JAARVERSLAG 2013
jaarverslag 2012-2013 1
VOORWOORD Universiteiten zijn dienstverlenende organisaties bij uitstek en dus gevoelig voor de wisselwerking met interne en externe betrokkenen. Intern heeft de stagnerende werkingstoelage voor het hoger onderwijs een rem geplaatst op de expansie van het academisch personeel en de administratief/technische omkadering; aldus voert het stijgend studentenaantal de werkdruk op de onderwijsverantwoordelijken steeds verder op. Extern verwacht de samenleving terecht dat universiteiten kunnen optreden als motor van onderzoeksgestuurde vooruitgang. Onze wetenschappers die gefinancierd worden door diverse fondsen voor fundamenteel en gericht onderzoek worden aangesproken op de valorisatie van hun onderzoeksresultaten. Deze uitdagingen zijn gemeenschappelijk voor alle universiteiten in Vlaanderen en overstijgen de regionale grenzen. Binnen de Vlaamse Interuniversitaire Raad zoeken we naar gezamenlijke antwoorden en leren de universiteiten van elkaars ervaring. De rode draad die onze activiteiten in het afgelopen jaar verbond is deze van een betere afstemming op de maatschappelijke evolutie, waarmee we als opleiders, wetenschappers en werkgevers geconfronteerd worden. Zo ging heel wat aandacht naar de oriëntering van de studenten en dit zowel bij de overgang naar het hoger onderwijs als bij de uitbouw van masters die de verdieping en specialisatie moeten leveren voor een geslaagde doorstroming
2 hoofdstuk
naar de arbeidsmarkt. Ook de instellingsreview waarop alle universiteiten zich voorbereiden, staat in het teken van ons engagement naar een kwaliteitsvol hoger onderwijstraject en het nakomen van onze specifieke beleidskeuzes daaromtrent. De Vlaamse universiteiten maken ook samen de keuze om de maatschappelijke valorisatie van hun onderzoek structureel te verankeren en hierover naar de respectieve betrokkenen te communiceren. Voorbeelden zijn expertisenetwerken en onze gezamenlijke acties om jonge onderzoekers beter voor te bereiden op hun rol in de bredere samenleving. Ambitieuze externe doelstellingen mogen de aandacht voor het sociaal engagement binnen de universiteiten niet in het gedrang brengen. Alle universiteiten werken aan een inclusief diversiteits- en sociaal beleid en passen dit toe zowel op studenten als op personeel. Getuige daarvan zijn de genderplannen, de mobiliteits initiatieven en de samenwerkingsprojecten met het Zuiden. In het verkiezingsjaar 2014 willen we meer dan ooit het belang van instellingsoverschrijdende samenwerking in het licht stellen. Mede daarom hebben alle universiteiten en hogescholen een gezamenlijk memorandum gepubliceerd waarin de betekenis van het hoger onderwijs wordt aangegeven evenals de bekommernissen die we samen met de politieke verantwoordelijken willen aanpakken. Paul De Knop Voorzitter
Rosette S’Jegers Secretaris-generaal
TEN GELEIDE
De Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) is het overlegorgaan van de Vlaamse universiteiten. Als koepelorganisatie staat de VLIR in voor het organiseren, begeleiden en opvolgen van interuniversitair gedragen standpunten over een brede waaier van hogeronderwijsgerelateerde thema’s. In dit jaarverslag leest u welke thema’s en activiteiten het jaar 2013 kenmerkten voor de VLIR en de universiteiten. In lijn met onze nieuwsbrief VLIR-Kort houden we de onderwerpen bewust compact. Waar het past, verwijzen we voor meer duiding door naar onze website, naar VLIR-publicaties of naar initiatieven van partnerorganisaties. Aangevuld door onze website en nieuwsbrief toont dit jaarverslag aan hoe de VLIR de universiteiten bijstaat in het vormgeven van de verschillende rollen die zij vervullen in de samenleving: de rol van opleiders, maatschappelijke stakeholders en werkgevers.
INHOUD
4
UNIVERSITEITEN ALS OPLEIDERS
6 Oriëntering 7
Uitbreiding studieomvang
8 Lerarenopleiding 9
Wijziging academiejaar
10 Kwaliteitszorg 11
Learning Outcomes
12 DE UNIVERSITEITEN ALS MAATSCHAPPELIJKE STAKEHOLDERS 14
Kennis, innovatie, maatschappelijke valorisatie
18
Een sociaal engagement
20
Grenzen verleggen
24
DE UNIVERSITEITEN ALS WERKGEVERS
26
Publicatie Personeelsstatistieken
27
Actieplan Gender
28
Publicatie- en loopbaandruk voor jonge onderzoekers
29
Onderhandelingen in het Vlaams Onderhandelingscomité
30
Beroepsgeheim en discretieplicht in het hoger onderwijs
jaarverslag 2013 3
N E T I E T I S R E V I N U S E R D E D 1 I E L P O S AL
4
1
en ht ersiteit v i n u stgeric e m d o t k e n n to rsteu exibel e R onde fl I L , r V a e a kenb en. D ersiteit aal her v n i o n i t u a e n nd ter taak va r een in o n r o e v k s e n i bit is ee erwijs hun am d g n e o l r f e e v i ir o ovat iversita l en inn n o u r v s e t t i n e alit via i van kw pt hen l n e e h r e n v e eider Het le als opl l o r . n in hu liseren a e r e t ijs onderw
1 ORIËNTERING
De Vlaamse universiteiten spannen zich in om de oriëntering van de toekomstige en de beginnende student efficiënter te maken en een verhoogde instroom in de zogenaamde STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering en Mathematics) te bereiken. In 2012 nam de VLIR het initiatief om in samenspraak met de collega’s en studenten uit de hogescholen en het secundair onderwijs concrete voorstellen uit te werken om de overgang tussen secundair en hoger onderwijs te stroomlijnen en om de nefaste studie-uitval te beperken. In april 2013 bezorgde de VLIR namens alle overlegpartners een rapport aan de minister van Onderwijs: ‘Bouwen aan de brug tussen Secundair en Hoger onderwijs’. Het besluit hiervan is dat niet op selectie, maar wel op ondersteuning van de studiekeuze en onderwijsloopbaanbegeleiding ingezet moet worden. Het keuzeproces dient geleidelijk, over een zekere periode en gedeeltelijk op het ritme van de individuele leerling te verlopen. Daarnaast moet een snelle heroriëntering studenten helpen om studie-uitval te vermijden en het studierendement te verhogen. Te vroege keuzes of door socio-economische achtergrond gedreven ontwikkelingen in de studieloopbaan, mogen latere studiepaden niet zonder meer uitsluiten: het secundair onderwijs en het hoger onderwijs wensen een flexibele onderwijsorganisatie waar het recht op vrije keuze gekoppeld wordt aan een recht op studieloopbaanbegeleiding. Studenten en leerlingen worden in deze visie ‘empowered’ om zelf een gepaste studiekeuze te maken. De universiteiten menen dat het essentieel is om te investeren in een blijvend constructieve dialoog tussen secundair en hoger onderwijs. Niet in het minst nu het secundair onderwijs voor een grote hervorming staat. De universiteiten kijken uit naar de creatie van doorstroomrichtingen die leerlingen rechtstreeks voorbereiden op het hoger onderwijs en hopen in nauw overleg met het secundair onderwijs betrokken te kunnen zijn bij de uitbouw hiervan.
