koninklijk besluit van 18 maart 1997 en meer bepaald over het besluit inzake het toezicht op de markt.
4.2.3
Statistieken
In 1998 werd, in de vorm van een brochure, een studie gepubliceerd met de definitieve cijfers betreffende de evolutie van de energiemarkt in 1997. De studie omvat een algemeen overzicht van de evolutie van de verschillende energiemarkten in België en dit zowel op het gebied van primair verbruik als van finaal verbruik van de belangrijkste economische sectoren. Zij vermeldt eveneens de evolutie van de gemiddelde verbruiksprijzen van de belangrijkste energieproducten en een evaluatie van de graad van energie-afhankelijkheid van het land. Aan de hand van die balans kan de evolutie van de energiebehoeften van het land worden gevolgd en kunnen ook de toekomstige behoeften worden geraamd, rekening houdend met zowel de Europese als de mondiale dimensie ervan.
38
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
Het Bestuur Energie maakt de cijfergegevens over aan Eurostat, aan het Internationaal Energie Agentschap en aan de Verenigde Naties.
4.3
BEHEER VAN DE BRANDSTOFCYCLUS
4.3.1
Uitrustingsplan
Het uitrustingsplan van de elektriciteitssector heeft tot doel, via een investeringsprogramma, de behoeften aan elektrische energie te bepalen en tevens de middelen inzake productie en infrastructuur te definiëren die nodig zijn om daaraan tegemoet te komen. Momenteel regelt artikel 173 van de budgettaire wet van 8 augustus 1980 de procedure inzake goedkeuring door de Regering van de uitrustingsplannen die door de elektriciteitsproducenten worden voorgelegd, na advies van het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas en van het Nationaal Comité voor de Energie. Overeenkomstig het akkoord met de Regering voorziet het wetsontwerp betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in artikel 3 in een hervorming van de procedure voor het uitrustingsplan en wordt dit laatste het “indicatief programma van middelen voor de productie van elektriciteit”. Dit is een tienjaarlijks programma dat om de drie jaren wordt aangepast voor de 10 daarop volgende jaren. Bovendien vermeldt het voorontwerp van wet betreffende de openstelling van de gasmarkt eveneens het begrip indicatief programma voor de aardgasbevoorrading (nieuw art. 15/3 van de wet van 12 april 1965). Het Regeringsakkoord en de voornoemde beslissing van 26 januari 1996 krijgen dus zo toepassing.
4.3.2
Verplichte opslag van aardolieproducten
Om elke crisis inzake bevoorrading van aardolieproducten in de hand te kunnen houden, verplichten Reglementen van het Internationaal Energie Agentschap en Europese Richtlijnen hun Lid-Staten om stocks aan te houden die gelijk zijn aan 90 verbruiksdagen. Het betreft drie categorieën van olieproducten: - benzines voor voertuigen en vliegtuigen; - gasoil verwarming, gasoil wegverkeer, kerosine en lampolie; - zware brandstoffen die gebruikt worden voor industriële stookketels, elektriciteitscentrales, ... . Aangezien België nog niet beschikt over een nationale opslagmaatschappij, dit onderwerp ligt momenteel ter studie, heeft ons land de nationale opslagverplichting overgedragen aan de invoermaatschappijen, waaronder de raffinaderijen. Op basis van statistische gegevens betreffende de activiteiten van het voorgaande jaar berekent en deelt het Bestuur Energie aan de maatschappijen die olieproducten invoeren (een dertigtal in België) hun opslagverplichtingen per categorie van producten mee. Elke maand melden de opslagplichtige maatschappijen het niveau van hun opslag, dat niet lager mag zijn dan hun verplichtingen. Het Bestuur Energie houdt een kadaster bij van de opslagplaatsen waar deze strategische
Ministerie van Economische Zaken
39
E2
Jaarverslag 1998
stocks kunnen worden ondergebracht, werkt samen met het Bestuur Economische Inspectie voor de controles in situ om de effectieve aanwezigheid van de stocks na te gaan en onderhoudt contact met de administratieve overheden in onze buurlanden ter controle van de aanwezigheid van Belgische opslag in het buitenland en omgekeerd. In het jaar 1998 werd een derde van de maatschappijen gecontroleerd door het Bestuur Economische Inspectie dat heeft kunnen vaststellen dat behoudens een punctueel tekort, de maatschappijen de reglementering naleefden.
4.3.3
Vervoer
Leidingen Het Bestuur Energie staat in voor het afleveren van vergunningen, toelatingen en verklaringen van openbaar nut die nodig zijn voor de bouw en de exploitatie van gasleidingen. Hierdoor werden in 1998 de aanvragen verder behandeld voor de aanleg van nieuwe leidingen, voor de wijziging op bestaande leidingen en voor de verlenging van het gebruik van vroeger geautoriseerde leidingen. Bekommerd om een grotere bevoorradingszekerheid voor ons land, leverde het Bestuur reeds in 1996 een toelating af voor de oprichting en uitbating van de Interconnector die het Britse gasnet vanuit Bacton (Groot-Brittannië) verbindt met het Belgische gasnet in Zeebrugge en in 1997 een vergunning voor de uitbouw van de ruggengraat van het Belgische net, met name de vTn (Versterking Transport- en Transitnet). Na deze jaren van voorbereiding werd 1998 het jaar van de inhuldiging van deze grote infrastructuurwerken en werden op 1 oktober 1998 zowel de Interconnector als de vTn officieel in gebruik genomen. Totaal in het kader van de verdere evolutie van deze Europese markt, werd in 1998 deelgenomen aan de “Regulatory Benchmark” om de bestaande regelgeving in de Lid-Staten tegen ongelukken te vergelijken om op termijn tot een harmonisatie van de technische regelgeving voor de veiligheid van het transport door middel van leidingen te komen. HS-Lijnen Het Bestuur Energie staat eveneens garant voor het onderzoek en de toekenning van wegvergunningen voor de hoogspanningslijnen met een voltage hoger dan 70 kV zowel op privé als op publiek vlak. In 1998 werd de discussie rond het Nationaal Uitrustingsprogramma inzake de Middelen voor Productie en Transport van Elektrische Energie verder gezet. Dit uitrustingsplan bepaalt welke middelen noodzakelijk zijn om in de elektriciteitsbehoeften op lange termijn te voorzien tegen een zo laag mogelijke prijs voor de gemeenschap en met zo weinig mogelijk schade voor het milieu. De discussies werden afgerond en de besluiten moeten de Minister in staat stellen om, samen met zijn collega’s van de Gewesten, te ijveren voor het deblokkeren van de ontwikkeling van de hoogspanningslijnen.
5
40
ENERGIEBELEID
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
5.1
INTERNATIONALE BETREKKINGEN
5.1.1
Nieuwe marktvooruitzichten
E2
Verdrag van het Energiehandvest Het Verdrag van het Europees Energiehandvest werd in december 1994 ondertekend door 46 staten en is de juridische uitvoering van een politiek document dat in 1991 werd getekend. Bedoeling is om met een Europese samenwerking op het vlak van energie de onstabiele politieke en economische situatie van de voormalige Sovjetlanden te counteren. De aanwezigheid van een rijk energiepotentieel in deze landen betekent bovendien een bijkomende troef voor energiediversificatie in de EU. Concreet tracht het Verdrag een juridisch kader te scheppen voor buitenlandse investeerders die wensen te opereren in de staten van Oost-en Centraal-Europa. Op 16 april - na ratificiatie van dertig lidstaten - trad het Verdrag in werking. België ratificeerde op 8 mei 1998. In het najaar van 1998 startten onderhandelingen over de mogelijke creatie van een Multilateraal Akkoord voor transit. Euromediterrane samenwerking in de energie-sector Het Euromediterraan partnerschap werd gecreëerd tijdens de ministeriële conferentie van Triëste van 8-9 juni 1996 om een duurzame samenwerking tot stand te brengen tussen de landen van de EU en de andere landen rond de Middellandse Zee. Omwille van het zeer rijke energiepotentieel van deze landen, heeft energie een centrale positie ingenomen binnen dit project. Op 11 mei 1998 werd in de marge van een ministeriële vergadering van EU -en mediterrane ministers het “Actieplan 1998-2002” goedgekeurd. Dit werkplan werd voorbereid door de Vergadering van Directeur-generaals van het Forum op 15-16 april 1998. Het goedgekeurde actieplan bevat twee grote sleutelaccenten: enerzijds de politieke en administratieve samenwerking en anderzijds de nauwe samenwerking met de industrie. Drie concrete projecten werden geïdentificeerd die in aanmerking komen voor MEDA-financiering (dit is een financieringsprogramma van de Europese Commissie voor euromediterrane samenwerking): - institutionele en wetgevende voorbereiding op de vrijhandelszone, om een gunstig investeringsklimaat te creëren; - de voorbereiding van de industrie op diezelfde vrijhandelszone in de vorm van vormingsen trainingssessies; - leefmilieu: opstarten van lokale teams belast met de uitwerking van een energie-milieubeleid. Steeds uit bekommernis om ons land een zo gedifferentieerd mogelijke bevoorrading te bezorgen, vertegenwoordigt het Bestuur Energie ons land binnen dit Partnerschap.
5.1.2
Internationaal Energie Agentschap (IEA)
De krijtlijnen van het werkprogramma 1998 (in hoofdzaak Governing Board en Standing Group on Long Term Cooperation) zijn algemeen beschouwd een voortzetting van de activiteiten van 1997 en zijn volledig afgestemd op de gewijzigde energiecontext van de afgelopen jaren: globalisering van de energiecontext; de regulering en liberalisering van de energiemarkten; toenemend belang van het leefmilieu-aspect in de energiecontext; gediversifieerdere en
Ministerie van Economische Zaken
41
E2
Jaarverslag 1998
transparantere energiemarkten (stijgend aandeel van hernieuwbare energiebronnen); historisch lage olieprijzen. Op 29-31 oktober 1998 vond in Kaapstad de Zesde Internationale Energieconferentie plaats. Deze conferentie beoogt de uitbouw van een intergouvernementele dialoog tussen energieproducenten en -consumenten. De vergadering werd bijgewoond door 47 landen, waarvan 23 op ministerieel niveau. Centraal in de discussies stonden de historisch lage olieprijzen en de effecten op korte en lange termijn op de wereldmarkt; het stijgend belang van de milieu-implicates voor de petroleumsector. België werd vertegenwoordigd door het Bestuur Energie. Binnen het Committee on Energy Research and Technology (CERT) werden de talrijke internationale onderzoeksprogramma’s geëvalueerd. Het steeds toenemend aantal deelnemende landen én bedrijven bewijst het belang van deze programma’s. Het Bestuur Energie nam deel aan de vijf werkgroepen van het IEA en hun subgroepen.
5.2
MILIEUASPECTEN
5.2.1
Duurzame Ontwikkeling
In navolging van een beslissing van de Verenigde naties keurde de Federale Regering op 5 mei 1997 de ‘Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling’ goed. De wet voorziet vooreerst in de opmaak van een tweejaarlijks rapport waarbij het huidige beleid wordt geëvalueerd op duurzaamheid en waarbij projecties worden gedaan bij ongewijzigd én gewijzigd beleid. Op basis van dit rapport wordt het Federaal plan inzake Duurzame Ontwikkeling (vierjaarlijks) opgesteld met de te nemen maatregelen en de uitvoeringsmodaliteiten. Als ondersteunende organen worden de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) en de Interdepartementele Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO) opgericht. De Directeur-generaal van het Bestuur vertegenwoordigt het Departement in de ICDO en aanvaardde de rol van voorzitter van de werkgroep die de problematiek van de atmosfeer onder de loep nam. De werkgroep bestudeerde het federale beleid inzake de klimaatveranderingen, de ozonconcentraties, ... en formuleerde mogelijke denkpistes voor een duurzamer beleid. UN-Committee on Sustainable Development: dit comité is een suborgaan van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en coördineert de werkzaamheden in het domein van Duurzame Ontwikkeling. In het licht van de ministeriële vergadering in 2001 (CSD9), die volledig zal gewijd zijn aan het opstellen van een mondiale strategie voor duurzame energie, werd gestart met een ad hoc werkgroep voor EU-energie-experten, die belast zijn met de onderhandeling van een concreet werkprogramma. Dit comité kwam reeds drie maal samen. Het Bestuur Energie neemt de vertegenwoordiging waar van deze energie-expertengroep.
5.2.2
Klimaatveranderingen
De Conferentie van Rio en het Protocol van Kyoto In 1992 werd in Rio de Janeiro het Raamverdrag van de VN inzake Klimaatverandering
42
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
ondertekend. Dit Raamverdrag beoogt de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer te controleren, opdat geen “gevaarlijke” wijzigingen in het klimaat optreden. Reeds in 1995 werd vastgesteld dat de verplichtingen die de geïndustrialiseerde landen door het Verdrag opgelegd kregen niet volstaan. Hoofdbetrachting van de derde Conferentie van de Partijen (COP), die in december 1997 plaatsvond te Kyoto, Japan, was dan ook de ondertekening van een aanvullend Protocol, dat bijkomende verplichtingen stipuleert voor de periode na het jaar 2000. In Kyoto verbonden de geïndustrialiseerde landen zich ertoe om hun globale uitstoot aan broeikasgassen tegen 2008-2012 meer dan 5 % onder het niveau van 1990 te brengen. Zes broeikasgassen worden gedefinieerd, met name CO2, hét broeikasgas bij uitstek, maar eveneens CH4, N20, PFC, HFC en SF6. De Europese Unie engageerde zich voor een reductie van de uitstoot van deze gassen met 8 % ten opzicht van het referentiejaar 1990 tegen 2008-2012, de Verenigde Staten voor -7 %, Japan, Canada, Hongarije en Polen voor -6 %. Andere geïndustrialiseerde landen mogen hun uitstoot stabiliseren of zelfs verhogen. Het engagement moet behaald worden via het binnenlands beleid of via de zogenaamde flexibele mechanismen die geïndustrialiseerde landen belonen voor inspanningen en investeringen in bijvoorbeeld Oost-Europa of de ontwikkelingslanden. De Europese lastenverdeling Op de Europese Raad van Milieuministers van 16 en 17 juni 1998 werd een akkoord bereikt over de verdeling van het door de Europese Unie in Kyoto aangegane engagement. België verbond zich tot een reductie van 7,5 % ten opzichte van het niveau van 1990 in 2008-2012. Reductiedoelstellingen van enige buurlanden: Duitsland: -21 %, Frankrijk: 0 %, Nederland: -6 %, Verenigd Koninkrijk: -12,5 %. Voor Zuideuropese landen geldt in het algemeen dat hun uitstoot mag toenemen. Klimaatbeleid in België In juni 1991 stelde de Federale Regering zich tot doel om tegen het jaar 2000 de uitstoot van koolstofdioxide met vijf procent te verminderen ten opzichte van 1990. Deze reductiedoelstelling werd herbevestigd in 1994 door de goedkeuring van het Nationaal Belgisch Programma ter vermindering van de CO2-uitstoot. Veertien fiches sommen maatregelen op in de huishoudelijke sector, de vervoersector, de industriële sector en de sector van energieopwekking. Nu reeds is duidelijk dat het Nationale CO2-programma niet het verhoopte resultaat zal opleveren. Naast het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van aangekondigde maatregelen, is één van de belangrijkste redenen voor dit falen het uitblijven van de communautaire energie/CO2 belasting, die als basis voor het Programma werd genomen. Een nieuw Belgisch plan moet principieel worden ingediend tegen eind 1999; de evaluatie van het huidige programma fungeert hiervoor als vertrekpunt. Het Bestuur Energie en het klimaatbeleid Daar waar de beslissingen over de engagementen en de verdere uitwerking van de bepalingen van het Protocol zich vooral op internationaal niveau afspelen, dient het reductiebeleid gevoerd te worden op nationaal, regionaal en zelfs lokaal niveau. Het vinden van een evenwicht tussen deze beide niveaus is zeer belangrijk.
Ministerie van Economische Zaken
43
E2
5.2.3
Jaarverslag 1998
Internationaal beleid
IEA Ook binnen deze organisatie komt meer en meer nadruk te liggen op de integratie van milieuaspecten in het energiebeleid. Zie ook paragraaf 5.2. In voorbereiding van de ministeriële vergadering van mei 1999 bracht de CERT technologieexperten van de hele wereld bij elkaar om na te gaan in welke mate de verhoogde inzet van reeds bestaande energietechnologieën en de ontwikkeling van nieuwe technologieën kunnen bijdragen tot het behalen van de reductiedoelstellingen van het Kyoto Protocol. EU De Europese Commissie heeft, met haar initiatiefrecht in bepaalde bevoegdheidsdomeinen, belangrijke instrumenten in handen om de EU Lid-Staten te helpen bij het behalen van hun milieudoelstellingen. Belangrijke beleidsdomeinen en aspecten zijn onder meer de liberalisering van de energiemarkten en de communautaire programma’s inzake Rationeel Energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen en energietechnologie. Belangrijke verwezenlijkingen in 1998: - de opmaak van een Witboek voor Hernieuwbare Energiebronnen door de Commissie en de formulering van een resolutie over deze energiebronnen door de Raad. De Commissie wenst het aandeel van de hernieuwbare energiebronnen in de totaliteit van de bruto binnenlandse energieconsumptie op te drijven tot 12 % tegen het jaar 2010. Dit streefcijfer moet bereikt worden door middel van een verdrievoudiging van het energetisch gebruik van biomassa, een grote doorbraak van windenergie en van zonnecollectoren. Fotovoltaïsche systemen, geothermie en passieve zonne-energie zullen eveneens een bijdrage leveren. - het akkoord over een Kaderprogramma “Energie”. De bestaande energieprogramma’s Synergy (internationale samenwerking inzake energie), ALTENER (promotie van hernieuwbare energiebronnen) en SAVE (bevordering van de energie-efficiëntie) worden onder dit Kaderprogramma gegroepeerd om de transparantie, efficiëntie en onderlinge coördinatie te verhogen. Drie nieuwe programma’s worden toegevoegd: CARNOT (milieuvriendelijke technologieën in de sector van de vaste brandstoffen), SURE (veilig transport van radioactieve materialen en verhoging van de veiligheid van nucleaire installaties) en ETAP (communautaire studies, analyses en prognoses). Ook de voorbereidingen en resultaten van andere Ministerraden over onder meer een communautaire strategie inzake klimaatveranderingen, een communautaire belasting op energieproducten en het 5de Kaderprogramma met betrekking tot onderzoek, ontwikkeling en demonstratie van technologieën werden door het Bestuur nauwlettend gevolgd. BENELUX In het najaar van 1998 werd gestart met de voorbereiding van een BENELUX conferentie met als thema “Alternatieve brandstoffen en aandrijfsystemen van motorvoertuigen”.
44
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
FIPOL De Internationale Fondsen voor de schadevergoeding van olieverontreiniging (de FIPOLs) zijn twee intergouvernementele organisaties die een schadevergoeding bieden voor olieverontreiniging die veroorzaakt werd door het storten van olie door tankschepen. De zetel van deze organisaties bevindt zich in Londen binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De FIPOLs worden gefinancieerd met de bijdragen van personen die in de havens of terminals van een Lidstaat van het Fonds meer dan 150 000 ton ruwe aardolie of zware stookolie dumpen. De bijdragen worden bepaald in functie van de rapporten die door de regeringen van de Lid-Staten aan het secretariaat worden overgemaakt en worden door de bijdrager rechtstreeks gestort aan de FIPOLs. Het Bestuur Energie zorgt voor de jaarlijkse verzending van de rapporten aan de betrokken personen en volgt nauwgezet het gebruik van deze bijdragen. Twee conventies liggen aan de basis van de FIPOLs: de conventie van 1971 (Fonds ’71) en die van 1992 (Fonds ’92) welke een ruim gebied bestrijken. Tot op heden was België lid van het Fonds ’71. Op 6 oktober 1998 werd het verbrekingsinstrument met betrekking tot de Conventie van het Fonds ’71 neergelegd en werd de Conventie van het Fonds ’92 geratificeerd. Die opzegging en ratificatie hebben slechts uitwerking na een jaar: België zal dan lid zijn van het Fonds ’92 en vermijdt aldus een belangrijke bijdrager te worden van het Fonds ’71. De belangrijkste geldschieters (Japan, Frankrijk, Duitsland, ...) zitten immers reeds in het Fonds ’92.
5.2.4
Nationaal beleid
Nationale standpunten voor de beslissingen inzake het communautaire klimaatbeleid door de Europese Milieuministers worden geformuleerd in de Coördinatiegroep “Broeikaseffect” die gehuisvest is bij de Federale Diensten voor het Leefmilieu. In deze overleggroep wordt ook gerapporteerd over internationale conferenties en activiteiten en dient het nieuwe Nationale Programma voor de reductie van broeikasgassen te worden uitgewerkt. Het Bestuur neemt deel aan de bijeenkomsten van deze groep. Ook in de ENOVER structuur bestaat een werkgroep rond deze materie. De werkgroep is tevens “National Focal Point” voor Joint Implementation, één van de drie flexibele mechanismen uit het Kyoto Protocol, ten opzicht van het secretariaat van het Klimaatverdrag. Twee projecten, beide investeringen door de Groep Interbrew in Oost-Europa, werden in 1998 als Belgisch Activities Implemented Jointly-project ingediend. De uitwerking van het laatste uitrustingsplan 1995-2005 (goedgekeurd door de Regering op 26 januari 1996) was in 1996 en 1997 reeds begonnen en werd in 1998 verder gezet, via een verslag en aanmoedigingsmaatregelen ten voordele van: - warmte-krachtkoppeling: aanpassing van de terugleveringstarieven voor de zelfopwekkers, plafondprijzen voor nood- en bijkomende leveringen - hernieuwbare energiebronnen: verhoging van 1 naar 2 BEF/kWh van de bestaande extratarifaire tegemoetkoming voor elektriciteit uit windenergie of waterkrachtenergie. Deze beide beslissingen worden aangevoeld als een belangrijke impuls voor de doorbraak van warmte-krachtkoppeling, windenergie en kleinschalige waterkracht in ons land. Een studie over de mogelijke additionele federale maatregelen voor het behalen van de
Ministerie van Economische Zaken
45
E2
Jaarverslag 1998
reductiedoelstelling van -7,5 % werd uitbesteed. De studie zal mee als basis fungeren voor de uitwerking van het nieuwe Programma voor de reductie van de uitstoot van broeikasgassen.
6
NUCLEAIR BELEID
Belangrijke activiteiten zijn: het uitwerken van de begrotingsvoorstellen, de opvolging van de sanering van de thans gekende nucleaire passiva (passief BP1 of vroegere Eurochemic-installatie, passief BP2 of vroegere “waste” afdeling van het SCK.CEN, passief SCK.CEN en passief I.R.E.) en het bijhouden van de belangrijkste firma’s en instellingen in de nucleaire sector. Het Bestuur Energie verzorgt het secretariaat van de Commissie van Advies voor de NietVerspreiding van Kernwapens (CANVEK) en brengt aan de Minister belast met Energie aanbevelingen uit over aanvragen voor de uitvoer van nucleaire goederen en materialen, opdat dergelijke nucleaire exportbewegingen niet zouden bijdragen tot de verspreiding van kernwapens. De CANVEK schikt zich naar de regels die op internationaal niveau zijn uitgevaardigd door de “Nuclear Suppliers Group (NSG)”, een groep van 35 nucleaire exportlanden, waaraan het Bestuur Energie eveneens deelneemt. Voor het internationaal nucleair beleid vertegenwoordigt het Bestuur ons land in het Raadgevend Comité van het Bevoorradingsagentschap EURATOM en het Nucleair Energie Agentschap te Parijs. Inzake het I.A.A.E., het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie te Wenen, verstrekt het Bestuur Energie adviezen aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De dossiers die behandeld worden door de Europese “Groep Atoomvraagstukken” en de “Gemengde Groep Onderzoek/Atoomvraagstukken” en die van belang zijn voor het Ministerie van Economische Zaken, worden opgevolgd. Deze Europese werkgroepen bereiden de beslissingen voor die genomen moeten worden door de Raad van Ministers over alle onderwerpen in het kader van het EURATOM-Verdrag. Tevens wordt deelgenomen aan de vergaderingen betreffende de Europese onderzoeksprogramma’s fusie en fissie.
6.1
NATIONAAL NUCLEAIR BELEID
In de loop van het jaar 1998 stelde het Bestuur Energie, in samenwerking met de andere bevoegde Administraties, overeenkomstig de parlementaire resolutie van 22 december 1993 betreffende opwerking en MOX-gebruik, een synthese- en evaluatierapport op van de werken verwezenlijkt door de betrokken instellingen en ondernemingen. Dit rapport beval aan de opties opwerking en niet-opwerking van verbruikte brandstof op een strikte voet van gelijkheid te blijven beschouwen. Het gaf ook verschillende werkzaamheden aan die nog dienden verdergezet te worden. De regering besliste derhalve de huidige toestand van wachten en parallel onderzoek van de opties gedurende het jaar 1999 te behouden en het synthese- en evaluatierapport niet voor te leggen aan het Parlement. Ter gelegenheid van deze beslissing heeft de regering aan Synatom gevraagd haar opwerkingscontract afgesloten met Cogéma in 1991 op te zeggen, hetgeen gebeurde. De regering vroeg ook aan Synatom geen enkel nieuw opwerkingscontract af te sluiten zonder haar formeel akkoord.
46
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
Op basis van het rapport van Niras over de vergelijking vanuit economisch en veiligheidsstandpunt van de verschillende opties voor het beheer op lange termijn van laagactief en kortlevend afval nam de regering, in januari 1998, de volgende beslissing: - er wordt geopteerd voor een definitieve oplossing of een oplossing die geleidelijk definitief kan worden op een soepele en omkeerbare manier; - er moet zo spoedig mogelijk een technische en economische keuze gemaakt worden tussen de oppervlakteberging en de geologische berging; - de opdracht wordt gegeven aan Niras de zones en sites te identificeren, het opper-vlaktebergingsconcept uit te diepen, de doenbaarheids- en kostprijsstudies van de geologische berging van laagactief afval uit te diepen en methodes te ontwikkelen die toelaten een project van deze aard te integreren op lokaal vlak. In het licht daarvan heeft Niras een werkprogramma opgesteld dat door het Bestuur Energie is goedgekeurd en in 2001 de nodige resultaten moet opleveren om de vermelde keuzes te kunnen maken. In de Kamer van Volksvertegenwoordigers had een bespreking plaats over de regeringsbeslissing. Hierbij werd geantwoord op meer dan 100 vragen. De gemeentelijke overheid van Beauraing had belangstelling getoond voor een oppervlaktebergingssite op haar grondgebied maar bij het referendum van juni 1998 werd het idee verworpen. Voor de werking van Niras werd gestart met het opstellen van de volgende ontwerpen van koninklijke besluiten: - de regeling van de erkenning van uitrustingen bestemd voor de verwerking en conditionering van radioactief afval; - de vaststelling van de bijdragen voor Niras voor het opstellen van een inventaris van alle nucleaire installaties en alle terreinen die radioactieve stoffen bevatten; - het in overeenstemming brengen van het koninklijk besluit van Niras met de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle; - het opstellen van een inventaris van alle nucleaire installaties en alle terreinen die radioactieve stoffen bevatten; - het omzetten in een wettelijke tekst van het protocol van akkoord tussen de Minister belast met Energie en de Minister van Binnenlandse Zaken betreffende de uitoefening van de voogdij op de werking van Niras. Begin 1998 werd een definitief akkoord bereikt over de verdeelsleutel voor de kosten voor het studie-, onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de geologische berging van hoog- en middelactief afval en afval met lange halveringstijd voor de periode 1998-2003. In het kader van de liberalisatie van de elektriciteitsmarkt werden de elementen verzameld voor de bepaling van het bedrag van de “stranded costs” die zullen ingediend worden in het nucleair domein bij de Europese Commissie. Het Bestuur heeft verder gewerkt aan het interne noodplan in geval van een nucleair ongeval en er werd contact opgenomen met het Coördinatie- en Crisiscentrum van de regering om te bepalen in welke richting het Bestuur Energie zijn activiteiten met betrekking tot het nucleair noodplan dient verder te zetten. Het register van de nationale nucleaire wetgeving werd continu geactualiseerd en de bestanden werden aangepast. De statistieken van de nucleaire brandstofcyclus werden bijgewerkt.
Ministerie van Economische Zaken
47
E2
6.2
Jaarverslag 1998
INTERNATIONAAL NUCLEAIR BELEID
Relaties met Duitsland Eind 1997 werd een akkoord bereikt (door de Regering goedgekeurd in 1998) met de Duitse firma SBK over een prijs voor de behandeling, conditionering, tijdelijke opslag en berging in ons land van het afval ontstaan in België bij de fabricatie van een deel van de eerste kern van de Kalkar-reactor. Hierbij werd aan Niras de toelating gegeven een contract te tekenen met SBK voor de tenlasteneming van het afval. Deze ondertekening is evenwel niet meer kunnen gebeuren vóór het einde van 1998. Europese programma’s In de gemengde raadswerkgroep Onderzoek/Atoomvraagstukken werden de raadsbeslissingen voorbereid, met bijdragen van het Bestuur Energie, over volgende thema’s: - het vijfde Euratom-kaderprogramma voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten; - de aanneming van een specifiek programma voor onderzoek en opleiding in het domein van de kernenergie; - de aanneming van een specifiek programma voor onderzoek en opleiding uit te voeren door het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum door middel van directe acties voor Euratom. Het kaderprogramma werd goedgekeurd in december 1998, de specifieke programma’s begin 1999. Het specifiek programma over kernenergie spitst zich toe op thermonucleaire fusie, nucleaire fissie en uitbreiding en versteviging van de Europese kennis en bekwaamheid in de radiologische wetenschappen. Het specifiek onderzoeksprogramma van het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum is geconcentreerd op de veroudering van materialen en componenten, de veiligheid van de brandstofcyclus, directe berging van verbruikte brandstof, zware ongevallen, nucleaire waarborgen (onder andere ontwikkeling en verbetering van meet-, controle- en analysetechnieken). In het kader van de internationale ITER-samenwerking (Euratom, Verenigde Staten, Russische Federatie en Japan) werd in de loop van 1998 het detailontwerp van ITER voltooid. Dit heeft geleid tot een zeer dure machine. Een verlenging van de ITER-samenwerking met drie jaar werd goedgekeurd. Tevens werkte het Bestuur mee aan een herstructurering van het Europees fusieprogramma, teneinde de coördinatie in verschillende domeinen (technologie, het JET-gebruik en de Europese deelname aan internationale samenwerkingen) te verbeteren. Het belangrijkste element hiervan betreft de EFDA-overeenkomst (EFDA = European fusion development agreement). Deze vervangt de vroegere NET-overeenkomst (overeenkomst die de Europese “next step”activiteiten en de samenwerking met ITER coördineert) en de documenten die het wettelijk kader vormen voor de JET-samenwerking.
48
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
Het Bestuur Energie werkte verder mee aan het Europees programma inzake beheer van radioactief afval. Dit bestond enerzijds in het opvolgen van de activiteiten van het huidig actieplan dat loopt tot eind 1999. Ook werd het ontwerp opgesteld van een nieuw actieplan voor de periode 2000-2006. Groep “Atoomvraagstukken” In de Groep Atoomvraagstukken werden een aantal belangrijke dossiers afgehandeld: - de onderhandelingsrichtsnoeren voor de Europese Commissie inzake een samenwerkingsakkoord tussen Euratom en Japan op het vlak van de nucleaire handel en de veiligheid werden goedgekeurd. - de laatste hand werd gelegd aan de aanvullende protocollen in het kader van een versterkt waarborgensysteem ter voorkoming van de verspreiding van kernwapens tussen het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, Euratom en de Lid-Staten; - een ontwerp van overeenkomst tussen Euratom en Canada op het gebied van kernonderzoek werd goedgekeurd; - er werd gestart met de besprekingen over de onderhandelingsrichtsnoeren voor het afsluiten van een akkoord met Oekraïne op het vlak van de nucleaire handel; - het indicatief programma op het gebied van kernenergie in de Europese Unie werd onderzocht en becommentarieerd. Nuclear Suppliers Group (NSG) Het Bestuur Energie nam deel aan de plenaire vergadering van de NSG in april 1998, alsook aan verschillende NSG-werkgroepen, waaronder de “Annex Working Group” en de “Working Group on Intangible Technology Transfers”. In de eerste werkgroep werd gewerkt aan een nieuwe structuur van de lijst van goederen die onder de toepassing van de richtlijnen vallen. In de andere werkgroep werd de problematiek rond de niet-tastbare export (zoals bijvoorbeeld via Internet) besproken. Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (I.A.A.E.) Inzake de versterking van het waarborgensysteem van het Agentschap om ook clandestiene activiteiten en onwettig vervoer te kunnen opsporen hebben de meeste besprekingen zich afgespeeld op Europees vlak (zie groep Atoomvraagstukken). Door België werd de gemeenschappelijke overeenkomst goedgekeurd betreffende de veiligheid van het beheer van verbruikte brandstof en de veiligheid van het beheer van radioactief afval. Deze overeenkomst dient geratificeerd te worden door het Parlement. Hiertoe heeft het Bestuur Energie een document opgesteld, waarin aangetoond wordt dat België nu reeds voldoet aan alle bepalingen van de overeenkomst.
6.3
NUCLEAIRE VEILIGHEID
Het Bestuur Energie nam deel aan de verschillende vergaderingen in het kader van de
Ministerie van Economische Zaken
49
E2
Jaarverslag 1998
Europese programma’s Phare en TACIS. Zo werd meegewerkt aan het goedkeuren van het programma voor het jaar 2000. Op Europees vlak zijn twee belangrijke gebeurtenissen te vermelden: - het publiceren van het rapport - waaraan België meewerkte - opgesteld door een expertengroep op hoog niveau betreffende de strategische visie over de toekomst van programma’s Phare en TACIS. - het speciaal rapport van het Europees Rekenhof betreffende de operaties van de Europese Unie in het domein van de nucleaire veiligheid in Oost- en Centraal-Europa en het GOS. Het Bestuur Energie verstrekte informatie over de stand van zaken van de Belgische hulpprojecten in het domein van de nucleaire veiligheid in de landen van Oost- en Centraal-Europa en het GOS aan het G24-secretariaat bij de Commissie. Belgische hulpprojecten werden uitgevoerd voor Hongarije, Slowakije en Slovenië. België stelt ook een expert ter beschikking van het G24-secretariaat. Het Bestuur Energie coördineert de verschillende Belgische projecten. De opvolging van de activiteiten in het kader van de sanering van de gekende nucleaire passiva (BP1, BP2, SCK.CEN, I.R.E.) is onverminderd doorgegaan. Bij het passief BP1 heeft de belangrijkste activiteit betrekking op de ontmanteling van het vroegere procesgebouw. Bij het passief BP2 waren verschillende afvalloten in behandeling. Voor de belangrijkste van deze loten (het HRA/Solariumafval) werd een akkoord bereikt over de te weerhouden oplossing, zodat het detailontwerp en het opstellen der lastenboeken zonder problemen kon verdergaan. De kuip 2000 die meer dan 1.000 m3 radioactief slib heeft bevat, was eind 1998 zo goed als leeg. In het kader van het technisch passief van het SCK.CEN werd gestart met de afvoer van de BR2-brandstof voor opwerking in het Franse La Hague. De bestelling van de containers werd geplaatst voor de droge opslag van de BR3-brandstof. De nodige voorbereidingen werden getroffen om de reactorkuip te kunnen versnijden in 1999. Voor het beheer van het I.R.E.-passief werd een contract getekend tussen de Belgische Staat, Niras en het I.R.E. De activiteiten in 1998 beperkten zich tot de goedkeuring van de activiteiten en de afrekeningen van de vroegere jaren en tot het opstellen van het programma 1999. Inzake de uitvoer van materialen werden verschillende aanvraagdossiers behandeld door de Canvek. Aanvragen naar Indië en Israël werden geweigerd. Voor het eerste land had dit vooral te maken met de kernproeven die het had uitgevoerd. De databank betreffende de uitvoer van nucleair materiaal werd aangevuld.
50
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Energie
E2
Ministerie van Economische Zaken
51
E2
Jaarverslag 1998
52
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
Bestuur Handelsbeleid 1
Opdracht en structurele taken .........................................................................................55
2
Prioritaire activiteiten ..........................................................................................................56
3
Bescherming van de consument .....................................................................................57 3.1 Prijzenreglementering .............................................................................................57 3.2 Consumentenrecht en handelsreglementering ..................................................58 3.3 Reglementering van verzekeringen ......................................................................59 3.4 Reglementering van krediet ..................................................................................60
4
Verbetering van het concurrentievermogen van de ondernemingen .......................61 4.1 Mededingingswetgeving .......................................................................................61 4.2 Handelsreglementering ..........................................................................................63 4.3 Wetgeving van de Industriële Eigendom .............................................................64 4.4 Reglementering op de handelsvestigingen ........................................................66 4.5 Bedrijfsorganisatie ...................................................................................................67
5
De overgang naar de eenheidsmunt ..............................................................................68
6
De informatiemaatschappij ..............................................................................................69
7
De administratieve vereenvoudiging en de economische informatie .......................70 7.1 Berekening en verspreiding van indexcijfers .......................................................70 7.2 Cel Info Verbruikers ..................................................................................................71 7.3 Leeszaal Industriële Eigendom ..............................................................................71 7.4 Verstrekken van informatie en promotie ..............................................................72 7.5 Transparantie en vereenvoudiging van regelgevingen en procedures ..........74
Ministerie van Economische Zaken
53
E3
Jaarverslag 1998
54
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
1
E3
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Het Bestuur Handelsbeleid heeft voornamelijk een normatieve opdracht. Het tracht een gunstig klimaat te scheppen om het concurrentievermogen van bedrijven en markten te ontwikkelen, en tegelijkertijd tracht het de consument de grootst mogelijke bescherming te garanderen. Via de prijzenreglementering en de mededingingswetgeving creërt de Afdeling Prijzen en Mededinging een economische ruimte waarin de consument goederen of diensten kan kiezen binnen normale voorwaarden. De belangrijkste taken die hieruit voortvloeien zijn: - prijsaanvragen en prijsverhogingsaanvragen; - concentratiedossiers; - restrictieve mededingingspraktijken; - Europese instanties bijstaan bij verificatie-opdrachten; - deelname aan de werkzaamheden van de Europese Unie en de vertegenwoordiging van België bij internationale instanties (OESO, Wereldhandelsorganisatie). De Afdeling Bescherming van de Consumentenrechten - Handelsreglementering zorgt voor: · bijsturing van het consumentenrecht op de volgende gebieden: - de bescherming van de juridische en economische belangen van de consument; - de bescherming van de veiligheid van de verbruiker; - de regeling van kleine consumentengeschillen; · reglementering van een aantal handelspraktijken om een normale concurrentie tussen de handelaars te verzekeren; · adequate consumenteninformatie: - de voorlichting van en de informatie aan de consument in het algemeen (via folders en brochures) en individueel (via de Cel Info Verbruikers); - de vertegenwoordiging van de verbruikers via de Raad voor het Verbruik en zijn commissies. De Afdeling Diensten van Financiële Aard ageert op drie domeinen: verzekeringen, krediet en bedrijfsorganisatie. De belangrijkste opdrachten zijn: · in de verzekeringssector, reglementaire bevoegdheden met de nadruk op de bescherming en de informatie van de verbruiker, waaronder: - de verzekeringsovereenkomst; - de verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor motorrijtuigen; - de brandverzekering; - de verzekering van de objectieve aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing; - de dekking van natuurrampen; - de bescherming van de reizigers in geval van onvermogen van reisorganisatoren en -bemiddelaars; - de verkoop op afstand van financiële diensten; - de verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid voor kernongevallen; · het reglementeren van de overeenkomsten inzake consumentenkrediet (met uitzondering van het hypothecair krediet): - het opstellen van de overeenkomsten met eerbiediging van de wettelijke bepalingen,
Ministerie van Economische Zaken
55
E3
·
· · ·
Jaarverslag 1998
in het bijzonder over de kostenpercentages; - de collectieve schuldenregeling; - de verkoop op afstand van financiële diensten; de opvolging van specifieke financiële dossiers, zoals: - de grensoverschrijdende betalingen; - de gegarandeerde dienstverlening door de banken; - de kleine kredieten; het toezicht op de ondernemingsraden op het gebied van hun werking en van de inlichtingen die hen worden overgemaakt; de erkenning van de coöperatieve vennootschappen die beantwoorden aan bepaalde economische en sociale voorwaarden (met als hoofdgevolg bepaalde fiscale voordelen); de opvolging van de wetgeving inzake boekhoudrecht, vennootschapsrecht en bepaalde beroepen, onder meer deze verbonden aan de controle van de jaarrekening.
De Afdeling Rechtskundige Coördinatie - Economische Analyse omvat de diensten Distributie en Indexcijfer der Prijzen. De hoofdactiviteit van de Dienst Distributie berust bij de sectie Handelsvestigingen. Deze regelt de oprichting of de uitbreiding van verkoopoppervlakten in de sector van de kleinhandel, met inachtneming van de voorwaarden en procedures voorgeschreven door de wet over de handelsvestigingen. De sectie Beurzen en Tentoonstellingen heeft zowel een opdracht op het informatieve vlak, als op het vlak van de promotie van de bevoegdheden van het Departement en van de Belgische know-how, en dit op nationaal en op internationaal niveau. De hoofdopdracht van de Dienst Indexcijfer der Prijzen is de maandelijkse berekening en de publicatie van de verschillende indexcijfers: de Nationale Index van de Consumptieprijzen, de Gezondheidsindex, de geharmoniseerde (Europese) index in het kader van de Europese eenheidsmunt, en de Index van de Industriële Productieprijzen. De Dienst voor Industriële Eigendom moedigt de bescherming van industrieel eigendomsrecht aan, rekening houdend met de vereisten van het algemeen belang. Zowel in België als in het buitenland kent de dienst exclusieve rechten toe voor de exploitatie van onderzoeksresultaten, vernieuwingen en creatieve werkzaamheden (uitvindingsoctrooien, merken, tekeningen of modellen) in ruil voor hun publicatie. Ze verzamelt en verspreidt informatie over de industriële eigendomsrechten en in het bijzonder over de technische informatie die in de octrooien te vinden is. Tenslotte behartigt de dienst de belangen van de Belgische industrie en handhaaft de positie van België bij de internationale instanties waar ze onder andere meewerkt aan de aanpassing van het industrieel eigendomsrecht. Tenslotte is er een “Task Force” met als opdracht binnen het Bestuur Handelsbeleid een homogeen beleid vast te leggen voor een reeks dossiers die dikwijls verwante belangen hebben, zoals bijvoorbeeld de invoering van de euro, de informatiemaatschappij en de intracommunautaire handel.
2
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
De prioriteiten van het Bestuur Handelsbeleid werden vooral bepaald in functie van het federaal regeringsprogramma.
