Met het oog op opiaten
Een beschrijvend onderzoek
Rijswijk, maart 1998
Colofon Inspectie voor de Gezondheidszorg Postbus 5850 2280 HW Rijswijk
Voor eventuele informatie m.b.t dit rapport: Inspectie voor de Gezondheidszorg voor Noord-Holland Postbus 6160 2001 HD Haarlem Tel: 023 - 516 0330
2
Inhoud
Voorwoord
5
1
Inleiding
7
2
Doelstelling en uitvoering
9
3
Wettelijk kader
11
4
Werkwijze
13
5
Bevindingen 5.1 Directe maatregelen en bevindingen
15 22
6
Algemene conclusies
23
7
Aanbevelingen
25
8
Samenvatting
27
Bijlagen:
1
Lijst van betrokken inspecteurs
2
Publicaties in het Pharmaceutisch Weekblad
3
Statistische verantwoording
4
Onderzoeksprotocol
3
4
Voorwoord Onder de geneesmiddelen hebben de Opiumwetmiddelen altijd een bijzondere plaats ingenomen. Dat komt niet alleen omdat ze een groot potentieel tot gewenning en verslaving in zich hebben, maar daar zijn ook internationale verdragsverplichtingen reden toe. De verdragen van de Verenigde Naties waar ook Nederland lid van is, verplichten de lidstaten zodanige maatregelen te treffen dat de middelen, die onder de verdragen vallen, vanuit het circuit van geneeskundige toepassing niet kunnen leiden tot misbruik of aanwending daartoe. Dat betekent op het niveau van de apotheek dat er maatregelen ter controle en toezicht moeten worden getroffen, die het vooral voor de apotheker, maar ook voor de Inspectie mogelijk maken regelmatig te verifiëren of de aanwezige voorraden van Opiumwetmiddelen overeenstemmen met datgene wat er volgens de inslag en uitslag in de apotheek aanwezig moet zijn. Tot 1993 diende daartoe de verplichting tot het doen van de 1 april-voorraadopgave van Opiumwetmiddelen, een verplichting die was opgenomen in het bij de Opiumwet behorend Besluit aflevering Opiumwetmiddelen op recept. Doel was om met name in geval van diefstal of andere calamiteiten te kunnen nagaan om welke hoeveelheden middelen het ging. In de praktijk werd deze verplichting als sterk belastend ervaren. Bovendien was uitvoering van een controle moeilijker naarmate het tijdstip daarvan verder verwijderd was van de datum van de 1 april-opgave. Deze nadelige aspecten in combinatie met de steeds voortschrijdende automatisering, zijn in 1993, mede na overleg met de KNMP, reden geweest de 1 aprilopgave te vervangen door een systeem van doorlopende administratie. Deze wettelijke verplichting, dit zogenoemde rekeningcourantsysteem van in- en uitslag per Opiumwetmiddel, moet een inzichtelijke en eenvoudige controle van de aanwezige voorraden Opiumwetmiddelen mogelijk maken voor alle belanghebbenden, zowel de verantwoordelijk apotheker als de Inspectie. Na regelmatig aandacht aan deze verplichting te hebben geschonken in het Pharmaceutisch Weekblad en na waarschuwing dat door de Inspectie onderzoek zou worden verricht naar de naleving ervan, is dit onderzoek ook daadwerkelijk verricht. De resultaten zijn gepubliceerd in dit rapport. Samenvattend is mijn conclusie dat de naleving van de wettelijke verplichtingen ernstig te wensen overlaat. De KNMP zal worden gevraagd met voorstellen te komen ter verbetering van de situatie.
