Geachte heer/ mevrouw,
Van enkele zorgorganisaties vernemen wij dat zij (overwegen te) stoppen met het aanbieden van BBL-opleidingsplaatsen verpleegkunde. Middels deze brief en notitie vragen wij uw aandacht voor het arbeidsmarktprobleem die deze keuze kan veroorzaken. Daarnaast motiveren wij de noodzaak om knelpunten in een vroeg stadium te bespreken binnen de samenwerking van Strategische Planning Initiële Opleidingen Verpleegkunde (SPInOV) opdat daar oplossingen gevonden worden. Dit vanwege de onderlinge afhankelijkheid voor het opleiden van voldoende verpleegkundigen. Door het wegvallen van opleidingsplaatsen komt het aanbod van goed gekwalificeerd verpleegkundigen in het gedrang. Op korte termijn zullen veel studenten niet aan een stageplaats komen. Van in ieder geval 5 zorgorganisaties is bekend dat zij voor wat betreft de korte termijn geen nieuwe BBLi-instroom toelaten. In 2013 boden zij samen nog plaats aan 229 BBL-leerlingen, waarvan 71 eerstejaars. Minder instroom Nu al zien opleidingsinstituten zich genoodzaakt alle zeilen bij te zetten om de BBL-opleidingen verpleegkunde aan te kunnen bieden bij een teruglopend aantal deelnemers. Ook instroom in een hbo-opleiding of de BOL-variant van de mbo-opleiding zal niet zonder meer gaan. Zo hadden de ROC’s bijvoorbeeld de afgelopen perioden al grote moeite om voor eerste- en tweedejaars BOLstudenten een stageplaats te vinden. Om deze redenen ligt het voor de hand dat de verminderde stagecapaciteit tot een verminderde instroom van deelnemers aan de verpleegkunde opleidingen zal leiden. Strategische personeelsplanning Dit effect staat haaks op het gewenste beleid uitgaande van strategische personeelsplanning rond verpleegkundigen. Door de hervormingen in de zorg en de complexere zorgvraag is er juist meer vraag naar (hoog) opgeleide verpleegkundigen. We kunnen ons geen vermindering veroorloven ten opzichte van onze cliënt / patiënt. De beroepsgroep vergrijst sneller dan ander medisch personeel en de instroom aan opleidingen is gevoelig voor sentiment rond baanperspectief. Het begin van een nieuwe varkenscyclus ligt op de loer. Waar de ene organisatie niet meer zou kunnen opleiden, zou de andere organisatie dat dus (tijdelijk) meer moeten gaan doen. Deze bereidheid om de ‘pijn te verdelen’ is er binnen SPInOV. Een toekomstig tekort zou alle zorgorganisaties treffen. Willen we met elkaar tot constructieve oplossingen komen, dan moet er wel vroegtijdig aan de bel getrokken worden bij voorziene problemen. Dat gebeurt nu door voorliggend schrijven. Stagebureau Een jaar na de start van SPInOV heeft zich een mooi doel afgetekend voor de komende tijd: het verkennen van een gezamenlijk stagebureau voor de regio. Ook wordt op de korte termijn aan oplossingen gewerkt, zoals het creëren van stages in de zomer. Verder zal het gesprek met stakeholders en nieuwe ketenpartners (zoals gemeente) aangegaan worden om te kijken naar prikkels die het beschikbaar stellen van opleidingsplaatsen in de hand kunnen werken. Voor het realiseren van deze doelen, die uiteindelijk de strategische personeelsplanning van betrokken zorgorganisaties voeden, is blijvende samenwerking cruciaal.
Dat u bereid bent samen te werken rondom bovenstaande doelen blijkt al uit uw deelname en de ondertekening van de intentieverklaring van SPInOV. Wij horen graag hoe u denkt over de beschreven ontwikkelingen, en gaan graag met u in gesprek om een voorziend tekort van goed opgeleide verpleegkundigen te voorkomen. Wij vragen u ook om het gesprek binnen uw organisatie aan te gaan. Dit biedt dan weer input voor een constructieve eerst volgende werkconferentie van SPInOV. Deze vindt plaats op maandag 2 maart 2015, waarvoor u uiteraard ook wordt uitgenodigd. Laat 2015 het jaar zijn waarin we met elkaar het gesprek aangaan en de samenwerking opzoeken betreft strategisch opleiden.
