Aan de besturen van - verzorgingshuizen - overige instellingen voor ouderenzorg en de zorgkantoren
Utrecht, Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Behandeld door: Doorkiesnr: Fax: E-mail: Onderwerp:
23 november 2000 LA/ih/II/145/146/147/00/4c mevr. L.A.E.P.M. van der Avoird 030 296 82 07 030 293 57 46 Productieafspraken 2001 en indieningtermijn Voorschot voor de nominale aanpassing van de budgetten 2001 Werkdrukmiddelen 2001 Aanpassing tarieven 2000 wachtlijstmiddelen (extramurale zorg) Rentenormering Berekening herallocaties
Geachte heer/mevrouw 1.
ALGEMEEN
In deze circulaire wil het CTG u informeren over een aantal actuele onderwerpen. Het betreft hier wijzigingen in de procedure voor het indienen van productieafspraken 2001 als gevolg van de overgang per 1 januari 2001 van de verzorgingshuizen naar de WTG, het voorlopige schema voor de budgetten 2001, aanpassing van tarieven 2000 wachtlijstmiddelen, uitleg over de rentenormering en informatie over berekening van de herallocaties. 2.
PRODUCTIEAFSPRAKEN 2001 EN INDIENINGTERMIJN
In verband met de overgang naar de WTG per 1 januari a.s. is de procedure voor het indienen van de productieafspraken 2001 gewijzigd. De belangrijkste veranderingen zijn: − Het formulier productieafspraken 2001 moet voor 1 maart 2001, door zorgkantoor en instelling ondertekend, bij het CTG worden ingediend. Het is dus niet langer nodig om gelijktijdig een formulier naar het CTG en zorgkantoor te sturen. Wij willen u bij deze dan ook dringend verzoeken om te zijner tijd alleen het door beide partijen ondertekende formulier bij het CTG in te dienen. − In tegenstelling tot voorgaande jaren is het niet meer nodig om voor 1 december 2000 door middel van een ondertekend voorblad van het productieafsprakenformulier een verzoek voor subsidie voor 2001 bij het CTG in te dienen. De bevoorschotting vanaf 1 januari 2001 wordt door het CAK in overleg met het zorgkantoor en CVZ geregeld. U wordt daarover nog nader geïnformeerd door de betrokken partijen.
2 circulairenummer: II/145/146/147/00/4c
− Het productieafsprakenformulier zelf, dat naar verwachting in week 49 naar het veld zal worden verstuurd, zal ten opzichte van voorgaande jaren op een aantal plaatsen gewijzigd worden. Het onderdeel mutaties in de kapitaalslasten is komen te vervallen. Voor zover bij instellingen gedurende 2001 sprake is van een substantiële wijziging in de kapitaalslasten ten opzichte van de voor het jaar 2000 goedgekeurde kapitaalslasten, bijvoorbeeld door het in gebruik nemen van nieuwe investeringen, dan kunnen instelling en zorgkantoor samen hiervoor een aparte aanvraag indienen bij het CTG. Een dergelijke aanvraag dient voorzien te zijn van een onderbouwing van de aangevraagde mutatie en vergezeld te gaan van de goedkeuring voor de betreffende investering van het zorgkantoor c.q. het College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Bij niet substantiële wijziging in de kapitaalslasten wordt u verzocht de mutaties via de nacalculatie 2001 te laten verlopen. − In het formulier zal ook niet langer de mogelijkheid geboden worden tot het opvoeren van kosten i.v.m. (tijdelijke) sluiting en/of capaciteitsreductie. Voor zover in 2001 sprake is van doorlopende kosten wegens sluiting en/of capaciteitsreductie als gevolg van de provinciale plannen 1997-2000 dan kunnen instelling en zorgkantoor hiervoor een aparte, op basis van besluitvorming van het voormalig overheidsorgaan onderbouwde aanvraag bij het CTG indienen. Sluitingen en permanente capaciteitsreducties vanaf 2001 die niet in de provinciale plannen waren opgenomen vallen met ingang van 2001 onder de werking van de WZV en worden beoordeeld door het College sanering zorgvoorzieningen. De gevolgen van tijdelijke capaciteitsreducties bij instellingen waar een gedeelte van de plaatsen niet bezet is wegens renovatie kunnen binnen de WTG-budgettering worden opgevangen. − Verder is ten opzichte van vorig jaar de post Kosten a fonds perdu/lumpsum vervallen. Binnen de regelgeving van WTG en WZV zijn dit soort kosten niet toegestaan. Eveneens vervallen is de post Overige baten en lasten. Deze post hoort binnen een grotendeels genormeerd budget niet als een nacalculeerbare post thuis. − Onderdeel van het productieafsprakenformulier zal, conform de Beleidsregel wachtlijstmiddelen 2000, de voorlopige nacalculatie zijn op de realisatie van de in het kader van deze beleidsregel afgesproken aanvullende productie over het jaar 2000. − Tevens zal in het productieafsprakenformulier 2001 een deel gewijd zijn aan productieafspraken op grond van de bestedingsplannen 2001 (inclusief wachtlijstmiddelen). 3.
