Beleidsplan Wmo & Jeugd 2015 – 2016 gemeente Druten
“Met elkaar voor mekaar”
September 2014
1
2
INHOUDSOPGAVE INLEIDING Startpunt Transities en transformatie, Beleidskaders Uitgangspunten, Koers
TAKEN GEMEENTE Hervorming langdurige zorg Doel, Uitgangspunten Wmo 2015 Transitie Awbz: naar gemeenten overgehevelde taken 3 hoofddoelen Wmo 2015 Decentralisatie Jeugdzorg: Nieuwe Jeugdwet Doel, Uitgangspunten, Kaders Gemeentelijke verantwoordelijkheid
WAAR LIGT DE FOCUS? 5 aandachtsvelden Aandachtsveld 1: Sociale samenhang en leefbaarheid Eigen kracht van de burger: zelfredzaamheid Eigen kracht van de samenleving Wonen Veiligheid en sociaal domein Inzet veld 1 Aandachtsveld 2: Jeugd Regionale visie op jeugdhulp Voorzieningen met en zonder beschikking Afspraken met de eerstelijnszorg Indeling van de jeugdhulp Belevingsgerichte dagbesteding, dagbehandeling en kortdurend verblijf (Blok B) Ambulante trajecten (begeleiding, hulp en behandeling, observatie einddiagnostiek) jeugd (Blok B) Jeugdhulp: pleegzorg en (semi) residentiële zorg (Blok C) Gedwongen kader: jeugdbescherming en jeugdreclassering (Blok C) Spoedzorg Inzet veld 2 Aandachtsveld 3: Mantelzorg en vrijwilligerswerk Mantelzorger in de nieuwe Wmo Ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers Inzet veld 3 Aandachtspunt 4: Participatie en zelfredzaamheid Algemene voorzieningen Maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen Inloop en ontmoeting Dagbesteding Huishoudelijke hulp Vervoer Beschermd wonen Persoonsgebonden budget (PGB) 3
Eigen Bijdrage Overgangsrecht Inkomensondersteunende maatregelen Inzet veld 4 Aandachtsveld 5: Opvang en huiselijk geweld Centrumfuncties gemeente Nijmegen Inzet veld 5
HOE GAAN WE DAT BEREIKEN? Schema lokale toegang Inrichting en werkwijze lokale toegang(spoort) Sociaal Team Druten Toeleiding naar zorg Sociale netwerkstrategie en zelfredzaamheidsmatrix
CLIËNTENPARTICIPATIE, RECHTSBESCHERMING Cliëntenparticipatie, Clientondersteuning Rechtsbescherming
KWALITEIT kwaliteit van zorg en ondersteuning: 3 pijlers kwaliteit van de lokale toegangspoort
FINANCIEN COMMUNICATIE SAMENHANG MET ANDERE WETTEN Raakvlakken met de Participatiewet Raakvlakken met het Passend onderwijs Raakvlakken met de Wet Publieke Gezondheid (Wpg) Beleidskaders ministerie van VWS Raakvlakken met de Wet Langdurige Zorg (Wlz) Raakvlaken met de Zorgverzekeringswet (ZVw)
4
INLEIDING Startpunt Hierbij presenteren wij het beleidsplan Wmo & Jeugd 2015 -2016. Volgens de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht om uiterlijk 1 november 2014 een nieuw Wmo-beleidsplan te hebben. Wij combineren dit plan met het beleidsplan Jeugd dat gemeenten op moeten stellen in het kader van de Jeugdwet. Dit plan biedt de kans om een totaalbeeld te schetsen, waarin we de samenhang tussen de uitgezette beleidslijnen weergeven. Transities en transformatie Vanaf 1 januari 2015 krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid over de AWBZ taken begeleiding, kortdurend verblijf en vervoer, de Jeugdhulp en een klein deel van de persoonlijke verzorging. Dit gaat gepaard met bezuinigingen. Het doel van de deze transities in het sociale domein is: het tegengaan van de fragmentatie van het ondersteuningsaanbod het beperken van de omvang en de kosten van de verzorgingsstaat het leveren van een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de participatiesamenleving. Dit houdt in dat naast een stelselwijziging er ook sprake zal zijn van een transformatie in het sociaal domein. Er komen verschuivingen in het ondersteunings- en begeleidingsaanbod, maar er komt vooral ook een andere manier van werken door professionals en organisatie en er wordt ander gedrag van de burger verwacht. Om de nieuwe taken en bezuinigingen op te kunnen vangen trekken we veel gezamenlijk op met de regiogemeenten Nijmegen. Op lokaal niveau wordt er op dit moment gebouwd aan de lokale toegang. Een onderdeel hiervan is het Sociaal Team, dat is opgericht en waarmee ook al is gestart. Beleidskaders Vóór de totstandkoming van het nieuwe beleidsplan is een aantal documenten vastgesteld die mede kader stellend zijn voor dit beleidsplan. Onderstaand het overzicht beleidsdocumenten die kaderstellend zijn voor de beleidsnota “Met elkaar voormekaar” : het Wmo-kaderplan 2012-2015 ‘Op eigen kracht’ (2011) het Wmo uitvoeringsplan 2012-2015 ‘Op eigen kracht’ (2012) de Regionale visienotitie ‘Transformeren en integreren’ (2012) het regionaal Transitiearrangement Jeugd (RTA 2013) de regionale beleidsnota ‘Kracht door verbinding’ (2013) de Notitie Lokale toegang gemeente Druten (2014) de regionale Notitie uitgangspunten gedwongen kader (2014) de brief aan staatssecretaris Teeven over de toekomst Bureau Jeugdzorg (2014) de Notitie sturing en bekostiging regio Nijmegen (2014) de raadsbrief mbt proces planning tav participatie en het Werkbedrijf (2014) Het Regionaal Inkoop- en subsidiemodel Transitie Jeugd en AWBZ Regio Nijmegen (2014).
5
Uitgangspunten Belangrijkste uitgangspunten voor de nota zijn de onderstaande, zoals ze ook zijn verwoord in “Kracht door verbinding”: Uitgangspunten inhoud de mens in zijn of haar eigen woonomgeving staat centraal; we streven naar maximale zelfregie en zelfredzaamheid; we geven ruimte en vertrouwen aan professionals; het gaat om compensatie in plaats van recht op zorg; de uitvoering zo lokaal, zo licht en zo dichtbij mogelijk; we werken integraal via het principe: één huishouden, één plan; collectief gaat boven individueel; preventie gaat voor curatie. Uitgangspunten proces we richten ons op een transformatie, maar wel via een zorgvuldig transitieproces; stevige regie door de gemeenten: verminderen van sturende en regisserende actoren; regionale aanpak beleidsvorming en implementatie: lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet; we betrekken in het implementatieproces nadrukkelijk cliënten/cliëntorganisaties. de financiën zoals door het Rijk beschikbaar gesteld zijn leidend; de financieringsstructuur volgt de inhoud; we bieden ruimte voor keuzevrijheid; we gaan voor effectieve inzet, een gedegen monitoring en evaluatie. De opmerkingen en aanbevelingen verzameld tijdens de regionale bijeenkomst voor cliëntenraden en adviescommissies in september 2014 zijn meegenomen in de verordeningen en het beleidsplan.
Koers Er ligt dus al een stevige basis voor het ’nieuwe’ Wmo- en Jeugdbeleid. Het nieuwe beleidsplan zien we als een gedegen onderlegger voor de komende 2 jaar. We willen zoveel mogelijk aanhaken bij wat er al is, dit versterken en waar nodig verder gaan met het transformeren. In 2015 stellen we een nader overzicht op met de concrete (vervolg) acties die wij op basis van dit plan uitvoeren. De komende jaren zal de organisatie en uitvoering van het sociale domein sterk in ontwikkeling zijn als gevolg van de transitie en transformatie. In feite is er sprake van een groeimodel en kunnen we de komende jaren beschouwen als overgangsjaren. Hierbij is er aandacht voor zorgcontinuïteit, realisatie van een zachte landing en inzet van de noodzakelijke transformatie en vernieuwing. De opgedane ervaringen betrekken we in de vernieuwingen en verdere beleidsontwikkeling. In het evaluatieproces zullen wij de eerste ervaringen met het nieuwe beleid meenemen. Dit beleidskader Wmo & Jeugd vormt de kern voor de verdere uitwerking en uitvoering van zorg en ondersteuning voor de inwoners van de gemeente Druten. In de vorige beleidsplannen is de koers hiervoor bepaald. Er is al op divers terrein ingezet op de gezamenlijke inzet van burgers en gemeente om te komen tot oplossingen. De strekking van de eerder beleidsplannen “Meedoen” aangevuld met die van “Op eigen kracht” is nog steeds van kracht. De ontwikkeling van zorgen voor, naar zorgen dat is een feit. De mogelijkheden, eigen inzet en eigen kracht van burgers worden zoveel mogelijk gestimuleerd en benut. Het gebruik van algemene voorzieningen wordt waar mogelijk gestimuleerd ter beperking van de inzet van duurdere, individuele voorzieningen 6
Ook nu gaan we zaken zo organiseren dat de ondersteuning beter én goedkoper wordt. Dit doen we door er eerder bij te zijn, door beter samen te werken en door minder bureaucratie. We zetten fors in op zelfregie en samenredzaamheid. Als mensen zelf, samen met hun netwerk, een plan opstellen, zijn oplossingen duurzamer en daarmee uiteindelijk goedkoper. We geven de veranderingen zorgvuldig vorm, met oog voor onze inwoners en samen met onze zorgaanbieders. Dit alles draagt eraan bij dat we op de lange termijn noodzakelijke voorzieningen op betaalbare wijze in stand kunnen houden voor de meest kwetsbare mensen. We zullen samen met de partners in de regio en in de gemeente Druten alle aanwezige energie gebruiken om van het beleid een werkbaar succes te maken. Hierbij stellen we nadrukkelijk dat partijen vooral hun werk moeten blijven doen waar ze ook al goed in zijn en het netwerk blijvend moeten gebruiken om onze bewoners sneller en op maat te kunnen ondersteunen. Daarom hebben we bewust gekozen voor samenwerking tussen ons Sociaal Team met de bestaande wijknetwerken , casusnetwerken en andere verwijzers zoals huisartsen en medisch specialisten. Samen met de partijen die zorg en ondersteuning gaan leveren zorgen we ervoor dat bewoners de juiste zorg krijgen in Druten.
7
TAKEN GEMEENTE Hervorming langdurige zorg De verantwoordelijkheid die de gemeenten sinds 2007 hebben voor maatschappelijke ondersteuning wordt uitgebreid. Deze wijzigingen van de Wmo zijn een onderdeel van de hervorming van de langdurige zorg. Deze hervorming is volgens het kabinet nodig omdat: mensen andere eisen stellen aan de langdurige zorg; men wil zo lang mogelijk zelfstandig wonen en daar moet de zorg op worden aangepast; het zorggebruik in de afgelopen jaren sterk is toegenomen en de kosten van de zorg stijgen; mensen weer meer zelf voor elkaar moeten zorgen. Doel Doel van de hervorming van de langdurige zorg is om de betrokkenheid van mensen met elkaar in de samenleving te vergroten en de zorg betaalbaar te houden. Uitgangspunten Het kabinet heeft daarom de volgende uitgangspunten gehanteerd: uitgegaan is wat mensen wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen; als ondersteuning nodig is, wordt allereerst gekeken naar het eigen sociale netwerk en de financiële mogelijkheden van betrokkenen en wordt de hulp dichtbij georganiseerd; voor diegene die, ook met steun van de omgeving, niet zelfredzaam kan zijn, is er op participatie gerichte ondersteuning en/of passende zorg; de meest kwetsbare mensen krijgen recht op passende zorg in een beschermde, intramurale omgeving in de Wet langdurige zorg. De Wet langdurige zorg is bedoeld voor mensen die blijvend behoefte hebben aan 24 uur per dag zorg en/of permanent toezicht nodig hebben.
Wmo 2015 De hervorming van de langdurige zorg betekent een andere rolverdeling. Van de samenleving wordt verwacht dat mensen meer zelf oplossen en elkaar helpen. Wanneer er ondersteuning nodig is, wil het rijk dat dit zo dicht mogelijk bij de burgers wordt georganiseerd. Om deze reden krijgen gemeenten vanaf 1 januari 2015 een brede verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke ondersteuning van mensen die beperkt kunnen participeren. Doel hiervan is dat meer mensen dan nu met ondersteuning en zorg thuis kunnen blijven wonen. Het gaat om mensen die thuis hulp nodig hebben. Om dit te regelen is de Wmo gewijzigd. Transitie Awbz: naar gemeenten overgehevelde taken de functie extramurale begeleiding in de thuissituatie (groeps- en individueel) de functie vervoer naar groepsbegeleiding functie kort verblijf (logeeropvang) overheveling van 5% van functie persoonlijke verzorging in de thuissituatie (ondersteuning bij wassen, aankleden enz.1 1
de overige 95% gaat naar de Zorgverzekeringswet (het overnemen van wassen, aankleden enz.);
8
-
beschermd wonen voor inwoners die langdurige ondersteuning op het terrein van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) ontvangen, waarbij geen behandeling plaats vindt;2 overheveling budget cliëntondersteuning (MEE-organisaties).
3 Hoofddoelen Wmo 2015 De 9 prestatievelden uit de vorige Wmo worden in de Wmo 2015 vervangen door de volgende 3 hoofddoelen: 1. het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijke geweld, 2. het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving; 3. het bieden van opvang, hieronder te verstaan maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg. Aandachtspunten in vogelvlucht De gemeente ondersteunt de zelfredzaamheid en participatie van cliënten onder meer door het bieden van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Daarbij moet ook een maatwerkvoorziening voor opvang worden geboden. Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor iedereen, met en zonder beperkingen. Ze zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen; dit is een individuele voorziening waarvoor een eigen bijdrage gevraagd kan worden. De gemeente doet dat wat nodig is om te komen tot het resultaat; de compensatieplicht zoals eerder in de wet was voorgeschreven, is komen te vervallen. Hierdoor wordt benadrukt dat de gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. Er is sprake van meer eigen verantwoordelijkheid bij de burger en meer ondersteuning op maat. De cliënt behoudt de keuzevrijheid voor het al dan niet gebruik maken van een persoonsgebonden budget. De gemeente blijft verantwoordelijk voor de toegang tot ondersteuning alsmede de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen. De gemeente draagt zorg voor de organisatie van een Algemeen Meldpunt Huiselijk geweld of Kindermishandeling (AMHK).
2
2. Behandeling gaat over naar de Zvw; 9
Decentralisatie jeugdzorg: Nieuwe Jeugdwet Doel Door de verschuiving van de jeugdzorg naar gemeenten wil het kabinet ervoor zorgen dat het jeugdzorgstelsel eenvoudiger wordt. Dat maakt een snellere en effectievere inzet van ondersteuning of hulp mogelijk. De jeugdzorg kan zo beter aansluiten bij de eigen kracht en de sociale netwerken van jeugdigen en hun ouders of verzorgers. Ook moet voorkomen worden dat ouders en jeugdigen verdwalen in het systeem. Het nieuwe stelsel kent door één wettelijk kader en één financieringssysteem voor de jeugdhulp meer doelmatigheid. In geval van meervoudige problematiek is integrale zorg beter mogelijk. Het nieuwe stelsel biedt hierdoor kansen voor vermindering van de regels en het tegengaan van bureaucratie. De nieuwe taken komen bovenop de taken die gemeenten al hadden in het preventief lokaal jeugdbeleid, de jeugdgezondheidszorg en ondersteuning bij (lichte) opvoedingsvragen. Uitgangspunten preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk en het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige; de-medicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; eerder de juiste hulp op maat te bieden om jeugdigen en gezinnen zo snel mogelijk, zo dichtbij mogelijk en zo effectief mogelijk hulp te bieden met aandacht voor de (kosten)effectiviteit van de geboden hulp. Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur; meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk en door het inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving. Kaders Met dit beleidsplan geven wij invulling aan de in de jeugdwet genoemde verplichtingen. De uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering is dan ook meer concreet gericht op: het voorkomen en de vroege signalering van en vroege interventie bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen; het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van jeugdigen; het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen inbreng; het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit.