56
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
Bescherming van de consument: - Prijzenreglementering: de behandeling van de individuele dossiers die op initiatief van de ondernemingen werden ingediend, met een bijzondere aandacht voor de prijsverhogingsaanvragen in de geneesmiddelensector; - Consumentenrecht en handelsreglementering: de hervorming van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument; de wetsontwerpen over timesharing en over de hervorming van de wet van 9 maart 1993 tot reglementering en controle van de huwelijksbureaus; - Reglementering inzake verzekeringen: wetsontwerpen over het recht op verzekering in de autosector en over de dekking van schade veroorzaakt door natuurrampen; - Reglementering inzake krediet: de collectieve schuldenregeling en de wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Verbetering van het concurrentievermogen van de ondernemingen: - Mededingingswetgeving: de dossiers over restrictieve mededingingspraktijken en het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging; - Handelsreglementering: de reglementering van de franchising; - Wetgeving inzake de industriële eigendom: de beteugeling van namaak en piraterij; de invoering van een Benelux-octrooi; - Reglementering op de handelsvestigingen: de aanvang van de hervorming van de wet van 29 juni 1975 betreffende de handelsvestigingen; - Bedrijfsorganisatie: de controle in de ondernemingsraden, met bijzondere aandacht voor de correcte toepassing van de regels over sluitingen, herstructureringen en collectieve afdankingen. De overgang naar de eenheidsmunt: - Het uitwerken van de door de Ministerraad goedgekeurde wetteksten en reglementaire teksten, om een harmonieuze overgang naar de euro te waarborgen. De informatiemaatschappij: - Het opvolgen van de werkzaamheden op nationaal, Europees en internationaal niveau. De administratieve vereenvoudiging en de economische informatie: - Vereenvoudiging van de regelgevingen, de procedures en de administratieve formaliteiten, voornamelijk in hoofde van de handelaars; - Verdere intensivering van de informatieverstrekking en verbetering van de kwaliteit van de economische informatie (onder meer via brochures en folders, Internet, de Cel Info Verbruikers, de leeszaal van de Dienst voor Industriële Eigendom en de Dienst Indexcijfer der Prijzen).
3
BESCHERMING VAN DE CONSUMENT
3.1
PRIJZENREGLEMENTERING
Het gros van de middelen werd noodgedwongen besteed aan de dagelijkse behandeling van dossiers die worden ingeleid door de ondernemingen die nog aan een strikt regime van
Ministerie van Economische Zaken
57
E3
Jaarverslag 1998
goedkeuring van de prijzen of de prijsverhogingen zijn onderworpen. Zo werden in 1998 520 dossiers “geneesmiddelen en implantaten” behandeld, en 500 dossiers “rusthuizen, afval, teledistributie en waterdistributie”. Steeds minder tijd is beschikbaar om nog het marktgebeuren op te volgen in de andere sectoren waar de prijzen vrij worden gevormd, zodat het inzicht in deze markten snel afneemt. Vier sectoriële dossiers zijn het vermelden waard omdat ze de dimensie van de individuele aanvraag overstijgen. Vooreerst de dossiers over de taxitarieven en de broodprijs. Beide dossiers kregen in 1998 hun administratief beslag. Vervolgens werd de programma-overeenkomst autovoertuigen nogmaals verlengd in afwachting van een definitieve regeling van het probleem van de bestelbon. Tenslotte werd in het najaar ook het dossier over de marges op de geneesmiddelenverkoop van groothandelaars en apothekers opgestart. Drie andere belangrijke beslissingen werden doorgevoerd: - de verlenging van de prijsblokkering voor terugbetaalbare geneesmiddelen; - de invoering, begin 1998, van een maximale marge die de ziekenhuizen mogen aanrekenen voor implantaten; - de bijkomende prijsvermindering (met 4,2 %) voor de “oude” terugbetaalbare geneesmiddelen, beslist in december 1998. Door de precaire toestand van de Afdeling Prijzen en Mededinging, werd ook nagedacht over de verderzetting van de “prijslijst van de bouwmaterialen”. Eerst bestond er bij de betrokken partijen een vrij grote weerstand tegen een heroriëntering, maar in 1998 drong een alternatief zich op. Deze werkzaamheden zullen hopelijk in de loop van 1999 een positief beslag krijgen, waarbij beroep zal gedaan worden op gegevens die door een ander Bestuur van het Departement verplicht worden opgemaakt. Zo wordt dubbel gebruik vermeden en de efficiëntie van de ingezette middelen verhoogd.
3.2
CONSUMENTENRECHT EN HANDELSREGLEMENTERING
De hervorming van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument werd goedgekeurd door de Ministerraad van 24 juli 1998 en aan de Raad van State voorgelegd. Deze hervorming is erop gericht verduidelijkingen en verbeteringen aan te brengen waar het nodig is, om zo de toepassing van bestaande bepalingen te vergemakkelijken. Bovendien worden ook twee Europese richtlijnen over vergelijkende reclame en verkoop op afstand omgezet in nationaal recht. Door een ontwerp van koninklijk besluit worden sommige bepalingen van de wet van toepassing verklaard op financiële instrumenten en waarden. Het betreft onder andere bepalingen inzake verboden reclame en onrechtmatige bedingen. Om de consument beter te beschermen werd de lijst van het aantal onrechtmatige bedingen uitgebreid door de wet van 7 december 1998. De informatieverstrekking aan de consument over de tarieven van financiële diensten wordt nog versterkt door het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 over de prijsaanduiding voor de homogene financiële diensten.
58
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
Om de consument beter te informeren over de productprijzen en hem/haar toe te laten om optimaal deze prijzen te vergelijken, werd een voorontwerp van koninklijk besluit opgesteld om de bestaande verplichting van de prijsvermelding per meeteenheid verder uit te breiden. In 1998 was de Dienst klaar met de voorbereiding van twee belangrijke voorontwerpen van wet: - een ontwerp over timesharing, bedoeld om een Europese richtlijn inzake consumentenbescherming om te zetten in nationaal recht (verplichte informatieverstrekking, recht op bedenktijd,...); - een ontwerp over huwelijksbemiddeling, bedoeld om de wet van 9 maart 1993 tot reglementering en controle van de huwelijksbureaus, te vervolledigen, om zo de consument beter te beschermen tegen bedrog. (Op 31 december 1998 waren 251 huwelijksbureaus ingeschreven.) De Dienst heeft de werkzaamheden van de EU-werkgroep “Bescherming en informatie van de consument ” gevolgd, meer bepaald het voorstel van richtlijn over de verkoop en de waarborgen van de consumptiegoederen, het voorstel van richtlijn over de vorderingen tot staking, de buitengerechtelijke regeling van kleine geschillen, de informatiemaatschappij en de consumenten en het voorstel van richtlijn inzake de verkoop op afstand van financiële diensten, de gebruiksaanwijzingen en het communautaire beleid inzake consumptie. De Dienst herbergt het secretariaat van de vzw Geschillencommisie Reizen, dat door het Ministerie van Economische Zaken wordt ondersteund (subsidies, personeel, infrastructuur, logistiek,...). De Dienst verzorgt tevens het secretariaat van de Raad voor het Verbruik en van de Commissies die onder deze Raad vallen: de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen, de Commissie voor Milieu-etikettering en -reclame en de Commissie voor de Veiligheid van de Consument.
3.3
REGLEMENTERING VAN VERZEKERINGEN
In 1998 heeft de Dienst verder gewerkt aan de in 1997 opgezette projecten om de aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen te herzien, alsmede om een doeltreffende dekking van de natuurrampen door private verzekeringen mogelijk te maken. De betreffende dossiers zijn in 1998 nog niet tot een goed einde gebracht. De Dienst heeft actief deelgenomen aan de besprekingen in de Raad voor het Verbruik over het gezamenlijk aanbod en aan de in de Commissie voor de Verzekeringen opgestarte werkgroep over de onrechtmatige bedingen in de verzekeringsovereenkomsten. Deze besprekingen kunnen uitmonden in een aantal beleidsadviezen. De Dienst en het Bestuur Economische Inspectie hebben hun interpretaties op mekaar afgestemd voor het gezamenlijk aanbod inzake het hypothecair krediet en voor de verplichte insolvabiliteitsverzekering van reisorganisatoren en -bemiddelaars. Bij de Europese Unie is de dienst in 1998 in vier dossiers actief tussen gekomen: - de vierde richtlijn autoverzekering die beoogt de positie van bepaalde slachtoffers van auto-ongevallen te verbeteren;
Ministerie van Economische Zaken
59
E3
Jaarverslag 1998
- de ontwerp-richtlijn over de liquidatie van verzekeringsondernemingen; - de ontwerp-richtlijn over de verkoop van financiële diensten op afstand; - de verkoop van verzekeringsproducten via Internet. Op internationaal vlak neemt de Dienst het voorzitterschap waar van het “Comité des Assurances” van de OESO. Deze heeft in 1998 haar structuren gewijzigd om meer nadruk te kunnen leggen op de problemen die gepaard gaan met de vergrijzing van de bevolking (onder meer pensioenen en gezondheidszorgen). Verder werd de evolutie nagegaan van de liberalisering van de marktstructuren en de relaties met de niet-lidstaten werden uitgebreid. In het kader van de OESO heeft de dienst ook deelgenomen aan de werkzaamheden over de burgerlijke aansprakelijkheid van de kernenergie, met als voornaamste taak een herziening van het Verdrag van Parijs ingevolge de herziening van het Verdrag van Wenen.
3.4
REGLEMENTERING VAN KREDIET
De Dienst heeft bijgedragen tot het voorbereiden en het opvolgen van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling. Twee ontwerpen van koninklijk besluit (art. 19: registratie berichten collectieve schuldenregeling bij de Nationale Bank van België en art. 20: oprichting fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast) werden voorgelegd aan de Minister, na het advies van diverse consultatieve organen. Het voorontwerp van wet ter hervorming van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet werd, op basis van het advies van de Raad voor het Verbruik, opnieuw aangepast en overgemaakt aan de Minister. Tegelijkertijd werden, omdat het wetsvoorstel SANTKIN ook een hervorming van deze wet beoogt, regeringsamendementen voorbereid en neergelegd in de bevoegde Senaatscommissie. Een tiental dossiers over intrekking of opschorting van erkenning van kredietgevers en doorhaling of opschorting van de inschrijving van tussenpersonen, waaronder het opstellen van een gemotiveerd ministerieel besluit, werden voorbereid en opgevolgd door de Dienst, met inbegrip van de eventuele procedures voor de Rechtbank van Koophandel. De maandelijkse opmaak van ministeriële erkenningsbesluiten en de semestriële bekendmaking van een volledige lijst van erkende kredietgevers werd voortgezet. De herzieningsprocedure van de erkenning van de kredietgevers bedoeld in artikel 111 van de wet op het consumentenkrediet is afgelopen. Wat de herziening van de inschrijvingen van verkopers en kredietbemiddelaars betreft, loopt de procedure voor de Franstalige dossiers op zijn einde. Voor de Nederlandstalige dossiers wordt nog een werkjaar in het vooruitzicht gesteld. Het vernieuwd geïnformatiseerd beheer van de dossiers kende nog steeds ontwikkelingsproblemen. De inproductiestelling wordt verschoven naar 1999. Naast betwistingen van kredietcontracten door consumenten werd de Dienst meer en meer geconfronteerd met dossiers inzake overmatige schuldenlast.
60
Ministerie van Economische Zaken
E3
Bestuur Handelsbeleid
Het Bestuur Economische Inspectie verzocht regelmatig om bijstand bij de controle, vooral bij banken. De Dienst zette ook zijn driemaandelijkse marktonderzoeken met betrekking tot het jaarlijkse kostenpercentage verder.
4
VERBETERING VAN HET CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE ONDERNEMINGEN
4.1
MEDEDINGINGSWETGEVING
Voor de activiteiten over de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging, was 1998 het jaar waarin de interne herstructurering van de Afdeling Prijzen en Mededinging in werking is getreden. Binnen de Dienst werden drie secties opgericht: twee secties gespecialiseerd in restrictieve mededingingspraktijken (overeenkomsten en misbruiken van machtspositie) en één sectie gespecialiseerd in concentraties van ondernemingen. Voor deze activiteiten werd meer materiaal en personeel voorzien, ook al blijken deze nog steeds onvoldoende om een optimaal functioneren van de dienst te garanderen. Naast de medewerking van de Dienst aan de voorontwerpen van wet tot wijziging van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging zijn in 1998 twee koninklijke besluiten in werking getreden. Eén hiervan wijzigt de koninklijke besluiten over de aanmelding van overeenkomsten, de aanmelding van concentraties en procedures en de andere heeft betrekking op het indienen van klachten. De Dienst heeft in samenspraak met het Belgisch Instituut voor Post en Telecommunicatie (BIPT) een ontwerp van koninklijk besluit opgesteld waarin de samenwerkingsprocedures tussen de verschillende organen worden vastgelegd. In totaal werden 52 concentraties van ondernemingen gemeld bij de Dienst en onderzocht door de sectie concentraties. 3 concentraties hebben het voorwerp uitgemaakt van een diepgaand onderzoek in een tweede fase, waarvan er 2 geleid hebben tot een weigering (zie tabel).
Tabel 5 Concentratiecontrole overzicht 1993-1998
Aanmeldingen Beslissing 2de fase Toelaatbaarheid Niet toelaatbaar Stilzwijgende toelaatbaarheid Beroep tegen de beslissing Toelaatbaar in beroep
1993
1994
1995
1996
1997
1998
Totaal
30 1 24 0 0 -
39 3 41 1 0 1 -
48 1 45 0 3 -
46 1 27 1 17 1 1
60 3 22 0 36 1 -
52 3 15 2 39 -
275 12 174 4 95 3 1
Bron: MEZ, Bestuur Handelsbeleid
Ministerie van Economische Zaken
61
E3
Jaarverslag 1998
De twee secties gespecialiseerd in restrictieve mededingingspraktijken hebben 5 dossiers over overeenkomsten en 8 dossiers over klachten bij de Raad voor de Mededinging neergelegd. Daarnaast werden 7 verzoeken om voorlopige maatregelen onderzocht. Voor elk verzoek werd een verslag neergelegd bij de Raad. De herstructurering op het vlak van restrictieve mededingingspraktijken begint zijn vruchten af te werpen (het stijgend aantal dossiers in onderzoek zou in 1999 moeten leiden tot een gevoelige stijging van het aantal dossiers neergelegd bij de Raad voor de Mededinging), al laat de personeelssituatie (zowel op het vlak van het aantal als de ervaring) de dienst niet toe de achterstand in te halen die opgelopen werd tijdens de eerste jaren van de werking van de wet. De tabel hierna toont zelfs dat in 1998 meer zaken werden neergelegd bij de Dienst dan dat er door deze laatste werden behandeld.
Tabel 6 De mededingingspraktijken in 1998 Neergelegd
Verslagen
Beslissingen
a) Restrictieve mededingingspraktijken Overeenkomsten Klachten Voorlopige maatregelen Onderzoek op verzoek van de Raad Onderzoek op verzoek van de Minister
6 22 7 1 0
5 8 7 0 0
2 0 3 0 0
b) Concentratiecontrole
52
52
17
Totaal
88
72
22
Bron: MEZ, Bestuur Handelsbeleid
Tabel 7 De restrictieve mededingingspraktijken overzicht 1993-1998 Neergelegd
Verslagen
Beslissingen
Overeenkomsten Klachten Voorlopige maatregelen Onderzoek op verzoek van de Raad Sectorieel onderzoek Onderzoek op verzoek van de Minister
50 133 30 5 2 3
15 32 30 0 0 0
6 7 16 0 0 0
Totaal
223
77
29
Bron: MEZ, Bestuur Handelsbeleid
62
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
De Dienst nam deel aan veel vergaderingen bij de Europese Raad en de Europese Commissie. Dit gebeurde in de vorm van werkgroepen, comités van nationale experten en adviescomités over overeenkomsten en misbruiken van machtspositie of concentraties. Van de behandelde thema’s dient de aandacht vooral te worden gevestigd op de ontwikkeling van nieuwe regels inzake verticale restricties. Er kan nog worden vermeld dat er door de OESO een diepgaand onderzoek naar het mededingingsbeleid in België in 1997 werd uitgevoerd. Dit had plaats nadat een verslag werd neergelegd door de Belgische delegatie.
4.2
HANDELSREGLEMENTERING
Om de franchising wettelijk te reglementeren, werd een ontwerptekst opgesteld. Het is de bedoeling om op wettelijke basis ervoor te zorgen dat de toekomstige franchisenemer tijdens de pre-contractuele fase een minimum aan bruikbare informatie kan ontvangen. De Dienst nam ook deel aan de op Europees niveau opgerichte werkgroep voor de commerciële communicatie. De bedoeling van deze werkgroep is na te gaan in hoeverre nationale wetgevingen bepaalde verkoopstechnieken, die in een bepaalde lidstaat aangewend worden, beperken. Om het principe van het vrij verkeer van goederen volledig te laten spelen, wenst de Commissie na te gaan in hoeverre het principe van de “wederzijdse erkenning” kan toegepast worden op de door de ondernemingen gebruikte promotietechnieken (onder andere voor het toestaan van kortingen, het verspreiden van waardebonnen, ...). Naar de ondernemingen toe bestaat één van de belangrijke taken uit de registratie van de mededelingen van handelaars over het organiseren van uitverkopen en openbare verkopen.
Bron: MEZ, Bestuur Handelsbeleid
Ministerie van Economische Zaken
63
E3
Jaarverslag 1998
In 1998 werden 3.267 uitverkopen gemeld aan de Dienst (exclusief de uitverkopen gedaan door middel van een openbare verkoop). Dit is een opmerkelijke daling van 23,4 % ten opzichte van 1997. Van het aantal meldingen bleken 3.114 (dit is 95,3 %) te voldoen aan de voorwaarden om met een uitverkoop te starten. Het aantal uitverkopen is gedaald doordat de Dienst vanaf juli 1997 gestart is met een vereenvoudigd systeem voor de behandeling van de gemelde uitverkopen. Tijdens 1998 werden er 213 openbare verkopen gemeld, tegenover slechts 136 in 1997 en 225 in 1996. Hiermee wordt in 1998 terug het peil gehaald van 1996.
Tabel 9 Maandelijkse statistieken Openbare Verkopen Maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Totaal
1996
1997
1998
41 36 34 20 20 15 4 0 5 27 16 7
17 25 21 26 16 10 4 0 4 0 4 9
14 17 32 26 20 17 3 6 13 25 29 11
225
136
213 Bron: MEZ, Bestuur Handelsbeleid
De Dienst beheert ook de dossiers voor de erkenning van de ondernemingen die gespecialiseerd zijn in roerende financieringshuur van uitrustingsgoederen (leasing). Eind 1998 bedroeg het aantal erkende ondernemingen 196, tegenover 188 in 1997 en 183 in 1996. Tijdens 1998 werden er 10 ondernemingen erkend en 2 erkenningen werden ingetrokken.
4.3
WETGEVING VAN DE INDUSTRIËLE EIGENDOM
De dienst registreerde in 1998: - 936 Belgische octrooiaanvragen; - 40 Belgische aanvragen voor aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen; -5 Belgische aanvragen voor aanvullende beschermingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen;
64
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
- 278 Europese octrooiaanvragen; - 206 internationale (PCT) octrooiaanvragen. Er werden in 1998: - 623 Belgische octrooien verleend, gepubliceerd en geregistreerd; - 42 Belgische aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen verleend, gepubliceerd en geregistreerd; - meer dan 10.000 verleende Europese octrooien die België aanduiden geregistreerd. Een bedrag van ongeveer 43 miljoen BEF proceduretaksen werd geïnd en een omzet van ongeveer 520 miljoen BEF jaartaksen werd gerealiseerd. Meer dan 650 attesten voor Belgische octrooiaanvragen en verleende Europese octrooien die België aanduiden, werden afgeleverd. Bij de Dienst werden de voorbereidingen getroffen om vanaf begin 1999 zowel Europese octrooiaanvragen (EP-EASY systeem) als internationale octrooiaanvragen (PCT-EASY systeem) ook onder elektronische vorm te kunnen behandelen. Bij de bestrijding van namaak heeft de Dienst twee ontwerpen van wet opgesteld: het ene over de beteugeling van namaak en piraterij, het andere over de burgerrechtelijke aspecten hiervan. Deze ontwerpen moeten de autoriteiten toelaten efficiënter op te treden tegen de productie en commercialisatie van namaak en piraterijproducten. Zij moeten ook de rechthebbenden toelaten een effectieve sanctie te bekomen op inbreuk van hun rechten langs burger- en strafrechtelijke procedures. De Dienst heeft ook een actieprogramma opgesteld tegen namaak. Dit om de Administraties en de politiediensten meer mogelijkheden te geven om de handel in namaakproducten te bestrijden. Het dossier over het voorontwerp van wet inzake bestrijding van namaak en piraterij en het actieprogramma tegen namaak werden aan de Minister overgemaakt. Het voorontwerp van wet over de burgerlijke aspecten van de bestrijding van namaak, vereist evenwel een voorafgaande wijziging van de Beneluxwet voor tekeningen of modellen. Een voorontwerp van wet ter wijziging van de octrooiwet van 28 maart 1984 werd opgesteld. De Dienst heeft twee wetgevende teksten voorgesteld voor diverse aanpassingen aan de wetten van 28 maart 1984 en 8 juli 1977 met onder meer als objectieven: de omzetting van de richtlijn over de bescherming van de biotechnologische uitvindingen, het uitvoeren van wederzijdse erkenning van octrooien in de Benelux, transfert van taksen die nu vastgesteld worden bij koninklijk besluit in de wet om beter te beantwoorden aan grondwettelijke voorschriften (art. 37), aanpassing van de regels voor de erkende gemachtigden om in overeenstemming te brengen met het gemeenschapsrecht en de invoering van een taks voor het indienen van vertalingen. Deze teksten werden ter consultatie voorgelegd en de procedure van aanname zal aangevat worden in 1999. Een voorontwerp van wet over de uitvindingen van werknemers werd opgesteld en zal voorgelegd worden aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. De wet van 5 juli 1998 op het aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen en het koninklijk besluit van 8 november 1998 over de aanvraag en aflevering hiervoor, werd gestemd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Ministerie van Economische Zaken
65
E3
Jaarverslag 1998
Op internationaal vlak heeft de Dienst een belangrijke bijdrage geleverd aan: - het voorstel van richtlijn over de bescherming van de biotechnologische uitvindingen; - het voorstel van richtlijn over industriële tekeningen en modellen; - het voorstel van richtlijn over gebruiksmodellen; - het voorstel van verordening over maatregelen om het in de handel brengen, uitvoeren en dergelijke van namaakgoederen te verbieden; - het Multilateraal Investeringsakkoord; - het Benelux-octrooi; - het voorstel van verdrag over octrooirecht (OMPI); - het voorstel van schikkingen voor algemeen bekende merken (OMPI); - de aanpassing van de Beneluxmodellenwet aan de richtlijn 98/71. Het Benelux-octrooi is een project om een Benelux-octrooi in te voeren naar het model van de Benelux-merken, -tekeningen of -modellen. Het project gaf in 1998 aanleiding tot een “hearing” en werd in diverse geïnteresseerde instanties besproken. In een eerste fase wordt een invoering voorzien van een wederzijdse erkenning van nationale octrooien. Deze kan vanaf 1999 aanvangen. Op internationaal vlak heeft de Dienst ook meegewerkt aan onrechtstreeks reglementerende werkzaamheden in onder andere de TRIP’s Bestuursraad in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, de OMPI, de werkgroepen van het Benelux secretariaat-generaal en in het beheer van internationale instanties (OMPI, Benelux-Bureaux, Europese octrooiorganisatie, enz...). Als bereikte resultaten kunnen we hier citeren de verlaging van de Europese octrooitaksen, de herziening van de Europese Octrooiovereenkomst en de voorbereiding tot uitbreiding van deze organisatie, het op Internet zetten van octrooien (project ‘espacenet’), de grote aantrekkingskracht van het gemeenschapsmerk, de weigering op absolute gronden voor Benelux-merken, elektronisch depot voor deze merken, de i-DEPOT envelop voor het vastleggen van een creatiedatum, enz.
4.4
REGLEMENTERING OP DE HANDELSVESTIGINGEN
In 1998 heeft de Dienst 422 sociaal-economische bouwaanvragen ontvangen, met inbegrip van heraanvragen, in 1997 waren dit er 335. Hiermee wordt de tendens bevestigd dat het aantal dossiers toeneemt sinds de daling van de oppervlaktenormen werd vastgesteld bij koninklijk besluit van 25 juni 1994 (+ 140 % in 4 jaar). Het Sociaal-Economisch Comité heeft in 1998 350 adviezen uitgebracht tegen 162 in 1997 (+ 40 %). Het aantal door de Nationale Commissie voor de Distributie behandelde beroepen daarentegen is van 47 in 1997 tot 28 in 1998 teruggelopen. Bovendien heeft de Dienst de volgende ontwerpen opgesteld: - een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van de oppervlaktenormen, rekening houdend met de veiligheidssassen verbonden aan het geldtransport; - een ontwerp van koninklijk besluit tot herdefiniëring van zone 1, eerste etappe van het proces tot hervorming van de wet van 29 juni 1975 betreffende de handelsvestigingen; - een ontwerp van overeenkomst voor de commercialisering van de nieuwe Handelsatlas;
66
Ministerie van Economische Zaken
E3
Bestuur Handelsbeleid
- een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 29 juni 1975 met het oog op de oprichting van een Commissie voor de Distributie voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
4.5
BEDRIJFSORGANISATIE
Naast de normale controle van de ondernemingsraden binnen het tweejaarlijkse preventieve beleid werd er voor herstructureringen, sluitingen (16) en collectieve afdankingen in elk afzonderlijk geval onmiddellijk met de betrokken onderneming contact genomen, een controle werd uitgevoerd naar de juiste toepassing van de voorgeschreven regels van informatieverstrekking en er werd gezorgd voor de verdere begeleiding. Op internationaal vlak werd de richtlijn 94/45/EG van 22 september 1996 over de instelling van een Europese ondernemingsraad in onze wetgeving omgezet door de wet van 23 april 1998 en het koninklijk besluit van 10 augustus 1998. Een belangrijke actie was de deelname aan de groep “sociale vraagstukken” van de Europese Raad over de participatie van werknemers in de Europese vennootschap. Aangezien hierover nog geen compromis werd bereikt, worden deze besprekingen voortgezet. Voor de naleving van de boekhoudwet en het systeem van afwijking op grond van artikel 15 van de basiswet van 17 juli 1975, werden een twintigtal dossiers tot afwijking inzake het gebruikte boekhoudschema, de uitgedrukte munteenheid in de jaarrekening, de groepering van sommige posten of tenslotte het gebruik van buitenlandse normen (ISA) behandeld, na advies van de Commissie der Boekhoudkundige Normen. Er werd deelgenomen aan twee vergaderingen van het Europese Comité voor de Audit. Dit comité verricht onder voorzitterschap van de Europese Commissie onderzoek naar de mogelijke harmonisering van het beroep van wettelijk controleur van de jaarrekening. De activiteit van de Dienst bij de erkenning van coöperatieve vennootschappen werd voortgezet (zie tabel) alsook de opvolging van de ontwikkelingen in de sociale economie. De besprekingen op Europees vlak over het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap zijn nog steeds niet hervat. Tabel 10 Het aantal erkende coöperatieve vennootschappen per commissie 1991
1993
1995
1997
1998
- Commissie der verbruiks-coöperaties - Commissie der landbouw-coöperaties - Commissie der productie- en distributiecoöperaties - Commissie der dienstencoöperaties - + Cera-kantoren
71 142
64 143
62 188
63 253
63 259
47 129 396
28 122 393
29 127 223
25 138 218
26 136 -
Totaal
785
750
629
697
484
Bron: MEZ, Bestuur Handelsbeleid
Ministerie van Economische Zaken
67
E3
5
Jaarverslag 1998
DE OVERGANG NAAR DE EENHEIDSMUNT
Op 20 februari 1998 heeft de Ministerraad de economische krachtlijnen van het nationaal overgangsplan goedgekeurd. De cel Euro die in 1997 werd opgericht binnen het Bestuur Handelsbeleid, heeft daarna de artikels van de wet van 30 oktober 1998 over de euro die tot haar bevoegdheid behoren, kunnen voorbereiden. Eens de laatste hand aan het wetsontwerp werd gelegd, moest de cel de uitwerking van de koninklijke besluiten die moesten worden genomen om de overgang naar de eenheidsmunt vanaf 1 januari 1999 te bevorderen, superviseren: - het koninklijk besluit van 14 december 1998 houdende uitvoering van artikel 55bis van de wet van 4 augustus 1992 betreffende het hypothecair krediet; - het koninklijk besluit van 15 december 1998 over de overschakeling op de euro in het boekhoudrecht; - het koninklijk besluit van 7 december 1998 over de overschakeling op de euro in de jaarrekening van private voorzorgsinstellingen; - het koninklijk besluit van 7 december 1998 over de overschakeling op de euro in de jaarrekening van de verzekeringsondernemingen; - het koninklijk besluit van 7 december 1998 over de overschakeling op de euro in de geconsolideerde jaarrekening van de verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen; - het koninklijk besluit van 17 december 1998 over de dubbele prijsaanduiding van producten en diensten in Belgische frank en in euro; - het koninklijk besluit van 17 december 1998 over de aanduiding van commissielonen op het wisselen van munteenheden van de eurozone tijdens de overgangsperiode; - het koninklijk besluit van 15 december 1998 houdende uitvoering van artikel 17 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Bovendien zorgde de cel ervoor dat de Diensten van het Bestuur Handelsbeleid hun formulieren hebben aangepast opdat ze ook in euro konden worden ingevuld, naar keuze van de betrokkenen. De formulieren waarvan de vorm reglementair bepaald is, werden opnieuw gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De cel is betrokken bij de werkzaamheden van de Eurocommissie van de Raad voor het Verbruik. De cel heeft meegewerkt aan de uitwerking van de charta, die de handelaars in staat stelt om het Europees label voor de dubbele prijsaanduiding in BEF en in euro aan te brengen. De verspreiding is voorzien voor de lente van 1999. Zij neemt ook nog deel aan de werkzaamheden van de commissie over de oprichting van observatieposten voor de overgang naar de euro. De Eurocommissie van de Raad voor het Verbruik heeft in 1998 adviezen uitgebracht over de modaliteiten van een vrijwillige dubbele prijsaanduiding in BEF en in euro gedurende de overgangsperiode (RVV 173), over de informatie en de opvoeding van de consument (RVV 175), over de dubbele aanduiding van de bedragen in de verbruikskredietovereenkomsten (RVV 185), alsmede over de afzonderlijke aanduiding van commissielonen op het wisselen van munteenheden van de eurozone tijdens de overgangsperiode (RVV 187).
68
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
6
E3
DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Voor de elektronische handel en informatiemaatschappij heeft het Bestuur zich in 1998 volledig gericht op onderzoekswerk, om een beter inzicht te krijgen in de details van de verschillende dossiers en de specifieke punten er uit te distilleren, zodat het zich kan voorbereiden op de huidige en toekomstige uitdagingen. Op nationaal vlak nam het Bestuur deel aan het “discussieforum over de informatiemaatschappij” (Agora 98) dat aanleiding gaf tot een breed publiek debat in België. Er werd erop toegezien dat er continu een dialoog was tussen de verschillende partners en de academische wereld. Internationaal was het Bestuur betrokken bij de voorbereiding van de interministeriële conferentie van de OESO, die in de loop van oktober plaatsvond in Ottawa (Canada). Het Bestuur vertegenwoordigde België in het redactiecomité dat een ontwerp van krachtlijnen moet uitwerken voor de bescherming van de consument bij de elektronische handel. Op Europees niveau werkte het Bestuur samen met de ad hoc-werkgroep van de Raad, die belast is met het onderzoek en de eventuele wijziging van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad over bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt. Dit voorstel is van het grootste belang, want ze is niet alleen bepalend voor de toekomst van de elektronische handel in Europa, maar zal ook gevolgen hebben voor de traditionele handel. Nog op Europees vlak was het Bestuur betrokken bij het “Groenboek van de Europese Commissie over de Commerciële communicatie” (in verband met de problemen van de verschillende nationale wetgevingen over handelscommunicatie), het “Groenboek over de handel” en het “Witboek over de handel” (dat bedoeld is om de communautaire of nationale beleidslijnen een “handelsdimensie” mee te geven en de tendensen binnen de sector zichtbaar te maken, alsook de verscheidenheid aan vormen en facetten ervan). In het kader van de BEST- en SLIM-projecten en van het Groenboek van de Commissie over de informatie uitgaande van de openbare sector in de informatiemaatschappij, nam het Bestuur deel aan de verschillende werkzaamheden, namelijk de verbetering van de informatie van de openbare sector in de informatiemaatschappij en de verbetering van de kwaliteit van de wetgeving. Dit gebeurde ook met het oog op administratieve vereenvoudiging voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Tenslotte nam het Bestuur ook deel aan de omzetting van de Europese richtlijn over de juridische bescherming van data-bases (wet van 31 augustus 1998), aan de groep “intellectuele eigendom” in het kader van het Multilateraal Investeringsakkoord (OESO), aan het consultatieverloop van de Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom (OMPI) bij het oprichten van een nieuwe organisatie belast met het beheer van de domeinnamen op internationaal vlak en aan de voorbereiding van een deelname van het Ministerie van Economische Zaken in de schoot van een nieuwe vzw die het beheer van de domeinnamen in België zal verzekeren vanaf 1999.
Ministerie van Economische Zaken
69
E3
7
Jaarverslag 1998
DE ADMINISTRATIEVE VEREENVOUDIGING EN DE ECONOMISCHE INFORMATIE
7.1
BEREKENING EN VERSPREIDING VAN INDEXCIJFERS
Met ingang van januari 1998 publiceert de Dienst het hervormde Nationaal Indexcijfer van de Consumptieprijzen (NICP) met de nieuwe basis 1996=100. Via de hervorming werd het indexcijfer aangepast aan het bestedingspatroon van de gezinnen. Op methodologisch vlak werden nieuwe vervangingsformules ingevoerd met een beter resultaat voor die indexposten die zelf samengesteld zijn uit een staal, zoals de maandelijkse indexkorven voor verse producten. De hervorming van het indexcijfer van de consumptieprijzen werd afgesloten met een persmededeling op 30 januari 1998 vanwege de Minister en de publicatie van een uitvoerige toelichting in ‘Trefpunt Economie’, het tijdschrift van het Departement (Vol. 2/A3 van februari 1998). Vanzelfsprekend werd ook de Gezondheidsindex, afgeleid uit de volledige index van de consumptieprijzen, hervormd. Daarnaast heeft de Dienst ook de Prijsindex van de Industriële Productie maandelijks berekend en gepubliceerd. Het bestaande softwareprogramma werd volledig herwerkt zodat het nu gebruikt kan worden voor PC-toepassingen en sneller de prijsevoluties kan volgen. Prijzen kunnen zowel in Belgische Frank als in euro worden ingegeven en het programma werd immuun gemaakt voor de verwachte milleniumbug van het jaar 2000. De classificatie schakelde over van de oude NACE-codes (nomenclature activité économique) naar de ISTI-codes (industrial short term indicators). Tenslotte laat het programma nieuwe controletechnieken toe waardoor onmiddellijk inzicht kan worden gegeven in betekenisvolle prijsveranderingen. Uiteraard steunt de geactualiseerde databank nog op de basisgegevens uit 1980. De voorbereiding werd aangevat om een grondige herziening door te voeren en een speciale cel te belasten met de meerjarige hervorming. In 1998 werd een volledige retroactieve berekening uitgevoerd van het Geharmoniseerd Indexcijfer van de Consumptieprijzen voor de jaren 1991 tot en met 1996 (de jaren voorafgaand aan de officiële berekening van het GICP). De NICP-classificatie werd omgevormd tot de COICOP-GICP-classificatie. Er werden aangepaste wegingscoëfficiënten berekend en de indexcijfers van de 12 groepen en hun diverse subgroepen werden eveneens berekend. Een tijdsreeks werd opgesteld voor alle maanden vanaf januari 1991 tot en met december 1996. Wat de goederen en diensten betreft uit de initiële dekking van het GICP werd het voorbereidend werk verricht om vanaf januari 1999 nieuwe goederen en diensten toe te voegen waarvan de weging meer dan 1 pro mille van het totale gezinsbudget bedraagt. Het gaat om vliegtuigreizen (lijnvluchten), PC’s, huisvuilophaling, en veeartsen. Hiervoor werd bij verschillende diensten en instellingen informatie opgevraagd (vliegtuigmaatschappijen, gemeenten, OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, enz.) en een methodologie werd opgesteld samen met instructies voor de prijsopname in de toekomst (onder meer via Internet). Tenslotte werd het GICP-wegingsschema aangepast om de nieuwe getuigen te kunnen opnemen in de berekening van het indexcijfer. De verspreiding van de indexcijfers en de informering van het publiek (voor huurindexering, aanpassingen van alimentatiegeld en allerlei vergoedingen en indexeringen van de industriële
70
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
productieprijzen) werd verder opgevoerd door uitbreiding van de verzendlijsten (op vraag, voornamelijk naar beroepsverenigingen en ondernemingen; gemiddeld 850 adressen per maand) en het operationeel houden van het automatische antwoordsysteem (voice mail). Over een periode van een jaar gaat het om 50 796 telefoonoproepen met een piekbelasting van circa 2 100 oproepen in de eerste week na de publicatie van een nieuw indexcijfer (telkens aan het eind van de maand). In opdracht van het Departement werd in 1998 de Dienst Indexcijfer der Prijzen doorgelicht en beschreven door het Centre de Recherche Informatique et Droit van de Universitaire Faculteiten van Namen (CRID). Deze kwaliteitsaudit paste in het raam van de verbetering van het algemeen informatiebeleid. Alle vraagstukken over de communicatie met de burger vanuit een federaal ministerie konden aan bod komen. Om de verwachtingen van professionele gebruikers van de indexcijfers evenals deze van het grote publiek (vooral telefonische oproepen) beter te kennen hield de CRID in de maand mei 1998 een uitvoerige enquête door middel van een half open vragenlijst die rechtstreeks met de post kon worden ingestuurd. In het totaal werden 1.213 vragenlijsten verstuurd waarvan er 569 terug ontvangen werden, dit is 47 % of een vrij hoge score. Uit de conclusies van het eindrapport van september 1998, bleek dat de snelheid en klaarheid van elke informatie over de indexcijfers (door 37 % van de ondervraagden) het meest worden gewaardeerd evenals de dienstvaardigheid van het indexpersoneel (bij 30 % van de geënquêteerden). Bij de suggesties tot verbetering staat een verbetering van de persoonlijke klantvriendelijkheid van elk personeelslid vooraan en dient het Departement te zorgen voor een ruimere bekendmaking van de reeds beschikbare communicatiemogelijkheden (telefoonnummers van de voice mail, mogelijkheid opgenomen te worden op een maandelijkse verzendlijst). Ook de vraag naar informatie via Internet kwam uitvoerig aan bod.
7.2
CEL INFO VERBRUIKERS
In 1998 heeft de Cel Info Verbruikers (tel. 02/206 51 83) ruim 4.800 telefonische vragen van consumenten beantwoord die informatie wensten of advies in geval van klachten. In totaal werden 504 dossiers opgesteld in antwoord op schriftelijke vragen.
7.3
LEESZAAL INDUSTRIËLE EIGENDOM
De toegang tot de CD-ROM werd aanzienlijk verbeterd. Een lokaal netwerk is uitgebouwd voor enerzijds het raadplegen op CD-ROM en afdrukken van octrooidocumenten en anderzijds voor het on-line raadplegen van databanken. Door deze dubbele structuur kan de klant kiezen, ofwel zelf onderzoek uitvoeren ofwel aan de dienst vragen. Via een e-mail systeem of via Espacenet kan de klant zijn vraag direct aan de dienst richten.
Ministerie van Economische Zaken
71
E3
7.4
Jaarverslag 1998
VERSTREKKEN VAN INFORMATIE EN PROMOTIE
Om het Bestuur beter bekend te maken bij het publiek en de handelaars en de ondernemingen nog beter informatie te verstrekken, werden in 1998 nieuwe brochures en folders opgesteld over wetgevingen en reglementeringen waarover het Bestuur bevoegdheden heeft: - een vulgariserende brochure over de wet van 5 juli 1998 over de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid om de in beslag genomen onroerende goederen uit de hand te verkopen; - een bijgewerkte uitgave van de brochure over de wet van 25 juni 1992 over de landverzekeringsovereenkomst en diens uitvoeringsbesluiten; - de viertalige brochure met de kalender Beurzen en Tentoonstellingen in België in 1999; - een publicatie “Aanbeveling betreffende strafbedingen”; - een brochure van de bijgewerkte octrooiwet. Binnen een bijzondere commissie van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werkte de Dienst intens mee aan de opstelling van een brochure die de basisteksten van de informatieverstrekking aan de ondernemingsraden bundelt, samen met een toelichting van de Centrale Raad. Deze brochure moet in de loop van 1999 beschikbaar zijn voor het publiek. Met het oog op de sociale verkiezingen van het jaar 2000 werden in de brochure voor de leden van de ondernemingsraad, uitgegeven door het Commissariaat-generaal voor de Arbeid, de hoofdstukken die betrekking hebben op de economische-, financiële- en sociale informatieverstrekking en op de regels inzake de taak van de bedrijfsrevisor tegenover de ondernemingsraad, volledig herschreven. Sedert 16 december 1998 is de Internetsite van het Ministerie van Economische Zaken operationeel (http://mineco.fgov.be). Het Bestuur Handelsbeleid levert teksten in verband met zijn bevoegdheden. Op 20 januari 1998 bezocht Kroonprins Philip de verschillende Diensten van het Ministerie van Economische Zaken waaronder ook het Bestuur Handelsbeleid (Dienst Indexcijfer der Prijzen). Het Bestuur ontving ook talrijke buitenlandse delegaties (Taiwan, China, Tunesië, Rusland, Kazachstan,...). Het Bestuur was aanwezig op de informatiestand van het Ministerie van Economische Zaken op het Autosalon te Brussel in januari 1998. Hier werden op grote schaal folders uitgedeeld over de bescherming van de consument in België. De Dienst Bedrijfsorganisatie organiseerde in 1998 een beperkte vergadering over het thema ‘een economische benadering van het faillissement’ waarin een confrontatie van ideeën werd aangegaan tussen economisten, rechters van de Rechtbankenvan Koophandel, de leden van de Europese Commissie, curatoren, bankiers en bedrijfsrevisoren.
72
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
Deze Dienst nam ook het initiatief om, in samenwerking met de Vrije Universiteit van Brussel en het Instituut der Bedrijfsrevisoren, op 18 december 1998 een studiedag te organiseren naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de wet op de ondernemingsraden en het vijfentwintigjarig bestaan van de reglementering op de informatieverstrekking. Met 220 inschrijvingen en de uitgave van een congresboek was deze studiedag zeer geslaagd. Een vertegenwoordiger van de Dienst voor Industriële Eigendom heeft als spreker deelgenomen aan een informatiedag die gezamenlijk georganiseerd was door de Dienst, het Benelux Merkenbureau en het Brussels Salon EUREKA, met als titel “Echt of niet echt: het merk en de onderneming geconfronteerd met namaak”. Deze dienst nam ook deel aan de tentoonstellingen VADEMECOM en INITIATIVES in Luik, en EUREKA in Brussel. In het kader van het globaal plan om het investeringsklimaat in België te verbeteren, werd een samenwerkingsakkoord met het Europees Octrooibureau afgesloten. Dit om een netwerk van octrooicorrespondenten te installeren bij de Collectieve Centra dat als tussenpersoon zou fungeren tussen de Dienst en de KMO’s. Ter uitvoering van een samenwerkingsproject met het Europees Octrooibureau werkte de Dienst aan de voorbereiding van de multimedia CD-ROM over de intellectuele eigendom en werkte ook aan de installatie van een elektronisch opvragingssysteem met dit bureau in Den Haag (Bacon Numeric System). Binnen de Dienst werden 10 introductiecursussen gegeven over de industriële eigendom en de octrooi-informatie aan onderzoekers van universiteiten en ingenieurs bij KMO’s (170 deelnemers). Gelijkaardige seminaries werden gegeven bij de Kamers van Koophandel van Verviers en Kortrijk, bij de universiteiten van Antwerpen en Gent, bij het CIR in Leuven en het Centre de Technologie appliquée te Hornu. In samenwerking met de ondernemingen werd een presentatiecursus over de administratieve aspecten van het Europees octrooisysteem georganiseerd (25 deelnemers). De hiernavolgende tabel geeft een overzicht van de diverse nationale manifestaties waarbij de sectie Beurzen en Tentoonstellingen logistieke ondersteuning verleende bij de realisatie van de stands.
