Milieutechnische eenheid Krespo bvba en Patrick Vanderheyden: Uitbreiding en hernieuwing tot een totaal van 3.450 varkens
MER (PR0684)
Niet Technische Samenvatting
eco-scan bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem
deskundigen: Peter Hermans Marjan Speelmans Toon Van Elst
Krespo bvba / Vanderheyden Patrick Geenrodestraat 1b/zn 3560 Lummen (Meldert)
KBO-nummers: VE-nummers:
0897.321.165 0637.346.121 2.170.710.045 2.199.395.915 14/01/2014
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
1
Inhoud Colofon ................................................................................................................... 3 1
Inleiding ............................................................................................................ 4
2
Verantwoording project .......................................................................................... 5
3
Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) .................................................... 6
4
Beschrijving van de milieu-effecten ........................................................................... 8
5
4.1.1
Discipline lucht .......................................................................................... 8
4.1.2
Discipline bodem ........................................................................................ 9
4.1.3
Discipline water ....................................................................................... 10
4.1.4
Discipline geluid en trillingen ....................................................................... 12
4.1.5
Discipline fauna en flora ............................................................................. 13
4.1.6
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ..................................... 16
4.1.7
Discipline mens ........................................................................................ 17
4.1.8
Samenvatting van de effecten ...................................................................... 18
Milderende maatregelen ....................................................................................... 21 5.1.1
Discipline lucht ........................................................................................ 21
5.1.2
Discipline bodem ...................................................................................... 21
5.1.3
Discipline water ....................................................................................... 22
5.1.4
Discipline geluid en trillingen ....................................................................... 22
5.1.5
Discipline fauna en flora ............................................................................. 23
5.1.6
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ..................................... 26
5.1.7
Discipline mens ........................................................................................ 26
6
Conclusie ......................................................................................................... 27
7
Bijlagen ........................................................................................................... 31
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
2
Colofon Opdrachtgever:
Krespo bvba / Vanderheyden Patrick Geenrodestraat zn/1b 3560 Lummen (Meldert) KBO: 0897.321.165 / 0637.346.121 VE: 2.170.710.045 / 2.199.395.915
Projectlocatie:
Geenrodestraat zn/1b 3560 Lummen (Meldert)
Opstellers rapport:
Studiebureau
eco-scan bvba Industrieweg 114H 9032 Gent (Wondelgem)
M.e.r.-deskundigen
Coördinatie en Discipline lucht
Toon Van Elst (Olfascan nv)
Disciplines bodem en water Peter Hermans (DLV Belgium CVBA)
Discipline fauna en flora Marjan Speelmans (eco-scan bvba)
Medewerker(s) MER
Inne Van Herck (eco-scan bvba)
Gwynet Lere (eco-scan bvba)
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
3
1 Inleiding Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
4
2 Verantwoording project In de Geenrodestraat 1b en z/n te Meldert (Lummen) zijn twee varkenshouderijen gelegen. Het ene bedrijf, Krespo bvba is momenteel vergund voor het houden van 833 vleesvarkens. Voor dit bedrijf wordt een uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van de vergunning aangevraagd en dit tot een totaal van 1.714 vleesvarkens. Om deze uitbreiding mogelijk te maken, zal een volledig nieuwe stal gebouwd worden uitgerust met een chemische luchtwasser, waar alle dieren zullen gehuisvest worden. Het andere bedrijf, op naam van Vanderheyden Patrick, beschikt vandaag de dag over een milieuvergunning voor het houden van 1.736 gespeende varkens. Deze zitten verdeeld over 14 stallen. Dit bedrijf is eveneens vergund voor 4.863 m³ mestopslag, 33.000 l mazoutopslag (in 7 tanks) en een grondwaterwinning van 6.500 m³/j (16m³/dag). Voor dit bedrijf verandert er niets, hier wordt geen uitbreiding of wijziging voor aangevraagd. Voor de realisatie van deze laatste milieuvergunning (d.i. de wijziging van de dierenaantallen van 456 zeugen, 1.280 vleesvarkens en 880 biggen naar een bedrijf met 444 zeugen, 14 beren, 1.218 vleesvarkens, 60 andere varkens en 880 biggen), is er mom enteel een bouwvergunningsaanvraag lopende. Het hoofddoel van de bouwvergunning omvat het slopen van drie kleine traditionele stallen, om op dezelfde locatie een nieuwe ammoniakemissiearme zeugenstal (V 3.5) te bouwen. Patrick Vanderheyden exploiteert sinds lang zijn bedrijf als éénmanszaak. Dit bedrijf is semi gesloten; wat wil zeggen dat een gedeelte van de biggen moet worden afgevoerd naar bedrijven van derden. Deze situatie blijft zo. Krespo bvba heeft de vergunning van een stoppende landbouwer gekocht (Mevr. Aelterman) en deze verplaatst naar een perceel naast het bedrijf van Patrick Vanderheyden. Hier worden een deel van de biggen van Patrick Vanderheyden afgemest. Krespo bvba heeft een vergunning aangevraagd om de gekochte vergunning om te vormen naar een bedrijf met 1.714 vleesvarkens in een nieuwe stal uitgerust met een luchtwasser. Deze milieuvergunning werd verkregen evenals de stedenbouwkundige vergunning. Na een procedure heeft de raad van State deze milieuvergunning terug ingetrokken, de stedenbouwkundige vergunning echter niet. De raad van State heeft bevestigd dat het om 2 bedrijven gaat, maar dat deze voor de effectenbepaling als 1MTE beschouwd moet worden. Dit wordt volgens titel II van Vlarem als volgt omschreven: “… verschillende ingedeelde inrichtingen die als een geheel moeten beschouwd worden met het oog op het beoordelen van het nadeel dat zij kunnen berokkenen aan mens of milieu. Een gegeven dat kan wijzen op de aanw ezigheid van een milieutechnische eenheid is de onderlinge geografische, materiële of operationele samenhang van de inrichtingen, die gepaard gaat met een relatieve afscheiding van het geheel van deze inrichtingen ten opzichte van andere inrichtingen. Het feit dat verschillende inrichtingen een verschillend eigendomsstatuut hebben, belet niet dat zij een milieutechnische eenheid kunnen vormen .” Dit betekent dan ook dat de effecten zullen besproken worden van de MTE, en niet van de twee afzonderlijke bedrijven. In het MER zullen dan ook twee situaties besproken worden. De eerste situatie omvat de vergunde situatie, de tweede omvat de gewenste situatie met 3.450 varkens. Daar waar nodig zullen ook de effecten gepaard gaan met het bouwen van de nieuwe stal op de inrichting van Vanderheyden Patrick geduid worden. De te verwachten impact van het project wordt dan afgeleid door de evaluatie te maken tussen de vergunde en de gewenste situatie van de MTE. Aangezien er een vergunning voor Krespo bvba eerst werd toegekend, is deze stal reeds gebouwd. Het gevolg is dat de werkelijke situatie hier ook de gewenste situatie is.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
5
3 Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) De locatie van de MTE, gelegen in de Geenrodestraat 1b/zn te Lummen (Meldert), wordt getoond op een uittreksel van de topografische kaart van België (Bijlage 1) en van de stratenatlas van België (Bijlage 2). De inrichting beslaat de kadastrale percelen 4 de afdeling, Sectie C, nrs. 597K, 595 A2, B2 en 588B. Een luchtfoto van de huidige situatie is terug te vinden in Bijlage 4. Rekening houdend met het gewestplan bevindt de MTE zich volledig in agrarisch gebied. Het dichtstbijzijnde woongebied met landelijk karakter bevindt zich op 180 m ten NW en woonuitbreidingsgebied is gelegen op 345 m ten NW van de MTE (Bijlage 5). In het studiegebied te Lummen hebben de quartaire afzettingen een dikte die ongeveer 4 m bedraagt. De tertiaire afzetting, die onmiddellijk onder het quartair dek ter hoogte van de MTE en omgeving wordt aangetroffen, is de Formatie van Diest. De MTE te Lummen is gelegen in de Kempen. De percelen die deel uitmaken van de MTE bevinden zich op Scfc (matig droge lemige zandbodem met weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont). De bodemtypes die in de directe omgeving aangetroffen worden zijn: Sep (natte lemig zandbodem zonder profiel), Scmz (matig droge lemige zandbodem met dikke antropogene humus A horizont) en ZAfe (droog zand met weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont). Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart is de MTE grotendeels gelegen in een zone omschreven als ‘zeer kwetsbaar’ (code Ca1). De stallen gelegen in het NO zijn deels gelegen in een zone omschreven als ‘kwetsbaar’ (code Ca2). Het bedrijf van Vanderheyden Patrick beschikt over een grondwatervergunning voor het oppompen van 6.500 m³/j grondwater vanuit de gespannen laag Zand van Berg (HCOV-code 0431, onderdeel van 0430: Ruisbroek-Berg Aquifer). Het grondwater wordt gewonnen vanop een diepte van 100 m. Er wordt geen wijziging van deze vergunning aangevraagd. Wat het andere bedrijf van de MTE betreft, Krespo bvba, werd de huidig vergunde situatie met een stal voor 833 vleesvarkens nooit gebouwd. In deze vergunningsaanvraag werd ook geen grondwaterwinning opgenomen. De exploitant heeft ervoor gekozen om onmiddellijk een nieuwe vergunning aan te vragen voor de bouw van een stal die 1.714 vleesvarkens herbergt en heeft bijhorend een grondwaterwinning voor 4.200 m³/j aangevraagd. Gezien deze vergunning eveneens goedgekeurd werd, werden deze stal en grondwaterwinning reeds aangelegd. Het grondwater wordt hier gewonnen op een diepte van 100 m uit de ‘gespannen’ Ruisbroek-Berg Aquifer (HCOV-code 0430). Omdat deze milieuvergunning in beroep door de Raad van State geweigerd werd, is dit in het MER de gewenste situatie. Binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf zijn nog 6 andere grondwaterwinningen aanwezig, die allen eveneens uit het Oligoceeen Aquifersysteem pompen (HCOV-code 400). De acht winningen samen zijn vergund voor het oppompen van 31.490 m³/jaar. De vergunning van de MTE maakt hiervan 34 % uit. Hydrogeografisch situeert het studiegebied zich in het Demerbekken, in de VHA-zone “Zwarte Beek van monding Gele gracht tot monding in Demer”. Binnen een straal van 1 km stromen zes waterlopen, namelijk de Bergbeek (285 m, W, 3de categorie), de Waterloop (240 m, ZO, 2de categorie), de Zwarte Beek (380 m, Z, 1ste categorie), de Laarbeek (495 m, Z, 3de categorie), naamloos (795 m, NO, niet
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
6
