Aan het bestuur en de medische staf in de academische ziekenhuizen (020) en de zorgverzekeraars
Utrecht, Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Behandeld door: Doorkiesnr: Afdelingsfax: E-mail: Onderwerp:
Korte inhoud:
23 december 2004
BSIK/amer/I/04/70c B. Simmelink 030 296 81 05 030 296 82 93
[email protected] Convenant Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen (DHAZ)
In deze circulaire informeren wij u over de besluitvorming van CTG/ZAio over het Convenant Decentralisatie Huisvesting Academische ziekenhuizen (DHAZ)
Geachte heer/mevrouw, CTG/ZAio heeft in zijn vergadering van maandag 13 december 2004 een besluit genomen over het Convenant Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen (DHAZ) dat op 9 december 2003 is gesloten tussen de bewindslieden van VWS en OCW enerzijds en de academische ziekenhuizen en de Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ) anderzijds. De besluitvorming in CTG/ZAio is onder voorbehoud van goedkeuring door de minister van VWS. De uitwerking van het Convenant wordt hieronder in drie stappen toegelicht, te weten: - De uitvoeringstechnische consequenties middels een beschrijving van de relevante onderwerpen en de overwegingen per onderwerp; - De hoofdlijnen van de aanpassing van de relevante beleidsregels; - Nieuwe beleidsregels.
1.
UITVOERINGSTECHNISCHE CONSEQUENTIES
1.1 Inleiding Het onderstaande geeft een overzicht van de uitvoeringstechnische consequenties. Daarbij wordt aandacht besteed aan: a. aanpassing relevante bekostigingsbesluiten VWS en OCW; b. afbakening van het bouwkader; c. afschrijvingen; d. huursituatie; e. exploitatievergoeding; f. verwerking in rekenstaat; g. indexering; h. opname in jaarverslag; i. overgangssituatie. Hieronder wordt op deze onderwerpen ingegaan.
2 Circulairenummer: BSIK/amer/I/04/70c
1.2 Aanpassing relevante bekostigingbesluiten VWS en OCW Voor de uitvoering van het Convenant is aanpassing van de relevante bekostigingsbesluiten door VWS en OCW vereist. Dit betreft: - Besluit uitzondering toestemmingsprocedures Wet Ziekenhuisvoorziening (VWS), - Bekostigingsbesluit Rijksbijdrage Academische Ziekenhuizen (OCW). Het Ministerie van VWS zal het eerstgenoemde besluit nog in december 2004 aanpassen; aanpassing van het tweede besluit heeft inmiddels plaatsgevonden. 1.3 Afbakening van het bouwkader De omvang bedraagt € 200 miljoen, prijspeil 1 januari 2000. Van uitbreiding van het investeringsbudget kan alleen sprake zijn bij aanpassing van de erkenning (bijvoorbeeld toewijzing van nieuwe WBMV-functies of uitbreiding aantal versnellers binnen bestaande erkenning). Productiegroei binnen een bestaande erkenning leidt niet tot aanpassing. Als sprake is van bouwplannen waarbij ook instellingen betrokken zijn die onder andere sectoren van de gezondheidszorg vallen (bijvoorbeeld GGZ-instellingen), dan wordt voor het totale bouwplan de reguliere WZV-procedures gevolgd. Over de omgang met de Klinisch Genetische Centra, met fusiesituaties zoals Beatrixoord – AZG en met de nieuwbouw van het Academisch deel van de Daniël den Hoedkliniek vindt nog overleg plaats tussen NFU en VWS. De mogelijkheid bestaat dat de instellingen hiervoor een extra aanvraag bij VWS zullen indienen. Of VWS dit zal honoreren is niet bekend; duidelijk is in ieder geval dat zonder expliciete extra toewijzing door VWS de betreffende bouwkosten door de instellingen zelf bekostigd moeten worden. Met de invoering van het Convenant per 1 januari 2004 komt het huidige “Budget Kleine Bouw” te vervallen en vindt geen verdere opbouw meer plaats. De al opgebouwde afschrijvingstranches blijven doorlopen tot per tranche de volledige periode van 20 jaar is verstreken. 