Foto: Marcel van den Berg
Mentor vergroot sociaal en cultureel kapitaal
Mentoring: geen symbolische relatie
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
Projecten waarin ‘gewone burgers’ jongeren begeleiden zijn populair. Mentoring spreekt tot de verbeelding, vanwege de feel good-factor en de toenemende belangstelling voor jeugdproblematiek: schooluitval onder migrantenjongeren, jongeren die opgroeien in gebroken gezinnen, alcohol- en drugsgebruik. Er duiken dan ook steeds meer mentorprojecten op. Naar schatting telt Nederland er nu enkele honderden. De meeste mentorprojecten zijn opgezet om sociale achterstanden of ongewenst gedrag van kansarme jongeren te bestrijden. Eerstelijns beroepskrachten in de jeugdsector – docenten, jongerenwerkers, buurtwerkers – worden vaker geconfronteerd met mentoring, maar over de effecten van de projecten is nog niet veel bekend. Daarom deed MOVISIE verkennend onderzoek naar enkele mentorprojecten. In het onderzoek werden diepte-interviews gehouden met 32 mentoren en mentees. Daarnaast vonden gesprekken plaats met medewerkers van projectorganisaties. Het doel van veel mentorprojecten is dat een kansarme jongere kan profiteren van het sociaal kapitaal – de netwerken en hulpbronnen – van een kansrijke burger. En dat de jongere door het contact met een volwassene zijn horizon verbreedt en gedragsvaardigheden ontwik-
21 JeugdenCo |
Onderzoek laat zien dat jongeren veel kunnen hebben aan mentoring. Maar mentoring is geen wondermiddel voor ontsporende jeugd. Beroepskrachten in de jeugdsector dienen zich daarvan bewust te zijn. Wie overweegt een jongere aan te melden voor een mentortraject moet zich afvragen of de hulp van een mentor het juiste antwoord is op zijn problemen.
02 | 2008
Door Vasco Lub
021
Vasco Lub
| Kennis
02 | 2008
kelt die nodig zijn om verder te komen op school of op de arbeidsmarkt, ook wel aangeduid als cultureel kapitaal. De jongeren in de mentorprojecten van het MOVISIE-onderzoek zijn tieners en jongvolwassenen die zich in een kwetsbare positie bevinden. Ze hebben moeite met het richting geven aan hun leven, doen het niet goed op school of worden vanuit thuis beperkt gestimuleerd om iets van hun opleiding of loopbaan te maken. De mentoren zijn voornamelijk van middelbare leeftijd en hoger opgeleid. Uit het onderzoek blijkt dat veel mentoren erin slagen het sociaal en cultureel kapitaal van een jongere te vergroten. De meeste jongeren uit het onderzoek hebben dan ook direct baat bij de hulp van een mentor. Maar ook blijkt uit het onderzoek dat mentoring geen wondermiddel is voor ontsporende jeugd. Niet elke jongere is geschikt voor een mentorproject en niet iedere geslaagde burger beschikt over de juiste vaardigheden om als mentor op te treden. Bovendien verloopt de uitvoering van sommige mentorprojecten nog niet vlekkeloos.