geklasseerd) en de Vloedgracht (420 m, N, niet geklasseerd). De kwaliteitsdoelstelling is voor allen, op de Zwarte Beek na, de basiskwaliteit. Voor de Zwarte Beek is de kwaliteitsdoelstelling visw ater. In de ruime omgeving van de landbouwinrichting bevinden zich een aantal VMM-meetpunten. Het dichtstbijzijnde meetpunt bevindt zich in de Zwarte Beek (VMM-meetpunt 419.000; 680 m ten ZW, stroomafwaarts), in dit punt wees de Prati-index in 2008 op een matige verontreiniging. De laatste BBImetingen in dit punt dateren van 2003 en wijzen op een matige kwaliteit. Gezien het tijdsve rloop tussen deze meting tot nu, is de meting niet meer representatief. Het dichtstbijzijnde MAP -meetpunt (420.605) is gelegen in de Goerebeek op 2,5 km ten Z van de MTE. Gezien de afstand worden de meetresultaten van dit meetpunt als niet relevant beschouwd. Rondom rond de MTE zijn verschillende onderdelen van het reservaat ‘Vallei van de Zwarte Beek’ gelegen. Het dichtstbijzijnde reservaatsgebied bevindt zich op ongeveer 965 m ten NO van de MTE (onmiddellijk naast de Vloedgracht). Ten ZW van de MTE is het dichtstbijzijnde gebied gelegen op 1.205 m ter hoogte van ‘Lange Beemden’ en ten N is dit op 1.195 m ter hoogte van ‘Venusberg’. De MTE is gelegen tussen onderdelen van het VEN-gebied ‘De Midden- en Beneden loop Zwarte Beek’. De kortste afstand tot dit gebied bedraagt in het ZW 438 m en in het NO 1.355 m. Verder bevindt zich op ongeveer 700 m ten ZW van de MTE het vogelrichtlijnengebied ‘De Demervallei’. Daarnaast bevindt zich op ongeveer 1.700 m ten ZW van de MTE het habitatrichtlijngebied ‘Demervallei’. In de omgeving van de inrichting bevinden zich verschillende waardevolle tot zeer waardevolle BWK-elementen (Bijlage 20). Het vogelrichtlijngebied ‘De Demervallei’ omvat beschermde habitats als ruigten, moerassen, riet - en zeggevelden, heiden en heiderelicten, vijvers, oude riviermeanders, turfputten, loofbossen, holle wegen en broekbossen. Rekening houdende met de indeling van Vlaanderen in Traditionele Landschappen (Antrop et al, 2002) bevindt het studiegebied zich in het traditioneel landschap “Demerland”, gelegen in de Kempen. Het wordt gekenmerkt door bossen en een golvende topografie versneden door (parallelle) valleien. In de omgeving van de MTE zijn een aantal onderdelen van de landschapsatlas gelegen. Er zijn een aantal relictzones gelegen in de nabijheid van de MTE, nl.: de relictone “Diestiaan ruggen ten noordoosten van Diest” op 365 m ten westen, de relictzone “Bocht van Laeren” op 435 m ten oosten en de relictzone “Getuigenheuvel Willekensberg” op 960 m ten zuidoosten. Op ongeveer 380 m bevindt zich het lijnrelict “de Zwarte Beek”. Het puntrelict “St.-Willeborduskerk” is gelegen op zowat 900 m ten zuiden van de MTE. Voorts zijn er in de ruime omgeving van de MTE nog twee ankerplaatsen gelegen: op 820 m ten zuidwesten de “Vallei van de Zwarte Beek van Meldert tot Zelem” en op 960 m ten noordoosten de “Vallei van de Zwarte Beek bij de bocht van Laren”.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
7
4 Beschrijving van de milieu-effecten In de onderstaande paragrafen wordt voor al de beschouwde disciplines een beknopt overzicht weergegeven van de voornaamste effecten. Voor meer achtergrondinformatie bij deze synthese wordt verwezen naar het desbetreffende disciplinehoofdstukken.
4.1.1
Discipline lucht
4.1.1.1
Geur
De verschillende onderdelen van de MTE voldoen aan de afstandsregels. Het dichtsbijzijnde gevoelig gebied betreft een woonuitbreidingsgebied, op 345 m ten NW van het bedrijf Krespo en op 350 m ten NW van het bedrijf van Patrick Vanderheyden. Er bevindt zich geen gevoelig gebied binnen de te respecteren minimumafstand (150 m voor Krespo bvba en 350 m voor Vanderheyden) van beide bedrijven die deel uitmaken van de MTE. Bijkomend kan nog vermeld worden dat er op het bedrijf van Patrick Vanderheyden geen uitbreiding van de veestapel plaatsheeft, waardoor de afstandsregels hier strikt genomen niet van toepassing zijn. De overheid kan deze evenwel opleggen, maar zelfs dan wordt er nog voldaan aan de afstandsregels. Door de gewenste uitbreiding zal de geuremissie toenemen van 96.286 ou E/m³ (vergunde situatie) tot 112.411 ouE/m³. Gezien er andere bedrijven in de omgeving van het betreffende bedrijf voorkomen, dient een cumulatieve toetsing van de effecten te gebeuren. Er wordt geen toename verwacht van het aantal gehinderde woningen gelegen in woongebied. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat de effecten op deze woongebieden voor het overgrote deel afkomstig zullen zijn van een of meerdere bedrijven die onderdeel uitmaken van de bronnencluster, maar niet afkomstig zal zijn van de MTE. Ter hoogte van woongebied met landelijk karakter is er een toename van 1 woning in het aantal matig negatief gehinderden te verwachten, evenals 13 bijkomende woningen die een negatief effect zal ondervinden. Dit zullen voor het merendeel woningen zijn die een verschuiving van effectzone zullen ondergaan (van geen of verwaarloosbaar effect naar matig negatief effect, en van matig negatief effect naar negatief effect). Voor de overige gewestplanbestemmingen zullen 6 bijkomende woningen (1 woning hiervan is zelf gerelateerd aan een landbouwbedrijf) een gering negatief effect. Ook hier geldt voor het merendeel van deze bijkomende woningen dat er een verschuiving van effectzone zal plaatsvinden (van net onder de grens naar net boven de grens).
4.1.1.2
Stof
Door de gewenste uitbreiding de zal stofemissie naar de toekomst toe stijgen van 466,6 kg PM 10 /jaar (82,1 kg PM2,5/jaar) naar 508,9 kg PM 10/jaar (88,6 kg PM2,5/jaar). Om een indicatief beeld te krijgen van de stofemissie (PM 2,5 en PM10) ter hoogte van de MTE worden modellen opgemaakt met behulp van IFDM Hieruit blijkt dat de maximale stofconcentratie door de MTE in de huidige situatie 2,41 µg/m³ (PM10) en 0,42 µg/m³ (PM 2,5) bedraagt. In de gewenste (tevens ook de werkelijke) situatie zullen de maxima afnemen tot 2,04 µg/m³ (PM 10) en 0,36 µg/m³ (PM2,5). Dit is te verklaren door de luchtwasser die voorzien is op de nieuwe stal van Krespo, waardoor een beter menging van de uitgaande stallucht met de omgevingslucht zal optreden.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
8
In Lummen bedraagt de achtergrondstofconcentratie tussen 21 en 25 µg/m³. Wordt deze achtergrondconcentratie bij de stofconcentratie van de MTE geteld, dan wordt de norm van 40 µg/m³ nergens overschreden. Nergens zal de bijdrage door de MTE meer dan 10 % van de norm bedragen (negatief effect). Voor zowel PM 10 als PM2,5 is er een zone waar een gering negatief effect heerst. Enkel voor PM10 zijn er hier woningen in gelegen, deze van Patrick Vanderheyden die deel uitmaakt van de MTE (zowel in de huidig vergunde als in de gewenste situatie) en in de gewenste situatie nog 1 bijkomende woning. Voor PM 10 is er een zone waar een matig negatief effect heerst, echter hier zijn geen woningen in gelegen.
4.1.1.3
Verzuring en vermesting
De totale ammoniakemissie van de inrichting wordt berekend door vermenigvuldiging van het aantal dieren met de emissiefactor behorend bij de betreffende diercategorie en het huisvestingsysteem. Door de gewenste uitbreiding stijgt de ammoniakemissie van 7.988,4 kg/jaar naar 8.274,4 kg/jaar.
Op basis van de verzurende en vermestende (emissies wordt via modelleringen een depositie (zow el verzurende als vermestende depositie) op de omringende BWK-elementen bekomen. Dit wordt verder uitgewerkt in de discipline fauna en flora. Specifiek zal hierbij gekeken worden naar de verzurings - en vermestingskwetsbare vegetaties. De kritische lasten van deze verzurings- en vermestingskwetsbare vegetatietypes worden vergeleken met de berekende ammoniakdeposities.
4.1.2
Discipline bodem
De MTE is vergund voor het opslaan van volgende risicostoffen: mazout. Verder wordt er op het bedrijf van Krespo nog een mazouttank van 5.000 l aangevraagd en opslag voor zwavelzuur en kunstmest (spui) van de chemische luchtwasser. De opslag van mazout bij Patrick Vanderheyden gebeurt in 7 tanks: 3 ondergrondse tanks van elk 5.000 l, 1 ondergrondse tank van 3.000 l en 3 bovengrondse tanks van elk 5.000 l. De mazouttank bij Krespo zal bovengronds en dubbelwandig uitgevoerd worden. Opslag van zwavelzuur zal gebeuren in een bovengrondse dubbelwandige citerne van 5,5 m³. Spui zal eveneens bij de luchtwasser opgevangen worden in een citerne van 60 m³ (bovengronds, dubbelwandig). Volgens Vlarebo Artikel 61 en 62 dient al dan niet, rekening houdend met de categorie waarin de inrichting wordt ingedeeld, een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Op het bedrijf zijn verschillende rubrieken bodemonderzoeksplichtig. Door rubriek 17.3.3.2°b) en 17.3.6.2° dient het bedrijf een bodemonderzoek uit te voeren bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de 20 jaar. Er is nagegaan of een eerste OBO nodig was. De exploitant van de inrichting bij Patrick Vanderheyden zal een OBO inplannen. Alle geproduceerde mest wordt in de huidige situatie uitgereden via MAD. Hierbij wordt mest over bedrijfseigen grond uitgereden en over grond van derden. In de toekomst zal dit ook zo blijven. De mestafzet gebeurt in zowel de huidig vergunde als de gewenste (tevens ook de werkelijke) situatie conform de huidige mestwetgeving.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
9
Wat de mestopslagcapaciteit betreft moet er voldoende capaciteit zijn voor het opslaan van de hoeveelheid mest die gedurende negen maanden geproduceerd wordt. Op basis van de toekomstige dieraantallen zou 5.278 m³ mest opgeslagen moeten worden. In de toekomst zal er een vergunde opslagcapaciteit van 8.338 m³ onder de stallen zijn. Er wordt aldus voldaan aan de verplichting inzake mestopslagvoorziening. Rekening houdend met de aanwezigheid van mengmestkelders bestaat er steeds een potentieel risico op verspreiding van mest naar de omgeving. De stallen en de mestopslaglocaties op het bedrijfsterrein dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. Om te onderzoeken of er bepaalde vermestende invloeden van het bedrijf waar te nemen zijn, kunnen peilbuismetingen een indicatie geven. Omdat deze metingen op het grondwater uitgevoerd worden, wordt dit besproken bij de discipline Water (zie 22.3.3). Aangezien de stal bij Krespo reeds gebouwd is, zullen er met dit MER geen aanleg van bijkomende verhardingen of graafwerkzaamheden gebeuren. Op het bedrijf van Patrick Vanderheyden dient er echter wel nog een ammoniakemissiearme zeugenst al gebouwd te worden. Om de nieuwe zeugenstal op het bedrijf van Patrick Vanderheyden te kunnen bouwen zullen drie van de bestaande, traditionele varkensstallen afgebroken worden. De nieuwe zeugenstal zal gebouwd worden op de plaats waar deze stallen zich bevonden. De mestkelder van deze stal zal ongeveer 1,6 m diep zijn. De afmetingen van de stal bedragen 7,8 m x 30 m. Wordt rekening gehouden met een dikte van de betonlaag van ongeveer 20 cm, dan zal het grondverzet ongeveer 450 m³ bedragen. Dit cijfers is naar alle waarschijnlijkheid een overschatting, aangezien de stallen gedeeltelijk op de mestkelders van de bestaande, af te breken stallen, gebouwd zullen worden De nieuwe stal zal gebouwd worden op een locatie waar er voorheen reeds stallen stonden, er wordt aldus uitgegaan van een verwaarloosbaar effect.