1.4 Afschrijvingen Uitgangspunt is dat een gedifferentieerde afschrijvingstermijn gehanteerd wordt. CTG/ZAio heeft het voorstel van de NFU voorstel voor definities van de diverse vormen van instandhouding dat gebaseerd is op een inhoudelijk, bouwkundig onderscheid overgenomen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar functionele instandhouding, groot onderhoud en “kleine werken”. Binnen functionele instandhouding wordt een onderscheid gemaakt naar nieuwbouw (50 jaar afschrijving) en grotere verbouwingen (20 jaar afschrijving). Binnen groot onderhoud wordt een onderscheid gemaakt naar lange termijn onderhoud (10 jaar afschrijving) en renovaties (20 jaar afschrijving). “Kleine werken” kennen dan een afschrijvingstermijn van 10 jaar. Binnen nieuwbouwprojecten geldt voor installaties een afschrijvingstermijn van 20 jaar. Dit onderscheid sluit in hoofdlijnen aan op het huidige onderscheid. Ten aanzien van het lange termijn onderhoud wordt standaard een afschrijvingstermijn van 10 jaar gehanteerd. In Coziek-verband zal nog afstemming met de accountantsorganisatie plaatsvinden om na te gaan of dit voor de accountants acceptabel is. De afschrijving van de al geactiveerde investeringen blijft gegarandeerd voor de volledige afschrijvingsperiode. De startdatum van afschrijvingen: voor volledig vervangende nieuwbouw wordt de maand van ingebruikname gehanteerd, in alle andere gevallen wordt 1 juli van het betreffende boekjaar gehanteerd. 1.5 Huursituatie In geval geen sprake is van bouw maar van huur van gebouwen, zullen de academische ziekenhuizen dit in hun aan VWS/OCW gemelde jaarplannen opnemen. Op basis van de verantwoording in de jaarrekeningen zullen de huurkosten vervolgens in de budgetten
3 Circulairenummer: BSIK/amer/I/04/70c
worden opgenomen en ten laste van de trekkingsrechten worden gebracht. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingen om, ingeval voor een beperkte periode gehuurd wordt en vervolgens alsnog nieuwbouw plaatsvindt, ervoor te zorgen dat voldoende trekkingsrechten beschikbaar zijn. 1.6 Exploitatievergoeding In de huidige situatie is sprake van uitbreiding van het exploitatiebudget als sprake is van uitbreiding van door het College Bouw goedgekeurde m2 (exclusief de niet-noodzakelijke bestanddelen). In de nieuwe situatie kan alleen van uitbreiding van de m2 sprake zijn als via het WZV-traject uitbreiding wordt goedgekeurd, met dien verstande dat voor de overgangsregeling (de nog af te wikkelen projecten) nog aanpassing van de m2 van de instellingen mogelijk is. De NFU heeft voor deze overgangsregeling een voorstel voor operationalisering opgesteld waarbij het academisch ziekenhuis voor de betreffende projecten een met accountantsverklaring voorziene inventarisatie van het verschil in m2 vóór en na afhandeling van het project wordt opgesteld. 