6 deel 1
Een overzicht van concrete voorstellen is te vinden in ‘Bouwen aan de brug tussen Secundair en Hoger Onderwijs’, het einddocument van het overleg tussen secundair en hoger onderwijs dd. 19 april 2013.
De nota heeft aanleiding gegeven tot een initiatief van de minister van Onderwijs Pascal Smet om, met de verschillende onderwijspartners, een aantal pilootprojecten rond oriëntering uit te werken. Dit initiatief zal geleid worden door Prof. dr. Ludo Melis, die ook voorzitter was van de ‘Bouwen aan de brug’-overleggroepen.
LEES MEER X www.vlir.be/orientering
2 UITBREIDING STUDIEOMVANG
In een geglobaliseerde kennismaatschappij en steeds complexer wordende samenleving, worden vele eisen gesteld aan de hoogst opgeleiden. Hedendaagse universitair afgestudeerden dienen niet alleen hun weg te weten in het geheel aan kennis in hun domein. Er worden hoe langer hoe meer vaardigheden van hen verwacht: ze horen innovatief en creatief te zijn, maar ook ondernemend met oog voor duurzaamheid; ze horen maatschappelijk geëngageerd te zijn binnen een internationale context; ze dienen de snelle wetenschappelijke en maatschappelijke evoluties mee vorm te geven of minstens op te volgen;…Bovendien horen onze afgestudeerden deze vaardigheden te kunnen uitdragen, want we leiden ook de leraren voor de nieuwe generaties op. De universiteiten zien het als hun taak de opleidingen toekomstgericht vorm te geven, met enerzijds een kennisbasis die stevig geworteld is in het wetenschappelijk onderzoek en anderzijds aandacht heeft voor de noodzakelijke vaardigheden en attitudes. Om die ambitieuze doelen ten dienste van de kennismaatschappij waar te maken, is het voor een aantal masteropleidingen nodig de studieomvang uit te breiden. De universiteiten willen evolueren naar een generieke structuur voor masteropleidingen, waarin binnen elke master opleiding afstudeerrichtingen ingebouwd worden met een welomschreven profiel:
In oktober 2013 dienden de universiteiten, onder coördinatie van de VLIR, een aanvraag in tot uitbreiding van de studieomvang van de opleidingen Oosterse Studies aan de UGent en KULeuven, gecoördineerd door de VLIR.
In het voorjaar van 2014 gebeurt een gelijkaardige oefening voor de opleidingen Logopedie & Audiologie, Politieke wetenschappen, Sociologie, Communicatie wetenschappen, EU-studies, Verzekeringen, en wordt een aanvraag voorbereid tot oprichting van een onderzoeksmaster in de Godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen.
pponderwijs ppwetenschappelijk onderzoek ppdisciplinaire verdieping met het oog op de arbeidsmarkt.
Met een volledige indaling van de lerarenopleiding in de bachelor- en masteropleidingen willen de universiteiten invulling geven aan de decretaal omschreven educatieve master. In elk van de drie profielen, komt het de kwaliteit van het onderwijs ten goede als er binnen de masteropleiding meer ruimte komt om een ‘mobility window’ in te bouwen.
jaarverslag 2013 7
3 LERARENOPLEIDING
Reflectie over het lerarenberoep Het lerarenberoep wordt stilaan een knelpunt op de arbeidsmarkt. Dit is onrustwekkend voor een loopbaan die zo cruciaal is binnen de integrale opleidingscyclus van onze jongeren. De geplande hervorming van het secundair onderwijs kan niet slagen zonder de betrokkenheid van leraren met de juiste competenties. De universiteiten engageren zich en stellen hun expertise ter beschikking. In mei 2013 werkten de universiteiten een nota uit over de kwalificatieniveaus en loopbanen van leraren, waarin ze een aantal voorstellen formuleren om de loopbaan van leraren aantrekkelijker te maken en beter af te stemmen op de eisen die het beroep in de toekomst zal stellen. In 2013 werd de evaluatie van de Specifieke lerarenopleidingen gepubliceerd en werd een beleidsevaluatie afgerond. Deze geven aan dat de universitaire lerarenopleidingen een goede kwaliteit bieden en dat het decreet in vele gevallen voldoende voorwaarden schept om nieuwe leraren naar behoren op te leiden. Tegelijk bieden de evaluaties een aantal aanknopingspunten om de lerarenopleidingen te herbekijken. In het voorjaar van 2014 formuleren de universiteiten een concreet voorstel voor de academische lerarenopleiding, waarin de opleiding geïntegreerd wordt in de bachelor- en masteropleiding en gevolgd wordt door een kwalitatief aanvangsbegeleidingstraject. Een lerarenopleiding in deze vorm kan de instroom van jonge leraren vergroten omdat ze zowel de initiële opleiding in omvang verkleint, als beginnelingen beter begeleidt bij de instap in het beroep. Aansluitend bij de initiële lerarenopleiding is een structureel ingebouwde aanvangsbegeleiding nodig tijdens de eerste werkjaren als leraar. De universiteiten investeren daarnaast in flexibele aanbiedingsmethoden om de combinatie van studeren en werken mogelijk te maken, zodat ook zij-instromers er hun weg in vinden.
LEES MEER X www.vlir.be/loopbaandebat
8 deel 1
- Nota ‘Kwalificatieniveaus en loopbanen van leraren: de visie van de universiteiten’ - Nota ‘Outside the box: Discussievoorstel over de lerarenopleiding’
Nood aan herziening van het stelsel van bekwaamheidsbewijzen De basis waarop leraren aangesteld kunnen worden is aan herziening toe: het stelsel van bekwaamheidsbewijzen is een onoverzichtelijk telefoonboek geworden dat log en niet-transparant diploma’s toekent aan onderwijsvakken. Hoger onderwijsdiploma’s wijzigen en de onderwijsvakken veranderen. Het ‘telefoonboek’ kan niet anders dan steeds achter de feiten aanlopen. De VLIR-werkgroep Lerarenopleiding concludeerde na overleg dat het logischer is om de vakbekwaamheid van leraren te bepalen aan de hand van hun vakdidactische vorming voor het brede domein waarin ze tewerkgesteld kunnen worden. Een mix van functies en kwalificatieniveaus kan bovendien verrijkend werken voor lerarenteams. Daarnaast is het door de flexibilisering van het onderwijs mogelijk om alle relevante competenties te verwerven buiten een diploma contract om. Creditcontracten worden in het huidige stelsel van de bekwaamheidsbewijzen onterecht gediscrimineerd. De VLIR heeft dan ook bij de minister gepleit om een nieuw systeem op te zetten voor de aanwerving van leerkrachten, eerder dan het oude systeem nog complexer te maken door het bij te werken.