Met vriendelijke groet, Namens de stuurgroep van SPInOV:
Namens SIGRA:
Mw. Sylvia Bazuin (SLAZ)
Dhr. Joop Looijenga
Mw. Maaike Pouwels (VUmc)
Mw. Kim van Amsterdam
Mw. Agnes Nobel (Cordaan)
Mw. Lotte Speelman
Mw. Carla Rinkel (Hogeschool Inholland) Mw. Corine Latour (Hogeschool van Amsterdam) Dhr. Marcel Heunks (ROC van Amsterdam) Dhr. Flip Derks (ROC TOP) Mw. Astrid Wiggers (GGZ inGeest)
i
BBL: Beroeps Begeleidende Leerweg (de variant van leren en werken, waarbij de deelnemer 4 dagen per week in de praktijk werkt en 1 dag naar school gaat). BOL: Beroeps Opleidende Leerweg (de variant waarbij de deelnemer naar school gaat en praktijkervaring op doet door middel van stages).
‘Samen verantwoordelijk voor voldoende, goed gekwalificeerd personeel’ Notitie SPInOV, 06-01-2015 Binnen Groot Amsterdam zijn er meerdere zorginstellingen die hebben besloten, of zich nog aan het beraden zijn, om minder BBL op te leiden of zelfs (tijdelijk) te stoppen. Dit onder druk van bezuinigingen en andere veranderingen die op korte termijn organisaties tot het nemen van deze impopulaire keuzes dwingen. Welke consequenties heeft dit? Voor een afzonderlijke organisatie heeft dit wellicht beperkte gevolgen, maar als meerdere organisaties tot deze keuze overgaan zonder dat anderen meer opleiden, wordt er in totaal minder opgeleid voor de regio. Ook het imago van de zorg als werkgever met goed baanperspectief wordt aangetast. Waarom wil je dit niet? Hoewel op het moment niet overal aan de orde: is er straks wél weer volop personeel nodig. Twee belangrijke redenen zijn: 1) de vergrijzing van het personeel en 2) de zorgvraag in de toekomst. Vergrijzing De verpleegkundige beroepsgroep vergrijst harder dan ander zorgpersoneel: 21 procent van de Nederlandse verpleegkundigen in loondienst behoorde in 2012 tot de groep van 55-jaar en ouder en 6,7 procent ouder dan 60 jaar. Over de Amsterdamse leeftijdsverdeling zijn geen exacte cijfers bekend, maar een doorvertaling van het landelijk beeld zou betekenen dat tussen 2012 en 2017 ruim 1.100 van de 17.334 verpleegkundigen in Amsterdam en Zaanstreek-Waterland de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Het cohort dat tot 2022 die leeftijd bereikt is veel groter, dan gaat het om 3.640 verpleegkundigen. De gemiddelde uitstroomleeftijd ligt overigens nog steeds lager dan 65 jaar, dus in werkelijkheid vindt deze uitstroom al eerder plaats. Na overschot volgt tekort De keuze voor een zorgopleiding blijkt gevoelig voor geluiden rond baanperspectief. In 2010 kozen er in Amsterdam ineens veel scholieren voor een opleiding in de verpleging of verzorging. Mogelijke verklaring was de economische crisis, met toen nog goede baanperspectieven voor de gezondheidszorg. Kijk je naar de gemiddelde opleidingsduur van 4 jaar, dan stromen deze leerlingen op dit moment de arbeidsmarkt van de zorg op. Een cyclus van tekorten afgewisseld met overschotten –een varkenscyclus- kan alleen doorbroken worden door een goed afgewogen, constante stroom aan leerlingen. Instrumenten als een numerus fixus, zouden daarom goed afgewogen moeten worden met het oog op toekomstig benodigd personeel, waar deze nu noodzakelijk zijn vanwege een tekort aan opleidingsplaatsen. De hoeveelheid beschikbare opleidingsplaatsen op dit moment past niet bij de (toekomstige) vraag naar verpleegkundigen, zowel kwalitatief als kwantitatief.