1.7 Verwerking in rekenstaat De verwerking in de rekenstaat zal als volgt vormgegeven worden: - Na goedkeuring van de jaarlijkse middelenverdeling over de instellingen wordt door OCW voor 25% van deze investeringsplannen de afschrijvingscomponent aan de instelling uitbetaald en op de egalisatierekening bouw OCW geboekt. Tevens wordt de bouwrente aan de Rijksbijdrage toegevoegd; - De VWS-component van het goedgekeurde investeringsbedrag (75%) wordt als een soort trekkingsrechten op de rekenstaat van de instelling vermeld, waarbij de jaaropbouw van de bedragen zichtbaar blijft; - In de jaarrekening worden de onderhanden en de afgeronde bouwprojecten als activa opgenomen; - De nieuwbouwwaarde van de afgeronde bouwprojecten en de huurbedragen worden afgetrokken van de trekkingsrechten. Daarmee geven de trekkingsrechten een zuiver beeld van de nog beschikbare investeringsmiddelen; - De afschrijvingskosten van de geactiveerde bouwprojecten worden, op basis van de voorgeschreven afschrijvingstermijnen toegevoegd aan het exploitatiebudget van de instelling. 1.8 Indexering Voor de algemene ziekenhuizen geldt een index die vastgesteld wordt door het College Bouw en jaarlijks kan fluctueren. Voor het Bouwkader Academische Ziekenhuizen zal de index gebruikt worden die het ministerie van OCW hanteert. Deze index (momenteel 3%) blijft jaarlijks gelijk. De ervaring van de afgelopen jaren is dat beide indexen over een serie van jaren een vrijwel gelijk effect hebben. De indexering van het niet-benutte deel van de trekkingsrechten zal op basis van hetzelfde percentage plaatsvinden. 1.9. Opname in jaarverslag Aandachtspunten voor opname van consequenties in het jaarverslag van een academisch ziekenhuis zijn: - Bouwrente wordt niet meegeactiveerd. Dit sluit aan bij de huidige systematiek waarbij de bouwrente van het VWS-deel via de rentenormering wordt vergoed en van het OCW-deel via de Rijksbijdrage; - De in het kader van het Bouwconvenant door OCW verstrekte middelen zijn geoormerkte middelen die niet voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden. Bij de VWS-middelen is per definitie sprake van geoormerkte middelen omdat bedragen alleen op basis van de werkelijke kosten aan het budget worden toegevoegd;
4 Circulairenummer: BSIK/amer/I/04/70c
- De werkelijke bouwkosten die betrekking hebben op de door VWS/OCW goedgekeurde projecten worden op basis van de verhouding 75%/25% verdeeld over het VWSrespectievelijk OCW-deel. Hierdoor ontstaat voor het OCW-deel een egalisatiereserve waaraan volgens de huidige regelgeving jaarlijks de ontvangen rente wordt toegevoegd; - De beoordeling/definitieve vaststelling van de kosten door CTG/ZAio vindt plaats op instellingsniveau en niet op projectniveau. Substitutie tussen de projecten binnen een instelling is daardoor mogelijk. Evaluatie van de inhoudelijke uitvoering moet via het LTHP plaatsvinden. Elke instelling zal uiteraard wel over een projectplanning en projectadministratie moeten beschikken op basis waarvan de accountant kan vaststellen of de juiste bouwprojecten voor de juiste bedragen zijn verantwoord ten laste van de DHAZmiddelen van de verschillende jaren; - Op de website (www.ctgzaio.nl) is een uitwerking opgenomen voor de wijze van verwerking van de DHAZ in de jaarrekening van de academische ziekenhuizen. Deze uitwerking zal nog met de accountants worden afgestemd. 