Algemene Gezondheidswetenschappen
Mei 2007
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord voorzitter visitatiecommissie
7
Deel I
Algemeen deel
9
Inleiding Betrokken opleidingen Samenstelling en taak van de commissie Werkwijze van de commissie Beoordeling en referentiekader
11 13 15 17 19
1. 2. 3. 4. 5.
Deel II
Opleidingsdeel
1. De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Health Sciences aan de Universiteit Twente 2. De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Bijlagen Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C:
25 27 61
97 Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Standaardbezoekprogramma visitatie Algemene Gezondheidswetenschappen Overzicht scores opleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
99 101 103
3
4
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Algemene Gezondheidswetenschappen van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelormasterstructuur. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en Colleges van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
VOORWOORD VOORZITTER VISITATIECOMMISSIE Dit rapport geeft de bevindingen weer van de visitatiecommissie Algemene Gezondheidswetenschappen die door QANU is ingesteld om in opdracht van het College van Bestuur van de Universiteit Twente en van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit te Amsterdam een onafhankelijk oordeel uit te spreken over de bachelor- en masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen. Het was de taak van de commissie om de opleiding te toetsen aan de criteria van de NVAO, onderverdeeld in 21 facetten. De commissie heeft de beoordeling in belangrijke mate gebaseerd op het zelfevaluatierapport dat door de opleiding is geproduceerd, maar ook op de gesprekken die zijn gevoerd met staf en studenten tijdens het bezoek. Voorts is door de opleidingen aanvullend informatiemateriaal in allerlei vormen aangeleverd. Wie een compleet beeld wenst te verkrijgen van de opleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen in Nederland, dient de uitkomsten van deze visitatie aan te vullen met gegevens over opleiding Algemene Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Maastricht, Faculteit der Gezondheidswetenschappen; de opleiding Algemene Gezondheidswetenschappen, Beleid en Management Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam/Erasmus MC (Universitair Medisch Centrum Rotterdam); en de opleiding Algemene Gezondheidswetenschappen, afstudeerrichting Verplegingswetenschap Universiteit Utrecht/Universitair Medisch Centrum Utrecht. Van deze opleidingen is een beoordelingsrapport verschenen in 2004 (QANU, oktober 2004). Het domeinspecifieke referentiekader waartegen de opleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Twente en de Vrije Universiteit werden getoetst was opgesteld in samenspraak tussen beide opleidingen. Het kader bouwt voort op de uitgangspunten van het referentiekader van de eerdere toetsing van de Algemene Gezondheidswetenschappen in Utrecht, Rotterdam en Maastricht. De breedte van het vakgebied van de gezondheidswetenschappen komt in het opgestelde referentiekader duidelijk tot uitdrukking: gerichtheid van micro- tot macroniveau op aspecten van de zorgsector van preventie tot care, met een aanpak die varieert van analyse tot interventie. Opvallend was dat juist de opleidingen Twente en Amsterdam zich in zeer verschillende hoeken binnen het referentiekader bevonden. Er was nauwelijks sprake van overlap in de beoogde eindkwalificaties. Hoewel dit bij de commissie regelmatig de vraag deed rijzen of er nog wel sprake was van een gemeenschappelijke noemer van de opleiding ‘Algemene Gezondheidswetenschappen’, was er geen twijfel over dat beide opleidingen voorzien in een behoefte aan professionals in de gezondheidszorg. Beide opleidingen zijn zeer recent gestart en waren nog volop in ontwikkeling tijdens de visitatie. De commissie was aangenaam getroffen door de inspanningen van de opleidingen om de vormgeving van het programma te verbeteren naar aanleiding van ad hoc en gestructureerde studentenevaluaties. “De studenten voelen zich goed gehoord” was dan ook een eensluidende conclusie van de commissie. Doordat het beide relatief jonge opleidingen betreft, was het aantal afgestudeerden met name in de masterfase nog gering. Dit bemoeilijkte het oordeel van de commissie over het studierendement en de perspectieven op de arbeidsmarkt. Vanwege het verlopen van de accreditatie per 1 juli 2008 kon de visitatie uiteraard niet wachten totdat de opleidingen verder uitgekristalliseerd waren. Door uiterste inspanning van de opleidingen, van enkele vertegenwoordigers van het afnemend veld en van het beperkt aantal afgestudeerden, heeft de commissie toch een goede indruk kunnen krijgen van het te verwachten rendement van de opleidingen. De commissie heeft haar werk goed kunnen doen. De zelfevaluatierapporten waren in het algemeen van goede kwaliteit als bron voor een eerste kennismaking met de opleiding. De gesprekken ter plekke waren aanvullend en zelfs noodzakelijk omdat een ruime tijd was verlopen tussen het opstellen van het zelfevaluatierapport en het bezoek van de commissie, iets wat in een periode van ontwikkeling van betrekkelijk nieuwe opleidingen een grotere rol speelt. Door de visitatie in een accreditatieperspectief te plaatsen, is het ‘collegiale’ bezoek met verbeterperspectief aangevuld met een beoordelingsperspectief. Dit heeft open gesprekken met alle partners niet verhinderd en evenmin het ter beschikking stellen van alle
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
7
nodige documentatie. We zijn de verantwoordelijken voor de organisatie van de visitatie erkentelijk, evenals de beleidsvoerders, docenten, studenten en ondersteunend personeel. Ik dank de leden van de commissie voor hun grote betrokkenheid en de goede samenwerking. Elk lid heeft vanuit zijn eigen perspectief, ervaring en achtergrond bijgedragen aan de visitatie en aan de totstandkoming van dit rapport. De commissie hoopt dat dit rapport bijdraagt aan een zinvol (zelf)beeld van de betrokken opleiding en een stimulerende rol vervult in de cyclus van kwaliteitszorg. Dr. ir. H.A. Smit, voorzitter
8
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
9
10
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
1.
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie Algemene Gezondheidswetenschappen (hierna: de commissie) verslag uit van haar bevindingen ten aanzien van de door haar beoordeelde bachelor- en masteropleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Twente (UT) en de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Deze opleidingen zijn getoetst aan het beoordelingskader van de NederlandsVlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De bezoeken vonden plaats op 8 en 9 maart 2007 (UT) en 15 en 16 maart 2007 (VU). Dit rapport bestaat uit de volgende delen: • •
Algemeen deel: dit deel beschrijft de betrokken opleiding, de visitatiecommissie, haar werkwijze en het gehanteerde referentiekader. Opleidingsdeel: dit deel bevat de afzonderlijke rapport over de gevisiteerde opleiding.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
11
12
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
2.
Betrokken opleidingen
De commissie bezocht de volgende opleidingen (CROHO-nummer): Universiteit Twente • Algemene Gezondheidswetenschappen (bacheloropleiding) (56851) • Health Sciences (masteropleiding) (60022) Vrije Universiteit Amsterdam • Algemene Gezondheidswetenschappen (bacheloropleiding) (56851) • Algemene Gezondheidswetenschappen (masteropleiding) (66851)
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
13
14
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
3.
Samenstelling en taak van de commissie
De samenstelling van de commisie is totstandgekomen mede aan de hand van suggesties vanuit de beide betrokken universiteiten. De samenstelling is vervolgens in conceptvorm voorgelegd aan de hiervoor genoemde opleidingen en de betrokken faculteitsbesturen teneinde ze in de gelegenheid te stellen bezwaren aan te tekenen, een en ander conform C.2.2.1 van het QANU-kader. Van deze mogelijkheid is geen gebruikgemaakt. Vervolgens is de commissie door het QANU-bestuur ingesteld. Tot voorzitter, tevens lid van de commissie, werd benoemd: •
Mw. dr. ir. H.A. Smit, hoofd Centrum voor Preventie en Zorgonderzoek, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Tot de leden van de commissie werden benoemd: • • • • • • •
Prof. dr. P. van Beukelen, hoogleraar Kwaliteitsbevordering Diergeneeskundig Onderwijs, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht Mw. drs. A.T. Kavelaars, directeur GGD Eemland Prof. dr. L.A.L.M. Kiemeney, hoogleraar Kankerepidemiologie, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen Mw. A. van de Loo, student Gezondheidswetenschappen, Universiteit Maastricht Prof. dr. E.G. Schouten, directeur Bureau Risicobeoordeling, Voedsel en Waren Autoriteit/Wageningen Universiteit, afdeling Humane Voeding Prof. dr. A.J.P. Schrijvers, hoogleraar Algemene Gezondheidszorg, Universitair Medisch Centrum Utrecht (opgetreden als schriftelijk referent) Drs. S.P.M. de Waal, oprichter en bestuurder Public Space Foundation en geassocieerd senior partner van Boer & Croon Strategy and Management Group
Als secretaris van de commissie is opgetreden: mw. drs. J.M. Bok, projectleider bij QANU. Een overzicht van de curricula vitae van de leden van de commissie is als bijlage A opgenomen. De commissieleden en de secretaris hebben in een onafhankelijkheidsverklaring kenbaar gemaakt een volkomen onafhankelijke positie ten opzichte van de te visiteren opleiding te kunnen innemen en vrij te zijn van elke denkbare verstrengeling van belangen. De taak van de commissie was om op basis van de door de faculteit aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: • • •
een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de opleiding, zoals beschreven in het QANU-kader d.d. februari 2004 (zie II.4); op basis daarvan vast te stellen of de opleiding naar haar oordeel voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit; de aspecten van de opleiding te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
15
16
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
4.
Werkwijze van de commissie
De commissie is op 6 februari 2007 geïnstalleerd door de directeur van de QANU, mr. C.J. Peels. Na de installatievergadering is het formele instellingsbesluit vanuit de QANU verspreid onder de daarvoor in aanmerking komende instanties (colleges van bestuur, faculteitsbesturen, NVAO, VSNU, Ministerie van OCW, et cetera). Aansluitend aan de installatievergadering heeft de commissie het visitatiebezoek voorbereid op basis van de studiegids, het zelfevaluatierapport van de opleiding, de analyse van de zelfstudie en tevoren opgevraagde aanvullende informatie. De bevindingen zijn gehanteerd bij de gesprekken en de verdere oordeelsvorming van de commissie. De commissie maakte in bedoelde voorbereidingsvergadering afspraken over een taakverdeling in aandachtsgebieden binnen de commissie. Dit betekende overigens niet dat de leden zich in hun oordeelsvorming tot de hun toebedeelde aandachtsgebieden beperkten. Tevens besloot de commissie tijdens deze vergadering het referentiekader opgesteld door de betrokken opleidingen aan te houden. Ten slotte werd aan de commissieleden voorafgaande aan het bezoek gedurende enige tijd toegang verschaft tot de digitale leeromgeving van de opleidingen. Elk visitatiebezoek nam twee dagen in beslag en verliep volgens het als bijlage B bijgevoegde programma. Tijdens het eigenlijke bezoek zijn gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen, zoals de opstellers van het zelfevaluatierapport, docenten, de verantwoordelijken voor kwaliteitszorg (studenten apart), de leden van de opleidingscommissie (studenten apart), studenten uit de onderscheiden cohorten, vertegenwoordigers van de examencommissie, studieadviseur, hoofdrichtingadviseur, onderwijs/curriculumcoördinatoren en opleidingsmanagement. Bovendien werd door de commissie allerlei ter tafel liggend informatiemateriaal geraadpleegd, zoals vakkenroosters, onderwijsliteratuur, tentamenopgaven, richtlijnen en regelingen voor stages en scripties, evaluatieverslagen van het onderwijs, notities met betrekking tot kwaliteitszorg, notulen van de opleidingscommissie en examencommissie en beleidsstukken. Tijdens elk bezoek bestond de tevoren breed aangekondigde mogelijkheid voor een spreekuur, waar zowel studenten als docenten de gelegenheid hadden om een specifiek punt in een persoonlijk gesprek onder de aandacht van de commissie te brengen. Hiervan is geen gebruikgemaakt. Direct na afronding van de visitatiegesprekken heeft de commissie haar voorlopige oordeel over de opleiding geformuleerd, dat vervolgens bij monde van de voorzitter voor een breed gehoor aan de faculteit/opleiding werd gepresenteerd. Na opstelling van de concept-opleidingsrapportage door de secretaris heeft de commissie de tekst daarvan besproken en vastgesteld tijdens de slotbijeenkomst van de commissie op 10 april 2007. Na vaststelling is de rapportage in het kader van de hoor- en wederhoorprocedure aangeboden aan de betrokken faculteitsbesturen. Ten slotte is de tekst in samenspraak met de voorzitter naar aanleiding van de ontvangen reacties waar nodig bijgesteld met het voorliggende integrale eindrapport als resultaat.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
17
18
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
5.
Beoordeling en referentiekader
5.1.
Beoordeling
De opleiding is in de eerste plaats getoetst aan de criteria van de NVAO, onderverdeeld in 21 facetten, die zijn samengenomen in de volgende zes onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
doelstellingen; programma; personeel; voorzieningen; interne kwaliteitszorg; resultaten.
Voor elk van deze zes onderwerpen geeft de commissie een samenvattend oordeel, waarbij volgens de regels van de NVAO de tweedeling voldoende/onvoldoende is gehanteerd. De commissie heeft voor de beoordeling van de 21 facetten een vierpuntsschaal en de standaard-QANUbeslisregels gevolgd. Deze zijn: • • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
In de opleidingsrapporten wordt bij elk facet kort aangegeven op welke gegevens de commissie zich baseert en tot welk oordeel de commissie is gekomen. Daarbij is gebruikgemaakt van beschikbare documenten (waaronder vooral de zelfevaluatierapporten) en informatie op grond van de gevoerde gesprekken. Bij de facetten met betrekking tot personeel, voorzieningen en interne kwaliteitszorg is de commissie tot een gezamenlijk oordeel over zowel de bachelor- als de masteropleiding gekomen. De commissie heeft tevens tot taak “die aspecten van de opleiding te identificeren welke naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn”. Daarom komen in het opleidingsrapport ook opmerkingen, kanttekeningen of aanbevelingen voor die niet alleen een rol spelen bij de onderbouwing van het oordeel en de score per facet, maar die tevens aangeven op welke aspecten verbetering mogelijk zou zijn. Het geven van suggesties tot verbetering impliceert op zich dus geenszins dat de opleiding op dit moment op dat facet noodzakelijk onvoldoende scoort. In haar afweging heeft de commissie waar nodig ook rekening gehouden met de gehele context en het ontwikkelingsstadium van de opleiding. Daarbij is steeds zorgvuldig afgewogen of eventuele verbeterpunten qua aantal of gewicht de basiskwaliteit van een facet niet aantasten. De commissie heeft de door de opleidingen geformuleerde doelstellingen en de uitwerking daarvan in haar eindtermen aan het aldus opgestelde en hieronder weergegeven domeinspecifiek referentiekader getoetst. 5.2.
Domeinspecifiek referentiekader voor de gezondheidswetenschappen
De gezondheidswetenschap bestudeert een verscheidenheid van vraagstukken op het gebied van gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. Ze onderzoekt deze vraagstukken kritisch en analyseert ze in verschillende contexten: lokaal, regionaal, nationaal en internationaal, maar ook om vergelijking te kunnen maken tussen groepen, culturen en/of landen. Ze hanteert daarbij per definitie interdisciplinaire en multidisciplinaire perspectieven. De gezondheidswetenschap probeert bovendien door empirische
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
19
onderzoeksactiviteiten de bewijsgrond voor het handelen te versterken. Vanwege dit brede perspectief op onderwerp en methode zullen programma’s van verschillende universiteiten verschillen in interesse en nadruk. Daarom zijn onder de noemer ‘Algemene Gezondheidswetenschappen’ verschillende invullingen te vinden die vooral de aard van de specialisatie en het karakteristieke onderzoeksfocus uitdrukken waarmee de opleiding vraagstukken van gezondheid en ziekte benadert. 1 Wat alle programma’s evenwel bindt, is de kritische beschouwing van contrasterende perspectieven en het verschaffen van inzicht in de menselijke beleving van en maatschappelijke omgang met gezondheid en ziekte. Aard en draagwijdte van de gezondheidswetenschappen Centrale thema’s van de opleidingen Gezondheidswetenschappen zijn ‘gezondheid’ en ‘public health’. Door de WHO is gezondheid omschreven als een toestand van compleet fysiek, mentaal en sociaal welbevinden. Deze term duidt op méér dan alleen de afwezigheid van ziekte of een handicap. In 1988 is de volgende definitie van Public Health door een adviescommissie van de Engelse regering voorgesteld “the science and art of preventing disease, prolonging life and promoting health through the organized efforts of society”. Deze definitie is een verkorte versie van een oudere Amerikaanse definitie (1920). Ook de WHO hanteert deze definitie. Volgens deze definitie wordt het werkterrein van public health gekenmerkt door gerichtheid op “bevordering van de volksgezondheid” door “collectieve maatregelen” op verschillende terreinen, zoals sanitaire maatregelen, gezondheidsvoorlichting, preventieve gezondheidszorg, en sociale voorzieningen die bestaanszekerheid moeten garanderen. Daarnaast worden tegenwoordig ook het beleid en management van de gezondheidszorg tot het werkterrein van public health gerekend, wanneer deze gericht zijn op het maximaliseren van volksgezondheidseffecten van de zorg, zoals het realiseren van een voor iedereen, ongeacht het inkomen, gelijke toegankelijkheid van de zorg. Daarmee valt ook het op de organisatorische context van de zorg gerichte thema ‘gezondheidszorgonderzoek’ (Health Services Research) binnen het aandachtsveld van Gezondheidswetenschappen, in casu Public Health. De door het Amerikaanse Institute of Medicine gehanteerde definitie van Health Services Research luidt: “The inquiry to produce knowledge about the structure, process or effects of personal health services and aims to produce reliable and valid research data on which to base appropriate, effective, cost effective, efficient and acceptable health services.” Verder verwijst het Engelse begrip ‘public health’ volgens de eerdergenoemde commissie niet alleen naar een werkterrein zoals hierboven beschreven, maar ook naar het wetenschappelijk vakgebied en de actieve beroepsgroep (artsen) die zich op dit terrein bewegen. De gezondheidswetenschappen onderzoeken al die factoren die het menselijk welbevinden kunnen beïnvloeden (positief maar ook negatief) in het bijzonder de wijze waarop zorgverlening vorm en inhoud krijgt en de wijze waarop maatschappelijke actoren (individuen, organisaties en instituties) dat proces beïnvloeden. Een consequentie van deze brede opvatting is dat de draagwijdte en speelruimte ervan heel ruim zijn, maar niettemin kan een aantal ‘hoofdthema’s’ worden onderscheiden, zoals: • • •
het onderzoeken van de beleving van gezondheid als een menselijke ervaring in een individuele, maatschappelijke of globale context; een reflexieve en kritische evaluatie van factoren die gezondheid (in al haar facetten) beïnvloeden; onderzoek naar mogelijkheden om gezondheid te bevorderen en het functioneren van de gezondheidszorg te verbeteren.