4.1.3
Discipline water
4.1.3.1
Grondwater
In de gewenste situatie wordt er een milieuvergunning aangevraagd voor 1.714 vleesvarkens te huisvesten in een stal met nageschakelde chemische luchtwasser. Deze vergunni ng werd al eens eerder aangevraagd en goedgekeurd en bijgevolg werd deze stal reeds gebouwd. Deze milieuvergunning werd in beroep echter verworpen door de Minister (Raad van State) en wordt daarom opnieuw aangevraagd. Omdat deze stal er in werkelijkheid al staat, zal er ter hoogte van de site van Krespo geen bronbemaling nodig zijn en wordt dit aspect ook niet verder uitgewerkt.
Ter hoogte van de site van Patrick Vanderheyden dient er echter wel nog een nieuwe zeugenstal gebouwd te worden. Op basis van het grondwatermeetnet (www.dov.be) kan gesteld worden dat de stand van de grondwatertafel, ter hoogte van het dichtstbijzijnde meetpunt, varieert van 0,74 – 1,15 m onder het maaiveld. Dit meetpunt bevindt zich echter op ca. 1 km ten O van de bedrijfssite, en is direct naast de Zwarte beek gelegen. Het bedrijf zelf bevindt zich op een helling, en de locatie van de
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
10
nieuwe stal ligt volgens de topografische kaarten 2,5 m hoger dan de locatie van de beek, zodat bemaling hoogst waarschijnlijk niet noodzakelijk zal zijn.
In de huidig vergunde situatie wordt in de MTE grondwater aangewend als drinkwater voor de dieren. Dit zal ook zo blijven in de gewenste situatie. De stallen worden in de huidige situatie gekuist met grondwater, maar zullen in de toekomst gekuist worden met regenwater. Voor de luchtwasser wordt eveneens regenwater aangewend. De MTE is vergund voor het oppompen van 6.500 m³/jaar vanuit de gespannen laag ‘Zand van Berg’ (HCOV-code 431). Het grondwater wordt gewonnen vanop een diepte van 100 m en wordt momenteel gebruikt als drinkwater en reinigingswater voor de stallen. In de gewenste situatie zal het grondwater enkel nog aangewend worden als drinkwater voor de dieren. Het reinigen van de stallen zal dan gebeuren met regenwater. In de gewenste situatie zal een vergunning aangevraagd worden voor het oppompen van 4.200 m³/jaar vanuit een bijkomende put. Deze winning zal eveneens vanop een diepte van 100 m gebeuren en vanuit de gespannen aquifer Ruisbroek-Berg, waarvan ‘Zand van Berg’ een onderdeel is. Deze aquifer is op zijn beurt een onderdeel van het Oligoceen Aquifersysteem. De invloed van de uitbreiding van de grondwaterwinning op de watertafel werd voorspeld aan de hand van de formule van Theis, gezien het gespannen lagen betreft. Binnen een straal van ongeveer 4,5 m rond de winning zal het grondwater met meer dan 50 cm da len. Binnen deze zone zijn geen andere grondwaterwinningen gelegen die uit dezelfde watervoerende laag pompen, en eveneens geen winningen die uit een andere waterlaag pompen. De dichtstbijgelegen winning is op 54 m van de bedrijfseigen winning gelegen. Voor een effectbeoordeling omtrent mogelijke verdroging wordt verwezen naar de discipline fauna en flora. In de huidig vergunde situatie wordt in de MTE grondwater aangewend als drinkwater voor de dieren. Dit zal ook zo blijven in de gewenste situatie. De stallen worden in de huidige situatie gekuist met grondwater, maar zullen in de toekomst gekuist worden met regenwater. Voor de luchtwasser wordt eveneens regenwater aangewend. Vanderheyden Patrick is momenteel vergund voor het oppompen van 6.500 m³/jaar. Dit levert ruim voldoende grondwater om te voldoen aan de drinkwaterbehoefte van de dieren. Volgens de LNE-cijfers bedraagt de drinkwaterbehoefte van de dieren 5.889 m³/jaar. De debietsmeter geeft echter een verbruik van slechts 4.152 m³/jaar aan. Dit kan deels verklaard worden door het gebruik van waterbesparende maatregelen zoals brijbakken, drinknippels en anti-morsbakjes. Daarnaast wordt er leidingwater aangewend voor huishoudelijk gebruik (60 m³/j). Voor de inrichting van Vanderheyden Patrick is de huidig vergunde situatie gelijk aan de gewenste situatie. De inrichting Krespo bvba is momenteel niet vergund voor het oppompen van grondwater. De vergunning voor het oppompen van grondwater werd echter samen met de vergunning voor de uitbreiding van het bedrijf in beroep geschorst. Gezien de aanwezige dieren ook drinkwater nodig hebben, wordt er in de huidige situatie wel reeds grondwater opgepompt. Volgens de LNE-cijfers is er in de huidig werkelijk situatie 1.799 m³/j nodig. In de gewenste situatie wordt een vergunning aangevraagd voor het oppompen van 4.200 m³/jaar. Volgens de LNE-cijfers is er 3.702 m³/jaar nodig om aan de drinkwaterbehoefte van de dieren te doen voldoen. De totale waterbehoefte volgens de VMM-cijfers bedraagt 3.085 m³/jaar. Er is bijgevolg sprake van een matig negatief effect. eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
11
Rekening houdend met het toevoerend dakoppervlak bij Krespo bvba kan er jaarlijks ongeveer 1.160 m³ regenwater opgevangen worden. Dit zou ruimschoots moeten voldoen om voldoende kuiswater en water voor de wassers te voorzien. Op de inrichting van Patrick Vanderheyden is er voorzien in een opvang voor regenwater. Dit kan gebruikt worden als kuiswater voor de stallen. Het voorliggend project bevat een uitbreiding en hervergunning van een bestaande inrichting. De t e vergunnen stal op de site van Krespo is reeds aanwezig en bijgevolg zullen er daar in de gewenste situatie geen bijkomende oppervlakten toegevoegd worden. Momenteel is er reeds een regenwateropvang van 100 m³ en één van 20 m³ aanwezig op de MTE. Verder is er eveneens reeds een infiltratievoorziening met een buffervolume van 9 m³ aanwezig. Er wordt voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwateropvang. Voor het bouwen van de nieuwe zeugenstal op de site van Patrick Vanderheyden, dient er evenwel nog gecompenseerd te worden voor het verlies aan oppervlak waar regenwater vrij kan infiltreren. In de aanstiphemelwater, die aan de lopende bouwvergunningsaanvraag werd toegevoegd, wordt opgenomen dat men een hemelwateropvang van 72 m³ zal voorzien. Hierdoor wordt er voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwateropvang. Wordt de overstromingskwetsbaarheidskaart geraadpleegd, dan kan vastgesteld worden dat de MTE volledig gelegen is in een zone die niet-overstromingsgevoelig is. Volgens Vlarem II Artikel 5.9.7.1 dienen op inrichtingen met mengmest, waarin meer dan 2.500 varkens of 40.000 stuks pluimvee gehouden kunnen worden, op kosten van de exploitant, waarnemingsbuizen (peilputten) op oordeelkundige wijze voor grondwateronderzoek geplaatst te worden. Zo kan nagegaan worden of de inrichting een vermestende invloed heeft op het grondwater. De MTE bestaat uit twee inrichtingen die elk minder dan 2.500 varkens huisvesten. Bijgevolg dienen er geen peilbuizen geplaatst te worden. Bijgevolg kan geen uitspraak gedaan worden over de mogelijke vermestende invloed op het grondwater.
4.1.3.2
Oppervlaktewater
Het huishoudelijk afvalwater (60 m³/jaar) wordt via een septische put in de open gracht geloosd. De MTE is volgens de zoneringsplannen van de VMM gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit wil zeggen dat aansluiting op de riolering in de toekomst voorzien wordt en dat de MTE niet zelf dient in te staan voor een zuiveringsinstallatie. Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd.
