DIGIZINE
Onderzoeksinstituut psychologie
Mind Open
INZICHTEN IN PSYCHOLOGIE Nummer 9 - Zomer 2012
WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT
Interviews met: Wim Koomen Kees Schuyt Jelte Wicherts
Columns van: Gerard Kerkhof Frank van Kolfschooten Jaap Murre
Uitgegeven door:
Universiteit van Amsterdam
EN MEER: PUBLISH OR PERISH? integriteitsspel The Lab wel de lusten, niet de lasten?
zie ook www.mindopen.nl
inhoudsopgave MindOpen Nummer 9 – Zomer 2012 www.mindopen.nl
redactioneel
INtegriteit
3
door Vittorio Busato
Een gratis uitgave van Onderzoeksinstituut Psychologie Faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen
interview met kees schuyt
Onderzoekers moeten meer samenwerken
4
Hoofdredacteur
vier wetenschappers over publicatiedruk
Publish or perish?
Managing Editor Gerard Kerkhof
door Iris Dijkstra
7
door Jorn Hövels
Vittorio Busato Medewerkers Iris Dijkstra, Jorn Hövels, Frank
interview met jelte wicherts
Psychologen mogen best meer een accountancy-mentaliteit hebben
van Kolfschooten en Jaap Murre 10
Nieuws & Agenda Joost van der Meer
door Vittorio Busato
Vertalingen
Column
Smoesjes van karottentrekkers
13
door Frank van Kolfschooten
Judith van Dongen Grafisch ontwerp Buro MET Graphic Designers
drie reflecties
www.buromet.nl
Wel de lusten, niet de lasten?
14 Email
door Iris Dijkstra
[email protected]
Interview met Wim Koomen
‘Wetenschap bedrijven is een kwestie van vertrouwen’
Aanmelden 17
door Vittorio Busato
www.mindopen.nl Adres MindOpen Digizine Psychology Research Institute
Column
Hufters en fossielen
20
door Jaap Murre
Weesperplein 4, 1018 XA Amsterdam, The Netherlands Concept & Communicatie
game review
Spelen met integriteit: The Lab
Communications Office FMG 21
+31 (0)20 525 4865
[email protected]
column
Gedragscode
24
door Gerard Kerkhof
Oorspronkelijk idee Marjan Bakker †
26
nieuws
Copyright voor al het gepubliceerde materiaal is in handen van de uitgever van MindOpen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld. Toestemming is vereist voor gebruik van artikelen door een derde partij. U kunt zich schriftelijk wenden tot de uitgever.
2
digizine mindopen VI - voorjaar 2011
onderzoeksinstituut psychologie
redactioneel
Integriteit door Vittorio Busato
In het European Journal of Social Psychology verscheen in 1999 een opmerkelijke studie. Drie sociaalpsychologen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) hadden een enquête onder hun collega’s gehouden. Aanleiding: het vermeende plagiaat van klinisch psycholoog René Diekstra. Wat bleek? Ze keurden af wat Diekstra als psycholoog had geflikt, maar ze hadden het nóg erger gevonden als het een op plagiaat betrapte sociaalpsycholoog was geweest.* Het artikel is extra opmerkelijk – en ik veronderstel even dat dit onderzoek wél echt is uitgevoerd, de data juist zijn en de analyses kloppen – daar Diederik Stapel eerste auteur was. Deze volgens NRC Handelsblad golden boy van de sociale psychologie is vorig jaar september als fraudeur ontmaskerd en door de Universiteit Tilburg direct op non-actief gesteld. Stapel is echter wel wat verder gegaan dan Diekstra: hij heeft tientallen onderzoeken compleet gefingeerd! Zijn aan de UvA behaalde doctorsbul heeft hij inmiddels uit eigen beweging ingeleverd. De affaire-Stapel vormt de aanleiding voor dit themanummer over wetenschappelijke integriteit. De ontdekking van zijn fraude kwam in een stroomversnelling na een dubieus persbericht van zijn collega Roos Vonk van de Radboud Universiteit: vleeseters zouden hufteriger zijn dan nietvleeseters. Niet alleen berustte dat “onderzoek” op verzonnen data van Stapel, het onderzoek had nog allerminst de toets van het peer review-systeem doorstaan. Deze premature ejaculatie wekte bovendien des te meer verbazing daar Vonk, als voormalig voorzitter van de actiegroep Wakker Dier en actief lid van de Partij voor de Dieren, de schijn van vooringenomenheid wekte – reden voor haar werkgever onderzoek te doen naar haar wetenschappelijke integriteit. De insteek van deze MindOpen is geenszins “sensatie”. Nee, het gaat juist om het menselijk aspect: wat kunnen onderzoekers en studenten van integriteitsschendingen leren? Er zijn immers wel meer wetenschappers die het qua ethiek zo nauw niet nemen, is recent gebleken. Zo ontsloeg het Erasmus Medisch Centrum internist Don Poldermans wegens gesjoemel met data, het UMC St. Radboud deed hetzelfde met een anonieme senioronderzoeker. Eind juni kreeg sociaalpsycholoog Dirk Smeesters van de Erasmus Universiteit zijn congé wegens fraude.**
In dit nummer laten jonge onderzoekers én eminence grises zich uit over onder meer de hoge publicatiedruk als mogelijke oorzaak van fraude. Een aantal medewerkers beschrijft hun ervaringen met een Amerikaans integriteitsspel. Wim Koomen, ooit copromotor van Stapel, vertelt openhartig hoe deze affaire hem raakt. Er zijn columns van Jaap Murre en journalist Frank van Kolfschooten, auteur van onder meer het onvolprezen Valse vooruitgang. Bedrog in de Nederlandse wetenschap. Paul Emmelkamp doet een bijzondere onthulling over zijn kortstondige samenwerking met fraudeur William – what’s in a name – Fals-Stewart. En socioloog Kees Schuyt legt de vinger op enkele zere plekken zoals de promovendi van Stapel die hun bul mogen houden, het plagiaat van neuropsycholoog Margriet Sitskoorn en de verantwoordelijkheid van een coauteur. Kortom, een opmerkelijk nummer dat wat gevoelige snaren zal raken. Want ondanks dat het niet altijd even makkelijk bleek medewerkers te vinden die zich wilden uitspreken over integriteitsschendingen, is het goed eens uitgebreid en in alle openheid te reflecteren op een aantal zaken die tot nadenken stemmen. Want zoals methodoloog Jelte Wicherts stelt: ‘Als we de menselijke factor bagatelliseren, dan zijn we als vakgebied niet integer. Juist psychologen moeten dat toch weten!’ Vittorio Busato, hoofdredacteur
[email protected] www.vittoriobusato.nl
*
tapel, D.A., Koomen, W. & Spears, R. (1999). Framed and S misfortuned: identity salience and the whiff of scandal. European Journal of Social Psychology, 29, 397-402.
** Deze hoogleraar consumentengedrag werd ontmaskerd door zijn Amerikaanse collega Uri Simonsohn die een nieuwe manier heeft ontwikkeld om fraude te detecteren. http://opim.wharton.upenn.edu/~uws/ http://www.nature.com/news/the-data-detective-1.10937
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
3
interview met kees schuyt
Onderzoekers moeten meer samenwerken door Iris Dijkstra
Kees Schuyt, emeritus hoogleraar sociologie aan de UvA, is sinds 2006 voorzitter van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), een onafhankelijke commissie ingesteld door de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) die betwiste fraudezaken aan Nederlandse universiteiten beoordeelt. Naar aanleiding van de affaire-Stapel had MindOpen een openhartig gesprek met Schuyt over wetenschappelijke integriteit. ‘Onderzoekers kunnen beter elkaars artikelen lezen in plaats van hun eigen publicaties turven.’
‘Ik denk dat het goed gesteld is met de integriteit in de wetenschap. Natuurlijk, niemand weet precies hoe vaak er fraude wordt gepleegd. Daar wordt in Nederland geen onderzoek naar gedaan. Maar het zelfcorrigerend vermogen van het wetenschappelijk forum is heel groot, in elk geval bij de hardere wetenschapsgebieden. In die gebieden vermoed ik dat integriteitsschendingen snel aan het licht komen. Dat er af en toe een fraudezaak opduikt, is dus niet zo verbazingwekkend. Bedrog komt in de geschiedenis van de wetenschappen regelmatig voor. Wel vind ik het schokkend dat het zo lang heeft geduurd voordat de fraude van Diederik Stapel werd ontdekt. In zijn wetenschappelijke artikelen stonden echt heel vreemde dingen. Dat er in augustus data op scholen waren verzameld bijvoorbeeld. Niemand bedacht blijkbaar dat dan de scholen gesloten zijn. Het zelfcorrigerende vermogen van de wetenschap heeft in de zaak-Stapel dus echt gefaald. Maar om dan te zeggen dat het in de hele wetenschap een rommeltje is, of dat de recente fraudezaken “het topje van de ijsberg” zijn … Niemand kent die ijsberg, dus niemand kan daar echt een uitspraak over doen. Vergeet niet dat in Nederland alleen al zo’n zeventienduizend wetenschappelijke onderzoekers werkzaam zijn. Die doen vaak meer dan één enkel onderzoek en schrijven meerdere papers. Je moet de verhouding tussen het aantal fraudezaken en het totale aantal onderzoeken niet uit het oog verliezen.’
Juridisch besluit ‘In een groot aantal wetenschapsgebieden kún je helemaal
4
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
niet frauderen. Denk aan de wiskunde, of de filosofie. In deze wetenschappen draait het om redeneringen. Die worden gepubliceerd en zijn voor iedereen controleerbaar. Economen werken weer veel met gegevens van het Centraal Bureau voor
Niemand bedacht blijkbaar dat in augustus de scholen gesloten zijn de Statistiek. Die zijn openbaar en voor iedereen toegankelijk, dus daar valt evenmin mee te rommelen. Maar als je zelf je data genereert, je doet onderzoek in je eentje, en je houdt alle data helemaal voor jezelf ... ja, dat vergroot de kans op fraude. Ik wist niet wat ik hoorde toen bleek dat Stapel in zijn eentje zogenaamd naar al die scholen was gegaan. Hoe kán dat nou! Zoiets doe je toch met je onderzoeksteam? Alleen al uit praktische overwegingen: iedereen neemt een klas. Ik kon me er niets bij voorstellen. Het is ook nog eens zeer ongebruikelijk dat een hoogleraar voor zijn aio’s data verzamelt.
Eigenlijk vind ik het onbegrijpelijk dat aio’s überhaupt op andermans data kunnen promoveren. Ze kunnen dan misschien wel goede analyses uitvoeren, maar dat is wel een héél magere basis voor een doctorstitel. De aio’s van Stapel die op gefingeerde data zijn gepromoveerd, mogen ook gewoon hun doctorstitel houden. Ik weet nog steeds niet goed wat ik daarvan moet vinden. Formeel kan hen de titel niet ontnomen worden. Het verlenen van een doctorstitel is namelijk een juridisch besluit waartegen iemand binnen zes weken na de promotie bezwaar kan aantekenen. Daarna kan dat niet meer. De aio’s hebben ook niet gefraudeerd, hun promotor heeft dat gedaan. Alleen, als ik aio geweest was, dan zou ik tegen mijn promotor hebben gezegd: ik wil de originele data zien. Dat hebben deze aio’s kennelijk niet gedurfd. Ik vind het trouwens ook heel vreemd dat je coauteur kunt zijn van een artikel zonder dat je zelf iets aan de dataverzameling, -analyse of het artikel hebt bijgedragen. Wat mij betreft mogen alleen degenen die echt een substantiële bijdrage hebben geleverd coauteur zijn. Dat vond ik ook het rare aan de affaire rond Roos Vonk. Zij trad met dat “vleeshufter-onderzoek” naar buiten op grond van data die later gefingeerd bleken. Coauteurs zijn allemaal verantwoordelijk voor de gegevens. Berust een artikel op fraude, dan delen de coauteurs in die fraude. Punt uit. Dat geldt niet alleen voor Vonk, maar voor alle coauteurs die met Stapel hebben samengewerkt. Zij zijn, vind ik, allemaal verantwoordelijk.’
