Milieuverslag 2006
ENCI
nnn
MEBIN
Milieuverslag 2006
n
Milieuverslag 2006 ENCI en Mebin gaan door met hun beleid van Duurzame Ontwikkeling � ���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 2 Een profiel van HeidelbergCement in de Benelux . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 De vestigingen van HeidelbergCement in de Benelux . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 ENCI Het productieproces van cement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Toewijding aan een duurzame bedrijfsvoering7 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Besparing van natuurlijke grondstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Een verantwoord gebruik van alternatieve brandstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Energie-efficiency: ENCI vervult voorbeeldfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Beheerste emissies naar de lucht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Aanzienlijke vermindering van de CO2-emissies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Mebin Het productieproces van betonmortel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Voor duurzaam bouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Milieuverslag 2006 Enci - Mebin
ENCI en Mebin gaan door met hun beleid van Duurzame Ontwikkeling
Geachte lezer, Dit tweede gezamenlijke milieuverslag van ENCI en Mebin ligt in lijn met één van de belangrijkste strategische pijlers van de activiteiten van HeidelbergCement in de Benelux: het op verantwoorde wijze, spaarzaam omgaan met (natuurlijke) grond- en brandstoffen. Dit vormt een essentieel onderdeel van het reeds enkele jaren gevoerde beleid van Duurzame Ontwikkeling: een belangrijke voorwaarde voor het voortbestaan van onze activiteiten in Nederland en België.
André JACQUEMART General Manager HeidelbergCement Benelux
In het kader van open communicatie zijn bij dit verslag afzonderlijke bijlagen toegevoegd waarin de milieuprestaties van onze afzonderlijke fabrieken meer in detail worden beschreven.
Activiteit Cement ENCI en Mebin zetten zich elke dag opnieuw in om hun impact op het milieu te verminderen.
ENCI zet al gedurende vele jaren alternatieve grondstoffen in als hoogovenslak en vliegas. Met deze strategie realiseren we in de ons omringende landen het laagste aandeel klinker in cement: slechts 48% in 2006. Enerzijds besparen we hiermee grote hoeveelheden kalksteen, anderzijds levert dit ook een grote energiebesparing op want er hoeft hierdoor minder klinker gebrand te worden. Een andere belangrijke bijdrage aan dit beleid van duurzame ontwikkeling wordt geleverd door de hoge inzet alternatieve brandstoffen: maar liefst 90% van de benodigde brandstofhoeveelheid in 2006. Hiermee besparen we op fossiele brandstoffen en werken we mee aan de vermindering van de uitstoot van CO2. Een aantal van deze alternatieve brandstoffen wordt namelijk aangemerkt als biomassa en draagt niet bij aan het broeikaseffect. Ook in 2006 zijn we verdergegaan met de inzet van deze stoffen, onder meer door een verhoogde inzet van zuiveringsslib. De inzet van biomassa bedroeg bij ENCI in 2006 47% van de benodigde brandstofhoeveelheid. Hiermee nemen we wereldwijd een koppositie in binnen de cementindustrie en lopen we ver vooruit op de doelstelling van de Nederlandse overheid. Dit alles heeft, tezamen met het realiseren van een zo hoog mogelijke energie-efficiency uit de installaties, geleid tot een substantiële verlaging van onze CO2 – emissies in de loop der jaren: vergeleken met 1990 heeft ENCI haar directe CO2emissies in 2006 al met 29% verminderd. Hiermee presteert het bedrijf veel beter dan het gemiddelde van de groep HeidelbergCement die haar CO2-emissies inmiddels met 13% heeft verminderd ten opzichte van 1990. Hoewel ons beleid erop is gericht om deze emissies waar mogelijk nog verder te verlagen, leveren we hiermee nu al een grote bijdrage aan de doelstellingen van het Kyoto-protocol.
n
Het verlagen van onze emissies naar de lucht is één van de andere pijlers in ons beleid van Duurzame Ontwikkeling. Zij voldoen alle aan de normen uit onze milieuvergunningen. Wij spannen ons echter in om deze emissies nog verder te verlagen waar mogelijk. Zo komen alle gerealiseerde emissies overeen met de emissieniveaus van de best beschikbare technologieën voor de cementindustrie. Ten slotte hebben we in 2006 met vakorganisaties afgesproken dat de klinkerproductie in Maastricht wordt voortgezet tot in 2009. Op het moment van het schrijven van dit verslag, werd een marktverkenning uitgevoerd die mogelijk zal leiden tot een heroverweging van deze afspraak. Toen dit verslag werd gedrukt, waren de resultaten van deze marktverkenning nog niet bekend.
Activiteit Betonmortel Hoewel de betonmortelproductie een beperktere impact heeft op het milieu dan andere industrieën in de bouwsector, stelt Mebin nieuwe doelstellingen vast op het gebied van continue verbetering. Een actief investeringsbeleid voorziet in de modernisering van centrales en truckmixers. Zelfs wanneer het totale energieverbruik van de centrales relatief beperkt is, spant Mebin zich in om dit verbruik nog verder te verminderen door verschillende maatregelen te nemen: onder andere door de ontwikkeling van producten die leiden tot energiebesparing in de bouw. Mebin maakt in haar productieproces nuttig gebruik van onder meer oppervlaktewater. Daarnaast wordt het water dat wordt gebruikt voor het schoonmaken van de installaties en truckmixers systematisch opgevangen en hergebruikt bij de bereiding van betonmortel.
De hoge inzet van hoogovencement bij de bereiding van betonmortel van Mebin is gunstig voor het milieu. Niet alleen wordt het restproduct hoogovenslak zo nuttig hergebruikt, het leidt ook tot een besparing op natuurlijke grondstoffen en energie. Veel inspanningen zijn in 2006 geleverd om te zorgen voor een optimaal functionerend transport. In alle truckmixers is inmiddels een GPS-systeem ingebouwd wat leidt tot een uiterst efficiënte transportplanning. Daarnaast heeft Mebin in 2006 besloten alleen nog truckmixers met de laagst mogelijke motoremissie aan te schaffen.
Een toekomst op de lange termijn ENCI en Mebin zetten zich elke dag opnieuw in om hun impact op het milieu te verminderen. Dit beleid van Duurzame Ontwikkeling vereist heldere doelstellingen, een strikte dagdagelijkse milieuzorg en een transparante communicatie richting alle betrokken partijen. Het is een belangrijke voorwaarde om een organisatie te bouwen die zowel concurrerend áls duurzaam is.
André JACQUEMART General Manager HeidelbergCement Benelux
Het grootste gedeelte van de afvalstoffen die afkomstig zijn uit de productie bij Mebin worden rechtstreeks via recycling teruggevoerd in het productieproces. Verder is Mebin betrokken bij het unieke Kringbouwproject dat als doel heeft om op een duurzame manier bouwstoffen en energie te produceren uit bouw- en sloopafval.
