Geachte heer/mevrouw,
Hierbij ontvangt u het verslag van de tweede ‘peiling loverboys’ welke eind 2013 door JSO is uitgevoerd bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden en Zuid Holland. Dit was mogelijk door middel van subsidie van het Stadsgewest Haaglanden en de provincie Zuid Holland. Dankzij de medewerking van vele maatschappelijk werkers bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden en Zuid Holland, zijn deze gegevens verzameld. Met behulp van deze peiling, die een vervolg is op een vergelijkbaar onderzoek eind 2012 bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden, ontstaat er een vollediger beeld over de aard en omvang van ‘loverboyproblematiek/mensenhandel’, onder de populatie cliënten van Bureau Jeugdzorg. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen met name gemeenten na de transitie helpen bij het maken van specifiek beleid voor deze problematiek. Het thema ‘loverboys en hun slachtoffers’ krijgt al jaren in media en politiek veel aandacht. Ook het kabinet heeft recent nog het beleid rond mensenhandel, waar deze problematiek onder valt, aangescherpt. Lokaal blijft echter de vraag naar de aard en omvang van deze problematiek veelal onbeantwoord. Dit onderzoek biedt gemeenten en instellingen in Haaglanden en Zuid Holland meer handvatten om de aanpak van deze problematiek, onder de gemeentelijke regie na de transitie beter vorm te geven. Eind 2014 zal JSO in samenwerking met de Bureaus Jeugdzorg in Haaglanden en Zuid Holland, opnieuw aanvullend onderzoek doen, waaronder een nieuwe peiling. De resultaten daarvan, die begin 2015 te verwachten zijn, zullen ook weer breed verspreid worden. Voor vragen of reacties kunt u terecht bij ondergetekenden. Met vriendelijke groet,
Rieneke de Groot & Leon van Sasse van IJsselt
Rieneke de Groot Trainer & adviseur aanpak kindermishandeling JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling T 0182 547762 E
[email protected] Leon van Sasse van IJsselt BJz Haaglanden T 070 3450506 E
[email protected]
Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013
Colofon Uitgever: Redactie: Eindredactie: Datum uitgave: Bezoekadres:
JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Rieneke de Groot & Wendy Tazelaar Rieneke de Groot, JSO januari, 2014 JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda T 0182 547888 F 0182 547889 E
[email protected] www.jso.nl
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiële steun van Stadsgewest Haaglanden en Provincie Zuid-Holland
Copyright © 2013 Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, retrieval systemen of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van JSO.
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................................... 7 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 9 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 9 1.2 Gehanteerde definities ................................................................................................................... 9 1.2.1 Loverboyproblematiek ............................................................................................................. 9 1.2.2 Seksueel grensoverschrijdend gedrag .................................................................................. 10 2. Opzet peiling ...................................................................................................................................... 11 2.1 Aanpak ......................................................................................................................................... 11 2.2 Vragenlijst .................................................................................................................................... 11 2.3 Verwerking gegevens .................................................................................................................. 12 2.4 Training ........................................................................................................................................ 12 2.5 Beperkingen ................................................................................................................................. 13 2.6 Niet deelnemende maatschappelijk werkers ............................................................................... 13 3. Resultaten peiling .............................................................................................................................. 15 3.1 Deelnemers .................................................................................................................................. 15 3.1.1 BJz Haaglanden .................................................................................................................... 15 3.1.2. BJz Zuid-Holland .................................................................................................................. 15 3.2 Vermoedelijke slachtoffers ........................................................................................................... 15 3.2.1 BJz Haaglanden .................................................................................................................... 15 3.2.2 BJz Zuid-Holland ................................................................................................................... 15 3.3 Relatie en dwang ......................................................................................................................... 15 3.4 Gedrag en problematiek .............................................................................................................. 16 3.4.1 BJz Haaglanden .................................................................................................................... 16 3.4.2 BJz Zuid-Holland ................................................................................................................... 16 3.5 Professioneel netwerk en hulpverlening ...................................................................................... 17 3.5.1 BJz Haaglanden .................................................................................................................... 17 3.5.2 BJz Zuid-Holland ................................................................................................................... 17 3.6 Plegers ......................................................................................................................................... 18 3.6.1 BJz Haaglanden .................................................................................................................... 18 3.6.2 BJz Zuid-Holland ................................................................................................................... 18 4. Discussie ........................................................................................................................................... 19 4.1 Deelnemers .................................................................................................................................. 19 4.2 Vermoedelijke slachtoffers ........................................................................................................... 19 4.2.1 De uitkomsten in relatie met andere onderzoeken ............................................................... 19 4.3 Relatie en dwang ......................................................................................................................... 20 4.4 Gedrag en problematiek .............................................................................................................. 21 4.5 Professioneel netwerk en hulpverlening ...................................................................................... 22 4.5.1 Casusoverleg en melding bij de politie ................................................................................. 22 4.5.2 Hulpverlening ........................................................................................................................ 23 4.6 Plegers ......................................................................................................................................... 24 5. Aanbevelingen ................................................................................................................................... 27 6. Geraadpleegde bronnen .................................................................................................................... 29 Bijlage 1: Het Vlaggensysteem.............................................................................................................. 31 Bijlage 2: Vijf profielen van slachtoffers van loverboys ......................................................................... 33
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
5
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
6
Samenvatting
In dit verslag leest u de resultaten van de peiling loverboyproblematiek 2013 bij BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland. Deze peiling is uitgezet om een beeld te krijgen van de aard en omvang van loverboyproblematiek bij cliënten van Bureau Jeugdzorg in Haaglanden en Zuid-Holland. Dit is de tweede keer dat JSO de peiling uitvoert bij BJz Haaglanden in opdracht van Stadsgewest Haaglanden en de eerste keer bij BJz Zuid-Holland in opdracht van Provincie Zuid-Holland. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de aanleiding van dit onderzoek en in hoofdstuk 2 op de opzet van de peiling. In hoofstuk 3 staan de resultaten van de peiling beschreven en in hoofdstuk 4 de verklaringen bij de resultaten. De resultaten van deze peiling bieden input voor aanbevelingen voor beleid voor zowel BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland, als voor gemeenten in deze regio’s; Stadsgewest Haaglanden en Provincie Zuid-Holland. Deze aanbevelingen staan in hoofdstuk 5 beschreven. Uit deze peiling kwam naar voren dat bijna een kwart (23% BJz Haaglanden, 22% BJz Zuid-Holland) van de deelnemende maatschappelijk werkers, op dit moment een (vermoedelijk) slachtoffer van loverboyproblematiek in de caseload hebben. Dit is een aanzienlijk deel van de deelnemende maatschappelijk werkers. Van de vermoedelijke slachtoffers is bij een aanzienlijke deel (87% BJz Haaglanden en 84% BJz ZuidHolland) sprake van seksuele handelingen in ruil voor een beloning. Bij 27% van de vermoedelijke slachtoffers van BJz Haaglanden zijn er vermoedens van jeugdprostitutie. Bij BJz Zuid-Holland is er bij 37% van de vermoedelijke slachtoffers sprake van, of zijn er vermoedens van jeugdprostitutie. Als belangrijkste achterliggende problematiek die speelt bij het slachtoffer wordt vaak ‘multiproblematiek’ genoemd. Naast de achterliggende problematiek vertonen veel vermoedelijke slachtoffers verschillende vormen van opvallend gedrag en verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals ‘seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen’ en ‘seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner’. Een aanzienlijk deel heeft hulpverlening ingezet bij de vermoedelijke slachtoffers (45% BJz Haaglanden en 39% BJz Zuid-Holland). Bij de ingezette hulpverlening is vaak gekozen voor plaatsing in Jeugdzorgplus instellingen. Maatschappelijk werkers geven aan behoefte te hebben aan specifieke, meer categorale opvang in de regio, zowel ambulant als residentieel (open en gesloten). Daarnaast geven de maatschappelijk werkers aan meer behoefte te hebben aan ondersteuning, zowel voor loverboyproblematiek als voor het omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag, en in het versterken van samenwerkingsmogelijkheden.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
7
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
8
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Een minderjarige jongen die gedwongen in de prostitutie werkt, of een meisje dat seksuele handelingen verricht bij oudere jongens en daar een vergoeding voor krijgt. Is deze vorm van mensenhandel een reëel probleem binnen jeugdhulpverlening? Deze vraag ligt ten grondslag aan deze peiling loverboyproblematiek die is uitgevoerd bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden en Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. In regio Haaglanden participeren Jeugdformaat, Bureau Jeugdzorg Haaglanden, Stichting JJC, GGD, JSO en Stadsgewest Haaglanden in de werkgroep loverboyproblematiek. Deze werkgroep biedt input voor beleid en wisselt onderling signalen van loverboyproblematiek uit. Vanuit deze werkgroep is de wens ontstaan voor een werkbaar instrument om slachtoffers van loverboyproblematiek in kaart te brengen. De pilot peiling loverboyproblematiek die eind 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) is uitgevoerd door JSO is hiervan het resultaat. De uitkomsten van de peiling geven inzicht in de problematiek van jongeren bij BJz Haaglanden rondom loverboyproblematiek. Uit de peiling kwam naar voren dat een derde van de deelnemende maatschappelijk werkers vermoedt dat een cliënt in meer of mindere mate met deze vorm van mensenhandel te maken heeft. Voor maatschappelijk werkers zijn dit vaak heel ingewikkelde situaties. Eind oktober 2013 is de tweede peiling loverboyproblematiek gestart bij BJz Haaglanden. Ditmaal is ook BJz Zuid-Holland bij de peiling betrokken. De uitkomsten worden gebruikt om in de toekomst maatschappelijk werkers beter te ondersteunen en om hulpverlening af te stemmen op wat nodig is bij loverboyproblematiek. Deze tweede peiling loverboyproblematiek is uitgevoerd in opdracht van, en mogelijk gemaakt met subsidie van Stadsgewest Haaglanden en de Provincie Zuid-Holland. Vanuit de subsidies zijn de projectopdrachten: Projectopdracht Stadsgewest Haaglanden: Ontwikkeling van een kwalitatief goede wijze van registratie in de jeugdzorg in samenwerking met de instellingen. Deze registratie richt zich op het aantal en de kenmerken van slachtoffers van loverboys en de daders. Deskundigheidsbevordering Projectopdracht Provincie Zuid-Holland: Scholing in het duiden van seksueel grensoverschrijdend gedrag en afstemmen van hulpverlening in het kader van loverboyproblematiek. Deze subsidies en projectopdrachten hebben in afstemming met Stadsgewest Haaglanden en BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland geleid tot de tweede peiling loverboyproblematiek in combinatie met trainingen.