Mythe ‘Het lijkt soms wel alsof het aantal publicaties belangrijker is dan de kwaliteit ervan. Onderzoekers schermen ook vaak met “publicatiedruk”. Ze zeggen dat ze wel moeten publiceren omdat ze anders de laan uitvliegen. Nou, dat is echt een mythe, hoor, dat maken ze er zelf van. Voor jonge onderzoekers, zoals aio’s en postdocs, geldt het wel. Die moeten inderdaad publiceren om te kunnen promoveren of nieuwe subsidies binnen te halen. Maar medewerkers met een vaste aanstelling? In de veertig jaar dat ik zelf aan de universiteit werkte, heb ik nog nooit meegemaakt dat iemand om die reden werd ontslagen. Integendeel, ik ken juist een heleboel hoogleraren en medewerkers die jarenlang niets publiceerden, maar toch op hun plek konden blijven. Dus als Stapel zegt: “Ik kon niet tegen de publicatiedruk”, dan denk ik: Hou toch op, dat is helemaal niet waar! Hij publiceerde een stuk of dertig artikelen per jaar. Als hij er jaarlijks vijftien minder had gepubliceerd, denk je dan echt dat iemand daarvan iets had gezegd? Onderzoekers kunnen beter elkaars artikelen lezen in plaats van hun eigen publicaties turven. Wat dat betreft kunnen Nederlandse wetenschappers een voorbeeld nemen aan hun collega’s in Oxford. Die besteden heel veel tijd aan het schriftelijk en mondeling becommentariëren van papers van hun promovendi en van elkaar. Ze publiceren dan ook minder dan wij. Maar áls ze iets publiceren, dan is het kwaliteit. Het draait daar om uitwisseling van ideeën, om discussie, om samenwerking. In Nederland zijn onderzoekers zo druk
met publiceren dat ze er kennelijk niet meer aan toe komen elkaars stukken kritisch te lezen en uitvoerig te becommentariëren. Zo blijft onderzoek een eenzaam avontuur. Een slechte zaak, want je moet juist samen optrekken. Wetenschap ís geen topsport, de ene ontdekking ís geen concurrent van de andere … Beide voegen iets toe aan de body of knowledge.’
Plagiaat ‘We kennen in Nederland ook plagiaat-affaires. Neem René Diekstra, of Margriet Sitskoorn. Beide zaken zijn ontdekt door journalisten. Dat geeft te denken. Waarom heeft het wetenschappelijk forum dat plagiaat niet opgemerkt? Hebben hun collega’s hun artikelen niet gelezen? Bij Diekstra en Sitskoorn ging het vooral om populairwetenschappelijke artikelen die misschien niet tot de wetenschap gerekend werden. Toch roepen deze zaken vragen op. Het zou goed zijn als onderzoeksafdelingen minstens een keer per jaar een researchdag organiseren. Dan kunnen ze elkaar laten zien waarmee ze bezig zijn, maar ook kunnen ze gezamenlijk reflecteren op de manier waarop ze
De aio’s van Stapel die op gefingeerde data zijn gepromoveerd – ik weet nog steeds niet goed wat ik daarvan moet vinden werken. Klopt het allemaal nog wel hoe wij te werk gaan? Hebben we genoeg maatregelen genomen om integriteitsschendingen tegen te gaan? Kijken we wel streng genoeg naar elkaars onderzoek? Integriteit is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de hele onderzoeksgroep. Ik heb zelf een lijstje gemaakt met vijfentwintig trouble cases. Die kunnen onderzoekers gebruiken om de discussie aan te gaan. Wat vind je nog toelaatbaar? Waar ligt de grens? Hoe ga je om met het grijze gebied? Door die cases gaan mensen inzien dat het nuttig is hierover van gedachten te wisselen. Ik ben ook voorstander van Open Access, maar pas na een bepaalde periode. Sommige onderzoekers zijn jarenlang bezig gegevens te verzamelen. Als je hen dwingt data onmiddellijk te delen, zoals NWO wil, dan gaan anderen daar misschien al snel over schrijven. Terwijl
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
5
Alleen degenen die echt een substantiële bijdrage hebben geleverd mogen coauteur zijn jij al je tijd en onderzoekscapaciteit hebt gestoken in de dataverzameling. Dat is niet eerlijk. Op een gegeven moment moet je je data wel beschikbaar stellen aan de gemeenschap, maar dat hoeft wat mij betreft niet meteen. Hoe wrang de recente fraudezaken ook zijn, van belang is dat we er lessen uit trekken. Sitskoorn is nota bene in 2008, ná de ontdekking van het plagiaat, tot hoogleraar benoemd aan de Universiteit van Tilburg. Dat vind ik niet leuk, om het zachtjes te zeggen. Daaraan zie je dat universiteiten tot de Stapel-affaire niet erg met zaken als integriteit bezig waren. Nu hebben alle universiteiten een reglement waarin staat wat te doen als je vermoedt dat iemand de wetenschappelijke integriteit schaadt. Ze hebben ook allemaal een vertrouwenspersoon aangesteld. Dat is al een enorme winst. Eerder kon het gebeuren dat iemand een zaak wilde aanbrengen, maar helemaal niet wist waar hij moest zijn omdat er geen reglement bestond. Ook probeerden universiteiten nog wel eens zaken af te doen met een onderzoekscommissie waarvan bijvoorbeeld de Rector Magnificus en de decaan deel uitmaakten. Dat zijn ook degenen die verantwoordelijk zijn voor promoties. Werd er een promotie betwist, dan moesten zij dus gaan oordelen over iets waarvoor ze zelf formeel verantwoordelijk waren geweest. Gelukkig doet geen enkele universiteit dat nu meer. En daar wordt de wetenschap alleen maar beter van.’ http://www.knaw.nl http://www.nwo.nl http://www.vsnu.nl http://www.knaw.nl/Pages/ DEF/28/514.bGFuZz1OTA.html http://www.knaw.nl/Pages/ DEF/26/646.bGFuZz1OTA.html
6
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
drie wetenschappers over publicatiedruk
Publish or perish? door Jorn Hövels
Diederik Stapel gaf in deVolkskrant (1 november 2011) de hoge publicatiedruk aan als verklaring voor zijn wetenschappelijke wangedrag. In een reconstructie van de affaireStapel citeerde weekblad Vrij Nederland (17 december 2011) uit zijn Tilburgse oratie: ‘Publicatiedrang leidt tot wetenschappelijke pornografie. Dit zet een premie op veel publiceren en niet goed onderzoek doen. Academici worden stukloonwetenschappers die geen interessante onderzoeksvragen zien maar geinige effectjes.’ Is die druk echt zo hoog? Dr. Corine Dijk (Klinische Psychologie), promovenda Iris Groen (Brein en Cognitie), prof. dr. Paul de Boeck (Psychologische Methodenleer) en prof. dr. Paul Emmelkamp (Klinische Psychologie en Akademie-hoogleraar) vertellen hoe zij die druk ervaren.
‘Data voor onderzoek zijn collectief eigendom’ Voordat Corine Dijk bij de UvA kwam werken, studeerde zij af in de sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Diederik Stapel was een van haar begeleiders. Hij leidde er een toptalentenproject voor studenten waaraan ook Dijk meedeed, maar tot haar spijt werd ze niet voor een promotieplek geselecteerd. Achteraf bezien een geluk. ‘Het helpt niet mee als je als jong onderzoeker de helft van je publicatielijst moet schrappen.’
Stapel noemde de hoge publicatiedruk als oorzaak voor zijn wangedrag. Voorstelbaar? ‘Voor mij niet. Wetenschap heeft iets weg van sport. Wie hard genoeg rent, krijgt status en geld, maar je hoeft niet de beste te zijn om je baan te behouden. Publicatiedruk voel je volgens mij vooral als je statusgevoelig bent.’
Maar geen geld, geen onderzoek. ‘Dat klopt niet helemaal. Je kunt dan eerder niet het onderzoek doen dat je had willen doen. Voor mijn onderzoek naar gezichtsexpressies van psychiatrische patiënten bijvoorbeeld zou ik graag een apparaat kopen dat die expressies codeert. Daar is geen geld voor, dus laat ik dat door honderden studenten doen. Dat kan ook.’
door de vraag: hoe steekt iets in elkaar? Het maakt mij uiteindelijk minder uit of mijn hypothese klopt. Als je data verzint, is waarheidsvinding dus niet je drijfveer. Wat doe je dan in de wetenschap? Stapel vond het winnen kennelijk belangrijker dan de sport.’
Wat moet er gebeuren? ‘Steekproefsgewijs controleren is goed maar lastig. Als belangen maar groot genoeg zijn, worden opgelegde procedures omzeild. Dat zie je ook in de sport, sporters blijven
Wetenschap heeft iets weg van sport doping gebruiken. Een cultuurverschuiving heeft meer zin. Onderzoekers moeten beseffen dat data niet hun eigendom zijn. Ze werken doorgaans erg individualistisch, terwijl ze worden betaald door de gemeenschap en dus een algemeen belang dienen. Datadeling zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn die onderzoekers al in hun studie meekrijgen.’ http://home.medewerker.uva.nl/k.f.l.dijk/
Begrijp je Stapel? ‘Nee, want als onderzoeker word ik primair gedreven
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
7
‘Datamassage gebeurt vaak’ De publicatiedruk is de laatste jaren gigantisch toegenomen, zegt Iris Groen. ‘Contracten worden korter. Het wordt steeds moeilijker om beurzen te krijgen en het enige waar je op wordt beoordeeld, zijn je publicaties.’
Volgens sommigen voel je die druk vooral als je toponderzoeker wilt zijn. ‘Veel onderzoekers willen dat, want de bronnen drogen op. “Als ik niet op de top van mijn kunnen presteer”, denken ze, “dan lig ik er straks uit”. Volgens mij is dat de harde realiteit. Maar fraude gaat in tegen alles waar de wetenschap voor staat.’
Het vergt moed om je professor af te vallen Hoe kon het zover komen? ‘Kennelijk wist Stapel een onderzoekscultuur te creëren waarin hij zijn promovendi data aanleverde zonder dat zij de oorsprong kenden. Wetenschap is gebaseerd op vertrouwen en is hiërarchisch; het vergt moed om je professor af te vallen.’
Uit het onderzoek Data, voer voor psychologen* van de KNAW en NWO blijkt dat psychologen hun data liever voor zichzelf houden. Herken je dat? ‘Ja, zeker in de cognitieve neurowetenschappen waar datavergaring nog duurder is. Data zet je niet meteen online, want je wilt als eerste met de conclusies naar buiten komen. Na publicatie zou het echter vanzelfsprekend moeten zijn om ze vrij te geven. Zo wordt er bij ons tegenwoordig vaak over gesproken om digitale databases van hersenscans online te zetten.’
Hoe gebruikelijk is datamassage? ‘Onlangs was ik bij een meeting over questionable research practises. Daar werd mij verteld dat het vaak gebeurt. In de sociale psychologie schijnt het zelfs gangbaar te zijn. Dan meet iemand bijvoorbeeld door tot hij wel een significant effect heeft. In mijn onderzoeksveld is datamassage moeilijker, maar er zijn plannen om onderzoekers vooraf te laten vastleggen hoeveel proefpersonen zij in hun studie meenemen.’