10
Gemeentelijke verantwoordelijkheid De gemeente wordt bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor: de jeugdhulp en ondersteuning (vallen tot 1 januari 2015 onder de provincie op basis van de Wet op de jeugdzorg); de jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg); de jeugd-(l)vb (verstandelijk beperkten): begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf (voorheen AWBZ); de jeugd-ggz en dyslexiehulp (voorheen zorgverzekeringswet, Zvw); de gesloten jeugdzorg en de hulp en ondersteuning in het gedwongen kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering (voorheen van het Rijk).
11
WAAR LIGT DE FOCUS? Indeling in aandachtsvelden De gemeente Druten heeft de geformuleerde doelen uit de Wmo 2015 en de Jeugdwet vertaald naar 5 aandachtsvelden. Wij streven binnen deze aandachtsvelden naar een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. 5 aandachtsvelden : 1. Sociale samenhang en leefbaarheid; 2. Jeugd; 3. Mantelzorg en vrijwilligerswerk; 4. Participatie en zelfredzaamheid; 5. Opvang en huiselijk geweld. Per aandachtsveld geven we aan wat onze doelen zijn en geven we op hoofdlijnen aan hoe we dat willen gaan behalen. Wij bieden in 2015 een meer gedetailleerd overzicht van de concrete inspanningen die wij gaan plegen op basis van dit beleidsplan.
12
Aandachtsveld 1: Sociale samenhang en leefbaarheid Eigen kracht van de burger: zelfredzaamheid Artikel 1.1.1. Wmo 2015: zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. De definitie is in de lijn met het uitgangspunt ‘Eigen kracht’ wat in de visie op het sociaal domein van Druten en de andere gemeenten in de regio wordt gehanteerd. Onder eigen kracht wordt verstaan “het vermogen van een persoon om zelfstandig op volwaardige wijze deel te nemen aan de samenleving”. De Wmo heeft tot doel dat inwoners zelfredzaam zijn en kunnen participeren in de samenleving voor zover hun beperkingen (op lichamelijk, psychosociaal, psychiatrisch gebied) dat toestaan. Het merendeel van de inwoners is in staat om zelfstandig op volwaardige wijze deel te nemen aan de samenleving. Wij verwachten dat inwoners zelf, zonder hulp van professionals een oplossing organiseren voor belemmeringen die zij in hun deelname aan de maatschappij tegenkomen. Indien een inwoner hier niet zelfstandig toe in staat is, zal hij binnen zijn sociaal netwerk moeten kijken welke personen hem hierbij kunnen helpen. Wij zorgen voor een goede informatievoorziening waar advies gegeven kan worden onder andere over mogelijkheden van algemene voorzieningen en inzet vrijwilligers die nog niet bekend zijn. Als binnen het bovenstaande netwerk de oplossing niet gevonden wordt, dan kunnen we helpen. Bij voorkeur ligt de oplossing zo dicht mogelijk bij de inwoner zelf, in zijn eigen omgeving. Professionals hebben aandacht voor wat een persoon zelf of samen met zijn netwerk kan en werken daar aanvullend op. Dit vraagt een mentaliteitsverandering van de individuele burger maar ook van de samenleving als geheel. Het is niet langer de burger die een voorziening claimt en de gemeente die de aanvraag beoordeelt, maar de burger die samen met de gemeente in kaart brengt wat zijn mogelijkheden en belemmeringen zijn en welke oplossingen bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie De mentaliteitsverandering die wordt beoogd is reeds in gang gezet doordat de zorgconsulenten de laatste jaren het principe van ‘De Kanteling’ toepassen in de gesprekken met klanten binnen de huidige Wmo. Er wordt gewerkt met keukentafelgesprekken waarin zeer nadrukkelijk de eigen kracht en het sociale netwerk worden aangesproken om te komen tot oplossingen. Als blijkt dat de eigen kracht en het sociale netwerk niet voldoende is en aanvullende professionele ondersteuning nodig is, dan helpen we. Dit is een boodschap die nadrukkelijk door de gemeente gecommuniceerd wordt. Ook van betrokken lokale professionals wordt verwacht deze boodschap uit te dragen. Toegankelijkheid van voorzieningen, ruimten en diensten Voorzieningen en de openbare ruimte zijn ingericht voor het gebruik door mensen met een beperking. In accommodaties worden voorzieningen getroffen zodat personen met een beperking zo veel mogelijk zelfstandig kunnen functioneren. Dit is geen nieuwe gedachte, veel accommodaties zijn reeds geschikt voor mensen met lichamelijke beperkingen. Bezien moet worden of aanvullende voorzieningen getroffen moeten worden om personen met andere beperkingen zoals bijvoorbeeld visueel of auditief gebruik te kunnen laten maken van accommodaties en de openbare ruimte Eigen kracht van de samenleving Om het beroep op het vangnet te verkleinen willen wij de eigen kracht van de samenleving versterken. In de regionale nota Kracht door verbinding is in dit verband terug te lezen dat we streven naar een inclusieve samenleving. Hiermee wordt bedoeld dat personen met een beperking zoveel als mogelijk aansluiting vinden bij regulier werk en het reguliere verenigingsleven. 13
Doordat de accommodaties en de openbare ruimte toegankelijk zijn wordt ontmoeting tussen verschillende doelgroepen, leeftijden en dergelijke gestimuleerd. Waar mensen elkaar ontmoeten ontstaat sociale samenhang en worden netwerken gevormd. Het realiseren van een openbare ruimte die gebruikt kan worden door iedere burger draagt bij aan het uitgangspunt dichtbij: de ondersteuning wordt dichtbij de burger georganiseerd. Wanneer de burger deel kan nemen aan activiteiten in het buurthuis, hoeft hij niet naar een verder weg gelegen specifiek op de beperking gericht activiteitencentrum te reizen. We willen hiernaast stimuleren dat inwoners indien mogelijk verschillende rollen op zich nemen. Te denken valt aan een rol als initiatiefnemer in een innovatief zorgproject in de buurt, als een ervaringsdeskundige die informatie geeft aan welke vorm van ondersteuning behoefte is, als participant in het beleidsproces of als een vrijwilliger in een lokale zorgvoorziening. We beschikken over een stimuleringsregeling voor burgerinitiatieven en hebben kortgeleden besloten tot het instellen van wijkwethouders. Vanuit de overtuiging dat het goed is dat burgers en buurten zélf hun initiatieven kunnen ontplooien is in 2014 de Kiemplek tot stand gekomen. De Kiemplek helpt bewoners bij het opbouwen van een netwerk, de benodigde expertise te vinden en om een idee onder de aandacht te brengen van medeburgers, investeerders en/of subsidiegevers. Het instrument ondersteunt ook overheden en professionele organisaties bij het organiseren van betrokkenheid en het mobiliseren van burgerkracht. De Kiemplek kan worden ingezet rond een specifiek thema (bijvoorbeeld duurzaamheid, ondernemerschap of de openbare ruimte) of in een specifiek gebied (bijvoorbeeld in het kader van een wijkaanpak). De sites van de kiemplek staan online op de website (http://druten.dekiemplek.nl). Wonen Eén van de uitgangspunten van het rijksbeleid omtrent de hervorming van de langdurige zorg is dat mensen langer zelfstandig thuis moeten (kunnen) blijven wonen. De extramuralisering van de zorg vormt hierbij en belangrijk aandachtspunt. Lagere zorgzwaartepakketten worden afgebouwd en binnen de GGZ is een verschuiving van intramurale behandeling naar beschermd wonen en uiteindelijk begeleid en zelfstandig wonen ingezet. De gemeente Druten speelt hier op in met het project 'langer zelfstandig blijven wonen'. Hierbij zijn partijen als de woningbouw, het welzijnswerk, de Wmoraad en verschillende zorgaanbieders betrokken. Dit project heeft als doel om inwoners vanuit de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren hun woning veiliger en toegankelijker te maken om er zo langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Veiligheid en sociaal domein Voor een veilig jeugdbeleid is het van belang dat de samenwerking tussen de burgemeester (Openbare Orde en Veiligheid) en de wethouder Zorg bij de implementatie van de Jeugdwet wordt verstevigd. Voor de opschaling van zorg, daar waar de veiligheid in het geding is, heeft ook de burgemeester een (te delegeren) taak gekregen. Vanuit het CJG is in 2013 gestart met het kernteam waar multi-problemcases en zorgmelding rondom veiligheid gecoördineerd werden opgepakt. Op grond van de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen (WGA) moeten gemeenten zorgen dat hun burgers voor onafhankelijk advies en ondersteuning bij klachten over discriminatie ergens terecht kunnen. Het bureau Ieder1Gelijk blijft de registratie en monitoring van klachten en meldingen alsmede de behandeling van klachten uitvoeren voor de regio.
14
Inzet Veld 1 De gemeente wil vooral stimuleren en faciliteren. De kiemplek is een van de middelen die bijdraagt aan de leefbaarheid en toename van de sociale cohesie. De lokale gemeenschap kan signalerende en ondersteunende functie vervullen bij het voorkomen en aanpakken van problemen. We willen inwoners in een vroegtijdig stadium vanaf het begin bij ontwikkelingen betrekken en oproepen zelf met ontwikkelingen naar voren te komen. Uiteindelijk sluit de ondersteuning dan ook beter aan bij de behoeften. De resultaten en aanbevelingen die onder meer door Zorgbelang en de Wmo-raad worden gedaan ten aanzien van het vormgeven van burgerbetrokkenheid, nemen wij mee in de verdere aanpak. Innovatie is nodig om inwoners zoveel mogelijk ruimte geven om actief te bouwen aan hun eigen samenleving. Dit vraagt ook om een transformatie van de overheid: dit geldt voor zowel het bestuur als voor de uitvoeringsorganisatie. Op deze manier kunnen wij daadwerkelijk gebruik maken van de kracht van inwoners en het nieuwe sociale domein samen met betrokkenen opbouwen en al lerend in de praktijk brengen.
15
Aandachtsveld 2: Jeugd Alle Nederlandse gemeenten krijgen de komende jaren te maken met grote veranderingen in het domein van welzijn, ondersteuning en zorg. De decentralisatie van de Jeugdzorg naar de gemeenten is er één van. Hierbij legt het rijk ook forse bezuinigingsopgaven op. Om de nieuwe taken goed te organiseren, moeten gemeenten de ondersteuning en zorg stevig hervormen. Deze opgave maakt het wenselijk en noodzakelijk om intensief samen te werken in de regio. In de Jeugdwet 2015 krijgen gemeenten de beleidsruimte om vernieuwende en samenhangende ondersteunings-arrangementen vorm te geven. Het onderdeel jeugdzorg is een nieuw onderdeel binnen het beleidsplan, daarom is dit een meer uitgebreid aandachtsveld. De negen gemeenten van de regio Nijmegen (Druten, Beuningen, Wijchen, Nijmegen, Heumen, Groesbeek, Ubbergen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar) werken intensief samen aan het vormgeven van deze complexe opgave en het realiseren van de regionale ambities en uitgangspunten, zoals vastgesteld in de regionale notities. De contractering van de ondersteuning en zorg dient per 1 januari 2015 gereed te zijn. Regionale visie op jeugdhulp In de beleidsnota ‘Kracht door verbinding’ is een aantal kerndoelstellingen beschreven die leidend zijn voor het vormgeven van de transformatie van de jeugdhulp. Deze zijn: de Kanteling is de kern van de werkwijze van de professional; de mens in de eigen leefomgeving staat centraal; zorg en ondersteuning bieden aan die personen die het nodig hebben; één huishouden, één plan & een optimale samenhang tussen zorg en welzijn; door professionele en informele zorg en ondersteuning iedereen benut de eigen mogelijkheden en neemt eigen verantwoordelijkheid waarbij we streven naar maximale zelfregie en samenredzaamheid; optimale participatie in een inclusieve samenleving; een verschuiving in de keten van zwaar naar licht: preventie voor curatie; betaalbare zorg en ondersteuning. De regio Nijmegen kiest er voor om te werken met een sturings- en bekostigingsmodel dat uitgaat van drie kernthema’s: toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid. Om hierop te kunnen sturen hebben we een aantal succesfactoren ontwikkeld, die afgeleid zijn van de kerndoelstellingen. Voorzieningen met en zonder beschikking Binnen de Jeugdwet is sprake van zorg en ondersteuning die vrij toegankelijk is en zorg die niet vrij toegankelijk is. In het eerste geval spreken we over vormen van zorg die toegankelijk zijn voor iedere burger, waarbij geen afweging van een professional nodig is en waarbij de kosten laag zijn. Dit is min of meer vergelijkbaar met de huidige situatie, zoals bij schoolmaatschappelijk werk. Voor niet vrij toegankelijke zorg is een deskundig oordeel noodzakelijk. Het gaat hierbij om individuele trajecten die vaak intensiever en duurder zijn. Het deskundig oordeel wordt gegeven door een lid van het sociaal team en bij ingewikkelde casuïstiek kan er een (regionale) hulplijn geconsulteerd worden. In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten zelf kunnen bepalen welke vormen van jeugdhulp vrij toegankelijk zijn. Aangezien het vrijlaten van de toegang tot jeugdhulp in financieel opzicht een risicovolle beleidskeuze is, hebben wij regionaal afgestemd en besloten om de toegang tot jeugdhulp te reguleren. De voorzieningen die nu al vrij toegankelijk waren blijven vrij toegankelijk. Alle andere (individuele) voorzieningen niet. 16
Zodoende ontstaat er een vrij toegankelijk aanbod naast individuele voorzieningen die niet vrij toegankelijk zijn. Afspraken met de eerstelijnszorg De huisarts, medisch specialist en kinderarts mogen kinderen en hun ouders rechtstreeks door verwijzen naar ondersteuning en begeleiding, maar een goede samenwerking tussen deze groep en de lokale toegangspoort blijft noodzakelijk. Het Sociaal Team heeft een coördinerende rol en stuurt op het beschikbaar houden van de juiste zorg binnen de vastgestelde budgetten en gecontracteerde partners. Alle partners in het veld maken bovendien gebruik van de Verwijsindex Risicokinderen. Dit systeem brengt zorgsignalen over jongeren vroegtijdig bij elkaar, brengt betrokken hulpverleners op de hoogte en bevordert de samenwerking, zodat een jongere en zijn gezin eerder de best passende hulp krijgen aangeboden. Deze verwijsindex wordt al een aantal jaar gebruikt en zal in de komende periode meer nog dan nu van belang zijn. Om het uitgangspunt ‘één huishouden, één plan, één regisseur’ in de praktijk te kunnen waarmaken en om de gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van budgetbeheer adequaat te kunnen uitvoeren, is het voor de gemeente van groot belang om afspraken te maken met medici en praktijken uit de eerstelijnszorg. Op deze manier willen wij voorkomen dat meerdere personen via verschillende wegen en zonder elkaars medeweten een beroep doen op de hulplijnen en/of verschillende vormen van jeugdhulp inschakelen. Wij maken afspraken op lokaal en regionaal niveau met medische specialisten en huisartsen over de inzet van specialistische jeugdzorg en de afstemming met de lokale toegangspoorten. Gecontracteerde eerstelijnspsychologenpraktijken zullen hierbij betrokken worden. Ook met de zorgverzekeraars hebben wij contact, omdat zij financiers zijn van medisch specialisten, huisartsen en eerstelijnspsychologen.
17
Indeling van de jeugdhulp In het inkoop- en subsidiemodel is een indeling gemaakt van de nieuwe taken aan de hand van een blokkenschema. De jeugdhulp is verdeeld over blokken B en C. Blok B is regionaal contracteren en lokaal (per perceel) uitvoeren. Dit is vooral de lichte, ambulante hulp, die bij voorkeur in de wijken of gemeenten plaatsvindt. Blok C is regionaal contracteren en regionaal uitvoeren. Dit is de zwaardere jeugdhulp, waarbij vaak sprake is van uithuisplaatsing. In het schema hieronder staat dit weergegeven.