4.1.4
Discipline geluid en trillingen
Het bedrijf is gelegen in agrarisch gebied. De normen waaraan getoetst moet worden zijn 45 dB(A) voor overdag (periode tussen 7 en 19 u), 40 dB(A) voor ’s avonds (periode tussen 19 en 22 u) en 35 dB(A) voor ’s nachts (periode tussen 22 en 7 u). Hierbij kan een zekere achtergrondwaarde (referentiewaarde) mee in rekening gebracht worden, zijnde 35 dB(A) voor overdag, 30 dB(A) voor ’s avonds en 25 dB(A) voor ’s nachts. De bouwwerkzaamheden zijn reeds uitgevoerd en bijgevolg kan hierdoor geen hinder meer ontstaan. Daarnaast zullen een aantal bronnen op de MTE zelf verantwoordelijk zijn voor geluidshinder. Op voorliggend bedrijf zullen voornamelijk de ventilatoren, het vullen van voedersilo’s, het transport en eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
12
de dieren geluid produceren. Hiervoor kunnen geluidsvermogenniveaus vanuit de literatuur gebruikt worden. Het vullen van de voedersilo’s (compressor) en het geluid dat de dieren (voornamelijk bij laden en lossen + laadklep vrachtwagen) zullen produceren kunnen beschouwd worden als incidenteel geluid. Hiervoor kan een toetsing uitgevoerd worden t.o.v. de geluidsnormen voor incidenteel geluid. De ventilatoren zullen een continue bron van geluid zijn. Hierbij moet getoetst worden aan de richtwaarde voor een bestaande inrichting. Steeds dient hierbij rekening gehouden te worden met de gewestplanbestemming. De toetsing dient te gebeuren t.o.v. een 200-metergrens rond de bedrijfsperceelsgrenzen, en ter hoogte van de dichtstbijzijnde (niet-bedrijfsgerelateerde) woning. De dichtstbijzijnde niet bedrijfsgerelateerde woning bevindt zich op zo’n 100 m ten Z van de stallen. In de huidig vergunde situatie zijn er 22 ventilatoren aanwezig op de MTE. In de gewenste situatie is dit herleid naar 20 ventilatoren. Voor de werking van de chemische luchtwasser zijn er namelijk 4 ventilatoren die de lucht door de wasser sturen (= bijkomende bronnen). In de huidig vergunde situatie (zonder wasser) zijn er 6 nokventilatoren aanwezig in de desbetreffende stal. Een toetsing van de continue bronnen, zijnde de ventilatoren, geeft aan dat er in de huidige vergunde situatie op 200 m van de bedrijfscontouren er een matig negatief effect heerst. Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde niet bedrijfsgerelateerde woning is er sprake van een significant negatief effect gedurende de nachtperiode in de huidig vergunde situatie. In de gewenste situatie worden de bijkomende bronnen getoetst. In dit geval gaat het om een daling aan het totaal aantal ventilatoren in de gewenste situatie. Uit deze toetsing blijkt dat er geen bijkomende effecten zullen optreden door de uitbreiding. Uit een toetsing van de incidentele bronnen blijkt dat de richtwaarde voor overschreden wordt tijde ns avond- en nachtperiode, en eveneens gedurende de dagperiode ter hoogte van dichtstbijzijnde woning. Hier dient er dan ook rekening mee gehouden te worden dat het leveren van voeder op zijn minst steeds overdag moet gebeuren. In principe zou het laden en lossen van varkens ook overdag kunnen gebeuren. In de praktijk wordt dit echter bijna nooit toegepast omdat de dieren rustiger zijn wanneer ze ’s nachts geladen en gelost worden. Er kan evenwel ook een kanttekening gemaakt worden, en dat is dat het hier een berekende situatie is, en dit voor de meest ongunstige situatie.
4.1.5
Discipline fauna en flora
4.1.5.1
Direct ecotoopverlies
In de huidig werkelijke situatie is de gewenste stal reeds gebouwd, waardoor geen bijkomende effecten met betrekking tot direct ecotoopverlies zullen optreden in de toekomst. De nieuw te bouwen stal op de inrichting van Patrick Vanderheyden wordt gebouwd op reeds eerder bebouwde zones zodat daar ook geen bijkomend ecotoopverlies verwacht wordt.
4.1.5.2
Verzurende en vermestende depositie
Het habitatrichtlijnengebied ‘Demervallei’ is aangemeld voor 16 verschillende habitatcodes. Binnen een straal van 2 km rond de MTE is het gebied voor slechts 1 habitatcode aangemeld: 91E0: Overblijvende- of relictbossen op alluviale gronden (Alnus glutinoso-incanae); prioritair De verzurende en vermestende depositie ter hoogte van het vogelrichtlijngebied ‘De Demervallei’ kan ook onderzocht worden. Het gebied dat dichtst grenst bij de MTE bestaat voornamelijk uit grasvlakten en wordt dan ook afgetoetst aan de KL voor graslanden en voor de berekeningen worden de
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
13
depositiesnelheden voor gras gebruikt. De aftoetsing is gebeurt ten opzichte van de dichtstbijgelegen grens van het vogelrichtlijngebied. Binnen een straal van 2 km rondom het bedrijf bevinden zich 2 onderdelen van het VEN-gebied ‘De Midden- en beneden loop Zwarte Beek’. De Zwarte Beek wordt getypeerd door het geregeld voorkomen van overstromingen. Daardoor bestaat het landgebruik in hoofdzaak uit graslanden, natte ruigten en populieraanplant. Voor de aftoetsing van de bijdrage van de MTE tot de kritische last ter hoogte van het VEN -gebied wordt dit gebied opgesplitst in 2 onderdelen. Het eerste onderdeel is gelegen ten NO van de inrichtin g op ongeveer 1.355 m. Dit onderdeel bestaat voornamelijk uit graslanden en er wordt dan ook afgetoetst ter hoogte van de grens op basis van de depositiesnelheden voor gras. Het tweede onderdeel bevindt zich op ongeveer 438 m ten ZW van de inrichting en bestaat uit populieren en grasvlakten. Voor dit onderdeel wordt dan ook gerekend met de depositiesnelheden voor loofbos en gras. Daarnaast bevinden zich rondom het bedrijf nog verschillende onderdelen van het natuurreservaat ‘Vallei van de Zwarte Beek’. Ter hoogte van het studiegebied is de vallei relatief smal met snelle overgang van zeer natte moerassige gebieden naar zeer droge heuvelruggen (Diestiaanruggen). Binnen het studiegebied omvatten de reservaatsgebieden in het NO en ZW voornamelijk natte grasla nden die enkele zeldzame vogel- en plantensoorten herbergen. De meest noordelijke percelen zijn hoger gelegen en bevinden zich op een getuigeheuvel, een restant van een oude zandbank. De aftoetsing aan deze reservaatsgrenzen voor verzuring en vermesting gebeurt dan ook aan de hand van de depositiesnelheden voor gras. Voor de aftoetsing wordt gekeken naar de dichtstbijzijnde grenzen ten N, NO en ZW van de MTE. Uit de aftoetsingen valt af te leiden dat er ter hoogte van het vogelrichtlijngebied een beperkte bijdrage geleverd wordt aan de kritische last verzuring voor de huidige situatie. Inzake vermesting is er een beperkte bijdrage in alle situaties. Verder is er een belangrijke bijdrage inzake verzuring en vermesting ter hoogte van het VEN-gebied dat ten ZW van de MTE gelegen is, wanneer afgetoetst wordt aan de KL voor loofbos. Wordt afgetoetst aan de KL voor graslanden, dan is er inzake verzuring (huidige vergunde situatie) en vermesting (alle situaties) een relevante bijdrage. In de gewenste situatie is er een beperkte bijdrage inzake verzuring voor deze graslanden. Ter hoogte van het dichtbijgelegen onderdeel van het reservaatsgebied “Vallei van de Zwarte beek” is er zowel in de huidige als in de gewenste situatie sprake van een belangrijke bijdrage. Het streefbeeld voor deze regio is de ontwikkeling van schraal nat grasland met inbegrip van kwelvegetaties (o.a. Dottergrasland en soortenrijke graslanden). Het traditionele beheer van deze Dottergraslanden bestond uit één of twee maaibeurten, waarbij de laatste eventueel kan vervangen worden door nabegrazing (indien het perceel hierdoor niet beschadigd wordt). Hoge atmosferische deposties van verzurende en vermestende stoffen zullen een nefaste invloed hebben op de ontwikkeling van deze habitats (en de daarmee geasocieerde soorten) en hun weerslag op het te voeren beheer. Een te hoge aanvoer van nutriënten zorgt voor een daling van de diversiteit en een verruiging van deze vegetaties. Ondanks de belangrijke tot beperkte bijdrage ter hoogte van de aandachtsgebieden daalt de maximale depositie overal in de gewenste situatie ten opzichte van de huidige situatie. Door de uitbreiding van de MTE zal de situatie ter hoogte van de aandachtsgebieden dus niet verslechteren. Dit is een positieve evolutie. Bij de aftoetsing wordt steeds gebruik gemaakt van de maximale depositie ter hoogte van de grens van het besproken aandachtsgebied. Ter hoogte van elementen die verder van de inrichting liggen, zal deze concentratie nog dalen ten opzichte van de concentratie die optreedt aan de grens.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
14
Uit de resultaten van de modellering blijkt dat de bijdrage aan de kritische last van de weinig tot zeer verzurings- en/of vermestingskwetsbare BWK-elementen, die niet binnen de hoger genoemde aandachtsgebieden gelegen zijn, zowel in de huidige als in de gewenste situatie verwaarloosbaar, beperkt, relevant of belangrijk is. Voor 16 van de 180 elementen wordt de kritische last in alle situaties overschreden voor zowel verzurende- als vermestende depositie en is er bijgevolg een significant negatief effect. Deze elementen zijn allen gelegen binnen een straal van 130 m rondom de MTE. Daarnaast wordt ter hoogte van cp (175 m) en pinn (270 m) de kritische last voor vermesting in alle situaties overschreden. Inzake verzuring wordt daarnaast ter hoogte van element khw (op 65 m van de MTE) de kritische last in alle situaties overschreden. Verder wordt wat vermesting betreft ter hoogte van 4 elementen (kh-; 35 m, khw; 65 m, lar; 350 m en ppmb; 350 m) de kritische last enkel in de huidige situatie overschreden. Wat verzuring betreft is dit ter hoogte van 1 element (kh-) het geval. In de gewenste situatie (= de huidig werkelijk situatie) is ter hoogte van deze elementen een sterk negatief effect (bijdrage > 50 % door bedrijf). Wat verzuring betreft is er ter hoogte van 3 elementen (cp, khu- en kt(sp)) een sterk negatief effect in zowel de huidig vergunde als de gewenste situatie. Deze elementen bevinden zich allen in een straal van 245 m van de MTE. Ter hoogte van 7 elementen (gml, hp+,kbp, khcr, kj, lar en ppmb) is er enkel in de huidige situatie een sterk negatief effect inzake verzuring. Ter hoogte van elementen pinn en pmb is er zowel in de huidige als de gewenste situatie een sterk negatief effect. Inzake vermesting treedt ter hoogte van 4 elementen (hp+, khu-, pmb en pms), allen binnen een straal van 320 m van de MTE, in alle situatie een sterk negatief effect op. Verder treedt ter hoogte van 5 elementen (kt(sp), kbp, k(hu-), k(hp+) en gml) enkel in de huidige situatie een sterk negatief effect op wat vermesting betreft. Er kan vastgesteld worden dat ter hoogte van alle elementen de bijdrage tot de kritische last lager is in de gewenste situatie ten opzichte van de huidige vergunde situatie, ondanks het verhoogde dierenaantal. Deze verlaging wordt gerealiseerd door het toepassen van het ammoniakemissiearmstalsysteem S2. Door het naschakelen van een chemische luchtwasser mag er immers 70 % reductie van de ammoniakemissies aangerekend worden. Verder wordt door het gebruik van een wasser ook het emissiepunt en ventilatiedebiet aangepast. Er dient volledigheidshalve op gewezen te worden dat voor ieder element de maximale verzurende en vermestende depositie bepaald werd en dat er wordt gerekend met de maximale vergunning, in werkelijkheid zal de bezetting evenwel niet voor de volledige 100 % zijn. Door de bespreking van de effecten ter hoogte van alle BWK-elementen in de omgeving van de MTE, zijn eveneens de mogelijke effecten ter hoogte van kleine landschapselementen besproken, gezien deze hierin vervat zitten.