De Hoofdinspecteur voor de farmacie en de medische technologie,
Drs. P.H. Vree
5
6
1
Inleiding
Bij Besluit van 17 september 1993 tot wijziging van het Besluit aflevering Opiumwetmiddelen op recept (Stb. 502) is het voeren van een doorlopende administratie voor de aanwezige voorraden Opiumwetmiddelen verplicht gesteld. Deze doorlopende administratie (een zogenaamd rekening-courantboekhouding van in- en uitslag per Opiumwetmiddel) biedt de mogelijkheid om desgewenst op ieder moment inzichtelijk en op eenvoudige wijze controle uit te voeren op de aanwezige voorraden. Deze doorlopende administratie is ter vervanging van de tot dat tijdstip vigerende voorschriften betreffende de 1-april-voorraadopgave, een peildatum ten behoeve van de fysieke voorraad Opiumwetmiddelen, die in openbare apotheken in de kast voor verdovende middelen wordt bewaard. Bij het Besluit van 24 januari 1994 (Stb. 309) tot wijziging van het Besluit aflevering Opiumwetmiddelen op recept, is de doorlopende administratie voor de Opiumwetmiddelen uitgebreid met een aantal psychotrope stoffen. In 1995 is bij inspecties in openbare apotheken in het kader van het algemeen toezicht gesignaleerd dat de implementatie van de bovengenoemde regelgeving te wensen overlaat. Eind 1995 is door de Inspectie voor de Gezondheidszorg voor Gelderland en Overijssel een vooronderzoek verricht naar deze implementatie. Bij dit vooronderzoek zijn deze tekortkomingen bevestigd. Hierop is in 1996 besloten een landelijk onderzoek in te stellen naar de implementatie van het ‘Besluit aflevering Opiumwetmiddelen op recept’ in openbare apotheken. Het voorliggende rapport bevat de resultaten van dit onderzoek dat in de eerste twee maanden van 1997 is uitgevoerd. In hoofdstuk 2 zijn de doelstelling en uitvoering van het onderzoek beschreven met de onderzoeksvraag. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het wettelijk kader. In hoofdstuk 4 komt de werkwijze aan de orde. In hoofdstuk 5 zijn de bevindingen per onderzoekspunt met bijbehorende grafieken weergegeven. In hoofdstuk 6 zijn de conclusies te vinden. In hoofdstuk 7 zijn de aanbevelingen verwoord. Hoofdstuk 8 geeft tenslotte een samenvatting van het rapport.
7
8
2
Doelstelling en uitvoering
De doelstelling van het onderzoek luidt: "Het inventariseren in hoeverre de implementatie van het vereiste systeem voor een doorlopende administratie volgens de Opiumwet in openbare apotheken is gerealiseerd". In dit landelijk onderzoek is getracht inzicht te verwerven in: − de invoering van het gestelde in de Opiumwet met betrekking tot de doorlopende administratie; − bewaring van de middelen die vallen onder de Opiumwet; − bewaring van de Opiumwetrecepten; − bewaring van de ontvangstbewijzen van de groothandel. Door de landelijke opzet van het onderzoek en de geprotocolleerde aanpak zijn de gegevens representatief voor een totaalbeeld in de openbare apotheken. Er is sprake van een gerandomiseerd onderzoek. Op basis van een aselecte steekproef zijn 10% van de openbare apotheken geselecteerd. In het beleidsplan IGZ 1996-1999 zijn speerpunten geformuleerd en de vormen van toezicht beschreven. Een van de speerpunten is de handhaving en implementatie van de gezondheids-wetgeving. Thematisch toezicht wordt omschreven als “Toezicht op basis van qua inhoud afgebakend onderwerp, een concrete vraag of een onderzoek gericht op een onderdeel van kwaliteitssysteem of een deel van een zorgvoorziening”. Het voorliggende onderzoek voldoet aan de genoemde criteria in het beleidsplan en aan die voor thematisch onderzoek. De aard van het onderzoek is beschrijvend. De onderzoeksvraag richt zich slechts op het hoe en niet op het waarom.