Ministerie van Economische Zaken
73
E3
Jaarverslag 1998
Tabel 11 Kalender Beurzen en Tentoonstellingen Datum
Plaats
Titel
Deelnemende Besturen
15/01-25/01
I.J.B. Brussel
Autosalon
Handelsbeleid
21/02-03/03
Palais des Expositions Charleroi
Remue Meninge
NIS
Palais des Congrès
Vademecum
Ministerie van Economi-
07/03-09/03 sche
Luik
Zaken 4de Wereldcongres over preventie en controle van ongevallen
Economische Informatie
Mei - Oktober Lissabon
Internationale Tentoonstelling 1998
Commissariaat-generaal EXPO 98 - Handelsbeleid
Juni
Bredene
Infodagen Queteletfonds
Economische Informatie
21/10-24/10
Flanders Expo Gent
Ifest
Kwaliteit en Veiligheid
22/10-24/10
F.I.L. Luik
Initiatives
Handelsbeleid Economische Betrekkingen NIS
05/11-12/11
Les Pyramides Brussel
Eureka
Handelsbeleid - Europees Merkenbureau - Benelux Bureaumerken
25/11-28/11
F.I.B. Brussel
Europees Salon van de Student
Economische Betrekkingen - NIS
17/12
V.U.B. Brussel
Studiedag Bedrijfsrevisoren
Handelsbeleid
17/05-20/05
Amsterdam
-
7.5
TRANSPARANTIE EN VEREENVOUDIGING VAN REGELGEVINGEN EN PROCEDURES
Voor de sociale balans werkte de Dienst Bedrijfsorganisatie, als gevolg van toepassingsmoeilijkheden in de tekst van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996, mee aan de besprekingen om een aantal begrippen te verduidelijken.
74
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Handelsbeleid
E3
Voor de basisreglementering van de informatieverplichtingen aan de leden van de ondernemingsraden werd aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven gevraagd te onderzoeken of de bestaande verplichtingen kunnen vereenvoudigd worden. De voorstellen daartoe worden door de sociale partners in de loop van 1999 ingediend. Voor de algemene problematiek van vereenvoudiging van de administratieve lasten werd in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven deelgenomen aan een grondige evaluatie van de verschillende bestaande statistische verplichtingen die op de ondernemingen rusten. Deze besprekingen zouden het volgende jaar enerzijds moeten leiden tot een overzicht van de bestaande verplichtingen en anderzijds voorstellen van mogelijke vereenvoudigingen. In het kader van de handelsvestigingen werden de formulieren voor de aanvragen tot machtiging van een Sociaal-economisch dossier geactualiseerd.
Ministerie van Economische Zaken
75
E3
Jaarverslag 1998
76
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
Bestuur Economische Betrekkingen 1
Opdracht en structurele taken .........................................................................................79
2
Prioritaire activiteiten ..........................................................................................................81
3
Markttoegang .....................................................................................................................81 3.1 Internationale vrijhandel van goederen en diensten .........................................81 3.2 Toegang van Europese goederen en diensten op de markt van derde landen ...................................................................................................82
4
Interne markt .......................................................................................................................83 4.1 Omzetting van de EU-richtlijnen in nationaal recht ............................................83 4.2 Actieplan van de Top van Amsterdam ................................................................83 4.3 Agro-alimentair beleid van de Europese Unie ....................................................84 4.4 Nijverheidsbeleid van de Europese Unie ..............................................................86
5
Mededinging ......................................................................................................................87 5.1 Bevordering van de ondernemingszin .................................................................87 5.2 Distorsies ...................................................................................................................88
6
Informatiemaatschappij ....................................................................................................89
7
Investeringsbeleid ...............................................................................................................90
8
Verre uitvoer ........................................................................................................................91
9
Nijverheidscompensaties ...................................................................................................91
10
Economische samenwerking ............................................................................................91
11
Uitbreiding van de Europese Unie ....................................................................................92
12
Eenheidsmunt .....................................................................................................................92
13
Economische en politieke prospectie ..............................................................................92
14
Recuperatie van tijdens de Tweede Wereldoorlog geplunderde goederen .............93
Ministerie van Economische Zaken
77
E4
Jaarverslag 1998
78
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
1
E4
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Het Bestuur Economische Betrekkingen is een spreekbuis op federaal niveau voor de economische en industriële wereld. Het speelt de rol van interface tussen de economische en industriële sectoren en de regionale, federale en internationale overheden. Het Bestuur verzamelt informatie bij de economische actoren, stelt een Belgisch standpunt op, verdedigt het en deelt vervolgens de resultaten van de onderhandelingen mee aan het economische bedrijfsleven. Het Bestuur ziet erop toe dat de de internationale handelsreglementering correct wordt toegepast. Deze bevoegdheden zijn georganiseerd rond vijf grote assen: Het internationaal handelsbeleid Het Bestuur brengt een expertise aan, zorgt ervoor dat het standpunt van het Belgisch economisch milieu wordt verdedigd en informeert de economische operatoren van de beslissingen die tijdens de internationale vergaderingen worden genomen. Tenslotte verzamelt en verspreidt het Bestuur de economische, sociale, politieke, geografische, historische, en culturele informatie over landen waarmee België betrekkingen onderhoudt. Het Bestuur behandelt de economische en commerciële vraagstukken waar België internationaal bij betrokken is via de activiteiten van de internationale economische organismen (bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie (WHO) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Voor de bilaterale relaties organiseert het ontmoetingen met vertegenwoordigers van derde landen en draagt zij bij tot de bevordering van de economische betrekkingen en tot de onderhandelingen over economische akkoorden met deze landen. Tijdens voorbereidende coördinatievergaderingen verdedigt het Bestuur het beleid van het Departement en bepaalt ze mee het Belgische standpunt in samenwerking met andere Departementen, vooral met Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel. Het geïntegreerde Europese beleid Het Bestuur verdedigt de Belgische standpunten inzake economische materies in de raden van de Europese Unie. Zij volgt op federaal vlak de maatregelen op die werden beslist door de Europese Unie en die een economisch impact hebben. Zij legt voor bepaalde dossiers de nodige contacten met de Gewesten. Het Bestuur coördineert de omzetting van Europese richtlijnen naar Belgisch recht binnen het Departement, vertegenwoordigt het Bestuur in de denkgroepen over de nieuwe economische thema’s en neemt het secretariaat van de Interministeriële Economische Commissie (IEC) waar. Het sectorenbeleid Het Bestuur treedt op in het bijzonder bij problemen met betrekking tot de sectoren staal (problematiek EGKS), textiel, en agrovoeding (opgevolgd door de EU). Het Bestuur verdedigt het Belgische standpunt, meestal bepaald in overleg met de Gewesten, bij de Europese Unie of bij de internationale instanties. verdedigt het Bestuur de belangen van de Belgische industrie. Om haar opdracht waar te maken worden de economische en sociale ontwikkeling van de belangrijkste sectoren ontleed. Handelsbeleid
Ministerie van Economische Zaken
79
E4
Jaarverslag 1998
Het Bestuur staat in voor de concrete uitvoering van het handelsbeleid en voor de regulerende maatregelen aangaande de handelsstromen. Het Bestuur: - onderhandelt over de maatregelen betreffende het algemeen tariefpreferentiestelsel, de douanetariefschorsingen en -contingenten, de dumping, de niettarifaire handelspolitieke belemmeringen en de regels met betrekking tot de oorsprong van in- en uitgevoerde goederen; - geeft advies over het actief en passief veredelingsverkeer, de behandeling van goederen onder douanetoezicht en over de tariefpolitiek in bi- en multilaterale onderhandelingen; - stelt, in uitvoering van de Europese reglementering, de nationale wetgeving inzake in-, uit- en doorvoer van goederen op door uitgifte van jaarlijks 70.000 in-, uit- en doorvoervergunningen, beheer van de kwantitatieve contingenten en controle van de naleving van embargo’s; - en houdt toezicht op de naleving van de bepalingen van de Conventie Chemische Wapens door gegevensinzameling, toezicht en internationale controles. Federale coördinatie Het Bestuur coördineert op federaal economisch vlak de nationale en de internationale samenwerking. Daartoe: - maakt het de dossiers op inzake de erkenning van coördinatiecentra; - coördineert het de communicatie met de EU inzake staatssteun en KMO beleid; - beschikt het over een onthaalcel voor de buitenlandse investeerders die instaat voor het eerste contact met mogelijke buitenlandse investeerders; - zorgt het voor de praktische coördinatie met de Gewesten en met de federale entiteiten naast het Federal Agency for Foreign Investors (FAFI) dat van zijn kant als opdracht heeft de buitenlandse investeringen aan te moedigen door het imago van België in het buitenland te verbeteren en door alle stappen van de buitenlandse investeerders in België te vergemakkelijken. De federale coördinatie betekent niet alleen: - adviezen geven over de exportpromotie, de leningen van staat tot staat en de Belgische investerings en uitvoerprojecten ingediend bij de Nationale Delcredere Dienst; - financiële analyses maken; - afleveren van EU-certificaten die de firma’s toelating verlenen werken uit te voeren in andere lidstaten van de Europese Unie; - en socio-economische prospectiestudies maken; maar ook: - het beheer van de materie van de economische compensaties verbonden aan de militaire bestellingen, de economische aspecten van de Europese bewapeningspolitiek; - de opvolging van de dossiers van het technologisch onderzoek die nog worden gecoördineerd door de federale instanties. - en tenslotte het vervullen van een opdracht in de recuperatie van de goederen die tijdens de tweede wereldoorlog als oorlogsbuit werden geroofd.
2
80
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
Voor het Bestuur waren prioritair: - de omzetting van de EU-richtlijnen naar nationaal recht in uitvoering van de beslissing van de Ministerraad en in voorbereiding van de Top van Wenen in december 1998; - de deelname aan de tweede Ministerconferentie te Genève; - de voorbereiding van de derde Ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie, de milleniumronde van december ’99, die de weg moet openen voor de lancering van een nieuwe multilaterale ronde inzake handelsliberalisatie; - de realisatie van de administratieve vereenvoudiging, zowel op nationaal als op Europees vlak, met name via de coördinatietaak van de Belgische bijdrage in het pilootproject European Business Test Panel.
3
MARKTTOEGANG
3.1
INTERNATIONALE VRIJHANDEL VAN GOEDEREN EN DIENSTEN
De Wereldhandelsorganisatie is het internationaal orgaan waar deze afspraken aan bod komen. De coördinatie op het vlak van de Europese Unie, vindt plaats in het Comité 113. In mei 1998, namen ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken deel aan de Tweede Ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie te Genève (18 - 20 mei 1998). De belangrijkste punten van deze conferentie waren: - de evaluatie van de gerealiseerde afspraken van de Uruguayronde: de ontwikkelde landen waren tevreden met de behaalde resultaten zoals bijvoorbeeld het “International Technology Agreement” terwijl de ontwikkelingslanden van mening waren dat er weinig ondernomen werd om de markten open te stellen voor hun producten; - de toekomstige activiteiten van de Wereldhandelsorganisatie. De Conferentie gaf aanleiding tot twee verklaringen vanwege de ministers. De eerste is een politieke tekst over het belang van het multilaterale handelssysteem. De tweede is een verklaring over de elektronische handel. De Conferentie van Genève was tevens een gelegenheid om het vijftigjarig bestaan van het General Agreement on Tarifs and Trade (GATT) te vieren. Eind 1999 zal de derde Ministerconferentie plaats hebben in de Verenigde Staten te Seattle. De Europese Unie wil dat tijdens deze conferentie beslist wordt om een nieuwe ronde te starten over de internationale vrijhandel (de millenniumronde). In 1998 werd met de voorbereiding van deze conferentie begonnen. Het Bestuur stelde een basisdocument op over de effecten van deze ronde op de douanetarieven. Het document werd eind 1998 voorgelegd aan de beroepsfederaties. Hun reacties worden begin 1999 verwacht. Ook de andere voorgestelde thema’s van de millenniumronde (concurrentie, investeringen, sociale normen, investeringsbeleid en leefmilieu, intellectuele eigendom en niet tarifaire handelsbelemmeringen) werden bestudeerd. Voor het thema “vrijhandel van diensten” bereidde het Ministerie de onderhandelingen reeds voor: samen met het departement van Buitenlandse Zaken werd het initiatief genomen om informele werkgroepen op te richten bestaande uit vertegenwoordigers van de overheid
Ministerie van Economische Zaken
81
E4
Jaarverslag 1998
en van de privésector. In 1998 werd het voorstel gelanceerd om de activiteiten van de professionele dienstverleners (onder andere boekhoudkantoren) te integreren in het General Agreement on Trade in Services (GATS). De onderhandelingen, voorzien in het GATS-akkoord inzake vrijwaringsmaatregelen, openbare aankopen en subsidies werden in 1998 gestart. De vrijwaringsmaatregelen geven de meeste problemen, omdat niet alle landen de noodzaak ervan inzien. Het standpunt van de Europese Unie inzake de openbare aanbestedingen dient als basis voor de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie.
3.2
TOEGANG VAN EUROPESE GOEDEREN EN DIENSTEN OP DE MARKT VAN DERDE
LANDEN Om de toegang van Europese goederen tot de markten van de derde landen te verbeteren, werden er tussen de Europese Unie en een aantal derde landen akkoorden onderhandeld of gesloten. Het Bestuur Economische Betrekkingen zorgt, samen met de administraties van de andere lidstaten, voor de praktische uitwerking van de akkoorden. Inzake het Vrijhandelsakkoord met Zuid-Afrika zijn er nog een aantal problemen op te lossen, onder andere dat van de oorsprongsbenamingen voor porto en sherry, de gevoelige landbouwproducten en de “Read missie”clausule inzake personenverkeer. Tijdens de Top van Wenen (11 en 12 december 1998) werden de grootste obstakels weggewerkt. Gehoopt wordt het akkoord af te ronden in 1999. Het Interimakkoord met Mexico ging van start op 1 juli 1998. Het moet er vooral voor zorgen dat de Europese bedrijven de mogelijkheid krijgen om op de Mexicaanse markt te concurreren met Amerikaanse firma’s. Op 9 november 1998 startte de Europese Unie onderhandelingen om een vrijhandelszone te creëren. Waarschijnlijk zullen bepaalde voor Mexico of de Europese Unie gevoelige goederen geen deel uit maken van het akkoord. 1998 was een bewogen jaar voor de relaties tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Zo was er begin van het jaar een voorstel van de Commissie voor de creatie van een “Transatlantic market place”. Het Ministerie van Economische Zaken heeft zich hiertegen verzet omdat de voorgestelde samenwerking met de Verenigde Staten indruiste tegen de Belgische economische belangen op lange termijn. Het Departement heeft zich wel volledig achter het initiatief van het “Transatlantic Economic Partnership” geplaatst. Dit akkoord werd op de Europese Raad Algemene Zaken van 9 november 1998 goedgekeurd en heeft tot doel de handelsbelemmeringen weg te werken in de sector van de dienstverlening, de buitenlandse investeringen en de overheidsaankopen. Er werden eveneens afspraken gemaakt inzake de vrijwaring van de intellectuele eigendom en inzake wederzijdse erkenning van goederen en diensten. De relatie met de Verenigde Staten wordt overschaduwd door talrijke geschillen over onder andere bananen, hormonen en genetisch gemodificeerde organismen.
82
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
De Europese Unie en de Verenigde Staten behielden hun geschil over de bananen (voorkeursbehandeling van ACPbananen). De Europese Unie had haar vergunningsstelsel aangepast in 1998, maar dit kwam niet tegemoet aan de Amerikaanse eisen. De Verenigde Staten stelden daarom op 21 december 1998 eenzijdig economische sancties in het vooruitzicht tegen de Europese Unie: 100 % invoerheffingen op wijn, kaas, elektrische huishoudtoestellen, speelgoed, linnen en koekjes. Het Ministerie van Economische Zaken onderzocht de gevolgen van deze sancties op de Belgische economische belangen. Vooral de koekjesindustrie werd getroffen. Met Zwitserland werden in 1998 de sectorale onderhandelingen afgerond. Op 23 januari 1998 kwamen de onderhandelaars tot een akkoord over transport over land en via de lucht, maar dit akkoord werd niet bekrachtigd door de “Transportraad” van 17 maart. Vooral Italië had problemen met de overeenkomsten inzake transport over de weg. Portugal had reserves inzake het vrije verkeer van personen. Uiteindelijk kon tijdens de Raadsvergadering van 30 november en 1 december 1998 een politiek akkoord bereikt worden: Zwitserland beloofde vóór 2005 het quotum voor zware vrachtwagens (40 ton) te verhogen en de Portugese bezwaren werden weggewerkt. Tijdens de top van Staats- en Regeringsleiders van 11 en 12 december 1998 te Wenen werd het akkoord door de 15 Lid-Staten goedgekeurd. Met Noorwegen werden in 1998 de onderhandelingen over landbouwproducten verder gezet. Gezien het grote onevenwicht tussen de toegevingen van de Europese Unie en Noorwegen, werd gevraagd om de prioritaire standpunten vast te leggen.
4
INTERNE MARKT
4.1
OMZETTING VAN DE EU-RICHTLIJNEN IN NATIONAAL RECHT
Overeenkomstig de beslissing van de Ministerraad en in voorbereiding van de Top van Wenen (december 1998), werd de omzetting van de richtlijnen één van de belangrijkste prioriteiten van 1998. Dankzij inspanningen ging ons land van de vijftiende naar de tiende plaats in de rangschikking van de Lid-Staten met omgezette richtlijnen. Het aantal nog om te zetten richtlijnen werd in 1998 gehalveerd. Er blijven nog 61 dossiers te verwerken, waarvan slechts acht voor Economische Zaken (twee economie en zes energie).
4.2
ACTIEPLAN VAN DE TOP VAN AMSTERDAM
De Top van Amsterdam keurde in 1997 een actieplan voor de interne markt goed. Het Bestuur Economische Betrekkingen werd belast met de praktische uitwerking van dit plan binnen het Departement. Een belangrijke vooruitgang werd gerealiseerd en het Departement is er in geslaagd om de doelstellingen, gesteld tijdens de top, binnen de geplande tijd te realiseren. De achterstand in de omzetting van de richtlijnen is grotendeels weggewerkt, er werden coordinatiecentra opgericht voor de behandeling van problemen verbonden aan de interne
Ministerie van Economische Zaken
83
E4
Jaarverslag 1998
markt evenals contactpunten voor de burgers en de bedrijven. Een ander belangrijk dossier betreft de vereenvoudiging van wetgeving en procedures (SLIMproject). In 1998 werd de derde fase van dit project (reglementering van de sociale zekerheid, verzekeringen en elektromagnetische overeenstemming) afgerond. Eind 1998 werd gestart met de vierde fase. Ditmaal worden de wetgevingen inzake ondernemingsrecht, gevaarlijke goederen en voorverpakte goederen aangepakt. Het project “European business test panel” werd in 1998 gestart. Het heeft tot doel een methodologie te ontwikkelen, die moet toelaten om vooraf na te gaan welke de administratieve gevolgen en lasten zijn van de nieuwe EU-reglementering voor de ondernemingen. De eerste enquêtes gebeurden in september en oktober 1998, de tweede in november. Voor België is het Bestuur Economische Betrekkingen met de uitwerking van het project belast. Ook op nationaal vlak werden er maatregelen genomen om de administratieve procedures te vereenvoudigen. De Europese Unie is in 1998 gestart met alle nationale maatregelen van de Lid-Staten te inventariseren. Een eerste maal werden ze besproken tijdens de informele vergadering van de Ministers te Cambridge in februari 1998, vervolgens op de top van Manchester (maart 1998) en van Wenen (oktober 1998). Dit alles moet kaderen binnen aanbevelingen van de werkgroep over de vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat (BEST). De dialoog met de burgers en de ondernemingen werd op de Top van Cardiff voorgesteld. De bedoeling is om zoveel mogelijk informatie over de Europese wetgeving ter beschikking te stellen van de burgers en de ondernemingen door onder andere gebruik te maken van het Internet. Het Internet wordt tevens gebruikt om een communicatie met de burger te realiseren door middel van een interactief “Internetloket”. De site van het Ministerie van Economische zaken voorziet een link naar dit loket. De dialoog met de burger moet ook toelaten om hem meer op de voordelen van de interne markt te wijzen (bijvoorbeeld rechten van de arbeiders in andere lidstaten, of de rechten van de burgers en consumenten binnen de Unie). Op het vlak van de fiscale harmonisatie werden belangrijke stappen gezet onder andere inzake de fiscaliteit op het sparen, de betaling van interesten en de heffingen tussen ondernemingen. In het domein van de staatshulp werden praktisch alle doelstellingen van het plan gerealiseerd. In 1998 werd een akkoord bereikt over de interne markt inzake gas, de juridische bescherming van biotechnologische uitvindingen en de transparantie van de reglementering van de diensten van de informatiemaatschappij.
4.3
AGRO-ALIMENTAIR BELEID VAN DE EUROPESE UNIE
In 1998 werd het voedingsbeleid vooral gekenmerkt door de zorg de verbruiker een economisch verantwoord aanbod van levensmiddelen te verzekeren om hem in staat te stellen welzijn en gezondheid op evenwichtige wijze te behartigen. Het begrip voorzorgsprincipe werd ingevoerd. Het beoogt een maximale bescherming van de gezondheid en moet
84
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
toegepast worden in die gevallen waar men met een onbekend risico geconfronteerd is. Het voorzorgsprincipe houdt meteen een erkenning in dat wetenschappers soms geen volledige risico-evaluatie kunnen uitvoeren, zodat resultaten van bijkomend onderzoek nodig zijn voordat dergelijke producten op de markt kunnen gebracht worden. Zowel binnen de Europese Unie, als bij de internationale Codex Alimentarius werden voorstellen uitgewerkt om tot een evenwicht te bekomen tussen het vrij verkeer van goederen en de bezorgdheid tot bescherming van de verbruiker, zonder dat hier van een technische handelsbelemmering kan worden gesproken. De Europese verbodsbepalingen tot commercialisering van hormonaal behandeld vlees en de verplichte etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen illustreren dit. Het reeds door de BSE zaak zwaar beproefd consumentenvertrouwen laat geen alternatief voor een risicovrije behandeling van de voeding toe. Het besef groeit dat de overheidscontrole in deze materies als een absolute prioriteit dient te worden naar voor geschoven. Voor de etikettering van levensmiddelen, werd de richtlijn 97/4 EG van 27 januari 1997 tot regeling van de publiciteit en van de kwantitatieve vermelding van ingrediënten opgenomen in een ontwerp van koninklijk besluit dat alle regels ter zake vastlegt. Het werd aan de adviesorganen van het Departement voorgelegd. De publicatie van deze tekst, die in werking zal treden half februari 2000, wordt verwacht in de loop van de maand maart 1999. Meerdere informatieve vergaderingen tussen het Bestuur Economische Betrekkingen en het bedrijfsleven waren nodig om de nieuwe regels nader toe te lichten, zodat de voedingsindustrie over bijna 1 jaar beschikt om de etiketten aan te passen. In het Bestuur Economische Betrekkingen is een cel opgericht die, ingaande op het verzoek van het bedrijfsleven, alle ingezonden etiketteringsteksten op hun wettelijkheid zal onderzoeken en dit met inbegrip van de functionele, preventieve en gezondheidsbeweringen waarvoor een gedragscode wordt opgesteld. Wat de verticale productdossiers betreft, is in het cacao- en chocoladedossier de impasse niet doorbroken. De EU-lidstaten konden geen gekwalificeerde meerderheid vinden over het voorstel van richtlijn van de Commissie tot vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt. De Belgische bezorgdheid over de kwaliteit van chocolade en de weerslag van het gebruik van andere plantaardige vetten dan cacaoboter op de cacaoproducerende landen, maakt een aanvaarding van het huidige voorstel onmogelijk. Eind oktober 1998 werd voor het Hof van Justitie in Luxemburg de zaak “Rioja”wijn behandeld. België klaagt in dit dossier Spanje aan voor het instellen van kwantitatieve uitvoerbeperkingen, in casu het verbod op het transport in bulk van Riojawijnen buiten de productieregio. Door deze maatregel zou Spanje zijn eigen bottelindustrie bevoordelen ten nadele van deze uit de andere lidstaten. De uitspraak van het Hof wordt verwacht in de loop van het eerste semester van 1999 en kan belangrijke gevolgen hebben voor de evolutie van de handel in bulk van kwaliteitswijnen binnen de EU De registratie van de zure bieren Kriek en Geuze als “Gegarandeerde Traditionele Specialiteit” in het communautaire certificeringsregister werd in de loop van 1998 een feit.
Ministerie van Economische Zaken
85
E4
Jaarverslag 1998
De economische crisis in Rusland zorgt in bepaalde takken van de voedingsindustrie voor een verminderde uitvoer. De vooruitzichten van de sector zijn hierdoor minder optimistisch. De richting die de discussie over Agenda 2000 uitgaat, is onduidelijk. De toekomstige financieringswijze van het landbouwbeleid kan nochtans van groot belang zijn voor de verwerkende voedingsindustrie. De Europese Unie bereidt een nieuwe onderhandelingsronde inzake de verder liberalisatie van de handel voor. De agrovoedingsindustrie is van oordeel dat de limieten van de sector om hierbij nog verder inspanningen te verlenen, bereikt zijn.
4.4
NIJVERHEIDSBELEID VAN DE EUROPESE UNIE
Na lange onderhandelingen tussen de Europese Unie en Rusland werd het akkoord inzake de handel in textiel- en kledingproducten goedgekeurd. Dit was voor de Belgische tapijtproducenten een opluchting, daar de Russische autoriteiten op 11.12.1997 een resolutie hadden gestemd die vanaf 19.03.1998 quota zou instellen op de invoer van tapijten en andere vloerbedekking. Uiteindelijk werd de maatregel ingetrokken, maar helaas viel door de economische crisis in Rusland de export van tapijten stil. Inzake de handel in textielproducten, werden de bilaterale overeenkomst van 1988 tussen de Europese Unie en China en het administratieve samenwerkingsakkoord met Laos verlengd. De textielonderhandelingen met Oekraïne, Nepal en Cambodja en de onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met Zuid-Afrika en Mexico lopen door in 1999. Het voortbestaan van de Europese observatiepost voor de textiel- en kledingsector (Observatoire Européen du Textile et de l’Habillement) werd in vraag gesteld. Hij slaagde er de laatste jaren in zijn graad van autofinanciering te verhogen, maar financiële steun van de Commissie bleef noodzakelijk. Bij de oprichting in 1991 had de Commissie voorgesteld dit orgaan te financieren tot 1998. De post heeft bewezen een onafhankelijk en objectief leverancier te zijn van statistische en economische informatie van hoge kwaliteit. Op 16.11.1998 heeft de Commissie daarom een werkdocument ingediend bij de “Industrieraad” over de verdere financiering van de observatiepost. In de sector van de non-ferrometalen blijven de Belgische bedrijven sterk afhankelijk van recyclagemateriaal voor hun bevoorrading. Vooral de toepassing van de internationale reglementering (Conventie van Bazel, OESO-reglementering en de Verordening van de Europese Unie inzake het grensoverschrijdend vervoer van afval) bemoeilijken dit. Het Bestuur heeft deze typisch Belgische toestand in de werkgroepen “vervoer van afvalstoffen” en “handel en leefmilieu” naar voren gebracht. Het Bestuur nam in het kader van de Internationale Lood- en Zinkstudiegroep en de Internationale Koperstudiegroep deel aan het onderzoek van de marktsituatie, de marktvooruitzichten, de productontwikkeling en de leefmilieuproblemen Wat de staalnijverheid betreft, heeft de Europese Raad het kader uitgezet over de toewijzing
86
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
van de tegoeden die zullen ontstaan bij het verstrijken van het EGKSverdrag in 2002. Deze tegoeden zullen dienen voor het spekken van een fonds tot financiering van onderzoek in de sector van kolen en staal. Op het vlak van het handelsbeleid zijn de bilaterale akkoorden inzake quota voor de invoer van staal uit Rusland en Oekraïne voor de periode 1997-2001 in werking gesteld. Eenzelfde akkoord wordt onderhandeld met Kazakstan. Het stelsel van dubbele controle op de uitvoer uit Bulgarije, Roemenië, Tsjechië, Slowakije en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt voortgezet. De meeste aandacht ging naar de gevolgen van de internationale financiële crisis op de staalmarkt. In dit opzicht heeft de Europese Unie bijgedragen tot een tussenkomst van het Staalcomité van de OESO. Deze tussenkomst heeft er voor gezorgd, dat de markttoegang voor staalproducten behouden bleef en dat de unilaterale instelling van protectionistische maatregelen werd tegengegaan. De ledersector werd de laatste jaren geconfronteerd met nieuwe problemen zoals bijvoorbeeld de overheidsaankopen, stimulering van de afzet, staatssteun en milieuwetgeving. In 1998 werd in samenwerking met de Bijzondere Raadgevende Commissie Leder van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven een rondetafelconferentie over de ledersector georganiseerd, waarin voorstellen voor een nieuw beleid werden naar voor geschoven. Het afgelopen jaar werd gestart met de herziening van de prijslijst en index der bouwmaterialen. Hiervoor werd een werkgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van de beroepsfederaties, de regio’s en andere Besturen van het Ministerie van Economische Zaken. De toenemende bezorgdheid om het milieu leidde tot de oprichting van een “Recycling Forum” bij de Europese Unie. Dit forum zoekt naar een evenwicht tussen enerzijds de concurrentiepositie van de recyclingsbranche er anderzijds de milieureglementing.
5
MEDEDINGING
5.1
BEVORDERING VAN DE ONDERNEMINGSZIN
Het Bestuur Economische Betrekkingen bereidt de dossiers voor de Industrieraad voor. Daarom organiseert het de coördinatie met de Regio’s. In 1998 ging de aandacht naar het Europees mededingingsbeleid, de staatshulp, de bevordering van de ondernemingszin, de analyse van de concurrentiekracht in bepaalde sectoren zoals textiel en kleding, bouw en recyclagenijverheid en de problemen van de KMO’s. De speciale task force “BEST” heeft inzake de ondernemingszin een reeks aanbevelingen uitgewerkt. Het Bestuur Economische Betrekkingen werd belast met de analyse van de aanbevelingen. Het Permanent Comité van de Interministeriële Economische Commissie heeft daarom op 3 december 1998 beslist een subcommissie “BEST” op te richten. Deze subcommissie kreeg de opdracht de aanbevelingen en het actieplan van de Europese Commissie inzake ondernemingszin en mededinging te onderzoeken en alle nuttige maatregelen op Belgisch vlak te stimuleren en te coördineren.
Ministerie van Economische Zaken
87
E4
Jaarverslag 1998
Het instrument van de “Benchmarking” werd in België gebruikt voor één van de vier pilootprojecten van de Europese Unie, namelijk financiering van de innovatie. De resultaten van de projecten werden door het Departement ter beschikking gesteld van de bedrijven en de Gewesten.
5.2
DISTORSIES
Vergunningen In 1998 werden 63 000 in-, uit- of doorvoervergunningen afgeleverd. Het afgelopen jaar waren er enkele belangrijke wijzigingen in het stelsel van de in-, uit- en doorvoervergunningen. Vanaf 1 januari 1998 vielen de vergunningen weg voor de invoer van textielgoederen uit de landen van Centraal en Oost Europa (PECOlanden), behalve voor Joegoslavië, Kroatië, Slovenië, Estland, Letland en Litouwen. Voor de invoer van textiel uit Laos werd een Europees vergunningsstelsel ingesteld. In de staalsector werden vergunningen ingesteld voor de invoer afkomstig van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (F.Y.R.O.M.). De contingenten voor glas en speelgoed uit China werden afgeschaft, doch de invoer van deze goederen werd onder toezicht geplaatst, zodat de vergunning nog steeds verplicht blijft. De lijst van chemische producten waarvan de invoer en uitvoer verboden is, werd in 1998 uitgebreid met chloorsoman en chloorsamin. De in- of uitvoer is nog alleen toegelaten wanneer het om kleine hoeveelheden gaat (Koninklijk Besluit van 10 december 1998 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 8 maart 1993 tot regeling van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie). In 1998 werden embargo’s ingesteld voor Servië en Montenegro (embargo op materiaal voor repressieve doeleinden en terrorisme) en voor Sierra Leone (embargo op materiaal voor interne repressie). Tarifaire economie Het Bestuur heeft zich reeds een aantal jaren toegelegd op de nieuwe markttoegangsstrategie van de Europese Unie. In een langzaam maar zeker proces wordt het handelsbeleid van de Unie, en bijgevolg van ons land, aangepast aan de nieuwe behoeften van het bedrijfsleven. In 1998 werd bijzondere aandacht besteed aan de identificatie en de analyse van de markttoegangsbelemmeringen. Dit werd gerealiseerd door het ontwikkelen van databanken, die toegankelijk zijn voor het bedrijfsleven. Daarnaast werden seminaries en handelsbeurzen georganiseerd rond specifieke landen of producten.
88
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
Teneinde deze belemmeringen op te heffen is de ontwikkeling van een strategie van primair belang: in 1998 werden diverse klachten onderzocht en deze hebben geleid tot de opening van een aantal procedures bij de geschillencommissie van de Wereldhandelsorganisatie. De oneerlijke concurrentie uit derde landen wordt bestreden met antidumping en antisubsidie maatregelen. In 1998 werd aldus de antidumpingwetgeving aangepast aan de nieuwe economische situatie van de Volksrepubliek China en van de Russische Federatie. Oorsprongsregeling der goederen Tijdens het jaar 1998 lag het zwaartepunt op de onderhandelingen van een partnership met de Federatie der Kamers voor Handel en Nijverheid van België. Door middel van een correcte en uniforme afgifte van oorsprongscertificaten en een wederzijdse ondersteuning van de Kamers en het Ministerie van Economische Zaken, wordt de dienstverlening aan het bedrijfsleven verbeterd. De concrete uitvoering van dit partnership zal een prioritaire taak worden in 1999.
6
INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
De activiteiten van het Ministerie van Economische Zaken met betrekking tot de informatiemaatschappij hebben voornamelijk betrekking op de elektronische handel en de digitale handtekening. Het dossier van de elektronische handel wordt opgevolgd door het Bestuur Handelsbeleid, het aspect van de digitale handtekening is een bevoegdheid van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid. De algemene coördinatie van alle problemen inzake de informatiemaatschappij ligt bij het Secretariaat-generaal en het Bestuur Economische Informatie. Het Bestuur Economische Betrekkingen volgt de besprekingen op in de verschillende internationale instanties. Dit Bestuur heeft daarom vooral aandacht voor de sociale en economische evolutie van de informatiemaatschappij en de bedrijfseconomische aspecten. Een databank van publicaties over het onderwerp wordt bijgehouden en in de loop van 1998 werden meer dan 500 documenten van internationale organisaties of publicaties aan de databank toegevoegd. In 1998 werd, in het kader van de vergaderingen met de Wereldhandelsorganisatie, gewerkt aan de actualisering van de lijst van de producten die onder het International Technology Agreement (ITA) vallen. De besprekingen betroffen onder meer de producten van de informatiemaatschappij. Er kon echter geen akkoord bereikt worden, want vier landen hadden bezwaren tegen de nieuwe productenlijst: de USA inzake optische vezels, Maleisië inzake het opnemen van bepaalde consumptiegoederen, Thailand inzake de lijst met potentieel op te nemen goederen en Indië inzake de militaire communicatiesatellieten. Op 24 april 1998 bezorgde de Europese Commissie aan de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie een document inzake de Europese initiatieven met betrekking tot de elektronische handel. Tijdens de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie van Genève (18 - 20 mei 1998) keurden de Ministers een verklaring over de elektronische handel
Ministerie van Economische Zaken
89
E4
Jaarverslag 1998
goed. Als gevolg hiervan werkte de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie op 25 september 1998 een werkprogramma uit voor de elektronische handel, waarin de werkzaamheden van de organen (bijvoorbeeld Raad voor handel in diensten, Raad voor handel in goederen of het Comité voor handel en ontwikkeling) van de Wereldhandelsorganisatie werden gedefinieerd en gepland. De web site mineco.fgov.be Het Bestuur Economische Betrekkingen brengt informatie aan voor de rubrieken: contingenten en vergunningen, vrijheid van vestiging in België, tarifaire schorsingen en antidumping, infodesk enige markt, waarom investeren in België?, coördinatiecentra en internationale deelnemingen. De informaticacel van het Bestuur Economische Betrekkingen had een groot aandeel in de realisatie van de internetsite van het Departement, vooral voor de technische totstandkoming van een aantal rubrieken (introductie van de euro in België, economische krachtlijnen, Beltest, beurzen en tentoonstellingen, reiscontracten, controle van de uitvoer van nucleaire goederen, index, organisatie van het Departement en catalogus der publicaties).
7
INVESTERINGSBELEID
Binnen de Interministeriële Economische Commissie werd op 13 februari 1998 een nieuwe subcommissie opgericht voor de buitenlandse investeringen. Deze subcommissie vergaderde voor de eerste maal op 24 april 1998 en kwam sindsdien regelmatig samen om de resultaten van de beslissingen van de thematische Ministerraad over het investeringsklimaat te evalueren. Op het einde van het jaar werd een verslag voor de Regering opgesteld. In de loop van 1998 werd beslist zes nieuwe buitenlandse contactpunten voor de investeringen op te richten in Toronto, Seoel, Taipei, Buenos Aires, Tel Aviv en Hong Kong. Het contactpuntpunt van Toronto werd in december 1998 plechtig ingehuldigd tijdens de missie van ZKH Prins Filip en de Minister van Economie, belast met de Buitenlandse Handel. Administratief stond het Bestuur in 1998 voor de grote uitdaging van de integratie van het Federal Agency for Foreign Investors (FAFI) met de Dienst Buitenlandse Investeringen. Momenteel werden voor het FAFI twee experts aangeworven. Anderzijds werden van de Dienst Buitenlandse Investeringen twee experten voorzien, waarvan er slechts één op deeltijdse basis ter beschikking werd gesteld. Er konden hierdoor geen grootse plannen gerealiseerd worden: er waren geen investeringsreizen, noch nieuwe initiatieven. Prioritair ging alle aandacht naar de informatie voor de potentiële investeerders. In 1998 werd de rol van het FAFI wel duidelijk afgelijnd en vastgelegd in een akkoord tussen de drie Gewesten en de betrokken federale instanties. In 1999 zou dit akkoord getekend worden.
8
VERRE UITVOER
In 1998 werd beslist een cel voor de verre uitvoer, dat wil zeggen naar niet EU-landen, op te richten. De handel met niet Europese landen vertegenwoordigt inderdaad ongeveer een
90
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
kwart van de totale buitenlandse handel en door de financiële crisis in Azië vroeg de uitvoer naar deze landen bijzondere aandacht in 1998. De cel moet er voor zorgen dat weldra brede informatie inzake verre uitvoer beschikbaar is.
9
NIJVERHEIDSCOMPENSATIES
Met het KB van 6 februari 1997 over de overheidsopdrachten voor levering en dienstenprestaties die vallen onder artikel 223 van het Verdrag van de Europese Unie werd een Raad voor Nijverheidscompensaties ingesteld. Het Bestuur Economische Betrekkingen heeft voor deze Raad een statistische studie over de economische impact van de compensatieprogramma’s uitgewerkt. In 1998 werden daarnaast de praktische richtlijnen voor de nieuwe reglementering inzake nijverheidscompensaties voor de opdrachten van het Ministerie van Landsverdediging uitgewerkt. De dossiers worden nu beoordeeld op basis van een wiskundig onderbouwd computermodel. Het totaal van de gedurende 1998 afgesloten compensatieakkoorden bedraagt 3,5 miljard BEF. De internationale samenwerkingsakkoorden over de programma’s “antitankwapen van de derde generatie” en “modernisatie van het tactisch communicatienetwerk” werden afgewerkt. In 1998 werd een dossier aangaande technologisch onderzoek geopend voor de financiering van de toekomstige Airbusprogramma’s. Daarenboven zou het Departement deelnemen aan de programma’s voor observatie- en telecommunicatiesatellieten met veiligheidsdoeleinden (programma’s HELIOS II, HOUS, EUMILSATCOM).
10
ECONOMISCHE SAMENWERKING
De betrekkingen met de landen van de Aziatische regio waren beïnvloed door de schuldencrisis en de economische recessie in dit werelddeel. De Europese Unie heeft het afgelopen jaar duidelijk de wil getoond dat ze belangstelling blijft hebben voor deze landen. De activiteiten van de Europese Unie, zoals de top van de Azia Europe meeting (ASEM) van Londen, de top van Bangkok van de Senior Officials Meeting (SOM) en de vergadering van Senior Officials Meeting on Trade on Investment (SOMTI 4) van Singapore versterkten de samenwerking met dit deel van de wereld. De Belgische zendingen in 1998 (naar China, Japan, Indië, Thailand en ZuidKorea) passen eveneens in deze context en tonen het belang van een Belgische aanwezigheid in Azië aan. De Europese Unie heeft met de landen van Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de Golf een partnership afgesloten inzake economische samenwerking. In 1998 heeft het Bestuur Economische Betrekkingen, samen met de Administraties van de andere Lid-Staten, gewerkt aan de voorbereiding van de Conferentie van de Industrieministers en van de Ministeriële Top van Palermo betreffende de industriële samenwerking en de Europese hulpprogramma’s voor deze landen.
Ministerie van Economische Zaken
91
E4
Jaarverslag 1998
De samenwerking met de landen van de Gemeenschap van Onafhankelijke Staten was in 1998 vooral gericht op het tot stand brengen van een markteconomie in deze voormalige Sovjetuniestaten. De relaties met de andere landen van Centraal- en Oost-Europa betroffen de voorbereiding van hun eventuele toetreding tot de Europese Unie.
11
UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE
De onderhandelingen voor de toetreding tot de Europese Unie werden gestart op 31 maart 1998 met Cyprus, Hongarije, Polen, Estland, Tsjechië en Slovenië. Zeven dossiers inzake het “acquis communautaire” werden besproken. Twee dossiers werden behandeld door het Bestuur Economische Betrekkingen: de vergelijking van de industriële politiek van de kandidaatlidstaten met de geldende normen in de Europese Unie en de verbetering van de werkomstandigheden van de KMO’s in deze landen.
12
EENHEIDSMUNT
Vanaf 1 januari 1999 zal de euro deel uit maken van het dagelijkse economische leven. Het Bestuur Economische Betrekkingen heeft in 1998 de administratieve formulieren aangepast aan de euro (vooral inzake de in-, uit- en doorvoervergunningen en de controle op de diamantsector). De boekhouding van het Bestuur zal vanaf 1999 in twee munten worden bijgehouden, Belgische frank en euro. In 1998 werd daarom een nieuw boekhoudprogramma in gebruik genomen.
