1
Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling 2009 Metropoolregio Amsterdam
2
3
Inhoud
4
Voorwoord
6
Metropoolregio Amsterdam op de kaart
10
Juryrapport
18
Projectinformatie
door Maarten van Poelgeest
1 2 3 4 5 6 7 8
64
Het Funen, Amsterdam Olympisch Kwartier, Amsterdam Vernieuwing Ganzenhoef, Amsterdam Berkenstede, Diemen Revitalisering Naarderbos, Naarden De Werf, Monnickendam Stadshart Almere Boskamers in de Stripheldenbuurt, Almere
Met het oog op gebiedsontwikkeling 2.0 Essay door Agnes Franzen
72
Colofon
4
5
Voorwoord door Maarten van Poelgeest Wethouder Ruimtelijke Ordening, Bouw en Woningtoezicht en Grondzaken van de gemeente Amsterdam
Op 10 december 2009 is de Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling voor de eerste keer uitgereikt in de Zuiderkerk in Amsterdam. De verdiende winnaar is het project Vernieuwing Ganzenhoef in Amsterdam Zuidoost. Deze publicatie is bedoeld om de prijs en de winnaar onder de aandacht te brengen. Met deze prijs wil ik ook het debat over de gebiedsontwikkeling in de Metropoolregio Amsterdam stimuleren. Dat debat is nodig, want de lokale ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken kunnen niet langer los worden gezien van hun regionale ligging. De uitdaging voor de komende periode is weer een stap verder te gaan met de regionale afstemming. Hoewel de crisis zorgt voor stagnatie in de gebiedsontwikkeling, zowel binnenstedelijk als in de uitleggebieden, is de integrale benadering niet meer weg te denken. Wel zullen de risico’s van zowel publieke als private zijde beter beheersbaar moeten worden, onder andere door uitgekiende fasering, kleinere schaal van projecten en meer flexibiliteit in de planvorming. De bevolking in de noordelijke Randstad zal blijven groeien en die groei zal zich concentreren in de steden. Wij moeten voorkomen dat onze steden ongebreideld expanderen in buitenwijken en de omringende gemeenten verstedelijken. De stedenbouwkundige opgave ligt in de verdichting, kortom in een compacte stad. Niet alleen wordt de verdere versnippering van het landschap een halt toegeroepen, maar er wordt een aanzienlijke milieubesparing behaald uit onder meer de beperking van het woon-werkverkeer en de grotere energie-efficiëntie van steden. Ik pleit ook nadrukkelijk voor een duurzame gebiedsontwikkeling. Het gaat dan niet alleen om energiebesparing en schone energieproductie, maar ook om de omgang met het water, of het vermogen om toekomstige veranderingen te kunnen accommoderen.
Bij deze eerste editie van de prijs zijn alle 36 gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam uitgenodigd om hun beste gebiedsontwikkelingsprojecten voor te dragen. Deze oproep werd van harte ondersteund door de Bestuurlijke Kerngroep Metropoolregio Amsterdam, het samenwerkingsplatform van de portefeuillehouders voor ruimtelijke ordening in de regio. Voor de ingezonden gebieden moest grofweg gelden dat de omvang tussen 2-20 hectare was en dat het project voor 90% gerealiseerd was in de afgelopen vier jaar. Wij hebben elf inzendingen ontvangen, waarvan drie helaas niet voldeden aan de criteria. Het aantal inzendingen was minder dan verwacht, maar de planning was voor deze eerste keer erg krap. De jury had de opdracht om drie projecten te nomineren en na een locatiebezoek het winnende project te kiezen. Bij het selecteren van de nominaties is gelet op de waardecreatie die met het project bereikt is, de positieve invloed van het project op de directe omgeving en de stad, gemeente in bredere zin. De overige criteria kon de jury zelf bepalen. De resultaten kunt u nalezen in het juryrapport en de projectinformatie van de ingezonden projecten. Ik wil hier de jury bestaande uit Agnes Franzen (voorzitter), Carel de Reus en Pieter van Wesemael speciaal bedanken voor hun inzet en het pionierswerk voor deze prijs.
6
7
Metropoolregio Amsterdam op de kaart
De ‘Metropoolregio Amsterdam’ is het samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Onder de metropoolvlag maken de partners afspraken op het gebied van verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid. Het metropoolgebied heeft geen harde grens; het strekt zich globaal uit van IJmuiden tot Lelystad en van Purmerend tot de Haarlemmermeer. Internationaal wordt de naam Amsterdam Metropolitan Area gevoerd. Ambitie en visie De bundeling van krachten zorgt voor betere afstemming, snellere besluitvorming en een krachtiger stem richting het Rijk. Dit alles voor een betere regio en internationale concurrentiekracht. Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropoolsamenwerking. Het gaat dan om de concurrentie met steden als Madrid en München. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Platformfunctie De Metropoolregio Amsterdam functioneert als het platform in de regio Amsterdam voor ontmoeting en netwerken om ruimtelijke en economische onderwerpen te agenderen en om projecten in samenhang te ontwikkelen. Belangrijk kenmerk van de metropoolsamenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies. Alle partners werken vanuit eigen kracht, ervaring en deskundigheid aan het verbeteren van het woon-, leef- en werkklimaat.
Deelnemers De gemeenten Aalsmeer, Almere, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Beverwijk, Blaricum, Bloemendaal, Bussum, Diemen, Edam-Volendam, Haarlem, Haarlemmerliede-Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Hilversum, Huizen, Landsmeer, Laren, Lelystad, Muiden, Naarden, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Waterland, Weesp, Wijdemeren, Wormerland, Zaanstad, Zandvoort, Zeevang, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Stadsregio Amsterdam. Hierna treft u een overzichtskaart aan van de Metropoolregio Amsterdam met de locatie van de ingezonden projecten.
8
9
6
8
7
1
2 4 3 5
Ingezonden projecten
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Het Funen Amsterdam
Olympisch Kwartier Amsterdam
Vernieuwing Ganzenhoef Amsterdam
Berkenstede Diemen
Revitalisering Naarderbos Naarden
De Werf Monnickendam
Stadshart Almere
Boskamers in de Stripheldenbuurt Almere
10
11
Juryrapport
De Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling is een nieuwe prijs die wordt toegekend aan het beste gebiedsontwikkelingsproject in de Metropoolregio Amsterdam. De prijs is een initiatief van wethouder Maarten van Poelgeest. Met dit initiatief wil hij de regionalisering van ontwikkelingsopgaven waar de Metropoolregio Amsterdam voor staat ondersteunen. Gebiedsontwikkeling is een blijver die, zeker in deze tijd van recessie aandacht verdient. Het betreffen veelal langlopende, kapitaalintensieve en complexe projecten. Een belangrijke toegevoegde waarde van gebiedsontwikkeling is het combineren van functies en het creëren van meerwaarde op gebiedsniveau. Niet alleen economische meerwaarde, maar nadrukkelijk ook maatschappelijk en cultureel. Dit komt tot stand door het verbinden van ruimte en programma in een interactief proces met betrokkenen. Aandacht voor gebiedsontwikkeling is ook aandacht voor stedenbouw. Een vakgebied dat ten opzichte van de architectuur te veel onderbelicht is gebleven. De jury ziet de Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling daarom ook als impuls voor het stimuleren van stedenbouwkundige kwaliteit. Dit juryrapport begint met een kritische kanttekening. Voor een nieuwe prijs was de oogst mager. De jury miste een aantal smaakmakende regionale plannen uit bijvoorbeeld de Haarlemmermeer en de Zaanstreek. Wat ook opviel was het monofunctionele karakter van veel plannen, met woningbouw als dominant programma. Duurzaamheid wordt er veelal nog met de haren bijgesleept en de programmatische en ruimtelijke inbedding van veel plannen liet te wensen over. Ook gaven de inzendingen weinig inzicht in het samenwerkingsproces, terwijl dit toch een cruciaal element is om tot een goede gebiedsontwikkeling te komen.
Vier bijzondere projecten Maar… uiteindelijk heeft de jury op een stralende winterse dag vier bijzondere projecten in de regio bezocht. Deze projecten zijn gekozen uit elf inzendingen. Drie inzendingen zijn afgevallen omdat ze niet ver genoeg waren in de realisatie of omdat het niet zozeer gebiedsontwikkeling, maar meer projectontwikkeling betrof. Op de mooie winterdag is gesproken met trotse opdrachtgevers, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten die met zichtbaar plezier vertelden over hun project. Van de vier bezochte projecten zijn de projecten Stadshart Almere, Vernieuwing Ganzenhoef en Het Funen genomineerd. Het project Berkenstede heeft een bijzondere vermelding gekregen.
12
Stadshart Almere Almere Haven is de eerste woonkern van Almere (1975). Daarna zijn nog vele kernen gevolgd. Nu telt Almere bijna 200.000 inwoners. Met de Schaalsprong Almere komen hier tot 2025 nog 60.000 inwoners bij. Het is een polderstad die volwassen wordt. Het Stadshart Almere draagt bij aan de herpositionering van Almere in de regio. Door de uitbreiding van het voorzieningen niveau, maar ook door de moderne architectonische uitstraling en de aandacht voor de openbare ruimte. In een intensief meerjarig proces hebben partijen vastgehouden aan het door OMA ontwikkelde architectonische concept. De opgetilde openbare ruimte schept een glooiende stedelijke ruimte in deze vlakke polderstad. Via een beneden en bovenwereld is de openbare ruimte verknoopt met een gemengd programma van transport, voorzieningen en stedelijke woonmilieus. De glooiende openbare ruimte biedt vergezichten op omliggende woongebieden
13
en is via de oude winkelstraat verbonden met het station. Het door Landschapsarchitecten Devigne & Dalnoky ontworpen evenementenplein zorgt voor een begrenzing aan de zijde van het Weerwater. De zuidwestelijke randen zijn minder gelukkig. De overgang is rommelig en niet in evenwicht met het totale concept. Ook schiet de architectonische uitwerking soms door: individuele schoonheid lijkt soms voor te gaan voor het gezamenlijk vormen van een overtuigend stadsbeeld of centrummilieu.