CONTRACTEREN LOKAAL BLOK A Geen taken vanuit transitie Bestaand lokaal preventief jeugdbeleid, o.a. JGZ
REGIONAAL BLOK B 1. Belevingsgerichte dagbesteding, dagbehandeling, kortdurend verblijf en vervoer jeugd; 2. Ambulante trajecten (begeleiding, hulp en behandeling, observatie en diagnostiek) jeugd;
L O K A A L
BLOK C 1. Pleegzorg en (semi)residentiele zorg voor jeugd 2. Jeugdbescherming en jeugdreclassering
R E G I O N A A L
Belevingsgerichte dagbesteding, dagbehandeling en kortdurend verblijf (Blok B) Dagbesteding kan uiteenlopende activiteiten omvatten zoals vorming, educatie en het toewerken naar vaardigheden die nodig zijn voor een vorm van arbeid. Dagbesteding draagt bij aan het opdoen van nieuwe ervaringen, maar ook het krijgen van aandacht en het ontwikkelen en versterken van kinderen in hun vermogens en talenten. Dagbesteding is een plek om te ontplooien. Aanbieders kunnende gestelde doelen vormgeven op individuele wijze of door te werken in groepsverband. Dagbehandeling, ook wel deeltijd verblijf overdag genoemd, is er op gericht dat kind en gezin in staat zijn zich verder te ontwikkelen en sociaal te functioneren zonder ondersteuning of met een minder intensieve ondersteuning dan door de dagbehandeling geboden wordt. Binnen de setting wordt de dagelijkse zorg, die gedurende het verblijf in de groep wordt overgenomen van de ouders, geboden. Het betreft hier de algehele verzorging en (persoonlijke) aandacht volgens een vaste structuur. Kortdurend verblijf, is het verblijf gedurende een korte periode in een logeerhuis. Dit ontlast de mantelzorgers. Het kind is in een andere omgeving, ontmoet nieuwe mensen en doet andere dingen dan thuis. De logeerlocaties kunnen heel divers zijn, bijvoorbeeld op een boerderij. Tijdens het kortdurend verblijf is vooral ook ontspanning en vrije tijd het uitgangspunt. Het kortdurende verblijf kan variëren van een paar dagen tot een paar weken. 18
U I T V O E R E N
Ambulante trajecten (begeleiding, hulp en behandeling, observatie en diagnostiek) jeugd (Blok B) Jeugd en opvoedhulp: dit zijn alle vormen van ambulante opvoedhulp en gezinsondersteuning die voorheen vanuit de provinciale jeugdzorg werden gefinancierd. Begeleiding: het geven van ondersteuning bij structuur/dagritme, activering, praktische hulp, begeleiding bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, administratie en emotionele ondersteuning, opvoed- en gezinsondersteuning vanuit de awbz-jeugd voor jeugd tot 18 jaar. Behandeling: psychologische, psycho-therapeutische en psychiatrische behandeling in het kader van de Kinder- en Jeugd-GGz en licht verstandelijk gehandicaptenzorg (LVG) voor jeugd tot 18 jaar. Diagnostiek en observatie: het stellen van diagnoses, al dan niet met gebruikmaking van observaties (individueel of groepsgewijs) voor jeugd tot 18 jaar. Verzorging en begeleiding: het ondersteunen of overnemen van de zelfzorg bij jeugd tot 18 jaar met een aandoening of beperking. Ook het stimuleren om deze activiteiten zelf te doen en het aanleren ervan behoren tot de verzorging en begeleiding, alsook het ondersteunen van ouders/verzorgers in het aanleren van vaardigheden rondom persoonlijke verzorging van het kind. Aanvullend aan de algemene beleidsdoelstellingen uit ‘Kracht door verbinding’, willen we voor deze producten: werken in gebiedsgerichte teams op basis van samenwerking, ofwel het gezamenlijk kunnen vervullen van de zorgbehoefte. Niet alleen met elkaar maar ook met lokale (welzijns)partners; werken op basis van beschikbaarheid en het geven van consultatie en advies aan lokale partners, o.a. de sociale (wijk)teams; streven dat kinderen zo lang mogelijk en zo veilig en geborgen mogelijk in de eigen gezinssituatie kunnen leven. We willen een impuls geven aan lichtere vormen van zorg, o.a. kortdurend verblijf/logeren als alternatief voor het inzetten van zwaardere (semi-)residentiele zorg; dat de aanbieders verantwoordelijk zijn voor passend vervoer naar de dagbestedingslocaties. Jeugdhulp: pleegzorg en (semi-)residentiele zorg (Blok C) Pleegzorg is voor kinderen tot 18 jaar die door opvoedproblemen (tijdelijk) niet bij hun ouders kunnen wonen en bij een pleeggezin gaan wonen. We willen dat kinderen zo veel mogelijk opgroeien in een omgeving die structuur, warmte en veiligheid biedt. Er zijn verschillende vormen van pleegzorg, bijvoorbeeld netwerkpleegzorg (eigen netwerk) of crisispleegzorg. (Semi)residentiele zorg bestaat uit zorgvormen waarbij sprake is van 24-uurszorg en waarbij jeugdigen gedwongen of vrijwillig uit het gezin worden geplaatst in een instelling of in een ‘huis’ met professionele begeleiding en zorg. Dit kan tijdelijk zijn, bijvoorbeeld alleen doordeweeks, of ook langduriger en gesloten. (Semi-)residentiele zorg bestaat (nu) uit de volgende deelproducten: gezinshuis deeltijd-wonen, Leerhuis, fasehuis, kamertraining, Behandelgroep 24 uurs open in de wijk; behandelgroep 24 uurs open op instituutsterrein jeugd- & opvoedhulp; behandelgroep 24 uurs gesloten jeugdzorg-plus; opname / langdurige klinische opname GGz / psychiatrie; beschermd wonen J-GGz en LVG ZZP 4 en 5; crisisplaatsen of crisisopvang ikv spoedeisende hulp jeugd&opvoedhulp, crisis 19
klinisch GGz. Voor de contractering van de zorgvormen JeugdzorgPlus, terrein gebonden residentiele zorg, gesloten psychiatrische opnames, (L)VG ZZP 4 en 5 en crisisplaatsen spoedeisende hulp (bedden en spoedteam) gaan we samenwerken in G7-verband. Dit zijn de 7 Gelderse jeugdzorgregio’s. Het betreft de voorbereiding en maken van gezamenlijke afspraken over beschikbaarheid, tarieven en volumes, waarbij de daadwerkelijke formele contractering bij de regio Nijmegen ligt. We gaan deze vormen subsidiëren. Wij willen in de regio focussen op het toekomstbestendig maken van de residentiele zorg en pleegzorg. We willen de afspraak met de aanbieders maken dat de 10% korting op pleegzorg en 15% op residentiele zorg zo min mogelijk ten koste gaat van het aantal cliënten in zorg. De korting dient bovenal te worden opgevangen door efficiency, vernieuwing en verbeterde samenwerking met elkaar en met de wijkteams. We vragen van de aanbieders een visie op pleegzorg en residentiele zorg op te stellen, waarin zij, aanvullend aan de algemene doelstellingen uit ‘Kracht door verbinding’, aangeven: hoe de druk op traditionele, terrein gebonden residentiele zorg te verkleinen. hoe zij werken aan gerichte opschaling en vooral ook afschaling naar lichtere vormen van zorg en aandacht hebben voor een divers aanbod in de wijk (bijv. gezinshuizen en pauzehuizen); hoe zij de duur van de zorg gaan verkorten en flexibeler inzetten; hoe zij de pleegzorg aantrekkelijker gaan maken: verschillende vormen, verschillende maten van intensiteit en het bevorderen van de rol van het eigen netwerk (netwerkpleegzorg) en vrijwilligers; hoe zij aandacht geven aan een gerichte inzet van kortdurend verblijf (logeren); hoe zij de problematiek van de 18-jaarsgrens oppakken. We streven naar een soepele ‘overgang’ en samenwerking met de verantwoordelijken voor de zorg voor 18-plussers. Gedwongen kader: jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) (Blok C) Uitgangspunten De kernvisie van de regionale JB en JR is om de zorg in de regio Nijmegen verder te versterken onder het motto: 'kinderen groeien het beste op in een gezinssituatie en de veiligheid van de kinderen dient te allen tijde zo goed als mogelijk geborgd te worden'. In de regionale uitwerkingsnotitie ‘Regionale uitgangspunten voor het Gedwongen Kader’ zijn de volgende uitgangspunten opgenomen: een veilig opvoed- en opgroeiklimaat staat voorop, kwalitatief goede jeugdzorg voor een kleine doelgroep, versterking van het voorveld leidt tot minder maatregelen, zware jeugdzorg is onderdeel van een sluitende keten, de regie ligt (zo dicht mogelijk) bij het gezin. Jeugdbescherming, zijnde (gezins-)voogdij, richt zich op: ‘het realiseren van een stabiele, duurzame en voor de ontwikkeling van de jeugdige, optimale opvoeding.’ Het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel betekent dat er wordt ingegrepen in het privéleven van de jeugdige en zijn ouders en dient met waarborgen te zijn omkleed. Alleen de kinderrechter kan besluiten tot een kinderbeschermingsmaatregel, na zorgvuldig onderzoek en advisering door de raad voor de Kinderbescherming (RvdK). In het huidige Casusoverleg Bescherming (COB) wordt dit door de RvdK voorbereid samen met een medewerker van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de uitvoerende JB/JR organisatie(s). Voor uitvoering van de ondertoezichtstelling (OTS) geldt dat het daarbij gericht moet zijn op: ‘het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind.’ 20
Jeugdreclassering kan worden ingezet als een jongere wordt aangehouden door de politie of als een leerplichtambtenaar proces verbaal heeft opgemaakt. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Het doel van begeleiding door jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en het realiseren van een gedragsverandering bij de jongere. Kwaliteitseisen betrokken instellingen Instellingen die JB en JR gaan uitvoeren dienen te voldoen aan de certificaateisen in het ‘Normenkader uitvoerende organisaties JB en JR’. Ook hechten we veel waarde aan een divers aanbod voor verschillende doelgroepen. Daarnaast willen we - aanvullend aan de algemene doelstellingen uit ‘Kracht door verbinding’ een aantal zaken realiseren; daartoe hebben we de instellingen de opdracht gegeven: gezamenlijk zorg te dragen voor zo min mogelijk registratie/ bureaucratie en het vereenvoudigen van procedures en protocollen; te zorgen voor een goede, solide en efficiënte samenwerking met de partners in de justitiële keten en partners in het lokale veld (lokale (wijk)teams, regieteams). De overall-regie blijft zoveel als mogelijk bij de lokale teams liggen; een goede inzet van dranghulpverlening te regelen, die nauw aansluit op de lokale (wijk)teams of regieteams; te werken vanuit een systeemgerichte (gezinsgerichte) benadering. Wanneer meerdere kinderen uit één gezin een OTS hebben, dan wordt dit zo veel als mogelijk door één voogd uitgevoerd; te werken aan het terugdringen van het aantal maatregelen en het verkorten van de duur van maatregelen, o.a. door tijdige aanmelding voor aansluitende zorg, inzet van ‘lichtere flexibelere maatregelen’ en een betere samenwerking met zorgaanbieders en gezinnen. Bureau Jeugdzorg Met Bureau Jeugdzorg (BJz) maken we apart afspraken over de transitie op basis van de brief aan staatssecretaris Teeven (feb. 2014). Er is afgesproken dat er een Transitie- en transformatieplan wordt opgesteld. Hierin komen daarnaast de volgende aspecten aan bod: afspraken over het beëindigen van indicatiestelling en de voortgang van vroeghulp en vraagverheldering in de lokale teams; ten behoeve van het voorkomen van maatregelen maken we afspraken over de inzet van dranghulpverlening in het vrijwillig kader. Er worden hierover afspraken met BJz gemaakt over de inzet in de lokale teams; deelname aan het Advies en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (AMHK); deelname aan en vernieuwing van het Casusoverleg Bescherming, contacten met de RvdK; afspraken rond spoedeisende hulp, zorgmeldingen en de toeleiding naar jeugdzorgplus. Advies en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (AMHK) De vorming van de AMHK’s is een onderdeel van de transities in het Sociaal Domein. Het AMK is nu nog ondergebracht bij Bureau jeugdzorg, onder verantwoordelijkheid van de Provincie. Per januari 2015 wordt dit een gemeentelijke taak. Met ingang van 2015 zal het AMHK, de samenvoeging van Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Aanpak Huiselijk Geweld (HG) in werking treden en worden ondergebracht bij de GGD. Het nieuwe orgaan bedient straks de subregio’s Nijmegen en Rivierenland die onderdeel uitmaken van de Veiligheidsregio Zuid Gelderland.
21
Het AMHK krijgt vooralsnog de vorm van een frontoffice, zodat het kan meegroeien in de ontwikkelingen die plaatsvinden in het Sociale Domein en bij de Veiligheidshuizen. Een voorbereidingsgroep heeft inmiddels een functioneel programma van eisen opgesteld. Hierin staan de wettelijke kaders alsmede de beleidsmatige ambities verwoord. De projectorganisatie gaat tot concretisering ervan over. Daartoe worden kengetallen opgehaald zodat de omvang van de problematiek duidelijk wordt, welke diensten nodig zijn en ook de menskracht die daarvoor nodig is. Dat geheel wordt dan ook vertaald in middelen. Vanaf 2015 vindt er dus een integratie plaats van het beleid rond Huiselijk geweld en het beleid rond kindermishandeling. De ‘Regiovisie Huiselijk geweld en kindermishandeling’ is in voorbereiding. Beoogd wordt dat deze in 2015 in werking kan treden. Deze visie wordt in samenspraak met gemeenten in de door het rijk vastgestelde regio Vrouwenopvang/ politieregio vorm gegeven. Specifieke vormen van geweld binnen dit beleidsterrein zijn (ex)partnergeweld, eer gerelateerd geweld, kindermishandeling, (jeugd)prostitutie, verwaarlozing van/geweld richting ouderen of geweld tegen ouders. In de regiovisie zal een integrale aanpak met een directe koppeling naar de decentralisaties in het sociale domein richting gevend zijn. Een aanpak gericht op één huishouden, één plan, één regie en het versterken van eigen kracht in de directe leefomgeving vormen belangrijke uitgangspunten. Er zal een visie worden ontwikkeld met uitgangspunten die deels regionaal en deels lokaal hun doorwerking hebben. Specifieke thema’s zoals handelingsverlegenheid, eer gerelateerd geweld en oudermishandeling worden er in belicht. Spoedzorg De 24-uurszorg en spoedzorg zijn voorzieningen die wij niet op lokaal niveau kunnen aanbieden. Hiervoor maken wij bovenregionale afspraken. Daarbij speelt ook het AMHK een belangrijke rol. Wat betreft de spoedzorg hebben de zeven Gelderse regio's met elkaar afgesproken dat zij voor het jaar 2015 aansluiten bij de huidige aanpak van de zorgaanbieders. Wij zijn in gesprek met de partners op dit terrein om te komen tot een transformatie passende binnen de beleidsvisie en de uitgangspunten zoals de raden deze in onze regio hebben vastgesteld. Inzet veld 2 Het Sociaal Team Druten zal in 2015 naast de andere professionals de spil zijn bij lokale ondersteuningsvragen, ook waar het gaat om vragen rondom jeugdhulp of het inschatten van veiligheid van jeugdigen. De professionals van het Sociaal Team overzien problemen op verschillende domeinen en pakken deze integraal aan. Dit maakt het mogelijk om volledig te werken vanuit het principe: één huishouden, één (coördinerend) hulpverlener, één plan. De eigen kracht en het netwerk van de jeugdige en zijn ouders wordt benut en indien nodig wordt expertise van buiten ingezet. Er is een goede verbinding tussen het AMHK en/of Raad voor de Kinderbescherming en de lokale toegang. De coördinatie van zorg blijft bij het Sociaal Team, ook bij verwijzing naar zwaardere vormen van zorg. Indien er sprake is van gedwongen hulpverlening zal het Sociaal Team betrokken blijven en de eventuele zorg blijven monitoren.