Milieuverslag 2006 ENCI - MEBIN
Een profiel van HeidelbergCement in de Benelux
n
In de Benelux is HeidelbergCement marktleider op het gebied van cement, betonmortel en aggregaten. In zeven cementfabrieken, 64 betoncentrales (waarvan er 23 een deelneming zijn) en 23 groeves realiseerden 2.100 medewerkers in 2006 een geconsolideerde omzet van 687 miljoen euro. Deze bedrijven maken deel uit van de organisatorische en operationele eenheid “HeidelbergCement Benelux”. De directie van deze eenheid zetelt in Brussel. HeidelbergCement in Nederland In Nederland is HeidelbergCement actief via de bedrijven ENCI (productie en levering van cement), Mebin (productie en levering van betonmortel) en PAES (zand- en grindwinning). Hierbij is PAES een 50% deelneming en zijn ENCI en Mebin 100% deelnemingen van HeidelbergCement. Verder behoort vanaf 1 januari 2007 ook zandexploitatie ‘Uivermeertjes’ in Deest via het bedrijf HC Zand & Grind B.V. tot de activiteiten van HeidelbergCement in Nederland. ENCI zet jaarlijks circa 2,5 miljoen ton cement af. Dit gebeurt voor het grootste deel in Nederland. Een klein deel van de afzet wordt gerealiseerd in Duitsland. De productie van ENCIcement vindt plaats in de fabrieken in Maastricht, IJmuiden en Rotterdam. De verkoop van ENCI-cement vindt plaats vanuit het hoofdkantoor in ’s-Hertogenbosch waar nog een aantal andere stafafdelingen zijn gevestigd. ENCI streeft een minimale milieubelasting na. Alle productiebedrijven beschikken op milieugebied over een ISO 14001 gecertificeerd milieuzorgsysteem. MEBIN is de marktleider van betonmortel in Nederland wat betreft afzet, productassortiment en expertise in betontechnologie. In april 2007 is Mebin fors uitgebreid als gevolg van de splitsing van de aandelen van de Nederlandse Cement Deelnemingsmaatschappij tussen de Duitse aandeelhouders Dyckerhoff en HeidelbergCement. Naar aanleiding hiervan zijn zes betonmortelcentrales en twee deelnemingen geïntegreerd in de Mebin-organisatie. Dit heeft ertoe geleid dat de landelijke spreiding van 100% eigen betonmortelcentrales nu veel beter is, met name in het noorden/noordoosten van het land. Op dit moment heeft Mebin verspreid over het land dertig moderne eigen centrales. Voor het transport van de betonmortel staan circa 250 truckmixers ter beschikking. De medewerkers van Mebin produceren en leveren per jaar gemiddeld 1,5 miljoen m3 betonmortel.
Mebin streeft naar een constante verbetering van haar milieuprestaties. Naast toepassing van de nieuwste stand der techniek voor haar installaties en apparatuur, heeft Mebin op het gebied van milieu in samenwerking met de VOBN (de branchevereniging voor betonmortelfabrikanten in Nederland) een gestructureerde aanpak toegepast in de vorm van een adequaat milieuzorgsysteem op basis van ISO 14001.
HeidelbergCement Benelux in België In België is HeidelbergCement actief via de bedrijven CBR (cement), Inter-Beton (betonmortel) en Carrières Lemay (aggregaten). Gralex, waarvan HeidelbergCement 50% van de aandelen in handen heeft, beschikt over verschillende locaties waar de winning van aggregaten plaatsvindt.
HeidelbergCement in cijfers Met een geconsolideerde omzet van 9,2 miljard euro (een stijging van 18% ten opzichte van 2005), en een productiecapaciteit van 100 miljoen ton cement en klinker in 2006, is de HeidelbergCement Group één van ‘s werelds grootste producenten van cement, betonmortel en aggregaten.
Overnamebod op Hanson In mei 2007 maakte de directie van HeidelbergCement een vriendelijk overnamebod op Hanson bekend. Deze Britse groep heeft zo’n 26.000 personen in dienst en is actief in vijftien landen. De overname wordt waarschijnlijk in het 3e kwartaal van 2007 door de mededingingsautoriteiten goedgekeurd. Tezamen zullen HeidelbergCement en Hanson wereldwijd de grootste producent worden van aggregaten, de tweede grootste van betonmortel en de vierde grootste van cement. In Nederland is Hanson actief op het gebied van betonmortel met betoncentrales in Amsterdam, Nieuwegein en Zwijndrecht. In Amsterdam is Hanson actief op het gebied van zeeaggregaten.
De vestigingen van HeidelbergCement Benelux
n
GRONINGEN LEEUWARDEN
STEENWIJK HOOGEVEEN MEPPEL
Afzet Bezetting (FTE) CBR
2,8 mio T
595
ENCI
2,8 mio T
402
Inter-Beton
1,7 mio m3
436
Mebin
1,6 mio m3
392
Lemay
1,9 mio T
68
Gralex*
11,2 mio T
300
PAES*
3,9 mio T
96
HOORN ZWOLLE BEVERWIJK
AGM
IJMUIDEN
HILVERSUM AMERSFOORT
AMSTERDAM
KATWIJK
LOCHEM
UTRECHT DEN HAAG
Klinkerfabriek
VIANEN (MPV)
EUROPOORT
Cementfabriek (klinker + cement)
DEEST
Cementfabriek (cement alleen)
NIJMEGEN MAAS-ROELOFFS
ROTTERDAM
Betoncentrale
DEN BOSCH
Toeslagstoffen
CUIJK
DEN BOSCH BREDA TILBURG
* De cijfers van Gralex en PAES zijn voor 100% weergegeven. Alleen de centrales waar Inter-Beton en Mebin meerderheidsaandeelhouders zijn, worden opgenomen.
BERGEN OP ZOOM
EINDHOVEN
VENLO BRUGGE
HW PAES
EEKLO
ZELZATE
BOTERAKKER TESSENDERLO
TEMSE
MAASEIK
NSI
NIEL ROESELARE
MECHELEN
GENT
BORN DILSEN
GENK
BRUNSSUM MAASMECHELEN
LANGEMARK (IEPER) TIENEN
BRUXELLES
DEUX ACREN
QUENAST
ST. PIETERS-LEEUW
SOIGNIES PERLONJOUR
TOURNAI
MAASTRICHT
BOORSEM
JEMEPPE MONT-ST. GUIBERT (WAVRE)
LIXHE SERAING
MAGNÉE
HERMALLE-S/HUY JAMBES (NAMUR)
ANTOING
TROOZ MARCHE LES-DAMES
MONCEAU-SUR-SAMBRE HARMIGNIES
THIMISTERCLERMONT
CHANXHE
VERVIERS
BEEZ
LUSTIN
ACHÊNE
LEFFE
Milieuverslag 2006 ENCI - MEBIN
ENCI Het productieproces van cement 8
2. Breker In een tweetal brekers 1. Groeve wordt de kalksteen Kalksteen ofwel mergel is een gebroken en gezeefd. De belangrijke grondstof voor vuursteen wordt hier uit de productie van cement. de kalksteen verwijderd. Kalksteen wordt door ENCI Dit restmateriaal wordt gewonnen in de groeve aan de onder andere toegepast als voet van de Sint-Pietersberg in funderingsmateriaal in de Maastricht. wegenbouw.
3. Mengbed De mergel wordt via een transportband naar het mengbed vervoerd. Hij wordt er in de lengte op hopen gestort en daarna haaks op de lengteas van de hoop afge schraapt. Hierdoor worden de verschillende kwaliteiten kalksteen tot een homogene grondstof gemengd.
3
1
8. Stoffilter Het afgas wordt met een rendement van meer dan 99,99% van stof ontdaan door een modern elektrofilter. Het opgevangen stof wordt teruggevoerd naar de meelmolen. Hier wordt het samen met mergel en toeslagstoffen gemalen om vervolgens opgeslagen te worden in de voorraadsilo’s.
2
5. Voorwarmer Aan de hoogste zijde komt het meel via de voorwarmer (cylonentoren) de oven binnen. In de voorwarmer wordt het meel met hete lucht uit de oven voorverwarmd tot een temperatuur van circa 780°C.