Opdrachtgevers Almere Hart CV (Bouwfonds MAB en Blauwhoed) en gemeente Almere Stedenbouw OMA en DS Landschapsarchitecten
Vernieuwing Ganzenhoef, Amsterdam De Bijlmermeer heeft de afgelopen 25 jaar een ingrijpende transformatie ondergaan van een onveilige en eenzijdige wijk naar een sociaal economisch gemengde wijk met een grote diversiteit aan woningen. Met een intensief meerjarig proces van samenwerking tussen corporaties, stadsdeel Zuidoost, de centrale stad en BAM en BPF is niet alleen de onveiligheid, maar ook sociale overlast, vervuiling en ruimtelijke verloedering aangepakt. Eind jaren tachtig werd duidelijk dat alleen renovatie onvoldoende was om de sociale problematiek aan te pakken. Ganzenhoef was een van de wijken waar de stedenbouwkundige vernieuwing het eerste startte. Dit was niet via blauwdrukplanning, maar aan de hand van een robuust ruimtelijk concept dat recht doet aan de oorspronkelijke landschappelijke kwaliteiten van de Bijlmer. De verlaagde Bijlmerdreef verbindt oude parkdelen met nieuwe speelvelden, sportzones en waterpartijen. Dit klassieke
groenblauwe raamwerk is bestand gebleken tegen de onvermijdelijke programmatische veranderingen die zich bij dit type langlopende projecten voor doen. De overgangen van de laagbouw naar de hoogbouw zijn op sommige plekke wat abrupt, maar de openbare ruimte is op alle niveaus zorgvuldig uitgewerkt. Met het nieuwe winkelcentrum, ontmoetingscentrum de Kandelaar en het toevoegen van verschillende nieuwe woningtypen is Amsterdam Zuidoost een aantrekkelijk stedelijk woonmilieu rijker.
Opdrachtgevers Gemeente Amsterdam i.s.m. stadsdeel Zuidoost, Woningstichting Rochdale, Ymere en BAM Vastgoed, BPF Bouwinvest voor de uitvoering Stedenbouw Urbis Stadsontwerp
14
Het Funen, Amsterdam Amsterdam heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een groot aantal verdichtingsopgaven. Met Het Funen is op een locatie omringd door het lawaai van autowegen en spoor een hoge woonkwaliteit gerealiseerd. Verscholen achter een stedelijke wand liggen een aantal kleinschalige stadsvilla’s, ieder met een eigen architectonische signatuur. Hier geen auto’s maar een landschappelijk ingerichte openbare ruimte die plek biedt voor spelende kinderen. Het nieuw aan te leggen park, grenzend aan de Czaar Peterbuurt, zal de landschappelijke kwaliteiten op termijn nog verder versterken. De multifunctionaliteit in dit plan is beperkt. Met uitzondering van enkele bedrijfsruimtes in de plint domineert de woonfunctie. Ook de opdrachtgeversituatie was ongebruikelijk overzichtelijk met Heijmans als enige opdrachtgever bij de ontwikkeling.
15
Het is een conceptueel sterk plan dat op alle onderdelen consequent is uitgewerkt, ondanks de soms moeizame gemeentelijke procedures. Het project bewijst dat ook onder privaat opdrachtgeverschap een hoge ruimtelijke kwaliteit kan worden gerealiseerd. Het terrein en het beheer van de openbare ruimte zal na afronding van het project worden overgedragen aan de gemeente.
Opdrachtgever Heijmans Vastgoed en gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum Stedenbouw de Architecten Cie. (Frits van Dongen)
Berkenstede, Diemen De bewoners uit verpleeghuis Amstelhof, nu bekend als museum de Hermitage zijn in 2007 verhuisd naar Berkenstede. In de nabijheid van het centrum van Diemen zijn naast een zorgcentrum, huur en koop appartementen gerealiseerd. De locatie wordt begrensd door de Weespertrekvaart en een haakvormig flatgebouw. Dit flatgebouw zal om kostentechnische redenen pas op termijn worden gesloopt. Het zorgcentrum Berkenstede, ontworpen door Dick van Gameren, bestaat uit vier woontorens die via een overdekte straat met elkaar verbonden zijn. Aan deze straat liggen openbaar toegankelijke voorzieningen zoals een restaurant, een kapper en een fysiotherapeut. Verder zijn op het terrein twee woontorens met huur en koopwoningen gerealiseerd (Döll - Atelier voor Bouwkunst). In lijn met het Rijksbeleid moeten ouderen de komende jaren langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Dit vraagt om samenwerking tussen gemeenten, zorginstellingen en
corporaties. Met de combinatie van verschillende woonvormen gekoppeld aan zorgdiensten in een groene omgeving is Berkenstede een inspirerend voorbeeld voor deze collectieve opgave van extramuralisering. Het betreft een woonzorgsteunpunt dat niet alleen betekenis heeft voor de bewoners van het complex zelf maar ook voor de omringende buurten en daarmee voor Diemen als gemeente. Dit project is een voorbeeld van nieuwe vormen van opdrachtgeverschap waarbij zorginstellingen gezamenlijk met corporaties, ondersteund door ontwerpers werken aan nieuwe zorgconcepten. Door de kleine schaal van het project en de beperkte aanhechting met de omgeving is deze inzending uiteindelijk niet genomineerd. Vanwege de actualiteit van de opgave, het collectieve opdrachtgeverschap en de zorgvuldige landschappelijke en architectonische uitwerking wilde de jury deze inzending echter niet onvermeld laten.
Opdrachtgevers Woonstichting De Key/De Principaal ten behoeve van zorginstelling Cordaan en gemeente Diemen Stedenbouw De Architectengroep (Kees Rijnboutt, Mattijs Rijnboutt) en Lodewijk Baljon landschapsarchitecten
16
Winnaar Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling 2009 Waar heeft de jury naar gekeken bij het beoordelen van de inzendingen? Gebiedsontwikkeling is de kunst van het verbinden van functies, disciplines, partijen, belangen en geldstromen met het oog op de (her)ontwikkeling van een gebied1. Naast het beheersen van deze kunst is gekeken naar de conceptuele stedenbouwkundige kracht van het plan en de meerwaardecreatie die is bereikt. Gebiedsontwikkeling heeft zich de afgelopen jaren bewezen in de Vinex, maar ook in diverse binnenstedelijke opgaven. De komende jaren kan ze haar toegevoegde waarde hier verder bewijzen. Mede als gevolg van de economische crisis ontstaan er nieuwe publiek-private samenwerkingsvormen. Projecten zullen meer gefaseerd ontwikkeld worden. Conceptuele kracht blijft belangrijk, maar uiteindelijk gaat het ook om een oplossing die werkt. Ontwerpen moeten ingebed worden op een hoger schaalniveau en voldoende ruimte bieden voor verandering. Gebiedsontwikkeling 2.0 gaat over het sturen op waarde; economisch en maatschappelijk. Vernieuwing Ganzenhoef in Amsterdam Zuidoost laat zien hoe een opgave tot ruimtelijke transformatie verbonden kan worden aan een sociaaleconomische maatschappelijke opgave. In een intensieve samenwerking hebben partijen jarenlang gewerkt aan deze complexe materie. Door deze gebiedsontwikkeling is een van de meest onveilige wijken in Amsterdam veranderd in een wijk met een divers aanbod van woningen en voorzieningen die aantrekkelijk is voor meerdere doelgroepen. Daarom heeft de jury besloten de eerste Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling toe te kennen aan dit project.
1. Zeeuw, F, De engel uit marmer (2007), TU Delft.
17
Het vervolg Er is ook een advies gevraagd over het vervolg van de Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling. De jury adviseert de Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling op vrij korte termijn nog een keer uit te reiken. Dit maakt de prijs zichtbaar en er zijn vele geschikte projecten die nog niet zijn ingezonden. Daarna zou de prijs eenmaal per twee jaar kunnen worden uitgereikt. Per editie kan ook een specifiek type opgave centraal staan. Gebiedsontwikkeling 2.0 kent duidelijke onderscheidende opgaven, die elk voor zich aandacht verdienen. Hierbij valt te denken valt aan transformatie van industrieel erfgoed, binnenstedelijke herstructurering en herstructurering van bedrijventerreinen. Daarnaast geldt dat het aantal prijzen binnen het vakgebied beperkt is. De prijs kan zo een bijdrage leveren aan de benodigde cultuurverandering, op het gebied van multifunctionaliteit, opdrachtgeverschap en samenwerking.
Alle prijswinnaars op het podium tijdens het Zuiderkerk Prijzengala 2009. De Metropoolprijs voor Gebiedsontwikkeling 2009 werd in ont-
Dit alles pleit voor continuïteit. Wellicht wel iets minder streng ten aanzien van realisatie, bandbreedte en meer tijd nemen om potentiële kandidaten aan te schrijven.
vangst genomen door Els Verdonk, Hans Gerson (gemeente Amsterdam) en Marion Middelbeek (Woningstichting Rochdale).
De jury hoopt dat de aandacht voor de prijs en deze publicatie de regio zal uitdagen bij de volgende editie!
De jury van de Metropoolprijs voor Gebied-
TU Eindhoven). De jury werd ondersteund door
sontwikkeling 2009 bestond uit Carel de Reus,
Bob van der Zande (woningbouwregisseur,
Agnes Franzen als juryvoorzitter (Universitair
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam)
Docent en programmamanager aan de TU Delft,
en Maurits de Hoog (hoogleraar Stedenbouw-
Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling) en Pieter
kundig Ontwerpen, Stad en Regio aan de TU
van Wesemael (partner bij Inbo en hoogleraar
Delft en adviseur bij de Dienst Ruimtelijke
Architectural Design and Urban Culture aan de
Ordening, gemeente Amsterdam).