1.2 Gehanteerde definities 1.2.1 Loverboyproblematiek Er is sprake van loverboyproblematiek als een meisje of jongen emotioneel en/of sociaal afhankelijk (dreigt) te worden gemaakt van een crimineel die financieel voordeel van het slachtoffer wil hebben. Onder dreiging, manipulatie of chantage van de loverboy/lovergirl vertoont het slachtoffer seksueel ‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
9
grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of verricht seksuele handelingen in ruil voor geld (prostitutie). 1.2.2 Seksueel grensoverschrijdend gedrag Seksueel grensoverschrijdend gedrag omvat elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering in verbale, non-verbale of fysieke zin, waarbij in seksueel contact aan één of meer van de volgende zes criteria niet wordt voldaan: wederzijdse toestemming vrijwilligheid gelijkwaardigheid leeftijds- of ontwikkelingsadequaat contextadequaat zelfrespect Niet elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag is ook seksueel misbruik. Over seksueel misbruik spreken we bij elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, waar geen wederzijdse toestemming voor bestaat en/of die op een of andere manier is afgedwongen, en/of waarbij het slachtoffer veel jonger is of in een afhankelijke relatie staat (Frans & Franck, 2010).
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
10
2. Opzet peiling 2.1 Aanpak De directie van zowel Bureau Jeugdzorg (BJz) Haaglanden als BJz Zuid-Holland heeft medewerking verleend aan de peiling. De vragenlijst voor deze peiling is door JSO verstuurd met behulp van het programma SurveyWorld. Per e-mail ontvingen alle maatschappelijk werkers van alle werksoorten van BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland een uitnodiging met een link naar de vragenlijst van BJz Haaglanden of de vragenlijst van BJz Zuid-Holland. De maatschappelijk werkers is gevraagd om de vragenlijst in te vullen voor cliënten die zij in de afgelopen drie maanden hebben gezien. Het gaat hierbij om gevallen waarbij zij een vermoeden hebben van uitbuiting in een afhankelijkheidsrelatie waarbij de cliënt aanzet of aangezet wordt tot bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of prostitutie. De vragenlijst kan zijn ingevuld voor vermoedelijke slachtoffers en vermoedelijke plegers. De vragenlijst is anoniem en niet herleidbaar naar slachtoffer of pleger. Maatschappelijk werkers konden een vragenlijst voor meerdere slachtoffers en plegers invullen. Na een week hebben de deelnemers een herinnering ontvangen. Na drie weken is er per e-mail een herinnering gestuurd door BJz zelf. Daarnaast zijn de teamleiders van de verschillende werksoorten per e-mail benaderd met het verzoek hun medewerkers te motiveren deel te nemen aan de peiling. Ook op het intranet van BJz heeft een nieuwsbericht gestaan over de peiling. De vragenlijst heeft vijf weken uitgestaan.
2.2 Vragenlijst De vragenlijst voor deze exploratieve studie is ontwikkeld door R. de Groot en W. Tazelaar van JSO, met als doel om bij cliënten van BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland de aard en omvang van uitbuiting in een afhankelijkheidsrelatie, waarbij de cliënt aanzet of aangezet wordt tot bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of prostitutie, wordt gemeten. Op deze manier wordt meer zicht verkregen op de mate van loverboyproblematiek bij cliënten van deze BJz’s. Van BJz Haaglanden en Zuid-Holland hebben E. Berben, M. Sanders, K. Pigge en L. van Sasse-van IJsselt, hun input op de vragenlijst gegeven en voorgelegd aan een aantal medewerkers als klankbordgroep. Feedback van Bureau Jeugdzorg is meegenomen en verwerkt in de vragenlijst. Voor de ontwikkeling van deze vragenlijst is gebruik gemaakt van het door JSO ontwikkelde Factsheet Loverboyproblematiek (april 2012), de bestaande checklists en de normeringslijst van het Vlaggensysteem (Frans, Franck & Janssens, 2010) en de vragenlijst die in 2012 is uitgezet bij BJz Haaglanden (de Groot & Tazelaar, 2012). De vragenlijst uit 2012 is doorontwikkeld en helpt de gebruiker bij het in kaart brengen en beoordelen van de problematiek. Daarnaast zijn er vragen toegevoegd over de ingezette hulpverlening en de behoefte aan hulp aan de vermoedelijke slachtoffers van loverboys. Deze vragen zijn toegevoegd naar aanleiding van de opmerkingen van maatschappelijk werkers tijdens de trainingen in 2012. Zij gaven aan dat de juiste hulpverlening niet altijd beschikbaar is voor slachtoffers. Inzicht in mogelijke interventies en voldoende passende interventies, verbeteren de hulpverlening aan slachtoffers en verminderen handelingsverlegenheid bij professionals.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
11
Met de vragenlijst worden de volgende onderdelen gemeten: Achtergrondgegevens deelnemer: werksoort, mate van zorgen van de maatschappelijk werker. Kenmerken van (vermoedelijk) slachtoffer/pleger: leeftijd, geslacht. Seksueel grensoverschrijdend gedrag: seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt gemeten met behulp van de categorieën van het Vlaggensysteem (Frans et al., 2010). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen licht, ernstig en zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zie bijlagen voor meer informatie over het Vlaggensysteem. Prostitutie: hoewel dit een vorm van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag is, zijn zowel prostitutie als seksuele handelingen in ruil voor een beloning ook als aparte vraag in de vragenlijst opgenomen, omdat dit thema centraal staat in deze peiling. Crimineel gedrag: zoals drugs of drankmisbruik, diefstal/overvallen en mensenhandel (andere jongens of meisjes ronselen voor criminele activiteiten of prostitutie). Loverboyproblematiek gaat vaak met crimineel gedrag gepaard. Belangrijkste achterliggende problematiek: om de achterliggende problematiek in kaart te brengen is hierbij uitgegaan van vijf profielen van slachtoffers van loverboys, die genoemd worden in de betovering verbroken (Dijke, Terpstra, Berger, & Geurts, 2006). Deze profielen zijn: ‘faseproblematiek’, ‘zeer beïnvloedbaar’, ‘getraumatiseerd’, ‘multiproblematiek’, ‘eergerelateerd/streng religieus’. Jongeren voldoen zelden aan maar één profiel, maar er is vaak wel één profiel dat de meeste invloed lijkt te hebben. De deelnemers is gevraagd om alleen dit profiel aan te geven. In de bijlagen vindt u de toelichting op deze profielen. Opvallend gedrag: om signalen in kaart te brengen, konden deelnemers maximaal drie vormen van opvallend gedrag aangeven, zoals: ‘schoolverzuim/spijbelen’, ‘weglopen/nachten wegblijven’, ‘zich isoleren van familie en bekenden’, ‘nieuwe contacten’, ‘lage zelfwaardering/beïnvloedbaar’, ‘geen grenzen kunnen of durven aangeven’, ‘teruggetrokken gedrag’, ‘plotselinge huilbuien en/of woedeuitbarstingen’, ‘nieuwe (dure) spullen tot zijn/haar beschikking’, ‘slechte zelfverzorging’, ‘vermagering’, ‘zelfverwonding’ en ‘contact met jongeren die zich prostitueren’. Politie betrokkenheid: is er melding of aangifte gedaan. Ingezette en benodigde hulp: deelnemers konden aangeven of de cliënt is besproken in een casusoverleg, of er hulp is ingezet en zo ja welke, en of het hulpaanbod toereikend is.