22
Aandachtsveld 3: Mantelzorg en vrijwilligerswerk Vanwege de hervorming van de langdurige zorg zullen mensen langer in hun eigen omgeving blijven wonen met ondersteuning. Centraal bij deze reorganisatie staat de grotere betrokkenheid van de samenleving. En een goede balans tussen informele en formele zorg. De overheid betrekt ook mantelzorgers en vrijwilligers. Het kabinet wil mantelzorgers en zorgvrijwilligers betrekken bij hulp via de Wmo en de AWBZ. Gemeenten en zorgaanbieders gaan de mantelzorger meer ondersteuning. Ook is een betere samenwerking tussen de mantelzorger, zorgvrijwilliger en de professionele hulpverlener nodig. Mantelzorger in de nieuwe Wmo Indien iemand hulp wenst, gaat de gemeente na wat de burger en zijn mantelzorger zelf kunnen doen. Bekeken wordt ook of er aanvullende ondersteuning vanuit de professionele zorg nodig is om de mantelzorger te verlichten. Om mantelzorgers goed te kunnen ondersteunen, is het van belang dat integraal gekeken wordt naar de situatie van de cliënt, de mantelzorger en het sociale netwerk in de geest van ‘één huishouden, één plan, één regisseur’. Mantelzorgers en zorgvrijwilligers houden het langer vol als ze weten dat ze goede ondersteuning krijgen en goed toegerust zijn waarbij ze kunnen rekenen op rugdekking als dit nodig is. De zorgverlener moet de mantelzorger als gelijkwaardige partner bij de zorg gaan beschouwen. Daarnaast heeft de professional zoals de wijkverpleegkundige een signaalfunctie. Deze moet op tijd signaleren als een mantelzorger overbelast raakt. Het Expertisecentrum Mantelzorg ontwikkelt hiervoor een toolkit. Deze is bedoeld voor professionals in de eerste- en tweedelijnszorg. Per 1 januari 2015 houdt het mantelzorgcompliment vanuit de Rijksoverheid op te bestaan. De gemeente is vanaf 2015 verantwoordelijk voor het beleid omtrent de jaarlijkse waardering voor de mantelzorger. Wij hebben het voornemen om door te gaan met een blijk van waardering voor mantelzorgers en onderzoeken welke vorm het meest passend is. Ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers in Druten We hebben Stichting Voormekaar ingeschakeld om dit dienstverleningspakket uit te voeren. Mantelzorgondersteuning De komende jaren blijven we de zorgmakelaar inzetten. De zorgmakelaar: zorgt voor bekendheid van het info- en coördinatiepunt voor mantelzorgers; biedt emotionele ondersteuning één op één, of middels lotgenotencontract regelt respijtzorg; signaleert vroegtijdige knelpunten bij de mantelzorger; pakt ondersteuningsvragen integraal aan, door de omgeving (inclusief vrijwilliger) en mantelzorger te betrekken bij het oplossen van de ondersteuningsvragen; legt contact tussen zorgvrager/mantelzorger en vrijwilliger; versterkt en activeert het sociaal netwerk van de zorgvrager/mantelzorger; organiseert een dag voor de mantelzorger (ism andere zorgaanbieders) ter waardering en ondersteuning van de mantelzorgers; zorgt voor digitale nieuwsbrief in samenwerking met vrijwilligersmakelaar en andere zorgaanbieders. Indigo verzorgt een cursus voor mantelzorgers ter voorkoming van stress en overbelasting. Deze cursus is al eerder georganiseerd en hieruit is een lotgenotencontactgroep ontstaan; deze worden, indien nodig, ondersteunt door Stichting Voormekaar. 23
Naast voortzetting van datgene wat we nu doen, nu doen, treed per 1 januari 2015 de pilot Woningwissel bij Mantelzorg in werking. Onder voorwaarden kunnen mantelzorger of zorgvrager ‘ruilen’ met een woning zodat mantelzorger en zorgvrager dichter bij elkaar komen te wonen Een bijzondere vorm van mantelzorgondersteuning is respijtzorg. Naast de al bestaande algemene respijtzorg die Stichting Voormekaar biedt, of respijtzorg die de zorgverzekeraar vergoedt, is de respijtzorg die tot 1 januari 2015 op grond van de AWBZ onder de noemer kortdurend verblijf (logeer- en vakantiehuizen) wordt vergoed een nieuwe taak voor de gemeente. Een logeersituatie in verschillende varianten om de thuissituatie te ontlasten willen wij onder de Wmo als voorziening blijven aanbieden. Diensten, hulpmiddelen of andere maatregelen die van belang zijn bij het ondersteunen van een cliënt door een mantelzorger, kunnen de status van maatwerkvoorziening krijgen na een integrale beoordeling door het sociale wijkteam via het keukentafelgesprek van de specifieke situatie van de cliënt, zijn of haar mantelzorger en hun sociale netwerk. Vrijwilligersondersteuning Ook voor het leveren van tal van diensten op het terrein van vrijwilligerswerk blijven wij Stichting Voormekaar inschakelen. Zo kent de vrijwilligersmakelaar de volgende taken: het werven van vrijwilligers voor de vacaturebank, via de website van de stichting, de vacatureboom in D’n Bogerd alsmede via de Waalkanter de talenten en competenties van de vrijwilligers in beeld brengen beschrijven van vacatures aan de hand van verantwoordelijkheden en competentieprofielen matchen tussen vraag en aanbod. Er is een info- en coördinatiepunt dat beschikt over verschillende poules van vrijwilligers, die snel en effectief ingezet kunnen worden op allerlei ondersteuningsvragen. Verder biedt Stichting Voormekaar workshops en trainingen aan vrijwilligers; dit aanbod wordt afgestemd met anderen waaronder bijvoorbeeld de mantelzorgmakelaar, Zorggroep Maas en Waal en ’s Heeren Loo. Nieuwe vrijwilligers van de stichting krijgen een introductiecursus. Daarnaast wordt de samenwerking met de OVD geïntensiveerd, waardoor meer organisaties bereikt kunnen worden en er een breder scala aan participatiemogelijkheden gerealiseerd kan worden voor de diverse vrijwilligers. Inzet veld 3 Vanwege de toenemende druk op de mantelzorgers en vrijwilligers is extra inzet op ondersteuning en informatie nodig om te voorkomen dat ze zelf geen hulpvrager worden. Bij hulpvragen zal ook meer standaard gevraagd gaan worden hoe we de mantelzorger kunnen ondersteunen. Hierbij zullen we ook meer gebruik moeten maken van elkaars (gemeente en externe partners) deskundigheid om het huidige niveau te kunnen vasthouden en te kunnen versterken. Dit geldt ook voor de vrijwilligers. Het 'gesprek' voeren met verenigingen over de inzet van vrijwilligers is hierbij een goede suggestie. De gemeente onderzoekt daarnaast alternatieven voor ondersteuning van de mantelzorger. In overleg met mantelzorgers, stichting Voormekaar, Ouders Maas en Waal en andere betrokkenen wordt hieraan in 2015 verdere invulling gegeven. Wij hebben het voornemen om door te gaan met een blijk van waardering voor mantelzorgers en onderzoeken welke vorm het meest passend is.
24
Aandachtsveld 4: Participatie & zelfredzaamheid Gemeenten krijgen in de nieuwe Wmo een bredere verantwoordelijkheid voor de deelname van mensen met een beperking of psychische problematiek aan het maatschappelijke verkeer. Ook moeten zij passende ondersteuning bieden waarmee mensen in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden (zelfredzaamheid). We verwachten dat onze inwoners elkaar helpen en kijken voor een oplossing in hun eigen omgeving. Hierbij dient de vraag van de desbetreffende inwoner en zijn of haar eigen kracht en mogelijkheden én die van de omgeving centraal te staan. Als de cliënt hiertoe niet in staat is dan is het aan de gemeente om hiervoor zorg en ondersteuning te organiseren. Dit kan in de vorm van algemene en of maatwerkvoorzieningen. Ook bij de Jeugdwet wordt uitgegaan van de eigen kracht en de sociale netwerken van jeugdigen en hun ouders of verzorgers en biedt de gemeente indien nodig ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Hieronder wordt ingegaan op een aantal specifieke voorzieningen en de aspecten die een rol spelen bij het inzetten van deze voorzieningen. Algemene voorzieningen In de nieuwe Wmo vertrekken wij vanuit het afwegingskader dat wij al onder de huidige Wmo hebben ingezet. Bij een ondersteuningsvraag kijken wij allereerst naar wat wij redelijkerwijs mogen verwachten van een burger en zijn sociaal netwerk. Vervolgens kijken wij als aanvulling hierop naar de algemene (gesubsidieerde) en commerciële ondersteuningsmogelijkheden. Als deze niet passend of toereikend zijn zullen wij maatwerkvoorzieningen aanbieden. Voor een toelichting op de voorzieningen voor Jeugd, verwijzen we naar hetgeen in aandachtsveld 2 hierover staat vermeld. Naast de eigen kracht van burgers en de sociale netwerken, vormen de algemene voorzieningen een belangrijke basis bij het ondersteunen van burgers op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Wij financieren een groot aantal algemene voorzieningen zoals de bibliotheek, het zwembad, de welzijnsorganisatie en het algemeen maatschappelijk werk. Deze voorzieningen zijn belangrijk voor de ontwikkeling en ondersteuning van onze burgers en vervullen een belangrijke functie bij de bevorderen van de maatschappelijke participatie. Algemene voorzieningen zijn in principe toegankelijk voor iedereen. Een formele beslissing (beschikking) van de gemeente is niet nodig voor deelname. Het is wel mogelijk dat de aanbieder een activiteit niet voor iedereen openstelt, omdat deze op een specifieke doelgroep is gericht. Vaak kan een algemene voorziening een voorliggende, volwaardige en goedkopere invulling zijn van de gewenste/noodzakelijke ondersteuning in zelfredzaamheid en participatie. Om die reden willen wij het aanbod van algemene voorzieningen naar gelang de vraag en behoefte verder ontwikkelen. Inloop en ontmoeting Stichting Voormekaar heeft een tweetal inloop en ontmoetingspunten voor volwassenen in Druten opgezet: in de Doorkijk en in de Hof. Daarnaast is er een inloop- en ontmoetingsplek in Deest, een initiatief van inwoners onder de noemer: “Deest Doe”. Er vindt daarnaast overleg plaats met het RIBW over de GGZ-inloop. Deze inloopfunctie is op dit moment gekoppeld aan activiteitencentrum Ja Doen van Pluryn. Inloop en ontmoeting voor de jeugd vindt plaats in jongerencentrum Place2Be dat eveneens wordt geëxploiteerd door St. Voormekaar. Op basis van een tweetal succesvolle experimenten in 2014, zijn 2 functies toegevoegd aan het sociale zorgnetwerk: de coachend ambulant werker: deze voorkomt zoveel mogelijk dat uitbehandelde kwetsbare jongeren ( met psychische en /of psychiatrische problemen) een terugval krijgen. Het aansluiting vinden bij de eigen woonomgeving en het beschikken over een gezond sociaal netwerk wordt gestimuleerd. Verder wordt voortijdig school 25
-
schoolverlaten bij jongeren getracht te voorkomen en worden zij aangespoord verantwoording te nemen over hun eigen leven in de sfeer van werk en inkomen. de Intermediair communicatie allochtone ouders: deze beoogt waar nodig een verbeterde communicatie tussen scholen/hulpverlening en de allochtone ouder waar het gaat om het vroegtijdig signaleren van problemen.. Door voorlichting (in eigen taal) en cultuur worden ouders meer vertrouwd gemaakt met hulp vanuit het Sociaal Team. De integratie van migrantengroepen wordt hiermee bevorderd en de afstand tot de Nederlandse samenleving verkleind.
Maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen Wanneer in de ondersteuningsbehoefte een beroep op de eigen kracht van de cliënt, het sociale netwerk of algemene voorzieningen niet toereikend zijn, dan ligt het verstrekken van één of meer maatwerkvoorzieningen voor de hand. Wanneer maatwerk- of individuele voorzieningen noodzakelijk zijn, beoordelen wij de inzet hiervan (het indiceren) op basis van een aanvraag, waaraan formele eisen verbonden zijn. De eisen hiervoor werken wij nader uit. De Wmo gebruikt de term maatwerkvoorziening; in de Jeugdwet wordt dit een individuele voorziening genoemd. De inzet van een maatwerkvoorziening is afgestemd op de individuele situatie. Voor zover dit mogelijk is, wordt bij de keuze van de aanbieder rekening gehouden met de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van de cliënt. Ook in het inkooptraject is rekening gehouden met de gewenste keuzemogelijkheid tussen aanbieders in relatie met de hiervoor genoemde achtergronden en overtuigingen. Aanbieders zijn hierin bovendien verzocht om de benadering van en communicatie met cliënten af te stemmen op deze overtuigingen en achtergronden. Dagbesteding De (basis) dagbesteding voor ouderen wordt verzorgd door Stichting Voormekaar en vindt plaats in de Hof, in samenwerking met de Zorggroep Maas en Waal. Daarnaast zijn er op dit moment er in Druten verschillende vormen van (specialistische) dagbesteding voor diverse doelgroepen. De lokale aanbieders hiervan streven naar meer samenwerking op dit gebied. De aanbieders hebben als gevolg hiervan het initiatief genomen om het totale aanbod en de overlap in beeld te brengen. In het vervolg wordt bekeken hoe de samenwerking op de verschillende niveaus verder kan worden geïntensiveerd. Huishoudelijke Hulp De huidige contracten voor HH hebben een looptijd tot 1 juni 2015 (waarbij verlenging mogelijk is). De Rijksoverheid heeft per 2015 een korting op het budget huishoudelijke hulp (HH) opgelegd van ongeveer 40%. In deze zomer is bekendgemaakt dat het kabinet onder voorwaarden een huishoudelijke hulp toelage beschikbaar wil stellen mits voor 1 december een plan is ingediend. De in de voorafgaande jaren geboekte voordelen in onze gemeente kunnen als een verzachting op de korting worden beschouwd waardoor er nog ongeveer een ton aan korting resteert. Mogelijk dat een vorm van resultaatsfinanciering ingevoerd wordt waardoor ook aangekondigde kortingen voor 2016 opgevangen kunnen worden. De beoordeling of en welke wijzigingen bij het organiseren van de HH per 2015 wenselijk zijn moet nog plaatsvinden. De regiogemeenten kunnen afhankelijk van hun gemeentelijke financiële situatie anders beslissen. Regionale afstemming is gewenst en zal in ieder geval plaatsvinden ten aanzien van de toelage. Indien blijkt dat een beleidswijziging aan de orde is worden de betrokkenen en diverse organen hierover geïnformeerd Vervoer 26