4 WIJZIGING ACADEMIEJAAR
De Vlaamse universiteiten bestuderen de mogelijkheid om de academische kalender te herzien. Het oude jaarsysteem, met vakken die van oktober tot mei gedoceerd werden, één examenblok in juli, en een herkansingsmogelijkheid in september, bestaat in Vlaanderen niet meer. Vóór de flexibilisering sloot de organisatie van één examenperiode en één herkansingsperiode logisch aan bij de ordening van een opleiding in studiejaren. Door de invoering van flexibilisering is het concept academiejaar in plaats van een ordenende factor voor leervorderingen, enkel nog een ordening van onderwijs- en examenactiviteiten doorheen het jaar. De academische kalender is echter de omschakeling naar een flexibel semestersysteem niet gevolgd.
Binnen de VLIR startten de universiteiten, in overleg met de hogescholen en studenten, een verkenning op van andere manieren om het academiejaar in te delen. Het overleg beoogt geen verande ringen op korte termijn, maar een diepgaand onderzoek waarin gezocht wordt naar een indeling die voor alle geledingen in de samenleving voordelig is.
jaarverslag 2013 9
5 KWALITEITSZORG
Bestuurs- en overlegstructuren voor kwaliteitszorg krijgen verder vorm
De instellingsreview als wissel op de toekomst
De vroegere cellen kwaliteitszorg van VLIR en VLHORA, die verantwoordelijk waren voor het organiseren en ondersteunen van alle externe opleidingsvisitaties in het Vlaamse hoger onderwijs, werden in 2012 reeds samengevoegd en onder de algemene bevoegdheid van de VLUHR geplaatst. VLUHR-KZ kreeg een eigen directeur en wordt inhoudelijk aangestuurd door een autonoom opererend Bestuurscomité dat is samengesteld uit onafhankelijke kwaliteitszorgdeskundigen met een internationaal profiel.
In 2013 werd het beoordelingskader en het tijdspad voor de vanaf 2015 geplande instellingsreviews gefinaliseerd en organiseerde NVAO hierrond een aantal informatiesessies. De universiteiten blijven het lastig hebben met de erg sterke en potentieel inhoudelijk sturende beleidsfocus in het Vlaamse kader. Het verankeren van een gesloten lijst van specifieke beleidsthema’s in het evaluatiekader staat haaks op het aangekondigde concept van een review die uit zou gaan van de visie en beleidskeuzes van de instellingen zelf.
In 2013, het jaar waarin een nieuwe ronde opleidingsvisitaties van start ging, werd deze structuur verder vervolledigd met de oprichting van een Adviescommissie Kwaliteitszorg. Via de Adviescommissie worden de hogeronderwijsinstellingen, studenten en sociale partners structureel betrokken bij het beleid van het Bestuurscomité en de werkzaamheden van de Cel.
Toch willen de universiteiten de instellingsreviews aangrijpen als een hefboom voor verandering en ook hier vinden VLIR en VLHORA elkaar. In de voorbereidingen op een gezamenlijk Memorandum hebben onze respectieve werkgroepen in 2013 een pleidooi uitgewerkt voor een slimmer en vooral slanker stelsel. We willen in de eerste ronde instellingsreviews (2015-2017) aantonen dat we de kwaliteit van onze beleidsvoering en onze eigen opleidingen stevig in handen hebben, en de externe opleidingsbeoordeling vervolgens organiseren op een steekproefsgewijze basis. Dit is volgens universiteiten en hogescholen de uitgelezen weg om een robuust verantwoordingsmodel te koppelen aan het efficiënter inzetten van de middelen. Die piste gaan we in 2014 binnen onze werkgroepen verder verkennen om na de decretaal verankerde evaluatie van het stelsel in 2018 versneld te kunnen overstappen op een dergelijk gevorderd systeem.
Tegen deze achtergrond heroriënteerde de VLIR haar eigen interne werking rond kwaliteitszorg. De universiteiten blijven het immers belangrijk vinden om gezamenlijk de ontwikkelingen op het vlak van externe kwaliteitszorg én de effecten van het nieuwe visitatie-/accreditatiestelsel van nabij op te volgen. De ad hoc Werkgroep Nieuw Accreditatie Stelsel (NAS) werd in 2013 omgevormd tot een reguliere Werkgroep Kwaliteitszorg waarin de beleidsverantwoordelijken onderwijs en de kwaliteitszorgexperten uit de universiteiten zich samen buigen over kwaliteitszorggerelateerde dossiers. De nieuwe werkgroep ontwikkelt standpunten voor het overleg met overheid, NVAO en studenten. Hij bereidt de vergaderingen van de Adviescommissie voor, en legt zich toe op het onderling uitwisselen van ervaringen en het delen van expertise. Zo beoogt de VLIR als koepelorganisatie de kwaliteitsontwikkeling van de universiteiten mee te ondersteunen.
10 deel 1
Om die eerste ronde instellingsreviews alvast zo goed mogelijk voor te bereiden is de VLIR in de tweede helft van 2013 gestart met het organiseren van een aantal intervisiemomenten in de schoot van de Werkgroep Kwaliteitszorg. Daarmee proberen de universiteiten lessen te trekken uit de reeds afgeronde Nederlandse reviews en wisselen we onderling goede praktijken uit. Ook in 2014 zullen we deze verrijkende discussies verder zetten.