13
ECONOMISCHE EN POLITIEKE PROSPECTIE
In 1998 werden studies gemaakt over: - de evolutie van de sociale zekerheid (“Les fonds de pension” februari 1998); - de overheidssteun aan de nijverheid (“Les modèles du savoir” april 1998); - de veranderingen in de economische samenwerking (“Mondialisation, globalisation, délocalisation, savoir” mei 1998); - het milieu (“Et les barbares envahissent l’empire” juni 1998); - de elektronische handel (“Le commerce électronique” juli 1998). Binnen het Nijverheidscomité van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) werden studies gemaakt over de innoverende bedrijven, over het beleid dat het best geschikt is om de uitdagingen van de veranderingen in de economie het hoofd te bieden en over de uitdagingen voor de KMO’s. Voor seminaries van de Europese Unie werden twee teksten ingediend: “Le financement des entreprises dans la phase de création” en “L’emploi par l’initiative économique”.
14
92
RECUPERATIE VAN TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG GEPLUNDERDE
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Betrekkingen
E4
GOEDEREN Tijdens de Ministerraad van 4 februari 1998 werd beslist om de bevoegdheid met betrekking tot de recuperatie van de tijdens de tweede wereldoorlog geplunderde goederen toe te vertrouwen aan het Ministerie van Economische Zaken. Deze beslissing werd bevestigd met het KB van 14 oktober 1998. In 1998 werd verder gepoogd om het schilderij “Christus Piëta” terug te krijgen van het Metropolitan Museum of Art te New York. Uit juridisch, maar ook uit historisch oogmerk, geeft deze recuperatieprocedure echter veel moeilijkheden, zodat ook in 1999 verder zal moeten gewerkt worden aan dit dossier. In opdracht van de “Studiecommissie betreffende het lot van de bezittingen van de leden van de Joodse gemeenschap van België geplunderd of achtergelaten tijdens oorlog 19401945” werden diverse historische archieven bestudeerd. Van 24 tot 28 oktober 1998 organiseerde het Bestuur Economische Betrekkingen een vergadering van het redactiecomité van het tijdschrift “Spoils of War” te Brussel. Een tweede vergadering van het comité had plaats in Moskou. Als gevolg van de nieuwe Russische wet met betrekking tot de teruggave van geroofde culturele goederen, werd een werkgroep opgericht om een inventaris op te stellen van de geroofde kunstwerken, die zich vermoedelijk in Rusland bevinden. In december 1998 nam de recuperatiecel van het Bestuur Economische Betrekkingen deel aan de “Washington Conference on Holocaust Era Assets”. Afgevaardigden van 45 landen hebben er van gedachten gewisseld over de problemen van de recuperatie en over de nieuwe initiatieven die terzake kunnen genomen worden.
Ministerie van Economische Zaken
93
E4
Jaarverslag 1998
94
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Informatie
E5
Bestuur Economische Informatie 1
Opdracht en structurele taken .........................................................................................97
2
Prioritaire activiteiten ..........................................................................................................97
3
Opsporen en verzamelen van informatie .......................................................................98 3.1 Euroruimte ................................................................................................................98 3.2 Activiteiten in het kader van de informatiemaatschappij .................................98 3.3 Bibliotheek Queteletfonds ......................................................................................99 3.4 Inventaris van de beschikbare informatie .........................................................100 3.5 Elektronische persdienst .......................................................................................100
4
Verwerken van informatie ...............................................................................................100 4.1 De uitbouw van een economische databank .................................................101 4.2 Het elektronisch toegankelijk maken van reglementeringen .........................101 4.3 Ontwikkeling van informaticatoepassingen ......................................................101
5
Verspreiden van informatie .............................................................................................102 5.1 Internet Website ....................................................................................................102 5.2 Publicaties ..............................................................................................................103 5.3 Bibliotheek Queteletfonds ....................................................................................103 5.4 Belindis - intranet ...................................................................................................104 5.5 Economische databank........................................................................................104
6
Het Departement als economische informatieverstrekker kenbaar maken ............104
7
De informatica-infrastructuur van het Departement ....................................................105 7.1 Uitrusting en infrastructuur ....................................................................................105 7.2 Diensten aan gebruikers en bureautica .............................................................106 7.3 Activiteiten voor de invoering van de euro .......................................................107 7.4 Activiteiten voor de overgang naar het jaar 2000 ...........................................107
Ministerie van Economische Zaken
95
E5
Jaarverslag 1998
96
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Informatie
1
E5
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Het Bestuur Economische Informatie is belast met de inzameling en de verspreiding van economische informatie, zowel aan de ambtenaren als aan het brede publiek. Via het Centrum voor Informatieverwerking bezorgt het Bestuur ook de nodige middelen inzake informatica die onontbeerlijk zijn voor de goede werking van het Departement. Het Bestuur bestaat uit twee afdelingen: Economische Informatie en Centrum voor Informatieverwerking. De essentiële opdrachten van het Bestuur Economische Informatie kunnen in volgende thema’s onderverdeeld worden: · opsporen en verzamelen van informatie; · verwerken van informatie; · verspreiden van informatie; · profileren van het Departement als economische informatieverstrekker; · ontwikkelen en moderniseren van de informatica-infrastructuur van het Departement op het vlak van: - uitrusting en infrastructuur; - diensten aan gebruikers en bureautica; - activiteiten in verband met het jaar 2000 en de invoering van de euro; - ontwikkeling van toepassingen.
2
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
In 1998 waren de prioriteiten voor het Bestuur Economische Informatie: · profileren van het Departement, en het Bestuur in het bijzonder, als belangrijk contactpunt voor ondernemingen en burgers inzake economische informatie op federaal niveau, door onder meer: - een betere valorisatie van de aanwezige informatie in het Departement; - het operationeel maken van een Internet-site voor de verspreiding van pertinente economische informatie; - het verder uitbouwen van een geïntegreerde databank met macro-economische gegevens; - het uitgeven van een periodieke, economische publicatie “Trefpunt Economie”. · Zorgen voor de goede werking van de EURORUIMTE als informatiepunt betreffende de overgang naar de eenheidsmunt, zowel voor de ambtenaren van het Departement als voor het grote publiek. · Meewerken aan activiteiten die belangrijk zijn voor het Departement in het kader van de Informatiemaatschappij. · Beantwoorden aan de informaticabehoeften van het Departement door: - de versnelde installatie van het globaal geïntegreerd netwerk (LAN/WAN); - de uitbreiding en vernieuwing van het PC-park; - de voorbereiding van de overgang naar het jaar 2000, zowel op het vlak van hardware als van software; - de aanpassingen aan de bestaande informaticaprogramma’s om de invoering van de euro mogelijk te maken; - de ontwikkeling van “client-server”-toepassingen; - de aanschaf van bureauticasoftware in netwerkomgeving; - de uitbreiding van het aantal raadpleegbare cd-rom’s zowel in de verschillende besturen van het Departement als voor het publiek (Bibliotheek Queteletfonds).
Ministerie van Economische Zaken
97
E5
Jaarverslag 1998
3
OPSPOREN EN VERZAMELEN VAN INFORMATIE
3.1
EURORUIMTE
De Euroruimte die sedert januari 1997 operationeel is, verschaft informatie over de invoering van de euro op elk gebied waarvoor het Ministerie van Economische Zaken bevoegd is. Hiervoor centraliseert ze alle documenten die haar door de verschillende Besturen van het Departement worden overgemaakt en die ze verzamelt bij de betrokken instanties en bij de bestaande adviesorganen. Om deze opdracht te vervullen beschikt de Euroruimte over een groene telefoon, een eigen faxnummer en een elektronische postbus. Tevens werd een gespecialiseerde leeszaal ingericht binnen de Bibliotheek Queteletfonds waar de volledigste en pertinente informatie wordt verzameld. Eind 1998 bevonden zich in de Publiekscatalogus van de Bibliotheek Queteletfonds zowat 950 specifieke referenties (monografieën, tijdschriften en tijdschriftartikels over de euro). De leeszaal is voor het publiek en is verbonden met een net van bibliografische en statistische databanken. Ze is ook aangesloten op Internet, waardoor de binnenlandse en buitenlandse euro-sites kunnen worden geraadpleegd. De Euroruimte is ook aanwezig op de Internetsite van het Departement.
3.2
ACTIVITEITEN IN HET KADER VAN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Tabel 12 De Euroruimte
Groene telefoon Brieven Fax E-mail Opgestuurde documentatie
Nederlands
Frans
Totaal
2.285 251 143 182 683
2.345 183 168 54 575
4.630 434 311 236 1.258 Bron: MEZ, Bestuur Economische Informatie
De informatiemaatschappij wordt dikwijls de derde industriële revolutie genoemd. Deze nieuwe maatschappijvorm heeft een grote impact op de samenleving. Het Departement is bevoegd voor volgende domeinen die verband houden met de informatiemaatschappij: bescherming van de consument, handelspraktijken (verkoop op afstand), concurrentie, tariefbeleid, publiciteit, fraudebestrijding, industriële eigendom, elektronische certificatie, normalisatie, verzamelen van statistieken. Het Bestuur zelf is niet rechtstreeks bevoegd voor deze materies, maar is belast met de inzameling en de verspreiding van de informatie daarover. Dit stelde het personeel van het Bestuur in staat een knowhow te ontwikkelen waarop de andere Besturen van het Departement en het Kabinet een beroep doen voor de analyse van toekomstige projecten op Belgisch en internationaal vlak. Daarnaast vertegenwoordigt het Bestuur ook het Departement op diverse nationale en internationale coördinatievergaderingen in dat verband.
98
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Informatie
E5
In Europees verband betreft het de vergaderingen van het comité PROMISE, gewijd aan de ontwikkeling van de elektronische handel, en van de overleggroep INFO2000 betreffende de multimediaproblematiek. In OESO-verband heeft het Bestuur tijdens het hele jaar 1998 deelgenomen aan de werkzaamheden van het comité PIIC en zijn vier werkgroepen, en aan de voorbereidingen van de ministeriële conferentie in Ottawa (Canada) van 7 tot 9 oktober 1998 (“Un monde électronique sans frontières: Concrétiser le potentiel du commerce électronique mondial”). Onder impuls van het Departement werd in 1998 een studie (juridische analyse) van de impact van het gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT) uitgevoerd. Deze studie behandelde drie domeinen: de verspreiding van informatie waarover het Ministerie van Economische Zaken beschikt (bijvoorbeeld op basis van de Dienst van het Indexcijfer), de elektronische handel bij de betrekkingen tussen consumenten en ondernemingen en, ten slotte, de elektronische handtekening en de toekenning van een vergunning aan de certificeringsorganen. Een tweede overeenkomst betreffende een studie over de intellectuele eigendomsrechten in het kader van de informatiemaatschappij, werd in 1998 gerealiseerd. Deze studie handelde over de octooieerbaarheid van computerprogramma’s en over het multimediaproduct. Door het uitzonderlijke belang van de informatiemaatschappij op de samenleving, nam de Minister van Economie het initiatief om “@gora 98, de Discussieforums van de Informatiemaatschappij”, te organiseren. Het Departement verschafte hieraan zijn volle medewerking. Dit evenement bestond uit 3 voormiddagen, die elk aan een specifiek thema van de informatiemaatschappij waren gewijd, namelijk “De onderneming”, “De consumenten” en “Jeugd, Cultuur en Democratie”. Tijdens deze forums werden verslagen van Workshops uiteengezet. Op die workshops kwamen experts uit diverse sectoren van de maatschappij bijeen om over een bepaald thema overleg te plegen en hun ervaringen en zienswijzen naar voren te brengen. Het Bestuur nam de praktische organisatie voor zijn rekening en zorgde ook voor logistieke steun.
3.3
BIBLIOTHEEK QUETELETFONDS
Door het samenbrengen van toonaangevende economische informatie vervult de bibliotheek Queteletfonds zijn rol als grootste economische bibliotheek van België. De taak van de bibliotheek is tweeledig: enerzijds worden aankopen verricht om tegemoet te komen aan de noden van het Departement en anderzijds staat de bibliotheek open voor alle geïnteresseerden, zowel particulieren als ondernemingen. In 1998 organiseerde de bibliotheek een promotiecampagne binnen het eigen Departement. Hiervoor werden twee Vormingsdagen ingericht voor de ambtenaren. Deze activiteit vervolledigde de Opendeurdagen voor het grote publiek die in de voorgaande jaren werden georganiseerd. Dit actieve promotiebeleid leidde tot een stijging van het aantal nieuw ingeschreven lezers met één derde in 1997, een niveau dat in 1998 werd bestendigd. In de loop van 1998 werden bijna 19 000 bibliografische referenties in de catalogus ingevoerd, wat betekent dat hetzelfde niveau als het vorige jaar kon worden aangehouden.
Ministerie van Economische Zaken
99
E5
Jaarverslag 1998
De publiekscatalogus, aangevuld met bibliografische gegevens sinds 1969, is met zijn 360 000 referenties één van de interessantste informatiebronnen voor elkeen die economisch onderzoek moet verrichten. Het grote belang van deze catalogus is overigens dat hij voor ruim 80 % is samengesteld uit artikels die geselecteerd werden uit de tijdschriften die in de bibliotheek geraadpleegd kunnen worden, een dienstverlening die uniek is onder Belgische wetenschappelijke bibliotheken. Vervolgens besteedde het Queteletfonds, in het kader van de uitbouw van een hybride wetenschappelijke bibliotheek, in 1998 uitgebreide aandacht aan de verdere ontplooiing en diversifiëring van de informatiebronnen die de lezer ter beschikking worden gesteld. Zo werd in samenwerking met het CIV-E5, het aantal beschikbare cd-rom-titels opnieuw verhoogd en werden 5 bijkomende posten voor Internetraadpleging geïnstalleerd.
3.4
INVENTARIS VAN DE BESCHIKBARE INFORMATIE
De in 1997 gecreëerde databank werd uitgebreid met alle gegevens over de bestaande formaliteiten binnen het Departement. Daarnaast werd ze verfijnd tot een volwaardig beheerssysteem dat als basis dient voor allerlei publicaties, en vooral voor de uitbouw van de Internetsite. Dit initiatief beoogt een betere valorisatie van de beschikbare informatie binnen het Departement.
3.5
ELEKTRONISCHE PERSDIENST
De Dienst spitst zich toe op de elektronische verwerking (scannen en archiveren) van economische artikels die relevant zijn voor het Departement. Die artikels handelen over de verschillende domeinen waarvoor het Departement bevoegd is, als ook over telecommunicatie, internationale handel, de Europese eenheidsmunt en de Informatiemaatschappij. Op basis van de gescande artikels wordt dagelijks een persoverzicht in het Departement verspreid. Daarnaast stelde de Dienst een databank samengesteld waarin eind 1998 ongeveer 15 000 artikels werden verzameld.
4
VERWERKEN VAN INFORMATIE
Naast informatie inzamelen uit diverse bronnen, worden de verschillende informaties verwerkt en met elkaar in relatie gebracht, zodat nieuwe informatiebronnen ontstaan.
4.1
DE UITBOUW VAN EEN ECONOMISCHE DATABANK
De databank met economische gegevens in de vorm van tijdreeksen, die in 1997 werd gecreëerd, heeft haar nut al bewezen voor de uitbating. Zo is gebleken dat het mogelijk is
100
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Informatie
E5
de tabellen van de publicatie “Trefpunt Economie” en de Internetsite automatisch aan te maken. Bovendien kan de eindgebruiker nu bepaalde tabellen genereren zonder zelf te moeten programmeren. Deze databank moet kunnen fungeren als een informatiesysteem binnen het Departement en, op termijn, ook naar buiten. Tevens moet ze analyses en simulaties mogelijk maken, vooral voor de studiedienst van het Secretariaat-generaal.
4.2
HET ELEKTRONISCH TOEGANKELIJK MAKEN VAN REGLEMENTERINGEN
Voor de Dienst Metrologie van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid werd in 1997 een expertsysteem MIES (Metrological Information Expert System) gecreëerd, waarbij de kennis van specialisten over reglementeringen in eenvoudige regels werd gegoten. Dit systeem biedt de mogelijkheid aan niet-specialisten om via een vraag-en-antwoordmethode de juiste toepassing van de reglementering te verkrijgen. Verder werd dit systeem uitgebreid en aangevuld met bijkomende regels over de vigerende reglementering. Voor de afdeling Concurrentievermogen van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid werd een prototype van expertsysteem ontwikkeld. Dit nieuwe, aangepaste expertsysteem moet de mogelijkheid bieden om op termijn de “enig loket”-functie voor de milieutaksen te realiseren. Hierna zal men onderzoeken of het systeem kan worden uitgebreid met de andere bevoegdheidsdomeinen van de Dienst.
4.3
ONTWIKKELING VAN INFORMATICATOEPASSINGEN
In 1998 werden, naast het voortzetten van bestaande ontwikkelingen, vooral grote inspanningen geleverd voor de invoering van de euro en de overgang naar het jaar 2000 (verder punt 7.3 en 7.4). Tevens werden nieuwe ontwikkelingen aangevat waaronder de belangrijkste waren: - de toepassing voor het beheer en het gebruik van de economische databank werd operationeel gemaakt met een aansluitende module voor de uitbating in PC-omgeving (zoals het realiseren van extracten naar PC-pakketten); - voor de Dienst Consumentenkrediet werden de externe gegevens voor de controle op het consumentenkrediet in een gezamenlijke databank ingevoerd, zodat de opsporing van misbruiken in deze sector vergemakkelijkt wordt; - voor het Bestuur Algemene Diensten werd een databank voor de evaluatie van het personeel ontwikkeld. Het gaat om het gedecentraliseerd beheer van de personeelsgegevens van het nieuwe evaluatiesysteem. Naast het bewaren van de administratieve gegevens maakt de ontwikkelde software ook de opvolging van de evaluatietoestand per persoon en de opmaak van statistieken mogelijk; - voor de spoorabonnementen werd voor het Bestuur Algemene Diensten een systeem ontwikkeld voor het beheer van de aanvragen. Het biedt de mogelijkheid de maandelijkse gegevens van de NMBS op hun geldigheid te controleren ten overstaan van de aanvragen en de verrekende periodes.
Ministerie van Economische Zaken
101
E5
Jaarverslag 1998
Diverse ontwikkelingen op PC of in netwerk (via client/server benadering) werden gerealiseerd of zijn in ontwikkeling, onder andere: - een economisch documentbeheersysteem werd in productie gebracht bij het Secretariaat-generaal; - een opvolgingssysteem voor de invoering van de controles op de handelsvestigingen werd uitgewerkt, - voor de Dienst Beltest werd een databank ontwikkeld voor het administratief beheer van de accreditatieaanvragen.
5
VERSPREIDEN VAN INFORMATIE
5.1
INTERNET WEBSITE
Voor de informatieverspreiding stond 1998 vooral in het teken van het opstarten van de Internetsite. Met deze site wil het Ministerie van Economische Zaken zich vastberaden positioneren in de informatiemaatschappij door informatie en diensten te verstrekken aan de economische actoren: ondernemingen, kamers van koophandel, beroepsorganisaties, consumenten, ... . Om de raadpleging van de site te vergemakkelijken werd de informatie opgesplitst in expliciete thema’s en rubrieken, eerder dan ze te baseren op de administratieve structuur van het Departement. Momenteel worden volgende thema’s behandeld: Barometers van de economie, Euroruimte, Marktordening, Bedrijvengids, Onthaal van investeerders, Consumentenbescherming, Energie, Economische informatie en “Het Ministerie”. Bijzondere aandacht werd besteed aan de vormgeving: uniform imago, het gebruik van kleuren om de thema’s te onderscheiden, enz. Verschillende hulpmiddelen moeten de navigatie vergemakkelijken (plan van de site, hulpteksten, diverse knoppen en hyperlinks, ...). Naast het technische aspect moest vooral veel zorg worden besteed aan de inhoud van de site (juistheid en updating van gegevens, bijkomende onderwerpen,...). Hiervoor werd een specifieke structuur binnen het Departement uitgewerkt. Dit “Begeleidingscomité Internet”, zal ook in de toekomst blijven toezien op de inhoud en de globale coherentie van de site. Na een lange testfase werd de site officieel geopend op 16/12/1998 met als URL: mineco. fgov.be. Het NIS kan ook rechtstreeks worden geraadpleegd via statbel.fgov.be en Beltest onder beltest.fgov.be. De inventaris van de formaliteiten die alle formaliteiten bevat die ondernemingen moeten vervullen bij het Ministerie van Economische Zaken, evolueerde van een statische publicatie naar een dynamische databank die via de Internetsite kan worden geraadpleegd.
102
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Informatie
5.2
E5
PUBLICATIES
Enkele in 1997 gecreëerde publicaties vormen een belangrijk aandeel in de informatiedoorstroming. Zowel “Trefpunt Economie” als de “Catalogus van de publicaties” worden opgevat als publicaties van en over het gehele Departement, met het oog op een maximale en geconcentreerde informatie aan ondernemingen en particulieren. Het “Vademecum van de onderneming” blijft die rol verder vervullen, voornamelijk ten opzichte van zelfstandigen en kleine ondernemers. Trefpunt Economie Het opzet van dit tijdschrift is tweeledig: enerzijds een centraal kanaal vormen waarlangs alle activiteiten van het Departement op een eenvoudige maar doeltreffende wijze aan alle belangstellenden medegedeeld kunnen worden. Anderzijds een globale, maar overzichtelijke stand van de economische ontwikkeling in België verstrekken, via het maandelijkse tweede deel van dit tijdschrift met 228 statistische reeksen, en ook door regelmatige analyses over de ontwikkeling van de Belgische economie. Het snelle succes van “Trefpunt economie” in 1997 was niet van voorbijgaande aard. Het tijdschrift blijft een toenemend aantal geïnteresseerden bereiken. Onder meer enkele gerichte promoties hebben hiertoe bijgedragen (voorbeeld de deelnemers aan het Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres kregen een mailing, waarop de respons niet minder dan 15 % bedroeg). Catalogus van de publicaties Dit globale overzicht van de beschikbare publicaties van het Departement blijft een steeds groter aantal geïnteresseerden bereiken. Deze informatie kan sinds het jaareinde ook op de Internetsite worden geraadpleegd. Deze supplementaire informatiebron neemt niet weg dat de papieren catalogus nog steeds in trek is.
5.3
BIBLIOTHEEK QUETELETFONDS
Een belangrijke nieuwigheid, die een omstandige voorbereiding en de installatie van een eigen server vereiste, is dat de publiekscatalogus van de bibliotheek vanaf augustus 1998 ook geraadpleegd kan worden via Internet (rechtstreeks of via de site van het Departement zelf). De ruim 360 000 bibliografische referenties, over de periode 1969 tot heden, worden aldus beter gevaloriseerd.
5.4
BELINDIS - INTRANET
De noodzaak van het Departement om over een goed functionerend en productief intranet te beschikken legde de grondslag voor de nieuwe activiteiten van Belindis: de databanken werden toegankelijk gemaakt in intranet-mode en de ontwikkelingsserver werd omgevormd tot een Webserver.
Ministerie van Economische Zaken
103
E5
Jaarverslag 1998
De reglementering met betrekking tot de Voorverpakkingen van de Dienst Metrologie werd geïntegreerd.
5.5
ECONOMISCHE DATABANK
De uitbouw van de geïntegreerde databank met macro-economische gegevens over België en over de handelspartners, werd in 1998 voortgezet en vormt nu al een interessante bron voor de verspreiding van economische informatie.
6
HET DEPARTEMENT ALS ECONOMISCHE INFORMATIEVERSTREKKER KENBAAR MAKEN
Het Departement profileren als federale economische informatieverstrekker is één van de opdrachten van het Bestuur. Met dit doel voor ogen is de deelname aan diverse manifestaties dan ook een absolute vereiste. Zo was het Bestuur onder meer actief aanwezig op “Mediaplanet”, op het “Salon van de Student” en op de “Europese dagen” te Bredene. Het Departement ontvangt talrijke vragen voor informatie van buitenstaanders. Om die vragen te beantwoorden heeft de informatie-ambtenaar gedurende het jaar 1998 een actieve rol gespeeld in het uitstippelen van een doeltreffend beleid dat gericht is op de toegankelijkheid van informatie en communicatie, zowel binnen als buiten het Departement. De antwoorden op de vragen waren altijd gedetailleerd en nauwkeurig om een kwaliteitsdienst te leveren, in overeenstemming met de geest van het “Handvest van de gebruiker” van de openbare diensten. Een andere manier om het Departement kenbaar te maken is de verspreiding van pertinente, efficiënte informatie, via diverse publicaties, die de bedrijven en de burger correct voorlichten. De ervaring leert dat gerichte mailings van publicaties (met als doelgroepen bijvoorbeeld professoren economie, studenten, bedrijven) een groot succes kennen. Er werden ook rondleidingen in de Bibliotheek Queteletfonds gegeven om de bekendheid ervan, zowel binnen het Departement als naar het grote publiek, te verhogen. FEDENET, het toekomstige intranet van de federale overheid, zal een efficiënt netwerk vormen voor de uitwisseling van informatie binnen de federale overheid. Een duidelijke actie in dit verband was de uitbouw van een intern e-mailsysteem (fed.be). Omwille van de technische complementariteit van zijn interne e-mail, behoorde het Ministerie van Economische Zaken bij de eerste gebruikers van dit nieuwe communicatiemedium tussen de verschillende Departementen. Sinds 1998 wordt de agenda van de Ministerraad via FEDENET verspreid.
104
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Informatie
E5
Het Bestuur neemt ook deel aan een specifiek project van de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden (DWTC) voor de valorisatie van overheidsinformatie. Het doel van dit project is de aanwezige overheidsinformatie in de vorm van socio-economische databanken toegankelijker te maken voor permanente analyse door onderzoekers uit de academische wereld.
7
DE INFORMATICA-INFRASTRUCTUUR VAN HET DEPARTEMENT
7.1
UITRUSTING EN INFRASTRUCTUUR
Op voorstel van het CIV werd in 1996 beslist tot de uitbouw en inplanting van een globaal geïntegreerd netwerk in het Departement. Eind 1998 zijn bijna alle gebouwen en Diensten van het Departement van kabels en een netwerk voorzien. De verbindingen tussen de verschillende gebouwen en de integratie van de verschillende lokale netwerken (inclusief het NIS - E8) werden voor 80 % voltooid. Op die manier konden eind 1998 ongeveer 900 ambtenaren van het Departement het netwerk effectief gebruiken. Intussen werden werkzaamheden aangevat om de gebruikers van het netwerk voor te bereiden op de mogelijkheden die het systeem zal bieden. - De in 1997 gekozen e-mailstandaard werd geleidelijk verspreid zodat de interne communicatie binnen het Departement meer en meer op elektronische wijze kan verlopen. - Een dossier voor de aanschaf van servers voor alle gebouwen van het Departement werd opgestart. Zo wordt elk gebouw in de toekomst uitgerust met meerdere servers die elk voor een specifieke functie worden gebruikt (file server, print server, cd-rom server, e-mail server,...). De realisatie wordt verwacht voor einde 1999. - In afwachting van de realisatie van dit “server”-dossier werden reeds een 20-tal servers in de hoofdgebouwen in Brussel geïnstalleerd. Omwille van haar specifieke taak en de sterke evolutie naar het gebruik van cd-roms voor opslag van informatie, werd de bibliotheek Queteletfonds uitgerust met meerdere cd-rom servers. - Omdat dit netwerk degelijk en efficiënt beheerd moet worden, werd een voorstudie voor netwerkbeheer gestart. Een informele marktverkenning vond plaats om de nodige specificaties in te zamelen voor een algemene offerteaanvraag en implementatie. Intussen werden, wegens de geleidelijke uitbreiding van het globaal geïntegreerd netwerk, aanpassingen aangebracht aan de bestaande beheersdatabanken, zodat alle gebruikers van dit netwerk identificeerbaar zijn. De mainframe van het CIV/E5 werd hernieuwd als gevolg van de studie over de noodzaak van de mainframe in de toekomstige computerarchitectuur die werd uitgevoerd in samenwerking met het CIV/E8 en van de behoeften van “het jaar 2000”. Eind 1998 werd de nieuwe mainframe in het globaal netwerk geïntegreerd. De modernisering van de exploitatietaken in de machinezaal wordt voortgezet, wat op termijn een oplossing moet bieden voor de geleidelijke personeelsvermindering in de computerzaal. Via het project “automatisering van de mainframecomputer-back up”, gestart in 1996, tracht
Ministerie van Economische Zaken
105
E5
Jaarverslag 1998
het CIV de manuele interventies bij het nemen van de back up sterk te verminderen en de veiligheid te verhogen. In 1998 werd daartoe in een speciale brandvrije zaal een cassetterobot geplaatst die verbonden is met de mainframecomputer. Dit systeem wordt in mei 1999 operationeel. Eind 1998 werd de aankoop van zogenaamde “zwarte dozen” voor het beheer van het wagenpark van de Metrologie goedgekeurd. Deze toestellen worden in elk voertuig geplaatst en geven via een satellietverbinding continu de juiste locatie van het voertuig weer. Dit zal een efficiënter beheer van het wagenpark mogelijk maken. De realisatie ervan is voorzien voor april - mei 1999. Voor de Dienst Veiligheid werd een GIS-systeem (Geographical Information System) aangekocht voor het administratief beheer van pijpleidingen in België. De installatie is voorzien voor maart 1999.
7.2
DIENSTEN AAN GEBRUIKERS EN BUREAUTICA
Het CIV heeft zijn bureauticabeleid voortgezet door een gedeeltelijke vernieuwing en uitbreiding van het bestaande PC-park van het Departement. Op dit ogenblik beheert het CIV bijna 1 500 PC’s. Door de inplanting van het globaal geïntegreerd netwerk, de integratie van alle PC’s en de overgang naar het jaar 2000, was een snelle vernieuwing nodig van de resterende verouderde PC’s. Een nieuw dossier voor aankoop van 350 PC’s werd in 1998 grotendeels gerealiseerd. Om thuiswerkende of rondreizende ambtenaren uit te rusten met geschikt materiaal, werden 60 draagbare configuraties aangekocht. Beide dossiers werden samen met het CIV/E8 behandeld. Omdat bij de overgang naar het jaar 2000 vele oudere toestellen problemen zullen krijgen, werd in het najaar van 1998 besloten tot een supplementaire aankoop van 140 PC’s en een 40-tal draagbare configuraties. De installatie ervan is voorzien voor begin 1999. Onder druk van instellingen die nauwe banden hebben met de ambtenaren van het Departement en ten gevolge van de evolutie op de informaticamarkt, heeft het CIV een strategie uitgewerkt om zijn PC-gebruikers te migreren naar een Windows NT-omgeving. Het CIV staat ook in voor de opleiding en de ondersteuning van de gebruikers. In 1998 kregen 1.022 personen een bureautica-opleiding. Dit vertegenwoordigt 278 dagen opleiding. Bij de ondersteuning van de gebruikers heeft de helpdesk van het CIV in 1998 ongeveer 1.720 interventies afgehandeld.
7.3
ACTIVITEITEN VOOR DE INVOERING VAN DE EURO
Voor de invoering van de euro op 1/1/1999 moesten vooral aanpassingen aan de bestaande programma’s gebeuren. Om dit te realiseren waren 544 mandagen vereist, waarvan eind 1998 ongeveer 93 % gerealiseerd was. Ondertussen is al gebleken dat de invoering van de
106
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Informatie
E5
euro geen negatieve gevolgen voor de werking van het Departement had. Voor de coördinatie en opvolging van alle informatica-activiteiten voor de euro zorgde een in 1997 gecreëerde interne werkgroep. Deze werkgroep volgde eveneens de “jaar 2000”problematiek op. Tevens werd regelmatig een rapport bezorgd aan het Ministerie van Financiën dat de coördinatie van alle activiteiten waarneemt voor de regering.
7.4
ACTIVITEITEN VOOR DE OVERGANG NAAR HET JAAR 2000
De overgang naar het jaar 2000 heeft op informaticavlak zwaardere consequenties dan de invoering van de euro. Voor de hardware betreft werden diverse acties ondernomen: - In de eerste plaats moest de mainframe van het CIV/E5 vernieuwd worden, evenals de erop draaiende systeemsoftware. Ook deze operatie is vlekkeloos en volledig transparant voor de gebruiker verlopen. - Vervolgens werd vastgesteld dat een versnelde gedeeltelijke vernieuwing van het bestaande PC-park noodzakelijk was. Rekening houdend met het beschikbare budget werden de oudste toestellen vervangen. Het overblijvende deel zal in de loop van 1999 vervangen worden. - Daarnaast werden voor enkele aangekochte systemen de nodige maatregelen genomen om de overgang naar het jaar 2000 zonder problemen te laten verlopen. - Zo werd voor het Centraal Laboratorium het intern beheerssysteem voor uitgevoerde analyses aangepast om te functioneren op een PC-netwerk in plaats van op de vroegere configuratie die verouderd is. - Een dossier ter vervanging van de verouderde configuratie van de Drukkerij (E1) werd eveneens afgerond. De realisatie is voorzien voor februari 1999. - Het interne prikkloksysteem zal gemoderniseerd worden in de loop van juli-augustus 1999. Voor de bestaande programma’s werden eveneens initiatieven genomen. Er werd een definitieve inventaris opgemaakt van de programma’s die door het CIV zelf werden ontwikkeld. Hieruit bleek dat de totale impact van de nodige aanpassingen ongeveer 4.840 mandagen bedroeg, waarvan eind 1998 al 45 % gerealiseerd was. Gezien de omvang van de opdracht en het tekort aan gespecialiseerd personeel, werd de toelating gevraagd en verkregen om enerzijds bepaalde projecten volledig te laten uitwerken door privé-bedrijven en anderzijds externe bijstand in te schakelen. De administratieve voorbereiding van twee dossiers voor de realisatie van een project heeft veel energie opgeslorpt. - Het gaat in de eerste plaats om het volledig herschrijven van de toepassing “Prepensioenen Mijnwerkers”, en ten tweede het ontwikkelen van het project “Bedrijfsorganisatie”, een intern dossiersopvolgingssysteem van de Dienst Bedrijfsorganisatie. Beide dossiers worden in het voorjaar van 1999 toegewezen. - Naast deze volledig afgewerkte toepassingen werd ook externe bijstand goedgekeurd in de vorm van ter beschikking gestelde personen. Van de 6 gevraagde personen zullen er 4 het werk aanvatten vanaf januari 1999. De ontbrekende personen zullen in de loop van
Ministerie van Economische Zaken
107
E5
Jaarverslag 1998
1999 aan de ontwikkelingsploeg worden toegevoegd. Voor de coördinatie en de opvolging van alle activiteiten voor het jaar 2000 zorgde een in 1997 gecreëerde interne werkgroep. Daarnaast wordt maandelijks een rapport bezorgd aan het Ministerie van Ambtenarenzaken dat de coördinatie van alle activiteiten in dat verband voor de Regering waarneemt.
108
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
E6
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid 1
Opdracht en structurele taken .......................................................................................111
2
Prioritaire activiteiten ........................................................................................................112
3
Bescherming van de consument ...................................................................................112 3.1 Metrologie ..............................................................................................................112 3.2 Accreditatie ...........................................................................................................113 3.3 Veiligheid van de consumenten .........................................................................114
4
Concurrentievermogen van bedrijven ..........................................................................117 4.1 Metrologie ..............................................................................................................117 4.2 Accreditatie ............................................................................................................118 4.3 Productevaluaties door het Centraal Laboratorium ........................................119 4.4 Collectieve centra ................................................................................................119 4.5 Wetenschapsbeleid ..............................................................................................120 4.6 Bio-industrie ............................................................................................................120 4.7 Milieureglementering ............................................................................................120 4.8 Milieutaksen ...........................................................................................................121 4.9 Enig loket “Productnormen” ................................................................................121 4.10 Afvalbeurs ..............................................................................................................122
5
Welzijn op het werk en sociale reglementering ............................................................122
6
Openbare veiligheid ........................................................................................................124
7
Continentaal Plat ..............................................................................................................125
8
Geologie ............................................................................................................................126
Ministerie van Economische Zaken
109
E6
110
Jaarverslag 1998
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
1
E6
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid is belast met de uitvoering van technische opdrachten met als doel de kwaliteit en de veiligheid van producten, diensten en installaties, de know-how en het technologisch concurrentievermogen van de industrie te waarborgen. Daarnaast is het bestuur actief op het gebied van het fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek. De opdrachten van dit Bestuur spitsen zich toe op vier grote beleidslijnen: Het beschermen van de consumenten Als burgers moeten de consumenten een technische bescherming kunnen krijgen wat betreft de producten, diensten en installaties waartoe ze toegang hebben. Bijvoorbeeld, de meetwerktuigen moeten geijkt worden zodat er geen bedrog zou zijn met de aangekochte hoeveelheden. De ondernemingen moeten kunnen gecontroleerd worden door erkende instellingen, zodat de producten en de diensten die ze aanbieden de nodige waarborgen inzake kwaliteit en veiligheid bieden. Er moet toezicht worden uitgeoefend op de markt om te vermijden dat producten en diensten die gevaarlijk zijn omdat ze slecht ontworpen werden of omdat bij het ontwerp ervan geen rekening werd gehouden met de veiligheid van de consumenten, op de markt zouden worden gebracht. Het bevorderen van de competitiviteit van de ondernemingen De ondernemingen moeten kunnen steunen op een stevig technisch kader om in de best mogelijke competitiviteitsvoorwaarden productief te zijn. Ze moeten bijvoorbeeld kunnen beschikken over precieze meetwerktuigen die behoorlijk gecontroleerd werden. In de context van de globalisatie van de economie, moeten ze kunnen rekenen op een accreditatie- en een certificatiesysteem van hun productie. Dat systeem moet betrouwbaar zijn en op internationaal niveau worden erkend. Ze moeten toegang hebben tot een basis van fundamentele wetenschappelijke onderzoeken. Het milieubeleid moet ook in het kader van een coherent beleid geplaatst worden. Het bijdragen tot het verzekeren van het welzijn op het werk, de toepassing van de sociale reglementering en de openbare veiligheid Deze taken houden verband met de winningsindustrieën, de staalnijverheid, de opslag, het vervoer en de distributie van gas, de verkoop en het gebruik van springstoffen.
Het verzekeren van de evenwichtige exploitatie van het continentaal plat van België en de ontwikkeling van het onderzoek op het gebied van de geologie De ontginningen van zand en grind in de Noordzee en de werken met betrekking tot de geologische structuren van het land moeten nauwkeurig en op een degelijke wetenschappelijke basis beheerd worden om meer bepaald rekening te kunnen houden met de globale omgevingskrachten.
Ministerie van Economische Zaken
111
E6
2
Jaarverslag 1998
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
In 1998 waren de bescherming van de consument en de competitiviteit van de ondernemingen de voornaamste krachtlijnen. De inspanningen richtten zich in hoofdzaak hierop. De punten 3.1 en 3.2 detailleren de initiatieven die in de verschillende materies genomen werden: metrologie, accreditatie, veiligheid van de consumenten, collectieve onderzoekscentra, milieu-aspecten. Bovendien is de administratieve vereenvoudiging voor het Bestuur een hoofddoelstelling. Een werkplan werd vastgelegd dat in 1998 startte. Het bevat de volgende richtlijnen: concrete informatie geven om de administratieve stappen te vergemakkelijken voor de consumenten en de ondernemingen om de investeringen te promoten; deze informatie op elektronische drager en op papier verstrekken; de behandelingsfases van de dossiers automatiseren, om deze sneller af te handelen; de vooraf vastgestelde schema’s definiëren voor de technische controle van de producten, installaties en verhandelde diensten; het “enige loket” veralgemenen. Deze administratieve vereenvoudiging wordt in de komende jaren uitgebreid.
3
BESCHERMING VAN DE CONSUMENT
3.1
METROLOGIE
Voor de gereglementeerde metrologische activiteiten is het nuttig aan te duiden dat de taken van de Metrologische dienst voortvloeien uit de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, gewijzigd bij de wet van 21 februari 1986 en uit de wet op de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument van 14 juli 1991. Voor de meetwerktuigen heeft de Dienst als opdrachten er enerzijds voor te zorgen dat de in bepaalde gebieden, zoals het economisch verkeer en de openbare veiligheid, gebruikte meetwerktuigen in overeenstemming zijn met de reglementering en anderzijds te beletten dat niet-conforme meetwerktuigen in gebruik worden genomen. De reglementering zelf wordt ook door de Dienst ontworpen. Zo kwam bijvoorbeeld het koninklijk besluit van 10 februari 1998 tot wijziging van het reglement gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 september 1975 betreffende de gewichten van 1 milligram tot 50 kilogram en het koninklijk besluit van 7 maart 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1993 betreffende de landtanks tot stand. Voor de voorverpakking heeft de Dienst de controle op de juistheid naar massa en volume van voorverpakte goederen tot opdracht. De opdrachten hebben derhalve een dubbel aspect: enerzijds het aspect kwaliteit, wat betekent dat de dienst door middel van ijkingen de juistheid van de meetwerktuigen waarborgt en anderzijds het repressief aspect, namelijk het toezicht op het juiste gebruik van de meetwerktuigen. Voor de wettelijke metrologie worden ijkverrichtingen uitgevoerd op tal van meetwerktui-
112
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
E6
gen, in hoofdzaak: gewichten, stoffelijke lengtematen, weegwerktuigen, vloeistofmeters en meetinstallaties, gasmeters, elektriciteitsmeters, snelheidsmeters en automatische weegwerktuigen. De statistieken van de ijkverrichtingen zijn in bijlage opgenomen. Sommige activiteiten werden waargenomen door bemiddeling van erkende instellingen.
3.2
ACCREDITATIE
Eén van de doelstellingen van de Belgische accreditatiestructuur is het vertrouwen in de kwaliteit van rapporten en certificaten van testlaboratoria, keurings- en certificatie-instellingen te versterken. Onrechtstreeks draagt dit bij tot meer kwaliteitsvolle en veilige producten en diensten voor de consument, alsook tot een verbetering van zijn leefomgeving. BELCERT Zo werden door BELCERT in 1998 de eerste productcertificateurs geaccrediteerd voor liften, landbouw- en voedingsproducten en bouwproducten. Voor wat het leefmilieu betreft werd het aantal geaccrediteerde EMAS-milieuverificateurs gevoelig opgedreven en werden ook de eerste certificateurs voor milieubeheersystemen geaccrediteerd. Dit zal de bedrijven toelaten hun milieuhuishouding nog beter te organiseren, wat ook zijn impact zal hebben op de leefomgeving van de consument. Het is de bedoeling dat de accreditatie in de toekomst ook onrechtstreeks zal bijdragen tot het verhogen van de bekwaamheid van bepaalde beroepsuitoefenaars (lassers, plaatsers van brandwerende deuren, personeel voor niet-destructief onderzoek, adviseurs), waardoor de consument een betere en degelijkere service van deze beroepsuitoefenaars zal aangeboden krijgen. Om dit objectief te bereiken werd een aanvang gemaakt met de opstart van het derde accreditatieluik van BELCERT, namelijk het Bureau “personen”. BELTEST Een BELTEST accreditatie is niet alleen een demonstratie van de technische bekwaamheid van de testlaboratoria en keuringsinstellingen maar biedt eveneens een extra dimensie van vertrouwen aan de testrapporten en keuringsverslagen die door deze instellingen worden afgeleverd. In het afgelopen jaar werden door BELTEST 41 nieuwe accreditaties toegekend waarvan 12 aan keuringsinstellingen. Tijdens dat zelfde jaar werden 44 nieuwe aanvragen geregistreerd. Dit brengt het totaal aan BELTEST geaccrediteerde instellingen op 129 terwijl nog een honderdtal dossiers in behandeling zijn. Het actieterrein van de geaccrediteerde instellingen oriënteert zich voornamelijk naar enerzijds het domein van de handelstransacties en anderzijds de veiligheid en het welzijn van de samenleving. Voor de preventieve en de repressieve marktcontrole maakt de overheid meer en meer gebruik van de diensten van geaccrediteerde instellingen omdat men overtuigd is van hun technische bekwaamheid. Ook in de domeinen van de medische zorgen, de voeding, de kwaliteit van het milieu en de veiligheid werden in de loop van 1998 een achttal besluiten gepubliceerd waarbij de uitvoering van de analysen en de keuringen toevertrouwd wordt aan de geaccrediteerde instellingen.