9
10
3
Wettelijk kader
Geschiedenis en begripsbepaling De essentie van de huidige Opiumwet is tot stand gekomen in 1976. Daarmee zijn de verplichtingen geïmplementeerd die voortvloeien uit het Verdrag van de Verenigde Naties op het gebied van de verdovende middelen. Dat Verdrag stamt uit 1961 en is nog eens geamendeerd in 1972. Het wordt ook wel het Enkelvoudig Verdrag genoemd om aan te geven dat het dient ter vervanging van vele bi-, tri- en multi-laterale verdragsovereenkomsten die er over de gehele wereld bestonden ter regulering van de internationale handel in verdovende middelen. Daartoe behoort van oudsher opium. Vandaar de naam Opiumwet. In 1993 is de wet wederom ingrijpend gewijzigd. Deze keer om de verplichtingen te implementeren van het tweede verdrag van de Verenigde Naties op dit gebied, namelijk het Verdrag inzake Psychotrope Stoffen, ook wel genoemd het Verdrag van 1971. Deze laatste ingrijpende wijziging van de Opiumwet is in mei 1994 van kracht geworden. De verplichtingen van de verdragen zijn gericht op de controle van de produktie, de distributie, de toepassing en het internationale verkeer van de middelen die in de verdragen zijn aangewezen. Op hoofdlijnen is de structuur van de Opiumwet feitelijk zo dat alle handelingen met de aangewezen middelen voor iedereen zijn verboden. Vervolgens maakt de Opiumwet uitzonderingen voor beroepsbeoefenaren als artsen, apotheekhoudenden, alsmede houders van een opiumverlof. Deze uitzonderingen zijn aan voorwaarden verbonden, die zijn vastgelegd in de uitvoeringsbesluiten behorend bij de Opiumwet. Zo is er het Besluit voorschrijven Opiumwet-middelen, waarin nauwkeurig is aangegeven welke middelen mogen worden voorgeschreven en aan welke eisen een recept moet voldoen. Dit is het Opiumwetrecept. Het Besluit aflevering Opiumwetmiddelen op recept legt onder meer verplichtingen vast over de administratie en middelenbeheer, de bewaring van verschillende documenten, alsmede de aflevering van middelen en de bewaring van recepten. De bewaring van de meeste Opiumwetmiddelen dient te geschieden in de opiatenkast. Dit is geregeld in het Besluit vergiften in apotheken en ziekenhuizen behorend bij de Wet op de geneesmiddelenvoorziening. Dit Besluit is in 1994 aangepast om onder meer de bewaring van een deel van de nieuwe psychotrope stoffen en een aantal andere opiaten buiten de opiatenkast toe te staan. In 1993 (Besluit van 17 September 1993, Stb. 502) is de verplichting van de zogenoemde 1 april-voorraadopgave van Opiumwetmiddelen komen te vervallen. Dat betreft de jaarlijkse verplichting voor apotheekhoudenden om, volgens het Besluit aflevering Opiumwetmiddelen op recept, opgave te doen van de per 1 april in de apotheek aanwezige voorraden Opiumwetmiddelen. Daarvoor in de plaats is de verplichting ingevoerd om een doorlopende administratie bij te houden van in- en uitslag van Opiumwetmiddelen. 11
Deze doorlopende administratie, een zogenoemd rekeningcourantsysteem, maakt het mogelijk om op ieder moment inzichtelijk en op eenvoudige wijze controle uit te oefenen op de aanwezige voorraden Opiumwetmiddelen. Aan de Inspectie is de bevoegdheid verleend aanwijzingen te geven over de inrichting van de administratie.
12
4
Werkwijze
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft medio 1996 besloten tot het uitvoeren van dit onderzoek. Alvorens tot daadwerkelijke uitvoering van het onderzoek over te gaan, wordt in het Pharmaceutisch Weekblad (jaargang 131, nummer 37 van 13 september 1996) dit voornemen gepubliceerd. In het artikel ’Administratie van Opiumwetmiddelen in de apotheek’ zijn de apothekers geïnformeerd dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg inspecties in het kader van de Opiumwet zal uitvoeren (zie bijlage 2). Het thematisch onderzoek is in het werkplan van de Inspectie voor de Gezondheidszorg van 1997 opgenomen. Het daadwerkelijke onderzoek is verricht in week 2 tot en met week 6 van 1997. Op basis van een aselecte steekproef is 10% van de openbare apotheken in Nederland geselecteerd (zie bijlage 3). Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een onderzoeksprotocol (zie bijlage 4). Bij de uitvoering van het onderzoek zijn ter vergelijking van de administratieve en de fysieke voorraad Opiumwetmiddelen tien preparaten en twee grondstoffen gecontroleerd. De keuze van de tien preparaten is willekeurig. Voor de grondstoffen zijn dit in alle gevallen morfine hydrochloride en bij voorkeur de psychotrope stof diazepam. De middelen genoemd in artikel 3 van het Besluit aflevering Opiumwetmiddelen op Recept (codeïne etc.) zijn door hun gedeeltelijke uitzondering buiten dit onderzoek gehouden. De inspecties zijn maximaal 7 werkdagen van te voren op neutrale wijze telefonisch aangekondigd: ‘Een inspectie in het kader van de Opiumwet’.