Hoe los je dat op? Met dit besef werken sinds 2013 in Groot Amsterdam 17 zorgorganisaties en 6 opleidingsinstituten (mbo en hbo) samen rond het onderwerp strategische planning van initiële verpleegkunde opleidingen. Doel van de samenwerking is komen tot een gezamenlijke visie van opleiden voor de zorg. Zodat instrumenten als een opleidingsstop door zorgorganisaties of het instellen van een numerus fixus door opleidingsinstituten goed afgewogen kunnen worden. De deelnemers van SPInOV AMC-UvA, Amstelring, ROC van Amsterdam, BovenIJ Ziekenhuis, Zaans Medisch Centrum, Hogeschool Inholland, MC Zuiderzee, VU Medisch Centrum, ROC TOP, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Reade, Hogeschool van Amsterdam, Medisch Centrum Alkmaar, Arkin, Horizon College, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, Cordaan, Regio College, Slotervaartziekenhuis, GGZ inGeest, Waterlandziekenhuis, PuurZuid, Westfriesgasthuis. Wat is er bereikt binnen SPInOV 2014 Gedurende het jaar 2014 is een stuurgroep gevormd, werden er werkconferenties georganiseerd en hebben de deelnemers hun gegevens over het aanbod en de vraag naar stage- en opleidingsplaatsen aangeleverd. Deze gegevens zijn geanalyseerd en begin 2015 verschijnt het rapport. Wat gaat er in 2015 binnen SPInOV gebeuren? Verkennen van de mogelijkheden voor het oprichten van een BPV-bureau voor de regio staat voor 2015 op de agenda. Dit bureau zou zowel de kwantitatieve kant (welke opleidingsplaatsen worden aangeboden en hoe is de –toekomstige- behoefte) als het kwalitatieve aspect (op welke manier worden opleidingsplaatsen ingevuld) oppakken. Daarnaast worden andere onderwerpen opgepakt in 2015, zoals het creëren van zomerstages en het opstellen van een gedeelde visie rond het opleiden van verpleegkundigen in de regio.
Factsheet
Deelname verpleegkunde opleidingen Het totaal aantal verpleegkunde studenten (mbo en hbo) aan nam landelijk toe, met name in 2012 en 2013. In de regio zien we deze trend per saldo niet. Hoewel het aantal hbo-verpleegkundigen ook in deze regio groeit (+17 procent er bij in 2013 ten opzichte van 2012), nam deelname aan de mbo-opleidingen de afgelopen twee jaar af ten opzichte van de jaren er voor.
Deelname mbo-opleidingen verpleegkunde Regio
Nederland
Deelname hbo-opleidingen verpleegkunde Regio
Nederland
2014/2015 Waar landelijk de hbo-verpleegkunde opleiding in 2013 nog de grootste stijger wat betreft het aantal inschrijvingen was (1.135 studenten meer), was dit juist de grootste daler voor studiejaar 2014/2015. Er startten 3.750 aankomend verpleegkundigen, dat is een daling van ruim duizend studenten. De numerus fixus wordt door de Vereniging Hogescholen genoemd als reden van deze daling1. Decentrale selectie 15 van de 17 hbo verpleegkunde opleidingen hanteerde een ‘decentrale selectie’ voor studiejaar 2014-2015. Dit onder andere vanwege een tekort aan opleidingsplaatsen voor studenten. De Hogeschool van Amsterdam hanteerde een maximum van 350 plaatsingen, en InHolland voor 260 studenten. De hogescholen mochten zelf (een deel van) hun studenten selecteren. Voor studiejaar 2014/2015 konden alle aangemelde studenten aan de hogescholen in de regio instromen (respectievelijk 298 en 195 plaatsingen)2. Rendement van opleidingen3 Opleidingsrendement Niveau 5 (hbo) Niveau 4 (mbo)
50,9 % 52,3 %
Sectorrendement
Gecombineerd rendement
87,6 % 89,1 %
44,6 % 46,6 %
He sectorrendement geeft het percentage gediplomeerden weer dat 1 jaar na instroom op de arbeidsmarkt nog steeds werkzaam is in de sector Zorg en Welzijn.
Jaarlijks aantal gediplomeerden in de regio*
Hbo Mbo
2009
2010
2011
2012
2013
260 246
267 250
271 242
274 281
onbekend 332
Over de afgelopen 5 jaar gemiddeld, behalen er per jaar 539 studenten een verpleegkunde diploma in de regio.*
* Gegevens komen van DUO en betreffen aantallen van de volgende opleidingsinstituten: Hogeschool InHolland – Hogeschool van Amsterdam – ROC TOP – ROC Amarantis (tot 2012) – ROC van Amsterdam – Regio College – Horizon College 1
Vereniging Hogescholen, persbericht 9 oktober 2014 Jaarverslag Numerus Fixus 2014 / 2015 – DUO / OCW 3 Arbeid in Zorg en Welzijn - Regioportret Amsterdam 2