MIDDLE EAST
(wereldcreatie) Frank Nuyts / Philippe Blasband / Johan Dehollander LOD in coproductie met SPECTRA Ensemble, Operadagen Rotterdam & Vlaamse Opera
VLAAMSE OPERA GENT do 26, vr 27 mei 2011
begin 20.00 uur de voorstelling duurt 60 minuten en er is geen pauze teksten programmaboekje LOD coördinatie programmaboekje deSingel Het tweejaarlijkse festival OPERA XXI is een initiatief van Vlaamse Opera, deSingel, Lod en Muziektheater Transparant met als partnerfestival Operadagen Rotterdam
LOD MIDDLE EAST
compositie Frank Nuyts libretto Philippe Blasband regie Johan Dehollander scenografie & licht Stef Stessel kostuums Lieve Pynoo dramaturgie Geert Opsomer muzikale leiding Filip Rathé projecties Pascal Poissonnier spel Thomas Bellinck zang Ruth Rosenfeld muzikale uitvoering SPECTRA Ensemble viool Pieter Jansen altviool Bram Bossier cello Lieven Baert fluit Jan Vercruysse klarinet Kris Deprey percussie Frank Van Eycken piano Tae Yoshioka productie LOD in coproductie met SPECTRA Ensemble, Operadagen Rotterdam & Vlaamse Opera
voorlopige speellijst 26 mei, 20u - première Vlaamse Opera Gent (ihkv Opera XXI) +32 70 22 02 02 27 mei, 20u Vlaamse Opera Gent (ihkv Opera XXI) +32 70 22 02 02 28 mei, 19u Rotterdamse Schouwburg (i.h.k.v. Operadagen Rotterdam) +31 10 411 81 10 29 mei, 15u Rotterdamse Schouwburg (i.h.k.v. Operadagen Rotterdam) +31 10 411 81 10 22 september, 20u Stadsschouwburg Brugge +32 50 44 30 60 1 oktober, 20u30 Theater aan het Spui Den Haag +31 70 346 52 72 8 oktober, 20u30 De Velinx Tongeren +32 12 39 38 00 30 november, 20u30 Stuk Leuven +32 16 320 300 1 december, 20u30 Stuk Leuven +32 16 320 300 8 december, 20u30 NTGent +32 9 225 01 01 9 december, 20u30 NTGent +32 9 225 01 01 19 april 2012, 20u30 Le Maillon Strasbourg +33 3 88 27 61 81
Middle East is een kameropera over het zwijgen ‘Overleven is: hopen dat datgene wat nooit zal gebeuren, tóch zal plaatsvinden’ ‘Als iemand een rode draad door m’n oeuvre zou ontdekken, zou ik er alles aan doen om die te verbreken.’ – ‘Heel mijn leven ben ik al bezig met het aftasten van grenzen, met het zoeken naar de plaats waar traditie en vernieuwing elkaar raken.’ – ‘Van zodra een gedachte te concreet wordt, vind ik haar niet meer interessant.’ Ze zijn behoorlijk ongrijpbaar, de drie makers van ‘Middle East’. De een kan niet kiezen tussen film of theater, de ander balanceert met zijn composities tussen oude en nieuwe muziek en een derde maakt gelaagde beelden die zich losrukken van elke eenduidige interpretatie. Voor filmmaker/ scenarist Philippe Blasband, componist Frank Nuyts en regisseur Johan Dehollander is alles voortdurend in beweging. En toch maakten ze met ‘Middle East’ een voorstelling over stilstand – en over stilte. In 2000 werd hoopvol uitgekeken naar het diplomatieke overleg tussen Ehud Barak en Yasser Arafat, dat onder het toeziend oog van Amerika plaats zou vinden in Camp David. Nooit eerder had een duurzame vrede in het Midden-Oosten zo dichtbij geleken… en nooit eerder bleef ze in realiteit zo veraf. De dialoog vindt nooit plaats, de gesprekken blijven stom. ‘Paroles inutiles’. De hoop op vrede glipt weg als rul woestijnzand. Met die verloren kans, dat weggegooide momentum in gedachten legden Blasband, Dehollander en Nuyts hun verbeelding samen. Het resultaat blijft ver uit de buurt van een historisch relaas of een politiek pamflet – Middle East is veeleer een gestolde schreeuw van onmacht. Zangeres Ruth Rosenfeld en acteur Thomas Bellinck vertolken de kwetsbare uitwassen van een zinloze oorlog. Het SPECTRA Ensemble injecteert de compositie van Frank Nuyts met de nodige ontroering, de expressionistische projecties van videokunstenaar Pascal Poissonnier schenken de tekst van Philippe Blasband een tweede leven. Hoog tijd voor een goed gesprek met de makers, over het zwijgen. © Kurt Van der Elst
Philippe, jij werd een vijftal jaar geleden door Frank gecontacteerd met de vraag tot samenwerking. Lag het idee voor ‘Middle East’ meteen op tafel? Philippe Blasband: “Neen, integendeel eigenlijk. Toen ik voor de eerste keer met Frank praatte over een gezamenlijk project had ik vijf, zes onderwerpen in mijn hoofd. Ik had nooit gedacht dat hij er dit onderwerp zou uitpikken – voor veel mensen blijft het Midden-Oosten-conflict ver van hun bed. Maar Frank wist meteen waarvoor hij wou gaan.” Frank Nuyts: “Dat heeft een persoonlijke reden. Het conflict in het Midden-Oosten is het eerste conflict dat ik als tienjarig kind bewust beleefd heb. Er bestaat voor mij werkelijk een ‘voor’ en een ‘na’. Ik herinner me nog het precieze moment waarop ik besefte dat de wereld in oorlog was. Ik was net met de ‘Meccano’ een bommenwerper aan het maken, toen ik op de radio over het Midden-Oosten hoorde berichten. Ik heb dat ding weer afgebroken en nooit nog een oorlogstuig willen bouwen.” Blasband: “Voor mij gaat dit conflict verder dan zijn geografische grens. Het is een verhaal over non-communicatie, over elkaar niet kunnen en willen begrijpen, en dat is een gegeven dat vandaag en overal aan de hand is. Twee personen die onderhandelen maar nooit tot een akkoord zullen komen omdat ze eigenlijk niet echt met elkaar spreken – je hoeft niet ver te zoeken om daar voorbeelden van te vinden.”