13
14
5
Bevindingen
Over de onderzoekspunten, zoals vermeld in het protocol (bijlage 4), zijn voor de onderzochte aspecten de volgende bevindingen te melden. ad 2a
De aanwezigheid van een rekeningcourantsysteem voor de ‘klassieke’ Opiumwetmiddelen; preparaten en grondstoffen van Lijst I (figuur 1): - in 145 apotheken (95%) is het systeem volledig ingevoerd; - in 8 apotheken (5%) is het nog niet ter hand genomen.
Figuur 1 : Rekeningcourantsysteem (N=153)
niet aanwezig 5%
aanwezig 95%
ad 2b
De aanwezigheid van een rekeningcourantsysteem voor de psychotrope grondstoffen en preparaten van Lijst II, onderdeel a1 (OW-receptplicht): (figuur 2) - in 93 apotheken (61%) is het volledig ingevoerd; - in 21 apotheken (14%) is het ten dele ingevoerd; - in 39 apotheken (25%) is het niet ingevoerd. Figuur 2 : Preparaten en grondstoffen Lijst II, a.1 (N=153) ten dele ingevoerd 14% niet ingevoerd 25%
wel ingevoerd 61%
15
Wat betreft de psychotrope grondstoffen van Lijst II, onderdeel a.2, geldt: N=151 (figuur 3) - in 53 apotheken (35%) is het volledig ingevoerd - in 39 apotheken (26%) is het ten dele ingevoerd - in 59 apotheken (39%) is het niet ingevoerd Figuur 3 : Grondstoffen Lijst II a.2 (N=151) wel ingevoerd 35%
ten dele ingevoerd 26%
niet ingevoerd 39%
Over het gehele onderzoekspunt 2b geldt dat de verplichte administratie - in 48% van de apotheken volledig is ingevoerd; - in 20% ten dele is ingevoerd; - in 32% van de apotheken niet is ingevoerd.
ad 2c a.1,
De bewaring van de grondstoffen en preparaten preparaten van Lijst II, onderdeel in de opiatenkast (figuur 4): - in 105 apotheken (69%) vindt deze correct plaats; - in 29 apotheken (19%) vindt deze ten dele plaats; - in 19 apotheken (12%) vindt deze niet juist plaats.
Figuur 4 : Bewaring psychotrope stoffen Lijst II, a.1 (N=153)
in OW-kast 69%
gedeeltelijk in OW-kast 19%
buiten OW-kast 12%
16
ad 2d
De bewaring van de grondstoffen van Lijst II, onderdeel a.2, in de opiatenkast: (N =151) (figuur 5) - in 97 apotheken (64%) vindt deze correct plaats; - in 31 apotheken (21%) vindt deze ten dele plaats; - in 23 apotheken (15%) vindt deze niet juist plaats.
Figuur 5: Bewaring psychotrope stoffen Lijst II, a.2 ((grondstoffen) (N=151)) gedeeltelijk in OW-kast 21% buiten OW-kast 15%
in OW-kast 64%
ad 2e a.1,
De in- en uitslag van grondstoffen en preparaten van Lijst II, onderdeel is (figuur 6) - in 90 apotheken (59%) volledig ingevoerd; - in 37 apotheken (24%) ten dele ingevoerd; - in 26 apotheken (17%) niet ingevoerd.
17
Figuur 6 : Recepten opgenomen in rekeningscourantsysteem Lijst II, onderdeel a.1 niet opgenomen 17% gedeeltelijk opgenomen 24%
opgenomen 59%
ad 2f
De mate waarin op eenvoudige wijze op het moment van de inspectie met het rekeningcourantsysteem de voorraad kan worden vastgesteld, is (figuur 7) - in 59 apotheken (39%) op het moment van de inspectie mogelijk; - in 81 apotheken (53%) ten dele mogelijk; - in 13 apotheken (8%) niet mogelijk.
Figuur 7 : Vaststellen fysieke voorraad algemeen (N=153) ten dele mogelijk 53%
mogelijk 39%
niet mogelijk 8%
Uitgesplitst naar de zogenoemde ‘klassieke’ middelen en de psychotrope stoffen en preparaten blijkt het volgende. Van de middelen van Lijst I blijkt dat het vaststellen van de voorraad - in 91 apotheken (60%) mogelijk is; - in 48 apotheken (31%) ten dele mogelijk is - in 14 apotheken (9%) niet mogelijk is.