4.1.5.3
Verdroging
Wordt gekeken naar de verdrogingskwetsbaarheidskaart dan kan vastgesteld worden dat de MTE grotendeels in niet kwetsbaar gebied gelegen is wat betreft verdroging. Het zuiden van de MTE is echter wel in verdrogingskwetsbaar gebied gelegen. Gezien de gewenste situatie, wat betreft de site van Krespo bvba, de huidig werkelijke situatie is, zal er in de toekomst geen aanlegfase zijn. Bijgevolg is er ook geen bronbemaling nodig. Ter hoogte van de site van Patrick Vanderheyden dient er echter wel nog een nieuwe zeugenstal gebouwd te worden. Op basis van het grondwatermeetnet (www.dov.be) kan gesteld worden dat de stand van de eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
15
grondwatertafel, ter hoogte van het dichtstbijzijnde meetpunt, varieert van 0,74 – 1,15 m onder het maaiveld. Dit meetpunt bevindt zich echter op ca. 1 km ten O van de bedrijfssite, en is direct naast de Zwarte beek gelegen. Het bedrijf zelf bevindt zich op een helling, en de locatie van de nieuwe stal ligt volgens de topografische kaarten 2,5 m hoger dan de locatie van de beek, zodat bemaling hoogst waarschijnlijk niet noodzakelijk zal zijn. De MTE heeft reeds een vergunning voor één grondwaterwinning. De invloedstraal (= straal waarbinnen de grondwatertafel ≥ 5 cm daalt) bedraagt 80 m voor deze winning. In de gewenste situatie is er een tweede winning aanwezig op de MTE. Wordt uitgegaan van het worst-case scenario en de debieten van de winningen opgeteld, dan hebben beide winningen samen een invloedstraal van 103 m. Hierbij kan gesteld worden dat dit een zware overschatting is van de werkelijke situatie. De grondwaterwinningen bevinden zich namelijk beide op een diepte van 100 m met daarboven een kleilaag van ongeveer 35 m. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat er verdroging zal optreden aan het oppervlak. Bijgevolg is er geen of een verwaarloosbaar effect. Veder kan er nog aangehaald worden dat er op de inrichting enkel grondwater zal aangewend worden voor het drenken van de dieren. Regenwater wordt, in de mate van het mogelijke, aangewend voor laagwaardige toepassingen zoals het reinigen van de stallen en als waswater voor de luchtwasser. Tijdens de exploitatiefase zullen bij de stallen voornamelijk de ventilatoren de belangrijkste geluidsbronnen zijn. De geluidsemissies worden verder uitgewerkt onder ‘Discipline geluid’. In het GNOP (1996) dat opgemaakt werd voor de gemeente Lummen werd er gevraagd om bijzondere aandacht te schenken aan het beschermen van o.a. zwaluwen. Binnen het project “Limburgse soorten” adopteerde de gemeente Lummen de Huiszwaluw. Op de voorliggende inrichting nestelen jaarlijks zwaluwen (meer dan 3 nesten per jaar).
4.1.6
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
De stal bij Krespo is reeds gebouwd aangezien de vergunning hiervoor eerst verleend was en nadien werd ingetrokken. De stal is echter zo gebouwd dat de MTE als een geordend geheel kan beschouwd worden. De nieuwe stal op het bedrijf van Patrick Vanderheyden wordt gebouwd op een plaats waar er voorheen reeds drie varkensstallen stonden, de mogelijke bijkomende effecten zijn dus gering. Aangezien de MTE niet gelegen is in relictzones of ankerplaatsen en op voldoende afstand van andere onderdelen van de landschapsatlas kan gesteld worden dat de MTE geen (bijkomend) effect zal uitoefenen op deze gebieden. Er zal aldus weinig verstoring van de landschappelijke erfgoedwaarde en/of de beschermde entiteiten optreden door de gewenste uitbreiding. De MTE is gelegen in het traditionele landschap “Demerland”. In het kader van de versterking van traditionele landschappen in Vlaanderen werden een aantal wenselijkheden voor de toekomstige ontwikkeling gedefinieerd (Antrop et al., 2002) voor dit traditionele landschap, namelijk:
Herstel bocagelandschap: een bocagelandschap wordt gekenmerkt door percelen die omheind zijn met een haag of bomenrijen.
Door de opmaak van een integratieplan zal de MTE omringd zijn met een groenscherm en als dusdanig meewerken aan het herstel van de bocagelandschappen.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
16
Binnen een straal van één kilometer rondom de bedrijfscontouren bevinden zich een zevental gebouwen die op de lijst van bouwkundig erfgoed opgenomen zijn. Het dichtstbijzijnde, de “De Schans” bevindt zich op 120 m ten Z van de bedrijfscontouren. Door het voorliggend project zullen deze gebouwen niet beïnvloed worden. Aangezien de stal op de site van Krespo reeds gebouwd werd (de vergunning werd in eerste instantie verleend waarna ze nadien werd teruggetrokken), zullen geen graafwerkzaamheden meer noodzakelijk zijn. De inplantingsplaats van de nieuwe stal op de site van Vanderheyden, bevindt zich ter hoogte van reeds eerder verstoorde zones. De kans op het vinden van archeologische artefacten is dus zeer gering. Belangrijk is om ook na te gaan in welke mate het bedrijf een invloed zal hebben op zijn omgeving. De impact van een landbouwinrichting (met loodsen, stallen, voedersilo’s, ...) op het landschap kan immers groot zijn. De locatie van de MTE in zijn ruimere omgeving wordt geïllustreerd aan de hand van een aantal foto’s. Het bedrijfsterrein van de MTE is momenteel niet voorzien van een groenscherm. Achteraan verhoogt het landschap en zijn er in de omgeving bomenrijen aanwezig waardoor vanuit de omgeving de MTE goed geïntegreerd lijkt. De exploitant heeft daarenboven een groenplan aangevraagd en dit wordt zo snel mogelijk opgetekend. De nieuwe stal die reeds gebouwd is, is gebouwd met inachtneming van een aantal tips voor het visuele aspect van landbouwbedrijven, waardoor de MTE goed geïntegreerd is in het landschap.
4.1.7
Discipline mens
Wordt de som gemaakt van de MTE, dan zullen in de gewenste situatie gemiddeld 10 vrachten per week zijn. Aan- en afvoer van biggen wordt niet mee in rekening gebracht aangezien de biggen van Patrick Vanderheyden enerzijds worden afgemest tot vleesvarken en anderzijds naar Krespo verhuizen waar ze daar verder afgemest worden tot vleesvarken. Dit transport gebeurt dus niet over de weg. De transporten gebeuren via de Geenrodestraat, over de Pastorijstraat naar de Meldertsebaan en dan 50 % richting Lummen (E314) en 50 % richting Paal (E313). Er wordt dus op deze manier zo snel mogelijk aansluiting gezocht op de meest gepaste wegen voor groot verkeer. Er werd of de verkeersroute samenvalt met gekende fiets- of wandelroutes. Op de transportroute zijn geen fietsknooppunten of gekende wandelroutes gelegen.
Tegen de bedrijven van de MTE werden in het verleden nog weinig tot geen klachten geregistreerd bij de milieudienst van Lummen. Er zijn enkel sporadische mondelinge klachten geweest en dit betreffende vliegenoverlast en geurhinder.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
17
4.1.8
Samenvatting van de effecten
In onderstaande tabel wordt een samenvatting gegeven van alle effecten per discipline. Tabel 1 Samenvatting effecten deelaspect
onderdeel
effectbeoordeling
afstandsregels
geen of verwaarloosbaar effect
bronnencluster
WOONGEBIED geen effect WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER matig negatief effect voor 323 woningen (+1 t.o.v. huidig vergund) negatief effect voor 170 woningen (+13 t.o.v. huidig vergund) OVERIG gering negatief effect voor 125 woningen (+6 t.o.v. huidig vergund) matig negatief effect voor 72 woningen (= t.o.v. huidig vergund) negatief effect voor 72 woningen (= t.o.v. huidig vergund)
PM10 (jaargemiddeld)
gering negatief effect voor 2 woningen (=+ 1 t.ov. huidig vergund) matig negatief effect voor 0 woningen (beide situaties)
PM2,5
gering negatief effect voor 0 woningen (beide situaties)
LUCHT geur
stof
verzuring/vermesting BODEM bodemverontreiniging risicostoffen
zie discipline fauna en flora
door
opslag
geen of verwaarloosbaar effect voorlopig negatief effect
bodemonderzoek
geen of verwaarloosbaar effect
mestafzet
geen beoordeling
mestopslag
geen of verwaarloosbaar effect
verzurende en vermestende depositie
zie discipline fauna en flora
bodemverstoring door aanleg verhardingen, graafwerkzaamheden WATER
bodemverlies
verwaarloosbaar effect
bronbemaling
verstoring grondwaterwinningen
omliggende
niet
verstoring grondwaterwinningen
omliggende
geen
effecten op bodemprocessen verzuring en vermesting
daling grondwatertafel grondwaterwinning
opslag
door
door
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
van
of
toepassing
verwaarloosbaar
effect
18
deelaspect
onderdeel
effectbeoordeling
overmatig waterverbruik
overmatig waterverbruik
matig negatief effect
soort water
negatief effect in de huidige situatie (gebruik grondwater als reinigingswater) geen of een verwaarloosbaar effect in gewenste situatie
beperking infiltratiecapaciteit
geen of verwaarloosbaar effect
vermestende invloed
peilputten
geen uitspraak mogelijk
lozing afvalwater
bedrijfsafvalwater
niet van toepassing
huishoudelijk afvalwater
gering negatief effect, er dient nog aansluiting te komen op de riolering
direct ecotoopverlies
permanent of tijdelijk
geen of verwaarloosbaar effect
verzurende depositie
algemeen
significant negatief effect, maar positieve evolutie door uitbreiding
vermestende depositie
algemeen
significant negatief effect, maar positieve evolutie door uitbreiding
verdroging
door bemaling grondwaterwinning
FAUNA & FLORA
en/of
matig negatief effect in beide situaties
rustverstoring LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE
verwaarloosbaar effect
het landschap als relatiesysteem
inschatting van effecten veroorzaakt door aanwezigheid stallen (bedrijf)
matig negatief effect
erfgoedaspecten
bouwkundig erfgoed
geen of verwaarloosbaar effect
archeologie
geen of verwaarloosbaar effect
inschatting effect groenscherm
gering effect in toekomst gemilderd door groenscherm
continue bronnen
significant negatief effect in huidige en de gewenste situatie
incidentele bronnen
negatief effect ’s avonds en ’s nachts op 200 m van de bedrijfscontour in de huidige en de gewenste situatie negatief effect overdag, ’s avonds en ’s nachts ter hoogte van dichtstbijzijnde woning in de huidige en gewenste situatie
verkeerssituatie tot eerste grote weg (autostrade, gewestweg, ...), aantal transporten
verwaarloosbaar effect
perceptieve aspecten