Ministerie van Economische Zaken
113
E6
Jaarverslag 1998
Belgische Kalibratie Organisatie Bij de Belgische Kalibratie Organisatie (BKO), is er in 1998 een stijging van 20 % vastgesteld van het aantal kalibratiecertificaten die werden afgeleverd door geaccrediteerde laboratoria. Sinds drie jaar is deze stijging constant. Dit duidt erop dat juist gekalibreerde meetinstrumenten steeds meer worden gebruikt door bedrijven die werken volgens kwaliteitsborgingssysteem en die de herleidbaarheid van hun metingen moeten kunnen bewijzen.
3.3
VEILIGHEID VAN DE CONSUMENTEN
In 1998 stond, bij de Dienst Veiligheid van producten, de omzetting van de richtlijnen van de voor de bouw bestemde producten (89/106/EEG) en de medische hulpmiddelen (93/42/EEG) centraal en werd een aanvang gemaakt met de uitbouw van de controle terzake. Bij de controle van de andere richtlijnen, vooral deze van speelgoed en machines, werd aanzienlijke vooruitgang geboekt. Dit was mogelijk door de contractuele aanwerving van één burgerlijk en één industrieel ingenieur voor de verbetering van het investeringsklimaat.
Uit de tabel blijkt dat in 1998 233 dossiers werden afgewerkt. Dit is merkelijk minder dan in 1997 Tabel 13 Statistisch overzicht van de dossiers 1996
1997
1998
55
346
233 Bron: MEZ, Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
wat het gevolg was van de betere voorbereiding van de onderzoekscampagnes: in 1997 werden voor de gadget-campagne door de Economische Inspectie tientallen monsters genomen die niet relevant waren maar toch aanleiding gaven tot het openen van een dossier; in 1998 werden de monsters meer gericht genomen. Ook werden vier horizontale enquêtes uitgevoerd, met name voor speelgoedpistolen, laserpointers, ladders en speelgoed (carnavalkleding en pluche dieren). De samenwerking met de mensen op het terrein moet echter nog verder worden uitgebouwd om tot een beter rendement te komen. In mei werd deelgenomen aan de 4de Wereldconferentie in verband met de ongevallenpreventie en -controle te Amsterdam. Hier werd voor het eerst voor de consumentenveiligheid een gezamenlijke stand gerealiseerd met de Gewesten en enkele niet-gouvernementele organisaties. Ook werd meegewerkt aan de opstelling van een cd-rom in verband met de machinerichtlijn (deze cd-rom wordt in 1999 uitgebracht). Op internationaal vlak werd de centrale rol die het Ministerie van Economische Zaken heeft in de richtlijnen voor de vrije markt (de zogenaamde art. 95-richtlijnen (vroeger 100 A)) bevestigd door aanwezigheid in alle betrokken Europese werkgroepen. De vertegenwoordigers van ons Ministerie zoeken in deze werkgroepen een evenwicht tussen de consumentenbelangen en de belangen van de industrie. De Dienst Veiligheid van installaties heeft acht ontwerpen van reglementering uitgewerkt
114
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
E6
voor de opblaasbare spelconstructies, de veiligheid van speelpleinen, de veiligheid van geïnstalleerde attractietoestellen (pretparken en kermistoestellen), de bevoegdheden van de consumenteninspectie, het verhuren van producten, het benji-springen, de erkenningsvoorwaarden en de lijst van laboratoria erkend in het kader van de wet van 4 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten en nam deel aan het ontwerp tot wijziging van deze wet. Drie ongevallenonderzoeken met consumenten werden uitgevoerd. De Dienst werkte ook mee aan drie BELCERT-audits betreffende speelpleinen, kermistoestellen en tribunes. Ook werd meegewerkt aan het ontwerp van Europese richtlijn inzake kabelinstallaties. De buitendiensten verleenden hun medewerking aan de voorbereiding van een reglementering inzake de veiligheid van installaties (speelpleinen, privé-liften,...); er werden in dit verband door het O.F.O. ook twee opleidingscursussen georganiseerd voor het personeel van de niveau’s 2+ en 3. In 1998 werden ook een vijftiental ongevallen inzake de veiligheid van installaties onderzocht en werd een benaderings- en bedenkingscampagne gevoerd in bepaalde bijzondere domeinen (pretparken, ondergrondse toeristische plaatsen,...). De Dienst Springstoffen heeft 83 kleinhandelaars (magazijnen) van feestvuurwerk voor particulieren bezocht. Hij heeft samen met de gerechtelijke autoriteiten 28 processen-verbaal opgemaakt in verband met datzelfde vuurwerk. Alhoewel de controle van de kwaliteit en de veiligheid van de producten verkocht op de Belgische markt een hoofdopdracht zou moeten zijn voor het Centraal Laboratorium blijft het aantal monsters dat in het kader hiervan werd geanalyseerd beperkt. Het Bestuur Economische Inspectie vroeg de verificatie van de samenstelling van 38 textielproducten, 14 vloeibare en vaste brandstoffen, 8 monsters verf en bovendien werden 77 monsters vis gecontroleerd op de aard van de vissoort, vermeld op de verpakking. In nauwe samenwerking met de Dienst “Veiligheid van de consumenten” werden veiligheidstesten uitgevoerd op 61 voorwerpen, hoofdzakelijk speelgoed. Bij de aanpak van de technische aspecten werd door de technische diensten rekening gehouden met de sociaal-economische werkelijkheid. Dit was de taak van de Dienst Interadministratieve Samenwerking waarbij systematisch op twee niveaus gewerkt werd: - op nationaal niveau, via een overleg met alle betrokken actoren (professionals, consumenten, deskundigen), onder meer in de context van de Commissie voor de veiligheid van de consumenten; - op internationaal niveau, via deelname aan de sturingscomités opgericht bij de Europese Commissie en aan de vergaderingen van de Europese Raad voor de totstandkoming van de interne markt.
4
CONCURRENTIEVERMOGEN VAN BEDRIJVEN
Ministerie van Economische Zaken
115
E6
Jaarverslag 1998
Tabel 14 Activiteiten in het toepassingsgebied van de wettelijke metrologie Metrologische dienst 1998
Modelgoedkeuringen
Eerste ijk
Herijk en technische contro-
les Stoffelijke lengtematen Inhoudsmaten Taxameters IJkmaten Scheepstanks Landtanks Gasmeters Watermeters Turbinemeters Tankwagens Tweetaktpompen LPG-pompen Benzine-, diesel- en stookoliepompen Laadstations Massa’s Balansen met niet-automatische evenwichtsinstelling Mechanische balansen met rechtstreekse aflezing Elektronische balansen Bascules Automatische conditioneerbalansen Doseerweegwerktuigen Checkweighers Continu totaliserende weegwerktuigen Discontinu totaliserende weegwerktuigen Weegbruggen Kilowattuurmeters Snelheidsmeters in het verkeer Ademanalysetoestellen
6
1 146
25
254
23 1
360.084 0 221 101 54 348 102.641 443.795 250 292 190 34
1.175 159 0 15 12 0 0 57.293 0 405 268 3
2.702 42 1.085
7.574 13 37.452
0
550
1 2.046 907 80 214 70 1 20 262 88.044 25 * 813
2.884 14.512 4.351 32 235 11 3 37 409 1 258 **
( * ) waarvan 15 verkoopsvergunningen ( * * ) waarvan 210 gebruiksvergunningen
Metrologische dienst 1998 Aantal gecontroleerde loten Aantal gecontroleerde firma’s Aantal waarschuwingen
116
Aantal voorverpakte producten in 1998 2.594 855 204
Ministerie van Economische Zaken
E6
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
4.1
METROLOGIE
Voor de metrologie gaat het hier in hoofdzaak over de basismetrologie, die instaat voor het definiëren van de wettelijke meeteenheden en voor het realiseren van de nationale meetstandaarden die deze meeteenheden correct moeten reproduceren. Zonder correcte metingen kunnen bedrijven geen kwalitatief aanvaardbare producten of diensten ontwikkelen of leveren. Evenmin kunnen wetenschappelijk onderzoek en technische ontwikkeling geschieden zonder juiste metingen. Gedurende het jaar 1998, werd er geïnvesteerd in de basismetrologie. Het bewaren en het realiseren van de meeteenheden van het internationaal stelsel (SI) laat toe om op nationaal vlak de herleidbaarheid van de metingen te verzekeren. Deze metingen worden zowel op facultatieve basis (kalibraties, standaarden van de geaccrediteerde laboratoria) als binnen een reglementaire context (wettelijke ijkingen) uitgevoerd. Ter illustratie volgt een overzicht van de kalibraties die werden uitgevoerd voor derden.
De wettelijke metrologie speelt echter ook een rol in het concurrentievermogen van bedrijven. Niettegenstaande dat tal van ijkingen inderdaad van rechtstreeks belang zijn voor de consument (benzinepompen, watermeters, gasmeters, toonbankweegschalen, ...) zijn er ook Tabel 15 Prestaties van de basismetrologie Aantal kalibraties
1995
1996
1997
1998
Standaardgewichten Geometrische metingen Snelheidsmetingen Kracht en druk Volume en dichtheid Thermometers Elektrische metingen
2.971 887 86 197 116 77 64
2.550 612 98 253 72 70 74
2.671 981 142 205 118 20 94
2.872 1.390 31 33 140 0 81
Controle voorverpakte waren
1995
1996
1997
1998
Aantal gecontroleerde firma’s Aantal gecontroleerde loten Aantal vastgestelde inbreuken
835 2.140 280
729 1.926 207
1.036 2.816 252
855 2.594 204
Bron: MEZ, Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
tal van metrologische keuringen die ingrijpen in de commerciële relaties van bedrijven en dit op de diverse niveaus van het economisch verkeer (tankwagens, scheepstanks, landtanks, laadstations, ...).
Ministerie van Economische Zaken
117
E6
Jaarverslag 1998
De Metrologische dienst werkte in 1998, als verantwoordelijke van een technisch comité van de “Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie” aan het opstellen van een internationale norm over grote gasmeetinstallaties en over het meten van samengeperste gassen. Bovendien werd gewerkt aan een reglementering over het beveiligen van elektronische gegevens bij meetinstrumenten en het beveiligen van digitale handtekeningen. Dit laatste is uiteraard ook van beduidend belang voor de consument.
4.2
ACCREDITATIE
BELCERT Na een positieve audit, waarbij het BELCERT-accreditatiesyteem door collega’s afkomstig uit andere Europese accreditatiesystemen volledig op zijn werking doorgelicht werd, werd BELCERT internationaal erkend. Hierdoor wordt het voor de Belgische bedrijven gemakkelijker om hun afzet op buitenlandse markten te verhogen, gezien de overeenstemmingscertificaten afgeleverd voor hun producten en hun kwaliteitssystemen onder dekking van een BELCERT accreditatie nu ook als volwaardig in het buitenland erkend worden. Om Belgische toeleveringsbedrijven voor de “Big Three” (de automobielconstructeurs Ford, Chrysler en General Motors) nog toe te laten te kunnen leveren aan deze klanten, accrediteerde BELCERT 5 certificatie-instellingen die kunnen bestatigen dat Belgische leveranciers een kwaliteitssysteem hebben zoals geëist door voormelde automobielcontructeurs. BELTEST Door de afbouw van de tarifaire belemmeringen worden de technische handelsbelemmeringen het voornaamste obstakel voor de markttoegang en het concurrentievermogen bij export. Het is hierbij van essentieel belang dat de rapporten en certificaten die de overeenkomstigheid met de lokale reglementering aantonen door de handelspartners aanvaard worden. Door het lidmaatschap van BELTEST van het akkoord voor wederzijdse erkenning, genieten de rapporten van de door BELTEST geaccrediteerde instellingen vertrouwen op het internationaal niveau. De economische akkoorden die de EU in 1998 heeft afgesloten met Australië, Nieuw Zeeland, USA, Canada en weldra ook Zwitserland, zijn illustraties van de toepassing van het accreditatieconcept als facilitator van de internationale handel. BKO Sinds februari 1997 is de BKO lid van het multilateraal erkenningsakkoord van de Europese organisatie EA. Via deze weg beginnen de BKO geaccrediteerde laboratoria zich op afdoende
118
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
E6
wijze te positioneren op de internationale kalibratiemarkt en hun certificaten te exporteren.
4.3
PRODUCTEVALUATIES DOOR HET CENTRAAL LABORATORIUM
In 1998 heeft het Centraal Laboratorium meer dan 4.000 monsters van verschillende aard geanalyseerd. Alhoewel de gemeenschappelijke Landbouwpolitiek (GLP) van de EU op nationaal niveau volledig onder de bevoegdheid van het Ministerie van Landbouw valt, heeft het overgrote deel van de werkzaamheden van het Centraal Laboratorium (meer dan 90 %) betrekking op analyses die in verband staan met het uitbetalen van restituties. Meer dan 3.600 monsters werden geanalyseerd in het kader van deze restituties die de Europese Unie uitkeert bij uitvoer van landbouwproducten of complexe voedingsproducten naar derde landen. Om de zeer omslachtige procedure voor systematische controle van de suikerproductie te vereenvoudigen werkte het Centraal Laboratorium in samenwerking met het BIRB een nieuwe procedure uit voor de campagne 1998. Deze nieuwe wijze van verificatie is gebaseerd op het inrichten van interlaboratoriumvergelijkingen, gecombineerd met steekproefsgewijze bemonsteringen en laat een specifieke en efficiënte controle toe waarbij het aantal uit te voeren analyses in het Centraal Laboratorium beperkt blijft. Voor de directe ondersteuning van de uitvoer door Belgische bedrijven heeft het Centraal Laboratorium de analyses uitgevoerd die noodzakelijk waren voor het opstellen van 322 uitvoercertificaten voor textiel, bier en alcoholische dranken.
4.4
COLLECTIEVE CENTRA
Zoals gepland werd in 1998 voor het eerst de formule “enig beheer” toegepast die tussen de Gewesten en het Departement werd afgesproken voor de dossiers in gemeenschappelijke financiering voor een meer coherente en eenvoudige opvolging van de onderzoekingen. Van de in totaal 28 lopende contracten van het dienstjaar 1997 werden er 14 door de Afdeling beheerd; voor die van het dienstjaar 1998 gaat het om 15 op 31 contracten. De ervaringen zijn tot hiertoe positief. Voor de toekenning van de toelagen 1998, werden de dossiers onder federale bevoegdheid geëvalueerd en werden 10 toelagen voor de totale som van 95,9 MBEF voorgesteld. Daarnaast werd in de 4C-groep, waarin MEZ en Gewesten naar een consensus qua overheidssteun streven, een gunstig advies gegeven voor 31 contracten in gemengde financiering, voor een totaal toelagebedrag van 165,675 MBEF. Na goedkeuring door de Ministerraad (9/10/1998) werden beide beslissingen uitvoerbaar gemaakt door het koninklijk besluit van 19/10/1998. De wetenschappelijke adviseurs van de Afdeling aangewezen door de Minister als MEZ-ver-
Ministerie van Economische Zaken
119
E6
Jaarverslag 1998
tegenwoordigers in 10 verschillende Collectieve Centra, hebben actief deelgenomen aan de vergaderingen van de Vaste Comités en de Raden van Beheer van deze Centra. Daarnaast heeft de Afdeling het dossier van de Programmawet van 12 december 1997, waarmee de Minister de vroegere IWONL-bevoegdheid voor toekenning van toelagen verwerft, bij de bevoegde diensten van de Europese Commissie tot een goed einde gebracht. In 1998 werd tenslotte de KMO-actie “Normen-antennes” in 5 Collectieve Centra, uitvoerbaar gemaakt bij KB van 7/10/1998, op gang gebracht. In samenspraak tussen de Afdeling en de Centra werden de instrumenten voor een eerste reeks sensibiliseringscampagnes uitgewerkt, hetgeen in 1999 zal worden geconcretiseerd naar de KMO’s toe.
4.5
WETENSCHAPSBELEID
De deelname van de Afdeling aan het overleg binnen de CIS/CFS-Commissie voor Wetenschapsbeleid ging in 1998 zeer intens door, waarbij de Belgische input en standpunten voor het Vijfde OTO-kaderprogramma van de Europese Unie veruit het grootste agendapunt vormden. De Afdeling levert eveneens de MEZ-vertegenwoordiger in twee van de acht CIS-overleggroepen die de diverse programma’s opvolgen, met name die voor “Concurrerende en Duurzame Groei” en die voor “Innovatie en KMO’s”. Verder werd de Afdeling aangeduid, en dit in overleg en samenwerking met het Bestuur Energie, als de MEZ-vertegenwoordiger binnen de driekoppige Belgische vertegenwoordiging in het Programmacomité voor het thematische programma “Energie” van het Vijfde OTOkaderprogramma. In dit Comité werd eind 1998 de eerste oproep van research-voorstellen uitgewerkt.
4.6
BIO-INDUSTRIE
In 1998 werd actief meegewerkt aan de wetenschappelijke en industriegerichte activiteiten van de BBA (Belgian Bioindustries Association), ondermeer voor de animatie van de BBA-werkgroep voor de diagnostiek-sector en een nieuwe werkgroep “Biotechnologie en Milieu”.
4.7
MILIEUREGLEMENTERING
Zoals tijdens de vorige jaren zijn de activiteiten te situeren in de bijdrage en deelname van de Afdeling aan de tweewekelijkse bijeenkomsten van het CCIM (Coördinatiecomité voor Internationaal Milieubeleid) waarin alle Belgische reglementeringen en beleidsopties qua milieubeleid aan bod komen, en verder in bepaalde gespecialiseerde CCIM-werkgroepen (“Best available techniques”, productenbeleid, stratosferische ozon,... ) waar de standpun-
120
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
E6
ten technisch worden voorbereid. Het doorsturen van nuttige informatie en het overleg met de andere Besturen voor hun respectievelijke bevoegdheidsdomeinen vormt hiermee een geheel. Belangrijke dossiers: - de strategie van de Europese Unie in verband met de klimaatswijziging (Kyoto-protocol), dit in overleg met het Bestuur Energie; - het Montréal-protocol (over de afbraak van atmosferische ozon), meer bepaald het ontwerp van herziening van de Europese verordening hieromtrent. In het verlengde van het algemeen CCIM-overleg: - de aandachtige opvolging van de werkzaamheden van de Europese Commissie (DGXI en DGIII) omtrent het integreren van een milieubeleid in het sectoriële industriebeleid; - de medewerking aan het uitwerken van de Belgische gegevens gevraagd door de OESO voor haar analyse van de “milieu-performantie” van ons land.
4.8
MILIEUTAKSEN
De Afdeling Concurrentievermogen is rechtstreeks betrokken bij de secretariaatsactiviteiten van de Milieutaksen-opvolgingscommissie, opgericht in uitvoering van de wet van 16 juli 1993. De taak van de Commissie bestaat erin de milieutaksen te evalueren op hun micro- en macroeconomische gevolgen, inzonderheid inzake tewerkstelling, en voorstellen te formuleren om de wet toepasbaar en controleerbaar te maken. In dit opzicht waren talrijke bijsturingen aan de wet noodzakelijk. De wetswijzigingen hebben tot doel, bij het nastreven van de ecologische doelstellingen, de industriële en commerciële belangen optimaal te verdedigen. In afwachting van de benoeming van de leden van een nieuwe Opvolgingscommissie (het mandaat van de vorige verliep eind november 1998) was 1998 een overgangsjaar. De activiteiten hadden voornamelijk betrekking op een evaluatie van de resultaten en de problemen die daarmee verband houden. Daarnaast werd een nieuw ontwerp tot wetswijziging (7de) bij de wetgevende Kamers ingediend. De producten in papier kwamen daarbij opnieuw ter sprake, alsook werd voor het eerst de mogelijkheid voorzien voor een verhoogde investeringsaftrek voor uitgaven tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen.
4.9
ENIG LOKET “PRODUCTNORMEN”
De wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid werd op 21 december 1998 door de Kamer van Volksvertegenwoordigers goedgekeurd. Deze wet, die tot stand kwam op initiatief van de Departementen Volkgezondheid en Leefmilieu, werd door de Minister van Economie mee ondertekend. De belangrijkste doelstellingen zijn het creeren van een juridische basis voor een geïntegreerd duurzaam productbeleid, het vaststellen van een gemakkelijk hanteerbare juridische basis voor de omzetting van Europese richtlijnen binnen een snel evoluerende Europese milieureglementering, evenals het integreren van
Ministerie van Economische Zaken
121
E6
Jaarverslag 1998
gevaarlijke stoffen en preparaten in een algemeen productbeleid. Een dergelijke ruime waaier aan wettelijke bepalingen uitvoeren en integreren binnen de bestaande en verder uit te werken regelgevingen is erg complex. Omwille van deze complexiteit werd voorgesteld een “enig loket” voor dienstverlening aan de industrie te organiseren. Het is daarbij de bedoeling de industrie te begeleiden en in te lichten inzake alle wettelijke bepalingen die moeten worden nageleefd bij het op de markt brengen van stoffen, preparaten en producten (uitzondering wordt gemaakt voor de bepalingen van een aantal welomlijnde sectoren zoals farmaceutische producten, militaire uitrusting,...). In 1998 werden de technische en organisatorische voorbereidingen opgestart voor het creeren en het actueel houden van het onontbeerlijke gegevensbestand. Tijdens een speciale IEC-vergadering werd, vanwege enkele terzake belangrijke federale departementen, de formele toezegging tot medewerking aan het netwerk van het “enig loket” bekomen. Deze dienstverlening wordt normaal tijdens het jaar 1999 operationeel.
4.10
AFVALBEURS
De informatieverstrekking naar de KMO’s omtrent aanbiedingen en behoeften van secundaire grondstoffen werd voortgezet. Dit gebeurt door het “Informatieblad” (6 uitgaven per jaar) en het verstrekken van de gevraagde gegevens aan de geïnteresseerden. Dankzij diverse promotiecampagnes (salons, mailings,...) kon het abonneebestand worden opgevoerd tot 351 ondernemingen. Er was heel wat beweging en vernieuwing in de aangeboden (76 in totaal) en gevraagde (38) materialen.
5
WELZIJN OP HET WERK EN SOCIALE REGLEMENTERING
Door toezicht en controle in de winningsindustrieën (inclusief de ontginning van steenbergen) met hun aanhorigheden en de staalindustrie bevorderen de buitendiensten de preventie inzake arbeidswelzijn in deze bedrijven. Deze activiteiten omvatten zowel speciale acties (veiligheidscampagnes, nieuwsbrieven, gerichte actiepunten en omzendbrieven), het onderzoek van ongevallen en incidenten, als administratieve taken en inspectiebezoeken ter plaatse. De buitendiensten houden ook toezicht op de veiligheid van het personeel bij de gasopslag en de ondergrondse uitgravingen; voor toeristische uitgravingen wordt tevens toezicht gehouden op de veiligheid van de bezoekers. De buitendiensten hebben voorgesteld om de regelgeving inzake arbeidswelzijn in de winningsindustrieën (Mijncode) aan te passen. Naast de klassieke administratieve en terreintaken werden meer specifieke acties gevoerd of gestart: opdrachten in onderaanneming, ondergrondse uitgravingen, voertuigen, ontwerp voor de kartering van de mijngebieden, opleiding van de afgevaardigden-werklieden, analyse en implementatie van de nieuwe wetgevingen, ... . Diepgaande onderzoeken werden gevoerd voor een veertigtal ongevallen waaronder 4
122
Ministerie van Economische Zaken
E6
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
dodelijke. Aanvullend werden talrijke onderzoeksopdrachten uitgevoerd op verzoek van de gerechtelijke autoriteiten. De buitendiensten controleren ook de naleving van de reglementering inzake lonen, arbeidsduur en arbeidsreglementen in deze bedrijven. Hun sociale bevoegdheden zijn zeer belangrijk in geval van sociale conflicten en bedrijfssluitingen of -herstructureringen: zo werd bij enkele collectieve conflicten als sociale bemiddelaar opgetreden en werden meerdere lokale conflicten opgelost. Verschillende acties werden ondernomen of verdergezet voor het gebruik van springstoffen: opleiding van de schietmeesters en vernieuwing van hun bevoegdheidsgetuigschrift, cursus “gebruik van het zwarte kruit”, opvolging van de uitbesteding van het schietwerk, het regulariseren van de leveringen van springstoffen, voorbereiding van de overgang van de slagpijpjes “Brug A” naar de slagpijpjes “Brug U”, proeven op elektronische slagpijpjes, onderzoeken ten gevolge van incidenten of mislukkingen bij het schieten, opvolging door afgevaardigden-werklieden van het beheer van de opslagplaatsen, dossierbeheer voor de vergunningen van opslagplaatsen, ... . Voor de toezichtsopdracht heeft de Dienst Springstoffen 37 springstoffenfabrieken en 137 opslagplaatsen bezocht. Exploitatievoorwaarden werden opgesteld in het kader van vergunningen voor 160 opslagplaatsen voor springstoffen. De Staf heeft het ministerieel besluit houdende benoeming van de afgevaardigden-werklieden bij het toezicht in de groeven en graverijen ingediend en heeft deelgenomen aan de vergaderingen van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk.
6
OPENBARE VEILIGHEID
De buitendiensten zorgen voor de openbare veiligheid inzake gasopslag (ondergronds en bovengronds), het vervoer via leidingen en de gasdistributie door toezicht en controle Tabel 16 Aantal controles/onderzoeken Winningsindustrieën en aanhorigheden (mijnen, graverijen, groeven, steenbergen, springstoffen- en munitiefabrieken) Springstoffen Staalnijverheid Sociale wetgeving Ondergrondse groeven/uitgravingen Onderzochte ongevallen en incidenten (6 met pro justitia) Specifieke opdrachten
4.654 1.003 262 36 115 87 320 Bron: MEZ, Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
Ministerie van Economische Zaken
123
E6
Jaarverslag 1998
op de reglementaire voorschriften en door onderzoek van ongevallen en incidenten. Zij behandelen de vergunningsaanvragen en ontwerpen de vergunningsbesluiten voor de ondergrondse gasopslag. Zij voeren het technisch onderzoek uit voor de aanvragen van toelatingen/vergunningen inzake vervoer via leidingen en houden toezicht op de aanleg en exploitatie van deze leidingen. Vooral de behandeling van de verlengingsdossiers vereist een gedegen technische kennis van de pijpleidingenproblematiek. Op basis van technische kennis, statistisch verzamelde gegevens over lekken bij de gasdistributie en ervaring werden verscheidene voorstellen en adviezen geformuleerd om de regelgeving en procedures te verbeteren en aan te passen. De Dienst der Springstoffen leverde 392 vervoersvergunningen af. Om de veiligheid van het springstoffenvervoer te waarborgen, erkende de Dienst 40 begeleiders na het afleggen van een examen. 69 internationale erkenningscertificaten van voertuigen voor het vervoer van springstoffen werden afgeleverd. De controleurs hebben 47 overladingen in de zeehavens bijgewoond. De implementatie van de richtlijnen 94/55/EG, 95/50/EG, 96/35/EG en 96/49/EG voor het vervoer van gevaarlijke producten was een prioritaire activiteit. De Dienst Veiligheid van installaties nam deel aan het uitwerken van het ontwerp van koninklijk besluit tot omzetting van de SEVESO II-richtlijn en aan vergaderingen met FABRIMETAL en het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid in verband met de toepassing van het koninklijk besluit houdende uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende liften. In het kader van het gasvervoer heeft de dienst een bezoek gebracht in verband met het veiligheidsrapport opgemaakt door STATOIL voor de Zeepipe. De Staf heeft vijf vergaderingen van het Gascomité georganiseerd.
7
CONTINENTAAL PLAT
De prioriteiten die voor het jaar 1998 werden vooropgesteld zijn voor zover mogelijk uitgevoerd (de projecten die gekoppeld zijn aan de bekrachtiging van het verdrag met Nederland Tabel 17 Aantal konden echtercontroles/onderzoeken niet gerealiseerd worden). Op wetgevend vlak werd er meegewerkt aan het Aantal controles/onderzoeken Gasopslag, vervoer via leidingen en gasdistributie Onderzochte ongevallen/incidenten (5 met pro justitia) Behandelde dossiers (aanvragen/verlengingen) Ondergrondse gasopslag
672 53 94 11 Bron: MEZ, Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
124
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid
E6
wetsontwerp tot instelling van de exclusieve economische zone van België in de Noordzee (EEZ-wet) en aan het wetsontwerp ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België (MMM-wet). Wat de opvolgingsstudies betreft, werden in de loop van dit jaar de krachtlijnen voor de volgende jaren vastgelegd. Hierbij werd gezocht naar een multidisciplinaire aanpak: de invloed van zandwinningen op het milieu zullen de volgende jaren opgevolgd worden vanuit vier oogpunten: de universiteit van Brussel bekijkt de invloed op de kwaliteit van het zeewater, de universiteit van Mons onderzoekt de invloed op de micro-organismen in de zandafzettingen, de universiteit van Gent zal zich bezighouden met de sedimentologische aspecten en de Belgische Geologische Dienst met cartografie en geologische aspecten. De activiteiten van het jaar 1998 hielden vooral verband met het invoeren van een gegevensbestand van het BCP. Dit ging gepaard met de installatie van het programma Geographic Transformer 3.0 en de overbrenging van de bathymetrische gegevens in Vertical Mapper. Er is ook samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel en de Université de Mons-Hainaut voor de studie van de impact van de chemische en de biologische aspecten rond de zandwinningen. Voor de werkzaamheden op zee werd vooral aandacht besteed aan de Multi-beam echosounder die door het Departement werd aangekocht en zal geïnstalleerd worden op het hydrografisch schip “BELGICA”. Een eerste campagne op zee is gepland voor midden 1999 in samenwerking met de Universiteit van Gent. In 1998 werd deelgenomen aan de wereldconferentie te Lissabon waarvoor een speciale folder werd uitgewerkt. Als gevolg van die deelname wordt op 17 maart 1999 een studiedag georganiseerd over de zandwinningen op het Continentaal Plat van België. Ook wordt meegewerkt aan het Europees info-2000 project door deelneming aan het MAGIS project. Dit project heeft als doel het uitwerken van een web-site over de zand- en grindwinningen op de Noordzee als communicatieplatform tussen de industrie, de overheden en de wetenschappelijke instellingen. EUMARSIN is voorts een project gefinanceerd door de EU met het doel in een METADATABASE alle gegevens van de Europese Zeeën samen te brengen. Hieraan werken alle mariene afdelingen van de Europese Geologische Diensten in gecoördineerd verband mee.
8
GEOLOGIE
De Belgische Geologische Dienst richt, naast de routinetaken van kartering en geo-documentatie, vanaf 1998 haar activiteiten vooral naar de aspecten van de Toegepaste geologie. GRAVIMETRISCHE OPNAMEN: ze worden uitgevoerd in Centraal België mede in het kader
Ministerie van Economische Zaken
125
E6
Jaarverslag 1998
van het International Lithosphere Programme, vooral voor een nieuwe interpretatie van de magnetische en gravimetrische structuren. Deze studie houdt ook verband met het onderzoek naar de mineralisaties van de sokkel in het Massief van Brabant ten behoeve van het onderzoek uitgevoerd door het Vlaamse Gewest. Tevens wordt de studie van de natuurlijke radioactiviteit hierbij betrokken. Voor de geofysische gegevensverwerking werd de software van de ERMapper aangekocht door de BGD. SWIR-SPECTROSCOPY: werd uitgevoerd op kleilagen in de streek van Boom teneinde de structuur ervan beter op te sporen in verband met de doorlatendheid van water. Uitgevoerd in samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel/GEOBOUND INTERNATIONAL Ltd. GEOLOGISCHE RISICO-Projecten: deze werden in verschillende uiteenlopende domeinen ondernomen zoals: thermale bronnen in de Voerstreek, berging van CO2; productie van CH4gassen in koollagen; prospectiviteit voor koude-warmte-opslag in de ondergrond, recente mijnschade te Beringen en diepe breukbewegingen in Hoboken. STADSGEOLOGIE: onder impuls van EuroGeoSurveys (de Vereniging van de Geologische Diensten van de EU) werd een eerste project Stadsgeologie (Urban Geology) uitgewerkt voor de streek van Borinage. Het gaat vooral om de impact van de veelvuldige oude steenkoolgalerijen op de uitbreiding van stadszones na te gaan.
126
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
E7
Bestuur Economische Inspectie 1
Opdracht en structurele taken .......................................................................................129
2
Prioritaire activiteiten ........................................................................................................131
3
Consumentenbescherming ............................................................................................132 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument .................................132 Financiële diensten ...............................................................................................137 Huwelijksbureaus ...................................................................................................138 Het contract van reisorganisatie- en bemiddeling ...........................................138 Consumentenveiligheid .......................................................................................139 Gezondheid ...........................................................................................................139
4
Naleving prijzenreglementering ......................................................................................140
5
Minnelijke schikkingen ......................................................................................................140
6
Internationale samenwerking .........................................................................................141 6.1 Het protocol met Frankrijk ....................................................................................141 6.2 Relaties met ’County of Kent’ ..............................................................................142 6.3 International Marketing Supervision Network ....................................................143
7
Verplichtingen van de ondernemingen ........................................................................143 7.1 Beroepsuitoefeningsvoorwaarden ......................................................................143 7.2 Wekelijkse rustdag .................................................................................................143 7.3 Avondsluiting ..........................................................................................................143 7.4 Ambulante handel ................................................................................................144 7.5 Handelsvestigingen ...............................................................................................144 7.6 Sluikwerk met zelfstandig karakter ......................................................................144
8
Controles in specifieke sectoren .....................................................................................145 8.1 Petroleumproducten ............................................................................................145 8.2 Strategische olievoorraden ..................................................................................145 8.3 Controle van de voorraden .................................................................................145 8.4 Industriële maalderijen .........................................................................................146 8.5 Wapenhandel ........................................................................................................146 8.6 Industriële compensaties ......................................................................................146
9
Naleving Europese verordeningen .................................................................................147
Ministerie van Economische Zaken
127
E7
128
Jaarverslag 1998
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
1
E7
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Het Bestuur Economische Inspectie ziet toe op de correcte naleving van verschillende wetten, besluiten en EU-verordeningen die het economisch leven regelen. Deze opdracht maakt van het Bestuur een officiële controle-instantie die zowel informatief, preventief als repressief kan optreden: - om de consumenten te beschermen; - om toe te zien op de onderlinge relaties tussen de handelaars; - en om de EU-regelgeving te doen naleven. De belangrijkste activiteiten van het Bestuur zijn: - de overtreders opsporen; - de economische overtredingen beteugelen; - bewijsstukken verzamelen; - expertises uitvoeren; - enquêtes uitvoeren; - adviezen verlenen; - documentatie verzamelen; - informatie verstrekken; - informatie uitwisselen. Beteugelen en opsporen kan autonoom of in samenwerking met andere instanties gebeuren, vertrekkende van een verzoek van het parket, van een ander Bestuur van het Departement, van een verzoek van de Minister van Economie, van de Europese Commissie of een andere officiële instantie en vooral naar aanleiding van een klacht. Bij de opsporing kunnen de ambtenaren van het Bestuur Economische Inspectie, onder toezicht van de Procureurs-generaal over het algemeen (naargelang de wet): - rechtsgeldige onderzoeken instellen en getuigen verhoren; - proces-verbaal opmaken met bewijskracht (geldig tot bewijs van het tegendeel); - elk soort van transport controleren; - monsters nemen, waarvoor een proces-verbaal van monsterneming wordt opgemaakt; - goederen en documenten in beslag nemen; - zegels leggen; - assistentie vorderen van rijkswacht en politie; - huiszoekingen verrichten; - als getuige voor de rechtbank verschijnen. Er bestaan verschillende rechtsmiddelen om de naleving van de wetsbepalingen af te dwingen: - de vordering tot staking op verzoek van de heer Minister bij de rechtbank, ingeleid om te verkrijgen dat de rechter de beëindiging van de wetsovertreding beveelt; - de administratieve sanctie, in het bijzonder de schrapping van de erkenning als kredietgever of van de inschrijving als kredietbemiddelaar in het kader van de wet op het consumentenkrediet; - de strafrechtelijke sanctie, uitgesproken door de correctionele rechtbanken, op basis van
Ministerie van Economische Zaken
129
E7
Jaarverslag 1998
het pro-justitia opgemaakt door het Bestuur Economische Inspectie; - de formele waarschuwingsprocedure waarbij het Bestuur de overtreder aanmaant om zich binnen een bepaalde periode in regel te stellen; - de administratieve minnelijke schikking. Samenwerking is aan de orde als in de (economische) wetgeving niet alleen het Bestuur Economische Inspectie aangeduid wordt als controle-instantie, maar ook bijvoorbeeld de officieren van gerechtelijke politie (algemene bevoegdheid), de eetwareninspectie (als het voedingsmiddelen betreft), de sociale inspectie (wetgeving op het sluikwerk) of de douane (in-, uit- en doorvoer van goederen). Samenwerking komt eveneens aan bod in verschillende overlegstructuren waar het Bestuur haar opgedane controle-ervaring kan inbrengen. In het kader van fraudebestrijding werd een interdepartementale commissie voor de coördinatie van de fraudebestrijding opgericht en waarvan het voorzitterschap werd toevertrouwd aan het Bestuur Economische Inspectie. In het kader van vormgeving van nieuwe wetten en besluiten wordt samengewerkt met het Bestuur Handelsbeleid en worden de commissievergaderingen van de Raad voor het Verbruik gevolgd. Geschillen tussen de consument en de verkoper over de uitvoering van het gesloten contract worden beslecht aan de hand van de bepalingen van het burgerlijk recht. Veel voorkomend zijn problemen in verband met de waarborg, de dienst na verkoop of de levering van niet conforme goederen. Deze geschillen behoren niet tot de opdracht van het Bestuur Economische Inspectie. In deze aangelegenheden worden de klachten, na onderzoek, doorgeleid naar de cel “Verbruikers-info” binnen het Bestuur Handelsbeleid. Het openstellen van de Europese grenzen brengt met zich mee dat oneerlijke handelspraktijken ook vanuit het buitenland de consument belagen. De bilaterale samenwerking van het Bestuur Economische Inspectie spitst zich toe op Frankrijk en het Graafschap Kent (Groot-Brittannië). De internationale samenwerking wordt binnen het International Marketing Supervision Network (ISMN) gebundeld. Het Bestuur Economische Inspectie hecht veel belang aan het voorkomen van overtredingen. Voorlichting van het publiek en de handelaars maakt integraal deel uit van het dagelijks controlewerk. Documentatie verzamelen en kwalitatieve informatie verstrekken is een zeer belangrijke ondersteunende acitviteit binnen het Bestuur. De middelen die hiervoor worden aangewend zijn: - de continue opleiding van de ambtenaren; - de wetten en besluiten nodig voor het opmaken van een pro-justitia of een proces-verbaal van waarschuwing; - de interpretatieve beslissingen en de standpunten die het Bestuur, de Rechtskundige Dienst van het Ministerie of de rechtbanken innemen; - het regelmatig overleg met federaties en consumentenorganisaties; - de individuele behandeling van vragen om informatie; - de informatiecampagnes. Voor de uitoefening van zijn taken beschikt het Bestuur Economische Inspectie over 274
130
Ministerie van Economische Zaken
E7
Bestuur Economische Inspectie
ambtenaren, waarvan er 193 belast zijn met inspectie- en controletaken. Organisatorisch zijn deze ambtenaren verdeeld over de volgende diensten: - Organisatie en coördinatie: Dienst administratie, Dienst documentatie en informatie; - Gespecialiseerde diensten: onderzoeken inzake producten, onderzoeken inzake diensten en cel nijverheidscompensaties; - Buitendiensten: zeven regionale Directies gevestigd te Brussel, Gent, Antwerpen, Luik, Charleroi, Leuven en Namen.
2
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
In 1998 gaf het Bestuur prioriteit aan: - het snel en efficiënt afhandelen van klachten, zowel van handelaars als van consumenten; - het efficiënt behandelen van klachten die niet tot het bevoegdheidsdomein van het Bestuur behoren, door een snelle verzending ervan naar de bevoegde administraties; Tabel 18 Totaal aantal onderzoeken en aantal overtredingen Aantal onderzoeken
Aantal pro-justitia’s
Aantal processenverbaal van waarschuwing
Consumentenbescherming Wet op handelspraktijken Reiscontracten Huwelijksbureaus Consumentenkrediet Consumentenveiligheid Gezondheid van de verbruiker Opgelegde prijzen en prijzen onder toezicht Verplichtingen van de ondernemingen Beroepsuitoefeningsvoorwaarden Wekelijkse rustdag Avondsluiting Ambulante handel Handelsvestigingen Sluikwerk Specifieke sectoren Petroleum Wapenhandel Industriële compensaties EG-onderzoeken
60.302 57.506 987 711 1.098 1.020 162
957 729 125 37 66 4 10
2.189 1.982 106 0 101 13 7
2.628
83
0
5.842 2.354 980 451 822 759 476 1.135 307 418 410 9.645
1.307 441 279 149 219 75 144 26 21 5 2
0 0 0 0 0 0 0 154 151 3 5
Totaal
80.734
2.389
2.368
Diversen
166 klachten 243 klachten
430 verslagen 271staalnemingen 3.456 attesten
Bron: MEZ, Bestuur Economische Inspectie
Ministerie van Economische Zaken
131
E7
Jaarverslag 1998
- het snel optreden in heel België in marktsegmenten waar er een disproportionele toename van de klachten vastgesteld werd; - het verzekeren van een zo efficiënt mogelijke toepassing van nieuwe in voege getreden wetten, uitvoeringsbesluiten en EU-verordeningen.
3
CONSUMENTENBESCHERMING
3.1
WET VAN 14 JULI 1991 BETREFFENDE DE HANDELSPRAKTIJKEN EN DE VOORLICHTING
EN DE BESCHERMING VAN DE CONSUMENT (WHPC) De waarschuwingen (artikel 101 WHPC) De inspecteurs en controleurs stelden in totaal 1 710 waarschuwingen op. - In 487 gevallen stelde diegene die in overtreding werd bevonden zich binnen de gestelde termijn in regel (via een tweede controle werd dit geverifieerd). - In 1 203 gevallen werd de waarschuwing opgesteld om herhaling in de toekomst te voorkomen. Hier kon niet onmiddellijk een tweede controle uitgevoerd worden, aangezien de inbreuk éénmalig was (bijvoorbeeld reeds verspreide publiciteit). - In 12 gevallen dient het onderzoek nog te worden verdergezet en is opvolging in de toekomst wenselijk. - In 8 gevallen werd ter gelegenheid van de tweede controle nog in 1998 pro-justitia’s opgesteld. De aanduiding van prijzen en hoeveelheden (artikelen 2, 3, 4, 8, 11 WHPC) De uitvoering van 6.104 onderzoeken leidde tot de opstelling van 246 pro-justitia’s en 442 processen-verbaal van waarschuwing. Via het algemeen onderzoek in de sector begrafenisondernemingen (zie onrechtmatige bedingen) werden een twintigtal processen-verbaal van waarschuwing voor overtredingen van de prijsaanduiding opgesteld. Bij de luchtvaartmaatschappijen en in beperktere mate bij de touroperators werd de prijsvermelding, inclusief de taksen en de verplichte kosten, gecontroleerd. De prijsaanduiding van financiële diensten wordt in een aparte paragraaf besproken. Naar aanleiding van de verplichting voor de financiële instellingen om vanaf 1 augustus 1998 een meeneembare tariefprospectus ter beschikking te stellen van de consument (in uitvoering van het K.B. van 23 maart 1995) werden nieuwe instructies uitgewerkt en werden er controles ter plaatse uitgevoerd. Er werden 890 kantoren van 45 verschillende financiële instellingen in het land gecontroleerd. In 78 kantoren werden inbreuken op de betrokken reglementering vastgesteld. Deze vaststellingen leidden tot het opstellen van 35 pro-justitia’s. Het verbod op het voeren van misleidende reclame (artikelen 23, 25 en 26 WHPC) In totaal werden 1.108 onderzoeken uitgevoerd. Deze leidden tot de opstelling van 242 processen-verbaal van waarschuwing. Er werden tevens 67 pro-justitia’s opgesteld wegens inbreuken te kwader trouw. De onderzoeken hadden onder meer betrekking op de sectoren van het bankwezen, de touroperators, het treinvervoer, de verkoop van pralines en de drogisterijen.