Studenten Gezondheidswetenschappen beschikken aan het eind van hun opleiding over een scala aan inzetbare vaardigheden, maar deze zijn onderling niet zonder meer vergelijkbaar; opleidingen hanteren immers verschillende vertrekpunten. De uitdaging voor iedere opleiding is om de accenten die ze wil 1 Voor de Erasmus Universiteit is dat Beleid & Management in de Gezondheidszorg; de VU profileert zich met haar biomedische benadering in de BSc-opleiding en in de masteropleiding met differentiaties naar Beleid en Organisatie, Preventie en Volksgezondheid, Infectieziekten, International Public Health en Voeding; de UT met Beleid, Management en Technologie; de Universiteit Maastricht met de differentiaties naar Beleid en Management, Zorgwetenschappen, Arbeid en Gezondheid, Geestelijke Gezondheidkunde, Gezondheidsvoorlichting en bevordering, Bewegingswetenschappen en Bio-regulatie & Gezondheid.
20
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
aanbrengen expliciet voor het voetlicht te brengen. Om dat in beeld te brengen kunnen ze zich profileren op drie dimensies: • • •
analyse- of interventiegerichtheid; niveau van analyse: micro, meso, macro; zorgsectorgerichtheid (met inbegrip van de openbare [volks]gezondheid, public health): preventie, cure en care.
Aan de hand van deze dimensies kan iedere opleiding zich positioneren in onderstaande driedimensionale figuur. Figuur 1. Algemeen model voor de positionering van de opleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen
De eerste dimensie waarop een opleiding zich profileert, is het continuüm dat enerzijds wordt begrensd door een analytische benadering waarin, met gebruikmaking van klassieke instrumenten uit zowel de natuur-, sociale als geesteswetenschappen, verschijnselen met betrekking tot gezondheid en ziekte worden bestudeerd. Deze analytische benadering van gezondheidsproblemen kan betrekking hebben op verschillende contexten, zoals de individuele, sociale, politieke, institutionele, economische of organisatorische context (zie ook de dimensie micro, meso, macro). Het is vooral de breedte van onderzoek en analyse die de gezondheidswetenschappen onderscheidt van een benadering die zich uitsluitend richt op één enkele context. Het continuüm wordt aan de andere zijde begrensd door benaderingen die zijn gericht op sturing en interventie. Eerder dan een analytische benadering staat hierin de vakkundigheid van de professional centraal bij het interveniëren in vraagstukken van gezondheid en ziekte. Daarbij kan worden gedacht aan professionele activiteiten op het gebied van de gezondheidsbevordering, gezondheidsbeleid of activiteiten die kunnen worden geschaard onder de brede noemer ‘public health’. Ook hier geldt dat bewust ruimte wordt geboden aan verschillende benaderingen en beroepspraktijken die de enkelvoudige benadering overstijgen. Daarbij zijn de opleidingen Gezondheidswetenschappen naar hun aard meer analysegericht (academisch) dan interventiegericht (professioneel) hoewel beide facetten aan de orde komen. Bij beroepsopleidingen (geneeskunde en hbo paramedisch) geldt het omgekeerde. De tweede dimensie waarop een opleiding zich profileert, is het niveau van analyse/interventie: micro, meso of macro. Op het microniveau richt het vak van de gezondheidswetenschapper zich op de wijze waarop individuen hun eigen zorgverlening organiseren. Het gaat daarbij vooral op de praktische vormgeving van zorgende en verzorgende activiteiten. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan gezondheids-, ziekte- en risicobeleving, hulpzoekgedrag, de verwevenheid van gezondheid en ziekte met andere levensgebieden, en de rol van een zorgontvanger ten opzichte van formele en informele QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
21
zorgverleners. Op het mesoniveau draait het vooral om de inrichting van zorgvoorzieningen, in het bijzonder de organisatorische vormgeving daarvan. Daarbij gaat het om aspecten als toegankelijkheid, effectiviteit, kwaliteit, rechtsverhoudingen en betaalbaarheid. Het macroniveau richt zich vooral om de institutionele inrichting van de gezondheidssector. Naast de structuur van voorzieningen, gaat het hier ook om de geschiedenis, tradities en financiering, evenals de inbedding van het gezondheidsveld in een politiek-maatschappelijke context. Op dit niveau spelen zich ook de voornaamste ethische discussies af, zoals: wie heeft toegang tot de zorg en hoe beïnvloeden normatieve opvattingen onze omgang met vraagstukken van ziekte en gezondheid. De derde dimensie betreft de onderverdeling in specifieke zorgsectoren. Een hanteerbare indeling is het onderscheid tussen preventie, cure en care. 2 Preventie richt zich dan op het versterken van de gezondheidspositie van burgers door middel van gezondheidsbescherming (onder andere gezondheid op de werkplek, volkshuisvesting en milieuaspecten), gezondheidsbevordering (gedragsbeïnvloeding) en ziektepreventie (screening, vroegdiagnostiek). Preventie, met zijn algemene focus op burgers (en doelgroepen daarin), onderscheidt zich van patiëntgerichte activiteiten die vervolgens kunnen worden onderverdeeld in cure, waarbij het vooral draait om genezingsgerichte interventies, en care, waar verzorging vooropstaat. Hierbij staat analyse en evaluatie van de zorg centraal; niet de professionele kant, de zorgverlening directe zorgverlening aan patiënten. Ongeacht de verschillen die in het voorgaande uiteen zijn gezet, moet iedere opleiding Gezondheidswetenschappen zijn gefundeerd in een solide onderzoeksbasis die ruimte biedt aan verschillende en innovatieve onderzoeksmethoden. Een kritische reflectie op beroep, werkveld en onderzoek is onontbeerlijk; het is een voorwaarde voor kritische analyse- en ontwerpvaardigheden. Het zijn juist die vaardigheden die verdergaan dan eenvoudige probleemoplossing en reiken naar het verkennen van alle mogelijkheden om de gezondheidsstatus te verbeteren. Domeinspecifieke kennis en inzicht De afgestudeerde student Gezondheidswetenschappen kan kennis en inzicht laten zien met betrekking tot: • • • • • • • • • • • • • •
het multidisciplinaire karakter van de gezondheidswetenschap; de centrale plaats van onderzoeksactiviteiten in de ontwikkeling van het gezondheidsdomein (en zijn deelgebieden); de verschillende determinanten van ziekte en gezondheid; actuele discussies/onderwerpen in de gezondheidszorg en gezondheidswetenschappen; het scala van rationalistische en constructivistische causale theorieën met betrekking tot gezondheid; de sturing van organisatie en beleid in het gezondheidsveld; de theoretische en professionele beweegredenen met betrekking tot gezondheidsinterventies; de rol van individuele verschillen en hun invloed op de gezondheidsstatus; de verschillende beleving van gezondheid; culturele verscheidenheid in gezondheidsbeleving; de verschillende waarden verbonden met gezondheid; vergelijking tussen gezondheidssystemen en aanbiedingsvormen; de algemene theoretische argumenten en paradigma’s in gezondheidsonderzoek; de toepassing van informatietechnologie ten behoeve van communicatie en analyse.
Om na te gaan hoe instellingen zich profileren is een grove indeling gewenst; het mag echter duidelijk zijn dat achter deze indeling tal van instellingen schuilgaan die zich ook op meer genuanceerde wijze in beeld laten brengen.
2
22
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Domeinspecifieke en onderzoeksvaardigheden Multi- en interdisciplinaire benaderingen liggen in de aard van de gezondheidswetenschappen besloten. De student Gezondheidswetenschappen zal de complexiteit van het domein moeten kunnen begrijpen en integreren, en zal de daarvoor algemene en domeinspecifieke vaardigheden tot ontwikkeling moeten brengen. De student zal verschillende benaderingswijzen kritisch evalueren die inzicht geven in de individuele en persoonlijke gezondheidsbeleving. De volgende domeinspecifieke vaardigheden zijn geïdentificeerd: • • • • • • • • •
de vaardigheid om vergelijking te maken tussen verschillende gezondheidscontexten, zoals de individuele, organisatorische en institutionele context, maar ook tussen lokale, regionale, nationale en internationale contexten; de vaardigheid om gezondheidsgerelateerde informatie te destilleren uit algemene bronnen of ander onderzoek en deze te gebruiken voor de analyse van vraagstukken van gezondheid en ziekte; de vaardigheid om nieuwe samenhangende argumenten/theorieën af te leiden uit beproefde gezondheidsgerelateerde theorieën; de vaardigheid om door middel van reflectie een verbinding te leggen tussen de eigen, individuele beleving van gezondheid en bredere gezondheids- en gezondheidsgerelateerde structuren; de vaardigheid om centrale theorieën onder woorden te brengen in uiteenlopende contexten; de vaardigheid om, voortbouwend op onderzoek en onderzoeksmethoden, resultaten van aan gezondheid gerelateerd onderzoek te kunnen plaatsen, vertalen en evalueren naar uiteenlopende (disciplinaire) contexten; de vaardigheid om een onderzoeksprotocol op te stellen dat methodologisch verantwoord is, theoretisch zinvol, praktisch uitvoerbaar en dat een bijdrage levert aan de oplossing van een praktijkprobleem; de vaardigheid om een onderzoeksprotocol uit te voeren, de resultaten te analyseren en op basis daarvan bij te dragen aan theorievorming; de vaardigheid om onderzoeksverslagen te beoordelen op methodologische, theoretische en praktische merites.
Generieke vaardigheden Daarnaast zal de student Gezondheidswetenschappen ook tal van andere vaardigheden tot ontwikkeling moeten brengen die inherent zijn aan een succesvolle afronding van een academisch onderwijsprogramma; vaardigheden die bovendien relevant zijn in het kader van succesvol carrièremanagement. De student ontwikkelt daarom vaardigheden om: • • • • • • • •
effectief met anderen, op wetenschappelijk aanvaardbare wijze, schriftelijk te communiceren, gebruikmakend van cijfers en woorden; ideeën en argumenten mondeling te verwoorden in formele presentaties en in informele discussies in uiteenlopende situaties; met anderen samen te werken in de voorbereiding en presentatie van groepswerk, en verantwoordelijkheid te nemen voor het deel van de werkzaamheden dat hem is toegewezen; informeel te kunnen onderhandelen/discussiëren met vakgenoten en formeel met organisatieleden; voor problemen/oplossingscombinaties te kunnen identificeren op het gezondheidsdomein en deze voor het voetlicht brengen, maar ook in relatie tot andere onderwijs- en sociale onderwerpen; zichzelf voortdurend leerdoelen te stellen en zelfstandig te kunnen werken; vraagstukken die verband houden met gelijke behandeling te kunnen herkennen en in dit kader passende actie ondernemen; informatietechnologie te gebruiken om gegevens op te halen, op te slaan, en nieuw materiaal te produceren in het kader van het gezondheidswetenschappelijke onderwijs, waaronder wordt verstaan het gebruik van programma’s voor tekstverwerking, gegevensopslag en rekenkundige verwerking;
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
23
• •
relevante informatie te verzamelen en te analyseren uit verschillende (kennis)bronnen met gebruikmaking van passende handmatige en elektronische systemen; kritisch op de voortgang van de eigen studie te reflecteren en hulp of begeleiding te zoeken om de eigen ontwikkelingsmogelijkheden te verbeteren.
Leren, onderwijzen en beoordelen De onderwijs- en leerstrategieën van het onderwijsprogramma zijn bedoeld om een reflexieve en kritische benadering van de gezondheidswetenschappen tot ontwikkeling te brengen. Deze strategieën weerspiegelen het multidimensionale en beproefde karakter van de gezondheidswetenschappen. Ze erkennen en stimuleren bovendien de bijdragen die actieve studenten zélf bieden aan het leer- en onderwijsproces. Expliciet beschreven leeruitkomsten en eindtermen zorgen voor transparante richtlijnen. Ze zorgen bovendien voor duidelijke criteria waar de student aan moet voldoen. Er moeten mogelijkheden geboden worden die de student in staat stellen om: • • • • • • • •
toegang te hebben tot adequate (kennis)bronnen; gezondheid en gezondheidsvraagstukken in al hun verschijningsvormen kritisch te analyseren en evalueren; samenhangende argumenten te construeren vanuit beproefde theoretische perspectieven; effectief te communiceren; onafhankelijkheid te ontwikkelen in het leerproces; vragen op te roepen, projecten te initiëren en uit te voeren; een oordeel te geven over een probleem-oplossingscombinatie en daarbij een reeks verschillende oplossingsrichtingen te betrekken; levenslange leervaardigheid te ontwikkelen.
Leer- en onderwijsstrategieën De inzet van een verschillende leer- en onderwijsstrategieën moet studenten de mogelijkheid bieden om zowel algemene en overdraagbare vaardigheden aan te leren, als kennis, begrip en vaardigheden op te doen met betrekking tot het specifieke domein van de gezondheidswetenschappen. Het didactische concept moet expliciet en helder beschreven staan in het onderwijsprogramma. We kunnen onder andere denken aan de volgende werkvormen: • • • • • • • • • • • •
24
discussie in kleine/grote groepen; seminars, werkcolleges en practica; groeps- en projectwerk; zelfsturing ten aanzien van het eigen leerproces; deelnemen aan projecten; leerervaring opdoen in de praktijk; colleges; computerondersteund onderwijs; presentaties; simulaties; workshops; contextueel leren.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
25
26
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
1.
De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Health Sciences aan de Universiteit Twente
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Algemene Gezondheidswetenschappen 56851 bachelor wo 180 EC BSc voltijd Enschede 31 december 2007
Masteropleiding Health Sciences: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Health Sciences 60022 master wo 60 EC MSc voltijd Enschede 31 december 2007
Het bezoek van de commissie aan de Faculteit Management en Bestuur van de Universiteit Twente vond plaats op 8 en 9 maart 2007.
1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Health Sciences aan de Universiteit Twente (UT) zijn jonge opleidingen. De bacheloropleiding is in september 2003 van start gegaan en de masteropleiding in september 2005. De opleidingen worden verzorgd door de Faculteit Bestuur, Bedrijf en Technologie. De naam van deze faculteit was ten tijde van het visitatiebezoek inmiddels gewijzigd in Faculteit Management en Bestuur. De faculteit verzorgt in totaal vijf bacheloropleidingen: Bedrijfskunde, Technische Bedrijfskunde, Bestuurskunde, European Studies en Gezondheidswetenschappen. De faculteit biedt bovendien vijf Engelstalige masteropleidingen aan: Business Administration, European Studies, Industrial Engineering & Management, Public Administration en Health Sciences. De dagelijkse leiding, de beheersverantwoordelijkheid voor het personeel en de verantwoordelijkheid voor het onderwijs berusten bij de decaan van de faculteit, die daarin ter zijde wordt gestaan door de stafdiensten (onder andere personeel, financiën, administratie, secretariaat en automatisering). Medewerkers zijn ondergebracht in elf capaciteitsgroepen, waarin meerdere leerstoelen zijn ondergebracht. Iedere capaciteitsgroep wordt geleid door een capaciteitsgroepvoorzitter, aan wie de decaan de financiële beheersverantwoordelijkheid heeft gedelegeerd. Samen met de decaan vormen de capaciteitsgroepvoorzitters het facultair managementteam. De eindverantwoordelijkheid voor het onderwijs berust bij de decaan, die de uitvoering van het onderwijs heeft gedelegeerd aan de opleidingsdirecteuren. Zij kopen onderwijsdiensten in bij de capaciteitsgroepen. QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
27
Opleidingsdirecteuren zijn individuele verantwoording verschuldigd aan de decaan. Evenwel, de (beleids)afstemming met betrekking tot het onderwijs ligt in collegiale afstemming, onder leiding van de voorzitter van het overleg van opleidingsdirecteuren. De opleidingsdirecteuren worden ter zijde gestaan door het Bureau Onderwijs Ondersteuning. De UT heeft ervoor gekozen het onderzoek onder te brengen in aparte onderzoeksinstituten, los van de faculteiten en aangestuurd door wetenschappelijke directeuren. Deze, overigens vaak interfacultaire, instituten vormen virtuele organisaties. Voor de Faculteit Management en Bestuur zijn vooral de volgende onderzoeksinstituten van belang: het Institute for Governance Studies, het Centre for Telematics and Information Technology en het MESA+-project. Ook hier geldt dat de onderzoeksinstituten diensten inkopen bij de capaciteitsgroepen.
