Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam
Drs. H.J. Brouwer Directie
Aan de instellingen zoals bedoeld in de artikelen 2:11, 2:12 en 2:13, eerste lid, artikel 2:19, artikel 3:111, eerste lid, en artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht (Wft)
Datum 8 april 2010
Betreft: Liquiditeitstoezicht
Geachte heer/mevrouw,
Zoals u bekend is naar aanleiding van de crisis internationaal een groot aantal initiatieven genomen die zijn gericht op de versterking van het weerstandsvermogen van het financiële stelsel. Een deel van deze initiatieven is gericht op het verbeteren van het beheer van liquiditeitsrisico en het aanhouden van voldoende liquiditeit. Het gaat daarbij zowel om kwalitatieve en kwantitatieve eisen. Sommige kwalitatieve eisen hebben kwantitatieve gevolgen, zoals bij de samenstelling van de aan te houden minimum liquiditeit. De initiatieven hebben zowel gevolgen voor het liquiditeitsrisicobeheer van de instellingen als voor de manier waarop het risicobeheer en de liquiditeitspositie door de toezichthouder wordt getoetst. Omdat er uiteenlopende implementatietrajecten zijn, verschillende fora actief zijn en niet alle maatregelen al definitief zijn, bestaat er een aantal onzekerheden. Met deze brief informeren wij u over de huidige stand van zaken en de toepassing van huidige wettelijke regels door DNB, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Als bijlage treft u links aan naar documenten die genoemd worden. In deze brief worden achtereenvolgens behandeld: • De plaats van het liquiditeitstoezicht in de Wet Financieel Toezicht • Internationale initiatieven, zowel kwalitatieve en kwantitatieve richtlijnen • De gevolgen voor de liquiditeitsrapportage DNB • Veranderingen op korte termijn • Introductie van ILAAP/SREP Wet Financieel Toezicht In Nederland zijn de eisen voor goed risicobeheer vastgelegd in Artikel 3:17 van de Wft en nader uitgewerkt in het Besluit prudentiële regels Wft, Hoofdstuk 4 ‘Beheerste uitoefening van het bedrijf’. Bij de beoordeling van het liquiditeitsrisicobeheer baseert DNB zich op de richtlijnen en principes voor het gezonde beheer van liquiditeitsrisico en de algemene principes van stress
2010/164289
Datum
8 april 2010 -2-
testing, en die ten aanzien van de vermijding van concentratierisico, zoals vastgelegd in documenten van het BCBS en CEBS. Bij de uitvoering van het toezicht wordt het proportionaliteitsbeginsel in aanmerking genomen. De kwantitatieve eisen zijn gebaseerd op Artikel 3:63 Wft en nader uitgewerkt in het (Uitvoerings) Besluit prudentiële regels (Bpr) Wft, Hoofdstuk 11. DNB stelt in dat verband regels ten aanzien van de aanwezige en vereiste liquiditeit (Regeling liquiditeit Wft van DNB). De rapportage hiervan is gebaseerd op Hoofdstuk 13 van voornoemd Bpr Wft.