6 LEARNING OUTCOMES
‘
Ik heb de afgelopen jaren een goed inzicht gekregen in de kwaliteit van het Vlaamse Hoger Onderwijs, vooral uiteraard door mijn voorzitterschap van de NVAO. Zet men de omvang van de Vlaamse regio af tegen de onderwijs- en onderzoeksprestaties dan kan men niet anders dan constateren dat Vlaanderen tot een van de topregio’s in het hoger onderwijs behoort! Dat is een enorme kwaliteit en legt een zeer stevig fundament voor de Vlaamse ‘kennissamenleving’. De universiteiten en hogescholen verdienen daarom respect, vertrouwen en steun van de samenleving en van de politiek. Karl Dittrich, Oud-voorzitter NVAO
’
Krachtens het decreet op de kwalificatiestructuur van april 2009 wordt van opleidingen in Vlaanderen verwacht dat ze hun profiel definiëren aan de hand van domeinspecifieke leerresultaten. De domeinspecifieke leerresultaten worden in consensus uitgewerkt door de instellingen die een bepaalde opleiding aanbieden en definiëren de competenties die elke afgestudeerde aantoonbaar dient te beheersen. Ze vormen het vertrekpunt van de opleidingsbeoordeling bij visitaties en vervangen daar het oude domeinspecifieke referentiekader. VLIR en VLHORA begeleiden het proces van de vormgeving van de leerresultaten, onder het toeziend oog van een gezamenlijke Stuurgroep Learning Outcomes. Nu het project de pilootfase ontgroeid is, er al verschillende visitaties achter de rug zijn en de eerste rapporten gepubliceerd worden, is de klemtoon verlegd van het ontwikkelen van een methode voor het uitschrijven van leerresultaten naar een evaluatie van de leerresultaten vanuit het perspectief van de opleidingen en de visitatiecommissies. Daarom ook werd de VLIR-VLHORA Stuurgroep Learning Outcomes opnieuw samengesteld, zodat hij niet alleen beleidsmensen omvat maar ook onderwijs- en kwaliteitszorgmedewerkers van de instellingen.
LEES MEER X www.vlir.be/learning-outcomes
jaarverslag 2013 11
S R E D HOL
N E E K T A I T E S T I E S K R J I E L V E I P N P U A E H C S 2 D T A A M ALS
12
2
ent. gagem n aan. e k j i l an te g ppe a a h n c e s g t agin maa ke uitd j n haar i l a e v p n p e scha mgev e maat s het vor g r a o a o d v eid eden rdelijkh m de h o o o n w ë t e i n era ateg mt de v hun str e e r e n v t i o e rsit iten e unive iversite s n g u a e a d d den gen Een he overleg R I L V e d Binnen
1 KENNIS, INNOVATIE EN MAATSCHAPPELIJKE VALORISATIE
In lijn met de richtlijnen van Horizon 2020 waar de ‘Grand Challenges of Society’ een cruciale pijler vormen, is dienstverlening de derde opdracht van het Vlaams hoger onderwijs, naast onderwijs en onderzoek. De onderzoeksactiviteiten van de universiteiten en hun dienstverlening zijn moeilijk van elkaar los te koppelen. Met hun wetenschappelijke onderzoek creëren de universiteiten immers een meerwaarde voor de maatschappij op verschillende niveaus. Met hun contractueel onderzoek in samenwerking met de privésector streven de universiteiten naar economische valorisatie van hun wetenschappelijke werk. Binnen de VLIR verenigen de diensten voor kennis- en technologietransfer (technology transfer offices, TTO) zich om ervaringen uit te wisselen en gemeenschappelijke middelen te ontwikkelen om de kennis en technologie die in de Vlaamse universiteiten aanwezig is, te ontsluiten ten behoeve van economische en maatschappelijke vooruitgang en innovatie. Onder de noemer TTO Flanders vormen ze een uniek portaal tot de kennis en technologie die in de Vlaamse universiteiten aanwezig is. Door middel van spin-off bedrijven en strategische onderzoekscentra (SOC’s) die buiten de universiteiten opgebouwd worden om expertise rond bepaalde thema’s te concentreren, brengen de universiteiten hun wetenschappelijke onderzoek dichter bij het bedrijfsleven en de maatschappij. Ook de doctoral schools, die binnen de VLIR samenwerken om de ondernemingszin van jonge onderzoekers te stimuleren (zie p. 10), spelen hierin een belangrijke rol.
Het universitair onderzoek, zowel strategisch basisonderzoek als contractueel onderzoek, streeft naast economische valorisatie ook een maatschappelijke valorisatie na. Het tracht antwoorden te bieden op hedendaagse maatschappelijke vraagstukken als ecologische problemen van diverse aard, de globalisering van de arbeidsmarkt, de vergrijzing, de betaalbaarheid van de gezondheidszorg,… In de praktijk vullen economisch en maatschappelijk valoriseerbaar onderzoek elkaar vaak aan: contractueel biomedisch onderzoek bijvoorbeeld biedt een stevige impuls voor de industrie door de interactie van universiteit en privésector, door de kennisflow van instelling naar industrie te waarborgen. Dit veelal contractueel onderzoek levert echter eveneens een significante bijdrage aan de gezondheidszorg en zo aan het algemeen welzijn. Puur maatschappelijk gerichte onderzoeksvoorstellen verdienen echter een duwtje in de rug: ze ondervinden moeilijkheden om financiële middelen te vinden, ondanks hun potentieel grote impact op de samenleving. De maatschappelijke dimensie van onderzoek heeft geen plaats in de huidige financieringskanalen. De Vlaamse universiteiten gaan de uitdaging aan om de aandacht voor maatschappelijke valorisatie structureel te verankeren in het wetenschappelijke onderzoek en engageren zich om het beleid om omtrent valorisatie mee uit te tekenen met alle betrokken actoren. Dit vergt een cultuuromslag binnen en buiten de universiteiten. In hun gezamenlijke memorandum met de Vlaamse hogescholen pleiten de universiteiten dan ook voor specifieke investeringen in onderzoek met een grote en directe maatschappelijk impact, hetzij door aanpassing van de criteria van bestaande fondsen, hetzij door de creatie van een maatschappelijk onderzoeksfonds.
LEES MEER X www.TTOflanders.be
14 deel 2
Trauma en transformatie Het belang van maatschappelijke valorisatie van de wetenschap naast het algemeen gekende economisch belang blijkt uit het expertisenetwerk dat de Vlaamse overheid, VLIR en VLIR-UOS opzetten rond ‘Trauma en transformatie’. In opeenvolgende werkbezoeken aan Israël en Palestina waren de Vlaamse rectoren getuige van de impact van structurele conflicten op individuen en samenlevingen. VLIR identificeerde de onderzoeksdepartementen die kunnen bijdragen aan traumabehandeling en vredesopbouw tijdens en na situaties van oorlog, conflicten en natuurrampen. Hun wetenschappelijke activiteiten werden gestroomlijnd rond drie invalshoeken: p governance in transitie p psycho-sociale en opvoedkundige benaderingen van trauma p medische zorg en organisatie van de gezondheidssector
Voor ieder thema werd een academische stroomcoördinator aangeduid. De Vlaamse overheid vatte belangstelling op voor deze benadering en zette samen met VLIR, VLIR-UOS en het Vlaamse Vredesinstituut een verkennend seminarie op in het Vlaams Parlement op 4 juli 2013. Het vervolgtraject vereist een verdere inventarisering van de Vlaamse expertise en het uitwerken van pilootprojecten die de potentiële rol van het netwerk kunnen aantonen in het Vlaams buitenlands beleid. Op het internationale Vredessymposium van 4 november 2013 werd in het bijzijn van een aantal Nobelprijslaureaten voor de Vrede het expertisenetwerk opnieuw onder de aandacht gebracht en dit in de marge van de herdenking van “100 jaar Groote Oorlog”. De Vlaamse minister-president kondigde aan in 2014 een bedrag van €150.000 ter beschikking te stellen om de daadwerkelijke uitbouw van dit multi-disciplinaire instrument mogelijk te maken. Binnen het project ‘Research in Flanders’ heeft Flanders Knowledge Area een themadossier gewijd aan Trauma en Transformatie.