132
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
E7
De taal der gebruiksaanwijzing (artikel 13 WHPC) Er werd geverbaliseerd in de sectoren van de elektronica en de onderhoudsproducten. De verplichte vermeldingen bij de etikettering van goederen (artikel 14 tot 21) Bij de verkopers van koelkasten en diepvriezers werd een algemeen onderzoek ingesteld naar het aanbrengen van de Europese energielabels die de consument inlichten over de energie-efficiëntie van de uitgestalde apparaten, een verplichting die opgelegd werd door het K.B. van 10.11.96 en het M.B. van 20.11.96 om de consument aan te zetten om apparaten te kopen die minder energie verbruiken. Het onderzoek van 361 firma’s leidde tot 76 processen-verbaal van waarschuwing en 2 pro-justitia’s. Bij het onderzoek naar de juiste visbenamingen werden in totaal 461 kleinhandelaars gecontroleerd en 44 processen-verbaal van waarschuwing opgesteld. Bij de 245 gecontroleerde viskramen werden er 26 processen-verbaal van waarschuwing opgesteld en 3 pro-justitia’s. De tien onderzoeken naar het respecteren van de beschermde benaming “Ardense ham” leidden niet tot het vaststellen van inbreuken. Voor etikettering van bio-producten werd regelmatig overleg gepleegd met het Ministerie van Middenstand en Landbouw in de bestaande werkgroep non-conformiteiten. De onrechtmatige bedingen (artikelen 31 tot 33 WHPC) De 614 uitgevoerde onderzoeken resulteerden in 103 processen-verbaal van waarschuwing en 2 pro-justitia’s. In de sector begrafenisondernemingen werden meer dan 500 firma’s gecontroleerd. Er werden 44 processen-verbaal van waarschuwing opgesteld. Het ging hier telkens om ongeoorloofde praktijken, bijvoorbeeld het aanrekenen van een vergoeding die alléén betrekking heeft op het niet nakomen van de prestatie (de betaling) door de cliënt, zonder dat er een evenwichtige vergoeding is voorzien voor de verkoper, indien hij zijn verplichtingen niet nakomt. De verkoop met verlies (artikelen 40 en 41 WHPC) Naar aanleiding van klachten werd er in 165 gevallen onderzocht of er geen producten met verlies werden verkocht. Dit resulteerde in het opstellen van 20 processen-verbaal van waarschuwing. De aankondiging van een prijsvermindering (artikelen 5, 43 en 45 WHPC) Er werden ingevolge 1.915 uitgevoerde onderzoeken in totaal 292 processen-verbaal van waarschuwing en 97 pro-justitia’s opgesteld. Tijdens de koopjesperiodes januari 1998 en juli 1998 werd de aard van de aangekondigde prijsverlagingen onderzocht in 1.174 gevallen. Naar aanleiding hiervan werden 2 processenverbaal van waarschuwing en 9 pro-justitia’s opgesteld. Er werd opgetreden tegen het onbeperkt in de tijd aanbieden van prijsverminderingen in de verzekeringssector (zie verder: financiële diensten). De uitverkopen (artikelen 46 en 48 WHPC) Op een totaal van 2.645 uitgevoerde onderzoeken gaven er 124 aanleiding tot een procesverbaal van waarschuwing en ‘slechts’ 54 tot een pro-justitia. Er is dus een gunstige evolutie
Ministerie van Economische Zaken
133
E7
Jaarverslag 1998
(een aanzienlijke daling van het aantal “valse” uitverkopen) waar te nemen, onder andere door van de strikte opvolging van deze wetgeving, uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Bestuur Handelsbeleid. De solden (artikelen 49 tot 53 WHPC) Het aantal overtredingen op het verbod tot aankondiging van prijsverlaging tijdens de sperperiodes gaat in dalende lijn. Overtredingen blijven evenwel niet onbestraft. Zo werd op 2 februari 1999 door het Hof van Beroep te Antwerpen een arrest geveld waarbij een textielhandelaar te kwader trouw werd veroordeeld tot een geldboete van 75 000 BEF of één maand vervangende gevangenisstraf.
Het gezamenlijk aanbod (artikelen 54 tot 62 WHPC)
Tabel 19 Evolutie van de controles en de overtredingen tijdens de sperperiodes1 Controles rechtzettingen
Onmiddellijke verbaal van
Processen-
Pro-justitia’s
waarschuwing ZOMER 1992 sperperiode 01-07-17-07 WINTER 1992/93 sperperiode 25-12/15-01 ZOMER 1993 sperperiode 01-07/16-07 WINTER 1993/94 sperperiode 15-11/02-01 ZOMER 1994 sperperiode 15-05/30-06 WINTER 1994/95 sperperiode 15-11/02-01 ZOMER 1995 sperperiode 15-05/30-06 WINTER 1995/96 sperperiode 15-11/02-01 ZOMER 1996 sperperiode 15-05/30-06 WINTER 1996/97 sperperiode 15-11/02-01 ZOMER 1997 sperperiode 15-05/30-06 WINTER 1997/98 sperperiode 15-11/02-01 ZOMER 199 sperperiode 15-05/30-06 WINTER 1998/99
40.500
-
460
20
20.990
1.380
345
23
27.500
2.583
492
129
40.793
1.649
667
84
30.243
1.185
638
101
25.093
876
603
81
29.287
812
372
98
25.938
554
377
57
22.189
451
294
62
19.724
320
229
42
18.192
479
180
62
17.018
439
216
58
12.173
151
59
28
sperperiode 15-11/01-01
11.790
148
79
24
134
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
E7
Van de 655 uitgevoerde onderzoeken leidden er 190 tot een proces-verbaal van waarschuwing en 20 tot een pro-justitia voor inbreuk te kwader trouw. In de verzekeringssector werd via de waarschuwingsprocedure opgetreden tegen het gezamenlijk aanbieden van verzekeringen met bijvoorbeeld de aankoop van kleding, bromfietsen, kranten, auto’s en de huur van sociale woningen. Bij de instellingen die hypothecair krediet verlenen werd onderzoek verricht naar het gezamenlijk aanbieden van hypothecair krediet met schuldsaldo- en brandverzekeringen, loondomiciliatie op een verplichte zichtrekening en spaarverplichting. Er werd tevens geverbaliseerd wegens het aanbieden van wedstrijden en niet-toegelaten tombola’s bij het aangaan van verzekeringspolissen en het sparen bij een bankinstelling (zie rubriek financiële diensten). Het uitgeven van waardebonnen (artikelen 63 tot 68 WHPC) Handelaars maken veel gebruik van deze mogelijkheid. De ervaring van het Bestuur Economische Inspectie leert dat de wetgeving op dit vlak niet of slechts gedeeltelijk nageleefd wordt. Op een totaal van 87 uitgevoerde onderzoeken gaven er 35 aanleiding tot een proces-verbaal van waarschuwing en 1 tot een pro-justitia wegens inbreuk te kwader trouw. De openbare verkopen (artikelen 69 tot 75 WHPC) Er werden 217 onderzoeken uitgevoerd. Het feit dat er slechts 4 processen-verbaal van waarschuwing en 3 pro-justitia’s werden opgesteld wijst erop dat de wetgeving vrij goed wordt nageleefd door de meerderheid van de handelaars. Overtredingen te kwader trouw blijven evenwel niet onbestraft. Zo werd de strafrechterlijk verantwoordelijke van een firma te Oostende door de correctionele rechtbank te Brugge, bij vonnis dd. 08.06.1998, veroordeeld tot een geldboete van 500.000 BEF of drie maanden plaatsvervangende gevangenisstraf. De afgedwongen aankoop (artikel 76 WHPC) Er werden 88 onderzoeken ingesteld. Daarvan gaf geen enkel aanleiding tot het opstellen van een proces-verbaal van waarschuwing. Vijf onderzoeken gaven daarentegen aanleiding tot het opstellen van een pro-justitia. De verkoop op afstand (artikelen 77 tot 83 WHPC) Onder de verkoop op afstand kan worden gerangschikt: verkoop via televisie, via Internet of via postorderbedrijf. Op een totaal van 264 uitgevoerde onderzoeken werden er 26 processen-verbaal van waarschuwing en 5 pro-justitia’s opgesteld. In dit kader passen ook de inspanningen die gedaan werden om de fraude via Internet in te dijken (zie verder: samenwerking binnen ISMN). De onwettige verkooppraktijken (artikelen 84 tot 85 WHPC) 243 onderzoeken werden verricht, wat leidde tot 5 processen-verbaal van waarschuwing en tot 34 pro-justitia’s. Bijna alle opgestelde pro-justitia’s hadden betrekking op het verkopen van werkaanbiedingen via een systeem van piramideverkoop. De verkoop buiten de onderneming (artikelen 86 tot 92 WHPC) Deze bepalingen beogen vooral de verbruiker te beschermen door hem een bedenktermijn
Ministerie van Economische Zaken
135
E7
Jaarverslag 1998
van 7 werkdagen toe te staan en aan de verkoper te verbieden om vóór het verstrijken hiervan een voorschot of volledige betaling te eisen of te aanvaarden. Nog altijd storen vele firma’s die van deur tot deur verkopen zich niet aan het overtreden van deze wettelijke bepalingen. Op een totaal van 391 onderzoeken werden er 33 processen-verbaal van waarschuwing en 40 pro-justitia’s opgesteld. In een aantal gevallen werden zware veroordelingen uitgesproken door de rechtbanken. Zo werd de zaakvoerder van een firma te Tielt, gespecialiseerd in huis-aan-huis verkopen van onderhoudsproducten, op 19 mei 1998 door de correctionele rechtbank te Brugge veroordeeld wegens talrijke en systematische overtredingen tot een geldboete van 100.000 BEF of drie maanden vervangende gevangenisstraf. Op vordering van de Minister van Economische Zaken werd een andere firma, gevestigd te Heist-op-den-Berg, op straffe van het betalen van een dwangsom van 100.000 BEF voor elke verdere overtreding, door de rechtbank van Koophandel te Mechelen op 1 oktober 1998 veroordeeld tot de stopzetting van zijn praktijk. Deze bestond erin om op de bestelbon niet de werkelijke plaats van de sluiting van de overeenkomst te vermelden. Op die manier kon hij ontsnappen aan de wettelijk opgelegde bedenktermijn.
3.2
FINANCIËLE DIENSTEN
Tabel 20 Controles en overtredingen betreffende de wet op de Handelspraktijken1 Aantal controles
Aantal pro-justitia’s
Aantal waarschuwin-
6.104 1.108 614 576 165 1.915 2.645 1.941 655 87 217 88 264 243 391 1.314
246 67 2 23 0 97 54 54 20 1 3 5 5 34 40 75
442 242 103 41 20 292 124 246 190 35 4 0 26 5 33 172
18.327
726
1.975
17 Algemene controles
39.2792
3
7
Algemeen totaal
57.506
729
1.982
gen 1 Aanduiding prijzen en hoeveelheden (art. 2, 3, 4, 8 & 11) 2 Reclame (art. 23, 25 & 26) 3 Onrechtmatige bedingen (art. 31 tot 33) 4 Verkoopdocumenten (art. 37 tot 39) 5 Verkoop met verlies (art. 40 & 41) 6 Aankondigen prijsverminderingen (art. 5, 43 & 45) 7 Uitverkoop (art. 46 tot 48) 8 Opruimingen (art. 49 tot 53) 9 Gezamenlijk aanbod (art. 54 tot 62) 10 Waardebon (art. 63 tot 68) 11 Openbare verkoop (art. 69 tot 75) 12 Afgedwongen aankoop (art. 76) 13 Verkoop op afstand (art. 77 tot 83) 14 Onwettige verkooppraktijken (art. 84 tot 85) 15 Verkoop buiten de onderneming (art. 86 tot 92) 16 Overige bepalingen van de wet Totaal
136
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
E7
De economische controlemaatregelen die de consument beschermen op het vlak van de financiële diensten werden in 1998 ondergebracht in de cel ‘financiële diensten’. Deze cel controleert hoofdzakelijk de bepalingen betreffende de handelspraktijken (wet van 14 juli 1991) en de bepalingen betreffende het consumentenkrediet (wet van 12 juni 1991). Inzake de wet op het consumentenkrediet werd aandacht besteed aan het correct voeren van de reclame, de totstandkoming van, de inhoud en de uitvoering van de overeenkomsten betreffende het consumentenkrediet. Er werden 25 pro-justitia’s en 15 processen-verbaal van waarschuwing opgesteld. De controleurs traden tevens op tegen het gezamenlijk aanbieden van verzekeringen met bijvoorbeeld de aankoop van kleding, bromfietsen, kranten, auto’s en bij de huur van sociale woningen. Er werd geverbaliseerd wegens het aanbieden van wedstrijden en niet-toegelaten tombola’s bij het aangaan van verzekeringspolissen en het sparen bij een bankinstelling. In toepassing van artikel 43 van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument trad het Bestuur Economische Inspectie op tegen het onbeperkt in de tijd aanbieden van prijsverminderingen in de verzekeringssector. Naast deze ‘gewone’ onderzoeken zette het Bestuur Economische Inspectie enkele algemene onderzoeken op in de sector van de financiële diensten en verzekeringen. Een eerste algemeen onderzoek betrof het nazicht van de bepalingen van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument in de typedocumenten in de banksector. De aandacht werd vooral gericht op de onrechtmatige bedingen (artikel 31 en volgende) en het gezamenlijk aanbod (artikel 54). Bij de incassobureaus startte een algemeen onderzoek naar de naleving van artikel 39 van de wet betreffende het consumentenkrediet. Dit artikel verbiedt uitdrukkelijk het aanrekenen van kosten aan de consument bij de invordering van schulden die voortvloeien uit een consumentenkredietovereenkomst. Bij de verzekeringsmaatschappijen en de kredietmakelaars werd een algemeen onderzoek gestart naar overdreven prijzen voor de schuldsaldoverzekeringen (artikel 65 §1 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet). Bij de kredietmakelaars werd een algemeen onderzoek gestart naar de schuldsplitsing. Bij de banken werd een algemeen onderzoek gestart naar de prijsaanduiding, zoals voorgeschreven door het KB van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van verschillende financiële diensten. De controle richtte zich vooral op het aanduiden van het tarief voor het gebruik van de protonfunctie, de prijsaanduiding voor wisselkoersen en de verplichting om vanaf 1 augustus 1998 een meeneembare tariefprospectus in de bankkantoren ter beschikking te hebben, alsmede een van buiten zichtbare vermelding die de consument hierover moet inlichten. Daarbuiten werden, naast de behandeling van klachten, tevens de gebruikelijke onderzoeken ingesteld betreffende de conformiteit van de contracten, eventuele overschrijding van de maximumpercentages, de gevoerde publiciteit en de noodzakelijke erkenning als respectievelijk kredietgever of kredietbemiddelaar. Enkele kredietgevers werden tenslotte geverbaliseerd omdat het jaarlijkse kostenpercentage dat ze toepasten in de contracten van kredietopening groter was dan het maximaal jaarlijks kostenpercentage (artikel 87 van WCK).
Ministerie van Economische Zaken
137
E7
Jaarverslag 1998
Van de 1.098 onderzoeken gaven er 101 aanleiding tot een proces-verbaal van waarschuwing en 66 tot een pro-justitia.
3.3
HUWELIJKSBUREAUS
Deze sector (wet van 9 maart 1993) werd in 1998 onderworpen aan een exhaustief onderzoek. In totaal werden er 711 onderzoeken ingesteld waarvan 37 aanleiding hebben gegeven tot Tabel 21 Controles en overtredingen betreffende de wet op het consumentenkrediet Aantal controles
Aantal pro-justitia’s
Aantal procesverbaal van waarschu-
wing 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Reclame (art. 5, 6, 40, 42, 43, 45, 48, 50, 51, 52, 55, 57) Leuren en onwettige praktijken (art. 7 tot 9) Aanbod en overeenkomst Jaarlijks kostenpercentage Onrechtmatige bedingen Voorschot Kredietbemiddelaars Centrale gegevensbank Erkenning - inschrijving Overige bepalingen Totaal
201 46 187 74 47 5 159 2 160 217
6 3 5 8 0 0 14 2 14 14
59 1 5 4 7 0 11 1 3 10
1.098
66
101
Bron: MEZ, Bestuur Economische Inspectie
de redactie van een pro-justitia. Op basis van een door het Bestuur Economische Inspectie samengesteld dossier werd de strafrechterljke verantwoordelijke van een groot huwelijksbureau door de Correctionele rechtbank te Brussel op 24 november 1998 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar en een effectieve geldboete van 100.000 BEF.
3.4
HET CONTRACT VAN REISORGANISATIE- EN BEMIDDELING
Met betrekking tot het contract van reisorganisatie- en bemiddeling (wet van 16 februari 1994) werden bijna 200 klachten onderzocht. De tweede fase in het onderzoek, dat in 1997 was begonnen, betreffende de verplichting om te beschikken over een garantieverzekering, werd opgestart. Er werden 794 reisbureuas bij deze fase betrokken, wat aanleiding gaf tot het opstellen van meer dan 100 pro-justitia’s. In totaal werden voor deze sector 987 onderzoeken verricht. Dit gaf aanleiding tot het opstellen van 106 processen-verbaal van waarschuwing en 125 pro-justitia’s.
138
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
3.5
E7
CONSUMENTENVEILIGHEID
De controle wordt uitgeoefend in het kader van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consument, de wet van 11 juli 1961 betreffende de veiligheid van elektrische apparaten en de wet van 29 juni 1990 betreffende de veiligheid van speelgoed. In totaal stelde het Bestuur Economische Inspectie 1.020 onderzoeken in en werden er 13 processen-verbaal van waarschuwing en 4 pro-justitia’s opgesteld. In het najaar werd in samenwerking met het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid en het Bestuur Energie gezamelijk een speelgoedactie gevoerd. De actie was gericht op pluche speelgoed, carnavalkleding en vermommingskostuums voor kinderen onder 14 jaar en transformatoren voor elektrische treinen en autobanen. Naast de gebruikelijke controles aan de grens, na bericht van het Ministerie van Financiën, Administratie der douane en op grond van richtlijn 93/339, werden ook producten opgespoord die gemeld werden in het kader van het Europees meldingssysteem “Consom Alert”. Via tussenkomst van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid is het Bestuur Economische Inspectie ingeschakeld in het Europees netwerk voor snelle uitwisseling van informatie over risico’s verbonden aan het gebruik van consumptieartikelen. Dit systeem laat toe kennis te nemen van maatregelen die de lidstaten van de Europese Unie reeds getroffen hebben ten aanzien van producten die een groot of onmiddellijk gevaar inhouden voor de gezondheid en de veiligheid van de consument. Van de veertig meldingen bevonden er zich 25 producten op het Belgisch grondgebied. Er werd onder andere een nationaal onderzoek ingesteld naar de veiligheid van laserpennen behorende tot de klasse 3 en hoger. Op 3 september 1998 besloot de minister de laserpennen van klasse 3 of hoger uit de handel te nemen. Verkoop is enkel nog mogelijk voor specifiek professioneel gebruik. Voor deze krachtige laserpennen heeft het menselijk oog onvoldoende reactietijd om zich te sluiten, zodat onherstelbare schade of zelfs blindheid veroorzaakt wordt. Uit het algemeen onderzoek bleek tevens dat deze gevaarlijke pennen als behorende tot klasse 2 werden aangegeven, zodat ook deze verdachte pennen uit de handel werden genomen.
3.6
GEZONDHEID
Specifieke controles inzake de wet van 24 januari 1997 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruiker werden ingesteld betreffende de etikettering van voedingsmiddelen. Zoals gebruikelijk hadden een aantal van de op basis van de wet van 24 januari 1977 uitgevoerde onderzoeken tevens betrekking op de vereiste van etikettering in de landstaal. In totaal werden 162 onderzoeken ingesteld, wat resulteerde in 7 processen-verbaal van waarschuwing en 10 pro-justitia’s. In 1998 werd het onderzoek van 1997 naar de etikettering van porto, champagne en gedistilleerde dranken verdergezet. 29 drankcentrales werden onderzocht, wat aanleiding gaf tot het opstellen van 6 processen-verbaal van waarschuwing.
4
NALEVING PRIJZENREGLEMENTERING
Ministerie van Economische Zaken
139
E7
Jaarverslag 1998
De wet van 22 januari 1945 inzake de prijzenreglementering en haar uitvoeringsbesluiten somt een aantal sectoren op waar nog een maximumbesluit bestaat (brood, taxi’s) of een verplichting tot voorafgaandelijke aanvraag tot prijsverhoging. Het aantal controles verdubbelde ten opzichte van vorig jaar. Gelet op het sociale karakter, werd vooral de nadruk gelegd op de controles in de sector van de rusthuizen (1.018 onderzoeken en 16 pro-justitia’s). In de loop van de maand november 1998 werd een specifiek onderzoek ingesteld bij 1.597 bakkerijen wat betreft de naleving van de opgelegde maximumprijzen. Naar aanleiding hiervan werden 22 pro-justitia’s opgesteld. Op 26 juni 1998 werd door de correctionele rechtbank een vonnis geveld waarbij de strafrechterlijke verantwoordelijke van een firma gespecialiseerd in de verkoop van onderhoudsproducten wegens onder meer het toepassen van abnormale prijzen werd veroordeeld tot een geldboete van 500.000 BEF of vijf maanden vervangende gevangenisstraf. Uit het onderzoek was immers gebleken dat winstmarges tot 1.600 % werden toegepast.
5
MINNELIJKE SCHIKKINGEN
Sedert 30 oktober 1983 beschikt het Bestuur Economische Inspectie over de mogelijkheid om administratieve minnelijke schikkingen voor te stellen met betrekking tot de wet betreffende de economische reglementering en de prijzen. Sinds 4 juni 1993 beschikt het Bestuur Economische Inspectie over dezelfde mogelijkheid voor wat betreft de inbreuken op de wet Tabel 22 Controles en overtredingen betreffende de wet op de prijzenreglementering Aantal controles
Aantal pro-justitia’s
Abnormale prijs Maximumprijs Programmaovereenkomst Aangifte prijsverhoging Abnormale winst
1.048 585 13 894 88
33 27 18 5
Totaal
2.628
83 Bron: MEZ, Bestuur Economische Inspectie
betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument en voor wat betreft de wet op het consumentenkrediet. Recent werden daar de wetten op de uitoefening van de ambulante handel en de organisatie van de openbare markten, op de reisorganisatie en reisbemiddeling en op de euro aan toegevoegd. In 1998 kwamen 719 pro-justitia’s in aanmerking om een minnelijke schikking voor te stellen aan de overtreders. Einde mei 1999 konden de ontvangkantoren van de Penale Boeten meedelen dat voor 417 van deze voorstellen een betaling werd geregistreerd (zie tabel 23). De dossiers waarvoor uiteindelijk geen betaling geregistreerd werd, werden voor verder gevolg doorgezonden naar de bevoegde procureur des Konings bij de Rechtbanken van Eerste Aanleg.
140
Ministerie van Economische Zaken
E7
Bestuur Economische Inspectie
6
INTERNATIONALE SAMENWERKING
De internationale samenwerking spitst zich vooral toe op de problemen die de consumenten ondervinden bij grensoverschrijdende aankopen. Bij de in- en uitvoer van goederen en diensten stelde men vast dat handelaars in de verleiding komen tot het stellen van gedragingen en praktijken die zowel de consument als de eerlijke mededinging schaden. Wil men Tabel 23 Overzicht minnelijkebeteugelen schikkingen of een halt toeroepen, dan moet men de oneerlijke misdrijven gemakkelijker Basiswet
Aantal minnelijke schikkingen1
Aantal betaalde minnelijke schikkingen eind mei 1999
Betaald bedrag in BEF
Prijzen Handelspraktijken Consumentenkrediet Ambulante handel Reizen Euro2
75 378 18 117 131 -
50 270 16 77 4 -
2.527.000 4.422.000 2.181.000 531.100 15.500 -
Totaal
719
417
9.676.600 Bron: MEZ, Bestuur Economische Inspectie
1 2
Op basis van pro-justitia’s opgesteld in 1998. Het koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de Euro, werd gepubliceerd en trad in werking op 24 december 1998.
operatoren kunnen identificeren en onderscheppen, hetgeen samenwerking veronderstelt over de grenzen heen tussen overeenkomstige Diensten. Het Bestuur Economische Inspectie streeft enerzijds het afsluiten van bilaterale akkoorden na en anderzijds maakt het Bestuur Economische Inspectie deel uit van het internationale netwerk voor toezicht op het in de handel brengen van goederen (IMSN).
6.1
HET PROTOCOL MET FRANKRIJK
Het protocol dat in 1993 werd ondertekend door de Franse economische-fraudebestrijdingsdienst “Direction Générale de la Concurrence, de la Consommation et de la Répression des Fraudes”(DGCCRF) en het Belgische Bestuur Economische Inspectie (BEI) heeft aanleiding gegeven tot een zeer drukke uitwisseling van dossiers.
Deze statistieken houden geen rekening met de veelvuldige uitwisseling van juridische informatie over de toepassing van de respectieve wetten. De uitgewisselde dossiers slaan grotendeels op consumentenklachten in een aantal gevoelige economische sectoren: knoeien met de kilometertellers van tweedehandswagens, onwettige praktijken bij verkoop
Ministerie van Economische Zaken
141
E7
Jaarverslag 1998
op afstand of tijdens verkoop op beurzen, identificeren van verkopers die schuil gaan achter anonieme postbussen, consumentenbedrog inzake vermageringsproducten of producten die voorgesteld worden als zijnde goed voor de gezondheid. Verdere onderwerpen van onderzoek zijn: veiligheid en kwaliteit van de producten, geschillen aangaande de uitvoering Tabel 24 Uitwisseling van dossiers tussen België en Frankrijk Richting uitwisselingsverkeer
1993
1994
1995
1996
1997
1998
BEI naar DGCCRF DGCCRF naar BEI
8 52
20 73
27 79
15 92
12 62
19 72
Totaal
60
93
106
107
74
91
Bron: MEZ, Bestuur Economische Inspectie
van de waarborg of de verplichting tot levering, bedrieglijke reclame over meubelen. Ieder jaar heeft er een gezamenlijke evaluatievergadering plaats. Bij deze gelegenheid wordt een gedetailleerd overzicht van de initiatieven en van de onderzoeksresultaten meegedeeld, worden voor strikt intern gebruik de onderzoeksstromen geïnventariseerd en wordt de follow-up beoordeeld. De uitvoeringstermijnen van de onderzoeken schommelen tussen de 1 à 5 maanden. Worden er misdrijven vastgesteld, dan wordt ofwel vervolging ingesteld ofwel wordt de overtreder bij wijze van preventie ingelicht over de wetgeving. In het kader van dit protocol kon het Bestuur Economische Inspectie de DGCCRF terzijde staan tijdens bijeenkomsten waar een beroep gedaan werd op hun gemeenschappelijke bevoegdheden, met name tijdens conferenties waaraan economische operatoren uit de grensgebieden deelnamen (beroepsfederaties van exporteurs, Europese grensoverschrijdende consumentenbureaus, beheerders van industrieterreinen, enz.).
6.2
Relaties met ‘County of Kent’
De relaties met de Engelse evenknie Trading Standards Department (County of Kent) betreffen voornamelijk de uitwisseling van inlichtingen over de veiligheid van producten.
6.3
INTERNATIONAL MARKETING SUPERVISION NETWORK
Binnen dit informele netwerk (I.M.N.S.), waarvan de leden uit 26 verschillende landen komen, worden strategieën aangebracht om oneerlijke handelspraktijken te detecteren, om gegevens uit te wisselen die nodig zijn voor de opsporing van illegale operatoren en om de kennis van nieuwe communicatietechnieken (elektronische handel) te delen. Het jaarlijkse voorzitterschap, dat in 1997 in handen was van Ierland, werd in 1998 overge-
142
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
E7
dragen aan België, meerbepaald aan het Bestuur Economische Inspectie. Deze overdracht gebeurde te Brussel, op 1 september 1998, tijdens de algemene vergadering van het Netwerk. Tijdens het werkjaar 1997/1998 wisselden de leden van het Netwerk bijna 600 dossiers uit. De typische sectoren waarin oneerlijke praktijken wereldwijd kunnen voorkomen zijn de verkoop op afstand, time-sharing, geldspelen, tombola’s en verkoop van zogenaamde wondermiddelen. De elektronische handel op Internet is een terrein waar zich nieuwe vormen van grensoverschrijdende activiteiten voordoen. De leden van het Netwerk ondernamen een wereldwijde actie om de economische criminaliteit op een maximum aantal sites te indentificeren. De uitbaters werden ingelicht over het illegale karakter van hun activiteiten en de daaraan verbonden strafsancties.
7
VERPLICHTINGEN VAN DE ONDERNEMINGEN
7.1
BEROEPSUITOEFENINGSVOORWAARDEN
Meer dan 40 zelfstandige beroepen mogen thans in België niet worden uitgeoefend zonder in het bezit te zijn van een attest dat de noodzakelijke beroeps- en/of beheerskennis aantoont (wet van 15 december 1970). De 2.354 op de naleving van deze verplichtingen uitgevoerde controles gaven aanleiding tot 441 pro-justitia’s.
7.2
WEKELIJKSE RUSTDAG
Vrij veel handelaars overtreden de in hun sector geldende verplichting om hun handelszaak gedurende minstens een onafgebroken periode van 24 uur te sluiten (wet van 22 juni 1960). De 980 uitgevoerde onderzoeken mondden uit in 279 pro-justitia’s.
7.3
AVONDSLUITING
In 1998 ontving het Bestuur Economische Inspectie 166 klachten (een verdubbeling ten opzichte van het vorig jaar) wegens het niet-respecteren van de verplichting tot avondsluiting (wet van 23 juli 1973). De meeste hiervan hadden betrekking op de nachtwinkels. Van de 451 onderzoeken gaven er 149 aanleiding tot een pro-justitia. Op het vlak van de regelgeving assisteerde het Bestuur Economische Inspectie bij de voorbereiding van het ontwerp tot wijziging van de wet van 23 juli 1973, dat voorziet in een duidelijkere reglementering van de nachtwinkels.
7.4
AMBULANTE HANDEL
Ministerie van Economische Zaken
143
E7
Jaarverslag 1998
In reactie op de talrijke klachten traden de controleagenten veelvuldig op waar het de controle op de wetgeving ambulante handel betrof (wet van 25 juni 1993). In totaal werden 822 onderzoeken ingesteld (waarvan 243 ingevolge klacht). Er werden 219 pro-justitia’s opgesteld.
7.5
HANDELSVESTIGINGEN
Vanaf januari 1998 startten een aantal gesprekken met het Centrum voor Informatieverwerking van het Bestuur Economische Informatie om de controlegegevens van de handelsvestigingen (wet van 29 juni 1975) in een databank te verwerken. In het tweede halfjaar werd de databank getest. Gegevens van meer dan 500 dossiers konden verwerkt worden. Vanuit de bezorgdheid om in het gehele land dezelfde houding aan te nemen in het geval van een geschil, werden in samenwerking met de Minister een aantal voorwaarden uitgewerkt waaronder de procedure van het stilleggen der werken zal toegepast worden. Voor wat betreft de sector van de garagehouders controleerde de directie te Antwerpen de streek van Turnhout. Een twintigtal garagehouders dienden als gevolg daarvan een regularisatiedossier in bij het Bestuur Handelsbeleid. De coördinerende rol van de centrale Dienst kwam tot uiting in het onderzoek betreffende een grote winkelketen en enkele zonevreemde handelsvestigingen. In totaal werden er 759 onderzoeken ingesteld die leidden tot de opstelling van 75 pro-justitia’s.
7.6
SLUIKWERK MET ZELFSTANDIG KARAKTER
Ingevolge het tussen de sociale inspectiediensten afgesloten samenwerkingsprotocol wordt het Bestuur Economische Inspectie meer en meer gevraagd zijn medewerking te verlenen aan gezamenlijke acties om het sluikwerk met zelfstandig karakter te bestrijden (wet van 6 juli 1976). Dit weerspiegelt zich dan ook in de cijfers: 476 onderzoeken en 144 pro-justitia’s.
8
CONTROLES IN SPECIFIEKE SECTOREN
8.1
PETROLEUMPRODUCTEN
Om de kwaliteitsnormen voor diesel (koninklijk besluit van 28 oktober 1996) en voor benzine (koninklijk besluit van 26 september 1997) te garanderen, verzoekt het Fonds voor de analyse
144
Ministerie van Economische Zaken
E7
Bestuur Economische Inspectie
van petroleumproducten aan het Bestuur Economische Inspectie om de repressieve opvolging te verzekeren van de vastgestelde onregelmatigheden. Rekening houdend met het feit dat de sector voldoende gesensibiliseerd is, werd in 1998 repressiever opgetreden dan voorheen. Dit is merkbaar aan het dalend aantal waarschuwingen en het stijgend aantal pro-justitia’s.
8.2
STRATEGISCHE OLIEVOORRADEN
Het Bestuur Economische Inspectie staat, samen met het Bestuur Energie, in voor de controle van de strategische olievoorraden (koninklijk besluit van 11 oktober 1971). De verdere fases van het in 1997 gestart algemeen onderzoek, werden in de loop van 1998 uitgevoerd. Ditmaal werd de verplichting om over een minimum stock te beschikken gecontroleerd bij de elektrische centrales en de kleine invoerders van petroleumproducten. In november werd door de Correctionele rechtbank te Leuven een firma veroordeeld die deze wetgeving niet Tabel 25 Controles en overtredingen betreffende de wet op de kwaliteit van petroleumproducten
Aantal dossiers Processen-verbaal van waarschuwing Pro-justitia
1996
1997
1998
300 212 10
307 161 21
268 135 38
Bron: MEZ, Bestuur Economische Inspectie
respecteerde. Deze uitspraak kan gelden als een principebeslissing.
8.3
CONTROLE VAN DE VOORRADEN
In de sectoren gerst en mout werden tussentijdse controles verricht teneinde te verifiëren of de voorraadboekhouding overeenstemt met de werkelijkheid. Aan de hand van de controlerapporten van het Bestuur Economische Inspectie kunnen de betrokken firma’s een verhoogde restitutie bij de uitvoer van hun producten aanvragen bij het B.I.R.B.
8.4
INDUSTRIËLE MAALDERIJEN
Ingeval van wijziging van de theoretische productiecapaciteit verricht het Bestuur Economische Inspectie een controle in de desbetreffende molen. Het onderzoek heeft betrekking op het nameten van de zeefoppervlakte en de cilindercontactlengte. Er werden 68 verslagen opgesteld en doorgezonden naar het Bestuur Economische Betrekkingen. Er werden 44 staalnemingen genomen en 1 pro-justitia opgesteld.
Ministerie van Economische Zaken
145
E7
8.5
Jaarverslag 1998
WAPENHANDEL
Een rapport over de controle van de in-, uit- en doorvoer van wapens en militair materieel (wet van 5 augustus 1991) in 1998 werd voorgelegd aan het Parlement, via het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Jachtwapens werden zowel bij de invoer als de uitvoer gecontroleerd. Op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd de doorvoer van granaten onderzocht. Op verzoek van het Bestuur Economische Betrekkingen werden negen onderzoeken gedaan inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (Richtlijn 91/477/EEG). Op verzoek van het Bestuur Economische Betrekkingen werden, wegens het ontbreken van de “transferttoelating”, zeven enquêtes uitgevoerd in het kader van de wet van 5 augustus 1991. Teneinde te controleren of de fabrikanten en verkopers van wapens correct hun register en andere documenten bijhouden (wet van 3 januari 1933), werden er een 40-tal onderzoeken verricht en 2 pro-justitia’s opgesteld.
8.6
INDUSTRIËLE COMPENSATIES
Ingevolge de overeenkomsten en contracten afgesloten door de Belgische Staat (hoofdzakelijk het Ministerie van Landsverdediging), betreffende de aankoop van hoofddefensiematerialen (bijvoorbeeld tanks, boten,...), oefent het Bestuur Economische Inspectie het toezicht uit op de uitvoering van de verplichtingen betreffende de compensatiebestellingen aan de Belgische industrie, die voortvloeien uit de voornoemde overeenkomsten en contracten. Gedurende het dienstjaar 1998 werden 401 controlebezoeken afgelegd bij de betrokken nationale bedrijven. Naar aanleiding daarvan werden 430 omstandige verslagen opgesteld die 853 bestellingen behelzen voor een totale waarde van 46,3 miljard BEF, met betrekking tot 59 verschillende programma’s. In de loop van het betrokken dienstjaar werden 6 nieuwe overeenkomsten met economische beschikkingen ondertekend en aan het Bestuur Economische Inspectie overgemaakt voor controle. De globale contractwaarde ervan bedraagt 4,2 miljard BEF. Voor rekening van de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden werden 9 controlebezoeken afgelegd met betrekking tot de uurtarieven van toepassing in de contracten door de Europese Ruimtevaart Organisatie (ESA), toegewezen aan diverse Belgische bedrijven.
9
NALEVING EUROPESE VERORDENINGEN
Het Bestuur Economische Inspectie heeft vanwege het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (B.I.R.B.: het voor België aangeduide betaalorgaan) een delegatie van bevoegdheid gekregen om controles uit te voeren in de sectoren landbouw en verwerkte landbouwproducten waar Europese subsidies uitbetaald worden. Dit komt er op neer dat de controles de EU-fraudes moeten voorkomen in de sectoren boter,
146
Ministerie van Economische Zaken
Bestuur Economische Inspectie
E7
buiten bijlage II-producten (verwerkte landbouwgoederen zoals chocolade, confiserie, biscuiterie), zetmeel, olijfolie, suiker, visserijproducten, hennepzaad, wijn en gedistilleerd, vlees, mout, gerst, granen, bananen, rijst, groenten en fruit. Bovendien worden, in samenspraak met het Ministerie van Financiën (Administratie der douane), ook nog talrijke controles a posteriori (de zogenaamde CAP-controles) uitgevoerd (verordening EU nr. 4045/89). De door België uitbetaalde of geïnde bedragen hadden betrekking op het budgetjaar 1995/1996 van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (E.O.G.F.L.). Zoals tijdens de voorgaande jaren, besteedde het Bestuur Economische Inspectie speciale aandacht aan de samenwerking met de controlediensten van andere lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk). Meer en meer a posteriori te controleren dossiers vertonen immers een grensoverschrijdend karakter. Het Bestuur Economische Inspectie nam deel aan twee buitenlandse seminaries over deze specifieke verordening, waar specialisten van de Europese Commissie en van UCLAF aanwezig waren om de discussies te leiden of bij te sturen. De geïnteresseerde firma’s dienen hun aanvragen tot het bekomen van steun bij het B.I.R.B. aan te vragen. Het B.I.R.B. heeft dan ook de verslagen van het Bestuur Economische Inspectie nodig om haar (betaal)dossiers af te sluiten. De controles kunnen zowel van fysische, analytische als boekhoudkundige aard zijn en kunnen zowel de grondstoffen als de eindproducten betreffen. In totaal werden 4.098 onderzoeken uitgevoerd door de centrale diensten A en B. Het merendeel daarvan betrof onderzoeken in het kader van de verordening die ‘boter aan verlaagde prijs’ toestaat (671 onderzoeken), in het kader van de verordening betreffende de verwerking van veresterde zetmelen (354 onderzoeken) en in het kader van de verordening (EU) nr. 1222/94 die de uitvoerrestituties voor buiten bijlage II-producten bepaalt (516 onderzoeken). In oktober 1998 werd door de Europese Commissie voor het eerst sinds lang terug de mogelijkheid geboden om varkensvlees uit de markt te nemen en op te slaan in “private” stockage. Einde 1998 was ongeveer 4 miljoen kilogram ingeslagen. Naar aanleiding van een rondschrijven van de Engelse Intervention Board (vervult de functie van betaalorgaan), werden de in België gevestigde controle- en toezichtsfirma’s, die gemachtigd zijn certificaten af te leveren met betrekking tot de eindbestemming van de goederen waarvoor uitvoerrestitutie kan aangevraagd worden, doorgelicht. Er werden verschillende onregelmatigheden gevonden, die in het verslag aan het B.I.R.B. toegelicht werden. Voor het bekomen van de uitvoerrestituties voor mout en gerst heeft de exporterende firma een attest nodig van het Bestuur Economische Inspectie om aan te tonen dat de door de firma opgegeven voorraad overeenstemt met de werkelijkheid. Inzake de regeling voor de invoer van bananen in de gemeenschap verifieerde het Bestuur Economische Inspectie bij ongeveer vijftig firma’s of ze voldeden aan de voorwaarden van verordening (EU) 1442/93 van de Commissie van 10.06.1993. Zoals ieder jaar werden de refertehoeveelheden gecontroleerd voor de berekeningen van het contingent 1998. In de sector suiker wordt de quotaregeling steekproefsgewijs gecontroleerd bij de productie van isoglucose. Eén firma maakte van deze regeling gebruik.
Ministerie van Economische Zaken
147
E7
Jaarverslag 1998
Anderzijds maakten verschillende firma’s gebruik van de bijzondere maatregelen voor het vervoer van bepaalde soorten verse groenten en fruit uit Griekenland. Het Bestuur Economische Inspectie viseert de begeleidende T5-documenten. In het kader van de Verordeningen (EU) nrs. 3730/87 en 3149/92 (gratis verdeling van interventieproducten) organiseert het Bestuur Economische Inspectie een controle op de productie en de verdeling van runderstoofvlees en rundergoulash in blik (238 ton), bloem (665 ton), deegwaren (630 ton) en melk (1.322.430 liter). Naast de controle op de kwaliteit controleerde het Bestuur Economische Inspectie ook of de geproduceerde waren diegenen bereiken voor wie ze bedoeld zijn.