Internationale initiatieven Het BCBS en CEBS hebben in september 2008 (vernieuwde) kwalitatieve beginselen voor een gezond liquiditeitsrisicobeheer van banken gepubliceerd. In het laatste geval (CEBS) zijn de principes ook gericht op beleggingsondernemingen. De kern van deze beginselen werd opgenomen in de in september 2009 aangepaste CRD (Europese Richtlijn 2006/48/EG, bij amendement EU RL/2009/111/EG)), als zogenoemd ‘Pilaar 2’ onderwerp (uitbreiding van Annex V en Annex XI). Het beginsel om een liquiditeitsbuffer van voldoende omvang aan te houden is in Europees verband door CEBS in haar aanbevelingen opgenomen en nader uitgewerkt in richtsnoeren met betrekking tot liquiditeitsbuffers en ‘survival periods’ (december 2009). Desbetreffende aangepaste CRD wordt aangeduid met CRD II. Deze dient in oktober in nationale regelgeving te zijn getransponeerd, en geïmplementeerd per 30 december 2010. In het kader van de nadere uitwerking van de CEBS aanbevelingen heeft CEBS nog een additioneel document gepubliceerd voor consultatie. Dit betreft voorgestelde richtlijnen voor de toerekening van liquiditeitskosten en -baten (consultatie tot 10 juni 2010). Verder raken de twee concept-richtlijnen van CEBS op het gebied van respectievelijk stresstesting en concentratierisico, die voor consultatie tot 31 maart 2010 zijn gepubliceerd, ook het onderwerp liquiditeitsrisicobeheer. Hetzelfde geldt voor de ‘Principles for sound stress testing practices and supervision’ van het BCBS, mei 2009. BCBS heeft daarnaast in december 2009 voorstellen voor internationale kwantitatieve minimum liquiditeitstandaards gepubliceerd (consultatie tot 16 april 2010). Deze voorstellen voor liquiditeitstandaards worden volgens een voorstel van de Europese Commissie Bureau opgenomen in een (nieuwe) wijziging van de CRD (CRD IV). Dit voorstel is ter consultatie gepubliceerd, samen met alle andere voorstellen voor CRD IV (consultatie tot 16 april 2010). In december werd door het BCBS en CEBS een QIS naar de impact van het voorgenomen pakket maatregelen aangekondigd, waarin ook de voorgestelde internationale liquiditeitstandaards zijn betrokken. Deze QIS is uitgezet bij een ruime groep van geselecteerde banken en enkele beleggingsondernemingen. Tevens bereidt de Europese Commissie een amendement van de CRD voor (CRD IV) waarin deze internationale liquiditeitstandaards worden opgenomen. Volgens desbetreffende voorstellen zullen de standaards op banken en bepaalde beleggingsondernemingen van toepassing zijn.
Liquiditeitsrapportage DNB In de eerste helft van 2009 zijn door DNB voorstellen geconsulteerd voor een herziening van de liquiditeitsrapportage. Toen het duidelijk werd dat het BCBS nog voor het eind van het jaar 2009
2010/164289
Datum
8 april 2010 -3-
voorstellen voor internationale liquiditeitstandaards zou publiceren, zijn de voorstellen uit het eerder bedoelde consultatiedocument niet verder omgezet in een herziene liquiditeitsrapportage. Dit is gedaan om te vermijden dat systemen binnen relatief korte tijd opnieuw gewijzigd zouden moeten worden. De voorstellen van het BCBS werden in december 2009 gepubliceerd. Tijdens het beleidsoverleg met de NVB in het najaar van 2009 en tijdens een bijeenkomst van de Commissie Rapportages (CRAP), werd het voornemen uitgesproken om een proefrapportage liquiditeit te introduceren die parallel zou lopen met de huidige rapportage. Dat gebeurde mede op eerder advies van de NVB expertpool liquiditeit. In deze proefrapportage zouden de Bazelse voorstellen zoveel mogelijk moeten worden meegenomen. Deze proefrapportage is voorlopig uitgesteld gezien de onzekerheden rond de uitkomsten van het internationale overleg en vanwege de kwantitatieve impact study (QIS). DNB wil de liquiditeitsrapportage pas grondig herzien nadat de conclusies op basis van de QIS zijn verwerkt in definitieve voorstellen. Naar verwachting zal hier eind 2010 een beslissing over worden genomen. Afhankelijk van de implementatiedatum in de Europese context zal een moment worden gekozen voor de introductie van een parallelle proefrapportage en aansluitende definitieve herziening van de liquiditeitsrapportage. Volledige implementatie van de herziene rapportage wordt niet voorzien vóór 2012. Dit betekent echter niet dat er ondertussen helemaal niets verandert.