LEES MEER X www.vlaanderen.be/int/seminarie-tussen-trauma-en-transformatie-noden-herkennen X www.peacesymposium.be X www.researchinflanders.be/en/thematic-papers/trauma-and-transformation X www.researchinflanders.be/en/blog/ X www.vlir.be/trauma-transformatie
jaarverslag 2013 15
Doctoral Schools De universiteiten bouwen aan menselijk innovatiekapitaal. In een innovatieve kenniseconomie spelen ‘kenniswerkers’ immers een cruciale rol. Meer en meer wordt er aandacht besteed aan de loopbaanontwikkeling van onze afgestudeerden. Binnen een brede doctoraatsopleiding willen de universiteiten hun doctorandi voorbereiden op een loopbaan in diverse maatschappelijke geledingen en hen vaardigheden bijbrengen die een brede inzetbaarheid op de arbeidsmarkt mogelijk maken. De inspanningen van de Doctoral Schools krijgen sinds 2011 een betekenisvolle financiële impuls van de Vlaamse overheid en Minister van Innovatie Ingrid Lieten, in het kader van het Besluit over de Omkadering van Jonge Onderzoekers. Dat deze middelen in 2013 ook structureel verankerd werden, betekent een significante stap voorwaarts. Dit laat de universiteiten toe de uitgewerkte initiatieven en omkadering te consolideren en te werken aan een strategie op lange termijn. In februari 2013 lanceerde de VLIR Werkgroep Doctoral Schools de grootschalige communicatiecampagne ‘Go see the doctor’, om de meerwaarde van jonge onderzoekers op de arbeidsmarkt onder de aandacht te brengen. Zo’n 13.500 bedrijven kregen een brochure in de bus die de troeven en talenten van doctoraathouders toelicht. Daarnaast werd ook een campagne-website gecreëerd (www.goseethedoctor.be), met onder meer getuigenissen van doctoraathouders en mensen uit het bedrijfsleven, en kwamen er advertenties in vakbladen voor HR professionals. Binnen de campagne kaderde ook het event ‘Kenniswerkers voor Morgen’, dat plaatsvond op 28 februari 2013 en op een grote opkomst kon rekenen, in aanwezigheid van minister Ingrid Lieten. Het centrale thema was de aansluiting van doctoraathouders op de nietacademische arbeidsmarkt. Verschillende sprekers uit zowel de academische wereld als de bedrijfswereld waren uitgenodigd en kregen in een panelgesprek de kans om met elkaar en met het publiek in dialoog te gaan.
16 deel 2
Daarnaast werden tal van andere initiatieven genomen om de inzetbaarheid van doctoraathouders te verhogen en om te komen tot een constructieve uitwisseling met het bedrijfsleven. Een rijke waaier aan universitaire en interuniversitaire cursussen garandeert dat doctoraathouders zowel hun academische als meer algemene vaardigheden verder kunnen ontwikkelen volgens een flexibel en geïndividualiseerd traject. Enkele voorbeelden van dergelijke interuniversitaire initiatieven die binnen de VLIR Werkgroep Doctoral Schools worden opgevolgd zijn onder meer FLAMES (Flanders Training Network for Methodology and Statistics) en het FTNLS (Flemish Training Network Life Sciences).
LEES MEER X www.vlir.be/doctoraatsstudenten X www.goseethedoctor.be
Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane Wetenschappen Het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW) beoogt een validering van publicaties uit de sociale en humane wetenschappen, zodat deze een rol kunnen spelen bij de verdeling van BOF-onderzoeksmiddelen. De verdeling van de middelen die aan de universiteiten worden toegekend in het kader van het BOF besluit, is in belangrijke mate gebaseerd op de wetenschappelijke output van de universiteiten. De parameters die gebruikt worden om de output te kwantificeren, zijn niet afgestemd op de publicatiepatronen in de sociale en humane wetenschappen. De wetenschappelijke output van onderzoekers in deze domeinen had bijgevolg slechts weinig impact op de inter universitaire verdeling van de BOF-middelen. Om hieraan te verhelpen werd beslist over te gaan tot de uitbouw van het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane Wetenschappen. Dit bestand laat toe een bredere waaier aan publicatievormen in rekening te brengen. Op deze manier wordt de wetenschappelijke output in de SHW beter erkend en meetbaar gevaloriseerd. Het wetenschappelijk beheer, de opbouw en de jaarlijkse actualisatie van het VABB-SHW gebeurt door het Gezaghebbende Panel; achttien onderzoekers uit de sociale en humane wetenschappen die voor deze taak werden aangesteld door de Vlaamse overheid. Ze worden in hun opdracht ondersteund door ECOOM Antwerpen en door de VLIR.
In 2013 werkte het Gezaghebbende Panel aan de voorbereiding van de vierde versie van het VABB-SHW. Zoals steeds werden de publicaties en publicatiekanalen beoordeeld waarin Vlaamse onderzoekers in het voorafgaande jaar in publiceerden. Daarnaast werden ook de inhoudelijke besprekingen verdergezet inzake de gehanteerde beoordelingsmethode en -criteria. Die methode werd intussen ook vastgelegd in een intern werkdocument. Enkele van de thema’s die in 2013 besproken werden zijn onder meer geannoteerde corpora, de eventuele opname van special issues van tijdschriften als editor in het VABB en de opnamecriteria voor doctoraten en habilitation-monografieën. Het Panel boog zich ook over de vraag hoe er moet worden omgegaan met malafide publicatiekanalen (predatory open access journals).
LEES MEER X www.ecoom.be/vabb
jaarverslag 2013 17
2 EEN SOCIAAL ENGAGEMENT
Binnen hun eigen organisatie passen de universiteiten een inclusief diversiteits- en sociaal beleid toe voor zowel voor studenten als personeel. Ze combineren dit met een specifiek gelijke kansenbeleid gericht op doelgroepen: gender, personen met een functiebeperking, allochtonen, werkstudenten, studenten met financiële moeilijk heden, eerstegeneratiestudenten,... De VLIR biedt een forum voor interuniversitaire expertise-uitwisseling en afstemming.