18
19
Project informatie
1. Het Funen, Amsterdam 2. Olympisch Kwartier, Amsterdam 3. Vernieuwing Ganzenhoef, Amsterdam 4. Berkenstede, Diemen 5. Revitalisering Naarderbos, Naarden 6. De Werf, Monnickendam 7. Stadshart Almere 8. Boskamers in de Stripheldenbuurt, Almere
20
21
1.
Het Funen, Amsterdam
Opdrachtgevers Heijmans Vastgoed en gemeente Amsterdam, stadsdeel Centrum
Opdracht Vanaf het eind van de 19e eeuw was Het Funen, samen met onder andere de Plantage Doklaan en de Hoogte Kadijk, onderdeel van de verschillende rangeerterreinen van de Nederlandse Spoorwegen. Na de oorlog heeft het terrein dienst gedaan als overslagstation voor Van Gend & Loos en daarna nog als opslagruimte voor weggesleepte auto’s. Met de ambitie een extensief bedrijventerrein te transformeren tot hoogstaand woongebied is in opdracht van het toenmalige IBC (nu Heijmans Vastgoed) en de gemeente Amsterdam een stedenbouwkundig plan uitgewerkt. De gemeente Amsterdam heeft bij de daaropvolgende ontwikkeling vooral een randvoorwaardelijke en klankbordrol gehad en neemt het terrein en het beheer van de openbare ruimte over nadat het is bebouwd en ingericht.
Stedenbouw de Architecten Cie. (Frits van Dongen)
Ingezonden door gemeente Amsterdam en Heijmans Vastgoed
De belangrijkste randvoorwaarden voor de ontwikkeling worden bepaald door de drie randen van het plan waarvan de kwaliteit en potenties extreem verschillen. Enerzijds is er in het oosten de spoorzijde met de daarbij horende hoge geluidsbelasting. Anderzijds is er het water van de Nieuwe Vaart die bijzonder gunstig georiënteerd is op de zon. Aan de westzijde moet worden aangesloten op het bestaande stedelijke weefsel, zodat het een echt onderdeel wordt van de binnenstad van Amsterdam.
NOMINATIE
Het Funen is een oase van rust in de oostelijke binnenstad van Amsterdam. Het autoluwe openbare gebied biedt ruimte voor veel groen. De woningen liggen als het ware in een levendig stadspark.
22
Programma 550 woningen, 3.000 m2 kantoren, 237 (ondergrondse) parkeerplaatsen en de aanleg van de openbare ruimte. Het gebied is een woonzorgzone en 30% van het programma is voor de sociale sector; woningen voor studenten, senioren, grote gezinnen en nog een aantal bijzondere doelgroepen. Voor de vrije sector zijn er woningen in alle categorieën, zowel qua prijs als in woningtypologie (van grondgebonden, appartement tot (vrijstaande) maisonnette). Bijzonder is dat al deze categorieën op een goede manier zijn gemengd. Van buitenaf is bijvoorbeeld niet te zien waar zich de sociale woningbouw bevindt.
23
Oppervlakte 3,5 ha Start ontwikkeling 1995 Start uitvoering 2002 Oplevering 2004-2009 Informatie www.funenpark.nl (bewonersinformatie) www.funen-park.nl (verkoop) www.cie.nl (projecten, planning, stedenbouw)
24
25
uurzame gebiedsontwikkeling gaat D niet alleen over de hardware (gebouwen en infrastructuur) maar juist ook over software (zoals veiligheid, werkgelegenheid, cultuur, samenleving). Carel de Reus
26
2.
27
Olympisch Kwartier, Amsterdam Ingezonden door gemeente Amsterdam, Bouwfonds Ontwikkeling, AM, BPF Bouwinvest en Eigen Haard
Opdrachtgevers Gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuid (voorheen stadsdeel OudZuid), Bouwfonds Ontwikkeling, AM, BPF Bouwinvest en Eigen Haard Stedenbouw Lafour en Wijk Architecten
Opdracht Vanaf de jaren tachtig had de gemeente het idee om het terrein te bestemmen voor woningbouw. Stedenbouwkundige Hans Ebberink stelde hiervoor het stedenbouwkundig programma van eisen op. In 1992 werd het stedenbouwkundig plan van Lafour en Wijk Architecten gekozen om zowel in de stedenbouwkundige structuur als in de architectuur aan te sluiten op het Plan Zuid van Berlage. Geheel in deze stedenbouwkundige traditie is sprake van gesloten bouwblokken met collectieve binnentuinen. Het Plan Zuid van Berlage diende ook als inspiratie om in eigentijdse vorm elementen van de Amsterdamse School terug te laten keren: Tot het Olympisch Stadion in 1996 door een publieksactie werd gered, was er sprake van de sloop van het stadion en de bouw van ca. 1250 woningen in het gebied. De woningbouwplannen beperkten zich uiteindelijk dus tot het terrein ten noorden van het stadion en het plan werd aangepast tot ca. 900 woningen. Het Olympisch Kwartier maakt deel uit van het Olympische Gebied dat de afgelopen jaren volop in beweging is.
De renovatie van het Olympisch Stadion heeft de omgeving een impuls gegeven. Sinds medio 2008 is er het Park Schinkeleilanden, een direct ten westen van het Olympisch Kwartier gelegen stadspark bestaande uit vier eilanden waar mensen kunnen sporten en recreëren. In de nabije toekomst wordt het Stadionplein opnieuw ingericht en er wordt gewerkt aan een uit verschillende (top)sportaccommodaties bestaande sportas. Stadsdeel Zuid is ook van plan het Havenstraatterrein en het gebied ten zuiden van het Olympisch Stadion te herontwikkelen.
28
29
Kenmerkend is de hoogwaardige kwaliteit, die onder meer tot uiting komt in de ruim opgezette, lichte woningen, de luxe afwerking, de binnentuinen en de verschillende voorzieningen. Het Olympisch Kwartier is bovendien een ‘Gesamtkunstwerk’, waarbij kunst fungeert als integraal onderdeel van de architectuur.
Programma Blokken 1, 2 en 3 van BPF Bouwinvest tellen 412 huurwoningen in de vrije sector met een zwembad, een conciërge en een strijk-/boodschappenservice. Blok 4 van Bouwfonds Ontwikkeling en AM bestaat uit 79 koopappartementen en 82 vrije sector huurwoningen. Blok 5 van Eigen Haard, Bouwfonds Ontwikkeling en AM bestaat uit 89 sociale en 97 vrije sector huurwoningen. In blok 6 van Eigen Haard zijn 21 koopwoningen en 189 sociale huurwoningen, waaronder 62 ‘wibo’-woningen voor ouderen en 11 ‘fokus’-woningen voor mindervaliden. In de plint van de woningen zijn o.a. een kinderdagverblijf, een bibliotheek en een ouderenservice ondergebracht. Bewoners van het Olympisch Kwartier kunnen parkeren in de ondergrondse garages. De duurzaamheid van het project komt ook tot uiting in het gebruik van stadswarmte waarop alle nieuwe woningen zijn aangesloten.
Oppervlakte 7,6 ha Start ontwikkeling 1992 Start uitvoering 2001 Oplevering 2004-2009 Informatie www.lafourenwijk.nl (projecten)
30
31
et systematisch combineren van onderzoek, ontH wikkelen en ontwerpen langs de drie invalshoeken van ruimte, tijd en samenleving is geen gewortelde vanzelfsprekende dagelijkse praktijk - noch op het niveau van de projecten, noch op het niveau van beleid, noch op het niveau van de vakontwikkeling. Ik denk dat het absoluut essentieel is dat de overheid, samen met de nieuwe spelers van ontwikkelaars, corporaties, belangenorganisaties, kenniscentra en natuurlijk niet te vergeten de klassieke kennisinstellingen - de universiteiten -, het versplinterde veld aan initiatiefjes samensmeedt in robuuste onderzoeksconsortia rondom thematische dossiers. Pieter van Wesemael
32
3.
33
Vernieuwing Ganzenhoef, Amsterdam
Ingezonden door gemeente Amsterdam en Woningstichting Rochdale
WINNAAR
Opdracht De Bijlmermeer is gebouwd met galerijflats in het groen met een strikte scheiding tussen wonen, werken, verkeer en recreëren. Dit ruimtelijk concept bleek achteraf niet goed uit te pakken. De ongrijpbare maat en schaal veroorzaakte dat het individu hierin verdween en dat zowel de flats en de openbare ruimte niet beheerbaar waren. De beoogde bewoners verhuisden veel liever naar eengezinswoningen in groeikernen als Purmerend. Er ontstond leegstand. De parkeergarages, binnenstraten en grote groene openbare ruimten werden als sociaal onveilig ervaren. Er was veel criminaliteit en verloedering en de wijk raakte in een neerwaartse spiraal.
Opdrachtgevers Gemeente Amsterdam i.s.m. stadsdeel Zuidoost, Woningstichting Rochdale, Ymere en BAM Vastgoed, BPF Bouwinvest voor de uitvoering Stedenbouw Urbis Stadsontwerp
Na een aantal kleinschalige verbeteringen is in 1992 gestart met de planontwikkeling van de structurele vernieuwing van het gebied Ganzenhoef. Deze vernieuwing berust op een viertal pijlers: - de Bijlmerdreef als centrale avenue; - de Groene Banen als openbare groengebieden tussen de buurtjes; - het aanpassen van de verkeers- en parkeerstructuur; - uitwerking van het thema ’gedifferentieerde stad’: het zichtbaar en goed toegankelijk maken van de functies en voorzieningen aan het openbare gebied en het mengen van functies en woonvormen.