1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
Niet van toepassing.
1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1.
Doelstellingen opleiding
F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving: Algemeen (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) Zowel de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen als de masteropleiding Health Sciences kiest voor integrale ketenzorg als centraal vertrekpunt en richt zich vanuit een multidisciplinair perspectief in het bijzonder op organisationele en daarmee samenhangende beleidsprocessen binnen en tussen organisaties, steeds met aandacht voor de rol van patiënten/cliënten. De keuze voor integrale ketenzorg als centraal vertrekpunt impliceert verder dat de aandacht niet op één enkele zorgsector wordt gericht, maar dat nadrukkelijk wordt gekozen voor de volle breedte van alle zorgverlening in preventie, cure en care. De bacheloropleiding richt zich op de Nederlandse gezondheidszorg, terwijl de masteropleiding Health Sciences zich daarnaast ook op internationale vergelijking van de gezondheidszorgsystemen richt. De opleiding is eerder analyse- dan interventiegericht. Een belangrijke nadruk ligt op de vaardigheid om onderzoeksinstrumenten in praktische zin toe te passen in beleid en besturing. De analysegerichtheid is bovendien te zien in de disciplinaire inleidingen in economie, sociologie, beleidswetenschap, bedrijfskunde en ICT-toepassingen die de bachelorstudent vertrouwd maken met de belangrijkste wetenschappelijke theorieën. De opleiding Gezondheidswetenschappen positioneert zich overigens niet uitsluitend aan de kant van onderzoek en analyse, want ze besteedt ook aandacht aan professionele vaardigheden op het gebied van beleid, advies en management. De overkoepelende doelstelling van zowel de bachelor- als de masteropleiding omvat de volgende aspecten: • • •
28
studenten kennis en inzicht aan te reiken op het gebied van beleid en organisatie met betrekking tot het centrale thema ‘integrale ketenzorg’ in de gezondheidszorg; studenten toe te rusten om kennis en inzicht toe te passen in management-, beleids-, advies- en onderzoeksfuncties; studenten te motiveren tot zelfstandig oordeelsvermogen en hun daartoe strekkende gereedschappen aan te reiken;
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
• •
studenten toe te rusten met een repertoire van handelingsalternatieven voor effectief, situationeel communiceren; studenten toe te rusten met het vermogen tot kritische reflectie.
De doelstellingen van de bachelor- en de masteropleiding zijn vertaald in eindtermen, beschreven volgens de Dublin-descriptoren (zie facet 2). De bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Health Sciences hebben gezamenlijk een praktijkraad ingesteld. De praktijkraad kan zich vinden in het profiel van de gezondheidswetenschapper. Ook de contacten van docenten met het werkveld bij de begeleiding van de bachelor- en de masteropdrachten bevestigen dit. Ten behoeve van het zelfevaluatierapport is met behulp van openbaar toegankelijke bronnen (dat wil zeggen via internet) een nationaal en internationaal benchmark uitgevoerd. Nationaal vergelijken de opleidingen zich met de opleiding Gezondheidswetenschappen, Beleid & Management Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam en internationaal met Berkeley School of Public Health, met Harvard School of Public Health en John Moores University in Liverpool. De opleiding geeft hierbij aan dat de oriëntatie zich eenvoudiger laat vergelijken dan de doelstellingen en het niveau van de opleiding. Ze is van plan in de toekomst met andere opleidingen Gezondheidswetenschappen, zowel nationaal als internationaal, afspraken te maken om een set algemene eindtermen te ontwikkelen, zodat een benchmark ook beter tot zijn recht kan komen. Het domeinspecifiek referentiekader van de gezondheidswetenschappen is daartoe een eerste aanzet geweest. De commissie heeft geconstateerd dat in de overkoepelende doelstellingen de doelstelling ontbreekt om studenten (bio)medische kennis bij te brengen. Na de gesprekken met de verschillende delegaties is de commissie tot de conclusie gekomen dat de aandacht voor (bio)medische kennis inderdaad beperkt is, maar toereikend voor het profiel van deze opleiding. Studenten geven aan bij de praktijkopdrachten uit de voeten te kunnen met de relatief beperkte (bio)medische basiskennis en vertegenwoordigers uit het afnemend veld die betrokken zijn bij de opdrachten bevestigen dit. De commissie heeft zelf uit het bestuderen van de afstudeeropdrachten kunnen constateren dat studenten bij de uitvoering van de bachelor- en masteropdrachten in de praktijk voldoende in staat zijn de taal van de professionals in het werkveld te spreken. Oordeel: De opleiding Gezondheidswetenschappen aan de UT kiest binnen het brede domein van de gezondheidswetenschappen positie op het terrein van beleid, management en technologie in de gezondheidszorg en richt zich met name op het analyseren en bedenken van oplossingen voor beleids- en organisatievraagstukken vanuit het perspectief van zorgvragers. De integrale ketenzorg in alle sectoren van zowel preventie, cure als care is daarbij het centrale vertrekpunt. De opleiding is relatief jong en duidelijk nog bezig zich te profileren binnen het domein van de gezondheidswetenschappen. Een nationaal en internationaal benchmark is nog lastig te maken. De opleiding heeft de eerste schreden gezet om de eindkwalificaties te vergelijken met nationale en internationale opleidingen binnen het domein en is van plan samen met andere opleidingen Gezondheidswetenschappen algemene eindtermen te ontwikkelen. Uit de eerste reacties van het afnemend veld blijkt dat de eindkwalificaties aansluiten bij de beroepspraktijk. Het feit dat in de opleiding aan de UT weinig aandacht is voor (bio)medische kennis lijkt geen problemen op te leveren voor het beroepsprofiel. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
29
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving: De doelstellingen van de opleiding zijn vertaald in eindtermen en beschreven volgens de vijf Dublindescriptoren (hieronder overgenomen uit het zelfevaluatierapport). Het verschil in eindtermen tussen bacheloropleiding en masteropleiding komt met name tot uitdrukking in het verschil in niveau dat studenten bereiken (funderende versus gevorderde kennis), de mate van zelfstandigheid (onder begeleiding versus zelfstandig) en de oriëntatie (nationale versus internationale context van de gezondheidszorg). Bacheloropleiding Kennis en inzicht • De gezondheidswetenschapper heeft funderende kennis en inzicht in de rollen van gezondheidswetenschappers in het werkveld. • De gezondheidswetenschapper heeft funderende kennis hoe integrale zorgketens in de nationale context bijdragen aan de ontwikkeling van effectief zorgaanbod, van de institutionele omgeving en de condities waaronder dit plaatsvindt; de economische processen en de (inter- en intra-)organisationele processen die daarin van belang zijn, en de rol van technologie erbij. • De gezondheidswetenschapper heeft funderende kennis van en inzicht in de effecten van handelen van overheden en zorginstellingen met betrekking tot de kwaliteit van het primaire proces in de gezondheidszorg. De gezondheidswetenschapper heeft bovendien elementaire kennis en inzicht met betrekking tot de invloed en effecten van technologie op primaire processen en besturingsprocessen in de zorg. • De gezondheidswetenschapper heeft funderende kennis en inzicht in de effecten van de organisatorische processen binnen en tussen zorginstellingen en in de kwaliteit van het primaire proces. • De gezondheidswetenschapper heeft, voor zover relevant voor gezondheidsvraagstukken, funderende kennis van en inzicht in de kerndisciplines bestuurskunde en bedrijfswetenschappen in het algemeen en beleids- en organisatiekunde in het bijzonder. • De gezondheidswetenschapper heeft funderende kennis en inzicht van relevante onderzoeksmethoden en -instrumenten, waaronder de epidemiologie, en heeft kennis en inzicht in hun toepassingsmogelijkheden in eenvoudige onderzoekssituaties. Toepassen van kennis en inzicht • De gezondheidswetenschapper kan onder begeleiding (eenvoudige) vraagstukken op het gebied van gezondheidsbeleid en -management, in het bijzonder op mesoniveau, identificeren en analyseren en weet daarbij (onder begeleiding) relevante kennis en inzichten uit de bestuurskunde en bedrijfswetenschappen toe te passen in een gezondheidszorgcontext, alsmede de invloed en effecten van technologie in de oordeelsvorming te betrekken. • De gezondheidswetenschapper is in staat om onder begeleiding een probleemstelling en een onderzoeksontwerp te ontwikkelen. Hij heeft het vermogen om eenvoudige gezondheidswetenschappelijke problemen en vraagstukken te analyseren, te evalueren en hiervoor mogelijke oplossingen te onderzoeken en te ontwerpen met behulp van instrumenten en technieken uit de beleidswetenschappen en organisatiekunde. Hij kan dat doen in een wetenschappelijke omgeving en kan deze wetenschappelijke benadering gebruiken als ondersteuning in beleids- en organisatieprocessen. • De gezondheidswetenschapper is in staat om onder begeleiding de effecten te beoordelen van beleidsmatige en organisatorische ingrepen op prevalentie en incidentie van ziekte en gezondheid, onder andere met gebruikmaking van epidemiologisch onderzoek.
30
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Oordeelsvorming • De gezondheidswetenschapper is in staat om onder begeleiding ethische, normatieve en maatschappelijke consequenties van wetenschap en technologieontwikkeling te overzien en daar rekenschap van te geven. • Een gezondheidswetenschapper kan onder begeleiding nationale gezondheidssystemen en uitvoeringspraktijken naar hun politieke, economische en sociaal-culturele context kritisch waarderen. Hij kan daarbij bovendien aandacht schenken aan de maatschappelijke, professionele en organisatorische effecten van technologie. Communicatie • De gezondheidswetenschapper kan onder begeleiding participeren, voorwaarden scheppen en optreden als intermediair in diverse groepen (vakgenoten en niet-vakgenoten) en problemen, doelen, benaderingswijzen en oplossingen effectief (schriftelijk en mondeling) communiceren. Leervaardigheden • De gezondheidswetenschapper heeft het vermogen om lacunes in eigen kennis en vaardigheden te signaleren in het eigen en aanpalend vakgebied en is in staat om onder begeleiding op het eigen handelen te reflecteren omwille van het (verder) ontwikkelen van zijn vakbekwaamheid. Masteropleiding Kennis en inzicht • De alumnus heeft gevorderde kennis en inzicht in de rollen (met name onderzoeker, beleidsmedewerker, adviseur, manager) van de gezondheidswetenschapper in het werkveld en weet de rollen zelfstandig toe te passen in uiteenlopende en complexe situaties. • De alumnus heeft gevorderde kennis hoe integrale zorgketens, ook in internationaal vergelijkend perspectief, bijdragen aan de ontwikkeling van effectief zorgaanbod, van de institutionele omgeving en de condities waaronder deze ontwikkeling plaatsvindt, de economische processen en de (inter- en intra-)organisationele processen die daarin van belang zijn en de rol die technologie daarbij speelt. • De alumnus heeft gevorderde kennis van en inzicht in de effecten van handelen van overheden en zorginstellingen met betrekking tot de kwaliteit van het primaire proces in de gezondheidszorg. De alumnus heeft bovendien gevorderde kennis en inzicht met betrekking tot de invloed en effecten van technologie op complexe primaire processen en complexe besturingsprocessen in de zorg. • De alumnus heeft gevorderde kennis en inzicht in de effecten van de organisatorische processen binnen en tussen zorginstellingen, en in de kwaliteit van het primaire proces. • De alumnus heeft, voor zover relevant voor gezondheidsvraagstukken, gevorderde kennis van en inzicht in de kerndisciplines bestuurskunde en bedrijfswetenschappen in het algemeen en beleids- en organisatiekunde in het bijzonder. • De alumnus heeft gevorderde kennis en inzicht van relevante onderzoeksmethoden en -instrumenten, waaronder de epidemiologie, en heeft kennis en inzicht in hun toepassingsmogelijkheden in complexe onderzoekssituaties, zowel nationaal als internationaal. Toepassen kennis en inzicht • De alumnus kan zelfstandig vraagstukken op het gebied van gezondheidsbeleid en -management, in het bijzonder op mesoniveau, identificeren en analyseren en weet daarbij (zelfstandig) relevante kennis en inzichten uit de bestuurskunde en bedrijfswetenschappen in een gezondheidszorgcontext te plaatsen en toe te passen alsmede de effecten van technologie daarbij te betrekken. • De alumnus is in staat om zelfstandig een probleemstelling en een onderzoeksontwerp te ontwikkelen. Hij heeft het vermogen om complexe gezondheidswetenschappelijke problemen en vraagstukken te analyseren, te evalueren en hiervoor mogelijke oplossingen te onderzoeken en te ontwerpen met behulp van instrumenten en technieken uit de beleidswetenschappen en organisatiekunde. Hij kan dat doen in een wetenschappelijke omgeving en kan deze wetenschappelijke benadering gebruiken als ondersteuning in beleids- en organisatieprocessen.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
31
•
De alumnus is in staat om zelfstandig de effecten te beoordelen van beleidsmatige en organisatorische ingrepen op prevalentie en incidentie van ziekte en gezondheid onder andere met gebruikmaking van epidemiologisch onderzoek.