Aanmoedigingsfonds Het financieringsdecreet uit 2008 voorziet in de financiering van een Aanmoedigingsfonds voor beleidsspeerpunten. De hoger onderwijsinstellingen kunnen deze middelen aanwenden om gelijke kansen en diversiteit aan te moedigen en in het bijzonder om maatregelen te nemen die de instroom, doorstroom en uitstroom bevorderen van studenten uit bevolkingsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn in het hoger onderwijs. In juli 2013 stelde de Vlaamse Regering een nieuw allocatiemodel voor. De VLIR bracht adviezen uit over de geplande nieuwe aanpak van het Aanmoedigingsfonds en participeerde op diverse fora aan het overleg dat zijn beslag krijgt in Programmadecreet 2014 en Onderwijsdecreet XXIV. De inspanningen die in het verleden reeds gedaan zijn om het studietraject van studenten uit kansengroepen te bevorderen, kwamen de democratisering ten goede, maar er moet over gewaakt worden dat de trend van democratisering zich voortzet. De universiteiten evalueren de definiëring van doelgroepen en de registratie ervan. Kansengroepen worden namelijk dikwijls heel eng (cf. decretale definities van werkstudenten, studenten met een functiebeperking) of erg klassiek omschreven (cf. eerstegeneratiestudenten als “nieuwe”, expliciete doelgroep). De VLUHR-afgevaardigden in de Begeleidingscommissie VN-Verdrag voor de Rechten van Personen met een Handicap ontwikkelden in samenspraak met de VLIR een registratieprocedure voor studenten met leerstoornissen. Het is de bedoeling dat deze studenten met ingang van academiejaar 2014-2015 Vlaanderenbreed op een uniforme wijze geregistreerd worden.
18 deel 2
Interuniversitaire master Gender en Diversiteit Om blijvende cultuurveranderingen teweeg te brengen in diverse domeinen van de maatschappij ten behoeve van gelijke kansen, moet een groter bewustzijn gecreëerd worden. De samenleving heeft nood aan theoretisch onderlegde ‘agents of change’: goed opgeleide experten die de gender- en diversiteitstheorie kunnen implementeren op de werkvloer, in het beleid of het sociale middenveld. De verankering van genderstudies aan de universiteiten was een belangrijk onderdeel van het eerste genderactieplan van de VLIR (2012). Naar aanleiding van de haalbaarheidsstudie naar de oprichting van een interuniversitaire master genderstudies in België (Sophia vzw, 2011) onderzocht een interuniversitaire werkgroep de mogelijkheid om gezamenlijk een nieuwe opleiding op te richten. In juli 2013 keurde de Vlaamse regering de aanvraag goed voor de inrichting van een master Gender en Diversiteit. De master zal aangeboden worden vanaf academiejaar 2014-2015, in een samenwerkingsverband tussen alle Vlaamse universiteiten.
In 2014 stelt de VLIR een nieuw Actieplan Gender voor; zie p. 27 van dit jaarverslag.
Studentenvoorzieningen
Student tutoring
Via materiële en immateriële ondersteuning concretiseren de studentenvoorzieningen het sociaal beleid van hun instellingen, vertrekkend vanuit een beleidsvisie die door de Stuvoraad wordt vertaald in strategische doelstellingen in de diverse werkterreinen: studentenwerking, sociale dienstverlening, medische en psychologische dienstverlening, voeding, huisvesting en vervoer.
De VLIR organiseerde in samenwerking met het Departement Onderwijs en de VLHORA een studiedag “Student Tutoring”. Sinds het academiejaar 2011-12 subsidieert de Vlaamse overheid student tutoring projecten waarbij studenten uit het hoger onderwijs kansarme leerlingen uit het lager en/of secundair onderwijs begeleiden bij hun leerproces. Verantwoordelijken van projecten uit universiteiten en hogescholen, ontmoetten elkaar op 5 februari 2014 om te reflecteren op lopende projecten en ervaringen uit te wisselen.
Via de VLIR ijveren de universiteiten voor hefbomen om de mobiliteit te bevorderen en om voldoende betaalbare studentenkamers te kunnen aanbieden. Mobiliteit is belangrijk voor studenten. De universiteiten zijn vragende partij voor abonnementssystemen die de openbare vervoermaatschappijen overkoepelen en voor extra goedkope formules voor intercampus-verkeer. Huisvesting is voor kotstudenten één van de belangrijkste kosten bij studies hoger onderwijs. De studentenvoorzieningen van de universiteiten trachten te wegen op de prijssetting van studentenkamers. Hiervoor proberen ze voldoende eigen kamers aan te bieden. Daarnaast ijveren ze voor goedkope leningen voor de bouw en verbouwing van studentenhuisvesting.
jaarverslag 2013 19
3 GRENZEN VERLEGGEN
België en zeker Vlaanderen heeft een heel open economie, met veel banden met het buitenland. Op een aantal terreinen zijn we ook wereldspelers op de internationale markt, niet in het minst op vlak van wetenschapsproductie en patenten. Tegelijk is de wereld steeds prominenter aanwezig in Vlaanderen: door verschillende migratiegolven en door de aanwezigheid van internationale organisaties en bedrijven wordt onze samenleving diverser. De Vlaamse universiteiten zetten zich samen met de hogescholen in voor de internationalisering van het hoger onderwijs. Hun internatio naliseringsinspanningen werden in 2012 onder de algemene bevoegdheid van de VLUHR geplaatst en worden gecoördineerd door het Bestuurscomité Internationalisering en Ontwikkelingssamenwerking (I & O). Als functionele entiteit van het Bestuurscomité I&O ontwikkelt Flanders Knowledge Area diverse projecten ter ondersteuning van de internationalisering van het Vlaams hoger onderwijs.