mij de facto al onmogelijk om hun dialoog te verfilmen. Wat ongelofelijk is aan theater is de vrijheid om imaginaire zaken te tonen – juist de dingen die niet bestaan, die niet gebeurd zijn, laten de verbeelding van de kijker werken. Maar ook op scène wilde Johan elke vorm van realisme weren. Hij had natuurlijk gelijk: elke vorm van letterlijkheid zou het verhaal in het absurde hebben getrokken. Je kunt moeilijk twee acteurs op scène zetten die Barak en Arafat spelen – hoe kleed je die mensen aan, hoe gedragen ze zich? Johan is vrij snel met het idee gekomen om de ontmoeting te abstraheren via muziek, door een zangeres en een acteur op scène te zetten. Dat idee heeft ons bevrijd. Met muziek kan je spreken op een betekenisniveau dat je weghaalt van het realisme.” Nuyts: “Ook in de muziek zelf wilden we trouwens elke vorm van letterlijkheid mijden. Ik heb vrij snel besloten dat ik geen Arabische, joodse of oriëntaalse klanken in de compositie wou – op enkele heel subtiele, heel fijne referenties na, die quasi ironisch zijn. Ook het feit dat Thomas Bellinck geen geschoolde zanger is, hielp om de anekdotiek te vermijden. Ik heb van bij het begin gekeken wat zijn beperkingen en kwaliteiten waren en in functie daarvan ben ik aan het schrijven gegaan. Achteraf gezien hadden we zo’n stem nodig, een stem die voor een breekpunt zorgt. Ik zou nu de dingen die Thomas doet, niet meer willen laten zingen door een professional.”
Wat prikkelde jou als regisseur, Johan? Johan Dehollander: “De onmogelijkheid van het gebeuren. Theatraal gezien liet dat voor mij juist veel mogelijkheden open. Stel je voor: de ontmoeting tussen Arafat en Barak in Camp David. Ze kijken elkaar in de ogen, en van de eerste minuut is duidelijk: we zullen niets zeggen. ‘Nous allons nous asseoir. Cela ne servira à rien. Mais il faut le faire.’ Er gebeurt niets, er zal niets gebeuren. Dat is een machtig interessant gegeven.”
Als de twee figuren op scène niet Arafat en Barak zijn, wie zijn ze dan wel? Dehollander: “Ze zijn de incarnatie van het conflict zelf, van de onmacht, van het zwijgen. Vandaar dat de rollen ook niet strikt gescheiden zijn: Ruth en Thomas zingen allebei tekst die zowel in de mond van Arafat als in die van Barak zou kunnen liggen. Het doet er niet toe wie spreekt, het doet er alleen toe dat er niets gezegd wordt. Desondanks opereren ze allebei op een ander niveau. Ruth verklankt het conflict op een efemere, ongrijpbare manier. Ze zingt de gedachten die boven de onderhandelingstafel zweven, die verdwijnen en verschijnen. Thomas zingt en speelt veel concreter, hij staat geworteld in het leven. Gekleed in een hemdje en een korte broek lijkt hij wel een onschuldig kind, dat op zolder allerlei spullen vindt om mee te spelen. Verstopt onder lakens – of zijn het woestijnen? – ontdekt hij stoelen om op te gaan zitten, stoelen om in een kring te zetten, om te vergaderen. Hij speelt, met de ontzettende verbeelding van een kind dat een vliegtuigje bouwt, zoals Frank net zo mooi omschreef: plots begint dat tuig te vliegen en gooit het bommen af. Het spel wordt realiteit.” Blasband: “Dat spel is belangrijk om de monumentaliteit van de oorlog terug te brengen op mensenmaat. Ook terwijl ik de tekst schreef, ben ik op zoek gegaan naar referentiepunten – we zijn allemaal kind geweest, we hebben allemaal een vader en een moeder, een vaderland. Barak en Arafat zijn ook jong geweest, ze hebben ooit de geuren opgesnoven van
Weg van het realisme Frank, jij bent natuurlijk vertrouwd met de mogelijkheden van muziektheater, maar hoe zat dat bij de anderen? Dehollander: “Alles aan het ‘Middle East’-verhaal was nieuw en vreemd voor me: libretto, ensemble, muziektheater… Ik wist van niets, ik dacht dat een kameropera een opera in een kamer was. (glimlacht) Ik vind dat nog steeds een klein wonder, hoor: je begint met een paar ideeën en plots legt Frank daar een partituur voor je neus, een heuse notendans. Met die muziek vertelde hij al zoveel dat ik serieus op zoek moest gaan naar wat ik daar in beeld tegenover kon stellen. Maar ik hou van zoeken: als er niet kan gezocht worden, hoeft het voor mij eigenlijk niet.” Blasband: “Kijk, ik kom uit de filmwereld, en in de cinema toon je wat er gebeurt, en wat er gebeurt moet geloofwaardig zijn. Arafat en Barak hebben elkaar in werkelijkheid nooit gesproken – dat maakte het voor