Valt er op de wetenschappelijke methodiek sowieso niet veel af te dingen? ‘Voor zuivere statistiek moet je vooraf scherp hebben welke hypothesen en condities je toetst. Alles wat daarbuiten
8
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
valt, is exploratief onderzoek. Daar mag je eigenlijk geen klassieke statistiek op loslaten, maar dat gebeurt wel – bijvoorbeeld als onderzoekers een niet voorspeld effect zien dat ze wel in hun analyse willen meenemen. En als het uitkomt, meten onderzoekers soms in plaats van de ruwe datawaarden de verschillen tussen condities en passen daar hun hypothese op aan. Dat is invalide statistiek, heb ik mij laten vertellen. Maar moeten onderzoekers daarvoor op de brandstapel? Ook exploratief onderzoek is belangrijk.’ http://home.medewerker.uva.nl/i.i.a.groen/ *http://www.dans.knaw.nl/content/categorieen/publicaties/ dans-studies-digital-archiving-4
‘Het moet niet bij morele verontwaardiging blijven’ Bij een promotie krijgt Paul de Boeck, ook verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven, soms de neiging om ruwe data op te vragen. Maar dat doet hij niet, want dat is hoogst ongebruikelijk. Volgens hem was de affaire-Stapel eerder aan het licht gekomen met een gekend systeem van (gedrag)regels, procedures en normen rondom onderzoeksintegriteit.
Heeft de affaire-Stapel u verbaasd? ‘De affaire is zo ongewoon dat je haast denkt dat Stapel een sociaalpsychologisch experiment met de wetenschap heeft uitgehaald; als ultiem bewijs dat die zo fraudegevoelig is. In werkelijkheid is hij waarschijnlijk geleidelijk afgegleden in zijn bedrog, maar de affaire doet romaneske aan.’
Ook waarheidsvinding kan worden doorgeprikt. ‘Ja, maar ook door onkunde, vooroordelen en slordigheid van onderzoekers, al dan niet gepaard aan de vurige wens om hun hypothesen bevestigd te zien. Stapel ging een stap verder en dat bewijst eens te meer dat ook wetenschappers ten prooi vallen aan extrinsieke drijfveren zoals macht, roem en geld.’
Wat valt de universiteiten te verwijten? ‘Die hadden een systeem van regels en normen moeten hebben, zodat collega’s gemakkelijk fraudemeldingen kunnen doen die dan volgens vaststaande procedures behandeld worden. Ik heb het over een gekend systeem, geen ad hoc systeem. De promovendi van Stapel waren aangewezen op hun decaan, pas na zijn ontmaskering is een commissie in het leven geroepen. Er had al lang een laagdrempelig meldpunt moeten zijn.’
De affaire-Stapel doet romaneske aan Dan nog: cijferfraude is lastig te controleren. ‘Bij een universiteit met de omvang van de UvA komen er naar schatting jaarlijks drie tot vier integriteitschendingen aan het licht. Soms is fraude niet te achterhalen, soms wel. Een waterdicht systeem bestaat niet, maar regels, normen en controle verkleinen de fraudekansen.’
Op wat voor regels doelt u? ‘Onderzoekers kunnen verplicht worden tot datadeling en data kunnen met de tijdschriftpublicaties ter beschikking gesteld worden. Bij het indienen van een onderzoekaanvraag zouden onderzoekers kunnen aangeven welke proefpersonen ze gebruiken. Onderzoekers zouden al in hun studie bekend moeten worden gemaakt met gedragsregels, zodat de cultuur kan veranderen. Tot nog toe is vooral de morele kant van het verhaal besproken, maar daar moet het niet bij blijven.’
Ook in de politiek en het bankwezen is integriteit ver te zoeken. Is het een tijdsprobleem? ‘Het individuele en algemene belang staan altijd al op gespannen voet. Neem het klassieke voorbeeld van de brand waarbij veel ellende voorkomen kan worden als mensen netjes op elkaar wachten. Mensen zien niet dat het algemeen belang op de lange termijn ook in hun eigen belang is.’ http://home.medewerker.uva.nl/p.a.l.deboeck/ http://ppw.kuleuven.be/okp/people/Paul_De_Boeck/
frauduleuze publicatie kunnen staan.’
Uw naam zou besmeurd zijn. ‘We mogen ons wel wat verwijten. Wij deden destijds een meta-analyse. Ons viel daarbij niets op. Met de kennis van nu zie je dat de studies met het gunstigste meetresultaat allemaal van Fals-Stewart’s onderzoeksgroep afkomstig waren.’
Welke les trekt u daaruit? ‘Het is riskant om te werken met iemand die je niet kent.’
Hoe riskant? ‘Ik vrees dat de affaire-Stapel het topje van de ijsberg is. Ik voel wel voor een wetenschappelijke inspectie die steekproefsgewijs controleert, inclusief een controle op proefpersonen en correspondentie. Dat werpt mogelijk een eerste drempel op. Maar je komt er moeilijk achter als iemand willens en wetens cijfers verandert.’
Tijd voor een cultuuromslag? ‘Misschien. De waarde die wordt toegekend aan high impactpublicaties is nu wel erg groot. Onderzoekers zouden ook op hun gezamenlijke prestaties afgerekend kunnen worden en op de maatschappelijke waarde van hun onderzoek.’
Ze werken te individualistisch? ‘Onderzoekers zijn steeds minder geneigd iets te doen dat hen aan impactcijfers niets oplevert. Zo is het lastig om nog mensen te vinden die referent willen zijn, of die bereid zijn een wat breder ingestoken hoofdstuk of boek te schrijven. En dat is wel belangrijk, bijvoorbeeld om collega’s aan het denken te zetten. Zulke activiteiten zouden visitatiecommissies meer kunnen belonen.’
Hoe komt een wetenschapsfraudeur met zichzelf in het reine?
‘Wetenschappers werken te individualistisch’ Paul Emmelkamp werkte aan een project met William Fals-Stewart, onderzoeker aan de University of Buffalo (VS). Vanwege een ontoereikende hoeveelheid data in de Nederlandse steekproef zag Emmelkamp zich genoodzaakt uit de samenwerking te stappen. Later hoorde hij dat Fals-Stewart zijn dataset verzonnen had.*
‘Dat is per persoon afhankelijk. Fals-Stewart kon niet meer met zichzelf leven. Maar die maakte het ook wel erg bont. Zo liet hij in de strafzitting acteurs als zijn onderzoeksassistenten voor hem getuigen; die voerde hij telefonisch op omdat die aan de andere kant van de VS woonden. De officier van justitie vertrouwde het niet helemaal en vloog erheen om ze te horen. Zo kwam het aan het licht. Leg dat maar eens uit aan je vrouw en kinderen.’ http://home.medewerker.uva.nl/p.m.g.emmelkamp/ * http://www.reportingonhealth.org/ blogs/doctors-behaving-badly-drugresearcher-was-addicted-falsehoods
Dat was schrikken. ‘Ja, als we niet voortijdig uit de samenwerking waren gestapt, had onze naam ook bij de
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
9
interview met jelte wicherts
Psychologen mogen best meer een accountancymentaliteit hebben door Vittorio Busato
Dat kon er na de affaire-Stapel ook nog wel bij: één op de tien psychologen vervalst onderzoeksdata. Dat kopte de Volkskrant op 22 februari 2012. Die fraude zou blijken uit een binnenkort in Psychological Science te verschijnen onderzoek van Leslie John (Harvard Business School) en twee collega’s, een studie die online al te raadplegen is. Jelte Wicherts, tot 1 mei jl. universitair docent bij de Programmagroep Psychologische Methodenleer en thans als universitair hoofdocent verbonden aan het Departement Methoden en Technieken van Tilburg University, had de wetenschapsredactie van de Volkskrant gewezen op de studie van John. Samen met collega’s maakt Wicherts zich al jaren sterk dat wetenschappers hun data openbaar maken. Zo deden ze enkele jaren terug in American Psychologist verslag van een opmerkelijke enquête. Van de aangeschreven auteurs die in de laatste twee issues van 2004 in Journal of Personality and Social Psychology, Developmental Psychology, Journal of Consulting and Clinical Psychology en Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition hadden gepubliceerd, stelde slechts een kwart hun data beschikbaar voor heranalyses. Saillant, want volgens de ethische richtlijnen van de American Psychological Association (APA) verplíchten auteurs zich met een publicatie in de vakpers om hun gegevens tenminste vijf jaar beschikbaar te houden voor collega’s. Sterker, in een recente studie in Plos ONE vonden Wicherts et al. dat die onderzoekers die hun data niet beschikbaar stellen, ook opvallend meer statistische fouten maken. Het is door dit soort publicaties dat binnenlandse media als Eén Vandaag, Vrij Nederland en de Volkskrant en buitenlandse media zoals The New York Times Wicherts weten te vinden als dubieus onderzoek van psychologen weer eens de pers haalt.
10
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
Zo vroeg het prestigieuze Nature hem om een bijdrage wat er van de affaire-Stapel kan worden geleerd. In zijn column hekelt Wicherts onder meer het excuus van vertrouwelijkheid waarop onderzoekers zich beroepen als het om vrijgeven van data gaat. ‘In practice, most simply fail to document their data in a way that allows others to quickly and easily check their work. It is not unusual for data that are shared to list variables only as VAR00001 through VAR00019, with no further explanation.’ Mede vanwege een dergelijk amateurisme pleit Wicherts ervoor dat tijdschriften het beschikbaar stellen van onderzoeksgegevens in openbaar toegankelijke bewaarplaatsen – repositories – als voorwaarde stellen voor publicatie van een artikel; op die manier zou de datafabricage van Stapel veel eerder aan het licht zijn gekomen. Eveneens pleit hij voor een “co-pilot model” bij statistische analyses: coauteurs zouden data en analyses van elkaar moeten controleren om fouten te voorkomen.
Hebben psychologen het grote publiek iets uit te leggen over hun arbeidsethos? ‘Er zijn verschillende wetenschappelijke integriteitsschendingen. Het bewust verzinnen van data zoals Diederik Stapel heeft gedaan staat bovenaan, gevolgd door plagiaat en het aanpassen van data. Het weglaten van data, het aanpassen van de analyse omdat dit beter uitpakt of het niet vermelden van “mislukte” studies, zulke zaken vallen onder het kopje questionable research practices. Daarvan is niet altijd duidelijk hoe moedwillig het is gedaan. John en haar collega’s maakten voor deze schendingen verschillende schattingen van de prevalentie. Het is niet zo dat tien procent uit hun steekproef van ruim tweeduizend psychologen toegaf aan falsificatie te
doen, die schatting bedroeg zo’n twee procent. Overigens zijn dat wereldwijd dus een paar honderd psychologen, schrikbarend veel, maar wel in lijn met eerder onderzoek.’
Het bewust weghalen van uitbijters, valt dat ook onder fraude? ‘Nee. In datasets kan altijd iets raars zitten, bijvoorbeeld omdat een proefpersoon niet serieus heeft meegewerkt. Alleen, daar moet je transparant over zijn. Geen enkel probleem als je als onderzoeker netjes meldt dat je de uitbijters uit je datasets hebt verwijderd. Zo staat dat ook in de statistiekboeken.’