1.10 Overgangssituatie In het Convenant is een overgangsbepaling opgenomen met betrekking tot de afwikkeling van projecten waarvoor middelen zijn gereserveerd volgens het oude PBA-regime vóór 1 januari 2004 en die nog moeten worden afgewikkeld na 1 januari 2004. NFU, VWS en OCW hebben een inventarisatie opgesteld van deze projecten die is opgenomen in de brief van OCW aan de instellingen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar drie categorieën: – Categorie A: projecten bekostigd uit PBA t/m 2003; – Categorie B: idem, maar betreft projecten waarvoor een WZV-vergunning is afgegeven of nog wordt aangevraagd. Hierdoor kan het bouwproject gevolgen hebben voor het exploitatiebudget op basis van de bestaande CTG/ZAio-systematiek. Voor deze projecten zal het academisch ziekenhuis een van een accountantsverklaring voorzien overzicht van mutatie-m2 indienen; – Categorie C: gezamenlijke projecten van verschillende partners waarvoor de reguliere WZV-procedures blijven gelden. In principe is hierbij geen sprake van gevolgen voor het exploitatiebudget op basis van de bestaande CTG/ZAio-systematiek, tenzij VWS expliciet aangeeft dat voor het academisch ziekenhuis sprake is van functie-uitbreiding. Daarnaast blijven voor de nieuwbouwtrajecten voor het Erasmus MC en het UMC St.Radboud de bestaande WZV-procedures van kracht, met de mogelijke doorwerking daarvan op het exploitatiebudget op basis van de bestaande systematiek. Voor de overgangssituatie en voor projecten waarvoor ook in de toekomst het WZV-regime blijft gelden worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: - De onder de categorieën A en B vallende projecten uit de overgangsperiode vallen procedureel onder het nieuwe regime, dat wil zeggen dat eindafrekening door het College Bouw komt te vervallen (dit is conform het PBA-besluit 2004); - De overgangsprojecten volgen voor de startdatum van de afschrijvingen de financieringsbron. Dat wil zeggen dat het deel van het project dat uit de oude PBA-middelen wordt gefinancierd voor de afschrijvingen en de indeling in de jaarrekening de bestaande systematiek voor PBA-middelen volgt. Het deel van het project dat uit nieuwe DHAZmiddelen wordt gefinancierd volgt de nieuwe systematiek; Voor de doorwerking op het exploitatiebudget zal het academisch ziekenhuis voor de betreffende projecten (categorie B) een met accountantsverklaring voorziene inventarisatie van het verschil in m2 vóór en na afhandeling van het project opstellen.
2. HOOFDLIJNEN AANPASSING BELEIDSREGELS
Hieronder wordt per beleidsregel kort aangeven welke wijzigingen in de beleidsregels aangebracht worden ter effectuering van de in het kader van het Convenant gemaakte afspraken.
5 Circulairenummer: BSIK/amer/I/04/70c
N.B.: voor de volledigheid zijn in het onderstaande schema ook enkele beleidsregels opgenomen die wel gelden voor algemene ziekenhuizen en andere instellingen, maar niet voor academische ziekenhuizen. In de bijlage zijn alleen de gewijzigde beleidsregels opgenomen. Huidige beleidsregel I-680: kapitaallasten bij uitbesteding
Globale inhoud Geeft compensatie voor bespaarde investeringskosten als diensten aan derden worden uitbesteedt
I-683: afschrijving
Geeft regels rond opnemen van afschrijvingscomponent in budget (procedure, gehanteerde termijnen, eigendom, doorberekende kapitaallasten).
I-684: huur en erfpacht
Geeft regels rond opneming van vergoeding voor huur en erfpacht in budget (procedure, eigendom, trend).
I-612: functiegerichte budgettering academische ziekenhuizen
Relevant is par.3 (gebouwgebonden kosten); mutatie gebouwgebonden kosten bij uitbreiding m2 (noodzakelijke bestanddelen).