hetzelfde land. Maar op een gegeven moment zijn ze verworden tot het product en het culminatiepunt van een conflict, de verpersoonlijking van duizenden en duizenden mensen. Dat is een proces dat hen ontmenselijkt heeft, dat hen heeft verlamd en ondraaglijk eenzaam gemaakt. Ze zijn ‘geschiedenis’ geworden.” Al van bij het begin geeft de tekst van het libretto aan dat er niets wezenlijks zal gezegd worden. Waaruit put de voorstelling dan toch zijn spanning? Blasband: “Uit de aard van het samenzijn zelf. Je hebt gelijk: er zit in het libretto geen suspense, geen ontwikkeling, geen dramatische progressie. Maar de situatie is zo gespannen dat zelfs stilstand geladen is. Stel je een hartelijke conversatie voor tussen di Rupo en De Wever over hun favoriete wijn – denk je dat zo’n gesprek vrij van spanning zou zijn?” Nuyts: “Voor mij schuilt de dramatische spanning ook in de onderliggende hoop dat er tóch iets zal veranderen, dat er tóch iets zou mogelijk zijn – tegen beter weten in, tegen een geschiedenis van 5000 jaar in. Dat heet overleven: blijven hopen dat iets wat nooit zal gebeuren, toch zal gebeuren.” Leven is politiek In links-progressieve kringen is het bon ton om de kant van de Palestijnen te kiezen. Nemen jullie een standpunt in? Dehollander: “Neen. Niemand van ons vond oordelen of veroordelen interessant. Je weet natuurlijk wel dat die twee figuren een bagage meesleuren, dat iedereen zich daar spontaan een beeld en een mening bij vormt. Op een gegeven moment kreeg ik bijvoorbeeld de kritiek dat de verhoudingen in ‘Middle East’ niet kloppen – we brengen niet het verhaal van de moloch tegen de slachtoffers, van de stenen tegen de kogels. Maar met die opmerking kan ik niets. We hebben geen documentaire willen maken, hé.’ Nuyts: “De interpretaties gaan soms erg ver. Wij schrokken bijvoorbeeld nogal toen bleek dat het feit dat Thomas rondloopt in hemdje zou kunnen geïnterpreteerd worden als ‘pro-joods’ –aangezien Palestijnen zich nooit in die klederdracht zouden vertonen. Daar hadden we niet eens aan gedacht. Met dat soort zaken zijn we gewoon niet bezig geweest. Trouwens, wie van ons kent werkelijk de ‘realiteit’ in dat gebied? Hoeveel je ook over het Midden-Oosten leest of opzoekt, het zal nooit genoeg zijn.” Dehollander: “Precies. We zijn met vijandbeelden niet sterker bezig geweest dan op het niveau van de gedachte: als we een cowboy hebben, moeten we ook een indiaan introduceren. Zelf ben ik nooit in het MiddenOosten geweest. Is dat een probleem? ‘Middle East’ is hier gemaakt, wordt hier getoond, voor een publiek dat in 99 procent van de gevallen ook nog niet in Jeruzalem is geweest. Alles wat wij weten, weten we virtu-
eel – via de tv, uit kranten of uit boeken. Dat is niks. Dus ben ik vertrokken vanuit de filosofie van het niks, op zoek naar beelden rond de wind, de geur, het zand, …” Philippe, jij bent vaak in Jeruzalem geweest. Blasband: “Ja, ik ken de stad een beetje. Het is een prachtige maar bizarre stad – de religie heeft er veel te veel gewicht, waardoor ze het leven dooddrukt. Het is voor de joden al 2000 jaar een mythische, gedroomde plek, voor de meeste jonge Palestijnen is het enkel een symbool, aangezien zij nauwelijks toegang krijgen tot Jeruzalem. Voor de generatie van Arafat was dat anders. Arafat heeft er wel degelijk gewoond, hij heeft herinneringen aan geuren en beelden uit Jeruzalem.” Nuyts: “Dat is zo mooi aan de slotpassage van Philippes libretto, waarin beide figuren spreken over de kleuren en geuren en smaken van de stad, over de geur van de pompelmoes en de citroenboom… Die zinnelijke passage, die zo ver staat van oorlog en dood, betekende voor mij een ware ‘déclic’. Opeens begreep ik het, werd het voor mij duidelijk waarom die beide volkeren zo gehecht zijn aan dat heilige land – omdat ze er simpelweg verliefd op zijn.” Is ‘Middle East’ een politieke voorstelling? Dehollander: “Ze is politiek in haar keuze van onderwerp, maar voor mij is alles politiek, want alles is leven, liefde en dood, zin en onzin, geschiedenis en toekomst,… Ik maak het onderscheid niet tussen leven en politiek. Maar ik ga geen vlaggen gaan verbranden of strijdliederen aanheffen. In Vlaanderen hoef je maar een liedje in het Frans te zingen om tot ‘het andere kamp’ te behoren. Ik vind die tweespalt compleet oninteressant.” Blasband: “Ik ben het eens met Johan: leven en politiek liggen dicht bijeen, je kan ze eigenlijk niet scheiden. Voor mij is het vooral boeiend om in bredere zin na te denken over communicatie en non-communicatie: hoe kan je praten met de vijand, met de persoon die je het meest haat van allemaal? Bij de onderhandelingen die op dit moment in België aan de gang zijn, zou ik maar al te graag een vlieg op de muur zijn. Wat gebeurt daar tussen di Rupo en De Wever, politiek gezien, menselijk gezien?” Nuyts: “Ik moet bekennen dat ik er wel eens van gedroomd heb om een verschil te maken. Geef toe, als we deze voorstelling nu eens zouden laten zien aan de protagonisten van het conflict vandaag, zou hun frank dan niet vallen? Een utopisch en ambitieus plan, ik weet het.” (lacht) Evelyne Coussens, mei 2011
© Kurt Van der Elst