2.3 Verwerking gegevens De vragenlijsten zijn uitgezet bij de deelnemers met behulp van digitale vragenlijsten via SurveyWorld. Doordat de meting een beperkte steekproef bevat zijn de groepen te klein om subgroepen (bijvoorbeeld de problematiek naar leeftijd) te analyseren.
2.4 Training Deskundigheidsbevordering helpt professionals eerder te signaleren en te handelen bij seksueel grensoverschrijdend gedrag en loverboyproblematiek. De trainingen sluiten aan bij de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling die vanaf 1 juli 2013 van kracht is (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2013). Tevens sluit deskundigheidsbevordering aan bij aanbevelingen van de commissie Samson om handelingsverlegenheid te voorkomen (CommissieSamson, 2012). Om zoveel mogelijk maatschappelijk werkers te bereiken is ervoor gekozen om aan zeven groepen één dagdeel training te verzorgen over signaleren en handelen bij loverboyproblematiek. Het tweede dagdeel gespreksvoering (met acteur) is hierdoor komen te vervallen.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
12
Vooraf aan de peiling zijn zeven groepen getraind in het herkennen van, en handelen bij signalen van loverboyproblematiek. In de trainingen worden maatschappelijk werkers toegerust in het herkennen en handelen bij signalen van loverboyproblematiek en om seksueel gedrag, met behulp van het Vlaggensysteem (Frans et al., 2010), te kunnen duiden en beoordelen op ernst. Het Vlaggensysteem uit de training, de methode om seksueel grensoverschrijdend gedrag te classificeren, komt overeen met de manier van classificeren in de peiling. De verwachting is dat met name door de combinatie van training en het invullen van de vragenlijst, de deelnemers loverboyproblematiek beter kunnen signaleren. De trainingen zijn allemaal goed beoordeeld door de deelnemers (Range = 7.5 – 8). Er bleek behoefte aan vervolg, met name aan dagdeel twee: gespreksvoering.
2.5 Beperkingen In de cijfers van de peiling kunnen dubbeltellingen zitten aangezien het een anonieme registratie betreft. Ook de maatschappelijk werkers die niet hebben gereageerd kunnen een cliënt hebben waarbij sprake is van vermoedens van loverboyproblematiek.
2.6 Niet deelnemende maatschappelijk werkers De opbrengst onder de deelnemers lijkt redelijk en komt overeen met opbrengsten van andere anoniem verzonden vragenlijsten. Deelnemers die de vragenlijst niet verder invulden (via de optie ‘nee, ik ga de vragenlijst niet invullen’) gaven hiervoor de volgende redenen aan: dat zij geen cliënten hebben in hun caseload uit de doelgroep 13 t/m 23 jaar en daarmee de mail als niet aan hen gericht beschouwen; door de onrust van de transitie de vragenlijst niet in hebben gevuld; geen tijd hebben om de vragenlijst in te vullen door werkdruk of tijdgebrek; niet met de problematiek te maken hebben bij hun cliënten.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
13
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
14
3. Resultaten peiling 3.1 Deelnemers 3.1.1 BJz Haaglanden In Haaglanden hebben van de 465 benaderde maatschappelijk werkers, 97 deelnemers gereageerd. Deze deelnemers hebben aangegeven in de afgelopen drie maanden, 22 vermoedelijke slachtoffers en vier vermoedelijke plegers te hebben gezien. De overige 71 van de 96 deelnemers gaven aan geen vermoedelijk slachtoffer of pleger in hun caseload te hebben, of konden de vragenlijst om een andere reden niet invullen. 3.1.2. BJz Zuid-Holland In Zuid-Holland hebben van de 490 benaderde maatschappelijk werkers, 85 deelnemers gereageerd. Deze deelnemers hebben aangegeven in de afgelopen drie maanden, 19 vermoedelijke slachtoffers en één vermoedelijke pleger te hebben gezien. De overige 65 deelnemers gaven aan geen vermoedelijk slachtoffer of pleger in hun caseload te hebben, of konden de vragenlijst om een andere reden niet invullen.
3.2 Vermoedelijke slachtoffers 3.2.1 BJz Haaglanden De 22 vermoedelijke slachtoffers zijn allemaal meisjes. De vermoedelijke slachtoffers zijn tussen de 13 en 17 jaar; één meisje is ouder dan 18 jaar. Twee (9%) slachtoffers verrichten seksuele handelingen in ruil voor een beloning; bij 17 (77%) slachtoffers is hier een vermoeden van. Bij zes slachtoffers (27%) is er het vermoeden dat zij in de prostitutie werken. 3.2.2 BJz Zuid-Holland Van de 19 vermoedelijke slachtoffers zijn 18 meisjes en één jongen. De slachtoffers zijn in de leeftijd tussen de 13 en 17 jaar, er is één slachtoffer van 11 geregistreerd en drie slachtoffers zijn ouder dan 18 jaar. Zes (32%) slachtoffers verrichten seksuele “Dit meisje heeft met een grote groep handelingen in ruil voor een beloning; bij tien (53%) jongens op regelmatige basis seks slachtoffers is hier een vermoeden van. Twee moeten hebben, maar lijkt hier geen slachtoffers (11 %) zijn werkzaam in de prostitutie; bij beloning voor te hebben gekregen. Er is vijf slachtoffers (26 %) is er het vermoeden dat zij in sprake van emotionele beïnvloeding.” de prostitutie werken.
3.3 Relatie en dwang 3.3.1 BJz Haaglanden In 57% van de gevallen is de vermoedelijke dader het vriendje van het slachtoffer; in 43% van de gevallen behoort de dader tot een vriendengroep. Er wordt met name emotionele dwang/manipulatie (71%) uitgeoefend, maar ook groepsdruk (38%) en (dreiging met) lichamelijk geweld (24%) spelen een belangrijke rol. 3.3.2 BJz Zuid-Holland In 39% van de gevallen is de vermoedelijke dader het vriendje van het slachtoffer; in 39% van de gevallen behoort de dader tot een vriendengroep. In 22% van de gevallen is er een andere relatie met de dader, zoals een bekende van de instelling, ex-vriendje en bekend via internet. Bij 11% is de relatie ‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
15
onbekend. Er wordt met name emotionele dwang/manipulatie (60%) uitgeoefend, maar ook groepsdruk (22%) en (dreiging met) lichamelijk geweld (22%). Op 33% van de slachtoffers wordt via andere wijze druk uitgeoefend; hierbij worden onder andere het ruilen voor drugs of beltegoeden genoemd.
3.4 Gedrag en problematiek 3.4.1 BJz Haaglanden Deelnemers konden uit vijf profielen kiezen voor één vorm van de belangrijkste problematiek. De belangrijkste problematiek die speelt bij de vermoedelijke slachtoffers bij BJz Haaglanden is: ‘multiproblematiek’ (50%) en ‘zeer beïnvloedbaar’ (36%), verder speelt ook ‘getraumatiseerd’ (9%) en ‘eergerelateerd/streng religieus’ (5%) een rol. In de opmerkingen wordt benoemd dat er sprake is van LVB- en persoonlijkheidsproblematiek. Bijna alle vermoedelijke slachtoffers vertonen opvallend gedrag (95%). Het meest genoemd zijn ‘lage zelfwaardering, beïnvloedbaar’ en ‘weglopen, nachten wegblijven’, ‘schoolverzuim/spijbelen’ en ‘durft/kan geen grenzen aangeven’. Bij 77% van de vermoedelijke slachtoffers is er sprake van één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Opvallend hierin zijn de vormen van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij sprake is van ‘seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen’ (6x) en ‘seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner’ (6x). 10% van de slachtoffers is betrokken bij criminele activiteiten; bij 43% zijn hier vermoedens van.
“Meisje liet voornamelijk seksueel wervend gedrag zien. Moest steeds lachen als met haar werd besproken hoe zij zich opstelt, of en met wie zij seksuele contacten had en wat daarvan het gevolg kon zijn. Ze heeft een slechte band met haar moeder. Haar vader is uit beeld. Bij dit meisje speelt LVB-problematiek en er is een vermoeden van persoonlijkheidsproblematiek. Het vermoeden is dat ze regelmatig blowt. Er is maandenlang schoolverzuim en ze geeft geen inzicht in waar ze is. Ze hangt in ieder geval rond in achterstandswijken 'buiten'. Ze heeft wisselende seksuele contacten met volwassen jongens en is wekelijks in discotheek voor 18+. Dit meisje van 13 jaar is in een jaar verandert van kind in een grofgebekte meid met veel makeup, decolleté en gaten in haar kleding. Ze gaf aan te vermoeden zwanger te zijn. Dit kon van 2 jongens zijn. Dit meisje zit nu gesloten (Jeugdbeschermingsmaatregel).”