Oordeelsvorming • Een alumnus is in staat om zelfstandig ethische, normatieve en maatschappelijke consequenties van wetenschap en technologieontwikkeling te overzien. • Een alumnus kan zelfstandig (inter)nationale gezondheidssystemen en -uitvoeringspraktijken naar hun politieke, economische en sociaal-culturele context kritisch waarderen en daarbij aandacht schenken aan de maatschappelijke, professionele en organisatorische effecten van technologie. Communicatie • De alumnus kan zelfstandig participeren, voorwaarden scheppen en optreden als intermediair in diverse groepen (vakgenoten en niet-vakgenoten) en problemen, doelen, benaderingswijzen en oplossingen effectief (schriftelijk en mondeling, in het Engels) communiceren. Leervaardigheden • De alumnus heeft het vermogen om lacunes in eigen kennis en vaardigheden te signaleren en is in staat om zelfstandig op eigen handelen te reflecteren omwille van het (verder) ontwikkelen van zijn vakbekwaamheid. De alumnus wordt voorbereid voor PhD-niveau. Tijdens de gesprekken met de verschillende delegaties werd duidelijk dat de eindtermen zijn opgesteld bij het ontwerpen van de opleidingen en dat de bacheloropleiding zich sindsdien met name is gaan richten op meer algemene vraagstukken van beleid en organisatie in de gezondheidszorg, terwijl de masteropleiding zich expliciet op de rol van medische technologie in vraagstukken van beleid en organisatie in de gezondheidszorg richt. Met de huidige invulling van het masterprogramma worden de eindtermen slechts ten dele gedekt. De opleiding is voornemens de eindtermen te herijken. Daarnaast is het volgens de opleiding denkbaar dat er in de toekomst meerdere tracks in de masteropleiding gevolgd kunnen worden en is de opleiding in die zin nog volop in beweging (zie ook facet 5). In de eindtermen van zowel de bachelor- als de masteropleiding is opgenomen dat studenten beschikken over funderende (bachelor) dan wel gevorderde (master) kennis van en inzicht in de kerndisciplines bestuurskunde en bedrijfswetenschappen in het algemeen en beleids- en organisatiekunde in het bijzonder. De commissie is van mening dat er voldoende aandacht is voor beleids- en organisatiekunde, maar dat er te weinig aandacht is voor macro-economische beginselen, financieel management en logistiek om de zorgketen ook vanuit bedrijfskundig perspectief te kunnen bestuderen. De opleiding geeft zelf aan deze ambitie ook niet te hebben, aangezien studenten daarvoor terecht kunnen bij de opleiding Technische Bedrijfskunde, waarbinnen zij zich kunnen specialiseren op het terrein van de gezondheidszorg. In de eindtermen noch in het voorlichtingsmateriaal van de opleiding komt dit echter voldoende tot uitdrukking. Oordeel: De opleiding heeft aangetoond dat de doelstellingen en eindtermen aansluiten bij de Dublin-descriptoren. De eindtermen zijn in de ontwerpfase van de opleidingen opgesteld. De commissie is zich ervan bewust dat beide opleidingen sindsdien meer uitgekristalliseerd zijn en onderschrijft de constatering van het opleidingsmanagement dat een bijstelling van de eindtermen wenselijk is, nu beide curricula geheel doorlopen zijn. Zo zijn de eindtermen van de masteropleiding weinig onderscheidend van de bacheloropleiding, terwijl de focus in de bacheloropleiding op meer algemene vraagstukken van beleid en organisatie in de gezondheidszorg ligt, waaronder de rol van technologie, terwijl de masteropleiding zich heel expliciet richt op de rol van medische technologie op vraagstukken van beleid en organisatie in de gezondheidszorg. Dit komt niet tot uitdrukking in de eindtermen. Voorts worden de eindtermen die betrekking hebben op de bedrijfskundige kennis ten aanzien van de gezondheidszorg in de ogen van de
32
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
commissie niet waargemaakt. De commissie acht de eindtermen niettemin voldoende en heeft het vertrouwen dat de opleiding haar voornemens tot aanpassingen zal uitvoeren. 3 Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving: De oriëntatie van de bacheloropleiding is wetenschappelijk op bachelorniveau. Het eindniveau van de bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen geeft drempelloze toegang tot de masteropleiding Health Sciences aan de UT. Daarnaast hebben bachelor-afgestudeerden de startkwalificatie om als beginnend wetenschappelijk medewerker, adviseur of beleidsondersteuner bijdragen te leveren aan processen van beleid en organisatie in de gezondheidszorg of daaraan gerelateerde beroepsvelden (onder andere overheid en belangenorganisaties). De oriëntatie van de masteropleiding is wetenschappelijk op masterniveau. De afgestudeerde master heeft de kwalificaties om zelfstandig multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in de beroepspraktijk en/of wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Het beroepsprofiel van de afgestudeerde master richt zich op management- of staffuncties bij zorginstellingen, zoals ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, beleidsmaker of -adviseur bij een GGD of een gemeente, functies in de dienstverlening en het bedrijfsleven, zoals bij een organisatieadviesbureau of zorgverzekeraar. Ook is het mogelijk om te kiezen voor een loopbaan als docent en/of onderzoeker in de wetenschap. Oordeel: De commissie stelt vast dat de bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen van de UT de afgestudeerde rechtstreeks toegang geeft tot ten minste één masteropleiding op universitair niveau. Er is nog nauwelijks ervaring met uitstroom van bachelors naar de arbeidsmarkt. Vrijwel alle studenten zijn van plan een aansluitende masteropleiding te volgen. Het werkveld lijkt overigens mogelijkheden voor afgestudeerde bachelors in juniorfuncties niet a priori af te wijzen. De masteropleiding geeft een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Ten aanzien van het beroepsprofiel merkt de commissie op dat zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding zich met name richt op toegepast praktijkonderzoek en dat ze enige twijfels heeft in hoeverre wordt opgeleid tot een loopbaan in het wetenschappelijk onderzoek. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Health Sciences luidt dat oordeel voldoende.
3 Ten tijde van hoor en wederhoor is door de opleiding gemeld dat de eindtermen van de masteropleiding Health Sciences zullen worden aangepast, opdat ze meer recht doen aan de doelstelling van het masteropleiding om organisatie- en beleidsvragen in verband te brengen met de toepassing van medische technologie. Daarnaast is door de Faculteit Beleid en Management een project gestart om de eindtermen van haar opleidingen preciezer te modelleren naar academische competenties, gebruikmakend van criteria die zijn ontwikkeld door de Technische Universiteit Eindhoven en inmiddels geaccepteerd door de federatie 3TU.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
33
1.2.2.
Programma
Beschrijving van de programma’s: Algemeen De bachelor- en de masteropleiding nemen integrale ketenzorg als centraal vertrekpunt voor de inrichting van het curriculum. Het onderwijskundig uitgangspunt is dat studenten leren om (de manifestatie van) de praktijk van gezondheidsproblemen vanuit verschillende disciplinaire invalshoeken en vanuit verschillende actorposities te bestuderen. Bacheloropleiding In de bacheloropleiding wordt de context van de gezondheidszorg geoperationaliseerd aan de hand van het Nederlandse gezondheidszorgsysteem en wordt de theoretische basis gelegd voor de (inter)organisationele en beleidsmatige aandacht hiervoor binnen de organisatiesociologie, de beleidswetenschappen en bestuurskunde. Een en ander wordt in het derde bachelorjaar geïntegreerd in de beoordeling van de rol van technologie in het gezondheidssysteem. De opleiding Gezondheidswetenschappen maakt voor ruim 60% gebruik van hetzelfde vakkenpakket waarvan ook de overige vier opleidingen van de faculteit (Bedrijfskunde, Technische Bedrijfskunde, Bestuurskunde en European Studies) gebruikmaken. In veel gevallen wordt er in werkcolleges en projecten verbijzonderd naar onderwerpen in het domein van de gezondheidszorg. In zorggerelateerde vakken wordt onderwijs exclusief voor de opleiding Gezondheidswetenschappen aangeboden. Masteropleiding De masteropleiding Health Sciences richt zich op de analyse van de kenmerken van internationale gezondheidszorgsystemen, de bestudering van inter- en intra-organisationele verbanden; de ontwikkeling van beleid ten aanzien van gezondheidszorgsystemen (op verschillende niveaus) en de rol van (medische) technologie binnen deze context. Bovendien wordt de inter-organisationele, beleidsmatige invalshoek en de rol van technologie uitgewerkt aan de hand van het bestaande onderzoek binnen de faculteit vanuit deze benaderingswijzen naar de gezondheidszorg. De opbouw van de programma’s zijn opgenomen in de bijlage. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving: Bacheloropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) De bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen stelt zich op het standpunt dat er een sterke verbinding moet zijn tussen de wereld van de uitvoeringspraktijk en de wetenschap. Toekomstige uitvoeringsfunctionarissen moeten, met gebruikmaking van wetenschappelijke concepten en een wetenschappelijke omgang met kennis, voorstellen kunnen doen die de uitvoeringspraktijk verbeteren. De ruggengraat van de opleiding wordt gevormd door een uitgebreide kennismaking met het werkveld en vervolgens door projecten waarin studenten aan de slag gaan met problemen uit de praktijk. De projecten hebben een logische opbouw: éérst problemen kunnen identificeren en benoemen, dan problemen benaderen vanuit het perspectief van de uitvoerende organisatie en vervolgens vanuit het perspectief van een beleidvoerende organisatie. Het laatste project is geconcentreerd rond het vraagstuk hoe technologie vraagstukken van beleid en organisatie beïnvloedt.
34
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Masteropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) Voor de masteropleiding geldt dat de student zich gedurende de bacheloropleiding, de premasteropleiding of andere vooropleiding een onderzoekshouding heeft eigen gemaakt en daarom in staat is kritisch verschillende (onderzoeks)benaderingen tegen elkaar af te wegen en te integreren. Hierop wordt voortgebouwd in de masteropleiding en daarbij wordt aansluiting gezocht bij het vigerend wetenschappelijk debat en onderzoek zoals dat ín de faculteit, maar ook daarbuiten, wordt uitgevoerd. In de masteropleiding is daarom ruimte om het eigen onderzoek van docenten in te brengen. Oordeel: Het wetenschappelijk onderzoek is in de masteropleiding voldoende verankerd. Dit blijkt uit de inbreng van docenten van hun eigen onderzoek in de vakken en de aansluiting van de masteropdrachten bij het lopend onderzoek van de medewerkers. De commissie ziet hier bovendien duidelijk een stijgende lijn in. In de bacheloropleiding is de koppeling van onderwijs en onderzoek een belangrijk aandachtspunt. De commissie heeft geconstateerd dat studenten in toenemende mate ook bij hun bacheloropdracht kunnen aansluiten bij het lopend onderzoek van de wetenschappelijk medewerkers. Wat betreft de interactie tussen onderwijs en beroepspraktijk heeft de commissie geconstateerd dat de opleiding frequent gebruikmaakt van externe expertise uit de beroepspraktijk en studenten door middel van gastcolleges en excursies uitgebreid kennismaken met de beroepspraktijk. Verder heeft de commissie met belangstelling kennisgenomen van het feit dat de opleiding druk bezig is haar netwerk van regionale contacten met zorginstellingen uit te breiden blijkend uit recente verkenningen met het Deventer ziekenhuis om tot structurele samenwerking te komen op het gebied van onderwijs en onderzoek. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving: Bacheloropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) De opleidingen van de Faculteit Management en Bestuur kenmerken zich door de aandacht die wordt geschonken aan analyse en praktijkgericht onderzoek. De achterliggende gedachte is dat de studenten vertrouwd moeten zijn met de beginselen van wetenschappelijk onderzoek en in staat moeten zijn om aan het eind van de bacheloropleiding (onder leiding) een eenvoudig onderzoek uit te voeren en daarover te rapporteren. Het is te verwachten dat studenten van de opleiding Gezondheidswetenschappen vooral terecht zullen komen in diverse (ondersteunende) advies-, beleids- en managementfuncties en de opleiding besteedt nadrukkelijk aandacht aan een wetenschappelijke omgang met kennis. Het programma bevat zowel analyse- en onderzoek, als elementen die de vaardigheden van praktijkfunctionarissen versterken. De inrichting van de opleiding aan de hand van projecten en leerlijnen is zodanig gekozen dat er sprake is van toenemende complexiteit en een toenemend beroep op de oordeelsvorming van studenten. Het programma begint met een verkenning van het werkveld en het eerste jaar wordt afgesloten met een project waarin de studenten oefenen met de identificatie en formulering van (praktijk)problemen. In het tweede jaar staat de organisatie centraal. Het eerste project kiest het perspectief van een uitvoerende organisatie en het tweede het perspectief van een beleidvoerende organisatie. Ook hier is sprake van toenemende complexiteit. Het vierde project concentreert nadrukkelijk op de rol van technologie op processen van beleid en organisatie. Eerder verworven kennis wordt daarmee gecompliceerd. Met betrekking tot de vertaling van eindkwalificaties in leerdoelen in het programma merkt de commissie op dat ze in het programma systematische aandacht mist voor vaardigheden die horen bij een multidisciplinaire opleiding, of zoals de opleiding het in het zelfevaluatierapport verwoordt: “Onze alumni moeten met gebruikmaking van hun brede expertise en communicatieve vaardigheden, bruggen slaan tussen actoren in het zorgsysteem. Dat impliceert een multidisciplinaire benadering van QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
35
primaire processen waarin aandacht voor medische zorg wordt gecombineerd met kennis van beleid en organisatie.” Dit wordt onder facet 10 nader toegelicht. Masteropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) De masteropleiding Health Sciences kenmerkt zich door de aandacht die wordt geschonken aan analyse en praktijkgericht onderzoek. Studenten moeten aan het eind van de masteropleiding in staat zijn zelfstandig een onderzoek te ontwerpen, uit te voeren en daarover te rapporteren. De masteropleiding Health Sciences neemt integrale ketenzorg als centraal vertrekpunt voor de inrichting van het curriculum. Het onderwijskundig uitgangspunt is dat studenten leren om (de manifestatie van) de praktijk van gezondheidsproblemen vanuit verschillende disciplinaire invalshoeken en vanuit verschillende actorposities te bestuderen. De masteropleiding richt zich op de analyse van de kenmerken van internationale gezondheidszorgsystemen, de bestudering van inter- en intra-organisationele verbanden; de ontwikkeling van beleid ten aanzien van gezondheidszorgsystemen (op verschillende niveaus) en de rol van (medische) technologie binnen deze context. Bovendien wordt de inter-organisationele, beleidsmatige invalshoek en de rol van technologie uitgewerkt aan de hand van het bestaande onderzoek binnen de faculteit vanuit deze benaderingswijzen van de gezondheidszorg. Zoals eerder aangegeven zijn de eindtermen van de masteropleiding weinig onderscheidend van de bacheloropleiding, terwijl de focus in de bacheloropleiding meer op algemene aspecten van beleid en organisatie in de gezondheidszorg ligt, waar de masteropleiding zich vooral op de rol van medische technologie in de gezondheidszorg richt. Dit blijkt niet zozeer uit bovenstaande beschrijving van het programma, maar wel uit de afzonderlijke cursussen in de masteropleiding en de masteropdrachten. In die zin acht de commissie de eindtermen met name in de masteropleiding niet in overeenstemming met het onderwijsprogramma. De bachelor- en de masteropleiding lijken twee inhoudelijk verschillende, van elkaar losstaande opleidingen te zijn, terwijl de eindtermen de indruk wekken dat de masteropleiding voortbouwt op de bacheloropleiding. De commissie concludeert dit ook uit het feit dat zijinstromers na het volgen van een schakelprogramma van 30 studiepunten, dat voor slechts 10 studiepunten bestaat uit inhoudelijke vakken (zorggerelateerd ofwel gericht op beleid en organisatie afhankelijk van de vooropleiding; de overige 20 studiepunten worden ingevuld met vakken op het gebied van statistiek, methoden en technieken), geen aansluitingsproblemen ervaren bij het volgen van het masterprogramma. Uit de gesprekken is gebleken dat de masteropleiding aanvankelijk is ontworpen als een logisch vervolg op de bacheloropleiding en dat de eindtermen daarom ook als zodanig zijn geformuleerd. Het onderwijsprogramma heeft inmiddels een invulling gekregen waarbij de onverwacht grote belangstelling van zijinstromers en het facultaire beleid om deze studenten met een pre-masterprogramma van maximaal 30 studiepunten te laten instromen in de masteropleiding, een rol heeft gespeeld. Op dit moment bestaat de instroom slechts voor een klein gedeelte uit studenten uit de eigen bacheloropleiding, simpelweg omdat er nog weinig afgestudeerde bachelors zijn. Al eerder is aangegeven dat de opleiding voornemens is zich opnieuw te bezinnen over de eindtermen en een mogelijke invulling van het masterprogramma die breder is dan de focus op de rol van technologie in de gezondheidszorg en beter aansluit op de bacheloropleiding. Oordeel: De inhoud van het onderwijsprogramma van de bacheloropleiding is een adequate vertaling van de eindkwalificaties, met de kanttekening dat aandacht voor vaardigheden die betrekking hebben op het multidisciplinaire karakter van het beroepsprofiel onvoldoende expliciet aan bod komen. De inhoud van het masterprogramma heeft zich nog niet over de volle breedte van de beschreven eindkwalificaties ontwikkeld. Een aanpassing van de eindtermen enerzijds of van de inhoud van het programma anderzijds zal naar verwachting in de toekomst tot een voldoende eindoordeel leiden. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is onvoldoende.