MIDDLE EAST De feiten In juni 2000 bracht de Amerikaanse president Bill Clinton Yasser Arafat, president van de Palestijnse Autoriteit, en Ehud Barak, eerste minister van Israel, samen in Camp David om er het vredesoverleg tot een goed einde te brengen. In de recente geschiedenis stonden Israëliërs en Palestijnen nooit zo dicht bij de vrede en er tegelijkertijd zo ver van af als toen. Te weten komen wat er precies gebeurd is in Camp David is onmogelijk. De Israelische en Palestijnse onderhandelaars leefden er in twee parallelle werelden die elkaar nooit geraakt hebben. Zowel de Israëliers als de Palestijnen hebben getracht de vrede te winnen zoals men een oorlog wint: de Palestijnen stonden erop de einddoelen van de onderhandelingen vast te leggen, terwijl de Israëli’s wilden dat de beginvoorwaarden werden bepaald. Ze zijn uiteindelijk gestruikeld over de kwestie Al Qods, Jeruzalem. (uit de notities van Philippe Blasband) De opera Het utopisch moment van een overeenkomst lag een tijd lang in het bereik, maar geleidelijk verzandde het momentum en werd alles op de lange baan geschoven. Ehud Barak weigerde Arafat te ontmoeten zolang de onderhandelaars geen overeenkomst hadden bereikt en er werd bijgevolg dus ook geen overeenkomst bereikt. Philippe Blasband schreef een kort libretto over de minuten, het ‘momentum’ waarop Barak en Arafat elkaar hadden kunnen ontmoeten en dat er iets had kunnen gebeuren. Het adagio van het libretto is dan ook: “nous allons nous asseoir” en het handelt over het gemis van ‘enkele ogenblikken politieke moed’. De tekst is geritmeerd als een soort ‘monologue intérieur’ die de gedachten weergeeft vanuit de herinnering. De ene keer lijken de uitlatingen van beide personages op te gaan in een koor dat lamenteert over de mislukking van de onderhandelingen en over de algemene impasse, de andere keer staan de twee figuren van Arafat en Barak tegenover elkaar als twee kemphanen. De wisselwerking tussen steekspel en herinneringen vol spoken uit het verleden kleurt de tekst. Frank Nuyts componeerde een opera die de spanning tussen het utopische momentum en de politieke en menselijke realiteit voelbaar maakt. © Kurt Van der Elst
Het vermogen van een politiek evenement! Muzikaal bouwt de opera ijverig voort op de verworvenheden sinds Glass en Adams. In het geschetter van “propagande! propagande!” horen we een reminiscentie van Adams “News! News!” uit ‘Nixon in China’ en af en toe glijden we in een dromerig ritme à la Glass. Maar bijzonder sterk zijn de archetypische figuren en muzikale sjablonen waarop de muziek gebouwd is. Iets raken op de grens van de herkenning en dat toch uitnodigt om na te denken: mooi is de gestyleerde animatiefilmmuziek die de roadrunnerpassage evoceert. Bip Bip. Nuyts kiest voor een vrouwenstem die de inwendige monoloog zingt. De zangeres komt niet met iets nieuws, ze stapt in de tijdloosheid die door de muziek wordt geëvoceerd. De muziek vertraagt af en toe de ervaring zoals slaapliederen dat doen. Het lijkt alsof er iets ongrijpbaars aan de hand is, alsof we dromen; het lot voltrekt zich zoals zand dat door de vingers glijdt. Spookachtig dringen de beelden van vergeten dorpen en landschappen zich aan ons op. De vrieskoude muziek evoceert het gewelddadige verleden. Tot alles stilvalt… Er zijn nog verschillende muzikale pogingen om alles weer op te starten: een lied met Franse rockachtige zangkwaliteit “après tout ceci…”, maar er volgen onderbrekingen, beledigingen, …men wil niet toegeven. De tweedracht uit zich in oppositionele intervallen tot net voor het einde de schoonheid van het landschap wordt bezongen. De geschiedenis We hebben het over twee volkeren – Palestijnen en Israëli’s – die allebei hun eigen exclusieve geschiedenis gesteund hebben op hun slachtofferschap en op de strijd van klein tegen groot. Dat hebben ze van in de heilige geschriften tot in de recente geschiedenis vastgelegd in blijvende geschriften en hoogstaande cultuurteksten. Die twee volkeren moeten door een ongelooflijke intensieve anamnese – of is het een collectieve psychanalyse – gaan, vooraleer ze onbevangen de moederteksten van hun asymmetrische werelden in vraag kunnen stellen. De kleine menselijke verschillen tussen beide volkeren zijn historisch, economisch, politiek, sociaal, cultureel en religieus uitvergroot en vastgeklonken tot in de bijbel en de koran en in vele roemrijke verklaringen. En om daar ook maar een beetje aan te morrelen veronderstelt een moed en een bereidheid om een stukje van dit eergevoel en van de identitaire constructies in te leveren voor een pragmatische oplossing zonder winnaars. Dat dit een grote moed en staatsmanschap vraagt van de onderhandelaars en gevaarlijk is, werd in de recente geschiedenis van Camp David bewezen: Rabin en Sadat die het momentum van de vrede aangrepen, werden allebei door hun eigen volk vermoord. Het zijn wat de Libanese schrijver Maalouf ‘dodelijke identiteiten’ noemt. Meer nog: de wraak van het eigen volk is evenveel of zelfs meer te vrezen dan die van de vijand.