3.4.2 BJz Zuid-Holland De belangrijkste problematiek die speelt bij de vermoedelijke slachtoffers is ‘multiproblematiek’ (39%). Daarnaast wordt ‘faseproblematiek’ (28%) en ‘zeer beïnvloedbaar’ genoemd (28%). Bij 6% van de slachtoffers wordt ‘eergerelateerd of strengreligieuze achtergrond’ genoemd. In de opmerkingen bij ‘multiproblematiek’ benoemen deelnemers dat er LVB-problematiek bij ouders speelt, moeder in de prostitutie werkt, ouders werkeloos zijn en dat de jongere teruggestuurd wordt naar het land van herkomst. In de toelichting bij ‘zeer beïnvloedbaar’ wordt genoemd dat de jongere zelf geen openheid geeft over de situatie, maar dat er vermoedens zijn dat de jongere onder emotionele druk seks heeft met een grote groep jongens. Een groot aantal van de vermoedelijke slachtoffers vertoont opvallend gedrag (78%), het meest genoemd hierin is ‘weglopen, nachten wegblijven’ (57%), ‘lage zelfwaardering, beïnvloedbaar’ (36%) en ‘durft/kan geen grenzen aangeven’ (36%).
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
“Het meisje is gediagnosticeerd met hechtingsproblematiek en een lichte verstandelijke beperking.”
16
Bij 84% van de vermoedelijke slachtoffers is er sprake van één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij opvalt dat ze allemaal ‘seksueel getinte telefoongesprekken voeren/hun geslachtsdelen aan onbekenden laten zien’. Bij de vormen van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag is bij bijna de helft van de vermoedelijke slachtoffers sprake van ‘seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen’ (9x) en ‘seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner’ (2x). Van de slachtoffers zijn er vijf betrokken bij criminele activiteiten (29%); bij drie zijn hier vermoedens van (18%).
3.5 Professioneel netwerk en hulpverlening 3.5.1 BJz Haaglanden In de meeste gevallen is het vermoedelijke slachtoffer niet besproken in het loverboycasusoverleg (86%), maar is er wel contact met de politie geweest. 23% heeft namelijk aangifte gedaan en 50% een melding. 45% heeft hulpverlening op het gebied van loverboyproblematiek ingezet en dan met name residentiële hulpverlening (80%). Opvallend is dat met name plaatsing in Jeugdzorgplus instellingen wordt genoemd als de ingezette hulp. Als er geen hulpverlening is ingezet, wordt als reden met name genoemd: men is aan de start van het hulpverleners traject; “Het is onduidelijk of er daadwerkelijk er is slechts sprake van vermoedens; sprake is van loverboyproblematiek. jongere is onvoldoende gemotiveerd of ontkent de Hiernaast is de pupil onvoldoende problematiek; gemotiveerd voor hulpverlening.” generalistische hulp ingezet. De hulp richt zich op de achterliggende problematiek. 41% geeft aan dat de hulpverlening in de regio ontoereikend is. Men geeft aan behoefte te hebben aan: specifieke opvang: in de regio, passende hulp/behandeling, zoals Asja, Jeugdzorgplus instellingen en open, sekse specifiek; specifieke individuele hulpverlening: hulpvraag gericht, laagdrempelig/naast het meisje staan, contact maken, werken aan eigenwaarde, intensieve hulp; ondersteuning professional: gespreksvoering met professionals. 3.5.2 BJz Zuid-Holland In de meeste gevallen is het vermoedelijke slachtoffer niet besproken in het loverboycasusoverleg (65%), maar is er wel contact met de politie geweest. 11% heeft namelijk aangifte gedaan en 50% een melding. 39% heeft hulpverlening op het gebied van loverboyproblematiek ingezet en dan met name residentiële hulpverlening (88%). Opvallend is dat met name plaatsing in Jeugdzorgplus instellingen wordt genoemd als de ingezette hulp. Als er geen hulpverlening is ingezet wordt als reden met name genoemd: generalistische hulp is ingezet: leefgroep, GGZ, pleegzorg, systeemgerichte hulp, hulp voor onderliggende problematiek. Zij nemen de zorgen mee in de behandeling; ontkenning bij jongere: de jongere ontkent de problematiek, de jongere weigert in gesprek te gaan, de hulpverlening heeft geen effect gehad door ontkenning. Relatie met loverboyvriendje is over; vermoedens bij professional: onderzoek moet nog starten, vermoedelijke dader niet bekend bij politie. Van de deelnemers geeft de helft (50%) aan dat het hulpaanbod in de regio ontoereikend is voor deze problematiek.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
17
Zij hebben behoefte aan: hulp en zelfbeschermingsmaatregelen na 18 jaar; meer categorale (specifiek op loverboyproblematiek gerichte) hulpverlening; meer mogelijkheden bij ambulante hulpverlening. Voorkeur om de jongere niet in een groep te plaatsen, maar in een gezin, vanwege de kwetsbaarheid van de jongere; aandacht voor LVB problematiek; ondersteuning aan professionals in gesprekstechnieken (zowel voor loverboyproblematiek als voor omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag) en in het versterken van samenwerkingsmogelijkheden.
3.6 Plegers 3.6.1 BJz Haaglanden De vier vermoedelijke plegers zijn drie meisje en één jongen van 17, 16 en 14 jaar. Bij alle vier is er sprake van vermoedens van aanzetten tot seksuele handelingen in ruil voor beloning. Bij twee vermoedelijke plegers zijn er vermoedens van aanzetten tot prostitutie. Als dwang wordt emotionele chantage/manipulatie en groepsdruk genoemd. Bij twee vermoedelijke plegers is er sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij alle vier zijn er vermoedens van betrokkenheid bij criminele activiteiten. Bij alle vier is sprake van opvallend gedrag, waarbij bij alle jongeren wordt genoemd dat ze (oudere) vrienden hebben in de criminele sfeer. Twee van de vier vertonen dominant gedrag, overschatten zichzelf. Als belangrijkste problematiek wordt zeer beïnvloedbaar, vroeg begonnen met crimineel gedrag en weinig inlevingsvermogen genoemd. 3.6.2 BJz Zuid-Holland Er is een pleger geregistreerd. Het gaat om een meisje van 17 jaar. Er zijn vermoedens dat zij jongeren aanzet tot seksuele handelingen in ruil voor een beloning. Ze is daarnaast betrokken bij diefstal en/of overvallen. Ook is er een vermoeden dat ze zelf slachtoffer is van loverboyproblematiek.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
18
4. Discussie
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de vragenlijst besproken.
4.1 Deelnemers In Haaglanden heeft 21% en in Zuid-Holland 17% van de benaderde maatschappelijk werkers gereageerd. Deze percentages komen overeen met opbrengsten van eerder uitgezette vragenlijsten. Dit jaar zijn maatschappelijk werkers persoonlijk per e-mail benaderd. De verwachting was dat er een hogere respons zou zijn dan in de peiling van 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012). Dit is niet het geval. Op dit moment is er een hoge werkdruk en veel onrust rondom de transitie, wat mogelijk de respons van de vragenlijst heeft benadeeld. Het is waarschijnlijk dat de maatschappelijk werkers met grote zorgen rondom loverboyproblematiek de vragenlijst wel hebben ingevuld, zodat zij hun zorgen over hun cliënt kenbaar kunnen maken. Het is goed mogelijk dat deelnemers die niet hebben gereageerd, op dit moment geen (grote) zorgen over een cliënt op dit vlak hebben, of geen jongeren in hun caseload hebben.