36
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving: Bacheloropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) De opleiding Gezondheidswetenschappen heeft leerlijnen ontwikkeld die dienen om de logische opbouw van de verschillende vakinhouden te waarborgen. Centraal staat het profiel van de opleiding, waarin een nauwe relatie wordt aangebracht tussen wetenschap en uitvoeringspraktijk. Dit wordt vooral geconcretiseerd in verkennende vakken, gevolgd door de serie projecten die, wat bereik, complexiteit en uitdaging betreft, steeds iets meer vragen van de student en voortbouwen op verworven competenties. Flankerend is een aantal vakken samengebracht die dienen als toeleverancier van kennis en vaardigheden en die het functioneren in praktijksituaties van een wetenschappelijk fundament voorzien. Wat de bacheloropleiding betreft worden de vakken samengebracht in drie kolommen: de zorgkolom, de flankerende kolom, en de methoden- en techniekenkolom. Binnen iedere kolom worden verschillende ‘inhoudelijke leerlijnen’ uitgewerkt die een logisch traject inhouden naar een gewenst competentieniveau aan het eind van de opleiding. Uit het zelfevaluatierapport bleek dat studenten aanvankelijk erg ontevreden waren over de samenhang in de bacheloropleiding. Dit was onder andere het gevolg van het feit dat 60% van het curriculum bestond uit gemeenschappelijke vakken met de andere bacheloropleidingen van de faculteit. Studenten herkenden het profiel van de gezondheidszorg niet. De opleiding heeft deze kritiek voortvarend opgepakt en samenhang in het programma weten aan te brengen door een betere afstemming van de vakken en een logische lijn in het programma aan te brengen naar de projecten en afsluitende bacheloropdracht. Bij gemeenschappelijke vakken worden in de colleges ook voorbeelden genoemd die betrekking hebben op de gezondheidszorg en krijgen studenten Gezondheidswetenschappen eigen opdrachten die op de gezondheidszorg gericht zijn. Studenten zijn zonder meer tevreden over de wijze en de vlotte manier waarmee de opleiding aan hun kritiek gehoor heeft gegeven. Zij geven bovendien aan dat de docenten van andere disciplines die colleges verzorgen in de gemeenschappelijke vakken zich merkbaar hebben verdiept in de gezondheidszorg. De commissie heeft geconstateerd dat de semestergesprekken, die na elk semester gehouden worden met opleidingsdirecteur, onderwijscoördinator en docenten, een belangrijke rol spelen in de afstemming tussen de vakken. Masteropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) De masteropleiding bouwt voort op de kennis die is opgedaan in de bacheloropleiding, met dien verstande dat de masteropleiding vraagstukken behandelt die complexer zijn, een internationale dimensie en onderzoekscomponent hebben en méér vragen van de zelfstandigheid van de student. Voor de masteropleiding Health Sciences zijn leerlijnen uitgezet met de focus op de leerlijnen policy, organisation, technology assessment en M&T. Studenten volgen in het eerste semester cursorisch onderwijs binnen elk van de vier lijnen en kiezen vervolgens voor de policy-lijn of de organisation-lijn. Het tweede semester bestaat uit de masterthesis, waarbij die keuze wordt doorgezet in de keuze voor het onderwerp van de thesis en een masterclass M&T. Bij deze onderdelen worden alle leerlijnen geïntegreerd. Over de samenhang in de masteropleiding heeft de commissie geen klachten vernomen. Oordeel: Het onderwijsprogramma van de bacheloropleiding heeft zich sinds de start van de opleiding, mede naar aanleiding van evaluaties van studenten, tot een samenhangend curriculum ontwikkeld. De commissie constateert dat de semestergesprekken daarbij een belangrijke rol spelen en daarom een verplichtend karakter zouden moeten krijgen. In de masteropleiding volgen de studenten eveneens een samenhangend curriculum. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
37
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving: Bacheloropleiding Het curriculum van de bacheloropleiding is modulair opgebouwd. Een collegejaar is onderverdeeld in twee semesters, elk bestaande uit twee kwartielen. In ieder kwartiel worden in de regel drie vakken aangeboden. Ieder vak telt voor 5 studiepunten. De bacheloropdracht in het derde jaar telt 15 studiepunten. Volgens het zelfevaluatierapport is de werkelijke studielast in de bacheloropleiding lager dan de geprogrammeerde studielast. Dit was gebaseerd op de toenmalig beschikbare cijfers dat studenten gemiddeld 26,7 uur per week aan de studie besteden, terwijl het programma gebaseerd is op 40 studie-uren per week. De opleiding heeft vervolgens maatregelen genomen om de studielast te verhogen door meer werkcolleges aan te bieden en meer opdrachten te geven, met name in het eerste jaar. Uit de gesprekken met de studenten is gebleken dat zij de extra contacturen en opdrachten bijzonder waarderen en hierdoor ook daadwerkelijk meer tijd aan de studie besteden. De commissie concludeert hieruit dat de opleiding met succes de studielast heeft weten te verhogen. Dit blijkt overigens ook uit de aanvulling op het zelfevaluatierapport, waarin wordt vermeld dat studenten naar eigen zeggen inmiddels 37 uur per week aan de studie besteden. Er zijn geen struikelvakken in het programma geconstateerd. Door verschuiven van een aantal vakken is de studeerbaarheid van het programma verbeterd. In principe kent elke cursus één herkansingsmogelijkheid. Studenten maken voorts melding van de ‘2 uit 3-regeling’, die inhoudt dat er voor een aantal lastige vakken in totaal drie tentamenmogelijkheden worden aangeboden, waarvan ze er twee mogen benutten. Studenten kunnen op die manier de studiedruk als gevolg van herkansingen zelf spreiden. Masteropleiding Het curriculum van de masteropleiding is modulair opgebouwd. Een collegejaar is onderverdeeld in twee semesters, elk bestaande uit twee kwartielen. In ieder kwartiel worden in de regel drie vakken aangeboden. Ieder vak telt voor 5 studiepunten. De masteropdracht telt 25 studiepunten. De studielast in de masteropleiding is volgens het zelfevaluatierapport in overeenstemming met de geprogrammeerde studielast en ook van studenten zijn geen signalen gekomen dat dat anders zou zijn. Oordeel: De studielast in de bacheloropleiding is met succes verhoogd en is acceptabel. De opleiding heeft zich ingespannen om struikelvakken in het programma aan te pakken, waardoor de studeerbaarheid van het programma verbeterd is. In de masteropleiding zijn zowel studielast als studeerbaarheid acceptabel. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving: Bacheloropleiding De bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen is toegankelijk voor alle vwo-profielen. De opleiding kent een relatief lage instroom en is sinds de start van de opleiding in 2003 gegroeid van 19 tot 28 in 2006. De opleiding streeft naar een instroom op termijn van 75 studenten per jaar.
38
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Ondanks het ontbreken van het schoolvak biologie hebben studenten met het profiel Cultuur & Maatschappij en Economie & Maatschappij geen noemenswaardige aansluitingsproblemen met de (bio)medische vakken. Dit geldt ook ten aanzien van de economische vakken voor studenten die economie missen in hun profiel. Studenten geven aan dat zij in staat zijn de vakken te halen doordat docenten indien gewenst extra begeleiding bieden. De voorlichting aan vwo’ers over het profiel van de opleiding blijkt wat dat betreft effectief. In de startjaren van de opleiding kwamen studenten er nog wel eens pas na aanvang van de studie achter dat zij compleet andere verwachtingen van de opleiding hadden. De commissie heeft geconstateerd dat dit bij de huidige instroom niet meer voorkomt. Masteropleiding Instroom in de masteropleiding Health Sciences is mogelijk met een wo-bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen, met een hbo-diploma met (maximale) deficiëntie van 30 studiepunten en met een andersoortige vooropleiding met enkele vakken deficiënt (maximaal 10-20 studiepunten). In het startjaar van de masteropleiding 2005 bestond de instroom van vijf studenten nog uitsluitend uit zijinstromers, aangezien er nog geen afgestudeerde bachelors waren. In 2006 zijn zes studenten in de masteropleiding ingestroomd. Het pre-masterprogramma voor zijinstromers bestaat uit 30 studiepunten (een half jaar) en wordt voor 20 studiepunten ingevuld met vakken op het gebied van onderzoeks- en analysevaardigheden (dat wil zeggen statistiek, methoden en technieken). De overige 10 studiepunten bestaat uit inhoudelijke vakken (zorggerelateerd ofwel gericht op beleid en organisatie afhankelijk van de vooropleiding). Het premasterprogramma heeft volgens de opleiding niet de ambitie om de studenten naar het niveau van de eindkwalificaties van de bacheloropleiding te brengen, maar geeft niettemin een startkwalificatie tot de master. Dat de commissie als gevolg van deze constatering haar bedenkingen heeft met betrekking tot de eindtermen van de masteropleiding heeft ze onder facet 5 reeds betoogd. De opleiding ziet het pre-masterprogramma bovendien als een selectiemiddel. Dit wordt bevestigd door een aantal pre-masterstudenten. Zij geven onder andere aan dat wiskunde op vwo-niveau bij de toelating geëist zou moeten worden om de statistiekvakken met succes te kunnen afronden. Met name de methoden-en-techniekenvakken lijken als selectiemiddel te fungeren en studenten dreigen tijdens het premastertraject af te haken. Ze adviseren de opleiding om de voorlichting met betrekking tot de premasteropleiding en de toelatingseisen hierop aan te passen. De commissie vindt het niet acceptabel om een pre-mastertraject van een half jaar als selectiemiddel te gebruiken. Oordeel: Met betrekking tot de bacheloropleiding ervaren studenten geen inhoudelijke aansluitingsproblemen met hun vwo-opleiding. Door goede voorlichting slaagt de opleiding er in de juiste verwachtingen over het profiel van de opleiding te wekken. Docenten spelen adequaat in op de verschillende vwo-profielen door extra ondersteuning te bieden indien gewenst. De commissie vreest echter wel dat deze aanpak bij een instroom van 75 studenten per jaar in de toekomst niet meer te realiseren is. Met betrekking tot toelating tot de masteropleiding zijn toelatingscriteria vastgelegd. Gezien de huidige inrichting van de masteropleiding lijkt een bachelordiploma Gezondheidswetenschappen geen noodzakelijke vooropleidingseis. Het toelatingsbeleid lijkt er vooral op gericht zijinstromers met diverse achtergronden zo veel mogelijk te accommoderen. De commissie wijt dit aan het feit dat er aanvankelijk nog geen eigen bachelors toelaatbaar waren en komt tot een voldoende eindoordeel vanwege de voornemens van de opleiding om zich te bezinnen op eindtermen en inrichting van het masterprogramma en de aansluiting op de bacheloropleiding. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
39
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving: Het programma van de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen omvat 180 studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Health Sciences omvat 60 studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel: Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving: Bacheloropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) In het zelfevaluatierapport is het didactisch concept beschreven. De opleiding Gezondheidswetenschappen gaat uit van een sociaal-constructivistische benadering: problemen, oplossingsrichtingen en kennis vormen geen afgebakend geheel, maar eerder een sociale constructie, die (probleem)betrokkenen zelf ontdekken, construeren en benoemen. De gezondheidswetenschapper wordt opgeleid tot een generalist die in staat is om te werken in een multidisciplinaire omgeving, om óver de grenzen van professies, organisaties en instituties praktische oplossingen te ontwerpen en te implementeren. Het didactisch concept is gebaseerd op drie uitgangspunten: •
•
•
Van begeleid naar zelfstandig werken: met name in het eerste jaar is de begeleiding bij het leren hoog door het structureren van het onderwijs en het geven van concrete opdrachten. Later in de opleiding wordt verwacht dat de student zelfstandig keuzen maakt (onder andere minor, vrije keuzevak en bacheloropdracht) en is er aandacht voor het ontwikkelen van reflexieve vaardigheden (met name wetenschapsfilosofie). Van vak/disciplinegebonden naar integraal onderwijs: het onderwijs is zodanig ingericht dat het inzicht in het vakgebied en de samenhang van kenniscomponenten groeit gedurende het opleidingstraject en dat de student steeds meer in staat is om zelfstandig verbanden aan te brengen. Studenten leren daarbij om projectmatig en in teamverband te werken. Aan het eind van de opleiding, met name in de bacheloropdracht, staat de individuele kennisintegratie centraal. Case-based learning: bij verschillende onderdelen maakt de opleiding gebruik van probleem- en projectgestuurd onderwijs aan de hand van een actueel praktijkprobleem van oplopende complexiteit. Het verwerven van kennis, het toepassen van kennis, het ontwikkelen van competenties en het ontwikkelen van zelfinzicht staan daarbij centraal. Groepsgericht leren staat centraal en de projecten zijn zo gekozen dat de student kan putten uit al opgedane kennis om het probleem adequaat op te lossen. Samenwerken van studenten wordt zo veel mogelijk aangemoedigd. Door middel van excursies, gastcolleges en werkbezoeken en door praktijkfunctionarissen te betrekken bij het (project)onderwijs maakt de student kennis met de uitvoeringspraktijk.
De werkvormen van de vakken die specifiek voor studenten Gezondheidswetenschappen worden aangeboden, bestaan uit combinaties van werkcolleges, projectmatig werken in kleine groepen, presentaties houden, zelfstandig kennis uitdiepen (bibliotheek) en vooral gegevens verzamelen in de praktijk door middel van interviews en werkbezoeken. Bij het onderwijs dat gelijktijdig wordt aangeboden aan studenten van meerdere opleidingen wordt meestal een combinatie gehanteerd van hoorcolleges waarin theorie wordt behandeld en werkcolleges waarin de theorie wordt toegepast in concrete, domeinspecifieke werksituaties. 40
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
In het curriculum zijn in totaal vier projecten geprogrammeerd die gericht zijn op integratie en toepassing van kennis en inzicht en toename in complexiteit gedurende de opleiding. De bacheloropdracht in het derde jaar is een oefening en tegelijkertijd een proeve van bekwaamheid, waarin de student eerder verworven kwalificaties integreert. De commissie constateert dat in het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding relatief veel wordt gebruikgemaakt van hoorcolleges die zich slecht lenen voor de ontwikkeling van vaardigheden bij het samenwerken, projectmatig werken en multidisciplinair werken. In de onderdelen die zich daarvoor bij uitstek lenen, zoals de projecten, moeten studenten weliswaar samenwerken aan opdrachten, maar wordt slechts incidenteel expliciet door docenten getraind in het aanleren van specifieke samenwerkingsvaardigheden. Docenten geven aan dat in de semestergesprekken inmiddels voorzichtig is begonnen met afstemming van competentieontwikkeling op dit gebied binnen de vakken, maar de indruk van de commissie is dat dit nog te incidenteel geschiedt, afhankelijk van de competenties en de bereidwilligheid van de docenten zelf. Masteropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) De kern van het didactisch concept voor de opleiding Health Sciences is gebaseerd op het meestergezelmodel, dat ervan uitgaat dat de gezel (de student) kennisneemt van het onderzoek (of delen daarvan) van de meester en zich werkenderwijs kennis eigen maakt door het overnemen van diens handelingen-, benaderingen- en attituderepertoire. Uit het didactisch concept volgt dat er relatief weinig hoorcolleges maar juist veel werkcolleges zijn. Overdracht vindt plaats door bespreking van artikelen en opdrachten, voorbeelden en (deel)opdrachten, vaak aan de hand van praktijkcasussen. De opleiding wordt afgesloten met de afstudeeropdracht waarbij het zelfstandig uitvoeren van onderzoek, integratie en toepassen van kennis, tijdmanagement en (schriftelijk en mondeling) presenteren centraal staan. Oordeel: Het didactisch concept in de bacheloropleiding sluit grotendeels aan bij de doelstellingen van de opleiding. Er wordt gebruikgemaakt van diverse verschillende werkvormen. De aandacht voor het samenwerken in een multidisciplinaire omgeving komt daarbij nog onvoldoende tot uiting. De commissie adviseert de opleiding een duidelijk plan te ontwikkelen om academische vaardigheden binnen het curriculum systematisch aan te leren en te toetsen. De commissie heeft waardering voor de projecten in de bacheloropleiding waarbij studenten aan de hand van een concreet praktijkprobleem kennis en inzicht toepassen en integreren. Dit geldt ook voor de opdracht van de bachelor- en masteropleiding, die bovendien een belangrijke rol vervullen in de voorbereiding van studenten op de beroepspraktijk. Het didactisch concept van het meester-gezelmodel in de masteropleiding sluit aan bij de doelstellingen van de masteropleiding. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving: Bacheloropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) De opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen, zoals tentamens, individuele opdrachten, groepsopdrachten en presentaties. Voor de vakken die specifiek voor studenten Gezondheidswetenschappen worden aangeboden, wordt de beoordeling gebaseerd op het tentamen, aangevuld met groepsopdrachten en presentaties. De projecten worden afgesloten met een groepswerkstuk en presentaties. Voor de overige vakken is er het patroon dat in het eerste jaar de toetsing doorgaans is gebaseerd op tentamens, maar dat, naarmate de studie vordert, steeds meer elementen worden toegevoegd als individuele opdrachten, groepsopdrachten en presentaties. Dit is in lijn met het
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
41
didactisch concept, waarin de vaardigheid centraal staat om zelfstandig oplossingen te ontwikkelen en daarbij in toenemende mate kenniscomponenten te integreren. In een aantal gevallen wordt bovendien de gelegenheid geboden om door middel van tussentijdse opdrachten punten te verwerven gedurende het vak, dan wel aan voorwaarden te voldoen om aan het tentamen te mogen deelnemen. Op deze wijze wordt de nadruk verschoven van het tentamen naar momenten eerder in het programma, waardoor de student, maar ook de docent, een beter zich heeft op de voortgang van de leerprestatie. Kenmerkend voor deze systematiek is dat toetsing niet alleen plaatsvindt op de beheersing van kennis, maar ook op de toepassing van kennis in nabootsingen van de praktijk of de praktijk zelf. Masteropleiding (samenvatting uit het zelfevaluatierapport) In de masteropleiding worden alle vakken getoetst door middel van opdrachten en presentaties. Gedurende het vak zijn er (groeps)opdrachten die de student, door de feedback die hij daarop ontvangt, een goed inzicht geeft in de eigen progressie en mogelijkheden. Deze benadering is in lijn met het didactisch concept. In 2004 is een begin gemaakt met een facultair toetsbeleid. De opleiding werkt nog aan een uitwerking daarvan en noemt dit als een van haar verbeterpunten. Er is op instellingsniveau een vast stramien van toetsmomenten tijdens de opleiding. In deze systematiek heeft de student twee toetskansen per studiejaar. Het inzagerecht met betrekking tot afgelegde tentamens is geregeld in het Onderwijs- en Examenreglement. In het zelfevaluatierapport maakt de opleiding melding van problemen met betrekking tot de nakijktermijn. Van studenten zijn daar tijdens het visitatiebezoek geen expliciete klachten over vernomen. De commissie heeft een selectie van de tentamenopgaven en gemaakte tentamens bestudeerd en is op basis daarvan van oordeel dat de tentamens in het algemeen voldoende aansluiten op de stof. De commissie is wel van oordeel dat de beoordeling op individuele toetsvormen zoals tentamens weinig discrimineert, de meeste beoordelingen liggen tussen het cijfer 7 en 8. Er wordt bovendien veelvuldig gebruikgemaakt van groepstoetsing, waarbij evenmin wordt gediscrimineerd. In de masteropleiding wordt vrijwel uitsluitend gebruikgemaakt van een combinatie van individuele en groepsgewijze toetsing, met uitzondering van de masteropdracht. De commissie heeft de indruk dat individuele prestaties binnen de cursussen in de masteropleiding onvoldoende zichtbaar zijn vanwege de talrijke groepsopdrachten. Er zijn echter nog te weinig voorbeelden voorhanden om daar een definitief oordeel over te vellen. De commissie heeft de eerste beschikbare bacheloropdrachten en de tot nog toe enige beschikbare masteropdracht beoordeeld en kwam in de meeste gevallen tot een vergelijkbare beoordeling. In een aantal gevallen viel de beoordeling lager uit. De examencommissies zijn facultair georganiseerd. Er zijn twee examencommissies, één voor de bacheloropleidingen en één voor de masteropleidingen. Uit elke opleiding is een hoogleraar/docent vertegenwoordigd. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens examinatoren aan die zijn belast met de verzorging van het betreffende vak. Met betrekking tot haar taak van niveaubewaking van de opleidingen controleert ze voornamelijk achteraf of examenprogramma’s aan de eisen voldoen. Oordeel: Er wordt gebruikgemaakt van verschillende toetsvormen. De commissie heeft geconstateerd dat de opleiding relatief veel gebruikmaakt van groepsgewijze toetsing, met name in de masteropleiding. Daardoor zijn individuele prestaties van studenten niet altijd zichtbaar. In de bacheloropleiding wordt weliswaar meer gebruikgemaakt van individuele toetsing, maar daarbij is het discriminerend vermogen gering: er is weinig onderscheid tussen goede en minder goede studenten. Het toetsbeleid op deze punten behoeft aandacht. Ten aanzien van de rol van de examencommissie bij de toetsing constateert de visitatiecommissie dat deze zich voornamelijk bezighoudt met controle achteraf. De commissie acht een proactieve rol ten aanzien van kwaliteit van de toetsing noodzakelijk teneinde de kwaliteit van de toetsing en het niveau van de opleiding te waarborgen. Het vooraf beoordelen van de bachelor- en masteropdrachten is daarbij een
42
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
essentieel onderdeel. Om deze taken adequaat te kunnen uitvoeren, is de commissie van mening dat de examencommissies niet facultair maar per opleiding georganiseerd zouden moeten worden. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Programma’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Programma’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Health Sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.3.