Bij de inkoop van dagbesteding voor 2015 hebben wij ervoor gekozen om zorg in te kopen inclusief het vervoer. Aanbieders blijven hierdoor in 2015 verantwoordelijk voor vervoer van en naar de dagbesteding als de inwoner en zijn omgeving zelf niet in een oplossing kunnen voorzien. Aanbieders hebben wij gevraagd om het vervoer naar bovenlokale bestemmingen zoveel mogelijk te combineren en de dagbesteding zoveel mogelijk lokaal te organiseren. Daarnaast moet zij aandacht hebben voor gerichte OV educatie en training, OV maatjes en ambassadeurs en samenwerking met andere (zorg)instellingen. De Stadsregio Arnhem-Nijmegen alsook de gemeenten aangesloten bij Regiotaxi Rivierengebied hebben onderzoek laten doen naar de toekomstige mogelijkheden voor de regiotaxi en het gemeentelijk doelgroepenvervoer (AWBZ, Wmo, Wsw en leerlingenvervoer). Demografische ontwikkelingen en extramuralisering van de zorg gaan leiden tot een forse toename van gebruik van de verschillende vormen van doelgroepenvervoer. Verder staan de budgetten onder druk waardoor binnen de zorg, het onderwijs, de arbeid en het vervoer in de komende jaren minder geld te besteden is. Binnen de onderzoeken zijn oplossingsrichtingen in beeld gebracht (sturingsmogelijkheden op de locatie van voorzieningen, versterken van eigen kracht, sturen op bundeling van vervoer, het beter benutten van het openbaar vervoer en de inzet van vrijwilligers). Op afzienbare termijn zullen wij een besluit nemen over toekomstige verregaande samenwerking op het gebied van het doelgroepenvervoer en over het opzetten van een regionale beheerorganisatie. Beschermd wonen Per 1 januari 2015 zijn de centrumgemeenten maatschappelijke opvang verantwoordelijk voor het beschermd wonen GGZ. Beschermd wonen is zorg met verblijf voor mensen met een chronische, ernstige psychiatrische aandoening. Deze mensen zijn gestabiliseerd of uitbehandeld en hebben behoefte aan ondersteuning bij het (leren) functioneren met hun beperkingen. Een beschermde woonomgeving is nodig omdat deze mensen 24 uur per dag zorg en/of toezicht in de nabijheid nodig hebben en daardoor niet zelfstandig kunnen wonen met ambulante begeleiding. De RIBW Nijmegen & Rivierenland is de grootste aanbieder van beschermd wonen binnen onze regio. Andere aanbieders zijn IrisZorg, het Leger des Heils, Woonzorgnet, Yulius (alleen in Rivierenland), Werkenrode en de Rigtergroep. De gemeente Nijmegen bepaalt als regievoerende gemeente de toegang tot beschermd wonen. Daarvoor is een proces nodig dat voor de hele regio duidelijk is. Ook is afstemming over de toelatingscriteria nodig. Er is een samenwerkingsovereenkomst in ontwikkeling over de onderwerpen waar de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente en alle gemeenten elkaar raken. De gemeente Druten is hierbij zowel ambtelijk als bestuurlijk intensief bij betrokken omdat het aantal beschermd wonen plaatsen relatief hoog is. In Druten wonen 25 cliënten in een dergelijke woonvorm. Persoonsgebonden budget (PGB) Wanneer aan een cliënt een maatwerk- of een individuele voorziening wordt toegekend, heeft deze het recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget. De cliënt zullen wij hierover altijd informeren. Om gebruik te kunnen maken van dat recht, moet echter wel aan een aantal in de wet vastgelegde voorwaarden worden voldaan: de cliënt moet in staat zijn de aan het PGB verbonden taken verantwoord uit te voeren (afsluiten overeenkomsten, aansturen van de hulpverlener, verplichtingen en communicatie met de SVB etc.). Eventueel kan de aanvrager zich daarin laten bijstaan door iemand uit zijn sociale netwerk, een curator, mentor of gemachtigde. de cliënt dient te motiveren dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht (Jeugdwet) of de cliënt moet motiveren waarom hij/zij gebruik wil maken van een PGB (Wmo). de door de cliënt in te kopen voorziening moet van goede kwaliteit zijn. In een ondersteuningsplan zal de aanvrager moeten aantonen waar hij zijn ondersteuning 27
zal inkopen, op welke wijze deze bijdraagt aan zijn zelfredzaamheid en participatie en hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd. Een PGB kunnen cliënten inzetten om (niet-) professionele zorgverleners mee te betalen. In de beleidsnota Kracht door verbinding hebben wij als uitgangspunt geformuleerd dat cliënten mantelzorg in principe niet met een PGB mogen betalen. Mantelzorg is informele zorg, aangeboden vanuit het eigen netwerk, die voor gaat op het verstrekken van een individuele of maatwerkvoorziening. Uitzonderingen daar gelaten is het niet logisch dat iemand uit het eigen netwerk de ondersteuning met een PGB gaat uitvoeren als in een eerder stadium al is afgesproken wat mensen uit het eigen netwerk (onbetaald) willen betekenen voor de cliënt. In de beleidsregels leggen wij vast in welke situaties en onder welke voorwaarden wij een PGB voor niet-professionele zorgverleners mogelijk willen maken. De wet geeft in ieder geval als kader aan dat een PGB voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Factoren die bij de beoordeling daarvan een rol spelen zijn o.a. het type hulp, de frequentie, de mate van verplichting voor de hulpverlener (i.v.m. vakanties, ziektevervanging). Wij zijn vrij om zelf de hoogte van het tarief voor het PGB te bepalen. De tarieven voor het PGB dienen in ieder geval mogelijk te maken dat de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en dat hij of zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De kaders en voorwaarden voor de vaststelling van de tarieven leggen wij vast een verordening. Het college stelt de tarieven vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015. In de Wmo 2015 en de Jeugdwet wordt het trekkingsrecht geïntroduceerd. De betekent dat wij het budget niet meer rechtstreeks overmaken op de rekening van de cliënt, maar naar de SVB. De SVB betaalt uit dit budget de rekeningen die de cliënt indient voor de geleverde ondersteuning. Het trekkingsrecht geldt ook voor incidentele betalingen voor bijvoorbeeld woningaanpassingen, hulpmiddelen en andere incidentele kosten. Wij zijn verantwoordelijk voor de inhoudelijke toets (aan de hand van het persoonlijk budgetplan) op de contracten die een PGB-houder met zorgverleners afsluit. De toets van de arbeidsrechtelijk aspecten (uurloon, doorbetaling bij ziekte, opzegtermijnen etc.) gebeurt door de SVB. Dit trekkingsrecht moet misbruik en oneigenlijk gebruik van PGB tegengaan. Eigen bijdrage Uitgangspunt is dat maatschappelijke ondersteuning voor iedereen die daarvoor in aanmerking komt beschikbaar moet zijn, ongeacht de hoogte van het inkomen en het vermogen. Wij mogen geen inkomenspolitiek voeren. Elke inwoner van Druten kan een beroep doen op de Wmo. Wij maken zelf de keuze of en voor welke voorzieningen wij een eigen bijdrage vragen van de burger. Momenteel leggen wij voor bijna alle individuele Wmovoorzieningen, voor zover dat wettelijk mogelijk is, een eigen bijdrage op. De Wmo 2015 maakt een onderscheid tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen, waarbij het mogelijk is om voor beide soorten van voorzieningen een bijdrage in de kosten te vragen. Maar de wijze waarop wij deze bijdrage mogen vaststellen en innen verschilt. De mogelijkheid om aan burgers een bijdrage in de kosten van een algemene voorziening te kunnen vragen nemen wij op in een verordening. De bijdrage mag geen financiële drempel zijn voor mensen om van deze voorziening gebruik te maken. De aanbieder stelt in principe de eigen bijdrage voor een algemene voorziening vast en int deze. Deze bijdrage mag niet, zoals bij een maatwerkvoorziening, inkomensafhankelijk zijn. Wel kunnen wij korting 28
verlenen, die kan oplopen tot 100%, bijvoorbeeld wanneer een persoon al voor andere (maatwerk)voorzieningen maximaal heeft bijgedragen of een voorziening vanwege een laag inkomen niet bereikbaar zou zijn. Dat zou er immers toe zou kunnen leiden dat alsnog een beroep wordt gedaan op een maatwerkvoorziening. Net zoals voor de huidige AWBZ- en Wmo-voorzieningen blijft er een landelijke eigen bijdrageregeling voor maatwerkvoorzieningen bestaan. Dit is geregeld in het Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke Ondersteuning bij de Wmo 2015. De systematiek zoals die nu bestaat blijft op hoofdlijnen in stand. Er is één wijziging: de termijn van maximaal drie jaar voor het betalen van een eigen bijdrage voor woningaanpassingen is losgelaten. De eigen bijdrage mag doorlopen tot het maximum van de kostprijs is bereikt. Deze mogelijkheid willen wij gaan benutten. Voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage gelden landelijk vastgestelde regels. Wij zijn vrij om eventueel lagere waarden voor de parameters te hanteren wat resulteert in een lagere maximale eigen bijdrage. Wij willen het huidige beleid voortzetten en uitgaan van de maximaal vastgestelde parameters. Daarbij willen wij voor alle maatwerkvoorzieningen, voor zover dat wettelijk mogelijk is, een eigen bijdrage opleggen. Daarbij maken wij twee uitzonderingen. Ten eerste vragen wij geen eigen bijdrage in geval van deelname aan arbeidsmatige dagbesteding. Vanaf 2015 loopt deze vorm van dagbesteding via het werkbedrijf. Het zou niet productief zijn om deze cliënten voor die vorm van dagbesteding te laten betalen. De deelnemers leveren immers door hun activiteiten een bijdrage in de kosten. In de tweede plaats willen ook geen eigen bijdrage opleggen aan zorgmijders zolang hun situatie niet stabiel is omdat dit een extra drempel kan zijn om hulp te zoeken. Voor ondersteuning, hulp en zorg op grond van de Jeugdwet kunnen wij geen eigen bijdragen opleggen. Er kan wel sprake zijn van opgelegde ouderbijdrage in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie. Wij hebben in deze gevallen geen beleidsvrijheid. De ouderbijdrage is gebaseerd op het besparingsmotief: ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd hebben minder kosten voor die kinderen. Het CAK zal deze ouderbijdrage gaan innen. Overgangsrecht In de Wmo 2015 is voor verschillende doelgroepen overgangsrecht opgenomen. Voor bestaande AWBZ-cliënten die extramurale zorg krijgen, blijft hun indicatie nog maximaal een jaar van kracht, tenzij de indicatie eerder afloopt of dat wij eerder met de cliënt tot een afspraak over een nieuw, gelijkwaardig ondersteuningsaanbod kunnen komen. Voor de doelgroep die in een beschermde woonvorm verblijft, is een overgangsrecht van 5 jaar opgenomen. Beschikkingen voor een huidige Wmo-voorziening, afgegeven vóór 1 januari 2015, behouden hun rechtskracht. Wij zijn voornemens om met alle overgangscliënten met een indicatie voor extramurale begeleiding in 2015 een herindicatiegesprek te voeren. Doel van dit gesprek is om vanuit de gekantelde werkwijze in kaart te brengen wat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt is en op welke wijze wij deze behoefte kunnen invullen. De uitkomst van dit gesprek kan een nieuw aanbod zijn dat is verwoord in een ondersteuningsplan. Wanneer de cliënt dat wil kan het nieuwe aanbod eerder ingaan dan de einddatum van het indicatiebesluit, maar uiterlijk op 1 januari 2016. Voor cliënten met een PGB voor huishoudelijk hulp brengt de invoering van het trekkingsrecht een verandering met zich mee. Ook kan het nieuwe PGB-beleid gevolgen hebben voor ondersteuning door mensen uit het eigen sociale netwerk. Omzetten naar een nieuwe maatwerkvoorziening is zonder onderzoek niet mogelijk. 29
Wat het overgangsrecht van zorg aan jongeren betreft, waarborgen wij zoveel mogelijk in 2015 de continuïteit van zorg via het regionaal opgestelde Transitiearrangement. Inkomensondersteunende maatregelen Begin dit jaar zijn verschillende landelijke regelingen voor financiële ondersteuning van burgers met meerkosten als gevolg van ziekte en beperkingen afgeschaft. Dit betreft de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER). Uit onderzoek volgde dat de genoemde regelingen ongericht waren: een deel van de ontvangers gaf aan geen meerkosten te hebben, terwijl sommige mensen die geen tegemoetkoming ontvangen wel substantiële meerkosten hadden. De regering wilde naar een vorm van ondersteuning die beter is toegesneden op de persoonlijke situatie van burgers. Dit kan het beste door de gemeente gedaan worden omdat zij beter zicht hebben op de individuele situatie van burgers en daardoor in staat zijn om maatwerk te bieden. De budgetten zijn, na een grote korting, overgeheveld naar de gemeenten. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om ondersteuning op maat te regelen. Huidige rechthebbenden komen niet automatisch in aanmerking voor ondersteuning. Gemeenten kunnen aanvullend beleid formuleren voor hoe zij de middelen willen inzetten. De regeling kan gebaseerd zijn op onder andere de Wwb en de Wmo. Ook kan de gemeente zelf bepalen welke doelgroep in aanmerking komt voor de regeling (bijv. tot een bepaalde inkomensgrens). De denkrichting binnen de gemeenten Druten is die van een maatwerkregeling welke met name binnen de Wmo valt. Definitieve besluitvorming over deze nieuwe regeling zal binnen enkele maanden volgen. Deze regeling verstrekt een forfaitair bedrag aan een nader te bepalen groep. Deze bijdrage kan de doelgroep inzetten voor meerkosten die niet medisch van aard zijn of niet worden gedekt door de zorgverzekering. Inzet veld 4 De gemeente regisseert waar nodig netwerken en samenwerkingsvormen. Zij organiseert in beperkte mate. We hanteren bij voorzieningen een vraaggerichte, integrale en eigen krachtgerichte benadering. Voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage gelden landelijk vastgestelde regels. Wij willen het huidige beleid voortzetten en uitgaan van de maximaal vastgestelde parameters. Daarbij willen wij voor alle maatwerkvoorzieningen, voor zover dat wettelijk mogelijk is, een eigen bijdrage opleggen. Geen eigen bijdrage leggen we op voor deelname aan arbeidsmatige dagbesteding; ook zorgmijders zijn uitgezonderd zolang hun situatie instabiel is. Op grond van de Jeugdwet kunnen wij geen eigen bijdragen opleggen. 2015 is een overgangsjaar waarbij duidelijk zal worden of aanpassing van het aanbod gewenst is. Vanwege wijzigingen in het bestaande aanbod en de komst van nieuwe doelgroepen, is het inzichtelijk hebben en stroomlijnen van het voorzieningenaanbod dan ook een belangrijk aandachtspunt. Dit geldt ook voor de groepen mensen met laaggeletterdheid, dit blijft een punt van aandacht.