4.2 Vermoedelijke slachtoffers Bijna een kwart van de deelnemers heeft een vermoeden van een loverboyslachtoffer. In Haaglanden is bij 23% en in Zuid-Holland bij 22% van de deelnemers sprake van vermoedens van een loverboyslachtoffer. In de peiling bij BJz Haaglanden in 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) had 28% van de deelnemers (n = 88) zorgen over een loverboyslachtoffer (n = 25). Van de 22 vermoedelijke slachtoffers bij BJz Haaglanden is er bij een groot deel, namelijk 19 slachtoffers (86%), sprake van (n = 2) of vermoedens (n = 17) van seksuele handelingen in ruil voor een beloning. Bij ruim een kwart (n = 6), namelijk 27%, zijn er vermoedens van jeugdprostitutie. In de peiling van 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) was dit percentage 28% (n = 7). Bij BJz Zuid-Holland is bij 84% van de 19 vermoedelijke slachtoffers sprake van (n = 6) of vermoedens van (n = 10) seksuele handelingen in ruil voor een beloning en is er bij 37% van de vermoedelijke slachtoffers sprake van (n = 2), of zijn er vermoedens (n = 5) van jeugdprostitutie. Bij de vermoedelijke slachtoffers waarbij geen sprake is van vermoedens van seksuele handelingen in ruil voor een beloning, is er sprake van vermoedens van andere vormen van uitbuiting voor financieel gewin. Bijna alle slachtoffers zijn meisjes. Dit komt overeen met resultaten uit algemeen bekende profielen van loverboyslachtoffers (Tazelaar, 2012). 4.2.1 De uitkomsten in relatie met andere onderzoeken Comensha registreert landelijk slachtoffers van mensenhandel, waaronder gedwongen prostitutie. In 2011 (Nationaal rapporteur mensenhandel, 2013) zijn er 195 minderjarige slachtoffers van mensenhandel geregistreerd en in 2012 zijn er 278 slachtoffers van loverboys geregistreerd waarvan 104 minderjarigen (Comensha jaarverslag, 2012). Comensha merkt hierbij op dat niet alle jeugdzorg instellingen cijfers betreffende slachtoffers van mensenhandel aan hen doorgeven. Zij vermoeden dat e de werkelijke aantallen hoger liggen, aangezien meiden voor hun 18 verjaardag vaak al geworven worden. ‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
19
Tijdens de vooroverleggen voor de training en peiling, kwam bij BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland naar voren dat feitelijke slachtoffers worden gemeld bij Comensha door de politie. Zij zijn betrokken bij het casuïstiek overleg. Vaak is er echter sprake van zorgsignalen die met uitbuiting te maken kunnen hebben, maar die niet altijd concreet worden. Het 18- casuïstiekoverleg Haaglanden is nog in overleg met Comensha of ook deze vermoedelijke slachtoffers moeten worden geregistreerd. Van de 22 vermoedelijke slachtoffers van BJz Haaglanden en de 19 vermoedelijke slachtoffers van BJz ZuidHolland zullen hooguit enkelen bij Comensha zijn geregistreerd (zie paragraaf 4.5.1). Movisie (Deth, Repetur, & Storms, 2013) deed in zes jeugdzorg regio’s onderzoek en vond dat er in een periode van zes maanden tijd, bij 129 cliënten vermoedens waren van loverboyproblematiek. Hiervan waren 115 slachtoffers minderjarig. In 27 cases was er daadwerkelijk sprake van loverboyproblematiek en in 40 cases was er het vermoeden van loverboyproblematiek. In 58 cases speelde wat anders dan (vermoedelijke) loverboyproblematiek. Het aantal vermoedelijke slachtoffers per regio (n = 21,5) uit onderzoek van Movisie (Deth et al. 2013), komt overeen met de aantallen uit deze peiling. De aantallen van Movisie zijn echter gemeten over een periode van zes maanden en de aantallen van JSO over een periode van drie maanden. Jeugdzorginstellingen schatten het aantal slachtoffers van loverboys op ongeveer één tot vijf op jaarbasis per instelling (Verwijs, Mein, Goderie, Harreveld, & Jansma, 2011). De aantallen uit deze peiling en uit onderzoek van Movisie wijzen op een hoger aantal binnen de jeugdzorgsector dan eerder gemaakte schattingen, zeker als ook de vermoedelijke slachtoffers worden meegerekend. De aantallen en percentages vermoedelijke slachtoffers van de peilingen van 2013 en de peiling van 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) van JSO, lijken dichtbij elkaar te liggen. Nader onderzoek kan uitwijzen of de aantallen die variëren van 22 tot 25 vermoedelijke slachtoffers, representatief zijn voor de aantallen vermoedelijke slachtoffers op een moment bij BJz Haaglanden. En of deze aantallen op jaarbasis kunnen duiden op circa 94 vermoedelijke slachtoffers per jaar bij BJz Haaglanden. Dit jaar is de peiling voor het eerst uitgezet bij BJz Zuid-Holland. Er was daar dit jaar sprake van 19 vermoedelijke slachtoffers.
4.3 Relatie en dwang Bij BJz Haaglanden is de dader meestal het vriendje van het slachtoffer (57%), of behoort de dader tot de vriendengroep (43%). Bij BJz Zuid-Holland is de vermoedelijke dader even vaak het vriendje van het slachtoffer (39%) als het behoren tot de vriendengroep (39%). In beide regio’s worden de slachtoffers vooral onder druk gezet door middel van emotionele dwang (respectievelijk 71% en 60%) en/of manipulatie en groepsdruk (respectievelijk 38% en 22%). Ook is er sprake van lichamelijk geweld (respectievelijk 24% en 22%). Dit zijn ernstige vormen van onveiligheid voor kinderen. De onveiligheid van de emotionele dwang/manipulatie en van (seksueel) geweld, kan tot ernstige lichamelijke en psychische schade bij deze kinderen leiden en vraagt om een adequate aanpak. Echter het herkennen van groepsdruk of emotionele chantage is voor een beroepskracht niet altijd eenvoudig. Ook hebben beroepskrachten lang niet altijd zicht op wat er bij de jongere gebeurt op seksueel gebied. Tijdens de trainingen bleek dat beroepskrachten soms worstelen met de vrijwilligheid van jongeren. Enerzijds zien ze de seksuele uitbuiting, anderzijds hebben zij het idee dat de jongeren vrijwillig seksuele handelingen of prostitutie bedrijven. Seksuele handelingen in ruil voor een vergoeding of prostitutie, is seks met een extrinsieke motivatie. De intrinsieke motivatie om met die persoon seks te hebben staat niet centraal en schendt
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
20
daarmee de psychische en lichamelijke integriteit van de jongere (Frank et al., 2010). Niet weerbare jongeren raken daarmee nog verder uit contact met hun eigen grenzen. Deskundigheidsbevordering voor beroepskrachten kan helpen hen toe te rusten in het signaleren van emotionele dwang en in het adequaat in gesprek gaan en handelen bij vermoedens van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van jongeren.
4.4 Gedrag en problematiek Vermoedens van seksuele handelingen in ruil voor een beloning, en prostitutie, zijn besproken in paragraaf. 4.1. Als belangrijkste achterliggende problematiek van het slachtoffer wordt ‘multiproblematiek’ het meest genoemd. Dit speelt bij 50% van alle slachtoffers bij BJz Haaglanden en bij 39% van de slachtoffers bij BJz Zuid-Holland. Hier is sprake van multiproblematiek als gevolg van ernstige ouderproblematiek. In het geval van multiproblematiek is er sprake van problematiek op verschillende gebieden. Hier kan het gaan om verslaafde ouders, ouder(s) met (onbehandelde) psychiatrische problemen, vroege problemen in hechting (adoptie), pedoseksualiteit, criminaliteit, zwervende ouder(s) of structureel ernstige vormen van huiselijk geweld in het gezin. Na multiproblematiek wordt ‘zeer beïnvloedbaar’ vaak genoemd (respectievelijk 36% en 28%). Dit komt overeen met de signalen van opvallend gedrag die zijn genoemd. Naast de achterliggende problematiek vertonen bijna alle slachtoffers verschillende vormen van opvallend gedrag. Bij beiden BJz’s worden ‘lage zelfwaardering, beïnvloedbaar’ en ‘weglopen, nachten wegblijven’, ‘schoolverzuim/spijbelen’ en ‘durft/kan geen grenzen aangeven’ het meest genoemd. Dit komt overeen met de resultaten uit de peiling uit 2012 (de Groot & Tazelaar, 2012) waarbij ook veel vormen van opvallend gedrag van mogelijke slachtoffers werden genoemd. Ook vertonen de meeste vermoedelijke slachtoffers (respectievelijk 77% en 84%) één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij vaak ook zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals ‘seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen’ en ‘seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner’. Ook in 2012 kwam naar voren dat het kenmerkend voor de mogelijke slachtoffers was dat er vaak sprake was van meerdere vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij circa de helft van de vermoedelijke slachtoffers (respectievelijk 53% en 47%) is er sprake van, of zijn er vermoedens van criminele activiteiten. De achterliggende problematiek in combinatie met verschillende vormen van opvallend gedrag, verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, en eventuele vermoedens van crimineel gedrag, zijn belangrijke signalen voor hulpverleners bij het signaleren van loverboyproblematiek. Loverboyproblematiek kan een symptoom zijn van traumatische ervaringen in de jeugd. Volgens Fier Fryslan (Dijke, Lamers, Talhpout, Terpstra, Werson & de Wind, 2012) is kindermishandeling de belangrijkste risicofactor voor slachtofferschap van mensenhandel. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de problemen bij deze slachtoffers doorgaans al in de kindertijd begonnen en dat er sprake is van een doorgaande lijn van verwaarlozing, mishandeling en misbruik. De misbruikervaringen in het verleden van deze slachtoffers lijken een trigger voor problemen te zijn in hun huidige situatie. Ook onderzoek van Movisie (Deth et al., 2013) laat zien dat ‘multiproblematiek’ als belangrijkste problematiek het meest voorkomt. Van de bij hen in totaal 129 gemelde vermoedelijke slachtoffers voldeden 55 slachtoffers aan dit profiel.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
21
Een groot deel van de cliënten van BJz zullen in het bovengeschetste profiel van ‘multiproblematiek’ en ‘beïnvloedbaar’ passen. Er is echter lang niet altijd sprake van vermoedens van loverboyproblematiek. Deze achterliggende problematiek geeft het belang weer voor het preventief inzetten op versterken van de veilige gezinssituatie en op het vergroten van de weerbaarheid van kinderen. Ieder kind heeft behoefte aan een veilige haven, ouders/verzorgers die om hem/haar geven en er met liefde, zorg, aandacht en steun zijn voor het kind (Ainsworth, Bell, & Stayton, 1974; De Wolff & Van IJzendoorn, 1997). Kinderen die opgroeien in multiproblematische en onveilige thuissituaties hebben hierin vaak een gemis (Cyr, Euser, Bakermans-Kranenburg & van IJzendoorn, 2010). Door dit gemis zijn ze extra vatbaar voor onechte en onveilige vormen van aandacht en gezien worden. Het versterken van een veilige en liefdevolle thuissituatie lijkt daarmee een belangrijk ingrediënt in preventie van loverboyproblematiek.