4. Drogen en malen Vervolgens komt de mergel terecht in de mergeldroger waar het vocht (circa 15%) uit de mergel wordt verdampt met de restwarmte van de rookgassen uit de cementoven en met behulp van een bijstookinstallatie. Vervolgens wordt de mergel samen met de componenten siliciumoxide, aluminiumoxide en ijzeroxide via doseerinstallaties in de juiste verhouding in een meelmolen gebracht. Hier worden de grondstoffen tot de gewenste fijnheid gemalen en in voorraadsilo’s opgeslagen.
4 5
9
9. Opslag klinker De klinker wordt opgeslagen in een opslaghal. Als halffabrikaat is dit product een belangrijke grondstof voor Nederlands cement, maar om het geschikt te maken voor specifiek gebruik, is een verdere maling met toevoeging van aanvullende grondstoffen noodzakelijk.
n
12. Opslag cement Het cement wordt opgeslagen in grote opslagsilo’s. Daar wacht elke cementsoort op verpakking en/of bulkverlading.
6. Ronddraaiende oven Het meel komt vervolgens terecht in een hellende oven met een ronddraaiende beweging. De oven wordt verhit door een vlam met een temperatuur van ongeveer 2.000°C. Langzaam beweegt het meel zich naar het laagste punt. Op die weg wordt het geleidelijk opgewarmd en voltrekt zich de sintering bij een temperatuur van 1.450°C. De calciumoxide bindt zich hier met oxides van silicium, aluminium en ijzer tot portlandcementklinker.
6
13. Verzending 40% van het ENCIcement wordt via het water en 60% wordt via de weg vervoerd naar de klant. Circa 6% van de verzending wordt verpakt geleverd in zakken van 25 kg. Het overige deel wordt onverpakt vervoerd door schepen of bulkwagens. ENCI streeft ernaar de milieubelasting van het transport te verminderen, onder andere door, waar mogelijk, scheepvaarttransport bij klanten te stimuleren maar ook door te investeren in materieel met brandstofbesparende motoren en door samen te werken met overslagbedrijven.
12 7. Satellietkoelers Na de sinterzone wordt het materiaal gekoeld tot ongeveer 100°C in negen meedraaiende koelers met een lengte van elk 22 meter. Er vormen zich grijs-zwarte bolletjes: de portlandcementklinker. De opgewarmde lucht die hier ontstaat, wordt enerzijds terug in de oven geblazen en anderzijds gebruikt voor het 10. Dosering grondstoffen drogen van grondstoffen. Portlandcementklinker, hoogovenslak, vliegas en kalksteen zijn de grondstoffen voor cement. Ze kunnen in verschillende verhoudingen worden gedoseerd waardoor het soort cement wordt bepaald. Daarnaast wordt ook een kleine hoeveelheid bindtijdregelaar toegevoegd om het opstijven van verse betonmortel te regelen. 11. Maalproces Het malen kan gebeuren met traditionele kogelmolens waarin stalen kogels de portlandcementklinker vermalen. In Maastricht en IJmuiden kan het malen ook gebeuren met een energiezuinige rollenpers. Hier wordt het materiaal tussen twee tegen elkaar ronddraaiende walsen verpulverd. Dit kost minder energie dan het malen van een traditionele kogelmolen. Beide fabrieken besparen hierdoor jaarlijks elk ca 20 miljoen kWh wat overeenkomt met het verbruik van circa 10.000 gezinnen.
11
7
Milieuverslag 2006 ENCI
Toewijding aan een duurzame bedrijfsvoering
n
ENCI heeft zich verplicht tot een beleid van Duurzame Ontwikkeling wat past binnen de wereldwijde visie van HeidelbergCement. Deze duurzame aanpak kent ten aanzien van de milieuproblematiek verschillende aspecten. ß Een ruime beschikbaarheid en de goede kwaliteit van de natuurlijke grondstof kalksteen blijven van belang. Daarom zet ENCI al vele jaren restproducten uit andere industrieën in als vervanging van kalksteen. De inzet van deze alternatieve grondstoffen levert bovendien een aanzienlijke energiebesparing op. Er worden hierbij strenge normen in acht genomen zodat de kwaliteit van het eindproduct en de effecten naar onze omgeving niet in het gedrang komen. ß ENCI maakt bij het branden van kalksteen tot klinker al vele jaren nuttig gebruik van alternatieve brandstoffen. Er worden diverse, zorgvuldig geselecteerde, restproducten uit andere industrieën ingezet als brandstof. De inzet van dit soort materialen gebeurt uitsluitend onder de volgende voorwaarden: - voldoen aan de eisen uit de vergunningen; - stabiliteit in het ovenproces; - een constante kwaliteit van de eindproducten; De inzet van alternatieve grond- en brandstoffen garandeert een verantwoorde verwerking van deze stoffen en heeft verder een verbetering van de kostenefficiëntie tot gevolg.
ß Vermindering van de emissies naar de lucht, zoals voorgeschreven in het beleid van de overheid, is ook een belangrijk onderdeel van het beleid van ENCI. De emissies van ENCI voldoen alle aan de normen uit onze milieuvergunningen. Wij spannen ons in om de goede resultaten uit de afgelopen jaren te handhaven en trachten deze emissies nog verder te verlagen waar mogelijk. Communicatie is een belangrijke pijler van ons beleid. Dit gebeurt zowel met eigen medewerkers, omgeving, overheden, klanten en leveranciers. ENCI werkt volgens de normen van de World Business Council for Sustainable Development in het algemeen en van de richtlijnen van het “Cement Sustainability Initiative” (www.wbcsd.org/sector project cement) in het bijzonder. De combinatie van beiden garandeert een duurzaam beleid op alle gebieden. ENCI behoort binnen de HeidelbergCement Group bovendien tot de top met haar prestaties op het gebied van milieu, veiligheid en gezondheid en gaat op bepaalde gebieden verder dan de doelstellingen op groepsniveau en de doelstellingen van de Nederlandse overheid. Een voorbeeld hiervan is de inzet van alternatieve grond- en brandstoffen en biomassa.
Verzending van ENCI-cement over de weg
De centrale bedieningsruimte in IJmuiden van waaruit de installaties worden aangestuurd
Eén van de gebieden waar ENCI klaar is met de winning van kalksteen en waar de natuur inmiddels volop zijn gang gaat.
Besparing van natuurlijke grondstoffen
n
Door een hoge inzet van alternatieve grondstoffen (restproducten uit andere industrieën) bij de cementproductie, realiseert ENCI in Europa het laagste aandeel klinker in cement. Kalksteen is nog altijd een noodzakelijke grondstof voor de bereiding van cement. Om zuinig om te gaan met deze natuurlijke grondstof, zet ENCI al gedurende vele jaren alternatieve grondstoffen (restproducten uit andere industrieën; voornamelijk hoogovenslak en vliegas) in ter vervanging van kalksteen. Hierbij is hoogovenslak een restproduct uit de ijzerproductie en is vliegas een restproduct dat ontstaat bij het opwekken van elektriciteit in met steenkool gestookte centrales. Naast een besparing op kalksteen, betekent het gebruik van alternatieve grondstoffen bij de cementproductie ook een aanzienlijke energiebesparing. Een lager gebruik van klinker leidt immers tot een lager energieverbruik en bijgevolg aanzienlijk minder CO2-emissies. Ten slotte lost de inzet van deze stoffen tegelijkertijd het maatschappelijk probleem voor de verwerking van bepaalde materialen (gedeeltelijk) op. Inzet alternatieve grondstoffen 2002 – 2006 (in miljoen ton) 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 02 Cementproductie ·
03
04
05
Inzet alternatieve grondstoffen
Rookgasreinigingskalk en filterkoek als grondstof
Naast hoogovenslak en vliegas, verreweg de belangrijkste alternatieve grondstoffen bij ENCI, gebruikt het bedrijf sinds enkele jaren nog andere restproducten als grondstof. Een voorbeeld daarvan is rookgasreinigingskalk dat afkomstig is uit de baksteenindustrie. ENCI gebruikt dit materiaal als grondstof omdat het kalk bevat en omdat dit materiaal de eigenschap heeft de voor het ovenproces noodzakelijke temperatuur wat te verlagen, hetgeen resulteert in een energiebesparing. De inzet van deze grondstof bedroeg 1.800 ton in 2006. Daarnaast heeft ENCI in 2006 ook restproducten afgenomen van Ineos Silicas, producent van silicaten en zeoliet. Eén daarvan is filterkoek: een restproduct uit het filterproces van deze onderneming. Dit materiaal is rijk aan silicium waardoor het uitstekend geschikt is als grondstof voor de klinkerproductie. In 2006 heeft ENCI 1.500 ton van deze alternatieve grondstof ingezet. n
Met een percentage van
48%
06
in 2006 realiseert ENCI in Europa het laagste aandeel klinker in cement.