Inzet van personeel
F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving: De bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen wordt verzorgd door docenten van de Faculteit Management en Bestuur. Daarvan is 80% gepromoveerd en al deze docenten zijn betrokken bij het wetenschappelijk onderzoek dat georganiseerd is in het Institute for Governance Studies. Een deel van dit onderzoek richt zich expliciet op gezondheidswetenschappelijke vraagstukken en wordt uitgevoerd door de ‘kernmedewerkers’ van de opleiding. Het is de bedoeling dat dit onderzoek de kern wordt van het nieuwe onderzoeksprogramma van de onlangs benoemde hoogleraar Health Services Research. Hoogleraren en universitair hoofddocenten spelen vanaf het begin van de bacheloropleiding een belangrijke rol in het onderwijs. Gezien het belang dat bovendien wordt gehecht aan verbinding met de praktijk, maken de studenten daarnaast kennis met leidinggevende functionarissen uit diverse achtergronden (onder andere overheid, ziekenhuizen en zorginstellingen, verzekeringen, publieke gezondheidszorg, maatschappelijke organisaties). Docenten die onderwijs verzorgen in de zorggerelateerde vakken zijn daarnaast in diverse rollen te vinden in de uitvoeringspraktijk, zoals adviseur of lid van de raad van toezicht van zorginstellingen. De masteropleiding wordt grotendeels verzorgd door docenten uit de capaciteitsgroep Science, Technology, Health and Policy Studies. Het methodologieonderdeel wordt door de capaciteitsgroep Politicologie en Onderzoeksmethoden verzorgd. Voor de masteropleiding ligt de nadruk van het onderwijs direct op het onderzoeksgebied en zijn onderzoekers met passende expertise direct betrokken bij het onderwijs. Studenten bevestigen dat docenten hun onderzoek betrekken bij het onderwijs. Daarnaast wordt veelvuldig gebruikgemaakt van gastsprekers uit de praktijk en worden excursies georganiseerd. Studenten komen op deze manier in contact met de beroepspraktijk en waarderen dit zeer. Oordeel: De commissie constateert dat het onderwijs door ervaren en zeer betrokken docenten wordt verzorgd. Het onderzoek rond gezondheidswetenschappelijke vraagstukken krijgt steeds meer vorm binnen de faculteit en raakt verankerd in het onderwijs. De komst van de nieuwe hoogleraar Health Service Research met een eigen onderzoeksprogramma moet die verder bestendigen. De link met de praktijk wordt voldoende gewaarborgd door het inzetten van gastsprekers, excursies en individuele contacten van docenten met de praktijk. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
43
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving: Bacheloropleiding Jaar
2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007
Aantal fte onderwijs bruto netto 1,6 0,8 3,6 1,7 5,1 2,5 5,1 2,5
Aantal ingeschreven studenten
Aantal behaalde diploma’s
21 46 63 85
Aantal studenten per fte onderwijs ---9
bruto netto 12,9 26,1 12,9 26,6 12,4 25,7 16,6 34,3
Aantal afgestudeerden per fte onderwijs bruto netto ---1,8 3,6
In bovenstaande tabel is door de opleiding aangeven wat de inzet van docenten bedraagt ten behoeve van de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen. De staf-studentratio is bruto en netto berekend. In de nettoberekening is verdisconteerd dat verschillende vakken niet uitsluitend voor studenten Algemene Gezondheidswetenschappen worden verzorgd. De opleiding geeft daarbij aan dat de brutoberekening de tijdsinvestering zal overschatten en de nettoberekening deze onderschat. Op grond van deze weergave is de staf-studentratio acceptabel. Bij de realisering van het onderwijs in de bacheloropleiding zijn in totaal vijftig medewerkers betrokken als docent in een of meerdere vakken uit verschillende capaciteitsgroepen uit de faculteit. De capaciteitsgroep Science, Technology, Health and Policy Studies neemt daarvan het grootste deel voor zijn rekening; 66% van het onderwijs wordt verzorgd door de tien meest betrokken docenten bij de opleiding. Hoewel het aantal docenten dat betrokken is bij de opleiding Algemene Gezondheidswetenschappen ten tijde van het bezoek inmiddels enigszins was teruggebracht, vindt de commissie het gevaar van versnippering bij inzet van zo veel docenten een aandachtspunt. Masteropleiding Jaar
2005-2006 2006-2007
Aantal fte onderwijs bruto netto 0,6 0,4 0,7 0,5
Aantal ingeschreven studenten 5 10
Aantal behaalde diploma’s
Aantal studenten per fte onderwijs
Aantal afgestudeerden per fte onderwijs bruto netto bruto netto -7,9 11,7 --1 14,1 20,0 1,4 2,0
In de masteropleiding is de staf-studentratio zonder meer gunstig te noemen als gevolg van de nog zeer geringe instroom. Bij het onderwijs in de masteropleiding zijn elf medewerkers betrokken als docent in een of meerdere vakken. Daarvoor geldt dat het onderwijs geheel wordt verzorgd door docenten uit de capaciteitsgroep Science, Technology, Health and Policy Studies, met uitzondering van het methodologievak. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de personeelsinzet met de huidige staf-studentratio ruim voldoende is om het onderwijs met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Docenten zijn goed bereikbaar en met name in de masteropleiding zijn de lijnen kort vanwege het geringe aantal studenten. Bij het bacheloronderwijs zijn veel verschillende docenten betrokken. De opleiding heeft zelf al aangegeven dat daarbij versnippering op de loer ligt en heeft het aantal docenten dat betrokken is bij de bacheloropleiding al enigszins teruggebracht. De commissie acht het zoals al eerder aangegeven niettemin van essentieel belang dat vanuit het opleidingsmanagement structureel overleg met een verplichtend karakter wordt georganiseerd over afstemming tussen de vakken teneinde de samenhang te waarborgen.
44
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving: De UT voert op instellingsniveau personeelsbeleid met als een van de belangrijkste doelstellingen dat “onderwijstaken en onderzoekstaken zijn voor het bereiken van de organisatiedoelen van gelijk gewicht. (…) Dit betekent dat er géén wetenschappelijke functies zijn waarin taken op het gebied van onderwijs dan wel onderzoek voor onbepaalde tijd geheel ontbreken.” Nieuwe docenten volgen een didactisch inwerktraject (DUIT), dat wordt aangeboden door het ITBE (Informatie Technologie, Bibliotheek en Educatie). Ten aanzien van de bevordering van didactische kwaliteiten kunnen faculteit en docenten gebruikmaken van een goed ontwikkelde docententraining van de dienst ITBE. Daarnaast biedt ITBE diverse professionaliseringsactiviteiten aan, zodat ook al langer aanwezige docenten zich kunnen bijscholen met cursussen, workshops, studiedagen en themabijeenkomsten. Oordeel: De bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Health Sciences kunnen beschikken over gekwalificeerde docenten. Docenten met een dienstverband voor onbepaalde tijd hebben gecombineerde onderwijs/onderzoeksfuncties. De commissie heeft waardering voor het didactisch inwerktraject voor nieuwe docenten. Wat betreft het professionaliseringsbeleid voor docenten die al langer in dienst zijn, constateert de commissie dat de opleiding een minder proactief beleid voert waarbij hoofdzakelijk achteraf wordt ingespeeld op evaluaties van studenten en onderwijskundige en didactische ontwikkelingen. Er geldt geen verplichting voor docenten om zich te blijven professionaliseren, terwijl dit in de ogen van de commissie essentieel is om de kwaliteit van het onderwijs te blijven waarborgen. Enige uitzondering hierop is de structurele aandacht voor de beheersing van het Engels voor masterdocenten. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Health Sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.4.
Voorzieningen
F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving: De bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Health Sciences maken gebruik van het centrale zalenbestand van de UT. De zalen worden toegewezen op basis van het aantal studenten en de wensen van docenten, zoals wel of geen ‘los meubilair’ (voor bijvoorbeeld werkcolleges) en de aanwezigheid van speciale voorzieningen zoals videoafspeelapparatuur of een video-uitrusting om voordrachten van studenten op te nemen. Vrijwel alle collegezalen beschikken over een presentatiecomputer met projectiemogelijkheden aangesloten op het universitaire netwerk. De faculteit beschikt over eigen computerruimten, maar studenten kunnen ook gebruikmaken van algemene
computerruimten bestemd voor alle studenten van de UT. Daarnaast biedt de faculteit studenten projectruimten met een pc en zijn er zelfwerkplekken voor studenten beschikbaar. In de bibliotheek zijn boeken en tijdschriften beschikbaar voor de verschillende vakgebieden. Door verbouwing van de bibliotheek waren de voorzieningen tijdens het visitatiebezoek op een tijdelijke locatie op de campus gehuisvest. De digitale bibliotheek is op alle werkplekken op de campus en thuis beschikbaar. De opleiding maakt gebruik van de digitale leeromgeving van de UT, TeleTOP, die een belangrijke functie in de ondersteuning van het onderwijs heeft. Studenten zijn tevreden over de voorzieningen. Oordeel: De commissie komt op grond van de informatie uit het zelfevaluatierapport en de rondleiding ter plaatse tot de conclusie dat de voorzieningen adequaat zijn voor het verzorgen van het onderwijs. Er wordt gebruikgemaakt van een elektronische leeromgeving. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is goed. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving: Het algemene doel van de studiebegeleiding is de student te ondersteunen bij de studievoortgang, door middel van: • • • •
het signaleren van studie(voortgangs)problemen die studenten ondervinden; het adviseren van studenten bij keuzen in de studie; de ondersteuning en begeleiding bij persoonlijke problemen in relatie tot de studie; het informeren van studenten over studievoortgang.
Voor de Faculteit Management en Bestuur zijn drie studieadviseurs beschikbaar. Hun taak is gericht op het signaleren van en begeleiden bij studieproblemen, het adviseren van studenten en het verstrekken van advies. Bovendien is de studieadviseur een vertrouwenspersoon die de student desgewenst verwijst naar andere, meer gespecialiseerde vormen van hulp. Een onderwijscoördinator is belast met het geven van informatie en advies, signaleren van problemen met betrekking tot de studievoortgang en met het signaleren van knelpunten in het curriculum. De taak van de opleidingsdirecteur is het signaleren van knelpunten en – waar nodig – informeren en (bij)sturen. Het studievoortgangsregistratiesysteem van de UT, FASIT, registreert het studieprogramma en de behaalde resultaten van elke student. Studenten kunnen op elk moment inzicht krijgen in hun studieresultaten via een internetapplicatie. Studiebegeleiders kunnen relevante gegevens van studenten raadplegen in FASIT. De dienst ITBE van de universiteit genereert op verzoek per semester studievoortgangsgegevens op cohortniveau uit FASIT. Het betreft instroomcijfers, deelname- en slagingscijfers en de becijfering van de tentamens. Daarnaast zijn diverse rapportages-op-maat mogelijk. Studenten zijn tevreden over de kwaliteit van de studiebegeleiding. Volgens het zelfevaluatierapport zijn ze minder tevreden over de voortgangsinformatie, maar daarover heeft de commissie tijdens het bezoek geen klachten vernomen. Wel geven ze aan een centraal aanspreekpunt te missen voor de bachelor- en de masteropdracht (een coördinator). Het is ze niet altijd duidelijk met welke onderzoeksvraag ze bij welke docent-begeleider terecht kunnen.
46
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Oordeel: De commissie constateert dat de opleiding een zeer proactieve studiebegeleiding kent. Studenten worden in het eerste jaar drie keer opgeroepen voor een persoonlijk gesprek. Studievoortgang wordt nauwlettend gevolgd. De informatievoorziening is adequaat en het studievoortgangssysteem werkt naar behoren. Studenten missen een centraal aanspreekpunt voor de bachelor- en de masteropdracht (een coördinator). Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Health Sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.5.
Interne kwaliteitszorg
F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving: De opleiding geeft aan het kwaliteitssysteem te organiseren volgens de PDCA-cyclus. Bij de onderwijsevaluatie wordt gebruikgemaakt van de volgende instrumenten: •
•
•
Vakevaluaties: ieder vak wordt in ieder geval eenmaal per drie jaar geëvalueerd. Er wordt daartoe jaarlijks een planning gemaakt. Daarnaast kunnen er aanvullende redenen zijn om het vak op te nemen in de evaluatie, zoals een fundamentele wijziging van het vak, het verzoek van docenten om het vak te evalueren, of het periodiek overleg met het studentenpanel. De planning en uitvoering van de (digitale) vakevaluaties worden uitgevoerd door een onderwijskwaliteitscommissie die bestaat uit studenten en een contactpersoon van de faculteit. Evaluatieresultaten worden voorzien van een reactie van de docent naar de opleidingsdirecteur gestuurd. Semesterevaluaties: na afloop van ieder semester worden semesterevaluaties georganiseerd met de opleidingsdirecteur, de onderwijscoördinator en een delegatie van studenten, waarbij vooral vakoverstijgende thema’s aan de orde komen zoals studeerbaarheid, samenhang tussen vakken, aansluitingsproblemen en werkdruk. De vakevaluaties leveren de primaire input voor de semesterevaluaties. Curriculumevaluaties: eenmaal per drie jaar wordt een curriculumevaluatie georganiseerd in de vorm van een onderwijsdag met de opleidingsdirecteur, de onderwijscoördinator en de bij het onderwijs betrokken docenten. Naast de cumulatieve resultaten van vak-, semester- en jaarevaluaties, maakt de opleiding ten behoeve van de curriculumevaluatie gebruik van de input van de praktijkraad en van de opleidingscommissie en worden resultaten gebruikt van andere evaluatie-instrumenten, zoals de docentenenquête, de uitstroommonitor/alumnionderzoek en de WO-monitor.