18
Figuur 8 : Vaststellen fysieke voorraad Lijst I (N=153)
mogelijk 60% ten dele mogelijk 31%
niet mogelijk 9%
19
Voor de middelen van Lijst II, onderdeel a.1, en de grondstoffen van onderdeel a.2, blijkt dat het vaststellen van de voorraad met het rekeningcourantsysteem (figuur 9) - in 55 apotheken (36%) mogelijk is; - in 69 apotheken (45%) ten dele mogelijk is; - in 29 apotheken (19%) niet mogelijk is.
Figuur 9: Vaststellen fysieke Lijst II (N=153)
ten dele mogelijk 45%
mogelijk 36% niet mogelijk 19%
Controle van preparaten De vooraf a-select uitgekozen tien preparaten van Lijst I en Lijst II, onderdeel a.1, bleken niet in alle apotheken in voorraad. Er zijn 1331 preparaten (87%) daadwerkelijk geteld. Van deze 1331 beschikbare preparaten stemt de voorraad van 1160 preparaten (87%) overeen met de administratie en 171 preparaten (13%) stemden niet overeen. Controle van grondstoffen Er is besloten dat in alle gevallen de grondstof morfine hydrochloride wordt gewogen en één ‘hardloper’ van een psychotrope stof. Deze psychotrope stof is bij voorkeur de grondstof diazepam. Bij afwezigheid van de grondstof diazepam is een andere grondstof voorkomende op Lijst II, onderdeel a.2 gekozen (N= (twee grondstoffen * 153 apotheken) = 306). Resultaten Niet alle apotheken hebben morfine hydrochloride grondstof en/of een grondstof voorkomende op Lijst II, onderdeel a.2 in voorraad. Van het theoretische aantal van 306 zijn er 201 wegingen uitgevoerd. Er is geen onderscheid gemaakt in het aantal wegingen grondstoffen Lijst I of Lijst II. De oorzaken van de verschillen tussen de in het rekeningcourantsysteem vermelde hoeveelheid en de gewogen hoeveelheid zijn zeer divers en zijn niet weergegeven. Als mogelijke oorzaak hiervoor is bijvoorbeeld de opgetreden weegverliezen of het al of niet meewegen van de verpakking aan te geven.
20
ad 2g
De afzonderlijke bewaring van zowel de Opiumwetrecepten en de ontvangstbewijzen van de groothandel (figuur 10). De Opiumwetrecepten behoren in volgorde te worden bewaard op naam van de voorschrijver, op naam van het middel en op datum van aflevering. De bewaring vindt volgens de wettelijke voorschriften - in 90 apotheken (59%) juist plaats; - in 61 apotheken (40%) gedeeltelijk juist plaats; - in 2 apotheken (1%) niet plaats.
Figuur 10: Bewaring OW-recepten (N=153) achterwege gelaten 1% volgens voorschrift 59%
incompleet 40%
De bewaring van de ontvangstbewijzen vindt volgens de wettelijke voorschriften (figuur 11) - in 121 apotheken (79%) juist plaats; - in 31 apotheken (20%) gedeeltelijk juist plaats; - in 1 apotheek (1%) niet plaats.
Figuur 11: Bewaring ontvangstbewijzen groothandel (N=153) achterwege gelaten 1% volgens voorschrift 79% incompleet 20%
21
ad 2h
Het rekeningcourantsysteem is - in 61 apotheken (40%) geautomatiseerd; - in 84 apotheken (55%) handmatig; - in 8 apotheken (5%) niet aanwezig.
Figuur 12: Rekeningourantsysteem (N=153) geautomatiseerd 40%
niet aanwezig 5% handmatig 55%
ad 2i
De publicatie ‘De administratie van Opiumwetmiddelen in de apotheek’ in het Pharmaceutisch Weekblad (Jaargang 131, nr. 37, 1996) is (figuur 13) - door 105 apothekers (68%) gelezen; - door 41 apothekers (27%) niet gelezen; - bij 7 apothekers (5%) onbekend.
Figuur 13: Pharmaceutisch Weekblad gelezen (N=153) nee 27% onbekend 5%
ja 68%
22
5.1
Directe maatregelen en overige bevindingen
-
In 78 apotheken zijn direct te nemen maatregelen afgesproken. In 64 apotheken zal een herinspectie plaatsvinden.