20 06
Het lossen van grondstoffen aan de kade in Rotterdam
De totale inzet van alternatieve grondstoffen ter vervanging van traditionele grondstoffen bedroeg bij ENCI in 2006 bijna 1,7 miljoen ton (zie ook diagram “inzet alternatieve grondstoffen 2002 – 2006”). Hierdoor is ENCI erin geslaagd om in 2006 circa 3 miljoen ton van de natuurlijke grondstof mergel te besparen (dit komt overeen met circa 50.000 volgeladen groevewagens). Naast hoogovenslak en vliegas heeft ENCI in 2006 ook restproducten uit de baksteenindustrie en zandachtige producten gebruikt als vervanging van kalksteen. Het resultaat van deze grondstoffenstrategie is dat het klinkergehalte in cement bij ENCI in 2006 48% bedroeg. Europees streeft de cementindustrie een aandeel klinker na van 80%. ENCI presteert dus veel beter dan deze Europese doelstelling. Door het gebruik van het restproduct hoogovenslak is het cement van ENCI IJmuiden relatief energiearm
Milieuverslag 2006 ENCI
Een verantwoord gebruik van alternatieve brandstoffen
ENCI maakt voor een groot deel gebruik van alternatieve brandstoffen om de noodzakelijke hitte in de cementoven op te wekken. In 2006 bedroeg het percentage alternatieve brandstoffen ter vervanging van fossiele brandstoffen maar liefst 90%. Voor de klinkerbereiding moet ENCI op hoge temperatuur kalksteen branden in een ronddraaiende oven. De vlam van die oven heeft een temperatuur van zo’n 2.000 graden Celsius. Om die hitte op te wekken, zet ENCI hiervoor enerzijds een beperkte hoeveelheid fossiele brandstoffen in: bruinkoolpoeder en aardgas. Op termijn is het de bedoeling de inzet van bruinkoolpoeder helemaal terug te schroeven. Ook de inzet van aardgas bij de klinkerproductie heeft ENCI in de loop der jaren tot een minimum weten te beperken. Anderzijds maakt ENCI voor een groot deel gebruik van alternatieve brandstoffen om de hitte in de oven op te wekken. Hiermee bespaart zij op traditionele (fossiele) brandstoffen. Door de inzet van biomassa werkt ENCI bovendien mee aan de vermindering van CO2-emissies (koolstofdioxide). Alternatieve brandstoffen worden alleen ingezet bij de klinkerproductie in Maastricht. Voor de cementmaling in IJmuiden, Rotterdam en Maastricht wordt alleen aardgas gebruikt voor het drogen van hoogovenslak. In 2006 bedroeg de inzet van alternatieve brandstoffen bij ENCI maar liefst 90% van de benodigde brandstofhoeveelheid. Hiermee presteert ENCI veel beter dan de Groep (gemiddelde van 17,4% in 2006) en veel beter dan het gemiddelde in Europa (34,3% in 2006).
Verlaging CO2-emissie door hoge inzet biomassa Bepaalde alternatieve brandstoffen worden aangemerkt als biomassa. Dit zijn materialen die worden beschouwd als duurzame energie en daarom niet bijdragen aan de CO2-problematiek. De inzet van biomassa bij ENCI bedroeg maar liefst 47% van
de benodigde brandstofhoeveelheid in 2006 (zie ook grafiek “Percentage alternatieve brandstoffen – biomassa – fossiele brandstoffen”). Hiermee nemen we wereldwijd een koppositie in binnen de cementindustrie en lopen we ver vooruit op de doelstelling van de Nederlandse overheid. Brandstoffen die bij ENCI worden aangemerkt als biomassa zijn onder meer: zuiveringsslib, papierslib, diermeel en PPDF-slib (een mengsel van papier en plastic). Deze laatste brandstof bestaat voor het grootste deel uit biomassa, de andere brandstoffen zijn 100% biomassa. ENCI heeft in 2006 méér biomassa ingezet dan in 2005 toen het aandeel biomassa 35% bedroeg. Enerzijds wordt dit verschil verklaard door een hogere inzet van zuiveringsslib (een restproduct afkomstig van waterzuiveringsinstallaties). Anderzijds heeft ENCI in 2006 een nieuwe brandstof ingezet: PPDF-slib (Paper Plastic Derived Fuel). Om deze nieuwe brandstof in te kunnen zetten, heeft ENCI in 2006 geïnvesteerd in een derde brandstofdoseerinstallatie. In deze grafiek stelt de oranje lijn de inzet van alternatieve brandstoffen voor die aangemerkt worden als biomassa. Duidelijk is te zien dat ENCI in de loop der jaren steeds meer van dit klimaatneutrale materiaal heeft ingezet. De gele lijn toont de alternatieve brandstoffen die niet aangemerkt worden als biomassa. De rode lijn geef de inzet van de fossiele brandstoffen weer. Dit aandeel is gedaald van 60% in 1990 naar nog maar 10% in 2006. Percentage alternatieve brandstoffen - biomassa - fossiele brandstoffen* bij klinkerproductie in cementoven maastricht % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
90
95
Fossiele brandstof ·
20 06
00 Biomassa ·
01
02
03
04
05
06
Alternatieve brandstof
Het percentage alternatieve brandstoffen dat bij de klinkerproductie in Maastricht dient ter vervanging van fossiele brandstoffen bedroeg in 2006 maar liefst 90% (ten opzichte van 83% in 2005). Het verschil wordt verklaard door een verhoogde inzet van zuiveringsslib en een nieuwe alternatieve brandstof die in 2006 is ingezet: PPDF-slib. ENCI heeft in 2006 155.645 ton alternatieve brandstoffen ingezet waardoor het bedrijf bijna 92 miljoen m3 aardgas heeft weten te besparen. Dat komt overeen met het jaarlijkse gasverbruik van bijna 38.000 huishoudens.
10
n
De alternatieve brandstof PPDF-slib is een mengsel van papier en plastic en is voor het grootste deel klimaatneutraal
De cementoven van ENCI is bijna 200 meter lang.
Met een inzet van
47%
klimaatneutrale biomassa is ENCI wereldwijd een baanbreker binnen de cementindustrie.
De vlamtemperatuur van de oven bedraagt maar liefst 2.000 °C.