4.5 Professioneel netwerk en hulpverlening 4.5.1 Casusoverleg en melding bij de politie In verreweg de meeste gevallen worden de vermoedens van loverboyproblematiek niet besproken in een specifiek casusoverleg (respectievelijk 86% en 65%). Wel is de politie in de meeste gevallen betrokken. Er is namelijk bij 50% een melding gedaan en bij respectievelijk 23% en 11% is er aangifte gedaan. Zoals in paragraaf 4.2 beschreven loopt melding bij Comensha via de politie en via het casusoverleg. Het is daarom onduidelijk bij hoeveel vermoedelijke slachtoffers er een registratie bij Comensha is gedaan. In overleg en tijdens de trainingen kwam naar voren dat de “Het (ex)vriendje van de jongere protocollen en routes naar casuïstiekoverleg niet in alle waarover zorgen zijn gemeld, is regio’s duidelijk zijn voor alle deelnemers. Vaak weet een niet bekend bij JzP met groot deel van de deelnemers wel bij wie ze terecht kunnen, zedendelicten. Het blijft bij maar zijn er geen protocollen of routes op intranet vermoedens.” beschikbaar. Als onderdeel van de ketenaanpak wordt in de Haagse regio een casusoverleg georganiseerd. Ook in de regio’s Holland Midden is er een casusoverleg onder regie van de GGD. In de andere regio’s van BJz Zuid-Holland wordt er naar aanleiding van de casus zelf een overleg met partners georganiseerd. Ook het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid geeft aan dat onder slachtoffers de aangiftebereidheid bij de politie laag is (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2012). Veel slachtoffers durven of willen zich niet bij de politie melden, omdat ze bang zijn of omdat ze zich verbonden voelen met de loverboy. Helpend hierin kan zijn dat niet alleen slachtoffers aangifte kunnen doen tegen een loverboy. Ook hulpverleners, familie, vrienden en ieder ander die weet dat een meisje slachtoffer is van een loverboy, kunnen dit doen. Daarnaast is sinds 1 april 2013 de strafmaat van het gronddelict mensenhandel verhoogd van 8 naar 12 jaar. In de Negende rapportage mensenhandel (Nationaal rapporteur mensenhandel, 2013) wordt ook benoemd dat het in Nederland aan een nationaal verwijzingsmechanisme ontbreekt. Volgens de rapporteur is het nodig dat er procesbeschrijvingen zijn, waarin de taken en verantwoordelijkheden van verschillende organisaties staan beschreven, met name waar het gaat om minderjarige slachtoffers. De rapporteur geeft aan dat vanaf het moment dat een situatie van loverboyproblematiek of mensenhandel wordt ontdekt, het duidelijk moet zijn wie wat voor het slachtoffer moet doen, en hoe. Ook in de regio Haaglanden en in de regio Zuid-Holland verdient het de aanbeveling om zowel binnen organisaties als regionaal, heldere procesbeschrijvingen te hebben bij loverboyproblematiek (zie paragraaf 5.4).
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
22
4.5.2 Hulpverlening Hulpverlening ingezet Iets minder dan de helft van de hulpverleners (45% BJZ Haaglanden, 39% BJz Zuid-Holland) heeft hulpverlening ingezet voor de slachtoffers. De meeste slachtoffers worden geplaatst in Jeugdzorgplus instellingen. In de peiling geven sommige maatschappelijk werkers aan handelingsonzeker te zijn in het geval van vermoedelijke slachtoffers ouder dan 18, waarbij er sprake is van een vermoeden van loverboyproblematiek. Een jongere wordt meestal geplaatst in Jeugdzorgplus instellingen met een machtiging van de kinderrechter. Een plaatsing kan tegen de wil van het slachtoffer in gebeuren. In de praktijk worden vermoedelijke slachtoffers van 17,5 jaar, rekening houdend met “Pupil geeft signalen af bij hun leeftijd en de behandeltermijn, niet meer in een Jeugdzorg hulpverlening en/of politie maar Plus instelling geplaatst. Met name het gedwongen karakter trekt deze ook weer in. Het is niet maakt de keuze voor plaatsing in een Jeugdzorgplus instelling duidelijk of er echt sprake is van controversieel. Het slachtoffer gaat vanuit een prostitutie of dat deze zorgsignalen afhankelijkheidsrelatie die gemerkt werd door dwang, naar een instrumentaal worden ingezet.” instelling waar zij gedwongen wordt te verblijven en mee te werken aan behandeling. Geen hulpverlening ingezet Een aanzienlijk deel van de maatschappelijk werkers geeft in de peiling aan (nog) geen hulpverlening in te zetten (respectievelijk 41% en 50%). Als opvallende redenen worden o.a. genoemd: men staat aan de start van het hulpverleners traject; er is sprake van vermoedens, men weet het niet zeker; jongere is onvoldoende gemotiveerd of ontkent de problematiek; generalistische hulp ingezet: de hulp richt zich op de achterliggende problematiek. Eén van de redenen die genoemd word door beide Bureaus Jeugdzorg, is ontkenning van de problematiek door de jongere. De jongere weigert op de inhoud om in gesprek te gaan. Ook wordt genoemd dat eerdere hulpverlening geen effect heeft gehad door ontkenning van de problematiek. Onderzoek van Bovenkerk (2004) laat zien dat getraumatiseerde en kwetsbare meisjes met seksualiserend gedrag, de aandacht van mannen trekken en verslaafd raken aan hun aandacht. Ze raken relatieverslaafd. Bovenkerk benadrukt dat er naast de aandacht voor het slachtofferschap en daderschap van loverboyproblematiek, ook aandacht “De achterliggende problematiek is moet zijn voor de onderliggende afhankelijkheidsrelatie. KOPP, dus daarop is ingezet met Door de relatieverslaving zijn een deel van de als doel haar weerbaarder te maken slachtoffers er van overtuigd dat zij niets tegen hun zin en haar zelfvertrouwen te doen en hebben hulpverleners te maken met de vergroten.” ingewikkelde situatie dat slachtoffers van loverboyproblematiek zichzelf niet zien als slachtoffer. Deskundigheidsbevordering waarin gespreksvoering een belangrijk onderdeel uitmaakt biedt beroepskrachten handvatten in de omgang met slachtoffers. Behoefte hulpaanbod Uit de peiling blijkt dat de maatschappelijk werkers van beiden BJz’s behoefte hebben aan meer diversiteit in het hulpaanbod voor slachtoffers van loverboyproblematiek.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
23
Zij geven hierbij het volgende aan: specifieke, categorale opvang: in de regio, passende hup/behandeling, zowel Jeugdzorgplus als open, sekse specifiek; hulp en zelfbeschermingsmaatregelen na 18 jaar; meer mogelijkheden bij ambulante hulpverlening. Voorkeur om het slachtoffer niet in een groep te plaatsen, maar in een gezin, vanwege de kwetsbaarheid van het slachtoffer; aandacht voor loverboyproblematiek bij jongeren met een licht verstandelijke beperking; ondersteuning aan professionals in gesprekstechnieken (zowel voor loverboyproblematiek als voor omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag) en in het versterken van samenwerkingsmogelijkheden. Uit een inventariserend onderzoek van JSO (2011) in de Haagse regio, bleek dat de instellingen in deze regio verschillende projecten hebben ontwikkeld op het gebied van preventie en Pilot geschikte opvang deskundigheidsbevordering. Het hulpaanbod richt “Al een aantal jaar is er discussie over de opvang zich voornamelijk op preventie. Er is geen specifieke van minderjarige slachtoffers van mensenhandel. (categorale) opvang voor slachtoffers. Slachtoffers De meningen zijn verdeeld over de vraag of van loverboyproblematiek kunnen wel residentieel aparte, gespecialiseerde opvang nodig is voor worden opgevangen (generieke opvang). deze doelgroep of dat het generieke aanbod voldoet. Recentelijk hebben drie instellingen, te
De vraag of aparte, gespecialiseerde (categorale) opvang nodig is voor deze doelgroep of dat het generieke aanbod voldoet, heeft ook landelijk bij de Rijksoverheid de aandacht. Onderzoek van VerwijJonker (2012) bevestigd namelijk dat de meeste instellingen voor jeugdzorg en -opvang landelijk, geen specifiek beleid en geen specifiek hulpaanbod hebben voor slachtoffers van loverboys. JeugzorgPlus werkt vanuit maatwerk voor elke individuele jongere: één kind, één plan, één traject.