JeugdenCo |
22
BSL - JEC - 0000_JEC
Netwerken
Mentoren introduceren hun mentees beperkt in hun eigen netwerken. Mentorkoppels spreken af in cafe´s, bij het V&D-restaurant of in een buurthuis, maar houden afstand tot elkaars prive´-situatie. Tot de vrienden- en kennissenkring van de mentor krijgen mentees dus weinig toegang, ook al is de relatie hecht. Het doel van de mentor is niet zozeer om de jongere op te nemen in het eigen netwerk maar eerder om tips en adviezen aan te reiken waarmee de jongere ze´lf nieuwe netwerken en hulpbronnen kan aanboren. Waar nodig zoeken de mentoren samen met hun mentee naar werk of woonruimte, helpen ze bij het invullen van formulieren, verwijzen de mentees naar instanties en bemiddelen wanneer de mentee op zoek is naar een stageplaats. Ze vergroten zo indirect het sociaal kapitaal van de jongere: door het contact met de mentor leert jongere de wereld van instanties, werk en opleiding beter kennen. Mentoren besteden ook een groot deel van de begeleiding aan het bijbrengen van goede omgangsvormen, zoals jezelf presenteren tijdens een formeel gesprek, het voeren van een telefoongesprek met een instantie of het verbeteren van de taalvaardigheid. Daarbij draagt de mentor zijn culturele kapitaal over: de gedeelde gedragsregels, attitudes, omgangsvormen en conversatietechnieken die van
022
Stijl
| Kennis
belang zijn om vooruit te komen in het onderwijs of op de arbeidsmarkt. Voor mentees zijn die ‘stille codes’ in het maatschappelijke verkeer niet altijd vanzelfsprekend. In de dagelijkse praktijk lopen veel jongeren tegen barrie`res aan door hun gebrek aan culturele bagage. Mentoren grijpen in als ze zien dat het gedrag of de houding van de mentee nadelig voor hen uitpakt of niet spoort met de heersende maatschappelijke mores, bijvoorbeeld als een mentee niet op tijd verschijnt op een afspraak of zich niet netjes kleed voor een sollicitatiegesprek. Bij kansarme allochtone jongeren valt bovendien op dat de mentoren waarden meegeven die in de Nederlandse samenleving vrij breed worden gedragen maar in de sociale omgeving van de mentee niet vanzelfsprekend zijn, zoals tolerantie jegens homoseksuelen en economische zelfstandigheid van vrouwen. Zo vertelt de mentor van een jonge Chinese vrouw: ‘Haar vriend begint een eigen zaak en dan heeft ze zoiets van: ‘‘Ik moet voor hem werken.’’ Maar dan zeg ik: ‘‘Nee, dat hoeft in Nederland niet. Je hoeft niet voor je man te werken. Je moet jezelf ontwikkelen zodat jij straks zelfstandig je geld kunt verdienen. Je moet niet je toekomst van hem afhankelijk maken.’’’
02 | 2008
Mentoring: geen symbolische relatie
De mentoren uit het MOVISIE-onderzoek hanteren verschillende stijlen om sociaal en cultureel kapitaal over te dragen. Sommige mentoren motiveren hun mentee door aansluiting te zoeken bij de leefwereld van de jongere. De band tussen jongere en volwassene is dan hecht, bijna vriendschappelijk, en de jongeren beschrijven hun mentor vaak als een vriend. Andere mentoren zijn afstandelijker. Dit type relatie kenmerkt zich door een zekere gezagsverhouding tussen jongere en volwassene. In de praktijk is het contrast tussen beide stijlen overigens niet altijd even scherp. Op basis van het interviewmateriaal is dan ook moeilijk vast te stellen welke mentorstijl de ontwikkeling van de jongere in de meest gunstige zin beı¨nvloedt. Wel blijkt dat het samen activiteiten ondernemen belangrijk is. Een begeleider van mentoren bij het Amsterdamse mentorproject Goal! vertelt: ‘Alleen maar praten is voor jongeren vaak heel moeilijk. Als je alleen maar met een jongere aan tafel gaat zitten, zeker van een jongere leeftijd, die vinden het dan heel moeilijk om iets over zichzelf te vertellen. Maar als je samen naar een museum gaat, lekker
BSL - JEC - 0000_JEC
JeugdenCo |
23
023
Vasco Lub
dingetjes doet, je loopt er naartoe, je loopt naast elkaar, dan is het veel makkelijker om dingen over jezelf te vertellen. Door dingen samen te doen, is het vertrouwen ook veel sneller aanwezig.’ Het aanbrengen van structuur in de relatie vergroot de kans dat de hulp van een mentor effect heeft. Die bevinding wordt onderschreven door Amerikaans onderzoek naar effectieve mentorstijlen (Langhout, Rhodes en Osborne, 2004). Het is nuttig als mentor en mentee op vaste dagen van de week en op vaste tijden met elkaar afspreken. Op die manier krijgt het contact een duurzaam karakter, wat de kans vergroot dat een vertrouwensrelatie ontstaat. Ook is de jongere erbij gebaat als voorafgaande aan het traject de doelen helder zijn gesteld en duidelijk is uitgesproken wat mentor en mentee van elkaar kunnen verwachten. Doelen zijn bijvoorbeeld het vinden van een baan, het wegwerken van schulden of het behalen van een diploma.