‘
“In een globaliserende kenniseconomie zijn universiteiten ware knooppunten geworden van netwerken waar kennis gecreëerd wordt en waartussen kennis gedeeld wordt. Dat maakt internationalisering tot één van de belangrijkste beleidsprioriteiten voor universiteiten. Rankings zijn verre van perfect, maar vormen ook legitieme pogingen om de internationale ruimte transparant te maken. Vooral voor onderwijs hebben we een krachtiger internationaliseringsbeleid nodig, en betere meetinstrumenten die ook de specifieke rol van de universiteiten in academische vorming meenemen. Internationalisering vergt ook een taalbeleid, dat drie doelen moet dienen: het Nederlands als taal van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs ‘rijk’ houden; de internationale talenkennis van studenten bevorderen in functie van echte en virtuele mobiliteit; en anderstalig aanbod voor internationale studenten op een hoog kwaliteitsniveau garanderen.” Dirk Van Damme, Directorate for Education and Skills, OECD
20 deel 2
’
Samenwerking Zuiden De Vlaamse universiteiten en hogescholen werken actief samen met partners in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Het grootste deel van de projecten geniet de financiering van de Belgische ontwikkelings samenwerking, via VLIR-UOS. VLIR-UOS ondersteunt partnerschappen tussen universiteiten en hogescholen, in Vlaanderen en het Zuiden, die innovatieve antwoorden zoeken op globale en lokale uitdagingen. Concreet gaat het om de financiering van onderzoeks- en onderwijsprojecten tussen professoren, onderzoekers en docenten. Daarnaast geeft VLIR-UOS ook beurzen aan studenten en professionals in Vlaanderen en het Zuiden. In 2013 liepen er 189 VLIR-UOS-projecten. Het gaat onder meer om 22 institutionele samenwerkingsprojecten met een duur van meer dan 10 jaar en deelname van verschillende Vlaamse universiteiten en hogescholen. 536 Vlaamse of Europese studenten ontvingen in 2013 een onderzoeks- of stagebeurs van VLIR-UOS. 1057 studenten uit het Zuiden kregen een beurs, waarvan de meerderheid een opleiding in Vlaanderen kwam volgen. De tien landen waar in 2013 de meeste projecten lopen zijn in afnemende volgorde Vietnam, DR Congo, Cuba, Uganda, Ecuador, Ethiopië, Zuid-Afrika, Kenia, Tanzania en Peru. Per partnerland werkt VLIR-UOS met een landenstrategie. Die weerspiegelt de opportuniteiten voor samenwerking met universiteiten en hogescholen tussen het betreffende land en Vlaanderen en vormt het referentiekader voor de opmaak van oproepen en de selectie van projectvoorstellen. DR Congo, Cuba, Ecuador, Uganda, Tanzania en Vietnam waren de eerste landen waarvoor een landenstrategie werd uitgewerkt. In 2013 volgden Ethiopië en Zuid-Afrika.
De budgettaire onzekerheid zorgde voor internationale imagoschade van het Vlaams hoger onderwijs in het buitenland. Wie wil er immers samenwerken met een onstabiele partner? VLIR-UOS investeert in langetermijnpartnerschappen, maar dat kan maar wanneer er budgettaire garanties zijn op lange termijn. De universiteiten en hogescholen hebben uit de crisis geleerd dat het levensnoodzakelijk is om naar buiten te komen met het verhaal over samenwerking met het Zuiden: Wat houdt het in? Welke impact heeft het? En waarom is het een investering in onze toekomst? De Vlaamse universiteiten en hogescholen hebben toenadering gezocht bij de Vlaamse overheid. Die toonde zich bereid om indien nodig in te springen om te garanderen dat de beursstudenten uit het Zuiden niet vroegtijdig naar huis zouden moeten. In januari 2014 overhandigden de Vlaamse universiteiten en hogescholen een nota aan Vlaams minister-president Kris Peeters met concrete voorstellen voor verdere samenwerking. Ze zien immers opportuniteiten in de verdere uitbouw van de ontwikkelingssamenwerking van het Vlaams hoger onderwijs, in het bijzonder in Zuidelijk Afrika.
LEES MEER X www.vliruos.be
2013 was een moeilijk jaar voor de ontwikkelingssamenwerking van het Vlaams hoger onderwijs. De federale overheid wilde de samenwerking immers overdragen naar de deelstaten, als onderdeel van de zogenaamde ‘usurperende bevoegdheden’. De Vlaamse universiteiten en hogescholen bleven maandenlang in de onzekerheid over de financiering van de samenwerkingsprojecten met het Zuiden. Uiteindelijk kwam er toch een akkoord uit de bus. De federale overheid zou VLIR-UOS blijven steunen en het volledige voorziene budget voor 2013 uitbetalen.
jaarverslag 2013 21
Mobiliteit binnen België Door de unieke situatie in België hoeven studenten niet naar het buitenland te trekken om interculturele competenties te verwerven: ze beschikken in eigen land over drie taal- en cultuurgemeenschappen met een hoogstaand hogeronderwijslandschap. De universiteiten uit de Vlaamse en Franse Gemeenschap spelen hierop in: naast het door de overheid gesteunde Erasmus Belgica-programma bieden ze aan studenten mogelijkheden tot uitwisseling, gaande van gezamenlijk georganiseerde opleidingen tot het volgen van keuzeopleidings onderdelen aan een universiteit aan de andere kant van de taalgrens. Een uitwisseling binnen België beschikt over een aantal bijzondere troeven. Toch is de optie onder studenten onvoldoende bekend en bemind. De mogelijkheden voor internationale mobiliteit voor studenten overschaduwen de mogelijkheden voor uitwisselingen binnen België. Er zijn daarnaast ook problemen van praktisch-organisatorische aard die uitwisselingen binnen België in de weg staan. In een project met steun van het Prins Filipfonds werken VLIR en CIUF aan het keren van het tij. In het academiejaar 2013-2014 brachten VLIR en CIUF de motivaties van de uitgaande studenten en de hinderpalen in kaart, werkten ze aan een sensibilisering van de betrokken partijen en brachten ze de universiteiten nader tot elkaar om hun programma’s af te stemmen op mogelijkheden tot uitwisseling.
LEES MEER X www.vlir.be/VLIR-CIUF
22 deel 2
x TITEL
jaarverslag 2013 23
N E T I E T I S R E V I S N R U E E V E G 3 D K R E W ALS
24
3
ijs, onderw d n e n w rsiteite vernieu e r v i o n o u v t n de g ui espreke g in da b a d R I n L e de V zorg Binnen erk. Zij . j id. w i e p t p s r a ke elsbele ch r s e t e n a w o a s e r d m e me de np 26000 van hu eiten in t n g i a s n i r d r e e r v s i e ali e un n me n optim l van d e o n same e r e r l l e a e d a t n s ze n lene iten zoeken enstver iversite i n n d e u e s r e d s e am nem ek en De Vla n werk nderzo u o h d n n a e ek en v baanbr de nod n e n e ng de bela
1 PUBLICATIE PERSONEELS STATISTIEKEN
Naar jaarlijkse gewoonte publiceerde de VLIR het overzicht ‘Statistische gegevens betreffende het personeel aan de Vlaamse universiteiten’. Deze publicatie geeft inzicht in de opbouw en de evolutie van het personeelsbestand van de Vlaamse universiteiten en dit volgens categorie, wetenschappelijke discipline, geslacht, leeftijd, nationaliteit en anciënniteit. De bijeengebrachte cijfergegevens maken onder meer mogelijk na te gaan welke impact beleidsmaatregelen hebben op de personeelsbezetting, hoe de genderverhouding is binnen de verschillende personeelscategorieën en hoe het zit met de vergrijzing van het personeel.
LEES MEER X www.vlir.be/personeelsstatistieken
26 deel 3
2 ACTIEPLAN GENDER
De universiteiten ondersteunen de overheid in haar streven naar gendergelijkheid. Inzetten op genderdiversiteit strookt met een modern management van het hoger onderwijs en is ook in een Europese en internationale beleidscontext aan de orde.