weten de jeugdzorgvoorziening Horizon, opvanginstelling Fier Fryslân en de Stichting Humanitas, de intentie uitgesproken om een pilot voor drie jaar te starten met categorale opvang en specialistische begeleiding voor minderjarige slachtoffers van binnenlandse mensenhandel. Aan de basis van deze samenwerking ligt de gedachte dat de drie verschillende organisaties elkaar kunnen versterken in de opvang en behandeling van deze kwetsbare groep. Ervaringen binnen deze pilot moeten ook worden
In de Rijksbrede Aanpak Loverboyproblematiek gedeeld met andere jeugdzorginstellingen (2012) worden er maatregelen ingezet voor het teneinde deze meisjes een betere bescherming te verbeteren van de zorg voor en de bescherming van geven, revictimisatie te voorkomen en de slachtoffers van loverboys. De rijksoverheid geeft aangiftebereidheid onder slachtoffers ook in hierin aan dat er in het (recente) verleden veel andere regio's te verhogen.” rapporten en onderzoeken verschenen over de (http://www.defenceforchildren.nl/p/1/3258/mo233 opvang en behandeling van slachtoffers van -m80/wat-is-een-pooierboy%3F) loverboys en dat hieruit naar voren komt dat er weinig bekend is over de effectiviteit van interventies die worden ingezet. Om een goed beeld te krijgen van het huidige hulpaanbod aan loverboyslachtoffers, en van werkzame onderdelen hiervan, voert het Verwey-Jonker Instituut in het najaar van 2013 een voorstudie uit naar de effectiviteit van interventies en programma’s voor behandeling van loverboyslachtoffers. De resultaten hiervan worden in de loop van 2014 bekend.
4.6 Plegers Net als in de peiling van 2012 worden er weinig plegers geregistreerd (respectievelijk n = 4 en n = 1). Opvallend is dat er onder de vijf vermoedelijke plegers vier meisjes zijn.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
24
Het is goed mogelijk dat plegers niet vaak met Bureau Jeugdzorg in aanraking komen. Vaak zijn loverboys tussen de 20 en 30 jaar; deze groep is niet in beeld bij Bureau Jeugdzorg.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
25
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
26
5. Aanbevelingen
In dit hoofdstuk zijn de aanbevelingen uit deze peiling beschreven. Jaarlijkse peiling in aangepaste vorm Een peiling geeft een beeld van de aard en omvang van loverboyproblematiek bij BJz. De uitkomsten geven aanknopingspunten voor de hulpverlening en beleid. Door een jaarlijkse peiling komen de omvang, de achterliggende problematiek, de signalen en de ingezette hulpverlening in beeld. Ook kunnen door een jaarlijkse peiling veranderingen in de aanpak van de loverboy of veranderingen in de aard van de problematiek worden gesignaleerd en kan daarop worden geanticipeerd. Daarnaast zet het invullen van de vragenlijst de medewerkers van BJz aan tot denken over deze problematiek en de slachtoffers en/of plegers in hun caseload. Bewustwording en bewust blijven helpt mederwerkers om sneller te signaleren, in actie te komen en in actie te blijven. Op dit moment worden vanwege de transitie van de jeugdzorg, de taken van BJz ondergebracht bij gemeenten. Juist bij deze herstructurering is het van belang dat continuering van de ontwikkeling van expertise en het behoudt van de huidige expertise ook in de nieuwe structuur geborgd wordt zodat versnippering en verdwijnen van expertise wordt voorkomen. Centrumgemeenten krijgen hiermee een extra verantwoordelijkheid. Met de verschillende partners kan worden bekeken hoe een jaarlijkse peiling in aangepaste vorm in de nieuwe structuur kan plaatvinden. Deskundigheidsbevordering loverboyproblematiek en omgaan met seksueel gedrag Loverboyproblematiek en seksueel grensoverschrijdend gedrag is moeilijke problematiek, die specifieke vaardigheden van maatschappelijk werkers vraagt. Deskundigheidsbevordering is wenselijk om handelingsverlegenheid bij professionals te voorkomen (Commissie-Samson, 2012). Deskundigheidsbevordering helpt professionals om loverboyproblematiek te herkennen, te handelen en bespreekbaar te maken met de cliënt, ook als de cliënt de problematiek ontkent of bagataliseerd. Ondersteun beroepskrachten Ondersteuning van beroepskrachten, die werken met risicojongeren, in het signaleren van diverse signalen van loverboyproblematiek. Deze bevindingen bevestigen bestaande literatuur op het belang van oog voor signalering op meerdere gebieden, op meerdere aspecten van het gedrag en op het leefgebied van de jongere. Door in een vroegtijdig stadium signalen van opvallend gedrag, seksueel grensoverschrijdend gedrag en criminaliteit op te pikken en met name voor jongeren uit gezinnen waar multiproblemproblematiek speelt, kan er eerder op signalen van vermoedelijke loverboyproblematiek worden geanticipeerd. Mogelijk worden zwaardere vormen van loverboyproblematiek hiermee voorkomen. Ondersteuning van beroepskrachten kan bijvoorbeeld in de vorm van deskundigheidsbevordering, in de vorm van aandachtsfunctionarissen die een coachende rol hebben en door de casuïstiek bespreken in een multidisciplinair team. Inzicht in mogelijke interventies, hulpverlening en methodieken Maatschappelijk werkers gaven in de peiling en tijdens trainingen aan dat de juiste hulpverlening niet altijd beschikbaar is voor slachtoffers. Momenteel is onduidelijk welke programma’s en methodieken bij welke gradaties van seksueel grensoverschrijdend gedrag en loverboyproblematiek kunnen worden ingezet en waar lancunes in de beschikbare hulpverlening zijn. Inzicht in beschikbare en passende hulpverlening biedt gemeentes inzicht in de benodigde inkoop van hulpverlening. Goed inzicht in beschikbare en passende hulpverlening biedt maatschappelijk werkers handelingsperspectief na het signaleren van vermoedelijke loverboyproblematiek. Er is behoefte aan antwoord op vragen als: welke interventies zet je in bij deze cliënten? Wat zijn de mogelijke interventies, hulpverlening en ‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
27
methodieken bij verschillende gradaties van seksueel grensoverschrijdend gedrag en loverboyproblematiek? Waar zijn lancunes in de hulpverlening en welke hulp zou wenselijk zijn voor deze slachtoffers? Hoe kan een gemeente de inkoop van de hulpverlening zo goed mogelijk op deze problematiek afstemmen? Inzicht in mogelijke interventies en voldoende passende interventies verbeteren de hulpverlening aan slachtoffers en verminderen handelingsverlegenheid bij proffessionals. Organiseer een expertmeeting met hulpverleners en een expertmeeting met gemeenten De behoefte aan aparte, gespecialiseerde (categorale) opvang leeft onder maatschappelijk werkers van BJz. Een verdere verkenning of dit nodig is voor slachtoffers van loverboyproblematiek, of dat het generieke aanbod voldoet, kan hier meer inzicht in bieden. Hulpverleners kampen met het dillemma dat loverboyproblematiek vaak symptoomproblematiek is van achterliggende problematiek (zoals multiproblematiek). Idealiter richten zij de hulpverlening zowel op de symptoomproblematiek (categorale hulpverlening) als op de achterliggende problematiek (generieke hulpverlening). Naar aanleiding van deze peiling wordt aanbevolen om deze discussie tijdens een expertmeeting lokaal tussen jeugdzorginstellingen te voeren. Hierin kan de balans tussen aandacht voor de achterliggende problematiek, zoals multiproblematiek en zeer beïnvloedbaar, en de symptoom-loverboyproblematiek, een belangrijke plek krijgen. Heldere mogelijkheden voor hulpverlening en interventies verminderen handelingsverlegenheid bij professionals. Met de transitie van de jeugdzorg worden gemeenten verantwoordelijk voor de juiste inkoop van de jeugdhulpverlening. De discussie over de wensen voor hulpverlening zou daarom ook met gemeenten gevoerd moeten worden in een bijeenkomst. Ontwikkel een procesbeschrijving loverboyproblematiek, zowel regionaal als op organisatieniveau Per regio verschilt de contactpersoon, route en mogelijkheid tot casuïstiek overleg. Een route met taken, verantwoordelijkheden, contacpersonen, tips en mogelijkheden voor hulpverlening, schept duidelijkheid voor alle partners over de stappen die zij moeten nemen en de verantwoordelijkheden van henzelf en anderen, en bevordert daarmee snel en adequaat handelen.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