| Kennis
02 | 2008
Kanttekeningen
JeugdenCo |
24
BSL - JEC - 0000_JEC
Een effectieve mentorrelatie kan jongeren omhoog helpen op de maatschappelijke ladder. Enkele mentees uit het MOVISIE-onderzoek vonden door hun mentor bijvoorbeeld een vaste baan, kwamen uit te schulden of wisten door de vasthoudendheid van hun mentor het schooljaar succesvol af te ronden. Deels ook tekent de positieve ontwikkeling zich indirect af, in de vorm van netwerkverbreding. Veel mentoren slagen erin om hun mentees los te maken van hun vaste sociale kring, bijvoorbeeld ‘de foute vrienden’, en verruimen zo de horizon van hun mentee. Mentoring is echter niet in elke situatie en voor elk type jongere een geschikt interventiemiddel (Lub en Uyterlinde, 2007). Amerikaans onderzoek wijst erop dat mentoring meer effect sorteert bij jongeren met een licht bovengemiddeld risico op ‘probleemgedrag’ dan bij notoire probleemjongeren die met regelmaat in aanraking komen met de jeugdzorg of justitie (Grossman en Johnson, 1998). Om te kunnen profiteren van het mentoraat moet een jongere kunnen reflecteren op zijn persoonlijke situatie en inzien wat het mentoraat hem kan opleveren. Bovendien moet de jongere bereid zijn zich open te stellen voor een langdurig en intensief persoonlijk contact met een vreemde. Andersom is niet iedere volwassen burger uit het juiste hout gesneden om zich als mentor in een taai begeleidingstraject met een risicojongere te storten. Wie ongeduldig of lichtgeraakt is, wint moeizaam het vertrouwen van een kwetsbare of koppige mentee.
024
Aandachtspunten
| Kennis
25 JeugdenCo |
Medewerkers van mentorprojecten wijzen er in het MOVISIE-onderzoek op dat met name jonge mentoren soms weinig geduld hebben in een mentorrelatie. Zij verwachten vaak te snel een gedragsverandering van hun mentee. De Amerikaanse psycholoog Jean Rhodes (2002) concludeert dat een incompetente mentor zelfs psychische schade kan aanrichten bij een kwetsbare jongere. Wanneer de relatie bijvoorbeeld vroegtijdig strandt omdat de mentor toch niet genoeg tijd heeft, kan dat voor de jongere een enorme teleurstelling zijn. Sommige mentees zullen hierin een bevestiging zien dat ze niet te veel mogen verwachten van de hulp van een volwassene. Dat kan ertoe leiden dat de jongere in de toekomst minder open staat voor de hulp van andere volwassenen – mentor of niet. Om mentees verder op weg te helpen hebben mentoren empathisch vermogen, tact en geduld nodig, maar ook vasthoudendheid. Verder hangt het succes af van de organisatie van mentorprojecten. Zo ontbreekt het soms aan goede screening, training en ondersteuning van mentoren. Mentoren worden soms geconfronteerd met kwesties die fors ingrijpen in de prive´-sfeer. Wat doe je bijvoorbeeld als je mentee dakloos wordt en je mentorbegeleider niet beschikbaar is voor advies? Gedegen professionele ondersteuning van het mentorcontact is daarom een voorwaarde. Ook onderzoek van de Amerikaanse psycholoog David DuBois en anderen (2002) wijst uit dat mentoringprogramma’s die mentoren goed begeleiden betere resultaten behalen dan programma’s die dat niet doen.
02 | 2008
Mentoring: geen symbolische relatie
Mentoring kan een positief effect hebben op jongeren, maar er kleven dus ook beperkingen en risico’s aan. De inzet van ‘gewone burgers’ in de jeugdhulpverlening via mentoring moet niet te licht worden opgevat. Daarom tot slot enkele aandachtspunten voor beroepskrachten die overwegen een jongere aan te melden voor een mentorproject. . Ervaringen met mentoring in het vmbo lijken aan te geven dat mentoring soms te gemakkelijk wordt aangegrepen als interventie (Thomassen, 2008). Niet altijd is een mentor nodig: slechte cijfers op school kunnen ook te maken hebben met een verkeerde opleidingskeuze. Ook is het goed mogelijk dat lastig gedrag van de jongere van tijdelijke aard is. Bedenk daarom goed of hulp van een mentor het juiste antwoord is op de problemen van de jongere. Ligt de herkomst van de problematiek in het sociale netwerk van
BSL - JEC - 0000_JEC
025
Vasco Lub
.