De voorstelling De twee figuren die Johan Dehollander ten tonele voert, zijn niet Arafat en Barak, het zijn eerder emanaties van het collectieve geweten dat de impasse voedt, en waar af en toe historische feiten of figuren in zichtbaar worden gemaakt. Zo wordt de koorfunctie van de tekst geëerbiedigd en wordt er meer recht gedaan aan de complexe samenlevingen waarover het hier gaat en die niet altijd daadwerkelijk zijn vertegenwoordigd door het wrede of stupide beleid van leiders. Theatermaker Johan Dehollander, acteur Thomas Bellinck en zangeres Ruth Rosenfeld ontwikkelen - via een reeks theatrale beelden een eigen plek, een eigen momentum, dat verder gaat dan de officiële politieke retoriek van het slachtofferschap of de diagnose van het gebrek aan groots staatsmanschap van de politici. Het gaat hier over een ‘momentum’ dat met grote mildheid de alternatieve wereld toont van kleine mensjes die telkens met moed en zorg het dagelijkse leven voorbereiden, herbeginnen en herschikken ondanks de impasse die de geschiedenis en het beleid voor hen heeft uitgezet. Een moment en een wereld om over te reflecteren. Het beginbeeld is indrukwekkend: het is donker, over de meubels liggen lakens, ze refereren aan de spookdorpen waarvan sprake in het libretto. Boven alles slingert een zak heen en weer …als een zwaard van Damocles, …als het gewicht van de tijd. Een belangrijk figuurtje in de opera is ontleend aan de passie van Arafat voor de tekenfilm Roadrunner, aka Bip Bip, die zijn verbeelding van ‘het slachtoffer’ voedt: de coyote (Barak?) is buitengewoon intelligent, ongemeen sterk en vindingrijk maar toch ontglipt de struisvogel hem altijd. Hij kan hem niet vangen. De tragiek van het mislukte utopische momentum – het enige moment dat Roadrunner en Coyote virtueel samen zijn – is in de tekenfilm de plek waar Roadrunner zich bevindt als hij over de afgrond zweeft naar de overkant en de coyote hem achterna holt en opeens beseft dat hij zich ook boven een afgrond bevindt… wat eigenlijk niet kan. De plek van de Coyote voor hij naar beneden valt en de ruimte die de Roadrunner inneemt voor hij aan de overkant is, symboliseren de utopische ruimte van een (on)mogelijke overeenkomst… een wereld waarin het spel van beul en slachtoffer even kan ophouden en plaats kan maken voor een ander spel, een echt spel van de verbeelding. Bip Bip. In het stuk gaat het niet over de struisvogel die Arafat denkt te zijn, maar over de kleine struisvogel die altijd opnieuw moet proberen te overleven zonder zijn kop in het zand te mogen steken, en die dus verplicht wordt te kiezen voor kwetsbaarheid in een dodelijk landschap waar de kogels rond zijn oren fluiten. De twee figuren die over de scène evolueren zijn geen
politici, zoals Arafat en Barak, maar emanaties van een kwetsbaar koor dat telkens opnieuw probeert de (on)mogelijk te bereiken utopische plek voor te bereiden of in te nemen: “Nous allons nous asseoir. We zullen gaan zitten.” In het begin klinkt het nog enigszins geloofwaardig. Maar het ongeduld groeit. “Als er moet geschoten worden, zal mijn revolver schieten” zingt Thomas Bellinck op een bepaald ogenblik en hij heeft de veren van zijn vogel-zijn verzameld op de standaard van een totem die op een eend gelijkt. Ten strijde met afgedankt wapenarsenaal… Even doet hij denken aan de Libische of Egyptische rebellen of de Palestijnse kinderen van de Intifada die met ongelijke wapens in de aanval trekken als kwetsbare vogels, kanonnenvlees. De boventiteling is een acteur De boventiteling is heel bijzonder en fungeert als een medespeler in de opera. Ze doet net als de muziek en de zang recht aan de teksthandeling. De snelheid of traagheid waarmee letters in beeld komen, drukt een gevoel uit. Soms zit de emotionele waarde in de grootte van de woorden, in hoe ze naar mekaar toe of van mekaar weg bewegen, hoe ze verdwijnen of ontstaan. Een andere keer lijken de letters niet op hun poten te vallen en wentelen ze over de projectie in volle chaos, soms is er een grote ordening: in de (holle) politieke retoriek bijvoorbeeld: “nous allons nous asseoir”. Soms verdwijnen letters zoals sneeuw voor de zon of verdampen ze of vallen ze uit elkaar zoals het woord ‘fantômes’, dat uiteenvalt in vele lijnen. Zo poëtisch als de grafische vorm de ene keer is, zo sec als een krantenbericht is hij de andere keer: “we hebben moordenaars op u afgestuurd.” Dan weer scheren de letters over het scherm in een ijltempo zoals de loop van de struisvogel achtervolgd door de coyote. ‘PRISONNIER’ in veel te grote letters: eerst onleesbaar dan glashelder. Dan is er even geen zang, dan geen muziek en dan die vreselijke zin: “Ziet u niet dat de kinderen bereid zijn om te sterven als ze zeker zijn dat u tegelijkertijd met hen sterft” Deze tekst blijft tergend lang op de boventiteling staan. Of ook nog “Ziet u niet dat de vrede op het punt staat om tussen onze vingers te glippen zoals zand, zoals vuur, zoals water” Dan weer fellere muziek. Op het einde komt de tekst zeer traag te voorschijn. Er zijn scheldpartijen,