28
6. Geraadpleegde bronnen Ainsworth, M. D. S., Bell, S. M., & Stayton, D. F. (1974). Infant-mother attachment and social development: Socialization as a product of reciprocal responsiveness to signals. In M. P. Richards (Ed.), The integration of a child into a social world (pp. 99–135). New York, NY: Cambridge University Press Bovenkerk, F.M., San, M. van, Boone, M., Boekhout van Solinge, T & Korf, D.J. (2006). Loverboys of modern pooierschap. Amsterdam: Augustus Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) (2012). Handreiking aanpak loverboys problematiek Comensha jaarverslag, 2012. http://mensenhandel.nl/jaaroverzicht2012/#/33/zoomed Commissie-Samson (2012). Omringd door zorg, toch niet veilig. Amsterdam: Boom Cyr, C., Euser, E.M., Bakermans-Kranenburg, M.J. & Van IJzendoorn, M.H. (2010). Attachment security and disorganization in maltreating and high-risk families; A series of meta-analyses. Development and Psychopathology 22, 87-108 De Wolff, M. S., & Van IJzendoorn, M. H. (1997). Sensitivity and attachment: a meta-analysis on parental antecedents of infant attachment. Child Development, 68, 571-591 Garnier, W. (2009). Inventarisatie van (dader)preventie in Nederland bij de aanpak van loverboyproblematiek in Nederland Groot, R. de, Tazelaar, W. (2012). Verslag pilot inventarisatie loverboyproblematiek Haaglanden. Gouda, JSO Deth, A. van, Repetur, L. & Storms, O. (2013). Registratie Slachtoffers loverboys in de jeugdsector. Utrecht: Movisie Dijke, A. van, Lamers, F., Talhpout, M., Terpstra, L., Werson, S., & Wind, A. de (2012). Wie zijn de meiden van Asja? De gang naar de jeugdprostitutie. Fier Fryslan Dijke, A. van & Terpstra, L. (2005). Loverboys: Feiten en cijfers. Een quick scan. Amsterdam: SWP Dijke, A., Terpstra, L. Berger, M. & Geurts, E. (2006). De betovering verbroken. SWP Frans, E., Franck, T. en Janssens, K. (2010). Vlaggensysteem. Sensoa en Movisie, Garant Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2013. Basismodel, meldcode huiselijkgeweld en kindermishandeling. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ministerie van VJ, Ministerie van OCW & Ministerie van VWS (2011). Rijksbrede aanpak loverboyproblematiek, actieplan 2011-2014. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap & Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Nationaal rapporteur mensenhandel (2013). De Negende rapportage mensenhandel. Amersfoort Tazelaar, W. (2011). Loverboyproblematiek in Jeugdzorginstellingen, Inventarisatie van de problematiek in Haaglanden en de wijze van registreren. Gouda, JSO Tazelaar, W. (2012). Factsheet Loverboyproblematiek. Gouda, JSO Verwijs, R., Mein, A., Goderie, M., Harreveld, C., & Jansma, A. (2011). Loverboys en hun slachtoffers. Inzicht in aard en omvang problematiek en in het aanbod aan hulpverlening en opvang. Utrecht: Verwey Jonker Instituut
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
29
Geraadpleegde internetsites www.bewareofloverboys.nl www.bureaujeugdzorg.info www.fierfryslan.nl www.defenceforchildren.nl www.jso.nl www.jeugdprostitutie.nl www.jeugdprostitutie.nu www.jeugdzorgplus.nl www.lover-boy.nl www.movisie.nl www.politie.nl www.rijksoverheid.nl www.rotterdam.nl/campagne_loverboys www.scharlakenkoord.nl www.seksueelgeweld.info Achtergrond informatie gradaties Vlaggensysteem: www.sensoa.be
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
30
Bijlage 1: Het Vlaggensysteem
Seksueel grensoverschrijdend gedrag bij kinderen en jongeren roept zorg op. Niet alleen bij opvoeders maar ook bij professionals. Sensoa ontwikkelde samen met MOVISIE een methodiek om seksueel gezond én seksueel grensoverschrijdend gedrag van kinderen en jongeren te duiden en bij te sturen. Deze methodiek noemt men het Vlaggensysteem. Hoe werkt het Vlaggensysteem? Het Vlaggensysteem is een theoretisch onderbouwde en in de praktijk uitgeteste pedagogische interventie. Het systeem bevat een zestal criteria voor seksueel gezond én seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze criteria zijn: wederzijds toestemming: beide partijen hebben duidelijk toestemming gegeven voor het gedrag; vrijwilligheid: alle betrokken zijn vrij van dwang of verleiding in een seksuele interactie; gelijkwaardigheid: de partijen zijn voldoende gelijkwaardig; ontwikkelingsadequaat: het gedrag komt overeen met wat van kinderen van die leeftijd wordt beschreven in de wetenschappelijke onderzoeksliteratuur; contextadequaat: de context laat dit gedrag toe; zelfrespecterend: het gedrag is niet zelfbeschadigend of vernederend voor het kind. Met behulp van deze criteria toetst een professional of het gesignaleerde gedrag passend is voor het kind of de jongere in kwestie. Het Vlaggensysteem zet de criteria op een rij en koppelt dit aan een gekleurde vlag. Groene vlag: gezond seksueel gedrag en experimenteergedrag Gele vlag: licht grensoverschrijdend gedrag Rode vlag: ernstig grensoverschrijdend gedrag Zwarte vlag: zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag Daarbij krijgt de professional handvatten om het gedrag te bespreken en te beïnvloeden. Bij elk type gedrag (groen, geel, rood, zwart) hoort een aangepaste pedagogische reactie. Bij een groene vlag wordt er niet of positief gereageerd, bij een gele vlag wordt er gewaarschuwd of begrensd, bij een rode vlag gaat men verbieden, en bij een zwarte vlag straffen of ingrijpen.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
31
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
32
Bijlage 2: Vijf profielen van slachtoffers van loverboys
(De betovering verbroken, 2006) Profiel 1 = Fase problematiek Puberteit staat voor eigen autonomie vergroten. Afzetten tegen ouders hoort daarbij. Deze groep heeft geen zwaar achterliggende problematiek maar heeft een fout vriendje op een zeer kwetsbaar moment ontmoet. Wie? Meisjes met heftig pubergedrag. Profiel 2 = Zeer beïnvloedbaar Door verschillende redenen is deze jongere extra beïnvloedbaar. Dat kan een brusje (broertje of zusje van kind met handicap) zijn, een licht verstandelijk beperkte jongere, een jongere met een afhankelijkheidsstoornis in ontwikkeling of/en is naïef als gevolg van over beschermde opvoeding (door religie, taboe seksualiteit, cultuur, type ouder, etc.) Profiel 3 = Getraumatiseerd De grenzen van dit kind zijn vóór de loverboy al ernstig overschreden. De jongere is ernstig getraumatiseerd. Wie? Kind heeft seksueel misbruik/geweld meegemaakt, huiselijk geweld, onveilige hechting, andere traumatische gebeurtenissen, een ama (alleenstaande minderjarige asielzoeker). Profiel 4 = Multiproblematiek Ouders (en dus kind) hebben op verschillende gebieden langdurige problemen en kinderen zijn daar ernstig de dupe van. Wie? Kind met verslaafde ouders, ouder met (onbehandelde) psychiatrische problemen, vroege problemen in hechting (adoptie), pedoseksualiteit, criminaliteit, zwervende ouder(s), structureel ernstige vormen van huiselijk geweld in gezin e.d. Profiel 5 = Eergerelateerd Kinderen uit gezinnen waarin eer collectief wordt geïnterpreteerd en boven individuele vrijheid staat.
‘Peiling loverboyproblematiek BJZ Haaglanden en BJZ Zuid-Holland 2013’ JSO
33