148
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
Nationaal Instituut voor de Statistiek 1
Opdracht en structurele taken ...................................................................................... 151
2
Prioritaire activiteiten ....................................................................................................... 152
3
Vernieuwing van de juridische omgeving .................................................................... 152 3.1 Ontwerp van een nieuwe statistiekwet ............................................................. 152 3.2 De Hoge Raad voor de Statistiek ....................................................................... 153
4
Vernieuwing van de informatica-omgeving ................................................................ 153
5
Opleiding .......................................................................................................................... 154
6
Vernieuwingen rond “Verzamelen” ............................................................................... 155 6.1 DBRIS ...................................................................................................................... 155 6.2 De opvolging van de statistiek ........................................................................... 155 6.3 Het Bureau voor Methodologie en Coördinatie ............................................. 156 6.4 De inspectiedienst ................................................................................................ 157 6.5 Het enquêteurscorps ........................................................................................... 157
7
Vernieuwingen rond “Verwerken” ................................................................................. 157
8
Vernieuwingen rond “Verspreiden” ............................................................................... 157 8.1 DBREF ..................................................................................................................... 158 8.2 De bibliotheek ...................................................................................................... 158
9
Thematische domeinen .................................................................................................. 158 9.1 Grondgebied ........................................................................................................ 158 9.2 Maatschappij ....................................................................................................... 159 9.3 Economie .............................................................................................................. 161 9.4 Financiën ............................................................................................................... 167
Ministerie van Economische Zaken
149
E8
150
Jaarverslag 1998
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
1
E8
OPDRACHT EN STRUCTURELE TAKEN
Juridische context Het Nationaal Instituut voor de Statistiek is de openbare Belgische Statisticus met een algemene opdracht gesitueerd in een wettelijk kader. Naast de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985 en de wet houdende sociale en diverse bepalingen van 21 december 1994 oefent de openbare statistiek zijn opdracht uit in het kader van welbepaalde internationale teksten en Europese verordeningen. Het NIS deelt deze bevoegdheid met het Instituut voor de Nationale Rekeningen dat echter een specifieke opdracht heeft. Het NIS is gebonden aan het statistisch geheim. De internationale juridische context verplicht de openbare statistici ertoe, als tegengewicht tot hun voorrechten, te handelen naar de principes van geoorloofdheid, finaliteit en proportionaliteit. Sinds 1992 legde de Europese Conferentie van Statistici principes voor de openbare statistiek vast in een gedragscode, die later werd goedgekeurd door de Statistiekcommissie van de Verenigde Naties en ten slotte in april 1994 door de Algemene Vergadering van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties. In de Europese context lagen zij aan de basis van de principes van artikel 10 van verordening 322/97 van 17 februari 1997 van de Raad van de Europese Unie betreffende de communautaire statistiek (PBEG L 52 van 22.2.97). Om zijn opdracht te vervullen dient het NIS gegevens te verzamelen, te verwerken en te verspreiden rond de vier domeinen: grondgebied, maatschappij, economie en financiën. Verzamelen Het NIS zoekt gegevens bij de economische of sociale actoren. Dit gebeurt ofwel door rechtstreekse bevraging waarbij personen, gezinnen of ondernemingen rechtstreeks ondervraagd worden, ofwel door onrechtstreekse bevraging waarbij men gebruik maakt van administratieve bestanden. Verwerken Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over een bepaald domein worden gecodeerd, geordend en op hun waarschijnlijkheid gecontroleerd. Het geheel van gegevens wordt in significante tabellen bij elkaar gebracht. Het NIS past de verwerkingssystemen aan de huidige technologische evolutie. De werkzaamheden om informatie te verzamelen bij de aangevers, de controle, de codering en de invoer op informaticadragers zijn de zwaarste en duurste stadia in het statistische productieproces. Verspreiden De activiteiten van het NIS, namelijk relevante statistische informatie verzamelen en verwerken zijn slechts zinvol als die informatie passend beschikbaar wordt gesteld. Er zijn drie groepen van bestemmelingen en gebruikers: - de overheid;
Ministerie van Economische Zaken
151
E8
Jaarverslag 1998
- het bedrijfsleven; - de burgerlijke maatschappij.
2
PRIORITAIRE ACTIVITEITEN
De prioritaire activiteiten werden bepaald door de doelstellingen: - correcte uitvoering van de bestaande taken via snelle en regelmatige verspreiding van kwalitatief hoogstaande informatie; - optimaal gebruik van beschikbare informatie; - aanpassing van het statistiekaanbod via de doorlichting van de vraag en identificatie van de leemten; - optimaal gebruik van menselijke en financiële middelen in een aangepaste structuur; - directe inzameling bij aangevers reduceren ten voordele van indirecte gegevensverzameling uit administratieve registers (administratieve vereenvoudiging). Kader: Productie van statistieken Op dit ogenblik beheert het NIS 148 statistieken: - de huishoudbudgetenquête; - de structuurenquête in de industriële en dienstensector; - Prodcom: maandstatistiek van de industriële productie; - de landbouwtelling; - de statistiek van de omzet in de kleinhandelsondernemingen; - de goederenvervoerstatistiek; - de statistiek van het toerisme en hotelwezen, de vakantie-enquête; - de arbeidskrachtenenquête; - de loonstructuurenquêtes; - de DBRIS-databank van de statistische informatieplichtigen. Bron: MEZ, NIS
3
VERNIEUWING VAN DE JURIDISCHE OMGEVING
3.1
ONTWERP VAN EEN NIEUWE STATISTIEKWET
In 1998 werd een voorstel uitgewerkt dat aan de heer Minister van Economie werd overgemaakt om de statistiekwet van 4 juli 1962 te wijzigen en te moderniseren. Het nieuwe ontwerp werd reeds voorgelegd aan de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en de Inspectie van Financiën. In het voorjaar 1999 zal dit ontwerp op de Ministerraad worden besproken. In dit wetsontwerp worden de principes van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de statistische gegevens opgenomen en wordt de Europese Verordening (EG N° 322/97) betreffende de communautaire statistiek omgezet naar Belgisch recht. Achter dit project staat de beleidslijn om in de wet de principes en bepalingen op te nemen die vervat zijn in:
152
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
- de Conventie 108 van de Raad van Europa van 28.1.1981 voor de bescherming van personen in verband met de automatische verwerking van persoonsgegevens; - De verordening (EURATOM, EEG) nr 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen; - De wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen (titel VIII, hoofdstuk I); - De richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens; - De verordening EU nr 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek; - De Europese aanbeveling nr R (97) 18 van het Ministercomité aan de Lid-Staten, betreffende de bescherming van persoonsgegevens die voor statistische doeleinden worden verzameld en verwerkt. In deze context werden de rol van de verschillende producenten van openbare statistieken en de rechten en plichten van de aangevers en gebruikers zorgvuldig afgelijnd. Om ervoor te zorgen dat deze wet zo eenvoudig mogelijk kan toegepast worden, wordt er een gedragscode aan toegevoegd waarin de principes van de wet worden toegelicht. Op die manier worden de hindernissen die bestonden voor de onrechtstreekse bevraging door het gebruik van administratieve databanken opgeheven. Met het nieuwe ontwerp krijgen de verantwoordelijken voor de bestanden alle garanties van vertrouwelijkheid en kan het NIS zijn engagement met betrekking tot de administratieve vereenvoudiging verwezenlijken.
3.2
HOGE RAAD VOOR DE STATISTIEK
De opdrachten en de samenstelling van dit adviesorgaan werden per Koninklijk Besluit van 31 maart 1998 (B.S. 6.5.1998) gemoderniseerd. Het koninklijk besluit van 13 september 1983 met betrekking tot de Hoge Raad voor de Statistiek werd opgeheven. De leden werden bij Koninklijk Besluit van 8 november 1998 (B.S. 24.11.1998) benoemd. Een werkgroep onderzocht de alternatieven voor een klassieke volkstelling in het jaar 2001 en zal begin 1999 zijn eindrapport voorleggen aan de voltallige Hoge Raad.
4
VERNIEUWING VAN DE INFORMATICA-OMGEVING
De informatiseringsinspanningen bij het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische gegevens werden in 1998 consequent voortgezet. In de mainframe-omgeving werd overgegaan tot het in productie nemen van een nieuwe mainframe en het vervangen van alle systeemsoftware, waardoor naast kostenbesparing gestreefd werd naar een productiever beheer. In de mainframe-omgeving werd een cassetterobot geïnstalleerd en 2 IEF-licenties voor de ontwikkelingsomgeving. Binnen de netwerkomgeving werd het NIS-netwerk gekoppeld aan het Globaal Geïntegreerd
Ministerie van Economische Zaken
153
E8
Jaarverslag 1998
Netwerk van het Departement; vijf regionale servers werden aangeschaft om de gedeconcentreerde centra te verbinden met het NIS-Brussel. In de pc-omgeving werden 50 verouderde pc-printers door netwerkprinters vervangen, 10 kleurnetwerkprinters werden aangeschaft evenals file- en printservers voor de gedeconcentreerde centra. 80 pc’s werden aangekocht en 30 schermen werden vervangen ten behoeve van de statistische diensten. Voor de drukkerij werd een digitale camera aangekocht naast een nieuw fotoko-pieerapparaat. Voor de courante statistieken werd de ontwikkeling en het onderhoud aangevangen van alle toepassingen om over te gaan van IMS naar DB2 waarin de resultaten voor verspreiding zijn opgeslagen en waarin met de software Business Objects (BO) de verspreiding van gegevens wordt georganiseerd. Voor de optische lezing werd de software ontwikkeld waarmee de toepassingen autonoom beheerd kunnen worden.
5
OPLEIDING
Voor de bijscholing maakt het NIS gebruik van de horizontale initiatieven van het OFO en het hele Ministerie van Economische Zaken. Het ontwikkelt ook intern opleidingsprojecten in statistische software, communicatie en internationale samenwerking. Hiertoe steunt het op een omvangrijke Europese activiteit, de zogenaamde TES (Training for European Statisticians), gepatroneerd door Eurostat en alle Lid-Staten met het doel de voortgezette opleiding van de statistici van de Europese NIS in brede zin te verzekeren. Eveneens werd binnen de schoot van het NIS interne opleiding georganiseerd met NIS-personeel als opleiders. In 1998 diende een belangrijk aantal personeelsleden opgeleid te worden om met een pc te werken. Negentig personen werden intern opgeleid in de beginselen van Windows, 16 personen in Word, 10 personen in Excel, 40 personen in Business Objects (NIS-software voor het consulteren van de resultatendatabank). Een inleidende communicatiedag werd georganiseerd, waaraan 90 personen deelnamen. De besproken onderwerpen werden in een rapport samengevat, dat ter beschikking werd gesteld van de directie en van de deelnemers. Enkele informatiesessies werden gehouden rond het gebruik van databanken van het NIS. De statistici-stagiairs van niveau 1 werden verzocht hun eindwerk ten behoeve van hun collega’s toe te lichten.
6
VERNIEUWINGEN ROND “VERZAMELEN”
6.1
DBRIS
154
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
Het NIS wendt zich meestal tot de potentiële aangevers bij wijze van steekproef. Hiertoe is kennis vereist over het universum. Wanneer het gaat om individuen of huishoudens, gebruikt het NIS uittreksels uit de bestanden van het Rijksregister van natuurlijke personen. Voor bedrijven heeft het NIS vanaf eind 1994 een eigen bestand moeten samenstellen van alle productie-eenheden, namelijk DBRIS, een gegevensbank van statistiekplichtigen. DBRIS bevat alle ondernemingen en natuurlijke personen die in België een economische activiteit uitoefenen. Zij beantwoordt aan de eisen van de betreffende Europese verordening. Dit initiatief mag niet verward worden met dat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken om een repertorium van niet-natuurlijke personen samen te stellen. DBRIS, dat informatie beschikbaar bij diverse administraties groepeert, bevat nu ongeveer 800.000 adressen. Het kan dienen om dubbele bevragingen uit te sluiten. In 1998 sloegen de verbeteringen en uitbreidingen op volgende onderwerpen: - Het signaletisch bestand van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) werd geïntegreerd in DBRIS. - De integratie van het Rijksregister van rechtspersonen, die werd gerealiseerd door de verbinding van het Rijksregister van rechtspersonen en het signaletisch bestand van werkgevers van de RSZ en de RSZPPO, werd voltooid. - De kwaliteit van de activiteitscodes van de ondernemingen werd verder verbeterd door middel van enquêtes door de dienst zelf en door het gebruik van enquêteresultaten van andere diensten zoals de structuurenquête, Prodcom, ... . - De informatie beschikbaar bij de vernieuwde statistiek van de faillissementen werd aangevuld; er werd ook werk gemaakt van een demografie van bedrijven. Daarenboven werd DBRIS in 1998 ondersteund door nieuwe informaticatoepassingen: - gedeeltelijke link met DBRIS van het statistische subsysteem PRODCOM (integratie van de Nace-NIS-bronnen Prodcom); - integratie van de Nace-NIS-bronnen SEO (structuurenquête bij de ondernemingen); - integratie van de Nace-NIS-bronnen NBB-NR (nationale rekeningen); - volledige link met DBRIS van het statistische subsysteem Concordaten/Faillissementen. Voor het geheel werd online-help en een gebruikershandboek uitgewerkt en een blijvende inspanning wordt geleverd om de comptabiliteit van het systeem te verbeteren.
6.2
DE OPVOLGING VAN DE STATISTIEK
Het aanbod aan statistieken - voor het ogenblik ongeveer 150 - moet blijven afgestemd worden op de behoeften. De inventarisering en de berekening van de kostprijs van de statistieken worden voortgezet. Gezien de maatschappij die de statisticus waarneemt verandert, dient hij daar onmiddellijk in zijn waarnemingen mee rekening te houden - ook als daar nog geen wetgeving toe bestaat - wil zijn informatie nuttig zijn om besluitvorming voor te bereiden, te volgen, te evalueren en aan te passen. Nieuwe thema’s zoals de Tijdsbudgetenquête, statistieken over mobiliteit, leefmilieu, audiovisuele industrie en -markten, de informatiemaatschappij en indicatoren van de elektronische handel dienen in die samenhang gezien te worden.
Ministerie van Economische Zaken
155
E8
Jaarverslag 1998
Wanneer de vraag naar bepaalde statistieken afneemt omdat deze afgestemd waren op behoeften die nu achterhaald zijn (onder meer in de landbouwsector), kan dat aanleiding geven tot afstoting en rationalisering van de gegevensverzameling (onder meer in de loonen arbeidskoststatistieken). Zo verandert ook het statistiekaanbod.
6.3
HET BUREAU VOOR METHODOLOGIE EN COÖRDINATIE (BMC)
Deze cel heeft een horizontale opdracht binnen het NIS. De cel waakt over de kwaliteit van de statistische gegevens en definieert het universum van waaruit de statisticus zijn gegevensverzameling doet. Deze cel buigt zich eveneens over het probleem van de non-respons bij statistieken (non-respons wil zeggen dat een statistiekplichtige weigert aangifte te doen of onvolledig antwoordt). De functie van advies en expertise voor instituten die statistisch onderzoek willen verrichten neemt in belangrijkheid toe. Externe instellingen die hulp zochten, kregen methodologische steun van het NIS bij de conceptie van hun statistische dossiers. Dit wordt geïllustreerd door volgende voorbeelden. Het NIS werkt mee aan een nieuwe steekproefenquête over de mobiliteit van personen, georganiseerd door de Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix in Namen, op basis van een project van de DWTC. Deze enquête ging van start in december 1998. Verschillende coördinatie-opdrachten, zowel intern als - vooral - extern (onderzoeksprogramma’s DWTC AGORA, methodologische inventarisering van de indexcijfers, inventarissen van het tariefbeleid, wetenschappelijke ondersteuning van de universitaire ploegen die het huishoudpanel beheren). Via deze cel doet het NIS een grote inspanning op het gebied van de metagegevens dat wil zeggen de productie van documentatie waarin gebruikte statistische definities, methoden en nomenclaturen worden uitgelegd, zodat de statistieken met kennis van zaken gebruikt kunnen worden en duidelijk wordt gesteld wat men observeert en meet. De cel verleende haar medewerking aan de aanpassing van de volgende statistische producten: Er werd een diepgaand onderzoek opgestart om het concept van de volgende volkstelling te omschrijven. De alternatieve werkwijzen werden methodologisch onderzocht: voor een telling bij de vernieuwing van de identiteitskaarten werd een pilootenquête geëvalueerd; voor een steekproefonderzoek (niet exhaustief) werden steekproefgroottes geraamd en nadere preciseringen uitgewerkt. Hierover werd gerapporteerd aan de Hoge Raad voor de Statistiek. Voorts inventariseerde het Bureau voor Methodologie en Coördinatie welke statistieken op welke termijn dienden te worden aangepast aan de Euro en de problematiek omtrent het jaar 2000. De nodige aanpassingen in het kader van de Europroblematiek werden doorgevoerd door de juridische cel van het NIS.
6.4
DE INSPECTIEDIENST
Om de statistiekinzameling te optimaliseren werd de inspectiedienst van het NIS gereorgani-
156
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
seerd: in de sector Brussel, Vlaams- en Waals Brabant werden 2 eenheden toegevoegd ten koste van de sectoren Oost- en West-Vlaanderen en Luik-Luxemburg. De monitoren dienen in eerste instantie de statistiekplichtigen (de bedrijven) uitleg te verschaffen bij het invullen van hun statistiekaangifte. De inspectiedienst werd tevens gedeeltelijk geautomatiseerd en opgenomen in de netwerktoepassing van het NIS.
6.5
HET ENQUÊTEURSCORPS
Ten behoeve van de landbouwtelling, de huishoudbudgetenquête en de enquête naar de arbeidskrachten doet het NIS een beroep op de diensten van enquêteurs. Daartoe werd een enquêteurscorps opgericht en bijgehouden op basis van een gegevensbank. Op die manier werd een dynamisch beheer mogelijk gemaakt. Voor elk soort enquête wordt een enquêteur toegewezen met het juiste profiel; de prestaties van die enquêteurs worden geëvalueerd.
7
VERNIEUWINGEN ROND “VERWERKEN”
Bij het verwerkingsproces is het Centrum voor Informatieverwerking van het NIS in sterke mate betrokken. Voor wat betreft de optische lezing werden in 1998 toepassingen ontwikkeld voor de aangiften van geboorten en overlijdens ten behoeve van de Gemeenschappen, voor de Prodcomformulieren en voor de verwerking van de maandstatistieken van de bouwnijverheid. De nodige aandacht werd besteed om de statistiekprogramma’s aan te passen aan de problematiek omtrent het jaar 2000. Vooruitgangsrapporten werden opgemaakt evenals een tijdschema waarbinnen de nodige aanpassingen zullen uitgevoerd worden. In het kader van de problematiek van het jaar 2000 en de introductie van de Euro werden bijstandscontracten afgesloten voor 4 externe analisten-programmeurs voor een periode van 6 maanden, uitbreidbaar tot 18 maanden. De indienstneming is gepland begin 1999.
8
VERNIEUWINGEN ROND “VERSPREIDEN”
De productie van statistieken mag zich niet laten leiden door administratieve gewoonten of gebruiken maar moet beantwoorden aan de reële behoeften uitgedrukt door de gebruikers. Marketingprincipes zoals productpromotie, imagebuilding, herkenbaarheid, kostprijs van de statistiek, uitwerken van een huisstijl, eenvormige lay-out, prijspolitiek, optimalisering van de publicatieverspreiding en klantenbeheer zijn primordiaal. Het NIS volgt daarom de technologische evolutie in verband met de gegevensverspreiding. In 1998 werd het NIS via Internet bereikbaar: - via de verbinding met de site van het Ministerie van Economische Zaken (mineco.fgov.be) of - rechtstreeks via Statbel.fgov.be.
Ministerie van Economische Zaken
157
E8
8.1
Jaarverslag 1998
DBREF
DBREF staat ter beschikking van klanten die zeer gedetailleerde resultaten verlangen; deze worden slechts op aanvraag uitgevoerd. DBREF kan opgevat worden als een “datawarehouse” waarin de resultaten zijn opgeslagen van de statistische gegevensverzameling. Die resultaten kunnen vlug en op maat worden opgevraagd en verspreid. In 1998 werd die toepassing als volgt verder uitgewerkt: - er werd gewerkt aan een nomenclatuur om de toegang per onderwerp tot de statistieken voor de klanten te vergemakkelijken - het NIS is bezig zijn gegevens naar een BB2/DBREF-omgeving te herprogrammeren en te uniformiseren (afschaffing van de DBCHRO-reeksen ter publicatie en van IMS) om de volledige gegevensverspreiding in de software BO (Business Objects) mogelijk te maken. - In 1998 werd het mogelijk Prodcom-tabellen en resultaatgegevens met betrekking tot zeevaart, sociale statistieken, productie-indexciijfers, financiële statistieken, begonnen en toegelaten gebouwen te putten uit DBREF. Op basis van de referentiegegevensdatabank (DBREF) bouwt het NIS zijn resultatenverspreiding uit, zowel op papier als op diskette of andere informaticadrager of via Internet-toegang.
8.2
DE BIBLIOTHEEK
In 1998 heeft de bibliotheek van het NIS ongeveer 4.500 bezoekers ontvangen (de vier centra samen ongeveer 3.800). Het werk werd gereorganiseerd om een betere rotatie van het personeel mogelijk te maken en de toestroom van vragen per fax en per brief op te vangen (ongeveer 5.000 per jaar). Sinds eind van het jaar kunnen bezoekers van onze Internet-site ook informatie opvragen per mail. De eenheid documentatie heeft nu de verantwoordelijkheid over de archieven van het NIS. De lokalen werden heringericht en beter op orde geplaatst, zodat de dienstverlening verbeterd kan worden. Voor promotiedoeleinden werden met de bijstand van een op beurs- en tentoonstellingsmateriaal gespecialiseerde firma borden gemaakt met daarop de activiteiten en de geschiedenis van het NIS. In 1998 was het NIS aanwezig op verschillende beurzen en contactdagen.
9
THEMATISCHE DOMEINEN
9.1
GRONDGEBIED
De herziening van de statistische sectoren tegen 2001 is aan de gang. Om die herziening te vergemakkelijken koopt het NIS vanaf 1998 geleidelijk de nodige cartografische computerprogramma’s aan. Met name werd reeds een Geographical Information System (GIS) gebaseerd op ArcView-software aangeschaft. De bestanden met de administratieve grenzen tot op het gemeentelijke niveau en de bestanden met de grenzen van de statistische sectoren werden opgenomen. We kunnen nu thematische kaarten opmaken op A4-formaat, per administratieve eenheid of zelfs per statistische sector. Het stratenbestand, een noodzakelijke schakel voor het bepalen van de statistische sectoren,
158
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
dat in 1997 resulteerde in de samenstelling van een nieuw referentiebestand (DSECRN96) werd in 1998 bijgewerkt tot de reële situatie op 31.12.1996. Door een overeenkomst met een looptijd van twee jaar, in 1998 tussen het NIS en de Diensten van de Eerste Minister voor Wetenschap, Techniek en Cultuur (DWTC), is de bijwerking van de statistische sectoren nu in een operationele fase getreden. Het project wordt doorgevoerd door het laboratorium SURFACES van de Universiteit van Luik en het NIS in het kader van een TELSAT-4-programma “Observatie van de aarde per satelliet” van de DWTC. Het project moet voornamelijk zorgen voor een stel orthofotoplans voor de nieuwe bebouwde oppervlakten die opgedoken zijn in de sectoren met verspreide bewoning, een gedeelte van de nieuwe statistische sectoren en zo mogelijk de grenzen van de grootste agglomeraties volgens de criteria die Eurostat aanbeveelt. Werkzaamheden zijn bezig over een testzone van 1200 km2 rond de stad Charleroi. De statistische sectoren, die oorspronkelijk enkel in het kader van een volkstelling werden gebruikt, vinden bijgevolg bijkomende toepassingen (bv. Inkomens per wijk).
9.2
MAATSCHAPPIJ
Voorbereiding van de volkstelling Voor de werkgroep “Volkstelling 2001” samengesteld in het kader van de Hoge Raad voor de Statistiek heeft het NIS een onderzoek gedaan naar alternatieven voor een traditionele Volkstelling om de nadelen verbonden aan de traditionele formule van de telling weg te werken, met name de lange wachttijden voordat de resultaten toegankelijk zijn, de stijgende non-respons en de lage verzamelfrequentie, die een snelle veroudering van bepaalde informatie onderworpen aan frequente veranderingen met zich mee brengt. Het eerste studieonderwerp was het gebruik van administratieve registers. Er werd een studie gemaakt van gegevensbanken naast het Rijksregister die nuttig konden zijn voor de Volkstelling. Het kadaster bleek niet onmiddellijk bruikbaar; de instellingen verbonden met de Kruispuntbank daarentegen wel. Voor de bestanden van de instellingen van de sociale zekerheid dient het NIS toegang te krijgen tot individuele gegevens, geïdentificeerd door het nummer in het Rijksregister. Daar een bepaald aantal gegevens (onder meer de uitrusting van de woningen, de exacte arbeidsplaats, de verplaatsingen naar de arbeidsplaats of onderwijsinstelling, het gevolgde onderwijs en het opleidingspeil) niet uit bestaande bestanden kunnen geput worden, is een aanvullende enquête op het terrein noodzakelijk. Dan heeft men zich gebogen over een enquête verbonden aan de vernieuwing van de identiteitskaarten. De referentiepersonen die in de gemeenten opgeroepen worden om hun identiteitskaart te krijgen of te vernieuwen, werden vrijwillig ondervraagd over heel hun huishouden. De continue enquête zou het voordeel hebben gehad over een periode van tien jaar alle individuen te bereiken die moeten voorkomen in het officiële bevolkingscijfer. De andere sterke punten van deze methode zijn de verdeling van de kosten over 10 begrotingsjaren, een lage non-responsgraad, kortere wachttijden voordat resultaten toegankelijk zijn en de mogelijkheid om regelmatig bijgewerkte tabellen te kunnen publiceren. In 5 gemeenten werd de methode met een pilootenquête op haar praktische haalbaarheid getest. Het project werd verworpen na een methodologische studie van het Bureau voor Methoden en Coördinatie van het NIS, zodat dit alternatief niet bruikbaar is voor de telling van 2001.
Ministerie van Economische Zaken
159
E8
Jaarverslag 1998
De mogelijkheid werd onderzocht om een enquête te realiseren met een toevalssteekproef. Met een steekproef van 25 % van de bevolking kan het NIS beantwoorden aan de eisen van de internationale organisaties, die resultaten tot op gemeentelijk niveau vragen. Om betrouwbare resultaten te verkrijgen op het niveau van de statistische sectoren - waarnaar een groeiende vraag bestaat - is deze demarche echter onvoldoende. Vanuit de hoek van de gewesten en gemeenten, de wetenschappelijke instellingen en de privé-sector (ondernemingen, studiebureau’s en particulieren) worden nauwkeurigere gegevens gevraagd. Gegevens op gemeentelijk niveau betekent dat men een uitspraak kan doen over één variabele per fusiegemeente. Een statistische sector omvat een kleiner geografisch gebied; wil men hierover een uitspraak doen, moet men preciezer ondervragen. De deelgroep waarop een statistische uitspraak betrekking heeft is in dat geval kleiner. Een statistische sector valt samen met een wijk of een gemeente zoals die bestond voor de fusie van de gemeenten. Op dit moment bestaan er 19. 373 statistische sectoren. Vervolgens werd nog een derde alternatief onderzocht voor een klassieke telling, namelijk een continue steekproefenquête waarmee gegevens tot op het niveau van de statistische sectoren opgesteld kunnen worden. Dit kan door een steekproef te trekken van 20 % in 2001 en van 10 % de volgende acht jaren. Met een continue steekproefenquête zou het NIS verschillende bestanden kunnen creëren en bijhouden (onder meer van woningkenmerken, om een woningbestand te creëren of om het opleidingsniveau van personen boven 30 jaar te onderzoeken). De methode zou tot een soort permanente telling leiden. Vervolgens boog het NIS zich nog over 2 andere aspecten die samenhangen met de praktische realisatie van een volkstelling, namelijk het verzenden van de formulieren die door de huishoudens en de individuen ingevuld moeten worden en het ophalen van de ingevulde formulieren. Begin 1999 zal het NIS een pilootenquête uitvoeren waarbij de Post betrokken zou worden bij het ophalen van de formulieren. Tijdens de laatste traditionele tellingen heeft het NIS de formulieren via de post laten verzenden en door tellers van de gemeenten laten ophalen. Het NIS zocht eveneens naar het juiste profiel voor de tellers. Ten behoeve van de werkgroep “Volkstelling” heeft het NIS een twaalftal alternatieven opgesteld om een Volkstelling te organiseren. Huishoudbudgetenquête De enquête ‘97-‘98 werd afgesloten op 31 mei 1998 en was de laatste in een reeks van drie onderzoeken, waarin jaarlijks ongeveer 2.500 huishoudens gedurende twaalf maanden werden ondervraagd over hun inkomsten en bestedingen. De resultaten van deze drie enquêtes (‘95-’96, ‘96-’97 en ‘97-’98) zullen worden gebundeld tot een accuraat beeld van het consumptiegedrag van de Belgische huishoudens over de laatste drie jaren. Vanaf november 1998 werd, volgens de richtlijnen van Eurostat, gestart met een continu huishoudbudgetonderzoek, waarbij huishoudens maandelijks, en niet langer jaarlijks, worden ondervraagd. De nieuwe methodologie zal het onderzoek flexibeler en goedkoper maken, zonder verlies aan gegevens of precisie. Daarenboven zal de antwoordgraad verhogen en zal de enquête op Europees vlak geharmoniseerd zijn. Tevens werd het Huishoudbudgetonderzoek gekoppeld aan een Tijdsbudgetenquête, die zal lopen tot eind 1999. Hierbij houden de personen die deelnemen aan het onderzoek in agenda’s bij hoe zij hun normale werkdagen en hun
160
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
weekends doorbrengen en wanneer en op welke manier ze zich verplaatsen. Het koppelen van het huishoudbudget aan het tijdsbudget kan interessante gegevens opleveren over de invloed van de socio-economische toestand op de mobiliteit en het levenspatroon van verschillende lagen van de bevolking. Steekproefenquête naar de arbeidskrachten Het Koninkliijk Besluit van 10.04.1992, dat de organisatie van een jaarlijks steekproefonderzoek naar de arbeidskrachten regelde, werd in de loop van 1998 aangepast. Vanaf het begin van 1999 wordt deze enquête driemaandelijks uitgevoerd om tegemoet te komen aan de eisen van de Europese Verordening ter zake, aan de veranderingen gevraagd door Eurostat, de OESO en het Internationaal Arbeidsbureau van Genève en aan de interne nationale behoeften van onder meer de Nationale Bank van België, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en de regionale statistiekdiensten. De inhoud en de vorm van de vragenlijst werden herwerkt; binnen het NIS werd het interne omkaderings- en beheerswerk gereorganiseerd. Jaarlijkse statistiek van de geboorten en de overlijdensoorzaken Per 1 januari 1998 ving de gegevensverzameling aan bij ziekenhuizen en gemeenten aan de hand van de vernieuwde formulieren. De gegevens werden optisch ingelezen. Het NIS publiceert nu jaarlijks sterftetafels op basis van het Rijksregister der natuurlijke personen. De voorbereiding van de volgende bevolkingsvooruitzichten, die in 1999 gepubliceerd moeten worden, werd aangevat. Gezondheidsenquête De resultaten van de gezondheidsenquête, die in 1997 in samenwerking met het Wetenschappelijk Institut voor Volksgezondheid Louis Pasteur werd uitgevoerd bij 4.200 gezinnen gespreid over het gehele kalenderjaar en waarin gepeild werd naar gezondheidstoestand, doktersbezoek, medische consumptie, voedingsgewoonten en dergelijke meer, werden in 1998 gepubliceerd.
9.3
ECONOMIE
Enquête naar de structuur van de ondernemingen De structuurenquête is de uitvoering van het Koninklijk Besluit van 11.07.1996 en van de Europese Verordening inzake structurele bedrijfstakken. Het betreft een jaarlijkse enquête naar de structuur van de ondernemingen waarbij gegevens worden ingezameld over de activiteit, de werkgelegenheid, de opbrengsten, kosten en investeringen. Deze statistieken zijn onmisbaar voor het uitstippelen van een ondernemingsbeleid zowel op Europees, nationaal als regionaal vlak. De enquête is gebaseerd op een steekproef van 35.000 ondernemingen (5,9 % van het totaal). De geselecteerde ondernemingen vertegenwoordigen 60 % van de werkgelegenheid en 75 % van de omzet van alle Belgische ondernemingen.
Ministerie van Economische Zaken
161
E8
Jaarverslag 1998
In 1998 werd vooral aandacht besteed aan volgende aspecten: - de antwoordmogelijkheden (elektronisch formulier) van de aangevers; - de betere integratie van de dienstensector in het geheel; - respecteren van de termijnen die door Eurostat (Dienst voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen) worden opgelegd voor de overzending van de resultaten; - voorbereiding, lancering, steekproeftrekking voor de structuurenquête jaargang 1997; - actieve deelname aan de discussies binnen Eurostat omtrent vorm en inhoud van het kwaliteitsrapport over de structuurenquête. Conjunctuurindicatoren De belangrijkste gebeurtenis voor de Eenheid Conjunctuurindicatoren in 1998 was ongetwijfeld de inwerkingtreding, op 25 juni 1998, van de Verordening inzake kortetermijnstatistieken van de Europese Unie. Die Verordening verplicht België, onder verantwoordelijkheid van het NIS en de Eenheid Conjunctuurindicatoren, om in totaal 38 conjunctuurindicatoren in industrie, bouw, handel en diensten op te stellen. De Eenheid Conjunctuurindicatoren berekent met een totaal vernieuwde methodologie zelf de belangrijkste indicator (productie-indexcijfers van industrie en bouwnijverheid) en legt de laatste hand aan de methodologie van een aantal andere indicatoren (omzet, nieuwe orders, werknemers, gewerkte uren, wedden en lonen in industrie en bouwnijverheid). Methodologisch zuiverde men de seizoensschommelingen uit. Met de nieuwe methode kunnen trendramingen gegeven worden voor de lopende periode en kunnen prognoses opgesteld worden. De cijfers worden gepubliceerd vanaf maart 1999. De eenheid Conjunctuurindicatoren werkte in coördinatie met de Dienst voor het Indexcijfer van het Bestuur Handelsbeleid aan de aanpassing van de productieprijsindices, de tweede belangrijkste conjunctuurindicator na de productie-indexcijfers. NIS procedures en -nomenclatuurconventies kunnen de bijwerking van de productieprijsindexcijfers vanaf 1999 mogelijk maken. Verder heeft de Eenheid Conjunctuurindicatoren in 1998 grote inspanningen gedaan om de verspreiding efficiënter en klantvriendelijker te maken. Via een databank op PC krijgen klanten nu binnen de minuut precies wat ze vragen. Er werd ook veel tijd besteed aan de omschakeling naar de nieuwe 2000-bestendige databank DB2, en aan de totale vernieuwing van de persberichten; beide zijn gepland voor begin 1999. Maandstatistieken van de industriële productie (Prodcom = Products of the European Community) Deze statistiek meet in heel de Europese gemeenschap gegevens inzake industriële productie op dezelfde manier via dezelfde productenlijsten, met dezelfde indeling van sectoren. De Prodcomlijst omvat 5.700 industriële producten (goederen maar ook een aantal industriële diensten). De meeste industriële ondernemingen met 10 of meer personeelsleden of met een jaaromzet van 100 miljoen BEF en sommige andere ondernemingen met een industriële nevenactiviteit van 20 personen, zijn onderworpen aan Prodcom. De gegevens die worden opgevraagd hebben betrekking op de hoeveelheid en de waarde van de leveringen tijdens de verslagmaand. In 1998 werd het aangeversbestand verbeterd door vergelijking met andere bronnen (DBRIS,
162
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
structuurenquête). Tevens werd een inspanning gedaan om industriële high-techbedrijven en opdrachtgevers in het aangeversbestand op te nemen. Een verdere stap in de kwaliteitscontrole was de vergelijking met de waarden in de structuurenquête. Ook op het gebied van de publicatie werden extra inspanningen geleverd: - voor niet-vertrouwelijke prodcomcodes werden hoeveelheidsgegevens gepubliceerd; - op voorstel van bedrijfsfederaties werden bepaalde aggregaten en speciale hergroeperingen gepubliceerd evenals regionale cijfers over productiewaarden en tewerkstelling in het regionaal statistisch jaarboek. Vanaf 1999 bestaat bij Prodcom, als eerste statistiek, de mogelijkheid om in Euro te antwoorden. Het ministerieel besluit van 21.05.1946 waarbij een maandelijkse statistiek van de voortbrenging in de waternijverheid wordt voorgeschreven, werd eveneens aangepast om te kunnen antwoorden in Euro en om te kunnen voldoen aan de nieuwe Europese Verordeningen ter zake. Bouwstatistieken Het Koninklijk Besluit van 03.12.1962 waarbij een maandelijkse statistiek van de bouwvergunningen, alsmede van de in de loop der maand begonnen gebouwen en voltooide gebouwen wordt voorgeschreven, werd in 1998 aangepast in overleg met de voornaamste gebruikers van deze statistieken (namelijk de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf en de Nationale Bank). De gebouwen moeten voor meer dan 50 % van de totale oppervlakte bestemd zijn voor huisvesting. De voornaamste aanpassingen waren: - de vraag naar de aanvangsdatum van de bouwwerken; - de vraag naar verduidelijkingen omtrent het type gebouw; - de precieze vraag naar het verwarmingstype, een betere definiëring van bouwfysische en gebruikerskenmerken van een gebouw. Het Koninklijk Besluit van 29.12.1978 waarbij het opmaken van een maandelijkse statistiek van de bedrijvigheid in de burgerlijke en utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenwerken wordt voorgeschreven, werd in 1998 eveneens aangepast: - de mogelijkheid wordt geboden om de bedragen uit te drukken in Euro vanaf 1999; - om tegemoet te komen aan de nieuwe Europese Verordeningen, werd het vragenformulier herzien. Handelsstatistieken De omschakeling van de frequentie van het onderzoek over de activiteit van de handelaars in ijzer en staal van driemaandelijks naar maandelijks heeft zes maanden achterstand opgelopen. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat dit onderzoek op louter vrijwillige basis gebeurt: het Koninklijk Besluit dat de rechtsgrond en de telplicht moet leveren, werd nog niet ondertekend door de minister. Voor de omzet verwezenlijkt door de kleinhandel werden de steekproefeenheden gelinkt met een NACE REV 1-nummer. De nieuwe steekproef voor 1998 werd ook gecodeerd met deze code, als gevolg van Europese Verordeningen. Methodologisch werden de seizoensschommelingen uitgezuiverd. Vervoers- en verkeersstatistieken Verkeersongevallen met letsels: het NIS heeft zijn medewerking verleend aan het CARE-pro-
Ministerie van Economische Zaken
163
E8
Jaarverslag 1998
ject, waarbij door Eurostat een databank wordt opgezet met geaggregeerde gegevens betreffende de verkeersongevallen in de Lid-Staten. De opbouw gebeurt in fasen en zal zijn verder verloop hebben in 1999. Met het doel over een adequaat en snel beleidsinstrument te beschikken stelt het NIS een statistiek op 2 maanden na de referentiemaand. Naargelang de behoeften van de beleidsinstanties zal deze snelle statistiek verder worden aangepast. De dienst “Vervoersstatistieken” tracht te voldoen aan de verplichtingen omtrent de Europese regelgeving. De statistiek van de zeevaart werd in 1998 voor het eerst verwerkt volgens een nieuwe methode (rechtstreekse invoer van gegevens op scherm) en volgens de eisen gesteld in de nieuwe Europese Richtlijn (95/64/EG) dat wil zeggen met uitbreiding van de informatie betreffende het container- en ro-ro-vervoer. Er werd gestart met de aanpassing van de statistiek van het goederenvervoer over de weg aan de nieuwe verordening (EG/1172/98). Een nieuw basisformulier werd ontworpen. Loon- en arbeidskoststatistieken Naast de lopende opdrachten, zoals de uitvoering van de loonenquêtes en de verwerking van de vierjaarlijkse enquête naar de arbeidskosten 1996, werd het voorbije jaar een vernieuwd systeem van loon- en arbeidskoststatistieken uitgewerkt. Dit project kadert in het objectief van de administratieve vereenvoudiging. De bestaande zesmaandelijkse loononderzoeken (met het onderzoek naar de arbeidsduur) namelijk: - Algemene enquête naar de brutomaandwedden van de bedienden in de dienstensector - Algemene enquête naar de verdiende bruto-uurlonen van de arbeiders in de nijverheid - Algemene enquête naar de wedden van de bedienden in de nijverheid - Enquête naar de wekelijkse arbeidsduur (arbeiders en bedienden) in de nijverheid worden vervangen door een nieuwe jaarlijkse enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen. Bovendien zal deze enquête ook de gegevens leveren voor de vierjaarlijkse statistieken over de structuur en de verdeling van de lonen, voorgeschreven door een EU-verordening in alle Lid-Staten. De vierjaarlijkse statistieken over de structuur en het niveau van de arbeidskosten, eveneens in het kader van een EU-verordening, zullen vanaf het jaar 2000 grotendeels opgesteld worden op basis van administratieve databanken, namelijk het RSZ-bestand met gegevens op het niveau van de werkgever en de Sociale Balans. Een beperkte complementaire vragenlijst zal opgesteld worden voor de ontbrekende informatie. Op basis van het RSZ-bestand werd eveneens een korte-termijnindicator ontwikkeld, namelijk een indexcijfer voor de loonkosten, die werd opgesteld vanaf 1995. Dit indexcijfer wordt overgenomen door de Europese Centrale Bank. Landbouwstatistieken Het lopende initiatief in het domein van de landbouwstatistieken wordt voortgezet om uit te
164
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
E8
monden in een grondige hervorming van het geheel. Tegen het jaar 2000 dient dit initiatief operationeel te zijn. In 1998 werd het Koninklijk Besluit van 09.09.1969 betreffende de maandelijkse statistiek van de tarwevoorraden aangepast. In het kader van de hervorming van de methodologie van de Europese en Nationale bevoorradingsbalansen (opgesteld door het Centrum voor Landbouweconomie) bleken nieuwe informatiebehoeften. Het KB uit 1969 voldeed noch vormelijk noch inhoudelijk aan deze informatiebehoeften. Zowel de aangifteformulieren als het aangeversbestand werden aangepast. Vakantieonderzoek In uitvoering van Richtlijn 95/57 EG van 23 november 1995 werd met de ervaring uit het verleden het vakantieonderzoek in 1998 aangepast. Bepaalde informatie over de vakantieuitgaven werd ter beschikking gesteld van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Grote aandacht werd besteed aan nieuwe verzameltechnieken (CATI: bevraging van de gezinnen per telefoon). Er werd een snelle maandelijkse toeristische indicator opgesteld voor de meting van het aantal overnachtingen en aankomsten. Ook kwamen er kwartaalresultaten van het reisonderzoek. De resultaten van de vakantie-enquête 1997, die werd uitgevoerd volgens een nieuwe methodologie en driemaandelijkse cijfers leverde, werden berekend en gepubliceerd. De enquête is nu doorlopend. Leefmilieustatistieken De eenheid milieu verzamelt vergelijkbare gegevens op Belgische schaal. De administratieve gegevens van de gewesten worden geharmoniseerd door de statistiekgroepen van het Coordinatiecomité voor het Internationaal Milieubeleid, waaraan de eenheid actief, zij het niet probleemloos deelneemt. Sinds 1998 beantwoordt het CCIM de vragenlijsten van de OESO en Eurostat en oefent het politieke controle uit op de gegevens. Het NIS heeft zich daar - tot nog toe vergeefs - tegen verzet, waardoor ons land in een illegale situatie tegenover Eurostat is verzeild geraakt, aangezien de statistische onafhankelijkheid niet meer gewaarborgd is. De eenheid “milieu” heeft echter de bestanden kunnen terugkrijgen en heeft ze vergeleken met andere bronnen om een referentiedatabank samen te stellen (uitstoot in de lucht, luchtkwaliteit, afval). Een kleine bibliotheek van milieustatistieken werd in het NIS ingericht en is toegankelijk voor het publiek. Door verzameling van administratieve gegevens konden voor het eerst Belgische milieustatistieken gepubliceerd worden in het Statistisch Overzicht van België en in het Statistisch Jaarboek, alsook op de Internet-site. De eenheid milieu ontwikkelde een gegevensbank over het bodemgebruik, op basis van administratieve gegevens (kadaster) en statistieken (landbouwtelling). De eerste resultaten werden gepubliceerd op de Internet-site onder de rubriek “sociale geografie”. De eenheid milieu heeft twee statistische pilootstudies uitgevoerd voor Eurostat: “Uitgaven voor de bescherming van het leefmilieu” en “Milieubelastingen”. Zo konden voor het eerst de betreffende vragenlijsten van Eurostat en de OESO beantwoord worden. In deze rapporten werd ook de problematiek van de eco-ondernemingen aangesproken.