Is vanwege de publicatiedruk de verleiding voor wetenschappers groter om te gaan sjoemelen? ‘Significante resultaten worden vaker gepubliceerd, dat is de hypocrisie van het peer review systeem. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is dat al experimenteel aangetoond. Als reviewers twee inhoudelijk dezelfde artikelen krijgen aangeboden, maar met alleen in één versie significante resultaten, dan wijzen ze het artikel met de niet-significante resultaten en masse af. Dat onderzoekers zich door de impliciete “eis” van significantie eerder laten verleiden de werkelijkheid wat mooier voor te spiegelen, lijkt me evident. Dat is een probleem dat serieuze aandacht verdient.’
Hoe kunnen psychologen zich wapenen tegen die verleiding? ‘Allereerst moeten psychologen erkennen dat veel zaken beter kunnen. Het heeft mij altijd verbaasd hoe geheimzinnig er vaak met data wordt omgegaan, dat onderzoekers hun data in hun eentje analyseren. Natuurlijk maak je dan fouten! Stel je eens voor dat een accountant de kas én bijhoudt én controleert! In de psychologie bestaat geen cultuur van controle, geen enkel statistiekboek geeft uitleg hoe je data moet bewaren of een goed codeboek schrijft. Psychologen mogen best meer een accountancy-mentaliteit hebben. Statistiek is hartstikke ingewikkeld, vaak gaan er dingen fout. Uit onderzoek van collega Marjan Bakker blijkt dat in de helft van de artikelen resultaten niet consistent zijn met gerapporteerde p-waarden. Nog pijnlijker is dat onderzoekers die weigeren hun data te delen meer statistische fouten maken. Om in accountancytermen te blijven: daar waar het kasboek een puinhoop is en de noodzaak van controle het grootst, wordt geen openbaar jaarverslag gemaakt. Als aandeelhouder van zo’n bedrijf zou ik razend zijn. In de wetenschap is iedereen aandeelhouder. We moeten serieus nagaan of die gesloten cultuur wel zo slim is. Als je een artikel publiceert, doe dat dan zo open en transparant mogelijk. Wat heb je te verbergen?’
Hoe open ben jij zelf? ‘Met mijn grote mond moet ik extra op mijn tellen passen, dus zelf probeer ik het goede voorbeeld te geven. Ik stel mijn onderzoeksgegevens graag beschikbaar voor andere onderzoekers. Mijn coauteurs checken mijn analyses, dat
wil ik absoluut niet op de automatische piloot doen. Die werkwijze dwingt me mijn data zorgvuldig te documenteren. En ik praat ook veel opener over mijn data en de analyses die ik heb gedaan, dat werkt bijna therapeutisch!’
Je bent bezig met het opzetten van een tijdschrift waarin psychologen louter data kunnen publiceren. ‘Ja. Het idee is dat het artikel de beschrijving is van de dataset, eventueel aangevuld met ideeën wat andere onderzoekers ermee kunnen doen. De data komen er in een online appendix bij. Samen met Marjan Bakker heb ik pas een redactioneel geschreven voor Intelligence, waar ik in de redactieraad zit, waarin we de voordelen van data publicatie bespreken. Het delen van data maakt wetenschap zoveel dynamischer en democratischer.’
In NRC Handelsblad deden drie wetenschappers onlangs een voorstel om promovendi een soort eed van Hippocrates te laten afleggen, om zo wetenschapsfraude te voorkomen. Hoe sta jij daar tegenover? ‘Een charmant idee. Overigens beloof je als doctor je al te houden aan verplichtingen jegens wetenschap en maatschappij. Er speelt echter een juridisch probleem, een doctoraat kun je niet zomaar afnemen. Dat bleek ook bij Stapel voordat hij uit eigen beweging zijn bul inleverde. Zo’n eed kan een extra juridisch middel zijn om iemand bij fraude zijn of haar doctoraat te ontnemen.’
Ik praat veel opener over mijn data, dat werkt bijna therapeutisch! Het weekblad Vrij Nederland citeerde uit de oratie van Stapel dat publicatiedwang leidt tot wetenschappelijke pornografie. Hoe ga jij om met die druk? ‘Het staat buiten kijf dat die druk of dwang hoog is, maar dat mag nooit een excuus zijn om ethische grenzen te overschrijden. Stapel is een van de weinige wetenschappelijke fraudeurs die zijn fouten heeft toegegeven. Het zou heel interessant zijn uit zijn mond te horen waarom hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan. Hoe is het begonnen? Waarom vond hij succes en status zo belangrijk? Wanneer heeft hij de verkeerde afslag genomen, en waarom? Zijn verhaal kan ons allemaal een spiegel voor houden.’
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
11
De commissie die de fraude van Stapel heeft onderzocht, adviseerde strafrechtelijke vervolging. Wat vind jij daarvan? ‘Ik kan me nauwelijks een ergere afranseling voorstellen dan die Stapel in de media heeft gekregen. Persoonlijk is het een enorm drama, hij is zijn baan en inkomen kwijt. Ik vraag me af of hij nog meer moet boeten. Aan de andere kant, hij is een oplichter. Hij heeft ruim twee miljoen euro subsidiegeld deels aan fictief onderzoek besteed. Er zal vermoedelijk sprake zijn van valsheid in geschrifte, maar over een gevangenisstraf kan ik niet oordelen. En wat vooral ook heel erg is: Stapel heeft een aantal jonge onderzoekers zeer ernstig gedupeerd in hun wetenschappelijke carrière.’
Ter afsluiting: heeft de psychologie een integriteitsprobleem of niet? ‘Psychologen zijn mensen. Als wij doen alsof iedere onderzoeker integer is, als we de menselijke factor bagatelliseren, dan zijn we als vakgebied niet integer. Juist psychologen moeten dat toch weten!’
* John, L.K., Loewenstein, G.F. & Prelec, D. Measuring the Prevalence of Questionable Research Practices with Incentives for Truth-Telling (January 31, 2012). Psychological Science, Forthcoming. (Available at SSRN: http://ssrn.com/abstract=1996631 or http://dx.doi. org/10.2139/ssrn.1996631) * Wicherts, J.M. & Bakker, M. (2012). Publish (your data) or (let the data) perish! Why not publish your data too? Intelligence Wichertsbakker2012.pdf,the meta-data, and the free data! * Wicherts, J. M. (2011). Psychology must learn a lesson from fraud case. Nature, 480, 7 Link Nature * Wicherts, J. M., Bakker, M. & Molenaar, D. (2011). Willingness to share research data is related to the strength of the evidence and the quality of reporting of statistical results. PLoS ONE Wicherts et al. (2011). * Bakker, M. & Wicherts, J. M. (2011). The (mis)reporting of statistical results in psychology journals. Behavior Research Methods, 43, 666678. BakkerWicherts2011.pdf * Wicherts, J.M., Borsboom, D., Kats, J., & Molenaar, D. (2006). The poor availability of psychological research data for reanalysis. American Psychologist, 61, 726-728. datasharing.pdf
http://wicherts.socsci.uva.nl/ http://home.medewerker.uva.nl/m.bakker1/ http://www.bdat.nl/index.html
12
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
column frank van Kolfschooten
Smoesjes van karottentrekkers Van een psycholoog die zich schuldig maakt aan wetenschapsfraude of plagiaat verwacht ik creatieve uitvluchten of op z’n minst een fraai boetekleed. Listig was de ontsnappingspoging van Frederik Buytendijk, in de jaren vijftig van de vorige eeuw de beroemdste psycholoog van Nederland. Nadat een studentblad plagiaat had aangetoond in Buytendijks boek De vrouw, stuurde de hoogleraar dit boek naar de geplagieerde, de Duitser Philipp Lersch, met het verzoek het te recenseren. Gezien Lersch’ geringe beheersing van het Nederlands kon Buytendijk weten dat hij de tekst niet al te grondig zou kunnen lezen, maar een recensie zou zijn plagiaat wel witwassen. Helaas voor Buytendijk liet Lersch het bij wat plichtmatige lovende woorden in een brief. Buytendijks tijdgenoot Alphons Chorus weet zijn plagiaat in het leerboek Grondslagen der sociale psychologie aan weggevallen voetnoten tijdens het drukproces. Maar was die vermaledijde drukker dan ook vergeten om de aanhalingstekens bij de passages waar de noot naar had moeten verwijzen uit de letterbak te halen? Een aannemelijker verklaring dan dit afschuiven op de aloude ‘zetduivel’ was dat Chorus het overtikken van buitenlandse auteurs wel lekker vond opschieten. Klinisch psycholoog René Diekstra, de Buytendijk van de jaren negentig, stelde tegenover de Leidse onderzoekscommissie dat het hier om onbedoeld plagiaat ging. Deze vluchtweg sloot de commissie af door te stellen dat men niets aankon met intenties omdat men nu eenmaal niet in Diekstra’s hoofd kon kijken. In later jaren zocht Diekstra andere excuses: hij introduceerde een eigen definitie van plagiaat en manoeuvreerde zichzelf in een slachtofferrol. Hij erkende fouten te hebben gemaakt, maar was daarvoor veel te zwaar gestraft door zijn rechters. Dat maakte zijn rechters tot slechtere mensen dan hij. De Utrechtse neuropsychologe Margriet Sitskoorn betwistte de bevoegdheid van de integriteitscommissie om te oordelen over haar overnames zonder bronvermelding omdat dat was gebeurd in populairwetenschappelijke bladen en dat viel niet onder de gedragscode voor wetenschappers. Toen die vlieger niet opging, zette ook Sitskoorn in op de ‘goede bedoelingen’: als het dan plagiaat was, dan had ze het niet zo bedoeld. Net als Diekstra kwam Sitskoorn daar niet mee weg. Ze kreeg in Utrecht een berisping, maar werd met open armen ontvangen als hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg.
Daar werd ze een collega van Diederik Stapel, wiens talloze verzinsels ieders verstand deden stilstaan. Hij ging diep door het stof in een schriftelijke verklaring, maar kon ook zelf de vraag niet beantwoorden wat hem had bewogen. Sinds een documentaire van Profiel* weten we dat Stapel vanwege gebrek aan talent afzag van een carrière als acteur en koos voor een loopbaan waarin hij een eminente wetenschapper speelde.
Was die vermaledijde drukker ook vergeten de aanhalingstekens bij de passages waarnaar de noot had moeten verwijzen uit de letterbak te halen? Eind juni kreeg het imago van de sociale psychologie een nieuwe mokerslag met de ontmaskering van de Belg Dirk Smeesters. ‘Ik ben geen Diederik Stapel,’ zei deze hoogleraar consumentengedrag van de Erasmus Universiteit. Of Smeesters geen klein broertje van Stapel is, staat te bezien. Het aantal teruggetrokken artikelen bleef op twee hangen omdat van ander dubieus werk de ruwe data verloren waren gegaan. Een gecrashte harde schijf, een helaas onvindbare zwager die deze calamiteit kon bevestigen, bij een verhuizing zoekgeraakte data … Ja, het klonk ongeloofwaardig gaf Smeesters ook zelf aan, maar zo was het nu eenmaal gegaan. Smoesjes van een karottentrekker heet dat in Vlaanderen. Frank van Kolfschooten is onderzoeksjournalist. In oktober verschijnt zijn boek Ontspoorde wetenschap. Over fraude, plagiaat en academische mores. E-mail:
[email protected].
* http://www.human.nl/programma-44794-profiel:-diederik-stapel.