VLIR Actieplan Gender: Vrouwen in de academische loopbaan en het universitair beleid: www.vlir.be/actieplan-gender
De Vlaamse universiteiten pakken de ondervertegenwoordiging van vrouwen onder academici en in advies- en bestuursorganen, gezamenlijk aan. De VLIR High Level Task Force stelde een VLIR Actieplan Gender op dat een organisatie- en managementcultuur voorstaat waarbij zowel een vrouwelijke als mannelijke aanpak tot hun recht komen. Dit vanuit de overtuiging dat het realiseren van een gendersensibilisering en een breedgedragen cultuurverandering een basisvoorwaarde vormt voor een duurzaam genderbeleid binnen de universiteiten. De genderproblematiek is niet gebaat bij alleen maar quota. Het VLIR Actieplan Gender werd door alle universiteiten geconcretiseerd in instellingseigen beleidsplanen die vanaf 2014 geïmplementeerd worden. Het sluit aan bij de wensen van ministers Ingrid Lieten en Pascal Smet om tot een beter genderevenwicht aan de universiteiten te komen.
jaarverslag 2013 27
3 PUBLICATIEEN LOOPBAANDRUK VOOR JONGE ONDERZOEKERS
Op 2 oktober 2013 ontvingen de rectoren van de Vlaamse universiteiten een delegatie van de Actiegroep Hoger Onderwijs. De actiegroep komt op tegen de groeiende prestatie- en loopbaandruk voor jonge onderzoekers en zette een petitie op touw die door meer dan 5000 wetenschappers ondertekend werd en heel wat media-aandacht genereerde. Uit het gesprek tussen de rectoren en de actiegroep bleek een eensgezindheid over het centrale uitgangspunt van de Actiegroep Hoger Onderwijs: de ongelijke evolutie tussen de werkingstoelage van de universiteiten (eerste geldstroom) en de financiering die verworven wordt via competitieve kanalen (tweede, derde en vierde geldstroom). Deze ongelijke evolutie mondt uit in een onevenwicht tussen een stabiliserend aantal senior academici en een groeiend aantal junior onderzoekers die door de eerste groep moeten begeleid worden. Zo ontstaat een prestatiedruk die haaks staat op een evenwichtige uitbouw van onderwijs-, onderzoeks- en valorisatietaken.
De rectoren zijn niet doof voor de bezorgdheden van de actievoerders, maar nuanceren ook een aantal aspecten. Als werkgevers van de academici staan ze open voor een personeelsevaluatie gebaseerd op alle componenten van een loopbaan. Als vertegenwoordigers van het universitair onderwijs leggen ze de nadruk op het belang van erkenning van de tijd die academici moeten kunnen besteden aan onderzoeksonderbouw. Het thema zal aan bod komen bij de evaluatie van het financieringsdecreet en de rectoren zullen zoeken naar maatregelen in het personeelsbeleid aan de verschillende universiteiten om aan de geciteerde problemen te remediëren.
LEES MEER X www.vlir.be/publicatiedruk
28 deel 3
4 ONDERHANDELINGEN IN HET VLAAMS ONDERHANDELINGSCOMITÉ
Om onderwijs, onderzoek en dienstverlening blijvend te verbeteren zijn de hogeronderwijsinstellingen steeds op zoek naar mogelijk heden om hun werking te optimaliseren. Vanuit de VLIR-werkgroepen worden voorstellen gedaan die vervolgens geconcretiseerd worden in nieuwe decreten, besluiten, personeelsregelgeving en CAO’s voor het Hoger Onderwijs. In het Vlaams Onderhandelingscomité (VOC) behandelen delegaties van de Vlaamse Regering, het personeel en de instellingsbesturen deze nieuwe wetgevende initiatieven. Vanuit het perspectief van de universiteiten als werkgevers, vaardigt de VLIR een delegatie af naar de onderhandelingen.
In 2013 onderhandelden de delegaties onder meer over de volgende wetgevende thema’s: p CAO
IV
CAO IV werd ondertekend op 13 december 2013 en bevat een akkoord over de volgende punten: de verhoging van de koopkracht, de uitbetaling van het salaris in de maand december, het statuut van de onderzoekers, het statuut van de praktijkassistenten, mobiliteit, werkdruk, het personeelsstatuut van het hoger kunstonderwijs, de besteding van de enveloppe, het Centraal Fonds, de verloning van het ZAP en de lerarenkaart. p Decreet
tot aanpassing van enkele hogeronderwijsbepalingen die de organisatie en controle van het onderwijs faciliteren en de plan-en implementatielasten verminderen
Dit decreet regelt o.a. de vereenvoudiging van de personeelsformatie, het vormingsverslag, studentenvoorzieningen en een aantal onderwijsaangelegenheden. p Decreet
betreffende het onderwijs XXIV
Het VOC onderhandelde in het najaar van 2013 over het onderwijsdecreet XXIV. De verloning van het ZAP, het statuut van de praktijk assistenten, de wegingscoëfficiënt voor doctoraten, het aanmoedigingsfonds, de taalproblematiek voor buitenlandse ZAP leden, de lerarenopleiding, het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs, de rangschikking van de lectoren in het universitaire kader, de mobiliteitsbeurzen en de uitbetaling van het salaris in de maand december zijn een aantal belangrijke onderwerpen die werden opgenomen in het ontwerp van decreet en de amendementen.
jaarverslag 2013 29
5 BEROEPSGEHEIM EN DISCRETIEPLICHT IN HET HOGER ONDERWIJS
Medewerkers van hogeronderwijsinstellingen gaan dagelijks om met vertrouwelijke, persoonsgebonden informatie van studenten. Zij worden geconfronteerd met vragen in verband met het al dan niet doorgeven van informatie. Een VLIR-VLHORA studiedag van 2 december 2013 schetste het juridisch kader door de begrippen “beroepsgeheim” en “discretieplicht” uit te klaren en de link te leggen met de “privacywetgeving” en “openbaarheid van bestuur”. VLIR en VLHORA maakten een brochure die het thema vanuit een juridische invalshoek belicht. Deze brochure formuleert adviezen en moet de instellingen helpen om vorm te geven aan hun privacybeleid.
LEES MEER X www.vlir.be/beroepsgeheim
30 deel 3
Colofon SAMENSTELLING EN REDACTIE
Vlaamse Interuniversitaire Raad VERANTWOORDELIJK UITGEVER
Prof. Dr. Rosette S’Jegers Secretaris-Generaal VORMGEVING
www.magelaan.be De integrale tekst van de VLIR-publicaties, -adviezen en visitatierapporten is beschikbaar via de website: www.vlir.be Vlaamse Interuniversitaire Raad Ravensteingalerij 27 B – 1000 Brussel T +32 (0)2 792 55 00 F +32 (0)2 211 41 99
[email protected]
jaarverslag 2012-2013 31
32 hoofdstuk