indien
GELUID EN TRILLINGEN geluidshinder
de
MENS verkeershinder
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
19
deelaspect
onderdeel
overige hinder
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
effectbeoordeling gering negatief effect
20
5 Milderende maatregelen 5.1.1
Discipline lucht
Op de bedrijven van de MTE wordt reeds gebruik gemaakt van meerfasig laag eiwit en laag fosfor voeder. Door het voeder zoveel mogelijk te gaan aanpassen aan de voedingsbehoefte van de dieren, zal ook de voederconversie optimaal gaan gebeuren, waardoor er een efficiënter N-gebruik zal zijn en er een reductie in de uitscheiding van stikstof- en geurcomponenten zal optreden. Deze voeders zijn beter afgestemd op de specifieke behoefte van het dier in die bepaalde periode. Het toepassen van precisievoeding wordt ook als Best Beschikbare Techniek beschouwd. Hier kunnen dan ook geen bijkomende maatregelen voorgesteld worden, want zowel Krespo als Patrick Vanderheyden maken hiervan reeds gebruik. Om de emissie van ammoniak naar de lucht te beperken worden ammoniakemissiearme stalsystemen toegepast (terug te vinden in de ‘lijst van stalsystemen voor ammoniakemissiereductie’ – Ministerieel besluit van 19/03/2004 – bijlage I. Belgische Staatsblad 14.10.2004). Hierbij is een goede bedrijfsvoering echter van essentieel belang. Op voorliggend project werd er geopteerd voor een luchtwassysteem dat de uitgaande stallucht zuivert. De vleesvarkensstal van Krespo werd uitgerust met een chemische luchtwassysteem, die de ammoniakemissie met minstens 70 % reduceert, de geuremissie met 30 % en de stofemissie met 35%. Uit de geurmodellering blijkt dat er in woongebied geen bijkomende gehinderden zullen zijn die negatieve effecten ondervinden, evenals in de overige gewestplanbestemmingen (wel bijkomenden met gering en matig negatief effect). Voor woongebied met landelijk karakter zullen 13 bijkomende woningen zijn die een negatief effect ondervindt en 1 extra met een matig negatief effect. Echter detailonderzoek wijst uit dat de wijzigingen in geurconcentraties over de zones van woongebied en woongebied met landelijk karakter beperkt zijn, ze blijven nagenoeg gelijk. Bovendien zijn er voor de overige gewestplanbestemmingen in de zones met gering negatief en matig negatief effect een aantal woningen gelegen die behoren bij landbouwbedrijven die dus eerder een effect zullen ondervinden van de eigen bedrijfsactiviteit. Bovendien kan de omzendbrief LNE2012/1 inzake milderende maatregelen voor geuremissies die afkomstig zijn van bestaande varkens- en pluimveestallen in Vlaanderen toegepast worden voor de traditionele stallen op de inrichting van Patrick Vanderheyden. Een reductie van 10 % kan doorgerekend worden voor stallen 1 t.e.m. 13. Dit brengt de totale geuremissie in de gewenste situatie van 112.411 ouE/s naar 105.411 ouE/s. Dit zal een positieve evolutie hebben op de effecten in de gewenste situatie. Er is een kadaverkoelcel aanwezig. De invloed op de geuremissie van deze koeling kan niet gekwantificeerd worden, maar zal vanzelfsprekend een positief effect op geur bewerkstelligen. Inzake stofemissie treden geen bijkomende negatieve effecten op, er dienen dan ook geen bijkomende maatregelen genomen te worden.
5.1.2
Discipline bodem
De opslagtanks dienen te voldoen aan de nodige veiligheidsvoorschriften. De tanks moeten periodiek gecontroleerd worden. eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
21
Door de vergunningsplichtige rubrieken wordt het bedrijf bodemonderzoeksplichtig. Een oriënterend bodemonderzoek is verplicht bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de 20 jaar. De exploitant van de inrichting bij Patrick Vanderheyden plant zo snel mogelijk een OBO in.
Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten.
5.1.3
Discipline water
Op de MTE zijn er een aantal maatregelen genomen of zullen er een aantal maatregelen getroffen worden om de verstoring van de waterhuishouding tot een minimum te beperken:
het hemelwater kan vrij infiltreren op de onverharde stukken van het bedrijfsterrein; het bedrijf tracht het drinkwaterverbruik van de dieren te rationaliseren door het gebruik van drinknippels, anti-morscups en beperkte watertoevoer.
Volgende ‘tips’ kunnen ook belangrijk zijn voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau:
herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen; gebruik goede drinkbakken, -nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen, ...
Deze maatregelen van goede praktijk worden ook op de inrichting zo veel mogelijk toegepast. De MTE is gelegen volgens het zoneringsplan van de VMM gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit is een gebied waarbij momenteel nog geen rioolaansluiting op een RWZI aanwezig. In afwachting tot de aansluiting dient het huishoudelijk afvalwater gezuiverd worden in een septische put. Dit gebeurt ook in het voorliggend project. Het debiet van de grondwaterwinning is te hoog aangevraagd volgens de drinkwaterbehoefte op basis van de cijfers van LNE. Er wordt aangeraden om het aangevraagde debiet te laten zakken tot 3.702 m³/j (Krespo).
5.1.4
Discipline geluid en trillingen
Er bestaat geen geschreven plan van aanpak om de geluidsemissie van de inrichting tot een minimum te beperken. Om de geluidsoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk te vermijden heeft de exploitant momenteel al een aantal maatregelen getroffen: het vullen van de voedersilo’s vindt overdag plaats; aan de chauffeurs wordt gevraagd om de motor af te leggen tijdens stilstand en het laden van de dieren; het leveren van voeder dient zo veel mogelijk overdag gebeuren; de ventilatoren van de stal bevinden zich telkens in de stal. Hierdoor zal er reeds een geluidsdempend effect optreden. Het aantal ventilatoren zal dalen in de toekomst. Er zullen dus geen bijkomende effecten zijn naar geluid toe. Er is enkel ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning ’s nachts een overschrijding van de eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
22
richtwaarde. In de gewenste situatie worden er geen bijkomende effecten verwacht. Ter hoogte van deze woning wordt een overschrijding van de richtwaarde met 1,5 dB(A) verwacht. Hierbij kan de kanttekening gemaakt worden dat het om berekende waarden gaat en een worst-case scenario wordt geschetst. Indien de ventilatoren op de MTE 30 % trager zouden draaien, kan de richtwaarde ter hoogte van deze woning wel gehaald worden. Het geluidsvermogen van de ventilatoren wordt namelijk bepaald aan de hand van volgende formule: Lw = 50 x log (n1/n2) Waarbij de n duidt op het toerenaantal van de ventilatoren. Indien het toeraantal teruggebracht wordt op 70 %, dan wordt er per ventilator een daling van geluidsvermogen met 8 dB(A) verwacht. Indien de effectbeoordeling uit Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. herhaald wordt, rekening houdend met oorgaande overwegingen, wordt een specifieke geluidsdrukniveau van 31,3 dB(A) verwacht ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen in de nachtperiode.Hierdoor wordt de richtwaarde niet meer overschreden, en bedraagt de eindscore – 1 (matig negatief effect).
5.1.5
Discipline fauna en flora
5.1.5.1
Genomen maatregelen
Hierbij moet voornamelijk gedacht worden aan maatregelen die verhinderen dat ammoniak uit de stallen in de omgevingslucht vrijgesteld wordt. Dit kan op een aantal manieren bewerkstelligd worden: voedingsmaatregelen; aanpassen huisvestingssysteem; toepassing wassers en filters; gebruik van mestadditieven. Op de MTE is in de huidig vergunde situatie één stal uitgerust met het ammoniakemissiearm systeem V 3.5 (groepshuisvestingsysteem, zonder strobed en met schuine putwanden in het mestkanaal). Voor dit systeem kan gerekend worden met een ammoniakemissiefactor van 2,6 kg NH 3 per dierplaats per jaar in plaats van 4,2 kg NH 3 per dierplaats per jaar. In de gewenste situatie is de nieuwe stal uitgerust met een chemische luchtwasser. Door het naschakelen van een chemische luchtwasser is er minstens 70 % reductie van de ammoniakemissie. Het gebruik van de luchtwasser zorgt ervoor dat de verzurende en vermestende deposities lager zijn dan in de huidige vergunde situatie, ondanks een verhoogd dieraantal. De luchtwasser zorgt niet enkel voor een ammoniakreductie, het brengt ook een aangepast ventilatiedebiet en emissiepunt met zich mee. Gezien de ligging van de MTE tussen verschillende waardevolle natuurgebieden, en de belangrijke bijdrage aan de kritsiche lasten verzuring/vermesting ter hoogte van een aantal van deze gebieden werd er verder onderzocht welke mogelijke mogelijke maatregelen een gunstig effect zouden hebben op de ammoniakemissie van de MTE. Voedingsmaatregelen worden meer en meer beschouwd als een economisch haalbare manier om de ammoniakemissie uit stallen te reduceren. Voedingsmaatregelen kunnen opgesplitst worden in maatregelen die een direct effect hebben en maatregelen die indirect een effect hebben op de ammoniakemissie. Maatregelen met een direct effect hebben een impact op de omzetting van ureum of urinezuur uit de mest (o.a. verlaging pH en ureaseremmers). Indirecte maatregelen beperken de stikstofexcretie in mest, meer bepaald in de urine. Dit kan enerzijds gebeuren door een verminderde stikstofopname en anderzijds door een betere benutting van de opgenomen stikstof. Het zal voornamelijk de stikstoffractie in de urine zijn die een invloed heeft op de ammoniakemissie, fecale stikstof is immers veel bestendiger aan afbraak (Hendriks et al., 2001). eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
23
Er zijn een aantal manieren om het stikstofaanbod beter af te stemmen op de stikstofbehoeften van de dieren zelf:
gebruik van meerfasenvoeding (wordt reeds toegepast);
verlagen eiwitgehalte in het voeder.
Bij het toepassen van meerfasenvoeding worden meerdere voeders (meestal twee of drie) gebruikt tijdens het productieproces. Elk voedertype is afgesteld op de voedingsbehoeften van het dier tijdens het groeiproces. Hierdoor zal er minder stikstof uitgescheiden worden. Op de voorliggende inrichting wordt er gebruik gemaakt van een meerfasig voederschema, hetgeen een gunstige invloed zal hebben op de ammoniakemissie van de inrichting.