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
13
drie reflecties
Wel de lusten, niet de lasten? door Iris Dijkstra
De fraude van Diederik Stapel kwam in een stroomversnelling nadat Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in de zomer van 2011 een persbericht verspreidde. De boodschap: vleeseters zouden hufteriger zouden zijn dan niet-vleeseters. Dat zou blijken uit onderzoek dat zij samen met Stapel en Marcel Zeelenberg, hoogleraar sociale en economische psychologie aan de Universiteit Tilburg, had uitgevoerd. Niet alleen bleek dat “onderzoek” te berusten op volledig verzonnen data van Stapel, het onderzoek had bovendien de toets van het peer review-systeem nog geenszins doorstaan. Vonk sprak dus duidelijk voor haar beurt. In de media kreeg ze er vervolgens ongenadig van langs – mede ook omdat al snel de verdenking rees dat Vonk, als voormalig voorzitter van de actiegroep Wakker Dier en actief lid van de Partij voor de Dieren, de schijn van vooringenomenheid wekte.* De werkwijze van Vonk was voor de Radboud Universiteit aanleiding onderzoek te doen naar haar wetenschappelijke integriteit. Uiteindelijk kreeg ze een berisping wegens onprofessioneel handelen. In tegenstelling tot diverse rapporten over Stapel werd dat integriteitsrapport over Vonk niet openbaar gemaakt, tot verbijstering van onder meer het Nijmeegse studentenblad Vox. Dat mocht bovendien van het College van Bestuur geen artikel op de eigen website publiceren over wat studenten en medewerkers vonden van haar werkwijze.** Etaleerde Vonk een mentaliteit van wel de lusten (mediaaandacht, wéér een publicatie) en niet de lasten (grondig checken van (data-)analyses – het ambachtelijke vakmanschap waarop goed onderzoek is gebaseerd)? De UvA-medewerkers Denny Borsboom (Psychologische Methodenleer), EvertJan van Doorn (Sociale Psychologie) en Hilde Huizinga (Ontwikkelingspsychologie) reflecteren op deze zaak.
14
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
http://www.ru.nl/socialeencultuurpsychologie/staf/prof_dr_roos_vonk/ http://www.roosvonk.nl/ http://www.tilburguniversity.edu/webwijs/show/?uid=m.zeelenberg http://www.ru.nl/vox/ * B ijv.: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/7544/DeJaap/article/ detail/2906747/2011/09/14/Roos-Vonk-mist-academischebasisvaardigheden.dhtml ** Bijv.: http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Wetenschap/323355/ Studenten-mogen-niet-schrijven-over-kwestieRoos-Vonk.htm
Het zou goed zijn als standaard bij artikelen vermeld zou worden wie voor welk gedeelte verantwoordelijk is
Te goed van vertrouwen? ‘Dat het rapport over Vonk geheim is gehouden, vind ik prima. Zulke rapporten zijn nu eenmaal vertrouwelijk. Vonk had er natuurlijk ook zelf op kunnen aandringen het rapport openbaar te maken. Dat de Nijmeegse studenten niet over de zaak mochten schrijven op de website, dat vind ik wel vreemd. We hebben hier toch vrijheid van meningsuiting? Het is alles bij elkaar moeilijk te beoordelen of Vonk terecht “onzorgvuldig professioneel handelen” is verweten. We weten gewoon niet op grond waarvan ze precies is berispt. Misschien vanwege haar onhandige optreden bij Pauw en Witteman?*** Of misschien is ze te goed van vertrouwen geweest? Natuurlijk moet je elkaar in de wetenschap kunnen vertrouwen, maar je mag elkaar wel kritische vragen stellen. Zeker als je coauteur bent. Dan ben je tenslotte medeverantwoordelijk voor een publicatie. Het zou daarom ook goed zijn als standaard bij artikelen vermeld zou worden wie voor welk gedeelte verantwoordelijk is. Zo voorkom je dat de een wordt meegesleurd in de val van de ander als die onoorbare dingen doet. Want dat is intussen wel duidelijk geworden: iemand die fraudeert brengt ook anderen een hoop schade toe. Data fabriceren is natuurlijk heel erg fout en komt hopelijk weinig voor. Maar er is in de wetenschap ook een grijs gebied waar elke onderzoeker mee te maken krijgt. Tijdschriften publiceren vooral significante resultaten, en onderzoekers worden op hun aantal publicaties afgerekend. Daarom worden data vaak op veel verschillende manieren bekeken totdat er een significant resultaat uitrolt. Het zou goed zijn als we ons hier meer bewust van zouden worden en meer zouden discussiëren over wat wel en niet mag. We worden tenslotte niet betaald om ons eigen cv op te krikken, maar om meer over de waarheid te weten te komen.’ http://home.medewerker.uva.nl/h.m.huizenga/ *** B ijv: http://pauwenwitteman.vara.nl/ Fragment-detail.1548.0.html?&tx_ttnews%5Btt_ news%5D=22785&tx_ttnews%5BbackPid%5D=116 &cHash=7d5a829ecf0d3946fb2e441cd2b3c728
‘Data delen moet de norm zijn’ ‘Heb je destijds dat onderzoeksverslag van Stapel over die vleeshufters gezien? Ik ben daar echt van geschrokken. Het is een vodje, ik zou er nog geen student mee weg laten komen. Geen toetsingsresultaten, de tabellen kloppen van geen kanten. Als dat verslag de enige informatie was waarop Vonk haar persbericht baseerde, dan is het terecht dat ze is berispt. Ik kan nauwelijks geloven dat ze enkel op basis van zo’n beperkt verslag naar buiten trad. Blijkbaar heeft Vonk in de resultaten gezien wat ze wilde zien. Ironisch, want juist de sociale psychologie heeft talloze vertekeningen in het oordeelsvermogen van mensen
geïdentificeerd. Als sociaalpsycholoog had Vonk zelf dus als geen ander moeten weten dat ze uiterst kritisch moest zijn op haar eigen interpretatie van de data. Je moet je omgeving zo organiseren dat je tegenspraak krijgt en scherp blijft. Data delen en erover discussiëren zou de norm moeten zijn. Laat je gegevens eerst maar eens zien aan je collega’s, coauteurs en reviewers voordat je de media opzoekt. Probleem is de financiering van de wetenschap. Die wordt tegenwoordig georganiseerd als een competitie. En iedereen weet: als er wat te winnen valt, speelt er altijd wel iemand vals. Dat is bij alle wedstrijden en spelletjes zo, dus moet je controleren of iedereen zich aan de spelregels houdt. In de sport zijn toch ook dopingcontroles? Waarom in de wetenschap dan niet? Ik zit hier zelf ook bijna een miljoen van NWO te spenderen, dus ik zou er niet van opkijken als er eens iemand van NWO langs zou komen en zou vragen naar mijn datasets. Dat het integriteitsrapport over Vonk niet openbaar is gemaakt, daar heb ik eigenlijk geen mening over. We weten tenslotte niet wat daar in staat. Wel vind ik het opmerkelijk dat studentenblad Vox zich door het CvB heeft laten ringeloren. Als het bestuur zegt dat er niet over de zaak-Vonk mag worden geschreven, dan doe je dat toch juist? Je moet als redactie je poot stijf houden. Een studentenblad hoort onafhankelijk te zijn en zich niet de wil van het CvB laten opleggen.’ http://home.medewerker.uva.nl/d.borsboom/
de sociale psychologie heeft talloze vertekeningen in het oordeelsvermogen van mensen geïdentificeerd
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
15
Treed pas naar buiten met je bevindingen als je artikel door de peer review heen is ‘Van de affaires rond Stapel en Vonk is een hoop te leren’ ‘De Radboud Universiteit zal wel zo zijn redenen hebben gehad om het integriteitsrapport over Vonk geheim te houden. Wat Vonk heeft gedaan is niet te vergelijken met wat Stapel heeft gedaan. Stapel heeft op grote schaal gefraudeerd. En frauderen is strafbaar, dus ik kan me voorstellen dat de Universiteit van Tilburg open kaart wilde spelen. Bij Vonk is van fraude geen sprake, alleen haar integriteit is in het geding. Daar hoeft een universiteit geen openheid over te geven. We weten dus ook niet wat er in dat rapport staat. Toch vind ik het terecht dat Vonk onzorgvuldig professioneel
16
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
handelen is verweten, want ze heeft wetenschappelijke resultaten prematuur naar buiten gebracht. Dat is fout, je moet pas naar buiten treden met je bevindingen als je artikel door de peer review heen is. Dat zij de data die Stapel aanleverde niet controleerde, vind ik in vergelijking hiermee minder laakbaar. Ik zou zelf niet zo willen werken, ik zou zelf altijd een bestand met ruwe data willen hebben als ik coauteur was. Maar als je veel ballen tegelijkertijd in de lucht moet houden en iemand die je goed kent levert de data aan, tja, dan kan ik me voorstellen dat je zo’n gegevensbestand niet controleert. De universiteit heeft ook gezegd dat Vonk extra kritisch had moeten zijn omdat ze zelf een ideologisch belang bij de resultaten had. Daar ben ik het wel mee eens. Het is niet handig als je nauw betrokken bent bij een onderwerp dat je onderzoekt. Natuurlijk, als onderzoeker heb je een hoop vrijheid. Maar het kan een verkeerde indruk geven als je je met dingen gaat bezighouden waar je een zeker belang bij hebt. Je moet dan wel heel erg zeker weten dat alles klopt voordat je je resultaten naar buiten brengt. Het is een van de lessen die we kunnen trekken uit deze zaak: wees eerder conservatief dan liberaal als je de media opzoekt. En laten we als vakgebied een open dialoog aangaan over onze onderzoekscultuur. Wat gaat er goed en wat kan er beter? Daar moeten we met elkaar over in gesprek. Wat dat betreft valt er uit de hele affaires rondom Stapel en Vonk een hoop te leren.’ http://home.medewerker.uva.nl/e.a.vandoorn/
Interview met Wim Koomen
‘Wetenschap bedrijven is een kwestie van vertrouwen’ door Vittorio Busato
Volgens een reconstructie van de affaire-Stapel in weekblad Vrij Nederland (17 december 2011) zou hij in zak en as thuis hebben gezeten. Maar dat is onzin, reageert de gepensioneerde Wim Koomen, die nog een dag per week werkt bij de Programmagroep Sociale Psychologie. Samen met Joop van der Pligt, hoogleraar bij diezelfde programmagroep, was hij in de jaren negentig van de vorige eeuw promotor van Diederik Stapel. En daar was Koomen maar wat trots op, zo blikt hij terug, dat hij hem in die tijd kon en mocht begeleiden, dat Stapel in zekere zin “zijn” leerling was. ‘Dat maakt het des te erger. Diederik was een zeer talentvol en creatief onderzoeker, in de goede zin van het woord. Maar van dat beeld is helaas helemaal niets overgebleven.’ Van kroonprins tot paria van de sociale psychologie, zo zou de val van Stapel wel kunnen worden omschreven. Koomen beschouwt die neergang van zijn vroegere protegé nu als dieptepunt in zijn carrière. ‘Stel dat zijn bedrog was uitgekomen toen ik nog volledig in de running was, dan was het nog veel harder aangekomen. Ik ben in 2001 gepensioneerd, werk nog wel, maar beschouw me niet meer als volwaardig lid van de programmagroep. Daardoor heb ik, gelukkig, wat meer afstand. Maar voor een aantal van zijn promovendi is deze affaire een ramp. Er zijn publicaties teruggetrokken, hun carrièreperspectief in de wetenschap is er bepaald niet beter op geworden. Vreselijk.’