VOORSCHOT VOOR DE NOMINALE AANPASSINGEN VAN DE BUDGETTEN 2001
In de eerste rekenstaat 2001 zal voor zowel de genormeerde personele als de materiële kosten en de genormeerde afschrijvingskosten inventarissen en computerapparatuur een voorlopige trendmatige aanpassing worden opgenomen van 3%. 4.
VERDELING WERKDRUKMIDDELEN 2001
Evenals in 2000 het geval was, is voor het jaar 2001 voor de sector verzorgingshuizen een bedrag van ƒ 44,1 miljoen beschikbaar voor de verlichting van de werkdruk. Gezien het feit dat het om hetzelfde bedrag gaat als in 2000 heeft het secretariaat voorgesteld om voor de plaatsen duurzaam verblijf dezelfde toeslagen te hanteren. Dit betekent dat voor de eerste 25 plaatsen een toeslag van ƒ 360,26 en voor de overige plaatsen een bedrag van ƒ 336,09 beschikbaar wordt gesteld. De opslagpercentages voor flankerend ouderenbeleid en reikwijdte/extramurale zorg zijn nog niet bekend. Gezien de groei van deze zorgfuncties mag verwacht worden dat de opslagpercentages ten opzichte van de opslagpercentages 2000 wat lager uit zullen vallen.
3 circulairenummer: II/145/146/147/00/4c
Het totaal van de werkdrukmiddelen per plaats duurzaam verblijf in de rekenstaten 2001 kan als volgt berekend worden: Werkdrukmiddelen 2000 (incl. OVA 2000) Inkoopkorting 2000 (incl. OVA 2000) Werkdruk 2001 Inkoopkorting 2001
plaatsen < 26 ƒ 374,78 ƒ 144,26 ƒ 360,26 ƒ 138,67
Totaal
ƒ 1.017,97
plaatsen > 25 ƒ 349,63 ƒ 144,26 ƒ 336,09 ƒ 138,67 ƒ 968,65
Hierop dient het plan voor werkdrukverlichting te worden gebaseerd. Wij wijzen erop dat evenals in 1999 er voor instellingen die af moeten bouwen de werkdrukmiddelen in mindering worden gebracht op het herallocatiebedrag. Deze instellingen dienen voor het werkdrukplan alleen rekening te houden met de inkoopkorting middelen. 5.
AANPASSING TARIEVEN 2000 WACHTLIJSTMIDDELEN (EXTRAMURALE ZORG)
In verband met de definitieve trendmatige aanpassing van de maximumtarieven 2000 voor de thuiszorg worden de maximumtarieven voor de extramurale zorg zoals opgenomen in de Beleidsregel aanvullende productieafspraken in verband met de wachtlijstmiddelen 2000 eveneens gewijzigd. De nieuwe maximumtarieven zijn: Zorg bij de zorgvrager thuis (extramurale zorg) per uur Huishoudelijke verzorging (HVZ) per uur Verzorging (VZ) per uur Gespecialiseerde verzorging (GVZ)
6.
Prijspeil 2000 (definitief) maximaal ƒ 48,10 maximaal ƒ 63,20 maximaal ƒ 80,90
RENTENORMERING
Met onze circulaire van 1 november 2000, kenmerk TY/yb/A/00/11c, werd u geïnformeerd over de Beleidsregel rente. Het CTG hecht eraan om nogmaals te benadrukken dat deze beleidsregel met ingang van 1 januari 2001 weliswaar formeel voor de verzorgingshuizen van toepassing zal zijn, maar dat voor het jaar 2001 nog volledig nacalculatie plaats zal vinden op de rentekosten. De volledige nacalculatie betreft zowel de rentekosten voor kort als voor lang krediet. Wij verwijzen over nadere informatie voor de bepalingen wat betreft de normering van het korte krediet, met name voor rechtspersonen waar zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen onder ressorteren, naar onze circulaire van 10 juli 2000, kenmerk AP/eh/II/145/146/14700/2c. Door de beleidsregel formeel ook van toepassing te laten zijn voor de verzorgingshuizen kunnen instellingen die in 2001 nieuwe leningen aangaan die geborgd zijn bij het Waarborgfonds zorg, via de nacalculatie voor de betreffende leningen aanspraak doen gelden op de opslag van 0,75% op de normrente. Hiermee te behalen voordeel kan door de instelling worden behouden. Eveneens geldt dat bij conversie van bestaande leningen het CTG gedurende de resterende rentevaste periode de "oude" rentevoet blijft incalculeren. Hiervoor geldt overigens een maximumperiode van vijf jaar. Voor alle duidelijkheid: zowel de te betalen boeterente als de rente inclusief de opslag van 0,75% van de nieuwe lening dienen uit de, op basis van de oude rentevoet nacalculeerbare rentekosten te worden gedekt. Het conversievoordeel komt aldus ten goede aan de instelling. Na de rentevaste periode (maximaal vijf jaar) van de oude lening wordt de rente ingecalculeerd overeenkomstig de normrente inclusief de opslag van 0,75%, die gold op het moment (=normbepalende datum) waarop de nieuw lening werd afgesloten.