Daarnaast is gebleken dat het verlagen van het eiwitgehalte in het voeder één van de meest efficiënte manieren is om minder stikstof in het milieu te laten belanden. De invloed van het verlagen van het eiwitgehalte in het voer, en de invloed hiervan op ammoniakemissies werd in het verleden al vrij uitgebreid onderzocht. Deze onderzoeken werden steeds uitgevoerd bij vleesvarkens, waarbij gemiddelde reducties gevonden werden van zo’n 10 – 12,5 % bij elke 10 g/kg verlaging van het eiwitgehalte van het voer. Deze verlaging wordt enerzijds bekomen door een verlaging van het ammoniumgehalte van de mest, en anderzijds door een verlaging van de pH van de mengmest. Ten tijde van het vaststellen van de ammoniakemissiefactoren voor de traditionele stallen waren de eiwitgehaltes voor vleesvarkens vanaf 40 kg ca. 160 – 165 g/kg, momenteel liggen deze gehaltes op ca. 150 – 155 g/kg. Het eiwitgehalte in het voer van vleesvarkens vanaf ca. 40 kg kan tegen niet al te hoge kost worden verlaagd naar ca. 135 – 140 g/kg (Aarnink et al. (2010)) Dit rapport geeft aan dat er voor het gebruik van voer met een verlaagd eiwitgehalte van 15 g/kg, ten opzichte van standaarvoer met een eiwitgehalte van 165g/kg, een ammoniakreductie 15 % kan doorgerekend worden. Indien het eiwitgehalte met 30 g/kg verlaagd ten opzichte van het standaardvoer kan een reductie van 30 % doorgerekend worden. Deze waarden werden eveneens overgenomen in een eerste voorlopige lijst met maatregelen in het kader van het Actieplan Ammoniak en Veehouderij in Nederland, zij gaan wel uit van een referentieniveau van 160 g/kg. De inrichtingen die deel uitmaken van deze MTE engageren zich om gebruik te maken van voer met een verlaagd eiwitgehalte van 145 g/kg voor vleesvarkens met een gewicht van meer dan 40 kg (i.p.v. de hoger vernoemde referenteiwaarden van 160-165 g/kg). De veevoederfabrikant stelde hiervoor een attest op waaruit blijkt dat de geleverde voerders aan deze voorwaarden voldoen, toekomstige opvolging van deze maatregel kan eenvoudig uitgevoerd worden op basis van de afgeleverde attesten van de voederfabrikant. Er kan aldus een ammoniakreductie van 15 % doorgerekend worden, gezien het gebruikte voeder minstens 15 g/kg minder eiwit bevat t.o.v. de hoger vernoemde referentiewaarden . Aarnink et al. (2010) vermeldt eveneens dat de effecten van voermaatregelen en andere maatregelen zoals het gebruik van ammoniakemissiearme stalsystemen additief zijn. Combinatie met het chemische luchtwassysteem zorgt in een dergelijke stal voor een totale ammoniakreductie van 75 %. Toepassing van het gebruik van laag eiwitvoer op de MTE zorgt er aldus voor de ammoniakemissie zal dalen tot 7.410 kg NH 3/jaar, hetgeen een daling is ten opzichte van de huidig vergunde situatie met een emissie van 7.988 kg NH 3/jaar. Gezien er bij het vergelijken van verzurende en de vermestende deposities in de huidige en de gewenste situatie momenteel al sprake is van een dalende trend, zal de daling van de ammoniakemissie van de MTE door het gebruik van laageiwitvoer zorgen voor een verdere daling van deze deposities.
5.1.5.2 5.1.5.2.1
Verdere mogelijkheden
Dwingende maatregelen
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
24
Gezien de hoge natuurwaarde van de Vallei van de Zwarte Beek is het niet wenselijk dat er huishoudelijk afvalwater in terecht zou komen. Op termijn wordt er, op basis van het geoloket “Zoneringsplannen” van de VMM wel riolering voorzien in de Geenrodestraat. Het is echter nog niet duidelijk wanneer dit zal voorzien worden. Om de vuilvracht richting de Zwarte Beek te beperken zou men kunnen overwegen om de overloop van de septische put aan te sluiten op een bezinkingsvijver met riet waarin het water nog verder gezuiverd wordt. Indien er in de toekomst riolering voorzien wordt, kan deze vijver behouden blijven en fungeren als extra regenwateropvang.
5.1.5.2.2
Minder dwingende maatregelen
Een bijkomende mogelijkheid om de ammoniakemissie te verminderen bij landbouwbedrijven en aldus de verzurende en vermestende deposities ter hoogte van aandachtsgebieden te reduceren, is het introduceren van landschapselementen zoals windsingels (groenschermen). Deze vormen een fysiek obstakel voor de verspreiding van stoffen en deeltjes in de atmosfeer. Het effect wordt voornamelijk bepaald door twee elkaar tegenwerkende processen: verhoogde depositie en snelheidsdemping. Het is nog niet mogelijk om aan te geven hoeveel extra depositie van de emissies uit een stal zal optreden als gevolg van de aanwezigheid van een groenscherm. Resultaten laten echter wel zien dat een groenscherm op korte afstand van een stal de ongewenste verspreiding van ammoniak maar ook van andere agrarische emissies zoals fijn stof tegengaat en dat bomen in de windsingel een deel van de stikstof opnemen vanuit de lucht. Er kan geconcludeerd worden dat dergelijke landschapselementen, op termijn, perspectief bieden voor het terugdringen en vastleggen van agrarische emissies (van Dijk et al., 2004). Voornamelijk aanplanten ten NO van het bedrijf spelen een belangrijke rol, gezien de overheersende windrichting (ZW-wind). Op de MTE is momenteel nog geen groenscherm aanwezig. Er werd evenwel een aanvraag ingediend bij de provincie om een integratieplan op te maken. Het voorgestelde beplantingsplan heeft echter als hoofddoel de landschappelijke integratie van het bedrijf te beschrijven, en voldoet veelal niet aan de nodige vereisten om als windsingel te fungeren. Om te kunnen fungeren als windsingel zou de houtkant, daar waar mogelijk, moeten kunnen uitgroeien tot een kroonbreedte van 10 – 15 m bereikt wordt. Het gebruik van constructies en herbiciden dient vermeden te worden. De normale kroonvorming dient begunstigd te worden, dus snoeiingen en knotten dient vermeden te worden. Het is belangrijk dat de buffer als één geheel uitgewerkt wordt, langsheen de bedrijfspercelen en de bedrijfsgebouwen (uitgezonder doorgangen naar de woning en bedrijfsgebouwen). Palen met glade draad tussen de houtkant en de bewerkt akkerpercelen moeten vermeden worden, om problemen met het wortelstelsel en overhangende takken te vermijden. Een dergelijke buffer valt niet onder het Bosdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten aangezien dit een milieutechnische aangelegendheid betreft. Het meest gunstige effect wordt verwacht indien een dergelijke houtkant zich in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen bevind. In de praktijk is dit echter veelal niet haalbaar door overhangende takken, bladval die dakgoten verstopt en het mogelijks aantrekken van ongedierte. Verder kan nog aangegeven worden dat men overweegt om een beheersovereenkomst “perceelsrand(en) natuur” af te sluiten met de VLM, en dit op de overgang van de Holstraat (een holle weg ten N van de MTE) met een akker die tussen het bedrijf en deze holle weg gelegen is. In dit geval zal de rand van de akker niet meer als wendakker gebruikt mogen worden, en zijn andere activiteiten zoals opslag van materialen er ook niet meer toegestaan. Doordat er in deze perceelsrand geen bestrijdingsmiddelen of bemesting meer zal plaatvinden vormt deze als het ware een buffer tussen de akker en de aanliggende holle weg met hoge natuurwaarde en voorkomt dan afspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
25
5.1.6
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
De eigenaar heeft een integratieplan aangevraagd en zal dus ook een groenscherm voorzien. Op grotere afstand van de MTE zijn momenteel ook reeds groenelementen aanwezig. Hierdoor zal de MTE zo optimaal mogelijk geïntegreerd zijn in het landschap en dienen er geen verdere maatregelen voorgesteld te worden.