Programma Renovatie flats Groeneveen, Gooioord en Grubbehoeve (Woningstichting Rochdale): 1037 woningen, waarvan 150 woningen in de flat Grubbehoeve zijn geherpositioneerd tot koopwoningen. 90 woningen zijn onderdeel van een speciaal project, Koop je Eigen Bijlmer, waarbij bewoners hun eigen woning tegen kostprijs konden kopen en zelf inpandig naar eigen smaak verbouwen. Nieuwbouw Groeneveenscherm (Woningstichting Rochdale): 19 sociale huur- en 29 koopappartementen, 1100 m2 bedrijfsruimte. Nieuwbouw Klein Gooioord (Woningstichting Rochdale): 20 sociale huur appartementen en 52 koopappartementen, 2500 m2 gezondheidscentrum, 350 m2 voor het ouder- kindcentrum, 150 m2 voor dienstverlenende bedrijven.
34
35
Inmiddels heeft een transformatie plaatsgevonden van een monofunctionele wijk in een aantrekkelijke wijk met een divers aanbod van woningen en voorzieningen.
Cultureel Educatief Centrum (BPF Bouwinvest): 14.450 m2 sociaal maatschappelijke voorzieningen, 1100 m2 bedrijfsruimte, 23 koopwoningen.
Sloop/Nieuwbouw Gerenstein (Woningstichting Rochdale): sloop 407 sociale huur woningen. Nieuwbouw: 30% sociale huur en 70% koop. Laagbouw: 28 eengezinswoningen. Passtukken: 51 appartementen. Appartementencomplex Gerenstein Gallery: 21 eengezinswoningen, 109 appartementen, 1400 m2 bedrijfsruimte. De Kandelaar (Woningstichting Rochdale): nieuwbouw van een multifunctioneel gebouw en 27 koopappartementen, 2415 m2 kerkzalen en betaalbare vergaderruimtes, 595 m2 kinderopvangvoorziening, 292 m2 horeca. Sloop/nieuwbouw Grunder (Woningstichting Rochdale en Ymere): sloop van 483 sociale huur woningen. Nieuwbouw van 423 woningen, 30% sociale huur en 70% koop. Het aandeel van Woningstichting Rochdale is 76 woningen; 29 appartementen, 47 eengezinswoningen (waaronder het project Mi Akoma). De overige 347 woningen zijn ontwikkeld door Ymere. Nieuwbouw winkelcentrum Ganzenhoef (BAM Vastgoed): 2700 m2 winkels, 5500 m2 kantoren, 134 woningen (32 sociale huur en 102 koopwoningen).
De gemeente is opdrachtgever voor de verlaging van de Bijlmerdreef en ’s-Gravendijkdreef, de sloop van het winkelcentrum Ganzenhoef, (partiële) sloop van de parkeergarages, de nieuwbouw van het metrostation Ganzenhoef en de aanleg van de openbare ruimte. Inmiddels zijn 9 deelprojecten definitief afgerond en opgeleverd. De uitvoering van het laatste project, noordoostzijde van de Bijlmerdreef/’s-Gravendijkdreef, start volgens planning in 2011.
Oppervlakte 8,7 ha Start ontwikkeling 1992 Start uitvoering 1996 Oplevering 1999-2014 Informatie www.vernieuwdebijlmer.nl
36
37
ns metier kan niet langer alleen op O ervaringskennis drijven, het zal ook vanuit kennis opereren die door middel van onderzoek is ontwikkeld. In de nabije toekomst zal er steeds minder ruimte zijn voor de toevallige kennisfactor, ideologie en particuliere opvattingen. Pieter van Wesemael
38
4.
39
Berkenstede, Diemen
Ingezonden door gemeente Diemen en Woonstichting De Key/De Principaal
BIJZONDERE VERMELDING
Opdrachtgevers Woonstichting De Key/De Principaal, ten behoeve van zorginstelling Cordaan en gemeente Diemen Stedenbouw De Architectengroep (Kees Rijnboutt, Mattijs Rijnboutt) en Lodewijk Baljon landschapsarchitecten
Opdracht In 1994 werd vastgesteld dat de Amstelhof in Amsterdam geen passende verpleeghuisaccommodatie meer was en werd gezocht naar een alternatieve locatie voor de 346 bewoners. Het aantal verpleeghuisbedden in Amsterdam moest worden teruggebracht en in de gemeente Diemen ontbrak het aan verpleeghuiszorg. Het oog viel op het terrein van Berkenstede waar een verzorgingshuis en de aanleunwoningen van Woonstichting De Key stonden die niet meer voldeden aan de eisen van de tijd. In 1998 werd het Masterplan voor Berkenstede ondertekend. Daarin stonden de volgende programmaonderdelen beschreven: een verpleeghuis met ca. 3 bouwlagen en een verzorgingstehuis met een oppervlakte van 6000 m2; een toren met aanleunwoningen in de sociale sector van ca. 9 bouwlagen en een vrijstaande toren van ca. 10-12 bouwlagen, met (koop) woningen in de marktsector. Programma De zes torens van Berkenstede bieden een grote variatie aan woningen voor senioren en voor jongere bewoners met een beperking. Het woonzorgcentrum heeft een totale oppervlakte van 21.950 m2.
40
De Bomentoren bestaat uit 85 zorgappartementen van ca. 50 m2, de Fruittoren heeft 46 zelfstandige serviceflats variërend van 60-80 m2, de Bloementoren bevat individuele kamers en ondersteunende ruimtes voor tijdelijk verblijf en revalidatie en tot slot de Faunatoren omvat 10 groepswoningen voor dementerenden. Per etage zijn er twee groepswoningen voor elk 6 bewoners om de kleinschaligheid zoveel mogelijk te benadrukken. De vier torens staan met elkaar in verbinding door een centrale binnenstraat. Aan deze straat liggen openbaar toegankelijke en collectieve voorzieningen zoals een grand café, een restaurant, een kapper en een fysiotherapeut. De toren Berkenplein heeft een oppervlakte van 4.500 m2 bvo. Deze omvat 49 ruime driekamerwoningen, variërend van 75-120 m2, waarvan 30 sociale huurwoningen en 19 huurwoningen in de vrije sector. Berkendaal heeft een oppervlakte van 9.000 m2 bvo. Deze toren biedt ruimte aan 56 vrije sector koopappartementen met drie of vier kamers waarvan de gebruiksoppervlakte varieert tussen de 85-114 m2. Het gebouw telt 13 etages en wordt ontsloten door een verzorgde entree met twee liften. De bewoners hebben een eigen parkeerplaats in de ondergrondse parkeergarage die vanaf het appartement met de lift bereikbaar is.
41
Berkenstede is voor Diemen een majeur en vernieuwend project. Het staat op een belangrijke plek en voegt iets toe aan Diemen. Naast het gemeentehuis, de kerk en het marktplein is Berkenstede één van de nieuwe trefpunten geworden. Oppervlakte 2,2 ha Start ontwikkeling 1995 Start uitvoering 2003 Oplevering 2004-2009 Informatie www.berkenstede.nl www.berkendaal.nl
42
43
en typische eigenschap van de ontwerper: zijn of E haar vermogen om de nog ongeziene toekomst te schetsen. Dit maakt de ontwerper tot de ideale compagnon van de sociale wetenschapper - waar de laatste zich verliest in gedegen empirische studie van heden en verleden maar moeite heeft van daaruit de sprong in de toekomst te wagen, kent de ontwerper deze schroom niet. Met name de meer onderzoekende onder hen, zijn bij uitstek in staat om op basis van stevige empirische kennis van ruimte, tijd en samenleving goed onderbouwde toekomstscenario’s te formuleren. Pieter van Wesemael
44
5.
45
Revitalisering Naarderbos, Naarden
Ingezonden door gemeente Naarden en Grontmij Nederland
Voor het eindresultaat van het ‘nieuwe’ Naarderbos is veel maatschappelijke waardering. In de zomermaanden wordt het recreatiegebied veelvuldig bezocht door inwoners uit de kernen van Naarden en Muiderberg én uit omliggende gemeenten.
Opdracht Aanleiding voor het herinrichten van het recreatiegebied Naarderbos was dat het niet meer voldeed aan de eisen van deze tijd. Het werd extensief gebruikt, er was sprake van achterstallig onderhoud en op gezette tijden fungeerde het gebied als homo-ontmoetingsplaats, waardoor het gebied als sociaal onveilig werd bestempeld. Dit groengebied - gelegen tussen Naarden en Muiderberg - was deels in gebruik was als recreatiegebied, deels als agrarische gebied en deels als vuilstortplaats.
Opdrachtgevers Naarderbos Ontwikkeling (100% deelneming van Grontmij Nederland) en gemeente Naarden Stedenbouw Naarderbos Ontwikkeling
De opdracht was het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam recreatiegebied met een golfcomplex en multifunctioneel gebouw, strandvoorzieningen, faciliteiten voor routegebonden recreatie, natuur en wonen. Door het toevoegen van kostendragers moest het gebied voor de gemeente kostenneutraal door marktpartij(en) gerevitaliseerd en beheerd worden. Een belangrijke voorwaarde bij de herinrichting van het gebied was het waarborgen van het openbare karakter, zowel voor de oorspronkelijke recreatieve functies (zwemmen, wandelen) als voor de nieuwe functies (o.a. golfen). Bij het ontwerp zijn de termen ‘duurzaamheid’, ‘zorg voor de omgeving’ en ‘innovatieve technieken’ leidend geweest. Vooral voor de bebouwing is expliciet gesteld dat het imponerende gebouwen dienden te zijn, die op het netvlies zouden blijven staan en die een landmark zouden vormen voor golfend Nederland.
46
De spreekwoordelijke ‘kersen op de taart’ zijn de toonaangevende appartementen onder architectuur van Jan des Bouvrie, die in 2010 opgeleverd worden.