-
De preparaten van pentazocine (Fortral) en buprenorphine (Temgesic) zijn opvallend vaak niet in het rekeningcourantsysteem opgenomen.
-
De software van geautomatiseerde systemen is veelal niet ingesteld op de verwerking van grondstoffen voor magistrale of officinale bereiding.
-
In handmatige systemen komen veel telfouten en doorhalingen voor.
-
Vooral preparaten van pentazocine en buprenorphine staan niet in de opiatenkast.
-
Vooral de grondstoffen cyclobarbital, meprobamaat, pentobarbital en phenobarbital staan niet in de opiatenkast.
-
Medewerkers in de apotheek herkennen een recept niet altijd als een Opiumwetrecept en bergen het niet juist op.
-
Men is niet altijd bekend met de mogelijkheden van het geautomatiseerde systeem.
-
In een aantal apotheken is één medewerker belast met het rekeningcourantsysteem. Bij afwezigheid van die medewerker doen zich dan snel stagnaties voor.
23
6
Algemene conclusies
Algemeen
In 22 apotheken (14%) zijn alle onderzoekspunten in orde bevonden; het rekeningcourantsysteem is volledig ingevoerd, men bewaart de Opiumwetmiddelen, de Opiumwetrecepten en de ontvangstbewijzen op de juiste wijze en de aanwezige voorraad middelen klopt met de administratie. In een grote meerderheid van de apotheken (86%) is één of meer onderzoekspunten niet in orde.
Gemiddeld genomen en naar negen onderzoekspunten gemeten, voldoet 62% van de apotheken volledig; 38% van de apotheken voldoet niet, waarvan 25% ten dele en 13% volledig niet.
Het niet voldoen vindt in belangrijke mate zijn oorzaak in de relatief hoge percentages van afwezigheid van het rekeningcourantsysteem voor de grondstoffen en preparaten waarvoor dat sinds mei 1994 wel noodzakelijk is. Op de tweede plaats komt de in- en uitslag van middelen van Lijst II, onderdeel a.2. In 17% van de apotheken is die in- en uitslag niet ingevoerd. Op de derde plaats komt het aspect van de bewaring in de opiatenkast van de nieuwe middelen uit 1994.
Op onderzoekspunten
Het rekeningcourantsysteem is in 95% van de apotheken voor de preparaten en grondstoffen van Lijst I (Klassieke Opiumwetmiddelen) volledig ingevoerd. Echter, in slechts 60% van de apotheken kan de aanwezige voorraad van deze middelen volledig met het rekeningcourantsysteem worden vastgesteld.
Voor de grondstoffen en preparaten van Lijst II, onderdeel a.1, is in 61 % van de apotheken het rekeningcourantsysteem volledig ingevoerd. Bij de grondstoffen van Lijst II, onderdeel a.2, is dat slechts 35%.
De bewaring van grondstoffen en preparaten van Lijst II, onderdeel a.1, vindt in 69% van de apotheken op juiste wijze plaats. Bij de grondstoffen van Lijst II, onderdeel a.2, is dat in 64% van de apotheken het geval.
Het vaststellen van de aanwezige voorraad met het rekeningcourantsysteem is in 39% van de apotheken op het moment van de inspectie mogelijk. Ook daarin scoren de ‘klassieke’ Opiumwetmiddelen beter dan de psychotrope stoffen, namelijk respectievelijk 60 en 36%.
Het opbergen van de Opiumwetrecepten vindt in 59% van de apotheken juist plaats. Bij het opbergen van de ontvangstbewijzen is dat in 79% van de apotheken het geval.
24
Publicatie in het Pharmaceutisch Weekblad Door 68% van de apothekers is de publicatie in het Pharmaceutisch Weekblad ‘De administratie van Opiumwetmiddelen in de apotheek’ gelezen.
25
7
Aanbevelingen
Openbare apothekers 1.
De kennis van de Opiumwet en de daarbij behorende Besluiten en het Besluit vergiften in apotheken en ziekenhuizen 1973 dient te worden verbeterd.
2.
De openbare apotheker dient een instructie op te stellen conform de Nederlandse Apotheek Norm voor het opbergen van de Opiumwetrecepten en de ontvangstbewijzen van de groothandel.
3.
Een aantal openbare apothekers dient hun kennis van de mogelijkheden die het in de apotheek gebruikte geautomatiseerde systeem (computer) biedt, te vergroten.