30
Aandachtsveld 5: Opvang en huiselijk geweld De doelgroep binnen veld 5 gaat over maatschappelijke opvang en ondersteuning van kwetsbare personen, zoals dak- en thuislozen, verslaafden, mensen met psychische en psychosociale problemen, oftewel; mensen met meerdere problemen en meer problemen dan zij aankunnen. Voor dit doel geldt dat Nijmegen in de regio centrumgemeente is en de taak heeft om met de regiogemeenten te overleggen over regionale voorzieningen. Een klein deel van onze inwoners kampt met ernstige problemen op uiteenlopende leefgebieden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bijvoorbeeld huisvesting, voeding, inkomen, sociale contacten en zorg. Vaak gaat het om een combinatie van problemen op deze gebieden, zoals verslaving, huisuitzetting, zelfverwaarlozing, vereenzaming, dakloosheid, woonoverlast of opvoedingsproblematiek. We spreken dan van meervoudige problematiek. Inwoners met meervoudige problematiek zijn vaak niet in staat om een zelfstandig leven te leiden en in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien. Deze inwoners bevinden zich in de gevarenzone. Zij hebben dringend hulp nodig om er weer bovenop te komen en verder afglijden te voorkomen. Centrum functies gemeente Nijmegen In onze regio zijn de centrumgemeentefuncties belegd bij centrumgemeente Nijmegen. Het gaat hierbij om maatschappelijke opvang en vrouwenopvang, de OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) en de nieuwe taak beschermd wonen GGZ. Voor de OGGZ is eind 2013 de 'Regionale agenda en regiovisie OGGz' vastgesteld. Voor het beleid ten aanzien van beschermd wonen GGZ zal een eerste aanzet worden gegeven in het huidige beleidsplan. Beschermd wonen We maken in 2014 afspraken met de huidige aanbieders van beschermd wonen GGZ over zorgcontinuïteit. Het budget voor beschermd wonen GGZ wordt zonder korting overgeheveld naar de centrumgemeenten en de huidige cliënten behouden na 2015 5 jaar het recht op de indicatie die is afgegeven door het CIZ, mits deze niet eerder afloopt. In 2015 volgt een uitgebreide beleidsnota met een visie op beschermd wonen en maatschappelijke opvang op de langere termijn. Advies en Meldpunt Kindermishandeling en Huidelijk geweld (AMHK) Het Advies en meldpunt kindermishandeling (AMK) en aanpak huiselijk geweld (HG) worden vanaf 2015 samengevoegd tot het AMHK. Meer hierover treft u onder aandachtsveld 2 onder het gedwongen kader. Inzet veld 5 Het Sociaal Team Druten zal, naast de andere professionals, de spil zijn bij het bieden van opvang en voorkomen van huiselijke geweld. Uitgangspunt is: lokaal oppakken wat lokaal kan. De professionals uit het team zijn in staat zijn om problemen op verschillende domeinen te overzien, ze handelen pro-actief en hanteren een integrale aanpak. Dit maakt het mogelijk om volledig te werken vanuit het principe: één huishouden, één (coördinerend) hulpverlener, één plan. Het Sociaal team vervult een belangrijke rol in het ontvangen van signalen van derden, (scholen, huisartsen, woningstichting, inwoner, etc.) omtrent huiselijk geweld of schrijnende (gezins)situaties. Een proactieve interventie vanuit het sociaal team moet erger voorkomen en zo nodig wordt vanuit hier doorgezet naar AMHK of OGGZ of andere vormen van hulp. De regie blijft zo veel mogelijk bij de professional van het Sociaal Team, zodat bij afschaling van zorg eventuele lokale nazorg of ‘waakvlam’ zorg kan worden ingezet. 31
HOE GAAN WE DAT BEREIKEN? Schema lokale toegang
Regionale functies
werk
Sociaal Team
Toegang
Samenstelling Sociaal Team Druten Consulenten op de terreinen:
Functies monitoring & administratie
- maatschappelijk werk -(werk &) inkomen - WMO indiv. vz/bijz. bijstand -ouderen (welzijn) - verstandelijke, lichamelijke en zintuigelijke beperkingen - psychiatrie - jeugdhulp - wijkverpleegkunde - coördinator
werk
32
Inrichting en werkwijze lokale toegang(spoort) De integrale toegang in Druten krijgt de vorm van een zogeheten Sociaal Team. Om de essentie van dit team weer te geven, is dit in het schema gepositioneerd in het sociale domein. Het schema geeft aan dat er grofweg vier kolommen zijn waarin onze inwoners zich (kunnen) begeven. Voor de jeugd is de kolom onderwijs van belang, bij volwassenen is dit de kolom werk. Daarnaast heeft iedereen (in meer of mindere mate) een sociaal netwerk. Dit bestaat uit vrienden, familie, buren, het verenigingsleven, wonen en een deel van de welzijnsvoorzieningen. Tot slot is er voor de inwoners die zorg en ondersteuning nodig hebben een veelzijdig aanbod van voorzieningen. Aan het kernteam de taak een verbinding te leggen tussen de kolommen. Deze integrale manier van werken wordt overigens ook verwacht bij de professionals in de verschillende kolommen. Aanbod van zorg en ondersteuning In de kolom “aanbod van zorg en ondersteuning” bevinden zich alle professionals en instanties die in Druten actief zijn. Dit zijn lokale organisaties zoals Stichting Voormekaar en de plaatselijke huisartsen, maar ook veel regionale organisatie als het NIM (maatschappelijk werk), de GGD en MEE (cliëntondersteuning). Deze organisaties hebben in de toegang verschillende rollen. ze zijn in de eerste plaats aanbieder, dus ze leveren zorg en ondersteuning. In deze rol kennen veel inwoners deze professionals; dit betekent dat de meeste inwoners ook met hun zorgvragen bij deze professionals (zoals bijvoorbeeld bij de huisarts) aankloppen. Die rol wordt omschreven als vindplaats. Bij de vindplaatsen begint vaak een zorgtraject. Dit kan ook zo blijven: snelle inzet van zorg dichtbij de burger. Hierbij is het wel relevant dat ook de vindplaatsen dezelfde methodiek van vraagverheldering toepassen als het Sociaal Team. Dit wordt hieronder toegelicht; de derde rol van de aanbieders is die van netwerkpartner. In het veld van aanbieders is veel expertise aanwezig die lang niet allemaal in het Sociaal Team is verankerd. Van die kennis moet wel gebruik gemaakt worden om onze inwoners optimaal te kunnen ondersteunen. Hiervoor is een directe verbinding nodig tussen het Sociaal Team en deze netwerkpartners. Deze rollen gelden overigens ook voor professionals in de kolommen “onderwijs” en “werk”. Zij bieden een andere vorm van dienstverlening en producten, maar ook zij vervullen de rol van vindplaats en netwerkpartner. Dit geldt ook voor alle bestaande (zorg)netwerken in de verschillende kolommen. Tot slot is het relevant om te noemen dat er grofweg twee verschillende vormen van aanbod zijn na invoering van de transities. Het streven is om zo veel mogelijk algemene voorzieningen te realiseren. Dit zijn laagdrempelige diensten of faciliteiten die bedoeld zijn voor alle burgers of voor iedereen die tot een bepaalde doelgroep behoort. De hulpvrager kan vrijblijvend gebruik maken van deze voorzieningen en er is geen verwijzing via het Sociaal Team voor nodig. Voorbeelden zijn: laagdrempelige dagopvang, welzijnsvoorzieningen, het maatschappelijk werk of bijv. het aanbod van sportverenigingen. Daar waar algemene voorzieningen niet toereikend zijn, komen maatwerkvoorzieningen in beeld. Voor deze voorzieningen is een verwijzing door het Sociaal Team een vereiste.
33
Onderwijs en werk Zowel op het terrein van het onderwijs als binnen het domein werk zijn veranderingen aangekondigd door de Rijksoverheid. In het onderwijs wordt m.i.v. het schooljaar 2014 en 2015 het Passend Onderwijs ingevoerd. Scholen zullen meer maatwerk kunnen bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Leerlingen gaan bij voorkeur naar het regulier onderwijs. Voor leerlingen die het regulier onderwijs niet halen, blijft het speciaal onderwijs bestaan. Omdat het Passend Onderwijs raakvlakken heeft met de Jeugdzorg is afstemming tussen onderwijs en gemeenten hierover wenselijk. De gemeenten in de regio Nijmegen voeren overleg met het verantwoordelijke samenwerkingsverband in het onderwijs. In het domein werk is de Participatiewet aangekondigd. De grondgedachte ervan is dat Iedereen die kan werken weer aan de slag gaat. De overheid helpt hen daarbij. Werkgevers worden gestimuleerd om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. Om uitvoering te geven aan deze wet is in de regio Nijmegen het Werkbedrijf opgericht. De aansluiting van het Werkbedrijf op de lokale toegangspoort is een belangrijke randvoorwaarde. Er wordt geen dependance opgestart in de gemeente, maar het Werkbedrijf sluit aan op bestaande ontwikkelingen. Het Werkbedrijf moet op een flexibele manier ondersteuning bieden aan het Sociaal Team in de lokale toegang. Veel inwoners zullen naast hun werktraject ook ondersteuning op andere leefgebieden ontvangen, die lokaal wordt georganiseerd. Het is erg belangrijk dat er geen tegenstrijdige doelen ontstaan: trajecten moeten op elkaar worden afgestemd. Verdere ontwikkelingen op dit gebied worden meegenomen in de inrichting van de lokale toegang en de bouw van het werkbedrijf. Sociaal Team Druten Het Sociaal Team Druten zal in 2015 naast de andere professionals de spil zijn bij lokale ondersteuningsvragen. Vooral in die situaties waarin er sprake is van meervoudige problematiek. Het Sociaal Team Druten bestaat uit professionals die in staat zijn om problemen op verschillende domeinen te overzien en deze integraal aan te pakken. Werkwijze Er is gekozen voor een team met een vaste samenstelling, dat ook fysiek met elkaar regelmatig op een vaste plaats samenwerkt. Achterliggende gedachte is dat op deze manier optimaal kennis kan worden gedeeld en de werkwijze en methodiek scherp gehouden kunnen worden. Het team verschaft informatie, doet aan vraagverheldering en werkt als casusregisseur bij multidisciplinaire hulpvragen. De leden van het team bieden dus zelf ook ondersteuning. Hiermee wordt benadrukt dat het team niet statisch is, maar actief in de gemeente opereert. Wanneer eigen kennis niet toereikend is, wordt externe kennis ingeschakeld. In dat opzicht is het team een netwerkorganisatie die in het hele veld met alle relevante partners een verbinding heeft. Er wordt gewerkt vanuit het principe: één huishouden, één (coördinerend) hulpverlener, één plan. De professional van het Sociaal Team is hierin geschoold en verstaat de kunst om de burger proactief te benaderen. Professionals die werkzaam zijn in het Sociaal Team weten vragen van inwoners te verhelderen, een plan van aanpak te maken, dit plan uit te (laten) voeren en waar nodig bij te stellen. De professional weet de eigen kracht en het netwerk van de burger te benutten en heeft kennis van de sociale kaart om daar waar nodig ondersteuning in te schakelen. Hoewel alle professionals van het Sociaal Team integraal generalistisch werken, heeft elke professional zijn/haar eigen specialisme. Dit specialisme voorkomt dat onderliggende problematiek te laat wordt onderkent en te laat specialistische hulp wordt ingezet. Het team zal wanneer dit nodig is expertise van buiten erbij vragen bijvoorbeeld voor extra diagnostiek of wanneer zwaardere vormen van zorg noodzakelijk blijkt. De coördinatie van zorg blijft ook bij verwijzing naar 2de lijns zorg bij het Sociaal Team. Tenzij er sprake is van gedwongen hulpverlening. 34
Samenstelling Het Sociaal Team werkt generalistisch. Dat betekent dat de professionals die er deel van uit maken in staat zijn om te beoordelen welke kennis nodig is om een zorgvraag te beantwoorden. Zij verwijzen vervolgens door naar een collega binnen het team ofwel betrekken deskundigheid uit het team of de tweede lijn erbij. Deze werkwijze stelt niet alleen eisen aan de professionals zelf, maar ook aan de samenstelling van het team. De volgende expertise is opgenomen in het Sociaal team:: Consulent WMO (zorgloket); deze heeft brede kennis van de WMO leefgebieden wonen, welzijn en zorg en de nieuwe taken die vanuit de AWBZ naar de gemeente worden gedecentraliseerd. Beschikt eveneens over kennis op het terrein van schulphulpverlening en inkomensondersteuning. Consulent (werk &) inkomen; deze heeft brede kennis over de leefgebieden inkomen (en werk) en kan goed balans houden tussen de rechtmatige- en zorgkant van casussen. Voor het onderdeel werk wordt verwezen naar het Regionaal Werkbedrijf. Wat Druten betreft is er in dit bedrijf een vaste contactpersoon voor onze gemeente. Deze contactpersoon maakt geen deel uit van het Sociaal Team. Consulent MEE; deze beschikt over brede kennis over de doelgroep mensen met een beperking en kan goed inschatten hoe deze (voor de gemeente) nieuwe doelgroep zo goed mogelijk geholpen kan worden. Welzijnsconsulent/ouderenconsulent; deze heeft kennis van het totale aanbod van welzijnsvoorzieningen in de gemeenten en beschikt daarnaast over brede kennis van alles omtrent wonen, welzijn, zorg en voorliggend aanbod voor de Drutense inwoners en in het bijzonder voor de doelgroepen 55 plus en inwoners met een beperking. Consulent GGZ; deze heeft kennis over de doelgroepen met een psychische en psychiatrische aandoening, zowel bij jeugdigen en volwassenen. Heeft een rechtstreekse verbinding met de eerste lijns psychologen in de gemeente, de huisarts en de Praktijk Ondersteuner Huisarts geestelijke gezondheidszorg (POHGGZ). Wijkverpleegkundige; deze heeft brede kennis op het gebied van zorg, welzijn en AWBZ taken. Deze persoon kan goed schakelen tussen verzorgende en medische taken en legt verbinding met huisartsen. Jeugdhulpverlener; deze heeft kennis op het gebied van opvoed- en opgroeivraagstukken. Deze consulent kan goed inschatten wanneer de veiligheid van een kind in het geding is en opschaling noodzakelijk is. Meewerkend Teamleider/Matschappelijk werker; deze beschikt over brede kennis van alle doelgroepen van 0 – 100 jaar en kan inwoners ondersteuning bieden op alle leefgebieden. De meewerkend teamleider stimuleert de samenwerking tussen de teamleden en de netwerkpartners. Bezit ook doorzettingsmacht, is dus bevoegd een doorslaggevende beslissing te nemen als de casuïstiek daarom vraagt. Het bewaken van de processen zowel inhoudelijk als financieel, is ook een taak van de meewerkend teamleider.
35
Toeleiding naar zorg Een burger kan door huisarts, school of een andere (algemene)voorziening bij het Sociaal Team worden aangemeld. Ook kan een inwoner terecht op het gemeentehuis om een afspraak te maken met een professional van het Sociaal Team. Ook telefonisch of via de website van de gemeente kan een inwoner een vraag stellen. Deze drie instrumenten kunnen gezien worden als het voorportaal van het Sociaal Team. Vanuit deze ingangen kan informatie worden gegeven, kunnen zorgvragen worden beoordeeld en kunnen concreet afspraken worden gemaakt. Het Sociaal Team werkt generalistisch naar de inwoner toe, dat wil zeggen dat het over veel informatie en kennis beschikt over alle leefgebieden in het sociaal domein. Naast hun generalistische werkwijze hebben zij ook elk hun eigen specialisme. Dit is belangrijk omdat ernaar gestreefd wordt dat zoveel mogelijk vragen binnen het Sociaal Team direct behandeld kunnen worden. Indien een vraag of casus te zwaar blijkt, kan het Sociaal Team netwerkpartners uit de tweede schil inschakelen. De regie blijft wel altijd binnen het Sociaal Team. Specifieke taken en activiteiten van het Sociaal Team moeten nog nader worden uitgewerkt en getest in 2014. Tot slot heeft het Sociaal Team ook een fysieke kant in de vorm van een loket, telefoonnummer en een website. Deze drie instrumenten kunnen gezien worden als het voorportaal van het Sociaal Team. Vanuit deze ingangen kan informatie worden gegeven, kunnen zorgvragen worden beoordeeld en kunnen concreet afspraken worden gemaakt. Sociale netwerkstrategie en zelfredzaamheidsmatrix Sociale Netwerkstrategie In de regio Nijmegen werken we met de Sociale Netwerkstrategie (SNS). Steeds vaker wordt in de hulpverlening de nadruk gelegd op het eigen netwerk van de cliënt, zoals vrienden en familie. Het werken vanuit sociale netwerkstrategieën (SNS) is een basishouding van waaruit de professional denkt en handelt bij alle cliënten waarmee hij te maken heeft. SNS is een proces om tot besluitvorming, planning en samenwerking te komen waarbij de cliënt regie over zijn eigen leven houdt. Dit proces doorloopt de cliënt samen met zijn familie en sociaal netwerk, waarbij de professional een ondersteunende rol heeft.
36
Zelfredzaamheid-Matrix De Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) is een instrument waarmee de mate van zelfredzaamheid van cliënten eenvoudig en volledig kan worden beoordeeld. De ZRM concretiseert zelfredzaamheid op de volgende leefgebieden: inkomen, dagbesteding, huisvesting, gezinsrelaties, geestelijke gezondheidszorg, fysieke gezondheid, verslaving, vaardigheden bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL), sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Per leefgebied is aangegeven welke feitelijke omstandigheden bij welk niveau van zelfredzaamheid horen. Het instrument kan worden gebruikt in verschillende fases van de ondersteuning of hulpverlening (intake-, voortgangs-, uitstroomgesprek) om een beeld van de zelfredzaamheid op alle levensdomeinen te krijgen. Dit kan eenmalig gebeuren, maar ook periodiek, om inzicht te krijgen in de vooruitgang die is geboekt. Cliënt en hulpverlener lopen samen alle leefgebieden langs. In de regio Nijmegen gebruiken de diverse sociale (wijk)teams de ZRM als voortgangsinstrument.