Inzet alternatieve brandstoffen in cementovens leidt niet tot extra emissies
Er zijn altijd reststoffen die hoe dan ook verwerkt moeten worden. Voor veel brandbare reststoffen betekent dit veelal verbranding in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI). Dit gaat gepaard met bepaalde emissies. Ook het produceren van klinker in een cementfabriek leidt, bij het verbranden van fossiele brandstoffen, tot bepaalde emissies. Wanneer nu bepaalde (hiervoor geselecteerde) reststoffen gebruikt worden als brandstof in een cementoven in plaats van verbrand te worden in een AVI, dan blijft de totale omvang van de emissies (weergegeven door de pijl aan de rechterkant) van die cementoven gelijk aan de situatie waarin in de cementoven alleen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Met andere woorden: de emissie die
zou zijn ontstaan bij verbranding van de reststof in de AVI zal dan niet plaatsvinden. De inzet van de reststof als alternatieve brandstof in de cementoven leidt dus overall tot een reductie van de emissies. n
Tertiaire Brandstoffen Installatie Naar aanleiding van de verhoogde inzet van biomassa heeft ENCI in 2006 geïnvesteerd in een derde brandstofdoseerinstallatie die is gebouwd in een betonnen kelder onder de grond. Onderin bevindt zich een doseerschroef die het materiaal transporteert naar de branderbuis. Doordat ENCI onder de grond heeft gebouwd, kunnen de leveranciers de brandstof vanuit de vrachtwagen nu direct in de installatie lossen. Er is een stalen kast overheen geplaatst om verwaaiing van materiaal naar de omgeving te voorkomen en om te vermijden dat het materiaal nat wordt. n
Emissie cementovens met en zonder inzet van secundaire brandstoffen
CO2 SO2 NOx
CO2 SO2 NOx
CO2 SO2 NOx
Reststoffen
Fossiele brandstoffen
Reststoffen + Fossiele brandstoffen
Cementfabriek
Cementfabriek
AVI
+
De Secundaire en Tertiaire brandstofdoseerinstallaties van waaruit alternatieve brandstoffen worden getransporteerd naar de oven
Milieuverslag 2006 ENCI 11
Energie-efficiency: ENCI vervult voorbeeldfunctie
Verlaging van het energieverbruik is een belangrijk onderdeel van het beleid van ENCI. Het beleid dat ENCI voert ten aanzien van energieverlaging, resulteert er in dat ENCI op het gebied van energieefficiency tot de wereldtop behoort. De productie van klinker en cement vergt veel energie. Uit eigen overtuiging, én om te voldoen aan de verplichtingen vanuit het Kyoto-protocol, is verlaging van het energieverbruik een permanent aandachtspunt bij ENCI. Dat gebeurt bij ENCI onder andere door een maximale inzet van alternatieve grond- en brandstoffen en door met bepaalde technologieën een zo hoog mogelijke energie-efficiency uit haar installaties te halen. Op dit gebied is ENCI een voorbeeld voor andere cementfabrieken wereldwijd.
Convenant Benchmarking Energie-Efficiency
In het kader van het Kyoto-protocol heeft Nederland zich verplicht om de broeikasgassen met 6% te reduceren in 2010 ten opzichte van 2005. In dit verband nemen de verschillende productiebedrijven van ENCI deel aan het Convenant Benchmarking Energie-Efficiency dat in 2000 is afgesloten met de overheid. Net als het CO2-emissiehandelssysteem is dit Convenant gericht op het verminderen van het energieverbruik en het grondstofverbruik en daardoor het verminderen van de CO2-emissies. De bedrijven die deelnemen aan het Convenant verplichten zich om in 2012 tot de wereldtop te behoren met betrekking tot energieefficiency. De meest recente inventarisatie is afgerond in 2005. Hieruit bleek duidelijk dat ENCI op het gebied van energie-efficiency tot de wereldtop binnen de cementindustrie behoort, ook al loopt de voorsprong op andere landen lichtjes terug. Ook andere landen volgen nu immers de strategie van ENCI die is gericht op de hoge inzet van alternatieve grond- en brandstoffen. Het staafdiagram “Ontwikkeling van specifiek energieverbruik per ton cement” laat zien dat het aandeel fossiel energieverbruik bij ENCI is verminderd van 46% in 1990 naar 18% in 2006. Het aandeel elektriciteit is min of meer hetzelfde gebleven. n TotalE energie-inhoud (Gj/ton cement) 6 5 4 3 2
Fossiel energieverbruik daalt bij ENCI van 46% in 1990 naar
in 2006.
0 IJmuiden Rotterdam Maastricht Zwitserland Oostenrijk België Frankrijk Duitsland Italië India Japan Mexico Spanje Indonesië Brazilië Thailand Taiwan Australië Zuid Korea Colombia Venezuela Argentinië China Turkije Canada VK Egypte Marokko Zuid Afrika USA Saudi Arabië Iran Oekraïne Rusland
18%
1
De energiezuinige rollenpers in Maastricht
Warmteverbruik ·
Ontwikkeling van specifiek energieverbruik per ton cement (in %) % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Warmtekrachtkoppeling bespaart energie in IJmuiden en Rotterdam
De ENCI-vestigingen in IJmuiden en Rotterdam gebruiken al twintig jaar een systeem van warmtekrachtkoppeling (WKK) om energie te besparen. Een deel van de restwarmte die vrijkomt bij de elektriciteitsproductie gaat niet verloren, maar wordt ter plekke nuttig gebruikt bij het drogen van hoogovenslak. Het overige deel van de energie wordt omgezet in elektriciteit en hiermee worden de cementmolens aangedreven. Door het inzetten van deze installaties kunnen de vestigingen in IJmuiden en Rotterdam in 2006 voor bijna 50% in hun eigen elektriciteitsbehoefte voorzien. 90
95
Aandeel fossiel ·
12
Elektriciteitsverbruik
00
01
Aandeel elektriciteit
02
03
04
05
06
De kennis die ENCI in Nederland heeft opgedaan met deze technologie, wordt nu aangewend bij een studie naar de mogelijkheden voor warmtekrachtkoppeling bij CBR Lixhe, één van de productiebedrijven van het Belgische zusterbedrijf CBR. n
n
ENCI Rotterdam en Eneco Energie realiseren windmolen
In 2006 heeft ENCI Rotterdam met elektriciteitsleverancier Eneco afspraken gemaakt voor de bouw van een windmolen op het ENCI-terrein. De windmolen zal uiteindelijk zorgen voor een energieproductie van 5 miljoen kWh per jaar. Dat komt overeen met 15% van het jaarlijkse energieverbruik van ENCI-Rotterdam ofwel het jaarlijkse energieverbruik van 1.500 huishoudens. Eneco Energie zal zorgdragen voor de bouw, exploitatie en het beheer van de turbine die energie zal leveren aan het openbare net. De bouw van de turbine is gestart in de eerste helft van 2007. n
De windmolen die bij ENCI Rotterdam wordt gerealiseerd, zal een energieproductie leveren die overeenkomt het jaarlijkse verbruik van 1.500 huishoudens
Milieuverslag 2006 ENCI 13
Beheerste emissies naar de lucht
Het Bevoegd Gezag stelt in de verschillende milieuvergunningen vast aan welke eisen de emissies moeten voldoen. De emissies van ENCI voldoen hier alle aan. Als gevolg van een noodgedwongen (tijdelijke) overschakeling op een andere leverancier van ijzerhoudende toeslag, is de emissie van SO2 sterk gestegen ten opzichte van 2005. Deze stijging was tijdelijk van aard: eind 2006 is namelijk opnieuw overgeschakeld op de ‘oude’ leverancier.
De emissies van ENCI voldoen alle aan de eisen uit de milieuvergunningen.
In de cyclonentoren wordt het fijnmeel met hete lucht uit de oven voorverwarmd tot een temperatuur van 780° C.
14
n
Stikstofoxiden (NOX), stof en zwaveldioxide (SO2) zijn drie belangrijke componenten die geëmitteerd worden bij de productie van klinker en cement.