Ministerie van Economische Zaken
165
E8
Jaarverslag 1998
Het NIS nam deel aan de statistiekgroepen “Milieustatistieken”, “Milieurekeningen” en “Uitgaven voor de bescherming van het leefmilieu” van Eurostat, alsook aan de groep over de toestand van het leefmilieu van de OESO en aan het seminarie van Eurostat over de bodembezetting. Het NIS heeft duurzame ondersteuning gegeven aan volgende initiatieven van de DWTC: “metagegevensbank voor duurzame ontwikkeling” en “leefmilieucompendium”. Ten slotte moedigde het NIS de bevoegde Administraties aan om deel te nemen aan verschillende themavergaderingen van Eurostat (afval, pesticiden, indicatoren van duurzame ontwikkeling). Door betrokkenheid van deze Administraties kan men in 1999 misschien pilootstudies uitvoeren voor Eurostat over pesticiden, regionale milieustatistieken, satellietrekeningen over het milieu en eco-ondernemingen, en zal men die over de uitgaven voor milieubescherming kunnen voortzetten. Audiovisuele industrie en markten De activiteiten van het NIS terzake vinden hun oorsprong in het Ontwerp van Beslissing van de Raad van de Europese Unie, die als doel heeft een infrastructuur voor de informatieopslag over audiovisuele industrieën en markten op te zetten. In dat verband moeten de Lid-Staten overgaan tot een behoeftenanalyse, een analyse van de bestaande gegevens en bronnen, de regelmatige informatieoverdracht van deze gegevens en tot de opzet, op vrijwillige basis, van proefonderzoek. Deze acties moeten uitgevoerd worden in de periode 1998-2001. In 1998 vervulde het NIS enkel een waarnemende rol en waakte het erover dat andere instanties die statistiekopdracht niet overnemen van het NIS. Statistieken van de Informatiemaatschappij en indicatoren van de elektronische handel Binnen het NIS boog men zich in 1998 over de verschillende facetten van de Informatiemaatschappij en stelde men een eerste planning op die moet leiden tot de uitbouw van een volwaardige Dienst “Statistieken van de Informatiemaatschappij”. In de schoot van de groep “Informatiemaatschappij” van het Ministerie van Economische Zaken werd aan het NIS gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken om indicatoren van de elektronische handel vast te leggen, zodat er een meetinstrument ter beschikking komt voor de overheid, instellingen en organisaties. De internationale ontwikkelingen (EUROSTAT, OESO, International Telecommunication Union -ITU) worden door het NIS als observator opgevolgd. Het meten van de indicatoren van de elektronische handel wordt bemoeilijkt door verschillende factoren. Het NIS tracht een antwoord te vinden op volgende vragen: welke gegevens zijn nodig en waar en hoe kunnen ze verkregen worden? De mogelijkheid wordt onderzocht om in bestaande enquêtes (Structuurenquête, Huishoudbudgetenquête, Toerisme-enquête) vragen in te lassen betreffende dit onderwerp. Het vastleggen van indicatoren voor de elektronische handel moet een van de grote doelstellingen worden voor 1999. Het NIS volgt de werkzaamheden van Eurostat en de OESO op, waarbij de verschillende aspecten van de Informatiemaatschappij zoals telecommunicatie, de audiovisuele sector, posterijen, informatica, alsook nieuwe industrieën en diensten (Internet, elektronische handel) aan bod komen. Door het internationale karakter van de statistieken over de Informatiemaatschappij leunt de strategie die het NIS volgt, nauw aan bij de beslissingen die door Eurostat en de OESO worden genomen.
166
Ministerie van Economische Zaken
Nationaal Instituut voor de Statistiek
9.4
E8
FINANCIËN
Statistiek van de aangiften in de BTW Deze statistiek wordt opgesteld op basis van de BTW-aangiften. De traditionele listings werden vervangen door een elektronische beheersvorm. Anderzijds werd in 1998 een volledige omwerking van de exploitatie van het bestand van de BTW-aangiften op stapel gezet. De eerste resultaten moeten beschikbaar zijn in de loop van 1999. De indeling van de ondernemingen in bedrijfstakken werd herzien, men is overgegaan naar de nomenclatuur NACE Rev. 1 en er gebeurden aanpassingen aan de wijzigingen in de BTW-reglementering. Faillissementen Voor de productie van een vernieuwde faillissementenstatistiek, die sinds 1998 maandelijks gepubliceerd wordt, is in ruime mate gebruik gemaakt van gegevens uit de databank van informatieplichtigen (DBRIS). Daardoor zijn enkele dagen na de referentiemaand tabellen beschikbaar met een indeling van de gefailleerden onder meer volgens grootte, bestaansduur en rechtsvorm van het bedrijf. Bovendien kunnen de faillissementen nauwkeuriger ingedeeld worden naar geografische ligging en aard van de uitgeoefende activiteit.
Ministerie van Economische Zaken
167
E8
168
Jaarverslag 1998
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Economische Zaken totaal
totaal
164,9
totaal 30,1
29,0 1,1
totaal 134,8
134,8
43,4
0,3
0,3
43,1
37,0 6,1
E
117,9
44,4
43,0
22,7 7,8
301,1
238,3 62,8
E3
23,7
6,0
12,0 5,7
247,4
210,8 36,6
E4
3.145,6 4.641,3522,8271,1
1.820,4
2.634,8103,8
1.920,258,5 714,6 45,3
69,6
1.753,4
460,0
459,0 1,0
465,4
17,8
30,3
38,1
13,3 0,4
116,5
91,8 24,7
E2
411,8 23,3
466,8
287,2 179,6
E1
E5
605,8
380,9
15,1
266,2
24,6
73,1 1,9
224,9
196,9 28,0
(1) De bedragen zijn hetzij vastleggingen op niet-gesplitste kredieten, hetzij ordonnanceringen op gesplitste en variabele kredieten. (2) De wetenschappelijke activiteiten betreffen de geologische studies (16,5) en B.A. 72.05 van de Metrologie (4,0).
TOTALEN
LASTEN VAN HET VERLEDEN - ex-nationale sectoren - nucleair passief
SUBSIDIES - nationale instellingen - internationale instellingen
DIVERSE - begrotingsfondsen - wetenschappelijke activiteiten (2)
INFORMATICA - centra voor informatieverwerking
WERKINGSKOSTEN - diensten en goederen - meubelen, machines, voertuigen - andere (verhuis, informatie, controles, enquêtes)
PERSONEEL - kabinetten - statutair - niet-statutair
kabinetten
Tabel 1 Begrotingsrealisaties 1998 Economische Zaken (1)
944,4
391,0
382,8 8,2
148,3
42,0 20,5
43,7 42,1
405,1
342,4 62,7
E6
417,0
47,6
1,8
43,8 2,0
369,4
357,1 12,3
E7
1.109,5
0,8
0,7 0,1
289,6
137,8
26,1
118,2 7,5
819,1
764,3 54,8
E8
11.865,8
3.573,8
1.753,4 1.820,4
3.590,4
2.821,2 769,2
1.573,4
139,6 20,5
404,0
149,6
767,9 91,8
3.128,2
134,8 2.525,8 467,6
TOTAAL
(in miljoenen frank)
BUDGET
BIJLAGE 1
169
BIJLAGE 1
170
Jaarverslag 1998
Ministerie van Economische Zaken
BIJLAGE 2
PERSONEEL
Tabel 2 Personeel op 31.12.1998 Contractuelen
Statutairen
Totaal
E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8
7 240 25 74 40 29 73 13 77
27 270 69 194 169 148 246 254 751
34 510 94 268 209 177 319 267 828
Totaal
578
2.128
2.706
Totaal 1997 Totaal 1996 Totaal 1995 Totaal 1994
2.395 2.348 2.348 3.311 Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Ministerie van Economische Zaken
171
BIJLAGE 2
Jaarverslag 1998
Tabel 3 Wervingen in 1998 Werving van contractuelen Niv1
Niv 2+
Niv 2
Niv 3
Niv 4
Totaal V
M
V
M
V
M
V
M
V
M
E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8
0 1 0 10 3 3 4 0 0
2 0 0 4 1 2 12 0 2
1 1 0 3 0 1 2 0 0
0 0 2 0 0 0 0 0 0
1 7 1 7 3 3 5 0 13
2 6 1 5 3 2 4 2 5
0 3 1 3 0 1 1 1 8
0 3 0 0 1 0 1 0 9
0 4 0 0 0 0 0 0 0
0 5 3 2 0 0 1 0 0
6 30 8 34 11 12 30 3 37
Totaal
21
23
8
2
40
30
18
14
4
11
171
Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Werving van statutairen
M
Niv2+ V
V
M
Niv3 V
Totaal
V
Niv1
Niv2
E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8
0 0 0 1 1 0 1 0 5
0 1 2 3 1 1 4 1 9
0 1 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 2
1 1 0 0 0 0 0 0 4
0 1 0 0 0 0 0 0 0
1 4 2 4 2 1 5 1 20
Totaal
8
22
1
2
6
1
40
Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
172
Ministerie van Economische Zaken
BIJLAGE 2
PERSONEEL
Tabel 4 Verdeling van het statutair personeel per niveau (in percent) op 31.12.1998 Bestuur E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8 Totaal
Niv1
Niv2+
Niv2
Niv3
Niv4
Totaal
0.7 1.8 1.6 3.9 2.5 2.6 4.6 2.4 4.7
0 0.8 0 0.1 0.0 1.3 0.4 6.0 1.5
0.4 2.8 0.7 2.5 2.6 0.7 1.4 1.5 9.5
0.1 2.7 0.9 2.4 2.5 1.6 4.0 1.5 15.9
0.0 4.6 0.0 0.2 0.3 0.8 1.1 0.5 3.8
1.3 12.7 3.2 9.1 7.9 7.0 11.6 11.9 35.3
24.8
10.1
22.0
31.7
11.4
100.0
Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Tabel 5 Verdeling van het statutair personeel per niveau en geslacht (in percent) op 31.12.1998 V
M
Totaal
Niv1 Niv2 Niv2+ Niv3 Niv4
5.5 11.8 3.1 20.6 6.7
19.3 10.2 7.0 11.0 4.7
24.8 22.0 10.1 31.7 11.4
Totaal
47.7
52.3
100.0 Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Tabel 6 Verdeling van het statutair personeel van niveau 1 per geslacht (in percent) op 31.12.1998 Rang
V
M
Totaal
10 11 12 13 14 15 16 17
17.3 0.9 0 3.4 0 0.4 0 0
56.0 2.7 2.1 14.2 0.4 1.3 1.1 0.2
73.3 3.6 2.1 17.6 0.4 1.7 1.1 0.2
Totaal
22.0
78.0
100.0 Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Ministerie van Economische Zaken
173
BIJLAGE 2
Jaarverslag 1998
Tabel 7 Aantal ambtenaren die de tweetaligheidspremie ontvingen op 31.12.1998 N1
N2+
N2
N3
N4
Totaal
E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8
1 12 1 5 7 4 7 12 12
0 5 0 0 0 4 1 11 5
1 4 0 3 3 4 0 3 18
0 7 1 2 2 4 7 1 28
0 3 0 0 0 0 0 0 3
2 31 2 10 12 16 15 27 66
Totaal
61
26
36
52
6
181
Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Tabel 8 Verminderde prestaties op 31.12.1998 Uitgedrukt in voltijdse eenheden N1
N2+
N2
N3
V
M
V
M
V
M
V
E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8
5 12 4 22 11 9 7 6 15
4 14 19 36 24 26 54 21 41
1 8 1 3 1 6 2 19 5
0 3 1 1 0 10 5 49 12
3 34 6 25 27 9 21 10 77
4 17 6 18 12 7 10 10 59
2 29 12 37 33 17 32 16 168
Totaal
92
238
46
80
212
142
345
N4 M
V
M
0 14 3 6 9 9 26 6 62
0 116 1 3 4 10 4 6 42
1 55 2 3 1 3 16 2 11
19 300 55 154 122 105 176 144 493
133
186
93
1.567
Totaal
174
Ministerie van Economische Zaken
BIJLAGE 2
PERSONEEL
Tabel 9 Vertrek in 1998 (pensioen, ontslag, overlijden, ...) Niv1
Niv2+
Niv2
Niv3
Niv4
Totaal
E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8
2 1 4 10 5 4 5 2 1
0 1 0 2 0 2 1 2 0
2 9 4 20 15 9 11 3 30
0 9 6 6 4 1 7 0 24
0 11 0 1 0 1 1 1 4
4 31 14 39 24 17 25 8 59
Totaal
34
8
103
57
19
221
Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Tabel 10 Verdeling van het personeel per leeftijd op 31.12.1998 Contractuelen aantal %
Statutairen aantal %
Totaal aantal
%
<20 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65 & +
12 63 111 94 88 71 50 58 20 9 2
0,44 2,33 4,10 3,47 3,25 2,62 1,85 2,14 0,74 0,33 0,07
0 21 79 221 344 470 484 331 152 25 1
0 0,78 2,92 8,17 12,71 17,37 17,89 12,23 5,62 0,92 0,04
12 84 190 315 432 541 534 389 172 34 3
0,44 3,10 7,02 11,64 15,96 19,99 19,73 14,38 6,36 1,26 0,11
Totaal
578
21,36
2.128
78,64
2.706
100,00
Bron: MEZ, Bestuur Algemene Diensten
Ministerie van Economische Zaken
175
BIJLAGE 2
176
Jaarverslag 1998
Ministerie van Economische Zaken
WETTEN EN BESLUITEN
BIJLAGE 3
Selectie van wetten en besluiten van het Ministerie van Economische Zaken verschenen in het Belgisch Staatsblad in 1998 1
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
26 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 februari 1995 waarbij bepaalde personeelsleden aangewezen worden om overtredingen op te sporen en vast te stellen die verband houden met de statistieken bedoeld in artikel 108, f, van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. Publicatie: 1999-02-10 26 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 1993 betreffende de afgifte van kopieën van het dossier zoals bedoeld in de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging. Publicatie: 1999-02-12 21 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de nationale groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van de coöperatieve vennootschappen. Publicatie: 1999-01-01 18 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit nr. 67 houdende erkenning in toepassing van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Publicatie: 1999-02-03 17 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende de aanduiding van commissielonen op het wisselen van munteenheden van de eurozone tijdens de overgangsperiode. Publicatie: 1998-12-29 17 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende de dubbele prijsaanduiding van producten en diensten in Belgische frank en in euro. Publicatie: 1998-12-29 17 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 25 februari 1997 tot verlaging van de prijzen van sommige terugbetaalbare geneesmiddelen. Publicatie: 1998-12-19 17 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 februari 1965 waarbij een maandelijks statistisch onderzoek naar het omzetcijfer verwezenlijkt door zekere kleinhandelsondernemingen wordt voorgeschreven. Publicatie: 1999-01-08 17 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1977 waarbij het opmaken van periodieke statistieken van bepaalde overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten wordt voorgeschreven. Publicatie: 1999-01-23
Ministerie van Economische Zaken
177
BIJLAGE 3
Jaarverslag 1998
17 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit waarbij het opmaken van een maandelijkse statistiek van de bedrijvigheid in de burgerlijke en utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw wordt voorgeschreven. Publicatie: 1999-01-23 16 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot opdracht aan de Minister van Economie en aan de Minister belast met Energie van de bevoegdheid modellen van formulieren aan te passen aan de euro. Publicatie: 1998-12-29 16 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 waarbij een maandelijks statistisch onderzoek bij steekproef naar het omzetcijfer verwezenlijkt door de kleinhandelsondernemingen wordt voorgeschreven. Publicatie: 1999-01-08 16 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 februari 1993 tot verplichte mededeling van de gegevens voor de berekening van het indexcijfer der consumptieprijzen. Publicatie: 1999-01-09 16 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 6 april 1993 tot vaststelling van het model van het formulier van verzoek tot verlening van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen. Publicatie: 1999-01-27 16 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 juni 1987 tot vaststelling van het model van het formulier voor het verzoek tot verlening van een uitvindingsoctrooi. Publicatie: 1999-01-27 15 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 17 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Publicatie: 1998-12-29 15 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 mei 1946 waarbij een maandelijkse statistiek van de voortbrenging in de waternijverheid wordt voorgeschreven. Publicatie: 1999-01-01 15 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 oktober 1994 betreffende de steekproefonderzoekingen door het Nationaal Instituut voor de Statistiek naar de lonen, de wedden en de arbeidsduur in de handel, nijverheid en diensten. Publicatie: 1999-01-01 15 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 januari 1994 betreffende een maandelijkse enquête naar de industriële productie. Publicatie: 1999-01-08
178
Ministerie van Economische Zaken
WETTEN EN BESLUITEN
BIJLAGE 3
15 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 mei 1989 betreffende de overdracht aan niet-kernwapenstaten van kernmaterialen, kernuitrustingen, technologische kerngegevens en hun afgeleiden. Publicatie: 1999-01-12 14 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 55bis van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Publicatie: 1998-12-23 11 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot aanstelling van de ambtenaren die belast zijn met het opsporen en het vaststellen van de inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro. Publicatie: 1998-12-24 11 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro de minnelijke schikking bedoeld in artikel 61 voor te stellen. Publicatie: 1998-12-24 9 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 29 december 1989 betreffende de prijzen van de terugbetaalbare geneesmiddelen. Publicatie: 1998-12-12 9 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de artikelen 3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro. Publicatie: 1998-12-24 7 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende de overschakeling op de euro in de jaarrekening van de verzekeringsondernemingen. Publicatie: 1998-12-25 7 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende de overschakeling op de euro in de geconsolideerde jaarrekening van de verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen. Publicatie: 1998-12-25 7 DECEMBER 1998 - Wet tot wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. Publicatie: 1998-12-23 7 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende de overschakeling op de euro in de jaarrekening van private voorzorgsinstellingen. Publicatie: 1998-12-25 25 NOVEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 79, 80, 85, 96, 104, 126 en 131 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. Publicatie: 1999-03-09
Ministerie van Economische Zaken
179
BIJLAGE 3
Jaarverslag 1998
9 NOVEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende toekenning van een speciale delegatie van handtekening voor bepaalde stukken in verband met uitvindingsoctrooien, aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen en aanvullende beschermingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen en betreffende het aanduiden van de ambtenaar die bevoegd is de processen-verbaal van indiening van octrooiaanvragen en van aanvragen voor aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen en aanvullende beschermingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen. Publicatie: 1998-12-31 8 NOVEMBER 1998 - Koninklijk besluit houdende de benoemingen bij de Hoge Raad voor de Statistiek. Publicatie: 1998-11-24 8 NOVEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende het aanvragen en het verlenen van aanvullende beschermingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen. Publicatie: 1999-01-09 4 NOVEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 april 1997 genomen in toepassing van de artikelen 8 en 12 van het koninklijk besluit van 23 maart 1997 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke bepaalde elektrische machines, apparaten en leidingen moeten bieden. Publicatie: 1998-12-12 14 OKTOBER 1998 - Koninklijk besluit houdende de oprichting bij het Ministerie van Economische Zaken van een cel ter recuperatie van goederen die in de loop van de Tweede Wereldoorlog in België werden geroofd. Publicatie: 1999-04-09 28 SEPTEMBER 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juni 1976 houdende vaststelling van het bedrag van de vergoeding voor de afgifte van oorsprongscertificaten. Publicatie: 1998-10-27 14 SEPTEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging het ministerieel besluit van 3 november 1958 houdende ambtelijke erkenning en indeling van de springstoffen en houdende ambtelijke erkenning en indeling van elektrische momentslagpijpjes en tijdslagpijpjes van matige stroomsterkte (U-type) van de merken DNAG en Davey-Bickford. Publicatie: 1998-11-26 4 SEPTEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot aanwijzing van de personeelsleden van de Algemene Inspectie van de Prijzen en de Mededinging bedoeld bij artikel 23, § 3, van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging. Publicatie: 1998-10-17 3 SEPTEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende het uit de handel nemen en het schorsen van het op de markt brengen van laserpennen van klasse 3 of hoger, evenals de toestellen die dergelijke laserpennen bevatten. Publicatie: 1998-09-16
180
Ministerie van Economische Zaken
WETTEN EN BESLUITEN
BIJLAGE 3
31 AUGUSTUS 1998 - Koninklijk besluit tot benoeming van de leden van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Publicatie: 1998-10-16 10 AUGUSTUS 1998 - Koninklijk besluit houdende benoeming van de voorzitters, de leden en secretarissen van de provinciale commissie voor de distributie. Publicatie: 1998-09-04 10 AUGUSTUS 1998 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 8 van de wet van 23 april 1998 houdende begeleidende maatregelen tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers. Publicatie: 1998-10-17 30 JULI 1998 - Ministerieel besluit tot verlening, voor het vervoer van springstoffen aan bepaalde kaaien van de haven van Antwerpen, van een afwijking op de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen. Publicatie: 1998-10-13 27 JULI 1998 - Ministerieel besluit tot aanduiding van de ambtenaren, belast de Minister tot wiens bevoegdheid de Energie behoort, te vertegenwoordigen, overeenkomstig sommige besluiten genomen tot uitvoering van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen. Publicatie: 1998-10-10 24 JULI 1998 - Ministerieel besluit tot vaststelling voor het dienstjaar 1998 van het bedrag van het inschrijvingsrecht bedoeld in artikel 10, 6° van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen. Publicatie: 1998-08-26 23 JULI 1998 - Ministerieel besluit houdende het uit de handel nemen van producten gevuld met gevaarlijke stoffen en die aantrekkelijk kunnen zijn voor kinderen. Publicatie: 1998-09-03 14 JULI 1998 - Wet houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op de bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen. Publicatie: 1998-09-18 5 JULI 1998 - Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen. Publicatie: 1998-07-31 5 JULI 1998 - Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 1395 van het Gerechtelijk Wetboek. Publicatie: 1998-07-31 5 JULI 1998 - Wet betreffende het aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbescher-
Ministerie van Economische Zaken
181
BIJLAGE 3
Jaarverslag 1998
mingsmiddelen. Publicatie: 1998-08-28 5 JULI 1998 - Wet tot wijziging van de artikelen 1481, 1482 en 1488 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het beslag inzake namaak. Publicatie: 1998-08-28 5 JULI 1998 - Wet tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. Publicatie: 1998-09-18 5 JULI 1998 - Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen. Publicatie: 1998-09-18 1 JULI 1998 - Ministerieel besluit houdende het ontslag en benoeming van de adjunct-secretaris van de Raad voor de Mededinging. Publicatie: 1998-07-17 16 JUNI 1998 - Ministerieel besluit houdende het uit de handel nemen en het schorsen van het op de markt brengen van de opblaasbare vaartuigen “luchtmatras-waterfietsen Aqualine 11 Monello 220”, referentie Lec 100 S 545 Import. Publicatie: 1998-07-02 15 JUNI 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 17 november 1981 genomen in uitvoering van artikel 10 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1981 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen die het elektrisch materieel, bestemd voor gebruik in explosieve omgeving, evenals de stopcontacten voor huishoudelijk gebruik en de voedingsinrichtingen voor elektrische afsluitingen moeten bieden. Publicatie: 1998-08-01 12 JUNI 1998 - Ministerieel besluit houdende aanwijzing van de ondervoorzitter van het Comité voor het toekennen van het Europese milieukeurmerk. Publicatie: 1998-06-26 5 JUNI 1998 - Ministerieel besluit houdende de lijst van de leidingen van de Nationale Maatschappij der Pijpleidingen die grote infrastructuren voor het binnenlandse vervoer van energieproducten uitmaken. Publicatie: 1998-06-27
27 APRIL 1998 - Ministerieel besluit waarbij de uit- en doorvoer van sommige goederen met bestemming Angola aan vergunning onderworpen wordt. Publicatie: 1998-06-04 24 APRIL 1998 - Koninklijk besluit tot vaststelling van de taalkaders voor de centrale diensten
182
Ministerie van Economische Zaken
WETTEN EN BESLUITEN
BIJLAGE 3
en de uitvoeringsdiensten waarvan de werkkring geheel het land bestrijkt van het Ministerie van Economische Zaken. Publicatie: 1998-05-30 23 APRIL 1998 - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van het Nationaal Waarborgfonds inzake Kolenmijnschade overgaan naar het Ministerie van Economische Zaken. Publicatie: 1998-06-11 16 APRIL 1998 - Wet houdende tiende aanpassing van de Algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 1997 - Sectie 32 - Ministerie van Economische Zaken. Publicatie: 1998-07-01 16 APRIL 1998 - Koninklijk besluit houdende benoeming van de secretaris en de adjunct-secretaris van de Hoge Raad voor de Statistiek. Publicatie: 1998-05-21 9 APRIL 1998 - Ministerieel besluit tot benoeming van de Algemeen Penningmeester van het Commissariaat-generaal van de Belgische Regering bij de Wereldtentoonstelling van Hannover in 2000. Publicatie: 1998-04-25 1 APRIL 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 25 juni 1975 tot vaststelling der perimeters voor het vervoer met taxi’s. Publicatie: 1998-04-15 1 APRIL 1998 - Ministerieel besluit genomen in toepassing van artikel 12 van het koninklijk besluit van 23 maart 1977 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke bepaalde elektrische machines, apparaten en leidingen moeten bieden. Publicatie: 1998-04-29 31 MAART 1998 - Koninklijk besluit houdende ontslag en benoeming van leden van het wetenschappelijk comité voor de economische begroting opgericht bij het Instituut voor de nationale rekeningen. Publicatie: 1998-04-25 31 MAART 1998 - Koninklijk besluit betreffende de Hoge Raad voor de Statistiek. Publicatie: 1998-05-06 25 MAART 1998 - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden bij het Ministerie van Economische Zaken. Publicatie: 1998-04-30 24 MAART 1998 - Ministerieel besluit waarbij de uit- en doorvoer van sommige goederen met bestemming SIERRA LEONE aan vergunning onderworpen wordt. Publicatie: 1998-04-16 16 MAART 1998 - Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst der graden die toegang geven
Ministerie van Economische Zaken
183
BIJLAGE 3
Jaarverslag 1998
tot bij verandering van graad of bij bevordering door verhoging in graad te verlenen graden en tot vaststelling van de wijze waarop een vacante betrekking wordt toegekend. Publicatie: 1998-04-30 13 MAART 1998 - Wet tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Publicatie: 1998-04-09 9 MAART 1998 - Koninklijk besluit houdende regeling van de loopbaan van monitor bij het Ministerie van Economische Zaken. Publicatie: 1998-04-30 4 MAART 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 1993 waarbij een maandelijkse statistiek van het goederenverkeer tussen België en de andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, met uitzondering van het Groothertogdom Luxemburg, wordt voorgeschreven. Publicatie: 1998-05-05 4 MAART 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1993 betreffende landtanks. Publicatie: 1998-06-10 2 MAART 1998 - Koninklijk besluit betreffende de werkingswijze van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten. Publicatie: 1998-04-08 2 MAART 1998 - Koninklijk besluit tot oprichting van het Belgisch Commissariaat-generaal bij de Wereldtentoonstelling van Hannover in 2000. Publicatie: 1998-04-10 1 MAART 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding voor homogene financiële diensten. Publicatie: 1998-03-11 1 MAART 1998 - Koninklijk besluit tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden bij het Ministerie van Economische Zaken. Publicatie: 1998-03-31 1 MAART 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding voor homogene financiële diensten. Publicatie: 1998-04-02 26 FEBRUARI 1998 - Ministerieel besluit betreffende de lijst der gemeenten waar een onderzoek bij steekproef naar de omvang van de varkensstapel op 1 april en 1 augustus 1998 wordt uitgevoerd. Publicatie: 1998-03-25 24 FEBRUARI 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 5 augustus
184
Ministerie van Economische Zaken
WETTEN EN BESLUITEN
BIJLAGE 3
1996 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Beheerscomité van het Fonds voor de analyse van aardolieproducten, ingesteld bij artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 februari 1995 tot vaststelling van de modaliteiten voor de werking van het Fonds voor de analyse van aardolieproducten. Publicatie: 1998-06-23 23 FEBRUARI 1998 - Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst der graden die toegang geven tot bij verandering van graad of bij bevordering door verhoging in graad te verlenen graden en tot vaststelling van de wijze waarop een vacante betrekking wordt toegekend. Publicatie: 1998-03-31 18 FEBRUARI 1998 - Ministerieel besluit tot vaststelling van de marges voor implantaten. Publicatie: 1998-04-03 10 FEBRUARI 1998 - Koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken die behoren tot de niveaus 1 en 2+. Publicatie: 1998-03-31 10 FEBRUARI 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het reglement gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 september 1975 betreffende de gewichten van 1 milligram tot 50 kilogram. Publicatie: 1998-04-16 6 FEBRUARI 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 16 mei 1977 tot afwijking van de bepalingen van het ministerieel besluit van 5 november 1955 houdende reglementering der prijzen van de elektrische laagspanningsenergie en tot bekrachtiging van algemene tarieven met een vaste term. Publicatie: 1998-03-12 29 JANUARI 1998 - Koninklijk besluit houdende benoeming van een commissaris-generaal en een adjunct-commissaris-generaal van de Belgische Regering bij de Wereldtentoonstelling van Hannover in 2000. Publicatie: 1998-03-28 22 JANUARI 1998 - Koninklijk besluit betreffende het indienen van de klachten en verzoeken bedoeld bij artikel 23, § 1, c) en d) van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging. Publicatie: 1998-04-24 22 JANUARI 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten van 15 maart 1993 betreffende de procedures inzake bescherming van de economische mededinging, van 23 maart 1993 betreffende de verzoeken en de aanmeldingen bedoeld in de artikelen 6 en 7 van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging en van 23 maart 1993 betreffende het aanmelden van de concentraties van ondernemingen bedoeld in artikel 12 van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging. Publicatie: 1998-04-24 21 JANUARI 1998 - Ministerieel besluit houdende verdeling van de betrekkingen van de niveaus 1 en 2+ van de personeelsformatie van het Ministerie van Economische Zaken over
Ministerie van Economische Zaken
185
BIJLAGE 3
Jaarverslag 1998
de verschillende besturen. Publicatie: 1998-02-28 7 JANUARI 1998 - Koninklijk besluit houdende ontslag en benoeming van de leden van het wetenschappelijk comité voor de nationale rekeningen opgericht bij het Instituut voor de nationale rekeningen. Publicatie: 1998-01-31 7 JANUARI 1998 - Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 2 juni 1977 betreffende het gebruik van petroleumbrandstoffen en aardgas en het aanhouden van voorraden van fossiele brandstoffen door de elektrische centrales en het koninklijk besluit van 2 juni 1977 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 2 juni 1977 betreffende het gebruik van petroleumbrandstoffen en aardgas en het aanhouden van voorraden van fossiele brandstoffen door de elektrische centrales. Publicatie: 1998-03-27
2
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
10 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 8 maart 1993 tot regeling van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie, gewijzigd door het koninklijk besluit van 30 december 1993. Publicatie: 1999-02-04 14 SEPTEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 24 maart 1998 waarbij de uit- en doorvoer van sommige goederen met bestemming Sierra Leone aan vergunning onderworpen worden. Publicatie: 1998-11-11
3
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID
31 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 juni 1995, betreffende de voorlichting van de ondernemingsraden inzake tewerkstelling, met het oog op de invoering van de euro. Publicatie: 1999-01-27 10 AUGUSTUS 1998 - Koninklijk besluit tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende liften. Publicatie: 1998-09-11 10 JULI 1998 - Wet tot bepaling van de voorwaarden waaronder de winstdeelnemingen niet meegerekend worden voor de berekening van de loonkostontwikkeling.
186
Ministerie van Economische Zaken
WETTEN EN BESLUITEN
BIJLAGE 3
Publicatie: 1998-08-19
4
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN MINISTERIE VAN JUSTITIE
1 MAART 1998 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 februari 1991 houdende de inwerkingtreding en uitvoering van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. Publicatie: 1998-04-10 27 JANUARI 1998 - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 10, § 2, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. Publicatie: 1998-04-04
5
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW
1 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende de toepassing van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van huishoudelijke apparaten, wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke wasmachines betreft Publicatie: 1999-01-13 1 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende de toepassing van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van huishoudelijke apparaten, wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke elektrische droogtrommels betreft. Publicatie: 1999-01-13 1 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende de toepassing van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van huishoudelijke apparaten, wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke was-droogcombinaties betreft. Publicatie: 1999-01-13 1 DECEMBER 1998 - Ministerieel besluit houdende de toepassing van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van huishoudelijke apparaten, wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke afwasmachines betreft. Publicatie: 1999-01-13
6
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID EN MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
Ministerie van Economische Zaken
187
BIJLAGE 3
Jaarverslag 1998
5 OKTOBER 1998 - Koninklijk besluit tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten. Publicatie: 1998-12-17
7
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID, MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW
3 FEBRUARI 1998 - Koninklijk besluit tot beperking van het op de markt brengen, de vervaardiging en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (asbest). Publicatie: 1998-02-21
8
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN FINANCIËN EN MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW
27 NOVEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende normen voor de energie-efficiëntie van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan. Publicatie: 1998-12-30
9
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN, MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW, MINISTERIE VAN JUSTITIE EN MINISTERIE VAN FINANCIËN
15 DECEMBER 1998 - Koninklijk besluit betreffende de overschakeling op de euro in het boekhoudrecht. Publicatie: 1998-12-25
188
Ministerie van Economische Zaken
AFKORTINGENLIJST
BIJLAGE 4
Afkortingenlijst ASEM BBA BCP BEF BELCERT BELINDIS BELTEST BEST BGD BIRB BKO BMC BO BS BTW CANVEK CAP CCIM CERT CFS CIS COICOP DBCHRO DBREF DBRIS DWTC E E1 E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8 EA EFDA EG EGKS EMAS ENOVER ESA
Asia Europe Meeting Belgian Bioindustries Association Belgisch Continentaal Plat Belgische frank accreditatiesysteem voor Certificatie-instellingen van kwaliteitssystemen, producten en personen Belgian Information and Dissemination Service accreditatiesysteem voor Testlaboratoria en keuringsinstellingen Business Environment Simplification Task force Belgische Geologische Dienst Belgisch Interventie en Restitutie Bureau Belgische Kalibratie Organisatie Bureau voor Methodologie en Coördinatie Business Objects Belgisch Staatsblad Belasting op de Toegevoegde Waarde Commissie van Advies voor de Niet-Verspreiding van Kernwapens Controle A Posteriori Coördinatiecomité voor Internationaal Milieubeleid Committee on Energy Research and Technology Commissie Federale Samenwerking Commissie Internationale Samenwerking Classification of Individual Consumption by Purpose Databank van de chronologische reeksen resultaatgegevensbank voor verspreiding databank van statistische informatieplichtigen Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden Secretariaat-generaal Bestuur Algemene Diensten Bestuur Energie Bestuur Handelsbeleid Bestuur Economische Betrekkingen Bestuur Economische Informatie Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Bestuur Economische Inspectie Nationaal Instituut voor de Statistiek European cooperation for Accreditation European Fusion Development Agreement Europese Gemeenschap Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal Eco Management and Audit System Energie-Overleggroep Europese Ruimtevaart Organisatie
Ministerie van Economische Zaken
189
BIJLAGE 4
EU EURATOM EUROMED EUROSTAT FAFI FAPETRO FIMS FIPOL FRDO FYROM GATS GATT GICP GIS GLP HS IAAE ICDO IEA IEC IEF IMO INR IRE ITA ITER IWONL
Jaarverslag 1998
JET KB KMO kV M MB MEZ MOX N NBB NIRAS NIS NIV NR NSG OESO OFO OTO PBEG
Europese Unie Europese Gemeenschap voor atoomenergie Euromediterraan partnerschap Bureau voor de statistiek van de EU Federal Agency for Foreign Investors Fonds voor de Analyse van Aardolieprodukten Financial Information Management System Internationaal Fonds voor de vergoeding van schade door Olie Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling Former Yugoslavian Republic of Macedonia General Agreement on Trade in Services General Agreement on Tarifs and Trade Geharmoniseerd Indexcijfer van de Consumptieprijzen Geografical Information System Gemeenschappelijke Landbouwpolitiek hoogspanning Internationaal Agentschap voor Atoomenergie Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling Internationaal Energie Agentschap Interministeriële Economische Commissie licentie “Information Engineering Facility” Internationale Maritieme Organisatie Instituut voor de Nationale Rekeningen Instituut voor Radio-Elementen Information Technology Agreement International Thermonuclear Experimental Reactor Instituut voor aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw Joint European Torus Koninklijk Besluit Kleine en Middelgrote Ondernemingen kilo Volt Mannen Ministerieel Besluit Ministerie van Economische Zaken Mengoxide Niveau Nationale Bank van België Nationale Instelling voor Radio-actief Afval en Splijtstoffen Nationaal Instituut voor de Statistiek Niveau Nationale Rekeningen Nuclear Suppliers Group Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Opleidingsinstituut van de Federale Overheid Onderzoek en Technologische Ontwikkeling Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
190
Ministerie van Economische Zaken
AFKORTINGENLIJST
PECO PRODCOM PVV PVW REG RSZ RSZPPO SCK SEO SI SLIM SOM SOMTI TES TRIP’s V VITO VN VTN WHO WHPC WTCB
BIJLAGE 4
Pays d’Europe Centrale et Orientale Products of the European Community Proces-Verbaal van Verhoor Proces-Verbaal van Waarschuwing Rationeel Energie Gebruik Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Studiecentrum voor Kernenergie Structuurenquête bij de ondernemingen Internationaal Stelsel Simpler Legislation for the Internal Market Senior Officials Meeting Senior Officials Meeting on Trade on Investment Training for European Statisticians Trade Related to aspects of Intellectual Property rights Vrouwen Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Verenigde Naties Versterking Transport- en transit Net Wereldhandelsorganisatie Wet van 14 juli 1991 betreffende de Handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de Consument Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf
Ministerie van Economische Zaken
191
BIJLAGE 4
192
Jaarverslag 1998
Ministerie van Economische Zaken
HOE ZICH WENDEN TOT HET MINISTERIE
BIJLAGE 5
Hoe kan u zich tot het Ministerie van Economische Zaken wenden? http://www. mineco.fgov.be belstat.fgov.be investinbelgium.fgov.be statbel.fgov.be Secretariaat-generaal de Meeûssquare 23 1000 Brussel tel: 02/506.51.11 fax: 02/513.29.54 Bestuur Algemene Diensten de Meeûssquare 23 1000 Brussel tel: 02/506.51.11 fax: 02/514.24.72 Bestuur Energie North Gate III E. Jacqmainlaan 154 1000 Brussel tel: 02/206.41.11 fax: 02/206.57.32 Bestuur Handelsbeleid North Gate III E. Jacqmainlaan 154 1000 Brussel tel: 02/206.41.11 fax: 02/206.57.63 Bestuur Economische Betrekkingen Hoornstraat 43 1040 Brussel tel: 02/206.58.11 fax: 02/230.00.50 Bestuur Economische Informatie Nijverheidsstraat 6 1000 Brussel tel: 02/506.51.11 fax: 02/513.46.57
Ministerie van Economische Zaken
193
BIJLAGE 5
Jaarverslag 1998
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid North Gate III E. Jacqmainlaan 154 1000 Brussel tel: 02/206.41.11 fax: 02/206.57.46 Bestuur Economische Inspectie WTC III Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel tel: 02/208.36.11 fax: 02/208.39.15 Nationaal Instituut voor de Statistiek Leuvenseweg 44 1000 Brussel tel: 02/548.62.11 fax: 02/548.62.62
Informatieambtenaren Leo Jacobs (N) de Meeûssquare 23 1000 Brussel tel: 02/506.52.25 fax: 02/506.50.60 e-mail:
[email protected] Vincent Jumeau (F) de Meeûssquare 23 1000 Brussel tel: 02/506.54.47 fax: 02/506.50.60 e-mail:
[email protected]
Vormingsdirecteuren Marc Deprez (F) de Meeûssquare 23 1000 Brussel tel: 02/506.55.00 fax: 02/514.24.72 Gilberte De Wever (N) de Meeûssquare 23 1000 Brussel tel: 02/506.55.08 fax: 02/506.54.58
194
Ministerie van Economische Zaken
HOE ZICH WENDEN TOT HET MINISTERIE
BIJLAGE 5
Bibliotheken, leeszalen en informatie- en documentatiecentra Euroruimte groene tel: 0800-90804 fax: 02/512.18.85 Bibliotheek Queteletfonds Nijverheidsstraat 6 1000 Brussel tel: 02/506.61.51 en 02/506.60.54 fax: 02/506.84.25 Leeszaal dienst voor Industriële Eigendom North Gate III E. Jacqmainlaan 154 1000 Brussel tel: 02/206.48.18 fax: 02/206.57.50 Informatie- en documentatiecentra van het NIS Leuvenseweg 44 1000 Brussel tel: 02/548.63.65 en 02/548.63.66 fax: 02/548.63.67 Italiëlei 124 bus 85 2000 Antwerpen tel: 03/231.19.20 fax: 03/233.28.30 Coupure rechts 620 9000 Gent tel: 09/225.77.16 fax: 09/233.41.93 Bd de la Sauvenière 73/75 4000 Luik tel: 04/222.47.00 fax: 04/222.49.94 Centre Albert place Albert 1er/8ème étage 6000 Charleroi tel: 071/32.44.72 fax: 071/32.44.71
Ministerie van Economische Zaken
195
BIJLAGE 5
Jaarverslag 1998
Regionale directies van het Bestuur Economische Inspectie Brusselse agglomeratie + faciliteitengemeenten WTC III Simon Bolivaarlaan 30 1000 Brussel tel: 02/208.36.11 fax: 02/208.39.15 Provincies Oost- en West-Vlaanderen St. Lievenslaan 25 9000 Gent tel: 09/235.29.80 fax: 09/224.43.18 Provincies Antwerpen en Limburg Italiëlei 124 2000 Antwerpen tel: 03/206.94.40 fax: 03/206.94.65 Provincies Luik en Luxemburg Boulevard de la Sauvenière 73/2 4000 Liège tel: 04/222.09.33 fax: 04/222.32.36 Provincie Henegouwen Place Albert 1er, 4 - bte 3 6000 Charleroi tel: 071/31.61.15 fax: 071/30.17.51 Provincie Vlaams-Brabant Vital de Costerstraat 50 - bus 13 3000 Leuven tel: 016/22.83.16 fax: 016/20.75.83 Provincies Waals-Brabant en Provincie Namen Avenue Gouverneur Bovesse 25 5100 Jambes tel: 081/30.68.27 fax: 081/31.07.61
196
Ministerie van Economische Zaken