37
CLIËNTENPARTICIPATIE, RECHTSBESCHERMING Cliëntenparticipatie Op lange termijn geven we de cliëntparticipatie vorm. Dit zal mede gebaseerd zijn op basis van het advies dat Zorgbelang samen met advies- en cliëntraden en belangenorganisaties opstelt: We laten onze bewoners en (nieuwe) cliënten actief meedenken en meedoen. Juist daarom ontwikkelen we de huidige adviesstructuur door. Op basis van een analyse van de bestaande situatie, bekijken we samen met Zorgbelang hoe verbindingen op wijk-, stedelijk en regionaal niveau kunnen worden gelegd. Ook wordt onderzocht hoe nieuwe werkvormen kunnen worden ingezet en hoe ‘nieuwe’ cliënten een volwaardige plek krijgen. Daarbij gaat het straks veel meer om ‘creatief meedenken en meedoen’ op een nieuwe manier, en minder om advisering achteraf. De nieuwe structuur werken we verder uit in overleg met cliënten(raden), de Wmo-raad, Ouders Maas en Waal en andere bewoners. Cliëntondersteuning Wij zijn wettelijk verplicht om onafhankelijke cliëntenondersteuning bij vraagverheldering beschikbaar te stellen. Deze moet professioneel en onafhankelijk zijn, waarbij de cliënt het gevoel heeft dat deze persoon naast hem staat en in de positie is om zijn of haar belang te behartigen. Door het voeren van een “breed keukentafelgesprek”, waarbij een integrale en gekantelde wijze van vraagverheldering voorop staat, geven zij in principe invulling aan het begrip cliëntondersteuning. Medewerkers van MEE maken onderdeel uit van het sociaal team. De cliënt heeft bovendien de mogelijkheid om daarbij zelf onafhankelijke cliëntondersteuning in te schakelen. Het resultaat is een passende oplossing voor de vraag van de burger. Toekomst MEE Per 1 januari 2015 krijgen wij de beschikking over het budget dat de 22 MEE organisaties in Nederland nu nog rechtstreeks via een landelijke AWBZ-subsidieregeling ontvangen. Inmiddels hebben wij via een transitiearrangement met MEE afspraken gemaakt over hun inzet vanaf 2015. Wij willen immers continuïteit van de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap waarborgen en eventuele frictiekosten bij MEE vermijden. Aan MEE is een budgetgarantie van 85% af te geven voor 2015 en 2016. Voor de lokale invulling van de taken van MEE stellen wij een, binnen de door onze raad vastgestelde financiële kaders, apart werkplan op 24-uurs bereikbaarheid De Wmo verplicht ons om op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar te stellen. Een 24-uurs bereikbaarheid vergroot de mogelijkheid voor mensen om langer thuis te kunnen blijven wonen. De VNG onderzoekt of de inkoop en uitvoering van deze voorziening voor alle gemeenten mogelijk is en is te financieren met een uitname uit het gemeentefonds. De VNG richt zich hierbij op de diensten van Sensoor, een organisatie die nu ook al landelijk / regionaal werkt. Goede samenwerkingsafspraken tussen Sensoor en ons sociaal team zijn hierbij belangrijk. De landelijke regeling voor de doventolk wordt ondergebracht bij de VNG, omdat wij verplicht zijn om ervoor te zorgen dat de digitale informatie op onze website voor slechtzienden en blinden toegankelijk is. Vertrouwenspersoon in de regio Vanuit de regio Nijmegen is Zorgbelang Gelderland gevraagd advies te geven over de vertrouwenspersoon/ombudsfunctionaris, waarbij het uitgangspunt is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande voorzieningen. Zorgbelang Gelderland adviseert te komen tot: een laagdrempelige klachtenregeling; een lokale onafhankelijke vertrouwenspersoon voor het sociale domein; een regionale onafhankelijke ombudsfunctionaris voor het sociale 38
domein; een regionale kinderombudsfunctionaris. De Wmo 2015 verplicht ons niet tot het instellen van een vertrouwenspersoon, maar de Jeugdwet juist wel. Deze vertrouwenspersoon moet beschikbaar zijn voor cliënten die zorg ontvangen. Hiervoor heeft de VNG landelijke afspraken gemaakt waar wij bij moeten aansluiten. Vertrouwenswerk zal de komende drie jaar landelijk worden ingekocht. De regiogemeenten hebben besloten voorlopig in te stemmen met het instellen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Een pilot wordt ingezet om de meerwaarde van de vertrouwenspersoon en de juiste organisatievorm vast te stellen zodra er inzicht is in de financiële consequenties. Op dit moment wordt bekeken hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden. Rechtsbescherming door voor het grootste deel van de voorzieningen voor een maatwerk- of individuele voorziening te kiezen, is de rechtsbescherming grotendeels geborgd via de bezwaar- en beroepsmogelijkheid van de Wmo en Jeugdwet;. als een cliënt geen genoegen neemt met een verwijzing naar een algemene voorziening op basis van de meldings- en onderzoeksfase, kunnen cliënten het onderzoeksverslag gebruiken om alsnog een aanvraag in te dienen voor een maatwerkvoorziening, of vragen om nader onderzoek. Aan deze aanvraag is een bezwaar- en beroepsmogelijkheid verbonden; in de Wmo 2015 is opgenomen dat we ‘de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid’ moeten wijzen dat ze gebruik kunnen maken van gratis cliëntondersteuning. In ons model voorzien de leden van het Sociaal Team in eerste instantie in de cliëntondersteuning. Tevens geven ze een bindend advies af richting de backoffice van de gemeente. Als cliënten graag een tweede cliëntondersteuner (informeel of professioneel) willen betrekken bij dit proces, bieden we die mogelijkheid. Hierbij zien we onder meer een rol voor ervaringsdeskundigen. Daarnaast bezien we dit vraagstuk in relatie tot het instellen van de (regionale) vertrouwenspersoon en/of ombudsfunctie, mede met het oog op de wens om te de-juridiseren. Op basis van het advies van Zorgbelang wordt over de invulling van deze functies een besluit genomen
KWALITEIT 39
Kwaliteit van de zorg en ondersteuning: 3 pijlers De kerndoelstellingen zijn voor de nieuwe taken in regionaal verband aan de hand van de 3 pijlers toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit vertaald in indicatoren die in onderstaande tabel zijn opgenomen. De definitieve selectie van de indicatoren uit de tabel zullen we samen met de regiogemeenten nog maken. Indicatoren We zetten deze indicatoren in voor de regulier Zorg & Welzijn-taken voor 2015. Mogelijk dat er voor 2016 nieuwe indicatoren bij komen. Met de (regionale) indicatoren voor de nieuwe taken sluiten we aan bij de bronnen die we (straks) hebben en de items die hierin reeds worden geregistreerd, zoals het registratiesysteem van de Sociale (Wijk)teams en de regieteams, de gemeentelijke bestanden (Sociaal Statistisch Bestand), onderzoek van anderen en landelijke monitors die in ontwikkeling zijn. Op deze manier beperken we de registratielast. Monitoring Met de indicatoren kunnen we de realisatie van onze doelstellingen monitoren. Doel van de monitoring van de indicatoren is tweeledig. Enerzijds monitoren we voor het leereffect bij zowel de gemeente als opdrachtgever als de professionals. Anderzijds heeft de monitoring een functie in de verantwoording naar de gemeenteraad om te laten zien of de doelstellingen die met de inzet van de middelen wordt beoogd zijn behaald. Op basis van de monitoring kan het gemeentebestuur afwegen of bijsturing van het beleid en de uitvoering nodig is. Pijler Betaalbaarheid
Kerndoelstelling Verschuiving in de keten van zwaar naar licht: preventie voor curatie
Succesfactor Er wordt minder zware zorg ingezet
Indicator Aantal verwijzingen naar tweedelijnszorg (verhouding tweedelijns tot overige zorg)
Sneller afschalen van zwaar naar licht
Looptijd in tweedelijnszorg, gewogen naar complexiteit casus (verhouding tweedelijns tot overige zorg) Bereik preventieve activiteiten (omvang en samenstelling deelname) Aantal crisisopnames Actieve caseload per team, gewogen naar complexiteit en resultaat casussen en de aard van de wijk Verhouding kosten-baten (baten hoger dan kosten) Kosten medische consumptie Aantal huishoudens in inkomen-, werk-, zorg- en jeugdtrajecten
Er wordt meer ingezet op preventie
Efficiënte uitvoering zorg en ondersteuning
Optimale inzet van de professional
Optimale inzet van middelen
40
Kwaliteit
Toegankelijkheid
Iedereen benut de eigen Eigen kracht is mogelijkheden en neemt de ingezet verantwoordelijkheid waarbij (oplossen hulpvraag we streven naar maximale door eigen kracht) zelfregie & samenredzaamheid Welbevinden (het welbevinden van cliënt is verbeterd door de inzet van de hulp, doel door inzet bereikt)
Optimale participatie in een inclusieve samenleving
Clienttevredenheid
Zorg en ondersteuning is tijdig beschikbaar
Hulp is zo licht en dichtbij mogelijk
Duidelijkheid over hoe de burger tot ondersteuning komt De mens in de eigen leefomgeving staat centraal
Toegang is goed geregeld
Inzet team/eigen kracht/netwerk en/of professional: % inzet eigen kracht
% Verbetering op domeinen zelfredzaamheidsmatrix waar problematiek zich bevindt (bijvoorbeeld van beperkt naar voldoende zelfredzaam): - Financiën - Dagbesteding - Huisvesting - Huiselijke relaties - Geestelijke gezondheid - Lichamelijke gezondheid - Verslaving - Activiteiten dagelijks leven - Sociaal netwerk - Maatschappelijke participatie - Justitie % Cliënten tevreden met resultaat/goed geholpen Cliënttevredenheid: - Sterke punten instelling - Verbeterpunten instelling - Wel/niet luisterend oor door instelling - Organisatie wel/niet aanbevelen - Rapportcijfer voor instelling Inzet team/eigen kracht/netwerk en/of professional: % inzet netwerk % dat hulp ontvangt uit naaste omgeving Aantal casussen
Wijze van aanmelding % Cliënten dat in de wijk terecht kan met vragen over zorg, hulp en ondersteuning % Cliënten dat met deze vragen terecht kan bij het sociale wijkteam Wachtlijst voor wijkteam/andere instelling Doorlooptijd (datum aanmelding – 41
datum einde uitvoering) gekoppeld aan aantal uren (intensiteit) % Integraal zorgplan opgesteld % Hulp heeft betrekking op hele gezin
Kwaliteit van de lokale toegangspoort In de regionale aanpak voor het uitvoeren van de nieuwe taken Jeugdzorg en AWBZ is een belangrijke keuze gemaakt ten aanzien van de toegang tot zorg. Deze vindt onder andere plaats via de sociale teams. De toeleiding naar zorg is lokaal, des gemeentes. Echter de gemeenten in de regio zijn ook sterk van elkaar afhankelijk, bijvoorbeeld in de gezamenlijke inkoop van de zwaardere vormen van jeugdhulp. Tijdens het VNG simulatiespel dit voorjaar kwam deze onderlinge afhankelijkheid duidelijk naar voren. Met daarbij de wens om een voorstel voor basiskwaliteitseisen waar alle gemeenten in de regio bij de inrichting van hun lokale toegangspoort aan willen voldoen. Om gezamenlijk te borgen dat de lokale sociale teams van zodanige basiskwaliteit zijn dat de principes vanuit Kracht door Verbinding kunnen worden waargemaakt. Bij het formuleren van de kwaliteitseisen is een aantal zaken leidend geweest: de eisen moeten geen extra administratieve lasten meebrengen; ze zijn breed gedragen; ze sluiten aan bij de werkwijze van sociale teams, ze zijn zoveel mogelijk meetbaar. De volgende kwaliteitseisen aan de lokale toegang zijn op grond van het bovenstaande regionaal vastgelegd: 1. er is een werkproces vastgesteld dat voldoet aan de wettelijk voorgeschreven proceseisen en waarin de Meldcode is opgenomen; 2. medewerkers in het sociaal team zijn allen geregistreerde professionals op HBO-niveau (opleiding of EVC) voor hun respectievelijke beroepsgroep, mits van toepassing voor de beroepsgroep, volgens de landelijke standaarden: a) wijkverpleegkundigen in het sociaal team zijn HBO-opgeleid, niveau 5 en BIGgeregistreerd b) alle teamleden zijn bekend met de meldcode kindermishandeling en getraind in het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling c) er is deskundigheid op het gebied van ouderen, jeugd- en opvoedhulp, lvg, ggz, jeugdlg, en jeugd chronisch zieken aanwezig d) alle teamleden zijn getraind in de sociale netwerkstrategie en het borgen van kinderrechten 3. er is een personeelsplan (HRM-plan) waarin opgenomen: a) een opleidingsprogramma voor de leden van het team, dat voorziet in het actueel houden van kennis en vaardigheden; b) een systeem van periodieke functionerings- en beoordelingsgesprekken; c) een systeem van (collegiale) coaching 4. er wordt gewerkt met het gezamenlijk ingekochte ICT-systeem voor de sociale teams, waarin opgenomen de zelfredzaamheidsmatrix en een managementrapportagesysteem. De daarin opgenomen informatie is volledig actueel op iedere 1 juli en 31 december van een jaar; 5. er is een samenwerkingsovereenkomst tussen organisaties die medewerkers plaatsen in het sociaal team, waarin aansturing, aansprakelijkheid, bevoegdheden en verantwoordelijkheden eenduidig zijn vastgelegd; 42
6. er is een schriftelijke opdrachtverlening van de gemeente waarin taken, bevoegdheden en eventueel mandaat van de sociale teams is vastgelegd; 7. er is een privacy overeenkomst tussen deelnemende organisaties in het sociaal team, dat voldoet aan de wettelijk daaraan te stellen eisen; 8. er is een klachtenregeling.
43
Financiën Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 van kracht, evenals de Jeugdwet. Beide regelen de overheveling van zorg- en ondersteuningstaken vanuit het rijk en de provincie naar de gemeente. Voor de uitvoering van deze taken is in 2015 een budget van € 2.204.556 beschikbaar voor de Wmo en € 3.355.882 voor de Jeugdhulp. Dit budget wordt ingezet voor de inkoop en subsidiering van Wmo- en jeugdhulp voorzieningen en het faciliteren van de Lokale toegang tot zorg en ondersteuning (Sociaal Team Druten). Het budget voor 2015 is gebaseerd op uitgaven in het verleden. Vanaf 2016 volgt een budget op basis van een objectief verdeelmodel. Voor Druten betekent dit verhoging van het Wmo budget naar € 2.531.096.
44
45
COMMUNICATIE Ondanks de tijdsdruk zijn we op allerlei manieren in dialoog zijn geweest met instellingen en organisaties over onderdelen van het beleidsplan. Regionaal opgepakt In regionaal verband is een regionale bijeenkomst georganiseerd voor (cliënten-) (organisaties) waarin we in een gezamenlijk onderdeel de nadere regionale keuzes met betrekking tot de toeleiding naar zorg, algemene en maatwerkvoorzieningen en het pgbbeleid toelichten en bespreken. Een regionaal communicatieteam werkt aan de communicatie over specifieke regelingen en het regionaal werkbedrijf. Bovendien zijn alle recente ontwikkelingen over de transities te vinden op www.transitieregionijmegen.nl . Daarnaast verzorgt het regionaal transitie-bureau ook communicatie aan zorgaanbieders en professionals binnen die organisaties, zodat ook zij op de hoogte zijn van alle nieuwe regelingen en veranderingen. Lokaal opgepakt De Wmo-adviesraad heeft het concept Beleidsplan Wmo& Jeugd vanuit cliëntperspectief. getoetst op 20 beoordelingsvragen. In een overleg met de wethouder en beleidsmedewerkers zijn hieruit aandachtspunten naar voren gekomen die ofwel in dit beleidsplan zijn verwerkt, ofwel in het actieplan zullen worden meegenomen. Dit geldt ook voor de opmerkingen vanuit het Ouderplatform Ouders Maas en Waal. Tijdens presentaties in 2014 is de voorgestelde nieuwe werkwijze van de lokale toegang voorgelegd aan verschillende partners van de gemeente Druten zoals de GGD, NIM, Mee, Zorggroep Maas en Waal, Standvast Wonen, Driestroom, Pluryn, ZZG, ’s Heerenloo. Ook is het besproken met de huisartsenvertegenwoordiging. Uit deze overleggen is gebleken dat er veel draagvlak is. Met de inzet van het Sociaal Team Druten zullen wij in de gemeente Druten ook lokaal duidelijk gaan maken via informatie wat alle veranderingen betekenen voor de burgers. Hiervoor hebben we een communicatietraject opgezet. De belangrijkste boodschap aan de inwoners is dat we er samen voor moeten zorgen dat de zorg voor mekaar is. Daarom gebruiken we de slogan “Met elkaar, voor mekaar”. Om te zorgen voor herkenbaarheid, is er een beeldmerk ontwikkeld. Dit beeldmerk staat symbool voor de slogan en is terug te vinden op alle communicatie-uitingen rondom zorg en ondersteuning.
We informeren onze inwoners zo veel mogelijk over de ontwikkelingen, de veranderingen, wat dit voor hen betekent en waar ze terecht kunnen. We gaan hierbij uit van wat de inwoner wil weten en we gebruiken hiervoor eenvoudige en begrijpelijke taal. We werken veel met beelden, zoals afbeeldingen en infographics. We zetten meerdere communicatiemiddelen tegelijk in om de boodschap over te brengen. We doen dat o.a. via onze maandelijkse zorgpagina ‘Met elkaar, voor mekaar’ in de Maas & Waler, de website ‘zorg en ondersteuning’, social media, de overige media en via informatieavonden. 46
Aan de andere kant betrekken we inwoners en vragen we hen om mee te denken en hun ideeën en wensen aan ons kenbaar te maken. Hiervoor scheppen we faciliteiten zoals de boodschappentas (uw boodschap aan ons), social media, informatieavonden en de website. Omdat er veel onzekerheid en onduidelijkheid is, zijn we al in een vroeg stadium gestart met de communicatie. De Wmoraad, als vertegenwoordiger van de inwoners, wordt zo veel mogelijk betrokken bij de communicatie. Ook zijn we al in een vroeg stadium een zorgvuldig communicatietraject gestart met diverse betrokken partijen. Een groot aantal van hen is een belangrijke partner in het proces. We informeren en betrekken hen door bijeenkomsten te organiseren, werkgroepen op te richten of persoonlijk contact. We zorgen dat zij over de juiste en laatste informatie beschikken. Ook maken we factsheets voor hen, zodat zij weten bij wie ze in de toekomst terecht kunnen.