20 06
De tabel ‘Totale emissies naar de lucht’ laat in Maastricht in 2006 een sterke daling zien van de NOX-emissie ten opzichte van 2005. Deze daling is voor een groot deel te danken aan de SNCR-installatie die in 2006 veel beter heeft gefunctioneerd dan in 2005. In deze installatie worden ureumkorrels ingezet waardoor de uitstoot van stikstofoxiden wordt verlaagd.
Het grootste deel van de emissies naar de lucht zijn afkomstig van het klinkerproductieproces. Dit proces vindt alleen plaats in de fabriek in Maastricht. ENCI beschikt voor elk van haar productielocaties over de noodzakelijke milieuvergunningen die aangeven hoeveel er maximaal mag worden uitgestoten en hoe de controles en analyses moeten verlopen. De emissies van ENCI voldoen alle aan de normen uit de verschillende milieuvergunningen. Waar mogelijk, streeft ENCI naar verdere verlaging.
Ook het verminderen van de variaties in het ovenproces verklaren voor een deel de goede prestaties op dit gebied. Zo heeft een gemiddeld lagere vlamtemperatuur tot gevolg gehad dat er minder NOX in het ovenproces is ontstaan. Daarnaast toont de tabel in Rotterdam een stijging van de NOX-emissie ten opzichte van 2005. Dit wordt verklaard door de aanzienlijke stijging (35%) van de geproduceerde hoeveelheid cement in 2006. De emissies naar de lucht van de cementproductie (exclusief de klinkerproductie) zijn immers direct gerelateerd aan de geproduceerde hoeveelheid cement.
Sinds 2006 is Europese norm NEN 14181 van kracht. In deze norm is vastgelegd aan welke eisen de emissiemeetapparatuur moeten voldoen en is bepaald met welke frequentie en op welke wijze de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de meetapparatuur gecontroleerd dient te worden. ENCI heeft deze norm systematisch geïmplementeerd voor de continue emissiemetingen van de klinkeroven.
De emissie van zwaveldioxide (SO2) in Maastricht is sterk toegenomen ten opzichte van 2005. Door leveringsproblemen van ijzerhoudende toeslag heeft ENCI in 2006 tijdelijk moeten overschakelen op een andere leverancier. Het geleverde materiaal had een sterk afwijkende samenstelling. Eind 2006 heeft ENCI kunnen overschakelen naar de oorspronkelijke grondstof.
De centrale bedieningsruimte in Maastricht
Marc Goderie, KAM-functionaris in Maastricht
Totale emissies naar de lucht (in ton/jaar) IJmuiden
(mg/Nm³)
Rotterdam
NOX SO2 Stof
Maastricht*
NOX SO2 Stof
NOX SO2 Stof
2002
8
0
18
8
0
18
1.210
40
30
2003
56
0
1
6
0
15
972
82
27
2004
53
0
13
4
0
12
988
176
29
2005
60
0
13
4
0
14
1.360
30
30**
2006
58
0
9
9
0
17
843
396
32
* In Maastricht worden de totale emissies weergegeven. De emissies van de klinkerproductie zijn dus inbegrepen. De bedrijven in IJmuiden en Rotterdam zijn maalbedrijven en produceren enkel cement. Zij krijgen het halffabrikaat klinker aangeleverd. ** In het milieuverslag over 2005 is een stofemissie van 22 ton opgenomen voor het verslagjaar 2005. Bij controle is gebleken dat een fout is gemaakt bij de sommatie. Deze herstelde waarde van 30 is ook aan de overheid doorgegeven.
Milieuverslag 2006 ENCI 15
Aanzienlijke vermindering van de CO2-emissies
Met haar beleid van maximale inzet van alternatieve grond- en brandstoffen en door het invoeren van het energiemonitoringssysteem voor de installaties heeft ENCI haar CO2-emissies in 2006 met ruim 29% verminderd ten opzichte van 1990. Hiermee levert het bedrijf een belangrijke bijdrage aan de verplichtingen van de Nederlandse overheid in het kader van het Kyotoprotocol. Verlaging van de uitstoot van koolstofdioxide (CO2, wordt beschouwd als de belangrijkste veroorzaker van het broeikaseffect) is een zeer belangrijk onderdeel van het beleid van ENCI. Sinds 1990 heeft ENCI haar directe CO2-emissies al met ruim 29% weten te verminderen (zie lijndiagram ‘Ontwikkeling van de directe CO2-emissie van ENCI’).
Hoewel het beleid van ENCI erop is gericht om de CO2emissies waar mogelijk nog verder te verlagen, levert het bedrijf nu al een belangrijke bijdrage aan de verplichtingen die de Nederlandse overheid zich heeft gesteld in het kader van het Kyoto-protocol (een reductie van 6% in 2010 ten opzichte van 2005).
20 06
Ontwikkeling van de directe CO2-emissie van ENCI (in ton) 1000000 800000
ENCI heeft dit resultaat bereikt door de maximale inzet van alternatieve grond- en brandstoffen en door het invoeren van een energiemonitoringssysteem voor de installaties.
600000
Met een vermindering van 29% presteert ENCI veel beter dan de HeidelbergCement Group die haar CO2-emissies sinds 1990 wereldwijd gemiddeld met 13% heeft verminderd. Doelstelling van HeidelbergCement is om in 2010 haar CO2-emissies gemiddeld met 15% te hebben verminderd ten opzichte van 1990.
200000
Detail van Oven 8: de enige cementoven van ENCI
16
Vanaf 1990 laten de directe CO2-emissies van ENCI een dalende lijn zien. Dat blijkt duidelijk uit de lijndiagram ‘Ontwikkeling van de directe CO2-emissie van ENCI’. Ook in 2006 zet deze trend door (585.000 ton in 2006 ten opzichte van 645.000 ton in 2005). De verdere daling in 2006 is met name te danken aan de verhoogde inzet van biomassa.
400000
0
90
95
WBCSD ·
00
01
02
03
04
05
06
Emission trading
Bovengenoemde resultaten zijn berekend volgens de methode van de World Business Council for Sustainable Development.
n
Eind 2006 heeft ENCI haar directe CO2emissies met ruim
29%
Energiezuinige rollenperstechnologie in IJmuiden
weten te verminderen ten opzichte van 1990.
Het beleid van ENCI om de uitstoot van koolstofdioxide te verminderen richt zich op… ß inzet alternatieve grondstoffen ß inzet alternatieve brandstoffen (voornamelijk biomassa) ß doeltreffend energieverbruik van de installaties
Milieuverslag 2006 ENCI 17
Mebin Het productieproces van betonmortel 1. Om financiële redenen, en om het aantal voertuigbewegingen uit respect voor omwonenden te verminderen, worden betonmortelcentrales waar mogelijk langs waterwegen gevestigd. Voor de aanlevering van grondstoffen (zand en grind) wordt dan ook voorrang gegeven aan transport per schip.
De betonmortelcentrales van Mebin liggen bijna allemaal langs een waterweg. De grondstoffen zand en grind worden grotendeels via schepen aangevoerd en worden met een kraan gelost in opslagvakken langs de kade. De andere belangrijke grondstof voor de betonmortelbereiding, namelijk cement, wordt via schepen of bulkwagens aangevoerd en wordt vervolgens in silo’s opgeslagen. De grondstoffen worden automatisch afgewogen en gedoseerd, waarna ze met een nauwkeurig vastgestelde hoeveelheid water in een menginstallatie worden gevoerd waar het materiaal tot een homogene massa wordt gemengd. Na het mengen loopt de plastische inhoud in een truckmixer waarmee de betonmortel naar de bouwplaats wordt gereden.