Onbegrip Stapel promoveerde in 1997 cum laude aan de UvA, maar heeft na zijn ontmaskering als fraudeur inmiddels uit eigen beweging zijn doctorsbul ingeleverd. Waterdicht bewijs is er niet voor, maar naar alle waarschijnlijkheid heeft Stapel ook al een deel van de data voor zijn dissertatie verzonnen, concludeerde onlangs een commissie onder leiding van emeritus-hoogleraar Pieter Drenth.* Koomen heeft van de argumentatie kennis genomen. ‘Statistisch ben ik redelijk onderlegd. Maar de procedures die de commissie-Drenth heeft gehanteerd, zijn mij onbekend. De originele databestanden zijn er niet meer en er zijn statistische technieken toegepast die gesjoemel met data aannemelijk moeten maken. Hoe dan ook, destijds had ik geen enkele reden te twijfelen aan de data van Stapel voor zijn proefschrift.’ En zo gek is dat ook niet, vervolgt Koomen. ‘Wetenschap bedrijven is een kwestie van vertrouwen. Voor fraude moet je een verdenking hebben. Je gaat er niet vanuit dat iemand de zaak flest, en zeker niet in die mate die nu is gebleken bij Stapel. Daar houd je gewoonweg geen rekening mee. Integendeel, ik had het idee dat zijn werk netjes en fatsoenlijk was uitgevoerd.’ Het was collega Van der Pligt die hem als eerste attendeerde op het bedrog van Stapel, kort voordat het nieuws wereldkundig werd. Koomen: ‘Eerst dacht ik aan een slechte digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
17
Ik had geen enkele reden te twijfelen aan de data van Stapel grap, maar al gauw besefte ik dat het wel waar moest zijn. Dan gaan welhaast vanzelf emoties als onbegrip, verbazing en ongeloof overheersen. Hoe is in het godsnaam mogelijk dat hij dat heeft gedaan? Wanneer is het begonnen?’ Op die vragen had en heeft Koomen geen antwoord. ‘Ik heb contact gehad met Diederik, maar heb hem die vragen niet gesteld. Overigens geloof ik niet dat ik zijn antwoorden zomaar zou vertrouwen, juist omdat mijn vertrouwen al zo is geschaad.’ Toch hecht Koomen er wel enige waarde aan dat Stapel ontkent dat hij ook in zijn Amsterdamse periode de boel heeft lopen flessen. ‘In Groningen en Tilburg heeft hij zijn fraude toegegeven. Waarom zou je dan verzwijgen dat het verzinnen van data bijvoorbeeld hier is begonnen? Veel erger kan het toch niet meer worden?’ Mogelijk doet Stapel zelf ooit een boekje open over zijn beweegredenen. Vooralsnog blijft het volgens Koomen psychologie van de koude grond waarom Stapel heeft gedaan wat hij heeft gedaan. ‘Natuurlijk denk ik daar over na, maar ik kom ook niet verder dan clichés als “steekje los”. Vergelijk het met twee mensen van wie je nooit had gedacht dat die zouden gaan scheiden. Dan vraag je jezelf ook af waarom, of je bepaalde signalen had kunnen opvangen. En dan kom je evenmin verder dan wat algemene determinanten waarvan het maar de vraag is of die ook opgaan voor dat specifieke echtpaar. De werkelijkheid is dat die mensen zich naar de buitenwereld toe totaal anders hebben gedragen, en dat zal bij Stapel niet anders zijn geweest.’
Scheve gezichten Kort na zijn ontmaskering gaf Stapel in de Volkskrant (1 november 2011) de volgende verklaring: “Ik heb de fout gemaakt dat ik de waarheid naar mijn hand heb willen zetten en de wereld net iets mooier wilde maken dan hij is. Ik heb gebruik gemaakt van oneigenlijke middelen om de resultaten aantrekkelijker te maken. In de moderne wetenschap ligt het ambitieniveau hoog en is de competitie voor schaarse middelen enorm. De afgelopen jaren is die druk mij teveel geworden. Ik heb de druk te scoren, te publiceren, de druk om steeds beter te moeten worden niet het hoofd geboden. Ik wilde te veel te snel. In een systeem waar weinig controle is, waar de mensen veelal alleen werken, ben ik verkeerd afgeslagen.” Koomen vindt het een weinig bevredigende verklaring.
18
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
‘In mijn carrière heb ik de publicatiedruk voor wetenschappers enorm zien veranderen. Als Stapel met deze verklaring een volledig beeld van de oorzaken van zijn gedrag pretendeert, dan is hij daar niet in geslaagd. Die druk geldt voor elke wetenschapper. Het doet denken aan de crimineel die zijn gedrag toeschrijft aan een slechte jeugd of de verkeerde vrienden. De meeste van de mensen in dezelfde omstandigheden slaan niet verkeerd af.’ Vele vakbroeders hebben zich erover verbaasd dat Stapel zo lang zijn gang heeft kunnen gaan, dat zijn bedrog niet veel eerder is opgemerkt. Zo kregen sommige van zijn promovendi kant-en-klare datasets aangeleverd, terwijl het zelf verzamelen van data nu juist hoort bij de proeve van een bekwaamheid die het schrijven van een proefschrift is. Zorgde dat in de gemeenschap van sociaalpsychologen niet voor scheve gezichten? ‘Daar heb ik nooit zo bij stil gestaan,’ antwoordt Koomen. ‘Maar het is inderdaad opmerkelijk dat sommige promovendi niet zelf hun data hoefden te verzamelen. Dat zou uitzonderlijk moeten zijn, hoewel er wel situaties denkbaar zijn dat het zo gaat. Een hoogleraar heeft voor onderzoeksdoeleinden goede connecties bij bijvoorbeeld de politie en moet daar uit een soort eerbetoon zelf heen. Als je dan een “handlanger” stuurt, valt dat minder goed en dat kan de relatie voor de toekomst beïnvloeden. Maar dat staat er los van dat die handelwijze fraude in de hand zou werken. Bovendien zal een hoogleraar de promovendus ook nauw bij dat proces van gegevens verzamelen betrekken.’
Spiegel Volgens de landelijke commissies die de omvang van de fraude van Stapel onderzoeken gaat het te ver om sommige van zijn promovendi hun doctorstitel te ontnemen. Eric-Jan Wagenmakers, hoogleraar bij de Programmagroep Psychologische Methodenleer alhier, toonde zich daar in de reconstructie van Vrij Nederland evenwel kritisch over. “Stel dat ik een atleet ben en mijn trainer dient me buiten mijn medeweten om doping toe. Ik kwalificeer me voor de Olympische Spelen en vervolgens word ik gepakt. Dan word ik echt wel gediskwalificeerd. Hoewel ik er geen schuld aan heb, is de prestatie niet eerlijk geweest. Als ik een proefschrift publiceer met gegevens die niet kloppen, hoeveel is die proeve van bekwaamheid dan nog waard? (…) Als je bij iemand werkt die je telkens van data voorziet maar je de echte data niet wil geven, is dat toch een beetje apart.” Volgens Koomen schuurt die vergelijking van Wagenmakers. ‘Bij een atleet zijn bekwaamheid en inhoud als het ware met elkaar vervlochten. Bij promovendi is juist een scheiding te maken tussen wetenschappelijke bekwaamheid en inhoudelijke resultaten. De getroffen promovendi van Stapel hebben zich bekwaam getoond, alleen met data die achteraf niet blijken te kloppen. Maar hun analyses zouden dezelfde zijn geweest met goede en betrouwbare data. Dus natuurlijk zou het ontnemen van hun doctorstitel een te zware straf zijn.’
Neemt niet weg dat Wagenmakers ook vindt dat het goed is dat de psychologie deze affaire is overkomen; het dwingt immers tot reflectie in het vak over het beheren en analyseren van data. Of zoals Daniël Wigboldus, hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in diezelfde reconstructie in Vrij Nederland zei: “Het goede van de affaire-Stapel is dat ze ons dwingt in de spiegel te kijken.” Dat is zeker zo, besluit Koomen. ‘We hoeven studenten heus niet te leren dat het verkeerd is wat Stapel heeft gedaan. Dat is alsof je bij economie studenten vertelt dat je geen bank mag beroven. Nee, ik geloof meer in regels op institutioneel niveau. Ik zal het toejuichen als onderzoekers standaard hun ruwe data beschikbaar stellen, dat gebeurt te weinig in de praktijk. Maar ik ben huiverig voor meer ingrijpende maatregelen. Als je als coauteur bijna als een politieagent de data van je collega moet controleren, dat lijkt me niet goed voor het onderlinge vertrouwen.’
Vergelijk het met twee mensen van wie je nooit had gedacht dat die zouden gaan scheiden
http://home.medewerker.uva.nl/w.koomen/ http://home.medewerker.uva.nl/j.vanderpligt/ http://www.ejwagenmakers.com/ http://www.ru.nl/socialpsychology/faculty/prof_dr_daniel/
* B ijv: http://www.parool.nl/parool/nl/265/GEZONDHEIDWETENSCHAP/article/detail/3264361/2012/05/31/Commissievermoedt-dat-Stapel-ook-fraude-pleegde-aan-UvA.dhtml
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
19
column jaap murre
Hufters en fossielen
Viswa Jit Gupta was een archeoloog die fossielen vond op de meest verrassende plaatsen in de Himalaya’s. Veel van zijn vondsten gooiden de bestaande ideeën over de oorsprong der soorten overhoop en haalden daarom toptijdschriften als Nature. Hij betrok ook onwetende andere onderzoekers in zijn ‘onderzoek’, met name vooraanstaande archeologen. Die determineerden dan bijvoorbeeld het fossiel en werden op grond daarvan co-auteur, hoewel ze niet bij het voorstadium betrokken waren geweest. Hierdoor straalden de vondsten extra veel vertrouwen uit. In 1987
Wetenschappelijke fraude ligt nog veel gevoeliger dan fraude in het bedrijfsleven, of je nu een fossiele vindplaats vervalst of doet alsof je in gedegen onderzoek gevonden hebt dat vleeseters hufters zijn. werd Gupta ontmaskerd: de meeste fossielen had hij ergens gekocht of uit een museum gestolen en zelf neergelegd. Iets dergelijks deed de Japanner Shinichi Fujimura, die begin jaren tachtig van de vorige eeuw de onverwachte vondst deed van veertigduizend jaar oud aardewerk in Japan: het oudste ooit. In 2000 vond hij sporen van bewoning door mensen van naar schatting zeshonderdduizend jaar oud – u raadt het al, de oudste sporen ter wereld. In Japan was hij door twintig jaar aan spectaculaire vondsten heel bekend geworden en zijn ontdekkingen werden zelfs behandeld in de lessen op de lagere school. Het bleek echter dat hij zelf allerlei materiaal begroef, en helaas voor hem was hij daarbij door een krant stiekem gefotografeerd. Nadat deze foto’s op de voorpagina waren verschenen gaf hij alles toe en bood publiekelijk zijn excuus aan. Hij wilde simpelweg graag beroemd worden met wereldschokkende vondsten. Eén van zijn co-auteurs, Mitsuo Kagawa, werd vervolgens door een Japanse
20
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
krant ervan beschuldigd ook betrokken te zijn geweest bij sommige vervalste vondsten. Dit was waarschijnlijk niet terecht en hij ontkende dan ook iedere bewuste medewerking aan frauduleuze handelingen in zijn zelfmoordbrief. Twee voorbeelden van onderzoekers die vele jaren lang de ene interessante ontdekking na de andere doen, groot respect opbouwen, in topbladen publiceren en beroemd worden op basis van gefabriceerde data. Mensen frauderen. De meeste mensen niet, maar een paar wel. In het bedrijfsleven komt dit zelfs zo vaak voor dat er een hele bedrijfstak is van professionele fraudebureaus met detectives die kunnen worden ingehuurd als een bedrijf iets of iemand niet vertrouwt. Wetenschappelijke fraude ligt nog veel gevoeliger, of je nu een fossiele vindplaats vervalst of doet alsof je in gedegen onderzoek gevonden hebt dat vleeseters hufters zijn. En terecht, want wetenschappers worden geacht de werkelijkheid te onderzoeken, de ware aard der dingen. Ze genieten het vertrouwen dat het daarvoor opzij gezette belastinggeld ook goed besteed zal worden. Net als een vliegramp zal fraude ook in de wetenschap af en toe blijven voorkomen. En net als bij zo’n ramp is beste reactie denk ik: grondig onderzoeken wat er fout ging, waarom het fout ging en vervolgens de gelegenheid te baat nemen om de kwaliteit van onze wetenschapsbeoefening blijvend te verhogen. Komt er toch nog iets goeds uit al dat gesjoemel. Jaap Murre is hoogleraar theoretische neuropsychologie en verbonden aan de Programmagroep Brein en Cognitie. E-mail:
[email protected].