47
SAMENHANG MET ANDERE WETTEN Op 1 juli 2014 is de Participatiewet door de Eerste Kamer aanvaard. Ook zijn de maatregelen Wet werk en bijstand aangenomen. Gemeenten krijgen hierin de centrale rol. Doordat het de Participatiewet en de Jeugdwet vanaf 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid voor de gemeente vallen, biedt dit kansen om bij gesprekken vanuit werk en inkomen of jeugd te kijken naar het hele systeem en dus beter maatwerk te leveren. Dit brengt de mogelijkheid om veel meer dan nu het geval is de Participatiewet en Wmo te verbinden. De infrastructuur aan onderwijsvoorzieningen in de gemeente Druten ( basisscholen, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en volwasseneducatie) willen we in de toekomst behouden en met betrekking tot speciaal onderwijs zelfs versterken. Volwasseneducatie stelt mensen in staat om hun taal- en rekenvaardigheden te vergroten en daarmee hun kansen op (arbeids)participatie te vergroten. Raakvlakken met de Participatiewet Participatiewet De Participatiewet bundelt de regelingen op het terrein van werk en inkomen. Vanuit het uitgangspunt dat men bij hulp en ondersteuning uitgaat van 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur, is er een duidelijke verbinding met ook de financiële situatie van het hele huishouden. Werknemers en werkgevers moeten bij gemeenten aankloppen voor de noodzakelijke instrumenten en voorzieningen, zoals loonkostensubsidie en beschut werk. In onze regio wordt gebouwd aan het Werkbedrijf als module van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR). Het Werkbedrijf vormt de verbindende schakel tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd wordt binnen gemeenten hard gewerkt aan het inrichten van de lokale toegang , om dienstverlening dichter bij de burger vorm te geven. Gemeenten formuleren beleid op tegenprestatie naar vermogen. In regionaal verband wordt het beleid waar mogelijk op elkaar afgestemd. Ook zetten wij in op het vergroten van de eigen kracht van burgers. Het gaat niet alleen om willen en moeten, maar om kunnen en mogen participeren. Good practices laten zien dat een samenspel van mensen die geloven in hun kwaliteiten, gedreven sociale ondernemers, vernieuwende zorgaanbieders en een goed faciliterende overheid tot mooie resultaten kan leiden. Om het voor ondernemers aantrekkelijk te maken om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een werkplek te bieden, wordt vanuit het Werkbedrijf bedrijfsdienstverlening ontwikkeld. Verbinding met de Wmo In de Participatiewet is werken het nieuwe participeren geworden. Wie kan werken hoort niet afhankelijk te zijn van een uitkering. Werk is meer dan een inkomensvoorziening; het is de sleutel naar een zelfstandig en zelfredzaam bestaan. Met de Wmo 2015 erbij is er een breed wettelijk raamwerk gecreëerd waarin meedoen op het gehele spectrum van zorg, welzijn, leren en werken op lokaal niveau wordt ondersteund. Binnen de nieuwe Wmo staat meedoen in de maatschappij centraal, vaak betreft het mensen met een uitkering die onder de Participatiewet gaan vallen. Een voorbeeld van een gelegde verbinding tussen de Wmo en de Participatiewet, is de arbeidsmatige dagbesteding. De laatste jaren is veel gepionierd en zijn nieuwe werkvormen ontstaan die het potentieel van mensen met een arbeidsbeperking op allerlei manieren anders inzetten.
48
Raakvlakken met het Passend onderwijs Stelsel passend onderwijs In het nieuwe stelsel Passend Onderwijs, ingegaan per augustus 2014, hebben scholen de verantwoordelijkheid om voor elk kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te vinden en om kinderen zoveel mogelijk binnen het reguliere onderwijs een startkwalificatie te laten halen. Dit vraagt samenwerking tussen scholen onderling in regio’s, maar ook tussen scholen en zorgaanbieders op het terrein van jeugd en opvoeding. Het doel van het stelsel is leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs te geven binnen het reguliere onderwijs. De wet gaat over het stelsel van voorzieningen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs De omslag die wordt nagestreefd kent de volgende 3 uitgangspunten: van curatie naar preventie: door preventie en kwaliteitsverbetering wordt de uitstroom van leerlingen naar bovenschoolse voorzieningen gereduceerd. Dit vraagt om een nieuwe benadering om de expertise van het (voortgezet) speciaal onderwijs en jeugdzorg school- en thuisnabij in te zetten. van indiceren naar arrangeren: de onderwijsondersteuningsvraag staat centraal: wat heeft dit kind in deze situatie nodig, hoe gaan we dat organiseren en arrangeren, wie hebben we daarvoor nodig en hoeveel kost het? Dit vereist een flexibele inzet van expertise en de al aanwezige voorzieningen.. van sectoraal naar integraal en intersectoraal: opvoed- en opgroeiondersteuning wordt integraal onderdeel van het totale zorg- en ondersteuningssysteem rond de school én het gezin. De handelingsgerichte diagnostiek heeft een integraal karakter. Intersectoraal werken bevordert een goede begeleiding in de overgang tussen onderwijssectoren (vve-po-vo-mbo). Schoolbesturen maken afspraken hoe zij een effectieve overgang van leerlingen met extra ondersteuning bevorderen, dit met continuïteit van de onderwijsloopbaan. Verbinding met de Wmo De uitgangspunten van het nieuwe stelsel sluiten nauw aan bij de gemeentelijke uitgangspunten die als kaders zijn geformuleerd. Ze bieden een uitgangspunt voor constructief overleg tussen gemeente en onderwijsveld over de verbinding met het zorgdomein. Onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor het goed kunnen deelnemen aan de maatschappij. Daarom vinden we het als gemeente belangrijk dat leerlingen dichtbij huis onderwijs kunnen volgen, er een goede verbinding is tussen schoolondersteuning en de lokale zorgstructuur en dat de schooluitval minimaal is. Waar mogelijk sturen we op het vinden van een onderwijsplek in het speciaal onderwijs binnen de gemeente Druten; dit betekent dichter bij de eigen sociale leefomgeving en minder langdurig reizen. Bij de invulling van dit beleid willen we het recent opgerichte platform ouders Maas en Waal betrekken. Onderwijs heeft ook een signaleringsfunctie voor leerlingen die meer nodig hebben dan alleen schoolondersteuning. Daarom dient de lokale zorgstructuur in goede verbinding te staan met scholen. Soms kan er extra zorgondersteuning nodig zijn die een school niet kan leveren, of pakt de school signalen op van meervoudige of gezinsgerichte problematieken, die zij kan doorverwijzen. De aansluiting tussen onderwijs en de inrichting van de zorg wordt regionaal vormgegeven in overleg tussen de regiogemeenten en de samenwerkings verbanden van het primair en voortgezet onderwijs. De lokale uitwerking zal voor het primair onderwijs eenvoudiger (meer wijkgebonden) zijn dan voor voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs ( die een groter gebied bedienen).
49
Raakvlakken met Wet Publieke Gezondheid (Wpg) De Wpg Op basis van de Wpg zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg. Dit omvat gezondheids-beschermende en bevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit. De Wpg kent drie deelterreinen: de collectieve preventie, de uitvoering van infectieziektebestrijding en de uitvoering van jeugdgezondheidszorg en ouderengezondheidszorg. Gemeenten moeten de samenhang van en afstemming met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen te bewaken. Specifiek maakt de wet ons verantwoordelijk voor de uitvoering van: het verwerven van inzicht in de lokale gezondheidssituatie van de bevolking het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming va- preventieprogramma's waaronder programma's voor gezondheidsbevordering het bevorderen van medisch milieukundige zorg het bevorderen van technische hygiënezorg het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen. GGD Gemeenten zijn wettelijk verplicht om een GGD (gemeenschappelijke geneeskundige dienst) in stand te houden voor de uitvoering van de taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg. De GGD voert in opdracht van de gemeente activiteiten uit bij met name kwetsbare groepen zoals kinderen, jongeren, ouderen en asielzoekers. De GGD is actief op de volgende terreinen: waarbij vooral ook op preventie wordt ingezet: gezond en veilig opgroeien/opvoeden; gezonde en veilige (school)omgeving; gezonde leefstijl lagere drempels voor reguliere zorg gezondheidsrisico’s zo snel mogelijk opsporen en bestrijden samenwerken met gemeenten en andere partners in de zorg en veiligheidssector om gezondheid te waarborgen Verbinding met de Wmo De Wpg en de Wmo werken in het zelfde brede veld van preventie tot care waarbij gedrag (leefstijl), de fysieke en sociale omgeving alsmede zorgvoorzieningen belangrijk zijn. Beide beleidsterreinen ondersteunen en vullen elkaar aan. Een gezonde samenleving raakt meerdere beleidsterreinen zoals wonen, werken, welzijn, onderwijs, verkeer en milieu. Veel partijen spelen hierin een rol zoals jeugd- en thuiszorgorganisaties, eerstelijnszorg, welzijnsorganisaties, ggz-instellingen, woningcorporaties, onderwijs, sportverenigingen, zorgverzekeraars en de burgers zelf. Het is van belang dat deze partijen met elkaar samenwerken. De gemeente heeft taken rond informatie, advies en gegevensverzameling. Gegevens die vanuit de Wpg verzameld worden voor gezondheidsbeleid zijn vaak relevant voor het Wmo beleid. Zo blijkt uit de jeugdmonitor dat er extra aandacht nodig is voor pesten, alcolhol- en drugsgebruik en psycho-sociale problematiek en dat er vraag is naar opvoedings ondersteuning. In combinatie met ondersteuning en hulp vanuit de Jeugdwet kijken we naar mogelijkheden om deze problematiek beter aan te pakken. Er is een duidelijke samenhang in de taken en verantwoordelijkheden vanuit de Wmo voor jeugd en de basistaken voor de jeugd vanuit de Wpg. Binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) werd daar al vorm aan gegeven. Het Drutense CJG gaat nu op in de Lokale toegang tot zorg. Verder faciliteren wij het tot stand komen van verbindingen tussen welzijn en eerstelijnsgezondheidszorg en huisartsen.
50
Beleidskader ministerie van VWS Naast het wettelijke kader hebben we ook te maken met beleidskaders vanuit het ministerie van VWS bij het opstellen van ons gezondheidsbeleid. Het ministerie van VWS stelt elke vier jaar de landelijke prioriteiten voor collectieve preventie vast. In 2011 is de landelijke nota gezondheidsbeleid ‘gezondheid dichtbij’ vastgesteld. De 5 speerpunten zijn: overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. Het lokale beleid moet worden gebaseerd op de lokale gezondheidssituatie, rekening houdend met de landelijke speerpunten. Begin 2013 is de Nota lokaal gezondheidsbeleid Druten 2013-2016 vastgesteld. Deze nota toont ambities voor het gezondheidsbeleid bbinnen de gemeente Druten en is vooral gericht op preventie met betrekking tot de lokale aandachtspunten. De voornaamste lokale aandachtspunten zijn: vergrijzing, gezondheidsproblemen kwetsbare groepen en lagere SES, overgewicht, onvoldoende beweging, ongezonde voeding, alcoholgebruik, handdrugsgebruik, seksuele gezondheid en veilig vrijen. Steeds meer mensen ondervinden de nadelige gevolgen van welvaartsziektes en de effecten van ongezond leven. Veel winst kan worden behaald door in de begeleiding extra in te zetten op gezondheidsbevordering. Leefstijlinterventies op het gebied van de 5 landelijke preventie thema’s blijven daarom actueel. Extra aandachtspunt hierbij is de verschillen tussen mensen met een lage en hoge sociaal economische status (SES). De leefstijlinterventies willen we mee meer inzetten bij kwetsbare groepen (bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking, psychiatrisch problematiek, ontregelde gezinnen). Het ministerie is ook gestart met het opzetten van het Nationaal Programma Preventie (NPP). Doel is meer samenhang te brengen in bestaande projecten en afspraken maken voor de lange termijn. Het is gericht op preventie in de wijk, op school, op het werk en in de zorg. Een brede aanpak van de gezondheid van mensen wordt bevorderd: in de omgeving waarin zij wonen, werken, leren en zorg krijgen. Daarom worden partijen uit de publieke gezondheid en de zorg betrokken en richt het programma zich ook op partijen uit andere sectoren: gemeenten, bedrijfsleven, onderwijs-, welzijns- en milieuorganisaties. Op basis van de ontwikkelingen in de gemeente Druten, rekening houdend met de landelijke nota en het NPP, is het aan de gemeenteraad om de uiteindelijke keuzes te maken welk beleid prioriteit krijgt. Raakvlakken met Wet langdurige zorg (Wlz) De Wlz vervangt in het wetsvoorstel per 1 januari 2015 de huidige AWBZ. Alleen de zwaarste, langdurige zorg wordt dan nog vergoed vanuit de Wlz. Het motto van de wet is: met professionele zorg, zo thuis mogelijk. Het basisprincipe is dat wordt uitgegaan van wat mensen (nog) wel kunnen gericht op kwaliteit van leven. De wet is bedoeld voor kwetsbare ouderen mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/ of permanent toezicht nodig hebben. Met deze wet moet de kwaliteit van leven voor ouderen en gehandicapten die veel zorg nodig hebben gegarandeerd blijven. De professional en aanbieder maken met de cliënt afspraken afhankelijk van de individuele wensen, mogelijkheden en behoeften. De afspraken worden vastgelegd in het zorgplan. Samenhang met de Wmo, Jeugdwet en Zvw Cliënten die voldoen aan de toegangscriteria voor de Wlz komen in beginsel niet meer in aanmerking voor ondersteuning op grond van de Wmo, Jeugdwet en Zvw. De Wlz is dus een voorliggende voorziening ten opzichte van deze wetten: Indien een cliënt niet voldoet aan de toegangscriteria voor de Wlz, zijn de gemeente en/of de zorgverzekeraar verantwoordelijk voor een oplossing. 51
Voor 2015 zijn gemeenten nog verantwoordelijk voor mobiliteitshulpmiddelen, woningvoorzieningen en -aanpassingen. Vanaf 2016 wordt dat een verantwoordelijkheid van de Wlz-uitvoerders. Raakvlakken met Zorgverzekeringswet (ZVw) Via de gemeente Nijmegen waren reeds eerder afspraken met zorgverzekeraars gemaakt over kwetsbare ouderen, basis GGZ en gezondheidspreventie. De samenwerking blijft gericht op de gezamenlijke transformatie en de raakvlakken tussen Wmo, Wet Publieke Gezondheid en de Zorgverzekeringswet. Vanaf 1 januari 2015 vallen de langdurige geestelijke gezondheidszorg tot drie jaar verblijf en de extramurale verpleging onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) + persoonlijke verzorging. Samenwerking met zorgverzekeraars De samenwerking met zorgverzekeraars zal worden versterkt nu gemeenten en zorgverzekeraars vanaf 2015 samen verantwoordelijk worden voor de extramurale zorg & ondersteuning bij mensen thuis. gemeenten worden verantwoordelijk voor welzijn, hulp bij het huishouden, ambulante begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen GGZ, jeugdhulp, hulpmiddelen, woonaanpassingen en vervoersvoorzieningen. zorgverzekeraars worden verantwoordelijk voor de eerstelijnszorg, basis GGZ, verpleging en verzorging (thuiszorg) en revalidatie. Palliatief terminale zorg voor thuiswonenden komt ook onder de aanspraak van wijkverpleging ( binnen de ZVw) te vallen. De regiogemeenten en de VGZ maken om te beginnen afspraken over de inzet van de wijkverpleegkundige in het lokale wijkteam en stellen een samenwerkingsagenda op voor de komende jaren.
52