5.1.7
Discipline mens
Gezien het rustverstorende karakter van zwaar transport op lokale wegen dient de aanvoer van de landbouwverwante stromen tot een minimum beperkt te worden. De transportroutes zijn voor de MTE de best mogelijke routes, deze zorgen voor een gering negatief effect. Er worden geen verder te nemen maatregelen voorgesteld inzake verkeershinder.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
26
6 Conclusie In de Geenrodestraat 1b en z/n te Meldert (Lummen) zijn twee varkenshouderijen gelegen. H et ene bedrijf, Krespo bvba is momenteel vergund voor het houden van 833 vleesvarkens. Voor dit bedrijf wordt een uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van de vergunning aangevraagd en dit tot een totaal van 1.714 vleesvarkens. Om deze uitbreiding mogelijk te maken, zal een volledig nieuwe stal gebouwd worden uitgerust met een chemische luchtwasser, waar alle dieren zullen gehuisvest worden. Het andere bedrijf, op naam van Vanderheyden Patrick, beschikt vandaag de dag over een milieuvergunning voor het houden van 1.736 gespeende varkens. Deze zitten verdeeld over 14 stallen. Dit bedrijf is eveneens vergund voor 4.863 m³ mestopslag, 33.000 l mazoutopslag (in 7 tanks) en een grondwaterwinning van 6.500 m³/j (16m³/dag). Voor dit bedrijf verandert er niets, hier wordt geen uitbreiding of wijziging voor aangevraagd. Voor de realisatie van deze laatste milieuvergunning (d.i. de wijziging van de dierenaantallen van 456 zeugen, 1.280 vleesvarkens en 880 biggen naar een bedrijf met 444 zeugen, 14 beren, 1.218 vleesvarkens, 60 andere varkens en 880 biggen), is er momenteel een bouwvergunningsaanvraag lopende. Het hoofddoel van de bouwvergunning omvat het slopen van drie kleine traditionele stallen, om op dezelfde locatie een nieuwe ammoniakemissiearme zeugenstal (V 3.5) te bouwen. Patrick Vanderheyden exploiteert sinds lang zijn bedrijf als éénmanszaak. Dit bedrijf is semi gesloten; wat wil zeggen dat een gedeelte van de biggen moet worden afgevoerd naar bedrijven van derden. Deze situatie blijft zo. Krespo bvba heeft de vergunning van een stoppende landbouwer gekocht (Mevr. Aelterman) en deze verplaatst naar een perceel naast het bedrijf van Patrick Vanderheyden. Hier worden een deel van de biggen van Patrick Vanderheyden afgemest. Krespo bvba heeft een vergunning aangevraagd om de gekochte vergunning om te vormen naar een bedrijf met 1.714 vleesvarkens in een nieuwe stal uitgerust met een luchtwasser. Deze milieuvergunning werd verkregen evenals de stedenbouwkundige vergunning. Na een procedure heeft de raad van State deze milieuvergunning terug ingetrokken, de stedenbouwkundige vergunning echter niet. De raad van State heeft bevestigd dat het om 2 bedrijven gaat, maar dat deze voor de effectenbepaling als 1MTE beschouwd moet worden. Dit wordt volgens titel II van Vlarem als volgt omschreven: “… verschillende ingedeelde inrichtingen die als een geheel moeten beschouwd worden met het oog op het beoordelen van het nadeel dat zij kunnen berokkenen aan mens of milieu. Een gegeven dat kan wijzen op de aanwezigheid van een milieutechnische eenheid is de onderlinge geografische, materiële of operationele samenhang van de inrichtingen, die gepaard gaat met een relatieve afscheiding van het geheel van deze inrichtingen ten opzichte van andere inrichtingen. Het feit dat verschillende inrichtingen een verschillend eigendomsstatuut hebben, belet niet dat zij een milieutechnische eenheid kunnen vormen .” Dit betekent dan ook dat de effecten zullen besproken worden van de MTE, en niet van de twee afzonderlijke bedrijven. In het MER zullen dan ook twee situaties besproken worden. De eerste situatie omvat de vergunde situatie, de tweede omvat de gewenste situatie met 3.450 varkens. De te verwachten impact van het project wordt dan afgeleid door de evaluatie te maken tussen de vergunde en de gewenste situatie van de MTE. Aangezien er een vergunning voor Krespo bvba eerst werd toegekend, is deze stal reeds gebouwd. Het gevolg is dat de werkelijke situatie hier ook de gewenste situatie is. Bij uitbreiding van het bedrijf dient er met de volgende effecten rekening gehouden te worden:
door de gewenste uitbreiding zal de geuremissie toenemen van 96.286 ou E/s (huidig vergunde situatie) tot 112.411 ou E/s. Dit betreft een toename met 17 %;
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
27
gezien er andere bedrijven in de omgeving van de MTE voorkomen, dient een cumulatieve toetsing van de effecten te gebeuren. Wordt de uitbreiding van de vergunde situatie naar de gewenste situatie in beschouwing genomen, dan worden er geen bijkomende negatieve effecten verwacht ter hoogte van woongebied. In woongebied met landelijk karakter zullen er dertien bijkomende woningengelegen zijn in de zone met een negatief effect, en één bijkomende woning in de zone met een matig negatief effect. Binnen de overige gewestplan bestemmingen zullen er zes bijkomende woningen gelegen zijn in de zone met een gering negatief effect;
door de gewenste uitbreiding zal de stofemissie stijgen, waarbij de PM10-emissie zal toenemen van 466,6 kg/jaar (huidig vergunde situatie) naar 508,9 kg/jaar (gewenste situatie) en de PM2,5-emissie zal toenemen van 82,1 kg/jaar (huidig vergunde situatie) tot 88,6 kg/jaar (gewenste situatie). In Lummen bedraagt de achtergrondstofconcentratie tussen 21 en 25 µg/m³. Wordt deze achtergrondconcentratie bij de stofconcentratie van de MTE geteld, dan wordt de norm van 40 µg/m³ nergens overschreden. Nergens zal de bijdrage door de MTE meer dan 10 % van de norm bedragen (negatief effect). Voor zowel PM 10 als PM2,5 is er een zone waar een gering negatief effect heerst. Enkel voor PM 10 is er hier een woning in gelegen, deze van Patrick Vanderheyden die deel uitmaakt van de MTE (zowel in de huidig vergunde als de gewenste situatie) en in de gewenste situatie nog 1 bijkomende woning. Voor PM 10 is er een zone waar een matig negatief effect heerst, echter hier zijn geen woningen in gelegen;
door de gewenste uitbreiding stijgt de ammoniakemissie door de dieren op het bedrijf van 7.988 kg/jaar tot 8.274 kg/jaar;
met betrekkking tot de verzurende en de vermestende invloed van de ammoniakemissie van de voorliggende MTE kan vastgeld worden dat ter hoogte van alle elementen de bijdrage tot de kritische lasten lager zal zijn de gewenste situatie, ondanks het verhoogde dierenaantal. Deze verlaging wordt gerealiseerd door het toepassen van het ammoniakemissiearm-stalsysteem S2. Door het naschakelen van een chemische luchtwasser mag er immers 70 % reductie van de ammoniakemissies in rekening gebracht worden. Deze daling is waarneembaar ter hoogte van de omliggende aandachtsgebieden (habitatrichtlijngebied, vogelrichtlijngebied, VEN- en reservaatsgebied), als ter hoogte van vegetaties buiten deze gebieden;
in de huidig vergunde situatie wordt op de MTE grondwater aangewend als drinkwater voor de dieren, dit blijft zo in de gewenste situatie. De stallen worden in de huidige situatie gereinigd met grondwater, maar in de toekomst zal hier regenwater voor gebruikt worden. Als waswater voor de luchtwasser zal eveneens regenwater aangewend worden;
er wordt een vergunning aangevraagd voor het winnen van grondwater met een maximaal debiet van 4.200 m³/jaar. Volgens de LNE-cijfers is er 3.702 m³/jaar nodig om aan de drinkwaterbehoefte van de dieren te doen voldoen. Er is bijgevolg sprake van een matig negatief effect; het huishoudelijk afvalwater (60 m³/jaar) wordt via een septische put in de open gracht geloosd. De MTE is volgens de zoneringsplannen van de VMM gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit wil zeggen dat aansluiting op de riolering in de toekomst voorzien wordt en dat de MTE niet zelf dient in te staan voor het voorzien van een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie;
aangezien de MTE niet gelegen is in relictzones of ankerplaatsen en op voldoende afstand van andere onderdelen van de landschapsatlas kan gesteld worden dat de MTE geen (bijkomend) effect zal uitoefenen op deze gebieden. Er zal aldus weinig verstoring van de landschappelijke erfgoedwaarde en/of de beschermde entiteiten optreden door de gewenste uitbreiding; momenteel is de inrichting nog niet voorzien van een groenscherm, dit wordt aanzien als een negatief effect;
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
28
uit de geluidstoetsing van de continue bronnen blijkt dat de score in de huidige vergunde situatie op 200 m van de bedrijfscontouren – 1 is, wat betekent dat er een matig negatief effect heerst. Ter hoogte van de niet bedrijfsgerelateerde woning is de score echter – 2 ‘s nachts, wat betekent dat er sprake is van een significant negatief effect. Door de voorziene wijzigingen op het bedrijf, zal het aantal ventilatoren dalen. Naar de toekomst toe worden er geen bijkomende effecten verwacht;
uit de effectbespreking voor de incidentele geluidsbronnen (o.a. leveren voeders en dieren,..) blijkt dat de richtwaarde voor incidentele bronnen overschreden wordt tijdens avond- en nachtperiode op 200 m van de bedrijfscontour. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning wordt er gedurende alle periodes een overschrijding verwacht, met uitzondering voor het leveren van voeders overdag;
in de gewenste situatie wordt het aantal vrachtbewegingen ten gevolge de exploitative van de MTE ingeschat op 10 bewegingen per week. De hinder vanwege deze transportbewegingen wordt als gering negatief ingeschat, aangezien er zo snel mogelijk aansluiting gezocht wordt op grote, geschikte wegen.
Door toepassing van een aantal milderende maatregelen worden de mogelijke effecten gekoppeld aan de gewenste situatie te Lummen zo goed als mogelijk volgens de best beschikbare technieken beperk t tot de aanvaardbare hinder door zulke inrichtingen teweeg gebracht.
De belangrijkste maatregelen zijn:
de stal van Krespo werd voorzien van een chemisch luchtwassysteem dat de ammoniakemissie met minstens 70 % reduceert, de geuremissie met 30 % en de stofemissie met 35 %. Op het bedrijf van Patrick Vanderheyden wordt er één stal ammoniakemissiearm uitgerust met systeem V-3.5. dat voor een geurreductie van ca. 20 % en een ammoniakemissiereductie van ca. 38 % zorgt;
er wordt gebruik gemaakt van precisievoeding, die afgestemd is op de behoeften van het dier en zorgt voor een efficiënter N-gebruik waardoor een reductie in de uitscheiding van stikstofen geurcomponenten zal optreden;
de opslagtanks (stookolie- en zwavelzuuropslag) dienen te voldoen aan de nodige veiligheidsvoorschriften. De tanks worden periodiek gecontroleerd worden;
door de vergunningsplichtige rubrieken wordt het bedrijf bodemonderzoeksplichtig. Een oriënterend bodemonderzoek is verplicht bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de 20 jaar. De exploitant van de inrichting bij Patrick Vanderheyden plant zo snel mogelijk een OBO in;
regenwater wordt in de toekomst opgevangen en hergebruikt op het bedrijf van Krespo en op de inrichting van Patrick Vanderheyden;
de eigenaar heeft een landschapsintegratieplan laten opstellen, en zal op basis van het integratieplan een groenscherm aanleggen rondom de MTE.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
29
Verdere mogelijke maatregelen omvatten:
het debiet van de grondwaterwinning is te hoog aangevraagd volgens de drinkwaterbehoefte op basis van de cijfers van LNE. Er wordt aangeraden om het aangevraagde debiet te laten zakken tot deze richtwaarde;
Gezien de hoge natuurwaarde van de Vallei van de Zwarte Beek is het niet wenselijk dat er huishoudelijk afvalwater in terecht zou komen. Op termijn wordt er, op basis van het geoloket “Zoneringsplannen” van de VMM wel riolering voorzien in de Geenrodestraat. Het is echter nog niet duidelijk wanneer dit zal voorzien worden. Om de vuilvracht richting de Zwarte Beek te beperken zou men kunnen overwegen om de overloop van de septische put aan te sluiten op een bezinkingsvijver met riet waarin het water nog verder gezuiverd wordt. Indien er in de toekomst riolering voorzien wordt, kan deze vijver behouden blijven en fungeren als extra regenwateropvang;
het aantal ventilatoren op de MTE zal dalen naar de toekomst toe. Er zullen dus geen bijkomende effecten zijn naar geluid toe. Er is enkel ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning ’s nachts een overschrijding van de richtwaarde. Ter hoogte van deze woning wordt een overschrijding van de richtwaarde met 1,5 dB(A) verwacht. Hierbij kan de kanttekening gemaakt worden dat het om berekende waarden gaat en een worst-case scenario geschetst wordt. Indien de ventilatoren op de MTE 30 % trager zouden draaien, kan de richtwaarde ter hoogte van deze woning wel gehaald worden In voorliggend geval is er sprake van een matig negatief effect ter hoogte van deze woning.
Met de volledige uitwerking van dit dossier werd getracht om voldoende en volledige informatie aan te reiken om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming.
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
30
7 Bijlagen Bijlage 1
Topografische kaart van België
Bijlage 2
Stratenatlas en transportroute
Bijlage 4
Luchtfoto inrichting
Bijlage 5
Gewestplan
Bijlage 20
Biologische waarderingskaart
eco-scan bvba ● M12KRES1_niet technische samenvatting
31