er is poëzie. “de belletjes van schapen ’s avonds… de dadelpalmen in het water… de grenzen vastgelegd door de ONU” De letters springen nu in alle richtingen… Er is chaos die eindigt op “ik ben een man van de vrede”. De letters lijken op het einde weg te smelten of zandkorrels te worden of verfvlekken. De impasse Kind-zijn, mens-zijn, zorg dragen, kwaad worden, samen iets opbouwen, willen spelen en niet meer kunnen spelen, het wordt allemaal zo moeilijk omdat het spel zo fundamenteel tot ernst is verworden, omdat de utopie steeds opnieuw staat te sterven. Men kan niet in enkele minuten over 5000 jaar geschiedenis negotiëren. Elke poging om iets op te lossen botst bovendien op het onmogelijke statuut van Jeruzalem: de symbolische hoofdstad van de monotheïstische religies, van de Arabische, Joodse en Christelijke gemeenschappen, van zo veel talen, van Palestijnen en Israëli’s, van twee staten, enz. Toen Moshe Dayan en El-Tel in 1948 op een landkaart de grens trokken tussen Oost- en West-Jeruzalem, bleken de groene en rode lijnen die de fronten van hun beide legers aangaven, bleek de brede lijn die ze op de kaart tekenden, wel 100 meter breed te zijn in de realiteit. Waarop men zich de vraag stelde: “who owns the width of the line?”, “wie bezit de breedte van de lijn?” Antwoord: Niemand! Misschien was het ook zo’n utopische plek waar Palestijnse, Arabische en Joodse kinderen met elkaar konden spelen. No man’s land. A-topia. Zou het fruit dat men op die lijn kweekt, illegaal zijn of utopisch? Zijn de spelen die kinderen daar al die tijd met elkaar hebben gespeeld illegaal of utopisch? Thomas Bellinck speelt erg geconcentreerd zijn intrigerend spel met allerlei objecten: een eend, een masker,… als een kind of een would-be militair op zijn zolderkamer. Ruth Rosenfeld kijkt de hele tijd zingend toe, een aanwezigheid op de achtergrond, maar erg voelbaar. Bellinck creëert een autonome wereld die zoals in het spel van een kind heel wat elementen van de werkelijkheid bevat: even ontwaart men de kaart van Israël, een citroen, een vliegtuig, Golgotha… Opeens worden in de voorstelling ook twee portretten van kinderen naar voren geschoven. Ze hebben iets van de portretten van heiligen of martelaars, of van iconen. Daarachter staan Bellinck en Rosenfeld met een handdoek over hun hoofd. Zoals de H. Veronica de ware afdruk van het gezicht van de heilige op een handdoek bewaart, lijken ze hun afdrukken te hebben afgestaan aan de twee portretten die als in een schrijn de rest
van de voorstelling aanwezig zullen blijven. Zij zijn nog de schimmen van voorheen. Er lijkt iets onherstelbaars gebeurd dat nog enkel via verering (van martelaren?) of herinnering tot leven kan komen. Nog even klinkt een vitaal en gezamenlijk gezongen populair klinkend nummer: “Et après tout ceci…”. Maar dan gaat het snel bergaf. Het koor valt uit elkaar en leeft een schimmig bestaan. De lafheid, de leugens, het geweld, de opgelegde grenzen en muren, de angsten, de spookdorpen, de martelaren, de herinnering aan een pastoraal landschap en de impasse rond Jeruzalem passeren de revue. Wat overblijft, zijn spookdorpen, schimmen uit het verleden met impact op het heden en de mogelijkheid van een utopische vrede die als zand tussen de vingers glijdt, wegvloeit als water en uiteindelijk catastrofaal in brand staat. Als voor de laatste keer weerklinkt: “nous allons nous asseoir…nos conseillers vont conseiller nos conseillers”, klinkt dat niet enkel politiek ongeloofwaardig. Het eindbeeld toont op gruwelijk poëtische wijze de onheilzame impasse. De ontwerpers van de groene en de rode lijn die het Arabische en Joodse gebied van elkaar moesten scheiden, hadden in 1948 een aantal plekken gezien waar de twee lijnen elkaar zouden raken. Daar was de lijn niet langer een brede lijn of een muur, maar een punt. De mensen noemden ze ‘kissing points’ en verbeeldden zich dat de bewoners van de twee gemeenschappen elkaar daar ’s nachts konden gaan kussen. Geert Opsomer
© Kurt Van der Elst
© Kurt Van der Elst
Philippe Blasband Philippe Blasband studeerde aan de filmschool INSAS. Hij schreef scenario’s voor films en kortfilms (o.a. ‘Max et Bobo’, ‘Une Liaison pornographique’, ‘Thomas est amoureux’, ‘J’ai toujours voulu être une sainte’, ‘Le Tango des Rashevski’, ‘Irina Palm’) en maakte zelf drie kortfilms : ‘WC’, ‘Cha-cha-cha’ en ‘Mireille et Lucien’ en drie langspeelfilms: ‘Un Honnête Commerçant’, ‘La Couleur des Mots’, ‘Coquelicots’. Blasband is ook als romanschrijver actief met werk als ‘De Cendres et de fumées’ (Prix-Rossel 1990), ‘L’Effet-Cathédrale’, ‘Max et Minnie’, ‘Le Livre des Rabinovitch’, ‘Irina Poignet’ en ‘Johnny Bruxelles’. Voor theater schreef en regisseerde hij ‘La Lettre des Chats’, ‘Une Chose intime’, ‘Où es-tu Sammy Rebenski?’, ‘Jef’, ‘Le Masque du Dragon’, ‘Les Mangeuses de Chocolat’, ‘l’Invisible’, ‘Une aventure de Simon Rapoport, guerrier de l’espace’, ‘Pitch’, ‘Le Village oublié d’au-delà des montagnes’, ‘Les Témoins en Paterne’. Voor ‘Les Sept Jours de Simon Labrosse’ van Carole Fréchette stond