47
Programma Hoofdelementen zijn: 9 holes golfbaan (par 3), 18 holes golfbaan, oefenfaciliteiten (driving range, putting- en chippinggreens), een beheerlocatie, 3 buitenplaatsen, een multifunctioneel gebouw met golf-, horeca-, spa- en wellness faciliteiten, een ecologische verbindingszone, strand en boulevard, een camperplaats en recreatieve routestructuren (fiets-, wandel-, ruiterpaden). De buitenplaatsen worden in 2010 opgeleverd. Dit zijn 3 urban villa’s met in totaal 26 appartementen met een oppervlakte variërend van 184-922 m2 inclusief terrassen.
Oppervlakte 120 ha (waarvan 90 ha golfbaan en vuilstortlocaties) Start ontwikkeling 1998 Start uitvoering 2002 Oplevering 2005-2010 Informatie www.naarderbos.nl www.buitenplaats-naarden.nl www.golfbaannaarderbos.nl
48
49
e consumptiesamenleving maakt D plaats voor een die gebaseerd is op duurzame en permanente ontwikkeling; we zullen moeten nadenken hoe we ontsnappen uit de naoorlogse cyclus van sloop-nieuwbouw van wijken die we slechts dertig jaar daarvoor hebben aangelegd. Dit vergt geen perfect fit volgens het adagium form follows function, maar overmaat en flexibiliteit waarin burger en buurt zelf bepalen wat kan en mag. Pieter van Wesemael
50
6.
Opdrachtgevers Gemeente Waterland, Politie Zaanstreek Waterland, Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam, M.J. de Nijs Projectontwikkeling en RABO Vastgoed Stedenbouw FKG Architecten
51
De Werf, Monnickendam
Ingezonden door gemeente Waterland, Politie Zaanstreek Waterland, Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam, Bouwbedrijf M.J. de Nijs en Zonen en RABO Vastgoed
Opdracht De nieuwe bebouwing langs de Bernhardlaan in Monnickendam, tussen de Graaf Willemlaan en de Pierebaan, dient ontwikkeld te worden als een stedenbouwkundige wand die zich naar de oude kern oriënteert. De oude stad heeft een duidelijke begrenzing: de oude vesting. Om deze morfologie te respecteren is het essentieel dat de vesting om de oude stad heen zijn groene karakter handhaaft en deze zelfs wordt versterkt. De twee werelden (oude kern en uitbreiding) moeten onafhankelijk van elkaar ervaren worden, elk met zijn eigen specifieke karakter. De opdracht voor de eerste fase was het ontwikkelen van een complex van vier en vijf bouwlagen op de hoek van de Bernhardlaan en de Graaf Willemlaan. Het complex moet een politiekantoor, een brandweerkazerne en een standplaats voor de ambulancedienst huisvesten. De overige ruimte in het complex wordt ingevuld met woningbouw en de bijbehorende parkeervoorzieningen. Ook de openbare ruimte om het gebouw dient opnieuw ingericht te worden. Momenteel wordt ter voortzetting van de stedenbouwkundige wand een bouwplan ontwikkeld voor de bouw van een basisschool, woningen en een parkeergarage op de locatie van de OBS De Gouwzee aan de Bernhardlaan te Monnickendam.
52
53
Veel details doen denken aan de rijke scheepsbouwhistorie van Monnickendam. Een houten wandelboulevard door het complex vormt een soort werf. In de romp van het woongebouw zijn houten spanten opgenomen.
Programma De Werf is een multifunctioneel complex waarin de Politie Zaanstreek Waterland, Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam, de gemeentelijke brandweer en 53 koopappartementen zijn gehuisvest. Het gebouw heeft een oppervlakte van ca. 1.800 m2 en bestaat uit twee delen gescheiden door een luchtbrug en houten wandelpromenade. De werkruimtes van de hulpdiensten bevinden zich op de begane grond. De koopappartementen zijn verdeeld over alle bouwlagen en variëren in oppervlakte van 75-80 m2 tot penthouses van 150 m2. Hierbij hoort een ondergrondse parkeergarage met 54 parkeerplaatsen en bergingen.
Oppervlakte 0,4 ha Start ontwikkeling 2002 Start uitvoering 2006 Oplevering 2008 Informatie www.mjdenijs.com (projectontwikkeling, opgeleverde projecten)
54
55
e belangrijkste verschuiving in gebiedsD ontwikkeling is het toenemende besef dat succes alleen bereikt kan worden als alle “stakeholders” zich gecommitteerd voelen aan het uiteindelijke resultaat. Carel de Reus
56
7.
57
Stadshart Almere
Ingezonden door gemeente Almere
NOMINATIE
Opdracht In het Masterplan voor het stadscentrum is de missie eenvoudig geformuleerd: geef Almere een bruisend, modern stadscentrum.
Opdrachtgevers Almere Hart CV (Bouwfonds MAB en Blauwhoed Eurowoningen) en gemeente Almere Stedenbouw OMA en DS Landschapsarchitecten
Al in 1994 werd geconstateerd dat het winkelaanbod in het stadscentrum in hoeveelheid en diversiteit onvoldoende was voor een stad van 180.000 inwoners. Een groot deel van de koopkracht vloeide af naar de regio. Opwaardering van het centrum met verbetering van het winkelaanbod was noodzakelijk. De inzet bij de bepaling van extra ruimte voor winkels was relatief bescheiden: er werd gemikt op een normale koopkrachtbinding bij de eigen bevolking (zonder uit te gaan van een regionale aantrekkingskracht). In de loop van het planproces werd het duidelijk dat Almere tot zo’n 220.000 inwoners zou doorgroeien. In 1994 won OMA de prijsvraag voor de uitbreiding van het stadscentrum. Hoewel het ontwerp tot aan de vaststelling van het Masterplan in 1999 nog de nodige wijzigingen onderging, werd hiermee het element geïntroduceerd dat het kenmerk is geworden van het stadscentrum: het Gebogen Maaiveld. Het Masterplan voegde in eerste instantie ruim 65.000 m2 winkels en horeca toe aan het toenmalige areaal. Daarnaast was het voor Almere belangrijk om een compleet stadscentrum te zijn met de nodige culturele voorzieningen: een nieuw theater,
een popzaal, een bioscoop en een bibliotheek. Het plan omvatte ook 900 woningen en voldoende parkeerplaatsen. Van het begin af aan was duidelijk dat een goede bereikbaarheid per auto een belangrijk concurrentievoordeel zou zijn ten opzichte van andere stadscentra. Op basis van het Masterplan van OMA heeft DS Landschapsarchitecten in 2000 een Scenario openbare ruimte opgesteld. Dit scenario heeft niet alleen betrekking op het nieuwe deel maar op het gehele stadscentrum. De openbare ruimte vormt de verbindende schakel tussen oud en nieuw.
58
59
Met de realisatie van het Stadshart heeft ook de skyline van Almere een belangrijke impuls gekregen. Vanaf de A6 wordt het beeld van Almere bepaald door de woontorens en theater van het stadscentrum. Dit wordt met de realisatie van het zakencentrum ten noorden van het station nog verder versterkt (onderdeel van het Masterplan, momenteel drie kantoortorens in aanbouw). Programma 83.000 m2 winkels en horeca; 50.000 m2 leisure, bestaande uit een theater/ amateurkunstencentrum (Schouwburg Almere/De Kunstlinie), een bibliotheek, een pop/muziekzaal, een bioscoop, een architectuurcentrum, een hotel; 2200 m2 kantoren; 900 woningen (waarvan 600 appartementen zijn gerealiseerd), 2500 parkeerplaatsen. Bouwfonds MAB was verantwoordelijk voor de realisatie van winkels, horeca en leisurevoorzieningen. Blauwhoed Eurowoningen was verantwoordelijk voor de realisatie van de woningen. De gemeente bracht de grond in en was verantwoordelijk voor de realisatie van de parkeergarages, de maatschappelijke voorzieningen, het gebogen maaiveld en de openbare ruimte.
Oppervlakte 16 ha Start ontwikkeling 1994 Start uitvoering 1999 Oplevering 2003-2015 (een beperkt deel in de zuidoosthoek van het plangebied moet nog ontwikkeld worden). Informatie www.almere.nl www.oma.eu (projects, masterplan)
60
8.
61
Boskamers in de Stripheldenbuurt, Almere
Ingezonden door gemeente Almere
Opdrachtgever Gemeente Almere Stedenbouw BFAS en Atelier Dutch
Opdracht Het projectgebied De Boskamers vormt een onderdeel van de wijk Stripheldenbuurt in Almere Buiten, het derde stadsdeel van Almere. Met de Stripheldenbuurt is een aanvang gemaakt in 2003 en de laatste woningen en voorzieningen worden in 2010 gebouwd. De wijk bevat totaal ca. 2530 woningen. Het stedenbouwkundig plan voor deze wijk is gemaakt door Atelier Dutch in samenwerking met de gemeente. Een bijzondere deel van deze wijk is gelegen in een brede groenstrook, waarvoor het bos al in 1982 was aangeplant. In deze brede groenstrook, totaal ca. 38 ha, zijn een vijftal zogenaamde boskamers bedacht. Er is gestreefd naar een grote diversiteit in de verschillende bouwvelden, waarbij de nadruk ligt op de noord-zuid richting.
62
63
De bijzondere kwaliteit van dit gebied zit vooral in de bijzondere vormgeving, de hoge maatschappelijke waardering, de inpassing in het bestaande groen en de ecologische en duurzame benadering van enkele van de boskamers.
Programma De Boskamer (bouwveld 21): 8.986 m2, 54 koopappartementen vanaf 57 m2 in drie kleinschalige appartementengebouwen liggend op een eigentijds “landgoed”. De Boskamer (bouwveld 22): 6.385 m2, basisschool.
Oppervlakte
5,6 ha De Buitenkans (bouwveld 23): 20.313 m2, 57 ecologische houtskeletbouw woningen inclusief 13 vrije kavels, 97 parkeerplaatsen (minus 46 parkeerplaatsen op eigen terrein). Dit is een bijzondere ecologisch project. Zo komen auto’s komen niet verder dan de parkeerplaats bij de ingang en in de wijk zelf is een breed wandelpad aangelegd.