4 circulairenummer: II/145/146/147/00/4c
Voor de goede orde wijzen we erop dat instellingen kunnen kiezen voor nacalculatie op het niveau van de beherende rechtspersoon of op het niveau van de individuele instellingen. Indien gekozen wordt om na te calculeren op het niveau van de beherende rechtspersoon, dan geldt dat de volledige nacalculatie niet plaats kan vinden als voor een of meerdere instellingen volgens de voor die sector geldende beleidsregels sprake is van volledige normering en/of budgettering van de rentekosten. Intrest-egalisatierekening annuïteiten leningen Naar aanleiding van vragen uit het veld informeren wij u dat deze egalisatierekening in de normeringberekeningen kan worden opgenomen onder de immateriële activa. Voor de WTG-sectoren gold tot 1 januari 1996 de regel dat de incalculeerbare rentekosten voor dit soort leningen werden berekend door de jaarannuïteit te verminderen met de fictieve lineaire aflossing van de met de betreffende lening gefinancierde activa. Het verschil tussen de werkelijke betaalde en de incalculeerbare rente werd gedurende de eerste helft van de looptijd van de lening op de intrest-egalisatierekening bijgeboekt. Nadat het omslagpunt was bereikt, dat wil zeggen het punt waarop de werkelijk betaalde rente lager werd dan de incalculeerbare rente, werd het verschil afgeboekt van de egalisatierekening. Met de invoering per 1 januari 1996 van de renteprotocollering c.q. rentenormering voor de WTG-sectoren is deze regeling afgeschaft. De instellingen kregen vanaf dat moment de werkelijke betaalde rentekosten nagecalculeerd. Daarnaast werden als extra rentekosten ingecalculeerd afschrijvingskosten op de egalisatierekening op basis van 10% van de stand van deze rekening per ultimo 1995. Indien de resterende looptijd van de lening korter was dan tien jaar, werd de afschrijving berekend over die kortere periode. Verzorgingshuizen die in het verleden een intrest-egalisatierekening op basis van de hierboven beschreven procedure hebben opgebouwd, kunnen met ingang van 1 januari 2001 in overleg met het betrokken zorgkantoor en onder voorbehoud van het gestelde in de Beleidsregel rente de vanaf 1 januari 1996 door de overige WTG-sectoren gevolgde methode volgen. 7.
BEREKENING HERALLOCATIES
Naar aanleiding van vragen uit het veld over de berekening van de herallocatie in de rekenstaten verwijzen wij u naar de uitgebreide toelichting die door het CTG bij de eerste rekenstaten 1999 was gevoegd, alsmede naar de toelichting die was gevoegd bij de rekenstaat 1999 waarin het advies van het adviserend overheidsorgaan over het budget 1999 was opgenomen. Met deze toelichtingen (zie bijlage 1 en 2) en de onderbouwing van het herallocatiebedrag zoals vermeld in de rekenstaten 1999 zelf, kan het herallocatiebedrag door de instellingen zelf worden berekend. In het voorjaar 2000 zijn de rekenstaten 1999 aangepast als gevolg van de verdeling van de werkdrukmiddelen 1999 per 1 juni 1999 en het opnemen van de broodmaaltijden en bewassing in de budgetten per 1 juli 1999. In onze circulaire van 14 maart 2000 kunt u teruglezen wat het effect hiervan op het herallocatiebedrag 1999 is geweest. Herallocatietraject. Zoals bekend zal met ingang van 2001 gestart worden met het herallocatietraject. Instellingen waarvoor geldt dat het af te bouwen herallocatiebedrag 1999 meer dan 10% bedraagt van het normbudget 1999 voor de personele, materiële en afschrijvingskosten inventarissen en computerapparatuur en –programmatuur, zullen met dit traject te maken krijgen. Het af te bouwen bedrag bedraagt daarbij de eerste vijf jaren maximaal 0,5% van het normbudget 1999. In de jaren 5 tot en met 10 wordt maximaal 1% afgebouwd. Wij verwijzen u voor meer informatie naar de Beleidsregel herallocatie normatieve budgettering zoals die op 27 december 1999 aan u is toegezonden. In de bijlagen 3 en 4 bij deze circulaire treft u een tweetal rekenvoorbeelden aan van de wijze waarop de berekeningen in de rekenstaten 2001 en verdere jaren zullen worden verwerkt.
5 circulairenummer: II/145/146/147/00/4c
Voor instellingen die mogen groeien, zal het jaarlijks te groeien bedrag berekend worden op basis van de vrijval die plaatsvindt bij de instellingen die moeten afbouwen. Op dit moment is dat bedrag nog niet bekend. Zodra de berekeningen voor de instellingen die moeten afbouwen zijn voltooid zult u nader over de herallocatie worden geïnformeerd. Hoogachtend, College tarieven gezondheidszorg
drs. H. Lagerwaard, secretaris kamer II