Tijdens het bezoek is het de commissie gebleken dat de semesterevaluaties die na elk semester gehouden worden met de opleidingsdirecteur, onderwijscoördinator en docenten een belangrijke rol spelen in het kwaliteitszorgsysteem, zelfs zo belangrijk dat de commissie een meer verplichtend karakter noodzakelijk acht. Oordeel: De commissie heeft de beschikbare cursusevaluaties bestudeerd en heeft met studenten en docenten gesproken over de invulling van de interne kwaliteitszorg. De commissie constateert dat de opleiding gebruikmaakt van een helder kader voor interne kwaliteitszorg, er is veel aandacht voor kwaliteitsverbetering. Er is een systeem van regelmatige evaluatie van resultaten door middel van
vakevaluaties, semesterevaluaties, onderzoek, praktijkraad, et cetera.
curriculumevaluatie,
klachtenregistratie,
studententevredenheids-
Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving: In het zelfevaluatierapport wordt de procedure vermeld die wordt gevolgd nadat de resultaten van cursusevaluaties beschikbaar zijn. Sinds de start van de opleidingen zijn verschillende wijzigingen in het programma en in afzonderlijke cursussen aangebracht naar aanleiding van de evaluaties. Studenten hebben het gevoel dat er daadwerkelijk iets gebeurt met hun inbreng. Verbeteringen zijn merkbaar in verschillende cursussen. Illustratief daarvoor is dat de samenhang in de bacheloropleiding sterk verbeterd is evenals de oriëntatie op gezondheidszorg in de vakken die ook voor de andere opleidingen in de faculteit worden aangeboden. Ook uit de aanvulling op het zelfevaluatierapport, dat de commissie tijdens het visitatiebezoek heeft kunnen bestuderen, blijkt dat de opleiding de vakevaluaties serieus neemt en naar aanleiding daarvan concrete maatregelen ter verbetering formuleert. Oordeel: Binnen de kwaliteitszorg wordt gebruikgemaakt van streefdoelen. De opleiding reageert adequaat op evaluaties en neemt maatregelen ter verbetering. Minder positief is de commissie over het feit dat bijsturing uitsluitend achteraf plaatsvindt. De commissie is van mening dat de opleiding zich onvoldoende proactief bezighoudt met kwaliteitsborging. Ook voordurende aandacht voor (proactieve) docentprofessionalisering speelt daarbij een essentiële rol. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving: Bij de kwaliteitszorg zijn volgens het zelfevaluatierapport studenten, docenten, opleidingscommissie en alumni en het afnemend veld betrokken. • • • •
48
Studenten zijn actief betrokken bij de vakevaluaties en bij de evaluatiebijeenkomsten en voelen zich gehoord. Mede dankzij de inbreng van studenten is de kwaliteit van de opleiding sinds de start sterk verbeterd. Docenten worden betrokken bij kwaliteitszorg, afzonderlijk door evaluatie van hun eigen cursussen en gezamenlijk in de semestergesprekken waar afstemming van het onderwijs plaatsvindt. Daarnaast zijn docenten betrokken door lidmaatschap aan opleidingscommissie, faculteitsraad en examencommissie. De opleidingscommissie bespreekt in het kader van kwaliteitszorg onder andere de cursusevaluaties en adviseert het bestuur van de opleiding gevraagd en ongevraagd over alle onderwijsaangelegenheden. Alumni en afnemend veld: de opleiding heeft een praktijkraad bestaande uit vertegenwoordigers uit de arbeidspraktijk in het leven geroepen die adviseert over de eisen van het beroepsveld ten aanzien van doelen, niveau, oriëntatie en programma. Daarnaast zijn functionarissen uit de praktijk betrokken bij gastcolleges en excursies. Er zijn nog geen alumni, maar de opleiding is voornemens om voor alumni terugkombijeenkomsten te organiseren en enkele plaatsen in te ruimen in de praktijkraad.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
De commissie mist de rol van de examencommissie in de kwaliteitszorg bij het vooraf beoordelen van de opzet van de masteropdrachten om het profiel van de opleiding te bewaken. Daarnaast heeft ze geconstateerd dat de rol van de opleidingsdirecteur in de kwaliteitszorg en in het onderwijsproces als geheel een cruciale rol speelt. Zowel het bewaken van de eindtermen, het afstemmen van vakinhouden als het waarborgen van de kwaliteitszorg ligt in de handen van de opleidingsdirecteur. Dit maakt het systeem van kwaliteitsborging erg kwetsbaar. Oordeel: Betrokkenheid van studenten, docenten en afnemend veld bij de kwaliteitszorg is groot. Er zijn concrete plannen om alumni ook te betrekken bij de kwaliteitszorg. De opleidingscommissie functioneert adequaat en wordt betrokken bij de kwaliteitszorg. De betrokkenheid van docenten is in de ogen nog wel te veel afhankelijk van de bereidheid van de individuele docent. Ook hier is een proactieve rol van het opleidingsmanagement noodzakelijk. De examencommissie speelt geen actieve rol in het vooraf beoordelen van afstudeeropdrachten of programma’s, terwijl de commissie dit van fundamenteel belang acht ten aanzien van de kwaliteitsbewaking van de opleiding. De centrale rol van de opleidingsdirecteur maakt het systeem kwetsbaar. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Health Sciences luidt dat oordeel voldoende.
1.2.6.
Resultaten
F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving: De realisatie van de eindkwalificaties wordt in eerste instantie aan de hand van de toetsing vastgesteld. De commissie heeft voorafgaand aan het visitatiebezoek de eerste bacheloropdrachten en de tot nog toe enig beschikbare masteropdracht bestudeerd. Ten behoeve van de beoordeling zijn criteria opgesteld waarop wordt beoordeeld, zoals inhoud, vorm, professioneel functioneren en presentatie. Bij de beoordeling van de masteropdracht speelt daarbij ook de bijdrage aan het praktijk- en onderzoek/ontwerpprobleem en aan het wetenschappelijke vakgebied een rol. De eerste indruk van de commissie is dat de bacheloropdrachten en de masteropdracht overeenkomen met de beoogde eindkwalificaties. Oordeel: Er waren ten tijde van het visitatiebezoek in totaal slechts enkele bachelors afgestudeerd en één master. Over het eindniveau van de bacheloropleiding is nog weinig meer te zeggen dan dat de bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen een startkwalificatie geeft voor de aansluitende masteropleiding Health Sciences, aangezien bachelors nauwelijks uitstromen naar de arbeidsmarkt. De analyse van de bachelor- en masteropdrachten geeft een eerste indruk dat het eindniveau goed is. Vertegenwoordigers uit het werkveld hebben het vertrouwen dat de afgestudeerden startbekwaam zijn in het domein waarvoor zij worden opgeleid. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
49
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving: Bacheloropleiding De opleiding heeft de volgende streefcijfers gedefinieerd met betrekking tot de bachelor: • • • •
75% van de ingeschreven studenten behaalt daadwerkelijk het diploma; 22% van de studenten behaalt het eerste jaar in één jaar; 58% van de studenten behaalt het eerste jaar in twee jaar; 75% van de studenten behaalt het eerste jaar in drie jaar.
Uit de gegevens die de commissie ter beschikking had, blijkt dat de streefcijfers met betrekking tot het eerstejaarsrendement worden gehaald en zelfs hoger uitvallen. De commissie acht het ambitieniveau van deze streefcijfers aan de lage kant; ze zouden ambitieuzer geformuleerd mogen worden. De studiesnelheid is na het eerste jaar gemiddeld beduidend hoger. Wat betreft het opleidingsrendement van de bacheloropleiding is nog weinig te zeggen, behalve dat 18% van de bachelorstudenten het diploma na drie jaar heeft behaald. De opleiding verwacht op grond van de individuele studieresultaten en de studiesnelheid dat het opleidingsrendement zal worden gehaald. Het uitvalpercentage in het eerste jaar bedroeg over de periode 2003-2005 gemiddeld 17% met een duidelijke uitschieter in 2004 van 37%. Over het algemeen is de uitval betrekkelijk laag te noemen. Masteropleiding Met betrekking tot het diplomarendement van de masteropleiding streeft de opleiding ernaar dat in 2010 90% van de ingeschreven studenten het masterdiploma ook daadwerkelijk behaalt. Over het diplomarendement is nog weinig te zeggen. Ten tijde van het visitatiebezoek was slechts één masterstudent in bezit van het masterdiploma. De opleiding verwacht op grond van de individuele studieresultaten dat het streefcijfer zal worden gehaald. Oordeel: De commissie stelt vast dat er voor de opleidingen streefcijfers voor onderwijsrendement zijn geformuleerd. De rendementsgegevens over de bacheloropleiding geven aan dat de streefcijfers ruimschoots worden gehaald. De commissie is van mening dat de streefcijfers ambitieuzer geformuleerd mogen worden. Het uitvalpercentage is over het algemeen laag. Studenten geven aan dat ze een weloverwogen keuze voor de opleiding hebben gemaakt. De voorlichting is in dat opzicht succesvol. Met betrekking tot het diplomarendement van de masteropleiding zijn nog geen conclusies te trekken. De commissie ziet echter geen aanleiding dat er problemen met betrekking tot het rendement te verwachten zijn. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Health Sciences: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Health Sciences luidt dat oordeel voldoende.
50
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatieresultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Voldoende
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
51
Masteropleiding Health Sciences: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatieresultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Onvoldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Health Sciences De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Health Sciences voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
52
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Bijlage 1a.
Eindtermen bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen
Dublin-descriptor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Doelstelling bacheloropleiding GzW De opleiding beoogt studenten kennis en inzicht aan te reiken op het gebied van beleid en organisatie met betrekking tot het centrale thema ‘integrale ketenzorg’ in de gezondheidszorg.
Kennis en inzicht
Met betrekking tot deze doelstelling zal de opleiding de aandacht voornamelijk vestigen op de Nederlandse gezondheidszorg en op funderende kennis en inzichten.
Eindtermen bacheloropleiding GzW • De GzW’er heeft funderende kennis en inzicht in de rollen van GzW’ers in het werkveld. • De GzW’er heeft funderende kennis hoe integrale zorgketens in de nationale context bijdragen aan de ontwikkeling van effectief zorgaanbod, van de institutionele omgeving en de condities waaronder dit plaatsvindt; de economische processen en de (inter- en intra)organisationele processen die daarin van belang zijn, en de rol van technologie erbij. • De GzW’er heeft funderende kennis van en inzicht in de effecten van handelen van overheden en zorginstellingen met betrekking tot de kwaliteit van het primaire proces in de gezondheidszorg. De GzW’er heeft bovendien elementaire kennis en inzicht met betrekking tot de invloed en effecten van technologie op primaire processen en besturingsprocessen in de zorg. • De GzW’er heeft funderende kennis en inzicht in de effecten van de organisatorische processen binnen en tussen zorginstellingen en in de kwaliteit van het primaire proces. • De GzW’er heeft, voor zover relevant voor gezondheidsvraagstukken, funderende kennis van en inzicht in de kerndisciplines bestuurskunde en bedrijfswetenschappen in het algemeen en beleids- en organisatiekunde in het bijzonder. • De GzW’er heeft funderende kennis en inzicht van relevante onderzoeksmethoden en instrumenten, waaronder de epidemiologie, en heeft kennis en inzicht in hun toepassingsmogelijkheden in eenvoudige onderzoekssituaties.
Toepassen kennis en inzicht
Dublin-descriptor Is in staat om zijn kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen dat dit een professionele benadering van zijn werk of beroep laat zien en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Doelstelling bacheloropleiding GzW De opleiding beoogt studenten toe te rusten om kennis en inzicht toe te passen in beleids-, adviesen onderzoeksfuncties. De opleiding beoogt de student voor te bereiden op de masteropleiding of op een ondersteunende functie in het beroepsveld ten behoeve van adviseurs, beleids- of organisatiemedewerkers.
Eindtermen bacheloropleiding GzW • De GzW’er kan onder begeleiding (eenvoudige) vraagstukken op het gebied van gezondheidsbeleid en -management, in het bijzonder op mesoniveau, identificeren en analyseren en weet daarbij (onder begeleiding) relevante kennis en inzichten uit de bestuurskunde en bedrijfswetenschappen toe te passen in een gezondheidszorgcontext, alsmede de invloed en effecten van technologie in de oordeelsvorming te betrekken. • De GzW’er is in staat om onder begeleiding een probleemstelling en een onderzoeksontwerp
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
53
te ontwikkelen. Hij heeft het vermogen om eenvoudige gezondheidswetenschappelijke problemen en vraagstukken te analyseren, te evalueren en hiervoor mogelijke oplossingen te onderzoeken en te ontwerpen met behulp van instrumenten en technieken uit de beleidswetenschappen en organisatiekunde. Hij kan dat doen in een wetenschappelijke omgeving en kan deze wetenschappelijke benadering gebruiken als ondersteuning in beleidsen organisatieprocessen. • De GzW’er is in staat om onder begeleiding de effecten te beoordelen van beleidsmatige en organisatorische ingrepen op prevalentie en incidentie van ziekte en gezondheid, onder andere met gebruikmaking van epidemiologisch onderzoek.
Dublin-descriptor Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Oordeelsvorming
Doelstelling bacheloropleiding GzW De opleiding beoogt studenten te motiveren tot zelfstandig oordeelsvermogen en te helpen een kritische houding te ontwikkelen. De opleiding beoogt de student funderende vaardigheden met betrekking tot ethisch en normatief handelen bij te brengen.
Eindtermen bacheloropleiding GzW • De GzW’er is in staat om onder begeleiding ethische, normatieve en maatschappelijke consequenties van wetenschap en technologieontwikkeling te overzien en daar rekenschap van te geven. • Een GzW’er kan onder begeleiding nationale gezondheidssystemen en -uitvoeringspraktijken naar hun politieke, economische en sociaal-culturele context kritisch waarderen. Hij kan daarbij bovendien aandacht schenken aan de maatschappelijke, professionele en organisatorische effecten van technologie.
Dublin-descriptor
Communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Doelstelling bacheloropleiding GzW De opleiding beoogt studenten toe te rusten met een repertoire van handelingsalternatieven voor effectief, situationeel communiceren. De opleiding beoogt met betrekking tot deze doelstelling de student funderende vaardigheden aan te leren.
Eindtermen bacheloropleiding GzW
Leervaardigheden
•
54
De GzW’er kan onder begeleiding participeren, voorwaarden scheppen en optreden als intermediair in diverse groepen (vakgenoten en niet-vakgenoten) en problemen, doelen, benaderingswijzen en oplossingen effectief (schriftelijk en mondeling) communiceren.
Dublin-descriptor Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt.
Doelstelling bacheloropleiding GzW Studenten toe te rusten met het vermogen tot kritische reflectie. De opleiding beoogt met betrekking tot deze doelstelling de student de houding en vaardigheid
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
mee te geven om kritisch op het eigen handelen te reflecteren en leerpunten te benoemen.
Eindtermen bacheloropleiding GzW •
De GzW’er heeft het vermogen om lacunes in eigen kennis en vaardigheden te signaleren in het eigen en aanpalend vakgebied, en is in staat om onder begeleiding op het eigen handelen te reflecteren omwille van het (verder) ontwikkelen van zijn/haar vakbekwaamheid.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
55
Bijlage 1b
Eindtermen masteropleiding Health Sciences
Dublin-descriptor Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden, om een originele bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en/of toepassing van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Doelstelling masteropleiding HS De opleiding beoogt studenten kennis en inzicht aan te reiken op het gebied van beleid en organisatie met betrekking tot het centrale thema ‘integrale ketenzorg’ in de gezondheidszorg. De opleiding beoogt met betrekking tot de doelstelling de aandacht te vestigen op internationale vergelijking van gezondheidszorgsystemen en op complexe kennis en inzichten.
Kennis en inzicht
Eindtermen masteropleiding HS • De alumnus heeft gevorderde kennis en inzicht in de rollen (met name onderzoeker, beleidsmedewerker, adviseur, manager) van de GzW’er in het werkveld en weet de rollen zelfstandig toe te passen in uiteenlopende en complexe situaties. • De alumnus heeft gevorderde kennis hoe integrale zorgketens, ook in internationaal vergelijkend perspectief, bijdragen aan de ontwikkeling van effectief zorgaanbod, van de institutionele omgeving en de condities waaronder deze ontwikkeling plaatsvindt, de economische processen, en de (inter- en intra-)organisationele processen die daarin van belang zijn en de rol die technologie daarbij speelt. • De alumnus heeft gevorderde kennis van en inzicht in de effecten van handelen van overheden en zorginstellingen met betrekking tot de kwaliteit van het primaire proces in de gezondheidszorg. De alumnus heeft bovendien gevorderde kennis en inzicht met betrekking tot de invloed en effecten van technologie op complexe primaire processen en complexe besturingsprocessen in de zorg. • De alumnus heeft gevorderde kennis en inzicht in de effecten van de organisatorische processen binnen en tussen zorginstellingen, en in de kwaliteit van het primaire proces. • De alumnus heeft, voor zover relevant voor gezondheidsvraagstukken, gevorderde kennis van en inzicht in de kerndisciplines bestuurskunde en bedrijfswetenschappen in het algemeen en beleids- en organisatiekunde in het bijzonder. • De alumnus heeft gevorderde kennis en inzicht van relevante onderzoeksmethoden en instrumenten, waaronder de epidemiologie en heeft kennis en inzicht in hun toepassingsmogelijkheden in complexe onderzoekssituaties, zowel nationaal als internationaal.
Toepassen kennis en inzicht
Dublin-descriptor
56
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
Doelstelling masteropleiding HS De opleiding beoogt studenten toe te rusten om kennis en inzicht toe te passen in beleids-, adviesen onderzoeksfuncties. De opleiding beoogt met betrekking tot de doelstelling de student voor te bereiden op zelfstandige beroepsuitoefening in functies waarin wordt omgegaan met grote complexiteit.