Start ontwikkeling
2003 Start uitvoering
2005 Oplevering
2006-2009 Informatie
www.almere.nl
Verandawoningen (bouwveld 24): 12.088 m2, 39 woningen, 68 parkeer-
plaatsen (minus 39 parkeerplaatsen op eigen terrein). De karakteristieke grote veranda’s liggen op de 2 meter hoge terpen tegen de woningen. Het omliggende erf is een privaat beheerde collectieve ruimte. De Boskamer (bouwveld 25): 8.374 m2, op ruime kavels, variërend van 310 m2 tot wel 530 m2, zijn 20 karakteristieke halfvrijstaande woningen gerealiseerd. De achtertuinen van de woningen grenzen nagenoeg allemaal aan een bosperceel. Auto’s worden op eigen terrein geparkeerd.
64
65
Met het oog op gebiedsontwikkeling 2.0 Essay door Agnes Franzen
Gebiedsontwikkeling in metropoolperspectief Gebiedsontwikkeling is een werkwijze waarbij overheid, private partijen en andere betrokkenen in een gebied komen tot een samenhangende planning en uitvoering van ruimtelijke projecten. Het kent zijn oorsprong in het begrip ontwikkelingsplanologie, dat geïntroduceerd is in het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek uit 1998. Ontwikkelingsplanologie en in het verlengde hiervan gebiedsontwikkeling, moet worden gezien als de actieve tegenhanger van het klassieke begrip toelatingsplanologie. Gebiedsontwikkelingen kunnen grofweg onderscheiden worden in drie soorten: die waarin de ‘groene’ en ‘blauwe‘ doelstellingen domineren, de binnenstedelijke opgaven - waaronder transformatiegebieden en herstructureringsopgaven van naoorlogse woongebieden - en de uitbreidingslocaties. Naast (gemengde) woningbouwopgaven zijn er opgaven op het gebied van de herstructurering van bedrijventerreinen en kantorenparken. Andere meer specifieke opgaven betreffen bijvoorbeeld de transformatieopgave in de zorg en de ontwikkeling van de brede scholen. In het perspectief van de Metropoolregio Amsterdam leveren al deze individuele opgaven een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving van de regio en de Deltametropool als totaal. In Nederland heeft zich sinds de jaren zeventig een duidelijke verschuiving voltrokken van een monofunctionele kwantitatieve benadering naar een meer integrale en kwalitatieve benadering. Steden worden sinds de jaren tachtig gezien als belangrijke motoren voor werkgelegenheid. Ook het vasthouden van de hogere en middeninkomens heeft steeds meer aandacht gekregen. Het eind twintigste eeuw geïntroduceerde compacte stadsbeleid kan gezien worden als beleidskeuze die gericht is op de economische versterking van steden.
Het beeld naar buiten Door John Elkington is in de jaren negentig het principe van People, Planet, Profit geïntroduceerd. Hiermee is duurzaamheid verbreed van puur en alleen milieukwesties, naar een veel grotere maatschappelijke opgave. Meerwaardecreatie en duurzaamheid liggen in elkaars verlengde. Duurzaamheid is ook een economische factor geworden. De opgave is het (gezamenlijk) investeren in de kwaliteit van de leefomgeving, als randvoorwaarde voor een economisch concurrerend vestigingsklimaat. Het werken aan deze economische versterking is een opgave voor de individuele steden, maar bovenal een gezamenlijke opgave in de Metropoolregio Amsterdam en de Randstad + (ook Brabant hoort hierbij). In de woorden van Leendert Bikker, voorzitter van de Economic Development Board Rotterdam (EDBR): ‘Geen Amsterdam-Rotterdam strijd, dat is slecht voor ons externe imago. Internationaal is Amsterdam gewoon het sterkste merk en zal Rotterdam genoegen moeten nemen met een fair share’. Tijdens de Randstad 2010 conferentie op 11 februari van dit jaar pleitte Bikker voor een nieuwe generatie sleutelprojecten die niet alleen steden en infrastructuur als focus hebben, maar ook internationale concurrentie en sociale wederopbouw meenemen. De grootste bedreiging komt volgens hem vanuit het bestuur op zowel lokaal als nationaal niveau. ‘Ze willen niet kiezen terwijl dit echt heel hard nodig is’. Bikker riep op om niet te navelstaren, maar naar de klant te kijken. En dat zijn buitenlandse investeerders. Vanuit dit perspectief gaat het om imago, het beeld naar buiten en niet om de interne organisatie. ‘Het moet anders, meer global. Er wordt nog teveel vanuit de afgelopen eeuw gedacht, het idee van een stabiele, betrouwbare maatschappij. Voor buitenlandse investeerders is het belangrijk te weten dat Nederland sterk en stabiel is, maar ook meedoet in nieuwe ontwikkelingen1.’
66
Wisselwerking Als gevolg van de crisis is er bij velen nu een duidelijke roep te horen naar meer overheidsregie. Echter dit klinkt te veel als wanhoopskreet. Het woord regie bevat een component van richting geven en een component van toezicht. Beide zijn belangrijk maar de invulling is afhankelijk van de precieze aard en inhoud van voorliggende maatschappelijke opgave. Zonder een concrete invulling is een roep om regie weinig vruchtbaar. In het licht van globalisering, de transformatie van de verzorgingsstaat en diversen crisissen zal de aanpak van urgente maatschappelijke vraagstukken in wisselwerking tussen overheid, private partijen en de burgers vorm moeten krijgen. Vancouver, maar ook Lille en Bilbao zijn in dit perspectief interessante steden. Vanuit aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving hebben deze steden, mede door regionale publieke en private samenwerking, met succes bedrijven en bewoners aan hun stad weten te binden. Voortrekkersrol Terug naar de gebiedsontwikkeling. Als gevolg van de crisis, maar ook in het licht van voorliggende opgaven tekenen zich verschillende type gebiedsontwikkeling af. Naast grootschalige opgaven als de Westflank Haarlemmermeer en de Schaalsprong van Almere betreft een groot deel van de opgaven kleinschaligere (her)ontwikkelingsopgaven. Zeker de wat grotere gebiedsontwikkelingsprojecten, maar ook sommige kleinere projecten hebben veelal een looptijd van 5 tot 15 jaar. Alle betrokken partijen hebben belang bij een gezamenlijke lange termijn visie. Bezinning op de rolverdeling tussen overheid en markt is maatwerk al kent het ook generieke aspecten. De aanleiding van de introductie van de markt in de ruimtelijke ordening is onverminderd actueel. Niet langer de volkshuisvesting, maar het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) kan gezien worden als collectief arrangement waarbij het Rijk een duidelijke voortrekkersrol heeft. Succesvolle uitvoering wordt versterkt door vroegtijdige betrokkenheid van lokale bestuurders en de markt. Europese wetgeving schept hier
67
de kaders voor. De budgetten in de publieke sector staan meer nog dan in de jaren tachtig onder druk. En als gevolg van de crisis is de armslag aan de private kant ook kleiner. Maar hoewel geld een belangrijke randvoorwaardelijke factor is, gaat gebiedsontwikkeling uiteindelijk ook over (meer)waardecreatie. Het betreffen op voorhand meerjarige trajecten. Relevante aspecten bij publiek private samenwerking zijn naast risicoverdeling, innovatie, plan- en conceptontwikkeling ook kennis van procesmanagement. Ook het vanuit private zijde inleven en zich betrokken voelen bij publieke belangen is cruciaal. De afgelopen jaren is gebiedsontwikkeling te veel een zaak geworden van dikke stapels juridische documenten. Versterkt door de gevolgen van de crisis moeten we op zoek naar andere werkvormen. Gezamenlijke betrokkenheid bij maatschappelijke opgaven is hierbij een sleutelfactor. Verder kijken: na de crisis De aanvang van de kredietcrisis wordt meestal gekoppeld aan de val van Lehman Brothers in september 2008. Alhoewel 2009 dus niet het jaar van de crisis was deden de gevolgen van de kredietcrisis zich in dit jaar bij veel partijen zich wel voelen. Belangrijke kenmerken van gebiedsontwikkeling 1.0 waren naast een lange looptijd ondermeer de complexiteit en het kapitaal intensieve karakter. De gemiddelde looptijd zal als gevolg van de crisis niet korter worden. Een zekere onvoorspelbaarheid als gevolg van politieke wisselingen en conjunctuur zal ook blijven. Vraag is wat de structurele gevolgen zijn vertaald naar de opgaven voor de komende jaren. Overigens zijn niet al deze gevolgen direct te herleiden tot de kredietcrisis, zo was er al voor de crisis sprake van vraaguitval in bijvoorbeeld de woning- en kantorenmarkt. Enkele belangrijke tendensen voor de komende jaren: groter onderscheid tussen de ontwikkelingsmogelijkheden van regio’s (over- en onderdruk gebieden) en locaties; een vragersmarkt, waarin aandacht voor de eindgebruiker cruciaal is; onzekerheid over vraagherstel; het perspectief voor de verschillende soorten vastgoed verschilt;