Veranderingen op korte termijn Omdat enkele posten in de bestaande rapportage niet aansluiten bij de actualiteit, zal DNB voor de tussenliggende periode voorzien in nieuwe (rubricerings)aanwijzingen en toelichtingen bij de rapportage van een aantal individuele posten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het verdwenen onderscheid tussen Tier 1 en Tier 2 ECB ‘eligible’ onderpand, of ander gemaakt onderscheid dat nog is gebaseerd op begrippen uit Bazel I. Ook kan worden gedacht aan aanwijzingen die voldoende diversificatie van de ‘aanwezige liquiditeit’ beogen en de rapportage van de liquiditeitswaarde van activa, waarbij door middel van een haircut voldoende rekening wordt gehouden met wijzigingen in de marktwaarde. Ook gaat het om algemene aanwijzingen ten aanzien van de toegroei naar een andere samenstelling van aanwezige activa. Hierbij wordt uiteindelijk een ruime kern van zéér liquide activa beoogd, die met een grote waarschijnlijkheid ook in private markten onder stress liquide zullen blijven. Interne securitisaties zullen hierbij niet in aanmerking worden genomen. In dit verband zal bij de rapportage – buiten e-line om – een separate toelichting kunnen worden gevraagd bij de samenstelling van een aantal posten die als ‘aanwezige liquiditeit’ worden gerapporteerd. Beoogd wordt om de aanwijzingen en toelichtingen per 1 juli 2010 te publiceren. In aanvulling hierop wordt verlangd dat de onder toezicht staande instellingen in hun liquiditeitbeleidsplan voor het huidige en komende jaar rekening houden met een vernauwing van de definitie van liquide activa die als ‘aanwezige liquiditeit’ in aanmerking worden genomen. Hierbij dient bij de weekperiode-liquiditeit rekening te worden gehouden met het gestelde in de CEBS guidance d.d. 9 december 2009 met betrekking tot het aanhouden van een liquiditeitsbuffer. In desbetreffende richtlijn, die gericht is op het liquiditeitsbeheer van de betrokken instellingen, wordt 30 juni 2010 als implementatiedatum genoemd. Omdat de toezichtsnormen die geïmpliceerd zijn in de liquiditeitstoetsing, hier in de praktische
2010/164289
Datum
8 april 2010 -4-
consequenties niet te ver van kunnen afwijken, wenst DNB dat de instellingen nog dit jaar toegroeien naar een situatie waarin – uiterlijk per 1 januari 2011 – volledig wordt voldaan aan de geïmpliceerde minimumeis ten aanzien van de samenstelling van de aanwezige liquiditeit. Met ingang van genoemde datum dient in de aanwezige liquiditeit exclusief de kasinstroom dus ten minste een liquiditeitsbuffercomponent aanwezig te zijn in de vorm van zéér liquide activa van hoge kwaliteit, zoals bedoeld in CEBS richtlijnen, tegenover de veronderstelde netto kasuitstroom in het stress-scenario voor de weekperiode. Hierbij dienen de standaard stressparameters van de DNB-rapportage in aanmerking te worden genomen, plus de mogelijke aanvullingen die daar bovenuit gaan op basis van het scenario dat de instelling intern hanteert. Daarnaast dient aantoonbaar rekening te worden gehouden met een toegroei naar een samenstelling van de aanwezige liquiditeit, exclusief geprojecteerde kasinstromen, waarbij in 2012 minimaal wordt voldaan aan de definitie van liquide activa en samenstelling van de liquiditeitsbuffer in de vorm van deze activa tegenover de verwachte netto cash outflows, op basis van de door BCBS voorgestelde buffersamenstelling, waarbij tot maximaal 50% gebruik kan worden gemaakt van gediversifieerde en breder gedefinieerde liquide activa (paragrafen 34 en 35 van het BCBS consultatiedocument). Dit sluit niet uit dat na de QIS in de definitieve richtlijnen nog voor een nauwere of juist bredere definitie zal worden gekozen. Naast het bovenstaande kan DNB aan individuele instellingen extra liquiditeitseisen opleggen in verband met instellingspecifieke omstandigheden, waaronder te rekenen funding-afhankelijkheid van specifieke markten/cliënten en mogelijke concentraties/correlaties bij de funding of in de samenstelling van de liquiditeitsbuffer. Deze aanvullende vereisten kunnen in de bestaande systematiek leiden tot een minimaal te handhaven surplus van aanwezige liquiditeit ten opzichte van de vereiste liquiditeit.