I-608: rente
Berekening van de rentevergoeding
I-674: instandhoudinginvesterin gen
Regelt jaarlijkse en incidentele instandhouding
Wijzigingen in verband met Convenant Geldt nu niet voor academische ziekenhuizen. Zou in theorie in huidige situatie nog wel kunnen voorkomen, maar in toekomstige situatie niet aan de orde (zou betekenen dat bovenop het afgesproken bedrag nog extra bedrag geclaimd kan worden). Conclusie: geen reden voor aanpassing. Onderdelen over WZV kunnen blijven staan (besluit uitzonderingsprocedures WZV wordt aangepast). Onderscheid gemaakt tussen projecten volgens oud regime, volgens overgangsregime en volgens nieuw regime. Tekst aangepast aan nieuwe definities. Aftrek voor doorberekende kosten van afschrijvingen blijft bestaan. Toevoegen in verband met Convenant: -procedure toewijzing VWS/OCW -bouwkosten worden op basis van 75/25 verdeling verdeeld over VWS en OCW-deel Grootste deel van de beleidsregel is vervallen. Resteert: -effect op trekkingsrechten -huurkosten in budget opnemen Toetsingsprocedure is vervallen, zowel voor toetsing huur als voor indexering. Toegevoegd dat alleen van mutatie van de m2 sprake kan zijn indien projecten in het overgangsregime expliciet als zodanig zijn aangewezen, en (onder het DHAZ-regime) bij uitbreiding via het WZV-traject en expliciete vermelding daarvan door VWS. Zie hieronder. Conclusie: geen aanpassing in systematiek nodig. Geldt nu niet voor academische ziekenhuizen. Convenant kent geen onderscheid jaarlijkse en incidentele instandhouding. Beleidsregel aangepast op: -instandhouding zoals gedefinieerd in beleidsregel afschrijving academische ziekenhuizen -verwerking van investeringen in beschikbaar kader -startdatum afschrijvingen -trendaanpassing (op basis van bouwindex OCW) -substitutie tussen projecten is mogelijk; toetsing door CTG/ZAio aan het beschikbare budget vindt plaats op instellingsniveau -bouwbudget is geoormerkt budget -negatieve stand van de trekkingsrechten is niet toegestaan
6 Circulairenummer: BSIK/amer/I/04/70c
I-650: investeringen academische ziekenhuizen
Relevant is par.2 (jaarlijks budget op basis van “Uitzondering toestemmings-procedure WZV”
I-669: aanvullende inkomsten zorginstellingen
Relevant is par.3.3: opbrengsten doorberekende kapitaallasten worden in mindering gebracht op budget.
I-681: verrekening boekwinsten bij verkoop
-verdere opbouw van het budget voor “Kleine Bouw” vervalt. -opgebouwde budget blijft doorlopen tot 20 jaar na opbouw van het afschrijvingsbedrag -overgangsregeling kleine bouw voor limitatieve lijst Blijft van kracht
Blijft van kracht
Aandachtspunten rentenormering Hieronder een overzicht van de elementen die in de rentenormering een rol spelen en de eventuele gevolgen van het Convenant daarvoor. Element Activa en onderhanden werk
Verhouding VWS/OCW-deel Bouwrente Lange leningen Fictief berekende lening huur en leasing Eigen vermogen (incl. aftrek boekwaarde vergunningsplichtige investeringen zonder vergunning)
Gevolgen convenant t.o.v. huidige situatie Werkelijke boekwaarde investeringen “Kleine Bouw” is vervallen (c.q. wordt langzamerhand afgebouwd). Dat betekent dat in onderhanden werk geen onderscheid meer wordt gemaakt in Kleine Bouw en andere projecten. Heeft alleen (beperkt) effect op minimaal lang te financieren en werkt alleen door op renteberekening als deze minimumgrens niet gehaald wordt. Conclusie: geen reden om systematiek aan te passen. Geen verschil Geen verschil: niet mee te activeren en via de rentenormering te vergoeden. Geen verschil Geen verschil Egalisatierekening Kleine Bouw vervalt. Trekkingsrechten blijven buiten beschouwing. Vereist geen aanpassing beleidsregel
3. Vastgestelde beleidsregels Door CTG/ZAio zijn op basis van het bovenstaande een aantal nieuwe beleidsregels vastgesteld, te weten.: - Beleidsregel aanpassingen aanvaardbare kosten academische ziekenhuizen 2004 (I-772); - Huur en erfpacht academische ziekenhuizen (I-773); - Afschrijving academische ziekenhuizen (I-774); - Instandhoudingsinvesteringen academische ziekenhuizen (I-775); - Beleidsregel investeringen 2004 academische ziekenhuizen (I-776).
7 Circulairenummer: BSIK/amer/I/04/70c
U kunt de gewijzigde beleidsregels I-772, I-773, I-774, I-775 en I-776 vinden op onze website, www.ctgzaio.nl. Dit besluit wordt bekend gemaakt onder voorbehoud van goedkeuring door de Minister van VWS.
Hoogachtend, College tarieven gezondheidszorg/ Zorgautoriteit i.o.
drs. H. de Wit secretaris