4.
De openbare apotheker, als verantwoordelijke voor het door hem gebruikte automatiseringssysteem, dient de software leverancier te vragen het softwareprogramma op het punt van de bepalingen van de Opiumwet, en in het bijzonder de grondstoffen verwerking, aan te passen.
5.
Het rekeningcourantsysteem dient zo spoedig mogelijk en bij voorkeur direkt na de verwerking of aflevering van een Opiumwetmiddel te worden bijgewerkt.
6.
Het is gewenst maandelijks een administratieve en fysieke controle uit te voeren op de preparaten en grondstoffen die onder de Opiumwet vallen.
7.
De kastruimte voor de voorraad dient voldoende te zijn.
Koepel 1.
26
Het is gewenst dat de KNMP initiatieven ontplooit die tot verbetering van de aangetroffen situatie zullen leiden.
27
8
Samenvatting
Uit het uitgevoerde onderzoek in het kader van de Opiumwet is gebleken dat 95% van de openbare apotheken een rekeningcourantsysteem heeft ingevoerd, doch dat het met de vereiste uitvoering matig tot slecht is gesteld. Slechts 14% van de openbare apotheken voldoet geheel aan de wettelijke bepalingen in het kader van dit onderzoek. Dit lage percentage vindt in belangrijke mate zijn oorzaak in het hoge percentage van afwezigheid van het rekeningcourantsysteem voor grondstoffen. Van de nieuw aangewezen Opiumwetmiddelen wordt 69% in de daarvoor bestemde opiumkast bewaard. In 59% van de openbare apotheken zijn de recepten volgens voorschrift bewaard. In 79% van de openbare apotheken worden de ontvangstbewijzen van de leverancier (groothandel) volgens voorschrift bewaard. De Inspectie voor de Gezondheidszorg beveelt aan dat de openbare apothekers hun kennis van de Opiumwet en de daarbij behorende Besluiten verbeteren. Tevens beveelt de Inspectie openbare apothekers aan om conform de Nederlandse Apotheek Norm werkinstructies op te stellen voor de gang van zaken omtrent de middelen die onder de Opiumwet vallen.
28
Bijlage 3 Op basis van een aselecte steekproef zijn de openbare apotheken in Nederland geselecteerd. Hiervoor is de volgende werkwijze gevolgd: de informatievoorziening voor Beroepsbeoefenaren in de Gezondheidszorg levert een actueel bestand van de openbare apotheken in Nederland, de systeemdatum van dit bestand is 8 november 1996, de gegevens zijn vervolgens op de volgende sleutel gesorteerd: provincie, postcode (cijfers) en postcode (letters).
Vervolgens zijn de openbare apotheken (ingedeeld per provincie) genummerd 1, ...., N (N varieert met het aantal openbare apotheken per provincie). Met behulp van de Nederlandse Norm (NEN) 1047 blad 2.4 'Aselecte getallen’ tezamen met NEN 1047 blad 7.3 'Tabellen met aselecte getallen’ zijn de steekproefelementen (n), met de methode ‘trekking zonder teruglegging', vastgesteld. De overgelegde steekproefelementen (n) zijn afzonderlijk per provincie getrokken en vastgesteld. Per regionale inspectie bedraagt het aantal steekproefelementen (n) volgens opdracht 10% van het totale aantal openbare apotheken gedeeld door de zeven regionale inspecties. (10% van 1533 openbare apotheken = 153 apotheken; per regionale inspectie zijn dit 153/7 = 22 respectievelijk 21 steekproefelementen). In geval het ambtsgebied van een regionale inspectie bestaat uit meer dan één provincie, dan is de som van de 22 respectievelijk 21 steekproefelementen voor deze regionale inspectie opgebouwd in de verhouding van de aantallen openbare apotheken in de provincies van het ambtsgebied van die regionale inspectie.
29
Bijlage 1 Lijst van betrokken inspecteurs: drs. H.R. Mulder, A. Hoekstra, Mevr. A. Hoepman, E.A.A. Jacobs, D. Kroese, A. van Nes, H. Roggeveen, F.J. Stolk,
30
Inspecteur voor de Gezondheidszorg, Haarlem adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, Groningen adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, Utrecht adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, ‘s Hertogenbosch adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, Arnhem adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, Rijswijk adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, Maastricht adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, Haarlem