hij in voor de regie. Zijn werk werd in verschillende talen vertaald. Frank Nuyts Frank Nuyts studeerde slagwerk en kamermuziek aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Gent en compositie aan het IPEM in Gent. Zijn eerste werken schrijft hij in een modernistische post-seriële stijl, maar 'RastaPasta' in 1986 betekent de breuk met dit idioom. Vanaf dan wordt zijn werk gekenmerkt door een neo-tonale toonspraak en een persoonlijke verwerking van invloeden uit de commerciële muziekgenres. In 1989 richt hij samen met Iris De Blaere Hardscore op, een eigenzinnige formatie met wie hij voor deze nieuwe stijl ook een passend klankidioom zoekt. Hij schrijft ook nog composities voor klassieke bezettingen: naast losse orkestwerken, o.a. ook nog 3 symfonieën, 2 concerti en een kameropera. Daarnaast ook nog heel veel kamermuziek, waarin slagwerk vaak een prominente rol wordt toebedeeld. De pianoliteratuur verrijkt hij met tal van pianosonates. Frank Nuyts krijgt de Muziekprijs van Quebec voor zijn kamermuziekoeuvre in 1992 en ontvangt de Vijfjaarlijkse Cultuurprijs voor Muziek van de Stad Gent in 1995. Vanaf 2002 schrijft hij muziek in opdracht van o.a. Ensemble Leporello, het Symfonie orkest Vlaanderen, VZW Zonzo, Spectra Ensemble, I Solisti, Ensemble Emanon en diverse festivals. Frank Nuyts doceert compositie en orkestratie aan de Hogeschool Gent. Johan Dehollander Johan Dehollander speelde in Parisiana en Megafoonfanfare en in ‘Need to Know’ van Needcompany. Hij regisseerde ‘Mouchette’ van Arne Sierens bij Oud Huis Stekelbees. Met Dirk van Dijck en Ryszard Turbiasz richtte hij het spraakmakende collectief De Enthousiasten voor het Reële en het Universele op. Voor de Blauwe Maandag Cie regisseerde hij o.m. ‘Mijnheer Paul’, ‘Juffrouw Tania’, ‘De Drumleraar’ en ‘Dozen’, bij NTG ‘Escalatie
Ordinair’, bij Stella Den Haag ‘Don Quichotte’ en ‘Revolverhelden’. Hij was samen met Arne Sierens de drijvende kracht achter Nieuwpoorttheater en later DAStheater. Hij regisseerde er onder andere ‘De Drumleraar’, ‘De Broers Geboers’ en ‘Napels’. De afgelopen 10 jaar bleef Dehollander voorstellingen maken en regisseren voor verschillende productiehuizen. Voor de KVS maakte hij 'Rusland voor Beginners' en 'ALS, DAN'. Met de Roovers 'Ca Brûle', voor BRONKS 'In de Meidoorn'. Sinds 2008 leidt hij samen met Geert Opsomer onder de vleugels van Campo de SAMENSCHOLING: een voor studenten vrije creatieve werk- en denkruimte. De afgelopen jaren gaf hij workshops in Kinshasa en Gent. Dit resulteerde in de bekroonde Congolees-Belgische voorstelling ‘A l’Attente du Livre d’Or’. Johan Dehollander is daarnaast ook gastdocent aan het RITS. Spectra Ensemble SPECTRA werd opgericht in 1993. Acht geïnspireerde musici vormen de kern van het ensemble. Zij werken al meer dan tien jaar samen en ontwikkelden zo een unieke sound en een opmerkelijke muzikale coherentie. Het ensemble is een gedreven pleitbezorger van Vlaamse hedendaagse componisten op de internationale muziekscene. SPECTRA creëert vele opdrachtwerken in constante dialoog met referentiewerken in een ruime waaier aan presentatievormen zoals concerten, happenings, muziektheater en multi-media events. De niet-dogmatische programma’s en eigenzinnige vertolkingen worden door zowel scheppende kunstenaars, organisatoren als publiek sterk gewaardeerd. Hieruit groeiden samenwerkingen met o.a. Luca Francesconi, Lucien Goethals en Nicolaus A. Huber. SPECTRA treedt op in Europa en Zuid-Amerika en op festivals als Ars Musica (B), Transit (B), Festival Musica Nova (Braz), November Music Festival (Nl/B/D), Musica Sacra (Nl), OEROL Festival (NL), Huddersfield Contemporary Music Festival (GB), het Traiettorie Festival (It), de Biennale Venezia (It) en de World Music Days 2010 Sydney (Au). Filip Rathé Filip Rathé studeerde piano en directie aan het Koninklijk Conservatorium van Gent. Aan de Universiteit van Gent behaalde hij een Meestergraad Musicologie. Met het koor De Tweede Adem bracht hij tussen 1992 en 2001 tal van hedendaagse werken en creaties. Hij was gastdirigent van o.m. het Symfonieorkest van Vlaanderen, het Vlaams Radio Koor en ensembles als I Solisti del Vento, Hermes Ensemble en Aquarius Ensemble. Filip Rathé schreef o.m. ‘Canção do Caminho’, ‘O ultimo poema’, ‘Das Utopias’, ‘Canção de vidro’ en ‘La velocidad de las Tinieblas’. Op dit ogenblik schrijft hij een nieuwe compositie in opdracht van het Nederlands ensemble De Volharding. Zijn werken werden gecreëerd door o.m. het Vlaams Radio Koor, ASKO, SPECTRA Ensemble en Collegium