1-2
2. Zand, grind, cement en water zijn de grondstoffen die nodig zijn voor de bereiding van betonmortel. Afhankelijk van de wensen van de klant kunnen bepaalde hulpstoffen worden toegevoegd.
1. 2.
6a. De grondstoffen worden gemengd in een menginstallatie waarna het plastische materiaal in de truckmixer loopt. Het mengen duurt ongeveer 20 seconden.
3.
5.
4. 6.
6a
6b 18
7.
6b. Voor sommige betonsamenstellingen wordt het grind niet in de menginstallatie gebracht maar rechtstreeks via een bypass-systeem in de truckmixer gedoseerd. Door deze techniek kan de productiecapaciteit worden verhoogd en ontstaat er minder slijtage aan de menginstallatie.
n
12.
4
3 10.
4. De transportband brengt het zand en grind naar de weeg- en menginstallatie.
9.
5. In verschillende silo’s worden cementsoorten van verschillende kwaliteiten opgeslagen. Mebin maakt het meest gebruik van hoogovencement. In dit cement wordt een hoog aandeel hoogovenslak (een restproduct uit de ijzerindustrie) verwerkt, wat voor het milieu zeer gunstig is.
8.
7. De betonmortel wordt in de truckmixers gedoseerd via een kleine trechter die zich aan de achterkant van de menger bevindt. De rotatiesnelheid van de menger wordt verhoogd om de betonmortel naar binnen te laten lopen. Via spiralen wordt de mortel binnenin de menger gebracht. Tijdens de levering op de bouwlocatie wordt de rotatierichting gewijzigd.
7
3. Via doseertrechters waarvan het aantal kan variëren per centrale, worden de grondstoffen in het productieproces ingezet.
Op de terugweg naar de centrale blijft de menger in lege toestand ronddraaien zodat het restbeton niet kan verharden. De truckmixer wordt dagelijks gereinigd: de menger wordt regelmatig gespoeld.
8 8. De opslag van de grondstoffen brengt onvermijdelijk enige vorm van stofemissie met zich mee. Om eventuele hinder zoveel mogelijk te beperken, worden de opslagvakken van zand en grind afgescheiden door hoge wanden zodat de grondstoffen niet kunnen wegwaaien door de wind.
11 9. Om het milieu te beschermen, zijn de productiesystemen van de omgeving afgesloten. 10. De capaciteit van de truckmixers varieert bij Mebin van 6 tot 13,5 kubieke meter. 11. Uit respect voor de omwonenden beperkt Mebin de geluidsoverlast en de stofemissie zoveel mogelijk. Om die reden zijn de transportbanden omkast.
Milieuverslag 2006 MEBIN 19
Mebin Voor duurzaam bouwen
Het milieubeleid van HeidelbergCement Benelux beschrijft onder meer dat de verschillende bedrijfsactiviteiten niet alleen dienen te voldoen aan de wettelijke eisen, maar ook moeten streven naar constante verbetering van de milieuprestaties. De nieuw gevormde stafafdeling “QSE” (Quality – Safety – Environment) houdt zich binnen Mebin continu bezig met het onderwerp milieu en ervaart hierbij de volledige ondersteuning van de rest van de organisatie. Met deze afdeling is milieu een integraal onderdeel van de organisatie en heeft het onderwerp de permanente aandacht van de medewerkers van Mebin.
Opslag van cement in silo’s
Ook werkt de afdeling QSE aan de opzet van een digitaal kwaliteitsmanagementsysteem voor Mebin waar het onderwerp milieu onderdeel van uitmaakt. Niet alleen alle procedures die betrekking hebben op milieuonderwerpen zijn opgenomen, maar ook het bedrijfsnoodplan, alle vigerende vergunningen en het verslag van het meest recente bezoek van de provincie aan een betonmortelcentrale. Op deze manier zijn alle belangrijke gegevens altijd actueel en voor iedereen beschikbaar.
Milieubeleid Het convenant dat in 1998 met de overheid is afgesproken (Milieu Beleidsadvies 1) waarin fabrikanten van betonmortel en betonproducten zich verbonden aan het opzetten van bedrijfsmilieuplannen, heeft géén vervolg gekregen. De knelpunten uit het eerste convenant zijn immers zodanig opgepakt en geïntegreerd in het huidige milieubeleid, dat een tweede convenant voor overheid en industrie geen toegevoegde waarde zou opleveren. In samenwerking met de VOBN (de branchevereniging voor betonmortelfabrikanten in Nederland), heeft Mebin inmiddels een gestructureerde aanpak op het gebied van milieubeleid toegepast in vorm van een adequaat milieuzorgsysteem. Het bedrijf concentreert zich op de volgende kernpunten: ß Verlaging van het energieverbruik ß Verbetering van de luchtkwaliteit ß Nuttig gebruik van water ß Hergebruik van materialen ß Bodembescherming ß Vermindering van geluid ß Transport en logistiek ß Verantwoord gebruik van grondstoffen Vanzelfsprekend blijft de overheid door de uitvoering van milieucontroles op betonmortelcentrales een vinger aan de pols houden. Overheidsrapportages over deze controles zijn positief voor Mebin. 20
Mebin beschikt over zo’n 250 truckmixers
Periodieke controle bij één van de cementsilo’s
Verlaging van het energieverbruik Het energieverbruik van de centrales heeft constante aandacht. Mebin probeert haar energieverbruik op de meeste uiteenlopende manieren te verlagen. Bijvoorbeeld door de sluiting van een centrale voor een korte tijd wanneer er te weinig productie is. De productie wordt dan tijdelijk overgenomen door een andere centrale. Verder is gestart met het project “CMMS” (Computerized Maintenance Management Software): een computerondersteund onderhoudsbeheerssysteem voor alle Mebin-centrales. Dit programma bevindt zich nog in een opbouwfase en heeft als doel de installaties zo optimaal mogelijk te laten functioneren zodat ze zo min mogelijk energie verbruiken. Met dit programma kunnen bovendien gegevens worden verzameld die nuttig zijn bij de aanschaf van nieuwe, energiezuinige apparatuur.
Indien mogelijk verwerkt Mebin betongranulaat opnieuw in het productieproces
Mebin schaft alleen nog truckmixers met schone motoren aan.
Ook bij de ontwikkeling van nieuwe producten speelt energieverbruik een rol. Zo worden producten uitgewerkt voor de koude gietbouw (waardoor er geen additionele verwarming nodig is) maar worden ook producten ontwikkeld die niet of nauwelijks gevlinderd (geschuurd/afgewerkt zodat er een slijtvaste toplaag ontstaat) hoeven te worden (wat leidt tot energiebesparing op apparatuur). Finishcrete®, een productsysteem voor cementgebonden gietvloeren, is een van deze producten. Dit product, dat is ontwikkeld door de betontechnologen van Mebin, heeft een groot aantal voordelen. Enerzijds kunnen deze gietvloeren door het gebruik van cementgebonden materiaal gemakkelijk hergebruikt worden. Anderzijds neemt de belasting voor de bouwvakker af. Finishcrete® is namelijk gemakkelijk aan te brengen en hoeft bijna niet te worden geëgaliseerd of verdicht.