.
| Kennis
02 | 2008
.
de mentee – weinig prikkels van thuis, gebrek aan positieve rolmodellen, ‘foute vrienden’ – dan is mentoring misschien een optie. Natuurlijke mentoring – de steun van ouders, een geduldige oom of tante, of een leraar – is vaak succesvoller (Meijers e.a., 2003). Bekijk daarom eerst of er natuurlijke mentoren aanwezig zijn in het netwerk van de jongere. Met name jongeren bij wie de kans klein is dat ze zelf natuurlijke mentoren zullen vinden, kunnen gebaat zijn bij mentoring. Is mentoring de juiste interventie, controleer dan hoe de organisatie is opgezet. Is er sprake van een degelijke organisatie die professioneel wordt aangestuurd? En heel belangrijk: probeer er achter te komen of er voldoende capaciteit aanwezig is voor de ondersteuning van de mentorkoppels. Informeer bij de projectorganisatie hoe de begeleiding is georganiseerd. Een te zware caseload van uitvoerend medewerkers belemmert de ondersteuning van mentoren e´n mentees. Tot slot: besef dat de inzet van burgers in de begeleiding van jongeren een serieuze zaak is. Mentoring is ge´e´n symbolische relatie (Rhodes, 2002). De relativerende boodschap ‘je bent alleen een maatje’ die in veel projecten tegenover mentoren wordt uitgedragen, spoort veelal niet met de werkelijkheid. Houd daarom gedurende het traject een vinger aan de pols – informeer regelmatig bij de jongere hoe het gaat – maar houd wel gepaste afstand. Het is tenslotte aan de mentor om de jongere op weg te helpen.
JeugdenCo |
26 Verder lezen Berger, M.A. & Booij, Y.S. (2003). Mentoring in de jeugdzorg. Pedagogiek, jaargang 23, nummer 1, pagina 40-53. Dubois, D.L., Holloway, B.E., Valentine, J.C., & Harris, C. (2002). Effectiveness of Mentoring Programs for Youth: A Meta-Analytic Review. American Journal of Community Psychology, jaargang 30, nummer 2, pagina 157-197. Grossman, J.B. & Johnson, A. (1998). Assessing the Effectiveness of Mentoring Programs. In: Grossman, J.B. (ed.). Contemporary Issues in Mentoring. Philadelphia, Public/Private Ventures. Langhout, R.D., Rhodes, J. E. & Osborne, L. N. (2004). An Exploratory Study of Youth Mentoring in an Urban Context: Adolescents’ Perceptions of Relationship Styles. Journal of Youth and Adolescence, jaargang 33, nummer 4, pagina 293-306. Lub, V. & Broekman, L. (2006). De belofte van het sociaal mentoraat. TSS Tijdschrift voor sociale vraagstukken, jaargang 60, nummer 12, pagina 12-16. Lub, V. & Uyterlinde, M. (2007). ‘Ik ga niks pushen’. De mentor als redder? In: Beek, K. van & Ham, M. (red). Gaat de elite ons redden? De nieuwe rol van de bovenlaag in onze samenleving. Amsterdam, Van Gennip.
BSL - JEC - 0000_JEC
026
Mentoring: geen symbolische relatie
Meijers, F., Deen, N. & Veendrick, L. (2003). Mentoring: meer vragen dan antwoorden? Inleiding op het themadeel. Pedagogiek, jaargang 23, nummer 1, pagina 11-20. Rhodes, J.E. (2002). Stand by Me. The Risks and Rewards of Mentoring Today’s Youth. Cambridge, Harvard University Press. Thomassen, L (2008). Guide to the future. Mentoring for Vmbo-pupils. Masterscriptie, Universiteit van Amsterdam (niet publiceerd). Uyterlinde, M., Engbersen, R. & Lub, V. (2007). Contactleggingskunde. In: Veldboer, L., Duyvendak J.W. & Bouw C. (red.). De mixfactor: integratie en segregatie in Nederland. Amsterdam, Boom. Uyterlinde, M., Engbersen, R. & Lub, V. (2008). Het sociaal mentoraat als domein van overbruggend contact. In: Veldboer, L. e.a. (red). Helpt de middenklasse? Op zoek naar het middenklasse-effect in gemengde wijken. Den Haag, NICIS.
Socioloog Vasco Lub (
[email protected]) werkt bij de afdeling Trends en Onderzoek van
| Kennis
02 | 2008
MOVISIE, het kennisinstituut voor maatschappelijke ontwikkeling.
JeugdenCo |
27
BSL - JEC - 0000_JEC
027