s cherper sturen op kosten; financiering van projecten is lastiger geworden. De onzekerheid op de internationale markt duurt voort. Financiers blijven behoudend, ze stellen scherpe eisen en ze vragen een groter eigen vermogen van investeerders; de verhouding tussen risico, rendement en liquiditeit verschuift. Rendementen staan onder druk en liquide middelen zijn schaarser geworden; beperkte en selectievere aankoop van gronden en gebouwen. Het wordt steeds duidelijker dat het zowel aan private als aan publieke zijde lastig is te generaliseren. In algemene zin zien we aan publieke zijde dat het grondbedrijf van inkomstenpost een kostenpost worden en er scherpere prioriteiten worden gesteld om enkele projecten toch tot uitvoering te brengen. Afhankelijk van de positie van het grondbedrijf, marktpotentie en slagkracht zal zich de komende jaren een scherper onderscheid aftekenen tussen steden en regio’s in de mogelijkheden voor gebieds- en vastgoedontwikkeling. Overigens kunnen zich voor gebiedsontwikkeling nieuwe ‘voortstuwende krachten’ aandienen, primair publiek gefinancierd. Denk aan water, groen, infrastructuur, energie en sociaal-economische opgaven (school, onderwijs, zorg). Ook aan private zijde is het lastig te generaliseren. Er is sprake van grote verschillen tussen partijen onderling: partijen met veel / weinig eigen vermogen; partijen met veel / geen of weinig grond in portefeuille; partijen met weinig / veel balans problemen (noodzaak afwaardering gronden, lastig verkoopbare woningen); aantal grondexploitaties dat onder druk staat. Door het onder druk staan van de rendementen en schaarsere liquide middelen wordt anders omgegaan met lange termijn risico’s. In het licht van bovenstaande vertaalt dit zich in verschillende strategieën. Partijen met financiële armslag zullen aan de voorkant mee willen sturen. Partijen met minder financiële slagkracht zullen zich meer richten op productie die hun vanuit de overheid wordt gegund. Er tekenen zich nieuwe samenwerkingsmodellen af. Gericht op
het reduceren van risico’s en het slim integreren van marktkennis in ontwikkelingsprocessen (meerwaarde creatie en mee-conditioneren) en met minder kapitaalbeslag. Gezien voorliggende binnen- en buitenstedelijke opgaven blijft gebiedsontwikkeling actueel. Het succes van het tot ontwikkeling brengen van deze gebieden hangt mede af van de mate waarin publieke en private partijen er samen met andere betrokkenen in slagen te komen tot een geïntegreerde werkwijze van planvorming en uitvoering. Zonder (regionaal) gebiedsperspectief vallen we terug op losse projecten. Zeker op de lange termijn betekent dit minder toegevoegde waarde, economische maar ook maatschappelijk. De inbreng van marktkennis kan bijdragen aan innovatie, de haalbaarheid van plannen houdt de druk op het tempo van processen en hiermee ook op de uiteindelijke kosten. Binnenstedelijk verdichten In de jaren negentig is in de Vinex uitgebreid ervaring opgedaan met publiek-private samenwerking. Lessen zijn er zowel aan publieke als aan private zijde te trekken. Zo zette Amsterdam in haar structuurplan van 1985 in op een grootschalige ontwikkeling met internationale allure langs de zuidelijke IJ-oevers. Mede door inspraak van de markt is uiteindelijk gekozen voor ontwikkeling van de Zuidas. Pas recent is na inmenging van de Rijksoverheid gekomen tot een haalbare businesscase. Ook wordt op initiatief van de gemeente Amsterdam al zeker acht jaar gezocht naar een programmering van de Zuidas die bijdraagt aan de leefkwaliteit. De locatie moet meer bieden dan alleen kantoren. Vanuit het Rijk ligt er een wens de komende jaren vooral binnenstedelijk te verdichten. De vraag is hoe deze ambitie gerealiseerd kan worden in een decentraal planningstelsel, met zeer beperkte middelen. In het licht van gebiedsontwikkeling 2.0 betekent dit voor publiek-private opgaven ondermeer het (deels gezamenlijk) stellen van prioriteiten en het benoemen van de grote publieke opgaven, inclusief bijbehorende financiering. Een belangrijke vraag hierbij is hoe de wensen van de eindgebruiker vroegtijdig kunnen worden meegenomen en afgewogen. En hoe de complexi-
68
teit verminderd kan worden, waarbij enerzijds meer zekerheid wordt geboden en anderzijds meer flexibiliteit, zowel in de planopzet, samenwerkingvormen als regelgeving. Compacte stad 2.0 belicht: van urgentie naar uitvoering De overheden: gemeentelijk, provinciaal en nationaal zijn belangrijke aanjagers in het debat over de compacte stad 2.0. Zo heeft de regering in haar Structuurvisie Randstad 2040 aangekondigd dat van de 500.000 nieuw te bouwen woningen tenminste 40 procent binnenstedelijk moet worden gerealiseerd. Na de Vinex-periode, waarin het begrip compacte stad invulling kreeg met binnenstedelijke locaties en grote bouwlocaties aan de randen van de steden, is dit een belangrijke ‘intensivering’ van dit beleidsconcept. Deze beleidsmatige prioriteit wordt weerspiegeld in de bijdrage van andere disciplines aan dit debat. Aan conceptuele denkkracht, en dan met name vanuit de richting van het ruimtelijk ontwerp, is bepaald geen gebrek. Onder aanvoering van Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol is bijvoorbeeld onlangs een enthousiast pleidooi van het College van Rijksadviseurs (CRA) verschenen om het binnenstedelijk bouwen in compacte vorm op te pakken. Hun studie Prachtig Compact NL concludeert dat ‘met intelligente typologieën een intelligente vertaling van de verdichtingsopgave mogelijk is’. Sterker nog: een aanzienlijke verhoging van 40 procent binnenstedelijke productie behoort wat het CRA betreft ‘absoluut tot de mogelijkheden’. Ook vanuit de ontwikkelaars en investeerders bestaat een positieve grondhouding om de compacte stad van nieuwe impulsen te voorzien. Wie de lijst van inzendingen voor de laatste NEPROM-prijs voor locatieontwikkeling erop na slaat, ziet dat deze nagenoeg allemaal betrekking hebben op het revitaliseren van bestaande locaties. Niet alleen op echte binnenstedelijke plekken, maar ook daarbuiten. De laatste Rijksprijs Gouden Piramide heeft dat beeld bevestigd. Beide prijzen kenden inspirerende winnaars, met respectievelijk het Westerdokseiland in Amsterdam en het Dobbelmanterrein in Nijmegen. Daar gaat een belangrijk signaal voor de toekomst vanuit. Met een
69
goede mix van programma en ontwerp blijkt het mogelijk om invulling te geven aan de groeiende marktvraag naar hoogwaardig binnenstedelijk wonen en werken. Meerdere doelstellingen worden daarmee bereikt. Niet alleen wordt zo het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer verbeterd, maar ook de middengroepen worden zo behouden voor de stad. Alle reden dus om het binnenstedelijk ontwikkelen hoog op de agenda te houden, zowel aan de publieke als private kant. Regionale verschillen Zonder oog voor financiering, procedurele vereenvoudiging en mensenwensen is een pleidooi voor een grotere binnenstedelijke ontwikkelproductie daarentegen kansloos. Ook is het noodzakelijk om de compacte stad in een breder perspectief te plaatsen. De klassieke compacte stad - omgeven door een leeg ommeland - bestaat namelijk niet meer, zeker niet in de Randstad. De stad is een aaneengesloten stedelijke agglomeratie geworden. Er is sprake van metropoolvorming, met steeds grotere regionale verschillen. Vanuit die bril moeten we naar onze stedelijke gebieden kijken en daarbij onderscheid maken tussen de binnenstad, de voor- en naoorlogse uitbreidingen en de omgeving van de stad. Op dit schaalniveau moeten richtinggevende uitspraken worden gedaan over waar ontwikkelingen mogelijk zijn en waar niet. Een aantal groen/blauwe gebieden in dit land is van een dermate hoge kwaliteit dat je ervan af moet blijven met grootschalige verstedelijkingsingrepen (Waterland, Groene Hart, Utrechtse Heuvelrug). Wel moeten dergelijke gebieden beter worden ingericht en vooral ook beter toegankelijk worden gemaakt. Dat heeft tot gevolg dat stadsmensen ook echt van die gebieden gaan houden; de beste waarborg voor bescherming. Iets vergelijkbaars geldt voor de stedelijke milieus en de omliggende groengebieden. De verbinding tussen stedelijke groennetwerken en de omliggende landschappen is veelal slecht en wordt gehinderd door infrastructurele barrières. Hiernaast moet in de sfeer van handhaving en het tegengaan van verrommeling consequenter worden opgetreden.