Milieuverslag 2006 MEBIN 21
Verbetering van de luchtkwaliteit
Hergebruik van materialen: Kringbouwproject
Vanaf 2008 geldt de nieuwe NER-richtlijn (Nederlandse Emissie Richtlijn) waarin onder andere de hoeveelheid stofdeeltjes die filterapparatuur boven de cementsilo’s mag uitstoten, wordt bepaald. Deze nieuwe norm eist een 50% reductie ten aanzien van de oude norm. Alhoewel deze eisen voor Mebin pas van toepassing zijn als deze door de provincies zijn opgenomen in de milieuvergunningen, heeft Mebin al de eerste stappen in deze richting gezet. De nodige stofmetingen zijn uitgevoerd en daar waar nodig, zijn investeringen gepland. Mebin zal aan al deze eisen voldoen op het moment dat de provincie ze toepast. Een ander aspect in het kader van luchtkwaliteit is het voorkomen van eventuele emissies door de cementsilo’s. Regelmatige controles op beveiligingsapparatuur, periodieke rondgangen en adequaat onderhoud beperken dit risico tot een minimum.
Het grootste gedeelte van de afvalstoffen die afkomstig zijn uit de productie bij Mebin worden rechtstreeks teruggevoerd in het productieproces. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de inzet van recyclingapparatuur en het zelf produceren en verwerken van betongranulaat. Mebin is ook betrokken bij een initiatief dat uniek is voor Europa: het Kringbouwproject. Dit project heeft als doel om op een duurzame manier bouwstoffen te produceren uit bouw- en sloopafval. Het concept voorziet in de ontleding van bijvoorbeeld betonpuin in oorspronkelijke componenten door middel van thermische processen. Daardoor komen weer nieuwe hoogwaardige grondstoffen ter beschikking. De brandbare fractie van het betonpuin wordt bovendien weer benut voor thermische deelprocessen. Op deze manier is het mogelijk om de materiaalkringlopen te sluiten en het storten van bouw- en sloopafval te voorkomen. Ook worden hierdoor minder fossiele brandstoffen gebruikt en worden transportkilometers bespaard.
Nuttig gebruik van water Mebin maakt in haar productieproces gebruik van zowel bron-, leiding- als ook oppervlaktewater. Daarnaast probeert Mebin om zoveel mogelijk water (bijvoorbeeld van het spoelen van de truckmixers) te hergebruiken. In Limburg is Rijkswaterstaat een onderzoek opgestart in de betonmortelindustrie naar lozingen op het oppervlaktewater. Mebin streeft in overleg met Rijkswaterstaat naar 0-lozingen op het oppervlaktewater door zoveel mogelijk in gesloten systemen te werken. Hiermee levert Mebin een bijdrage aan de verbetering van de waterkwaliteit.
Bescherming van de bodem Om de bodem te beschermen, tanken de truckmixers van Mebin zoveel mogelijk buiten de deur en zijn de centrales, waar nodig, van gecertificeerde vloeistofdichte vloeren voorzien. Deze worden elk halfjaar visueel gecontroleerd tijdens rondgangen en regelmatig door een externe instantie gekeurd. Er hebben zich in 2006 géén incidenten voorgedaan die een bodemverontreiniging tot gevolg hadden.
Bij de bereiding van betonmortel wordt op steeds meer locaties oppervlaktewater toegepast als aanmaakwater. Hierdoor wordt minder gebruikgemaakt van kostbaar leiding- of grondwater. Kringbouwconcept
schoon betonpuin
opwerking hoogwaardige brandstof gemengd BSA
22
baksteen producent
sorteer installatie
cement producent
bewerkings installatie BSA
beton producent
gemengd puin
Schoonspuiten van één van de truckmixers
Verwerking metselwerkpuin
bouwerken
sloopbedrijven
Verwerking betonpuin
schoon metselwerkpuin
Milieu is een integraal onderdeel van de organisatie en heeft de permanente aandacht van de medewerkers.
Wil van de Vleuten, werkzaam bij Mebin-Eindhoven
Vermindering van geluid Mebin houdt rekening met haar omgeving en streeft naar een minimale geluidsemissie. De ambitie van Mebin is om altijd de nieuwste stand der techniek toe te passen en goed onderhoud te plegen. De installaties worden hierdoor steeds geluidsarmer. Dit is prettig voor de omgeving en voor de medewerkers van Mebin.
Transport & Logistiek De meest innovatieve veranderingen vinden plaats op het gebied van transport en logistiek. In 2006 en begin 2007 is in alle truckmixers bijvoorbeeld het voertuigvolgsysteem “Track & Tracing” ingebouwd. Met behulp van GPS techniek (satellietplaatsbepalingssysteem) kan op elk gewenst moment de positie van het voertuig worden bepaald met een zeer efficiënte transportplanning als resultaat. Hierdoor wordt niet alleen de klant sneller bediend, maar daalt ook het brandstofverbruik.
Het lossen van grondstoffen
Milieuverslag 2006 MEBIN 23
n
Daarnaast heeft Mebin besloten alleen nog truckmixers met schone motoren aan te schaffen. Mebin geeft als marktleider met deze beslissing een duidelijk signaal af en anticipeert hiermee bovendien op de ontwikkelingen in ons land. Een tiental steden (bijvoorbeeld Tilburg, Eindhoven en Den Haag) hebben namelijk een convenant afgesloten voor de verbetering van de luchtkwaliteit in hun binnensteden. Naast de aanschaf van truckmixers met schone motoren, tracht Mebin de beladingsgraad van de voertuigen zo hoog mogelijk te houden. Hiermee kan het aantal vrachtwagenbewegingen worden verminderd en daarmee ook de belasting voor het milieu. Minder vrachtwagenbewegingen betekent niet alleen minder verbruik van brandstof en minder uitlaatgassen, maar ook minder verkeer waardoor de levenskwaliteit weer stijgt.
Verantwoord gebruik van grondstoffen Natuurlijke grondstoffen vormen de basis van onze economische activiteiten. Daarom is het van groot belang dat Mebin hier verantwoord mee omgaat. De ontwikkeling van optimale samenstellingen, speelt hierin een grote rol. Betontechnologen van Mebin zijn continu bezig de samenstellingen te verbeteren en / of de mogelijkheden van alternatief toeslagmateriaal te onderzoeken. Het eerdergenoemde Kringbouwproject is ook een onderdeel hiervan.
Investeringen In 2007 investeert Mebin aanzienlijk meer in milieugerelateerde onderwerpen dan in 2006. De hogere investeringen worden met name gebruikt voor het aanpassen van de filterinstallaties om de stofemissies te verlagen, een gesloten waterhuishouding te realiseren (0-lozingen op oppervlaktewater) en het plaatsen van lekbakken (bezinkbakken).
Toepassing van GPS techniek in alle truckmixers heeft een efficiente transportplanning als resultaat en bijgevolg een daling van het brandstofverbruik
Grondstoffen voor Mebin worden grotendeels per schip aangevoerd.
24
ENCI B.V. Gebouw Cementrum Sint Teunislaan 1 Postbus 3233, 5203 DE ’s-Hertogenbosch Telefoon: 073 - 640 11 70 Fax: 073 - 640 12 99 E-mail:
[email protected] of
[email protected] Internet: www.enci.nl ENCI B.V., vestiging IJmuiden Noordersluisweg 75 1931 JR, Velsen-Noord Telefoon: 0251-26 86 00 ENCI B.V., vestiging Rotterdam Humberweg 3197 KE, Botlek-Rotterdam Telefoon: 0181-24 45 00 ENCI B.V., vestiging Maastricht Lage Kanaaldijk 115 6212 NA, Maastricht Telefoon: 043-329 77 77
Mebin B.V. Gebouw Cementrum St. Teunislaan 1 Postbus 3232, 5203 DE ‘s-Hertogenbosch Telefoon: 073 - 640 11 60 Fax: 073 - 640 13 10 E-mail:
[email protected] Internet: www.mebin.nl Dit milieuverslag is gedrukt op milieuvriendelijk papier.
www.heidelbergcement.com/benelux