game review
Spelen met integriteit: The Lab In 1985 nam het Amerikaanse Congres de Health Research Extension Act aan. Reden: een aantal zaken waarin sprake was van wetenschappelijk wangedrag. Deze Act was de voorbode van de oprichting in 1992 van de Office of Research Integrity (ORI), een instituut met als enige doelstelling dat wangedrag aan te pakken en te voorkomen. Begin 2011 bracht de ORI een interactief integriteitsspel uit: The Lab. Deze simulatie focust op een hypothetisch geval van fraude waarbij “het lab” subsidie voor onderzoek dreigt te verliezen en zeer slecht in de publiciteit zal komen. Spelers kunnen kiezen uit vier rollen: student, postdoc, hoofdonderzoeker en beleidsmaker integriteit. MindOpen vroeg Brenda Jansen (Ontwikkelingspsychologie), Marjan Bakker (Psychologische Methodenleer) en Mark Spiering (Klinische Psychologie) het spel te spelen en al vrij associërend verslag te doen van hun ervaringen. Zelf spelen? Surf naar http://ori.hhs.gov/thelab.
Een happy end door Brenda Jansen Na beelden van verhitte nieuwslezers die berichten over fraude in een baanbrekend wetenschappelijk artikel, een verontruste onderzoeksdirecteur en bezorgde televisiekijkers kijkt de onderzoeksdirecteur me aan: jij had dat kunnen voorkomen! Het gelikte, typisch Amerikaanse filmpje maakt me sceptisch. Maar het is ook aantrekkelijk. Ik kies voor de rol van Hardik, postdoc, maar ook echtgenoot en bovendien binnenkort vader. De balans bewaren tussen werk en gezin, dat heb ik met hem gemeen – meer eigenlijk niet. De verschillen met de situatie bij de Programmagroep Ontwikkelingspsychologie zijn een nadeel. Hardik werkt op een microbiologisch lab, in een team van drie postdocs, een principle investigator en een onderzoeksassistent. De concurrentie tussen de postdocs is hevig. In de game laat ik Hardik uiteraard een cursus wetenschappelijke integriteit volgen. De cursusleidster waarschuwt voor slordigheid: houd je data netjes! Dit element zou goed in ons onderwijs passen. Studenten zijn immers gewend te werken met bestaande databestanden. In het Onderzoekspracticum verzamelen ze die data voor het eerst zelf en bepalen ze hoe gegevens uit interviews,
vragenlijsten en observaties worden geregistreerd. Mijn studenten bezoeken vooral scholen en nemen daar testjes af bij kinderen – bij uitstek een situatie die fouten kan uitlokken. Zo zijn er altijd meerdere Sannes in een klas. Hoe weet je, als je meerdere vragenlijsten ontvangt van Sannes, welke vragenlijsten van dezelfde Sanne zijn? Vaak kiezen studenten er bewust voor gegevens van een kind niet te noteren omdat er volgens de leerkracht ‘iets met dat kind was’, ‘toch naar speciaal onderwijs gaat’, of omdat het tijdens de tweede sessie ziek was. Of worden gegevens weggegooid als kinderen niet aan criteria voldoen voor bijvoorbeeld een interventie. Dat je dan niet meer kunt nagaan of de geselecteerde groep werkelijk alleen op dat criterium verschilt van een niet-geselecteerde groep, en niet bijvoorbeeld in leeftijd en sekse, is een inzicht dat pas later komt.
The Lab geeft niet aan hoe de gewenste zorgvuldigheid te bereiken digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
21
Maar laat ik nou niet de indruk wekken dat ik zelf altijd zo zorgvuldig ben. Als ik een tijd achtereen aan hetzelfde databestand werk, is het eenvoudig te bedenken wat ik met de variabele ‘Rt_gf_open1’ bedoel. Na een maand wel. Maar als een ander ermee wil werken, blijkt mijn databestand toch wel erg cryptisch. Dat terwijl juist het delen van het databestand de sleutel was tot het ontdekken van de fraude in deze game. Dit sluit aan bij de vaker gehoorde wens om databestanden openbaar te maken. Deze game geeft echter niet aan hoe de gewenste zorgvuldigheid te bereiken. Toch kan deze game een aantrekkelijke aanleiding zijn het onderwerp te bespreken met studenten en wellicht een checklist ‘Zorgvuldige dataregistratie’ te introduceren in het Onderzoekspracticum. Terug naar Hardik. In de cursus ontmoet hij de Research Integrity officer aan wie hij later de fraude rapporteert. Dit is misschien wel het grootste verschil met mijn eigen situatie. Hebben wij zo’n vertrouwenspersoon bij wie we vermoedens van fraude anoniem kunnen melden? De melding blijkt evenwel zeer effectief. Opeens ben ik twee jaar verder. Het aantonen van de fraude is probleemloos verlopen, de slechterik (een frauderende postdoc) eindigt als leerkracht, de goede (Hardik) heeft zojuist een publicatie in een toonaangevend tijdschrift te pakken, geniet van een ontspannen maaltijd met vriend en vrouw die bovendien in blijde verwachting is van hun tweede kind. Ik vermoed dat ook de andere drie hoofdpersonen in wiens huid ik had kunnen kruipen, eindigden met zo’n happy end. Toch wel erg Amerikaans … http://home.medewerker.uva.nl/b.r.j.jansen/
Een leerzaam kwartiertje door Mark Spiering Ik ben een succesvolle hoogleraar, al zeg ik het zelf. Mooie publicaties, een bekend lab, en in mijn groep talentvolle postdocs en aio’s. Privé ook prima voor elkaar, met een leuke vrouw en gezin. Ik geniet van mijn leven, alleen is het wel vol en hard werken. Maar ik ben ambitieus en stilstand is achteruitgang. Wat ik niet weet: mijn beste postdoc – samen hebben we een paar mooie artikelen – manipuleert data. Hoe zou ik dit te weten kunnen komen? En: welke beslissingen zou ik nemen? Dit is het scenario als je Aaron Hutchins bent. Ik kwam er redelijk uit. In eerste instantie nam ik goede beslissingen. Tijd nemen naar mensen te luisteren, al heb je het druk. Later ging het toch mis, toen ik problemen teveel zelf wilde oplossen en mensen vertrouwde die achteraf de zaken toch bleken te misleiden.
22
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
The Lab laat goed inzien hoe je vanuit verschillend perspectief bij een fraudegeval betrokken kan raken Hardik Rao is postdoc. Hij wil graag carrière maken en een vaste baan. Zijn vrouw is zwanger en hij werkt enorm hard. Hutchins zou significante resultaten toejuichen, maar die blijven uit. Zijn collega heeft ze wel en zijn carrière verloopt voorspoediger. Dan hoor je van een aio dat die collega fraudeert. Wat doe je? Je hebt het alleen van horen zeggen. De aio is bang voor haar baan en wil het zelf nergens melden. Een interessante rol, ik kan me nog wel herinneren hoe gelukkig je van goede resultaten kan worden en iedereen met jou. En dat er al vroeg in je carrière hoge druk is. Wat ook in het spel (en echte leven) meespeelt, is dat de frauderende postdoc geen echte boef is. Iedereen mag hem, en gunt hem zijn succes. Ik besluit met de rol van research integrity officer – direct vroeg ik me af wie die RIO bij ons zou zijn. Met haar verwachtte ik me het minst te kunnen identificeren. Vast een integer, hardwerkend, serieus (en saai) persoon. Maar zij bleek ook maar een mens met meerdere verantwoordelijkheden en prioriteiten. Het spel begint als zij wordt gevraagd voor de baan: “Het is maar weinig werk, er zijn haast nooit fraudegevallen, dus eigenlijk hoef je weinig te doen.” Veel onderzoekers weten niet eens dat er een RIO is. Maar als je laat weten dat je er bent, krijg je ook direct meer meldingen. Verder bleek het moeilijk wie wel en niet te consulteren. Er spelen verschillende belangen door elkaar: jouw positie binnen de universiteit, de carrière van de aio, het aanzien van (het lab van) Hutchins. Inconsequent vond ik dat wanneer de aio anoniem belt, het de juiste beslissing is een privéafspraak te laten schieten om haar direct te vragen naar je toe te komen. Doe je dat niet, dan hoor je niets meer van haar. Bij de andere rollen loonde het prevaleren van privéafspraken juist.
Mijn conclusie. Ik ben geen games gewend, maar The Lab ziet het er goed uit. Alles werkt snel en zonder problemen. Vooraf had ik vergeefs iets verwacht van beslissingen in de dataverwerking en -presentatie, ethisch gezien een interessant en grijs gebied. In die zin is het spel eenzijdig, het gaat vooral om communicatie en tijdmanagement. Maar verder kan het een leerzaam kwartiertje zijn. The Lab laat goed inzien hoe iedereen vanuit verschillend perspectief bij een fraudegeval betrokken kan raken. http://home.medewerker.uva.nl/m.spiering/
Het grijze gebied door Marjan Bakker Mijn promotieproject heet Expectancy effects on the analysis of behavioral research data. Daarin richt ik mij niet op fraude binnen de wetenschap, maar op wat wetenschappers doen in het grijze gebied tussen fraude en perfecte wetenschap in. Denk aan het verwijderen van uitbijters, niet alle condities vermelden, extra proefpersonen testen als resultaten net niet significant zijn (bijdraaien). Ik ben benieuwd of The Lab ook aandacht heeft voor dit grijze gebied. Het spel begint door de gevolgen te laten zien van fraude waarbij niet adequaat is gehandeld. De media komen erachter, het lab moet sluiten en de universiteit loopt een grote subsidie mis. Dit hoeft gelukkig niet te gebeuren afhankelijk van de keuzes van de vier hoofdpersonen: Beth (beleidsmaker integriteit), Aaron (hoofdonderzoeker), Kim (aio) en Hardik (postdoc). Ik heb de rol van aio en van postdoc gespeeld. Die van aio is behoorlijk heftig. Kim ontdekt de fraude en kan daar niet omheen omdat haar eigen data zijn aangepast. Helaas zijn de consequenties voor haar navenant groot. Ze raakt vrienden kwijt, wordt tegengewerkt in haar onderzoek, moet uiteindelijk verhuizen naar een ander lab en loopt daardoor vertraging op. De rol van Hardik is zeer interessant. Die confronteert je met de druk die je als postdoc (en ook als aio) kan voelen: combineren van werk en privé, verwachtingen van je begeleider, je eigen slordigheid. Deze rol dwingt je telkens om ‘af te snijden’. Je gaat bijvoorbeeld eerder naar huis, daardoor mis je een meting en deze vul je op met resultaten uit eerdere experimenten. Of je doet de meting een uur eerder, je weet toch al wat er ongeveer uit komt. Binnen psychologisch onderzoek is dat vergelijkbaar met bijdraaien. Het spel maakt duidelijk dat dit gedrag soms onschuldig lijkt, terwijl je daarmee wel een stap zet richting echte fraude.