Instrumentale Brugense. Filip Rathé is leraar analyse en hedendaagse kamermuziek aan de Conservatoria van Gent en Antwerpen. Recent startte hij een onderzoeksproject rond de composities van de Duitse componist Nicolaus A. Huber. Thomas Bellinck Thomas Bellinck studeerde Dramatische Kunsten aan het RITS. Onder de naam Steigeisen verkent hij, samen met acteur Jeroen Vander Ven, theater in het niemandsland tussen historisch feit en kleinmenselijke fictie. Na ‘Fobbit’ en ‘Billy, Sally, Jerry and the .38 gun’, zet Steigeisen op dit moment zijn onderzoek verder met 'Lethal Inc.', een voorstelling over de zoektocht naar humane executiemethodes en over onze onstuitbare drang naar perfectie. Daarnaast werkt Thomas Bellinck ook met niet-professionele spelers in o.a. de gevangenis en de psychiatrie, hetzij voor voorstellingen, workshops of politieke acties. RUTH ROSENFELD Ruth Rosenfeld begon haar zangstudies aan de Rubin Academy of Music in Tel Aviv. In 2001 trok ze naar de Hochschule für Musik in Berlijn. Als lied- en koorzangeres trad ze op in Duitsland, Japan, Argentinië, de VS en de voormalige Sovjet-Unie. Ze zong in verschillende muziektheaterproducties en in hedendaagse muziekprojecten van o.m. het UdK en de Komischen Opera Berlin. Ook bij de Neuköllner Oper en Mousonturm in Frankfurt was ze actief. Sinds 2006 is ze regelmatig te gast bij het Staatstheater Braunschweig (o.a. ‘Schaf’, ‘Die Liebe zu den Drei Orangen’). Met Lucia Ronchetti’s creatie ‘De Sonne entgegen’ was ze in 2007 te horen bij het Muziektheater im Revier Gelsenkirchen en met Anri Sala’s ‘5 Butterflies’ op het Manchester International Festival. Ze treedt ook op met de Nieuwe Vokalsolisten Stuttgart. Sinds 2006 zingt en speelt ze in verschillende producties bij de Berliner Volksbühne, waaronder in Frank Castrofs ‘Meistersinger’, ‘Der Jasager und der Neinsager’ en onlangs nog in ‘Soldaten’ en in ‘Lehrstück’. Op de Bregenzer Festspiele 2010 zong ze de hoofdrol in Morton Subotnicks creatie ‘Jacob’s Room’, waar ze in 2011 opnieuw van de partij zal zijn in een creatie van Bernhard Gander. LOD LOD is een Gents kunstenaarshuis voor opera en ander muziektheater. Het staat al meer dan 20 jaar bekend om zijn baanbrekend artistiek werk. De LODartiesten (Kris Defoort, Dick van der Harst, Jan Kuijken, Dominique Pauwels, Inne Goris, Pieter De Buysser, Josse De Pauw, Thomas Smetryns, Daan Janssens) worden gewaardeerd omwille van hun vrije en avontuurlijke benadering van muziektheater. Hun werk is niet op één genre vast te pinnen en is altijd het resultaat van een groot creatie- en
spelplezier. Samen werken de LODartiesten aan een brede waaier van projecten waarin verschillende artistieke genres elkaar ontmoeten. Met producties als ‘The Woman Who Walked into Doors’, ‘Yerma vraagt een toefeling’, ‘Het huis der verborgen muziekjes I & II’, ‘Onegin’, ‘Die siel van die mier’, ‘Twee oude vrouwtjes’, ‘House of the sleeping beauties’, ‘Muur’, ‘The Brodsky Concerts’ en ‘De gehangenen’ oogst(te) LOD veel bijval in binnen- en buitenland. Wens je op de hoogte te blijven van de activiteiten van Lod? Schrijf je in op onze nieuwsbrief via www.lod.be LOD Bijlokekaai 3 / 9000 Gent / 09 266 11 33 /
[email protected] / www.lod.be
Meer zien van LOD ? De succesproductie De gehangenen (Josse De Pauw / Jan Kuijken) is nog te zien op 28 mei en 29 mei om 20 uur in deSingel, Antwerpen.
© Kurt Van der Elst “Ik heb iemand zien huilen van ontroering. Ik heb mensen zien buitengaan. Ik heb veel mensen een staande ovatie zien geven. Dat zie je niet veel op premières. Dan gebeurt er iets.(…). Dit is een zeer grote productie, niet zozeer omdat er veel volk op het podium staat, maar omdat je zelden zoveel zeggingskracht in inhoud én vorm tezamen vindt.” Yves Desmet, De Morgen, 2 mei 2011 "Josse De Pauw livre un spectacle magnifique." Michèle Friche, Le Soir, 3 mei 2011 "Tout, absolument tout, concourt à faire de ce spectacle un des plus magistraux du duo concepteur Kuijken-De Pauw. Admirable." Suzane Vanina, ruedutheatre.eu , 6 mei 2011
OPERA XXI, Biënnale Hedendaags Muziektheater
OPERA XXI, parallelprogramma
Stef Lernous & Dirk D’Ase Abbatoir Fermé & Vlaamse Opera L’Intruse – De Indringer (wereldcreatie) di 17, wo 18, vr 20, za 21 mei 2011 / Vooruit Gent wo 25, do 26 mei 2011 / deSingel Antwerpen
A little bit of opera? Internationaal congres en symposium vr 20 mei 2011 / 19 uur / Vooruit Gent za 21 mei 2011 / 10 uur / deSingel Antwerpen zo 22 mei 2011 / 10 uur / Vlaamse Opera Antwerpen
Paul Koek& Peter Verhelst& Wim Henderickx Muziektheater Transparant & Veenfabriek Medea (wereldcreatie) wo 18, do 19, zo 22 mei / deSingel Antwerpen
Barabara Drazkowska piano & Jorrit Tamminga electronics Van der Aa, Brzóska, Adams, Henderickx do 19 mei 2011 / 22 uur / deSingel Antwerpen
Wouter Van Looy & Judith Weir Muziektheater Transparant Blond Eckbert (première nieuwe productie) zo 21 mei 2011 / Vlaamse Opera Antwerpen Johan Dehollander & Frank Nuyts & Philippe Blasband Lod Middle East (wereldcreatie) do 26, vr 27 mei 2011 / Vlaamse Opera Gent Josse De Pauw & Jan Kuijken Lod De Gehangenen za 28, zo 29 mei 2011 / deSingel Antwerpen
Rejoice! Carmen Replay vr 27 mei 2011 / 20 uur / deSingel Antwerpen
biËNNaLe HEDENDAAGS MUZieKTHeaTer
e
Vlaamse opera
i.b
deSingel
xx
Lod
w
w
.o
pe
ra
Muziektheater Transparant
w
L’Intruse Medea BLond eckBert MIddLe east de GehanGenen
Het tweejaarlijkse festival OPERA XXI is een initiatief van Vlaamse Opera, deSingel, Lod en Muziektheater Transparant met als partnerfestival de Operadagen Rotterdam
di 17
k zo 29 mei 2011