Zo bezien vergt het werken aan de compacte stad 2.0 een heel andere aanpak dan die ten tijde van de Vierde Nota werd uitgevonden en in de jaren erna verder is ontwikkeld. Van een overheidsgestuurde planningspraktijk moet de overstap worden gemaakt naar een praktijk waarin steden en regio’s het ‘op eigen kracht’ moeten zien te redden. Die ambitie moet gestalte krijgen op een veelheid van terreinen, die onderling samenhangen: van wonen, cultuur en onderwijs tot en met de inrichting van de openbare ruimte. Steden zullen daarbij voort moeten borduren op hun eigen kwaliteiten. De opgave van de komende jaren ligt bij de doorontwikkeling van de bestaande voorraad. Dit betekent ondermeer naast continuïteit van institutionele gebiedsontwikkeling meer ruimte en noodzaak van bottom-up strategieën in de Anglo-Amerikaanse traditie van gentrification. Niet zozeer gebaseerd op de maakbaarheidsgedachte maar veeleer op een geleidelijk veranderingsproces. Op de schaal van Nederland betreft de bestaande voorraad ruim 7 miljoen woningen en een grote voorraad aan kantoren en bedrijventerreinen. Hier steken de nieuwbouwcijfers echt mager bij af. Dynamisch proces Een realistisch compacte stadsbeleid begint bij de wensen van (potentiële) bewoners en bedrijven, confronteer deze met de ruimtelijk-economische mogelijkheden en kwaliteiten en stel vervolgens een haalbaar stedelijk investeringsprogramma op. Oude dogma’s moeten daarbij uiterst kritisch worden bejegend. Een voorbeeld is het koste wat het kost willen realiseren van 30 procent sociale woningbouw, zelfs op uiterst kostbare binnenstedelijke locaties en in steden waar het grootste deel van de woningen al behoort tot de goedkope huurwoningenvoorraad. In een subsidieloze toekomst zijn dergelijke eisen absoluut onhaalbaar. Private partijen kunnen op locatieniveau helpen om de werkelijke voorkeuren van eindgebruikers te articuleren en te verwerken in wervende planconcepten. Zij kunnen de financiële haalbaarheid van plannen dichterbij brengen door de opbrengstpotentie te vergroten met aanvaardbare risicoprofielen. Voor de komende herontwikkelingsslag in
de steden zijn publiek en privaat op elkaar aangewezen, op straffe van een gigantische investeringsdip2. Vertrouwen tussen partijen is hierbij cruciaal. Dit betekent ondermeer in het lange traject van concept naar ontwerp en businesscase, contracttering en realisering, moeilijke episodes doormaken. Gebiedsontwikkeling is een dynamisch proces, met veranderingen tijdens de rit. Die worden veroorzaakt door bijvoorbeeld gewijzigde politieke preferenties, verzet van een deel van de bevolking of veranderende marktomstandigheden. Om deze obstakels te kunnen overwinnen is een zakelijke, op onderling vertrouwen gebaseerde verstandhouding een essentiële randvoorwaarde. Zeker nu is het daarbij belangrijk dat marktpartijen voor een transparante opstelling kiezen. Daaraan ontbreekt het nu vaak. Transparant door te laten zien wat hun bedrijfsdoelstellingen zijn, hoe ze met commerciële en publieke belangen omgaan en hoe ze zakelijk opereren. Voor dat laatste hoeven de boeken niet open, maar wat meer op zijn Angelsaksisch over geld praten, bij voorbeeld over hoe de grondexploitatie in elkaar steekt, kan geen kwaad3. Naar blikverruiming in de stedenbouw Volgens de vorig jaar verschenen nota Een cultuur van ontwerpen lukt het niet om ontwerptalent zo in te zetten dat een bevredigend ruimtelijk resultaat ontstaat. Terwijl, vervolgt de notatekst ‘zij vanuit een culturele benadering de ruimte zo kunnen vormgeven dat deze duurzaam, functioneel en aantrekkelijk is’. Al hoewel het de vraag is in hoeverre deze formulering de gebouwde realiteit van de afgelopen jaren dekt, raak ze aan de kern van het vakgebied. Instrumenteel en intrinsiek vakmanschap. Vakmanschap dat zich uitstrekt over verschillende schaalniveaus. Vakmanschap ook dat lange tijd een vanzelfsprekende verankering had binnen de publieke diensten. Na een eeuw staatsdominantie en volkshuisvestingsbeleid is er vanaf de jaren tachtig echter sprake van verschuivende panelen, met meer ruimte voor de markt. Mensen als Dirk Sijmons en Frits Palmboom vertrokken in de jaren tachtig bij de overheid om voor zichzelf te beginnen.
70
Een ontwikkeling die zich in de jaren negentig doorzet. Ook richt een groeiend aantal marktpartijen een eigen ontwerp afdeling op. Voorbeelden zijn de conceptafdelingen van MAB en AM en het aan Multivastgoed gelieerde T+T Design. Kortom het werkveld en de aard van het opdrachtgeverschap van de stedenbouw verandert. Het zijn voornamelijk de grotere steden die nog toonaangevende stedenbouwkundige diensten in huis hebben. Daarnaast kennen steden, ook de kleinere stadsbouwmeester, kwaliteitsteams op stad of projectniveau en Welstand. Binnen de beroepsgroep wordt het verlies van de positie van het vakgebied gezien als symptoom van deze nieuwe verhoudingen en niet zozeer als het gevolg van onvoldoende expertise4. Hier rijst de vraag wat onder de stedenbouwkundige expertise moet worden verstaan, welke positie verloren is en hoe de toekomst van het vakgebied er uit ziet. We verkeren in het tijdperk van de Post-Vinex. De komende jaren is er sprake van een grote verscheidenheid aan opgaven. Een aantal grootschalige opgaven; zoals de Westflank Haarlemmermeer, Stadshavens Rotterdam en Rijnenburg bij Utrecht. Het betreft in- en uitbreidingen van kleinschaligere kernen en een forse herstructureringsopgave. Niet alleen binnenstedelijk, maar ook voor bedrijventerreinen en voormalige kantoorlocaties. Kleinschalige bottom-up strategieën In het licht van de opgave voor de Metropoolregio Amsterdam is de vraag naar opdrachtgeverschap en het via een strategische ontwerp komen tot een gezamenlijke ontwikkelen uitvoeringstrategie uiterst actueel. Geleerd kan worden van de recente ervaringen met betrekking tot de samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen en de eerste verkenningen rond de gebiedsagenda’s. Zaanstad is een interessante proeftuin met relatief goedkope werkruimtes en potentie voor aantrekkelijke complementaire woonmilieus. Met het recent opgeleverde centrumplan naar ontwerp van Sjoerd Soeters staat het zelfs internationaal op de kaart. Daarnaast is nu al een groei van meer kleinschalige bottomup strategieën zichtbaar onder de noemers van acupunctuur,
71
mentaal eigenaarschap en collectief en particulier opdrachtgever- en ondernemerschap. De ontwerper en het ontwerp bewegen zich steeds vaker tussen verschillende schaalniveaus, netwerken, organisatieniveaus, disciplines en probleemeigenaren. Weten wat de eindgebruiker wil en communicatieve vaardigheden zijn vereist. Het ontwerp vervult een rol in verschillende systemen: van ruimtelijk en sociaal-economisch naar politiek en meer operationeel. Strategisch denken, het ontwerp ook als communicatiemiddel zien en samenwerken met verschillende partijen in netwerken is een nog onderbelicht ambacht. Of in de woorden van Joost Schrijnen ‘je moet als stedenbouwkundige zowel de opgave als het opdrachtgeverschap ontwerpen’. Anders blijven ontwerpen papieren werkelijkheden. Innovatie en schoonheid hoeven elkaar niet uit te sluiten. De schoonheid van een ontwerp wordt mede bepaald door het talent om vorm te geven aan de ruimte in een persoonlijk handschrift. Dit talent moet ontwikkeld, gekoesterd en getoond worden, maar wel in bovenstaande actuele context en in wisselwerking met onderzoek. Stedenbouw mag dan niet meer het alleen recht hebben vanuit de publieke diensten, het blijft een krachtig wapen in de strijd om de ruimte. Tot slot We verkeren in een periode van onzekerheid. Alhoewel er sprake is van een licht herstel op de woningmarkt, werpen de Rijksbezuinigingen tegelijk een schaduw vooruit. Afwachten brengt ons niet dichter bij het stipje aan de horizon van een aantrekkelijke leefomgeving. Hiervoor is de opgave te complex. Vertrouwen en slagkracht door overheid en markt is cruciaal. Met inbreng van de civil society. In de jaren tachtig is het platform voor stedelijke vernieuwing opgericht met als doel het op gang brengen van gesprekken tussen grote gemeenten en beleggers en ontwikkelaars over voorliggende opgaven. Wellicht dat nu de regionale gebiedsagenda’s als voertuig kunnen dienen om gezamenlijk koers te bepalen. Stedenbouw en architectuur kunnen een rol vervullen in het verbeelden van mogelijke toekomsten, maar ook in het verbinden van wensen
van eindgebruikers en professionele kennis. Hierbij moet de rol van het ontwerp in het ruimtelijke proces specifieker benoemd worden en meer aandacht krijgen. Juist ook aan de kant van politici, die zich nu nog te vaak beroepen op overbodige juridische schijnzekerheden. Gebiedsontwikkeling 2.0 vraagt om meer ruimte voor politieke afweging en om verdere regionale afstemming. Strategisch ontwerp en (ontwerpend) onderzoek kunnen hierbij voor een belangrijke stimulans zorgen, mits verankerd in de veelal complexe besluitvormingsprocessen. Deels via onvoorspelbare paden, maar altijd met het oog op een duurzame metropolitane regio.
1. Voor deze passage is dankbaar gebruik gemaakt van het verslag dat Tineke Lupi namens het NICIS heeft gemaakt van de door het NICIS georganiseerde Randstad 2040 conferentie. Zie voor het volledige verslag: www.nicis.nl / verslag conferentie Randstad 2010 2. Zeeuw, F, passage uit het essay Compacte stad 2.0, de groeiende kloof tussen beleid en realiteit, onderdeel van de publicatie onder redactie van Luuk Boelens, najaar 2010 3. Konickx, J. en M. Spoelstra, ‘Anders denken, anders werken, anders financieren’ in Real Estate Magazine, nr. 38 2005. 4. In opdracht van OC&W heeft het RIGO een enquête gehouden onder stedenbouwkundigen. De resultaten zijn te vinden onder publicaties op de site van het RIGO.
72
Colofon Deze publicatie is gemaakt namens de Metropoolregio Amsterdam. Redactie en samenstelling Bob van der Zande en Monique van den Berg Vormgeving Thonik, Amsterdam Drukwerk Rotor Offsetdruk, Amsterdam Fotografie H et Funen, Amsterdam: Gabriele Merolli (p.20-23) O lympisch Kwartier, Amsterdam: Joost Guntenaar, Gabriele Merolli, Jacqueline Pieters (p.26-30)
V ernieuwing Ganzenhoef, Amsterdam: P. de Ruig, CASA architecten (p.32-26)
B erkenstede, Diemen: ROVORM, Christiaan Richters, Joost Brouwers, Roos Aldershoff (p.38-42)
D e Werf, Monnickendam: Fedde de Weert, St. Maartensbrug (p.50-54)
B oskamers in de Stripheldenbuurt, Almere: Peter de Kan, Robert Träger (p.60-63)
O verig: Eveline Renaud (p.17) Met dank aan de inzendende gemeenten, ontwikkelaars en betrokken stedenbouwkundigen, architecten voor de geleverde teksten, projectgegevens, foto’s en (plan) tekeningen. Uitgave Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Postbus 1104 1000 BC Amsterdam © Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, 2010