The Lab verduidelijkt dat dit gedrag soms onschuldig lijkt, terwijl je zo wel een stap zet richting echte fraude The Lab is een realistisch spel. Het confronteert je met echte dilemma’s waarbij het niet altijd duidelijk is wat het ‘goede’ antwoord is. Op een bepaald moment krijg je bijvoorbeeld de vraag: ga je meteen naar de beleidsmaker integriteit of vraag je de mogelijke fraudeur eerst zelf om uitleg? Mijn eerste idee was om het eerst om uitleg te vragen. Misschien heeft hij een goede verklaring, en om dan meteen die beleidsmaker in te schakelen … Helaas heeft hij geen goede uitleg, waardoor je alsnog contact met de beleidsmaker opneemt. Deze kondigt aan de zaak te onderzoeken. Maar doordat de fraudeur is gewaarschuwd, heeft hij de tijd om zijn sporen uit te wissen en kan hij niet gepakt worden. Verder geeft het spel ook veel adviezen. Communiceer bijvoorbeeld duidelijk, wees verantwoordelijk voor wat er met jouw data gebeurt, volg regelmatig een training over wetenschappelijke integriteit. Dat laatste lijkt me geen overbodig luxe. Binnen een afdeling kan immers een cultuur heersen waarbij bepaald gedrag geaccepteerd is, terwijl reflectie daarop kan doen inzien dat dit geen wetenschappelijke methoden zijn. http://home.medewerker.uva.nl/m.bakker1/
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
23
column
Gedragscode door Gerard Kerkhof
Hoewel Kees Schuyt in dit nummer van MindOpen stelt dat het zelfcorrigerend vermogen van het wetenschappelijk forum heel groot is, wijst een meta-analyse van achttien survey-studies uit dat ruim veertien procent van de bevraagde wetenschappers bij collega’s doelbewuste fraude heeft gezien (Fanelli, 2009). Dat ‘zelfcorrigerend vermogen’ slaat dus met name op het vermogen om achteraf, na de uitvoering van het onderzoek en meestal pas na de publicatie van de resultaten, aanwijzingen voor fraude te ontdekken. Beter laat dan nooit, maar het zou nóg beter zijn om frauduleuze en dubieuze praktijken te voorkomen en aandacht te geven aan regels die een integere wetenschapsbeoefening beschrijven en ‘best practice’ weergeven. In de bijdragen in dit nummer worden daartoe allerlei suggesties gedaan, van de vermelding welke coauteur verantwoordelijk is voor welke onderdelen van het onderzoek tot het beschikbaar stellen van ruwe data en bijbehorend codeboek. Wat ik echter mis, is een verwijzing naar het bestaan van eerder gepubliceerde rapporten, zoals recent dat van de European Science Foundation (Fostering Research Integrity in Europe, 2010; zie ook Drenth, 2010) en de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (in 2004 door de Vereniging van Universiteiten vastgesteld). Laatstgenoemd rapport beschrijft principes (zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid) die algemene opvattingen over integere en gewenste wetenschapsbeoefening weergeven. De gedragscode is bedoeld voor individuele wetenschappers en het rapport beveelt aan om de gedragscode een plaats te geven in het onderwijs aan aankomende wetenschappers. De code is kennelijk niet ontcijferd en niet of onvoldoende vertaald naar de individuele wetenschapper. De recente fraudezaken maken duidelijk dat een doortastende implementatie van, soms reeds lang (De Groot, 1961), bestaande gedragsregels hoogst noodzakelijk is voor herstel van de reputatieschade en verbetering van de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening. Wat betreft de psychologie lijkt me een landelijke coördinatie van het implementatieproces het beste. Aan meerdere universiteiten zijn reeds initiatieven genomen, dus de wil is er. Onder voorzitterschap van Jaap Murre (zie zijn column ‘Hufters en fossielen’) heeft aan de Afdeling Psychologie van de UvA de taakgroep Wetenschapsintegriteit onlangs een
24
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
Een doortastende implementatie van bestaande gedragsregels is hoogst noodzakelijk voor een betere wetenschapsbeoefening voorstel geformuleerd voor, om te beginnen, een dataprotocol (juli 2012). Dit protocol bepaalt dat bij het aanmelden van een experiment bij de Commissie Ethiek de onderzoeker aangeeft wie (minstens twee personen) inzage zullen hebben in de data (en codeboek), de opslag ervan en welke hypothesen en analysemethoden gehanteerd zullen worden. Bovendien vult de onderzoeker na afloop van het experiment een document in dat onder meer vermeldt welke data uiteindelijk verzameld zijn, hoe ze verwerkt zijn en welke datapunten en/of proefpersonen verwijderd zijn en waarom. In landelijk verband kan ook besproken worden of het zinvol is om een commissie in te stellen die de implementatie van ‘best practice’ wetenschapsbeoefening vormgeeft en in een volgende fase kan dienen als meldpunt voor (vermoedens van) fraude. Gerard Kerkhof is directeur Hersenen en Cognitie. http://home.medewerker.uva.nl/g.a.kerkhof/
* De Groot, A.D. (1961). Methodologie. Grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen. Van Gorcum, Assen. * Drenth, P.J.D. (2010). Research integrity; protecting science, society and individuals. European Review, 18(3), 417-426. * Fanelli, D. (2009). How many scientists fabricate and falsify research? A systematic review and meta-analysis of survey data. PLoS ONE 4(5): e5738. Doi: 10.1371/journal.pone.0005738.
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
25
nieuws
ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE Carsten de Dreu is gekozen tot lid van de KNAW. Op 12 september wordt hij met dertien overige nieuwe leden officieel geïnstalleerd. Het Speerpunt Affect Regulatie organiseert op 13 en 14 september een conferentie over oxytocine en testosteron. Keynote speakers zijn: Carsten de Dreu (UvA), Jack van Honk (Universiteit Utrecht), Karin Roelofs (Radboud Universiteit Nijmegen) en Alan Sanfey (Radboud Universiteit Nijmegen). Ook twee prominente buitenlandse sprekers zullen aanwezig zijn. Voor meer informatie: Mariska Kret (
[email protected]). Matthijs Baas heeft van NWO een Veni-beurs ontvangen voor het onderzoeksproject Creativiteit in Crisistijd.
KLINISCHE PSYCHOLOGIE Nexhmedin Morina heeft met twee Zwitserse collega’s een driejarige subsidie gekregen van de Swiss Federal Department of Foreign Affairs voor een training psychotherapie aan postgraduates in Kosovo. Freddy Lange is een van de sprekers op het CAN-congres Child Abuse and Neglect op 8 & 9 november in Leuven: http://canleuven.be/. Bruno Verschuere heeft in juni met een Duitse en een Belgische collega van de Volkswagen Foundation een subsidie gekregen voor het organiseren van de European Winterschool Forensic Psychology 2013: Novel Approaches to Antisocial Behavior in Duitsland. Deze vindt plaats tussen 31 januari en 3 februari 2013.
26
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
BREIN & COGNITIE Hoogleraar Cognitieve Psychologie Jeroen Raaijmakers is verkozen tot (internationaal) lid van de American Philosophical Society (APS). Raaijmakers is één van de 35 nieuwe leden (27 Amerikanen en 8 buitenlanders) die op 20 april tijdens de halfjaarlijkse vergadering van de APS werden verkozen. De APS is de oudste wetenschappelijke vereniging van de VS, in 1743 opgericht door Benjamin Franklin, en telt zo’n 1000 leden. Raaijmakers is na Nicolaas Bloembergen, Pim Levelt, Frans de Waal en Paul Crutzen, het vijfde lid van Nederlandse origine. Raaijmakers (1952) is vooral bekend vanwege zijn theoretisch onderzoek op het gebied van het geheugen. Het door hem en Richard Shiffrin (Indiana University) ontworpen geheugenmodel geldt al sinds 35 jaar als toonaangevend. Raaijmakers was in het verleden directeur van de interuniversitaire onderzoekschool EPOS, het Cognitive Science Center Amsterdam (CSCA) en het universitaire onderzoekszwaartepunt Brain and Cognition.
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE Reinout Wiers heeft in april 2012 een EPP Talentenbeurs ontvangen voor een promotieplek die zal worden ingevuld door Tess den Uijl. In juni 2012 heeft Wiers een onderzoekstalentenbeurs ontvangen voor het project Stimulating the addicted brain: transcranial direct current stimulation and cognitive bias modification in heavy drinkers and alcohol patients, een project dat zal worden uitgevoerd door Mieke ter Mors-Schultz. Juliette Liber en Pier Prins organiseren in november het symposium ‘CBT in Context: New findings, Insights and developments in Treating Child Disruptive Behavior’ op de Annual Convention of the American Association for Cognitive Behavioral Therapy. Birte Forstmann heeft van NWO een Vidi-beurs ontvangen voor het onderzoeksproject: When the brain takes a break: A model-based cognitive neuroscience account of taskunrelated thoughts. Ook heeft ze een ERC Starting Grant gekregen voor het project Speed - Speeded decision-making in the basal ganglia: An integrative model-based approach.
nieuws
PSYCHOLOGISCHE METHODENLEER Rogier Kievit heeft afgelopen juni van de Interuniversity Graduate School of Psychometrics and Sociometrics (IOPS) een prijs gekregen voor beste artikel: Kievit, R.A., Romeijn, J.W., Waldorp, L.J., Wicherts, J. M., Scholte, H.S. & Borsboom, D. (2011). Mind the gap: A psychometric approach to the reduction problem. Psychological Inquiry, 22, 67-87. Eric-Jan Wagenmakers is benoemd tot hoogleraar Neurocognitive Modeling; interdisciplinary integration. Ook zijn hem meerdere Australische subsidies toegekend: in februari 2012 een inaugural recipient van The Newcastle Psychology Research Visitor Fellowship, in augustus 2012 een partner investigator bij de Australian Research Council voor het project Rapid Decisions: From Neuroscience to Complex Cognitions, eneveneens in augustus 2012 een partner investigator bij de Australian Research Council voor het project Cognitive Flexibility from Adolescence to
Senescence: Variability
Associated with Cognitive Strategy and Brain Connectivity.
ALGEMEEN LAB, dat op 14 juni 2012 officieel zijn deuren opende, is de plek waar de onderzoeksvoorzieningen en geavanceerde apparatuur van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG) zijn ondergebracht. Van slaap- tot babylab en van Virtual Reality World tot de 3-Tesla fMRI hersenscanner, LAB is de plek waar onderzoekers en studenten uit binnen- en buitenland van de FMG-domeinen Psychologie, Pedagogiek en Onderwijskunde, Communicatiewetenschap en Sociale wetenschappen bijeenkomen en elkaar versterken.
(http://www.uva.nl/actueel/nieuws/nieuws.cfm/ DF027757-EFD2-4C2A-A376AF18478E838C)
PROMOTIES 26 september, Ruud Wetzels Bayesian Model Selection With Applications in Social Science
SOCIALE PSYCHOLOGIE Gerben van Kleef is per 1 april 2012 benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Sociaal- en organisatiepsychologsiche aspecten van prosociaal gedrag’ namens de Van der Gaag Stichting van de KNAW.
Ook heeft hij in mei 2012 voor de Griekse onderzoekster Eftychia Stamkou een onderzoekstalentensubsidie van NWO gekregen voor het project Climbing the ladder or falling from grace: How norm violations shape social hierarchies. Bertjan Doosje is per 1 juni 2012 benoemd tot bijzonder hoogleraar op de FORUM-Frank Buijs leerstoel Radicaliseringstudies.
Meer nieuws op: http://www.fmg.uva.nl
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie
27
digizine mindopen IX - zomer 2012
onderzoeksinstituut psychologie