ILAAP/SREP Om de kwaliteit van de interne liquiditeitsplanning van de instelling te kunnen beoordelen, alsmede de kwaliteit van het liquiditeitsrisicobeheer, en om in voorkomende gevallen op gestructureerde wijze aanvullende liquiditeitseisen te kunnen stellen, wil DNB naar voorbeeld van ICAAP/SREP1 in het kader van de liquiditeitseisen een ILAAP/SREP2 introduceren. Dit betekent ten eerste dat van de onder toezicht staande instellingen een adequaat Internal Liquidity Adequacy Assessment Process verlangd wordt, waarbij de instellingen op basis van eigen liquiditeitsplanning en eigen stress-scenario’s, de adequaatheid van de liquiditeitsbuffer op korte termijn en het kunnen handhaven daarvan op langere termijn, aannemelijk maken. Hierbij dient voldoende rekening te worden gehouden met concentraties in funding – zowel per cliënt of groepen van cliënten, als qua opvragings- of doorrolgevoeligheid gecorreleerde soorten funding – en ook met voldoende diversificatie van de liquide activa die aan de liquiditeitsbuffer worden toegerekend. DNB zal de ILAAP periodiek beoordelen in een SREP-proces, zoals in het geval van de ICAAP-SREP.
1 ICAAP: Internal Capital Adequacy Assessment Process, SREP: Supervisory Review and Evaluation Process. 2 ILAAP: Internal Liquidity Adequacy Assessment Process
2010/164289
Datum
8 april 2010 -5-
Mede op basis van de beoordeling van de ILAAP zal DNB de resultaten van een SREP op het vlak van liquiditeitsmanagement in aanmerking nemen om eventueel extra liquiditeitseisen op te leggen. Deze eisen kunnen worden toegesneden op bepaalde bedrijfsactiviteiten, maar zullen uiteindelijk tot uitdrukking komen in een mogelijke eis om een bepaald – minimaal of additioneel – liquiditeitssurplus aan te houden, en/of - met name voor de langere termijn positie - in een eis om een minimum ratio aan te houden van nader te definiëren stabiele soorten funding tegenover langlopende activa, haircuts en bepaalde voorwaardelijke verplichtingen. De ILAAP/SREP regels zullen in 2010 door DNB worden ontwikkeld en geconsulteerd, met een beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2011. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor vragen kunt u contact opnemen met de aan uw instelling toegewezen toezichthouder(s), of met de heer Baneke (
[email protected]), Divisie Toezicht Beleid, zo mogelijk gekanaliseerd via de NVB.
Hoogachtend,
Cc: - Nederlandse Vereniging van Banken - Raad van de Effectenbranche - Dutch Fund and Asset Management Association
2010/164289
Bijlage bij de brief van 8 april 2010 aangaande liquiditeitstoezicht DNB Links naar documenten die worden genoemd in deze brief
- Algemeen overzicht van Guidelines in DNB Open Boek: http://www.dnb.nl/openboek/extern/id/nl/all/40-194633.html, zie 61 t/m 64.
- BCBS, Principles for Sound Liquidity Risk Management and Supervision, September 2008: http://www.bis.org/list/bcbs/tid_64/index.htm - BCBS, International framework for liquidity risk measurement, standards and monitoring consultative document: http://www.bis.org/publ/bcbs165.htm
- BCBS/CEBS QIS: http://www.dnb.nl/openboek/extern/id/nl/all/40-197188.html
- CEBS Recommendations, September 2008 : (http://www.c-ebs.org/getdoc/7aae0f3b-69254ef8-b4d6-1bbaab899acc/CEBS%E2%80%99S-TECHNICAL-ADVICE-ON-LIQUIDITYRISK-MANAGEME.aspx) - CEBS Guidelines on Liquidity Buffers & Survival periods, December 2009: http://www.c-ebs.org/documents/Publications/Standards---Guidelines/2009/LiquidityBuffers/Guidelines-on-Liquidity-Buffers.aspx - CEBS Consultation Guidelines on Liquidity Cost/Benefit allocation: http://www.c-ebs.org/News--Communications/Latest-news/CEBS-today-publishes-its-draftguidelines-on-liqui.aspx - CRD II, zie: http://www.dnb.nl/openboek/extern/id/nl/all/40-195603.html, en http://www.dnb.nl/openboek/extern/id/nl/all/40-197152.html
- Consultatie CRD IV: http://ec.europa.eu/internal_market/bank/regcapital/index_en.htm#consultationCRD4 - Overzicht van wijzigingen CRD: http://www.dnb.nl/openboek/extern/id/nl/all/40-197221.html
2010/164289