Eindtermen masteropleiding HS • De alumnus kan zelfstandig vraagstukken op het gebied van gezondheidsbeleid en management, in het bijzonder op mesoniveau, identificeren en analyseren en weet daarbij (zelfstandig) relevante kennis en inzichten uit de bestuurskunde en bedrijfswetenschappen in een gezondheidszorgcontext te plaatsen en toe te passen alsmede de effecten van technologie daarbij te betrekken. QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
• De alumnus is in staat om zelfstandig een probleemstelling en een onderzoeksontwerp te ontwikkelen. Hij heeft het vermogen om complexe gezondheidswetenschappelijke problemen en vraagstukken te analyseren, te evalueren en hiervoor mogelijke oplossingen te onderzoeken en te ontwerpen met behulp van instrumenten en technieken uit de beleidswetenschappen en organisatiekunde. Hij kan dat doen in een wetenschappelijke omgeving en kan deze wetenschappelijke benadering gebruiken als ondersteuning in beleids- en organisatieprocessen. • De alumnus is in staat om zelfstandig de effecten te beoordelen van beleidsmatige en organisatorische ingrepen op prevalentie en incidentie van ziekte en gezondheid onder andere met gebruikmaking van epidemiologisch onderzoek.
Dublin-descriptor Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalwetenschappelijke en ethische verantwoordelijkheden die zijn verbonden aan de toepassing van de eigen kennis en oordelen.
Oordeelsvorming
Doelstelling masteropleiding HS De opleiding beoogt studenten te motiveren tot zelfstandig oordeelsvermogen en hen te helpen een kritische houding te ontwikkelen. De opleiding beoogt met betrekking tot deze doelstelling de student de vaardigheden aan te reiken om zelfstandig het denk- en handelingsrepertoire uit te bouwen en consequenties van ethisch en normatief handelen te overzien, te begrijpen en bij te sturen.
Eindtermen masteropleiding HS
• Een alumnus is in staat om zelfstandig ethische, normatieve en maatschappelijke consequenties van wetenschap en technologieontwikkeling te overzien. • Een alumnus kan zelfstandig (inter)nationale gezondheidssystemen en -uitvoeringspraktijken naar hun politieke, economische en sociaal-culturele context kritisch waarderen, en daarbij aandacht schenken aan de maatschappelijke, professionele en organisatorische effecten van technologie. Tabel 1 Oordeelsvorming: Dublin-descriptor, doelstelling en eindtermen van de masteropleiding Health Sciences
Dublin-descriptor
Communicatie
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of nietspecialisten.
Doelstelling masteropleiding HS De opleiding beoogt studenten toe te rusten met een repertoire van handelingsalternatieven voor effectief, situationeel communiceren. De opleiding beoogt met betrekking tot deze doelstelling de student de vaardigheid te verschaffen het denk- en handelingsrepertoire zelfstandig uit te bouwen.
Eindtermen masteropleiding HS
Leervaardig heden
•
De alumnus kan zelfstandig participeren, voorwaarden scheppen en optreden als intermediair in diverse groepen (vakgenoten en niet-vakgenoten en problemen, doelen, benaderingswijzen en oplossingen effectief (schriftelijk en mondeling, in het Engels) communiceren.
Dublin-descriptor Bezit de leervaardigheden die hem in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Doelstelling masteropleiding HS
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
57
Studenten toe te rusten met het vermogen tot kritische reflectie. De opleiding beoogt met betrekking tot de doelstelling de student de houding en vaardigheid mee te geven om zelfstandig en kritisch te reflecteren op het eigen handelen en het verder uit te bouwen.
Eindtermen masteropleiding HS •
58
De alumnus heeft het vermogen om lacunes in eigen kennis en vaardigheden te signaleren en is in staat om zelfstandig op eigen handelen te reflecteren omwille van het (verder) ontwikkelen van zijn vakbekwaamheid. De alumnus wordt voorbereid voor PhD-niveau.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Bijlage 2a.
Onderwijsprogramma bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen
Jaar
Kwartiel
Zorgkolom
I
I Verkenning
Flankerende kolom II Integratie
Primaire processen zorg
VII Organisatie (sociologie)
Project 1 (Problematiseren)
Interne organisatie Ontwerpen & evalueren van beleid
Externe organisatie Toepassing informatiesystemen
Recht voor de gezondheidszorg Project III (persp Beleid. Org)
Management, accounting & control
III
Praktijk van onderzoek & statistiek
Service management Methodologie & onderzoeksontwerp
I
II
Statistiek I
Redeneren, argumenteren & modelleren Onderz. meth. van evalueren en ontwerpen
Epidemiologie
Project II (persp. Uitv. Org.)
IX Methoden & Technieken
Management en organisatie
Beleidsaspecten van het zorgproces
III
BIII
VIII Organisatie (informatisering)
Inleiding Onderzoeksmethoden
Beleid maken
BII
IV
VI Organisatie (organisatiewetenschap)
Organisatie en informatiesystemen
Organisatie van het zorgproces
I
II
V Beleidswetenschap
Economie van de gezondheidszorg
BI
IV
IV Economie /financiën Economie (micro & macro)
II III
III Ondersteunende zorgvakken
M&T kolom
Project IV (technology assessment) Wetenschapsvisies & ethiek
Voorbereiden van onderzoek
Onderwijsprogramma masteropleiding Health Sciences
Kwartiel
Semester
Bijlage 2b.
Leerlijn Policy
Organisation
Technology Assessment
M&T
Health and Health Systems
1
Modeling Public Health Problems Organisational Aspects of Applying Medical Technology
I
2
Technology Policy in Health Care (Elective course II)
Management of Technology in Health Care (Elective course I)
Effective Health Care technology
Master Class Health Sciences Methodology
3 II
Advanced Methods and Techniques in Health Care Research
Masterthesis Health Sciences
4
60
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
2.
De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Algemene Gezondheidswetenschappen 56851 bachelor wo 180 EC BSc voltijd Amsterdam 31 december 2007
Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Algemene Gezondheidswetenschappen 66851 master wo 60 EC MSc voltijd Amsterdam 31 december 2007
Het bezoek van de commissie aan de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam vond plaats op 15 en 16 maart 2007.
2.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen wordt georganiseerd en uitgevoerd door de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen (FALW) van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) in samenwerking met de Faculteiten der Geneeskunde, Psychologie en Pedagogiek, Bewegingswetenschappen, Sociaal-Culturele Wetenschappen en Economie en Bedrijfskunde. De faculteit verzorgt vijftien verschillende opleidingen, georganiseerd in twee scholen: de School for Life Sciences en de School for Earth and Environmental Sciences. De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen maakt deel uit van de School for Life Sciences, waarbinnen ook de bacheloropleidingen Biologie en Biomedische Wetenschappen en de masteropleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen, Biologie, Biomedische Wetenschappen, Ecology, Biomolecular Sciences, Neurosciences en Management, Policy-analysis and Entrepreneurship zijn ondergebracht. Binnen beide Schools zijn zowel de brede als de specialistische masteropleidingen sterk gerelateerd aan onderzoekszwaartepunten binnen de faculteit en onderzoekscholen waarin de faculteit participeert. Ten behoeve van de bachelor- en masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen is in februari 2003 het Instituut voor Gezondheidswetenschappen (IGW) opgericht bij de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen. Het IGW heeft tot taak het verrichten van onderzoek en onderwijs op het terrein van de gezondheidswetenschappen. Het IGW heeft een belangrijke inbreng in het onderwijs in de QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
61
bacheloropleiding en is daarnaast het primair verantwoordelijke instituut voor het onderwijs in de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen. Het instituut bestaat uit vijf afdelingen, waarvan vier (in casu de afdelingen Health Technology Assessment & Health Economics, Preventie & Volksgezondheid, Voeding & Gezondheid en Infectieziekten) corresponderen met de belangrijkste richtingen in de masteropleiding en de vijfde, de afdeling Methodologie en Statistiek, niet alleen het onderwijs op dit terrein bij de bachelor- en masteropleiding Gezondheidswetenschappen verzorgt, maar ook bij de opleidingen Biologie en Biomedische Wetenschappen. De School for Life Sciences en de School for Earth and Environmental Sciences zijn ondergebracht in een onderwijsinstituut, dat onder leiding staat van een onderwijsdirecteur. De onderwijsdirecteur heeft, onder eindverantwoordelijkheid van het faculteitsbestuur, beleidsvoorbereidende en uitvoerende taken op het gebied van het onderwijs en is voor onderwijsaangelegenheden de eerste adviseur van het bestuur. De onderwijsdirecteur adviseert het faculteitsbestuur omtrent het te voeren onderwijsbeleid, de onderwijsorganisatie en de benodigde onderwijsvoorzieningen, en houdt toezicht op de uitvoering van de onderwijs- en examenregelingen en de kwaliteitszorg. Daarnaast is de directeur namens het faculteitsbestuur verantwoordelijk voor de organisatie en coördinatie van het onderwijs en belast met toezicht op de verdeling van onderwijstaken, financiële onderwijsmiddelen, bevorderen van de onderwijskwaliteit en de interne onderwijsvoorlichting.
2.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
Niet van toepassing.
2.2.
Het beoordelingskader
2.2.1.
Doelstellingen opleiding
F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving: De bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen oriënteert zich binnen het domeinspecifieke referentiekader over de volle breedte: zowel op micro-, meso- en macroniveau als op de terreinen van preventie, cure en care. Binnen de verschillende masterdifferentiaties kan de student vervolgens het accent leggen op een bepaald domein van de gezondheidswetenschappen. De bachelorfase is vooral analytisch gericht, de masterfase zowel analytisch als interventiegericht. De opleiding beoogt onderzoekscomptenties op bachelor- dan wel masterniveau te realiseren. Wat betreft de bacheloropleiding geeft die aan niet primair te beogen een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te geven, maar in eerste instantie voor te bereiden op een aansluitende masteropleiding. De opleidingen beschikken over een uitgewerkt stelsel van doelstellingen en eindtermen. Dit wordt hieronder toegelicht. Bacheloropleiding Volgens het zelfevaluatierapport Gezondheidswetenschappen: •
•
62
is
het
doel
van
de
bacheloropleiding
Algemene
de student theoretische en praktische basiskennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de gezondheidswetenschappen die noodzakelijk zijn om een masteropleiding in het domein van de gezondheidswetenschappen te volgen (aan de VU dan wel een andere universiteit in binnen- of buitenland). De bacheloropleiding beoogt daarbij een evenwicht te bereiken tussen voldoende breedte en voldoende diepgaande disciplinaire vakkennis. de student kennis te laten maken met gezondheidswetenschappelijk onderzoek, in casu het voorbereiden, uitvoeren en rapporteren daarvan;
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
• •
de maatschappelijke en persoonlijke vorming van de student te bevorderen, onder meer door het stimuleren van zelfstandigheid en onafhankelijkheid en het aanleren van communicatief gedrag en samenwerking; de student inzicht te geven in het belang van de discipline in een brede maatschappelijke, wijsgerige en historische context. De opleiding stimuleert een kritische attitude en bewustzijn met betrekking tot de morele en ethische dimensies van wetenschappelijk onderzoek en de toepassing daarvan.
De doelstellingen van de bacheloropleiding zijn vertaald in eindtermen, beschreven volgens de Dublindescriptoren (zie bijlage 1a). Masteropleiding De primaire doelstellingen van de masteropleiding kunnen als volgt worden samengevat: • • • • •
de student verwerft diepgaande theoretische en praktische kennis, inzicht en vaardigheden in het gekozen deelgebied van de gezondheidswetenschappen, zodat hij in staat is een professionele functie op academisch niveau in de sfeer van de gezondheidswetenschappen te vervullen; de student verwerft een startcompetentie met betrekking tot het zelfstandig voorbereiden, uitvoeren en rapporteren van wetenschappelijk onderzoek; de student bereikt een zodanige maatschappelijke en persoonlijke vorming dat hij zelfstandig en onafhankelijk kan functioneren, professioneel kan communiceren en samenwerken; de student verwerft inzicht in de plaats en de rol van de discipline binnen het geheel der (levens- en medische) wetenschappen alsook binnen de maatschappij; de student maakt zich een bewustzijn en een kritische attitude eigen met betrekking tot de morele en ethische dimensies van (gezondheids)wetenschappelijk onderzoek en de toepassing daarvan.
De doelstellingen van de masteropleiding zijn vertaald in eindtermen, beschreven volgens de Dublindescriptoren (zie bijlage 1b). De eindkwalificaties van de masteropleiding sluiten over het algemeen aan op de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk. Dit blijkt uit de contacten van de docenten met het werkveld, de stages en het onderzoek onder afgestudeerde masterstudenten. Er heeft nog geen systematisch onderzoek plaatsgevonden naar de aansluiting van de doelstellingen op eisen van het beroepenveld, maar de opleiding is voornemens een adviesraad in te stellen die periodiek geraadpleegd wordt ten aanzien van doelstellingen, inhoud en inrichting van het curriculum. Er is nog nauwelijks ervaring van de opleiding met de aansluiting van afgestudeerde bachelorstudenten op de arbeidsmarkt. De bachelorkwalificaties leiden in eerste instantie naar de masteropleiding. De opleiding geeft zelf aan dat de arbeidsmarkt nog niet is ingericht op afgestudeerde bachelors. Uit gesprekken met vertegenwoordigers uit het werkveld blijkt dat zij over het algemeen de voorkeur geven aan een afgestudeerde masterstudent, maar dat sommige afnemers mogelijkheden voor de functie van onderzoeksassistent niet a priori afwijzen. De opleiding heeft een internationaal benchmark uitgevoerd en vergelijkt zichzelf qua visie, doelstellingen en niveau met opleidingen in Europa en de Verenigde Staten. De belangrijkste en meest vergelijkbare daarvan zijn de bacheloropleidingen Public Health van de universiteit van Kopenhagen en van de universiteit van Bielefeld en de (postinitiële) masteropleiding Public Health van de Harvard School of Public Health, de (eveneens postinitiële) masteropleiding Global Health Sciences van de University of Oxford en de masteropleidingen Public Health van de universiteit van Kopenhagen en van de universiteit van Bielefeld. Oordeel: De commissie komt tot het volgende oordeel. De eindtermen van de bacheloropleiding vormen een adequate vertaling van de doelstellingen van de opleiding en geven een goede beschrijving van wat van een gezondheidswetenschapper wordt verwacht. Er wordt aandacht besteed aan zowel wetenschappelijke als professionele eisen. De commissie constateert dat er een ambitieus pakket van eindtermen in de
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
63
bacheloropleiding is gedefinieerd dat de volle breedte van het domeinspecifieke referentiekader beslaat: zowel het micro-, meso- en in mindere mate het macroniveau als de terreinen van preventie, cure en care. Het te bereiken niveau van eindtermen dat daarbij wordt beoogd is hoog. De opleiding kenmerkt zich door een stevige biomedische oriëntatie. Voor de masteropleiding zijn algemene eindtermen beschreven en specifieke eindtermen voor de vijf masterdifferentiaties (Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg, Preventie en Volksgezondheid, Voeding en Gezondheid, International Public Health en Infectieziekten). De eindtermen vormen een adequate vertaling van de doelstellingen van de opleiding. De opleiding beoogt in eerste instantie op te leiden tot wetenschappelijk onderzoeker. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving: De eindtermen van de bacheloropleiding zijn beschreven volgens de vijf Dublin-descriptoren en hieronder samengevat (voor de volledige beschrijving zie bijlage 1a). Bacheloropleiding Kennis en inzicht. In de eindtermen van de bacheloropleiding worden kennis van en inzicht in het vakgebied zeer uitgebreid beschreven. Aan de orde komen onder andere: de structuur en het functioneren van de gezondheidszorg, de maatschappelijke en culturele context van gezondheid, nationale en Europese regelgeving ten aanzien van de gezondheidszorg, biomedische basiskennis, de relatie tussen verschillende aspecten van leefstijl (voeding, bewegen, seksueel gedrag, roken, et cetera) en gezondheid, de basisprincipes van de farmacologie en farmacotherapie, uitgangspunten en strategieën van programma’s voor gezondheidsbevordering, psychologische en biologische basiskennis en epidemiologische en statistische basisprincipes en instrumentarium. Toepassen van kennis en inzicht komt onder andere aan de orde in vaardigheden met betrekking tot het uitvoeren, opzetten en analyseren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek, literatuuronderzoek, epidemiologisch onderzoek, interventieonderzoek en experimenteel onderzoek. Studenten leren een specifieke gezondheidswetenschappelijke vraagstelling te definiëren, hypothesen te formuleren en bijbehorende strategie te bepalen, multidisciplinair te denken en verbanden te leggen tussen verschillende informatiebronnen. Oordeelsvorming komt onder andere aan de orde in het verzamelen en interpreteren van relevante wetenschappelijke literatuur in het vakgebied, het ontwikkelen van een academische attitude en in reflectie op het eigen functioneren zodat een weloverwogen keuze gemaakt kan worden voor een vervolgopleiding (masteropleiding), dan wel voor het functioneren op de arbeidsmarkt. Communicatievaardigheden worden beschreven in termen van mondeling en schriftelijk presenteren van gezondheidswetenschappelijk (literatuur)onderzoek afgestemd op de toehoorder, zelfstandig en in groepsverband functioneren en door interdisciplinaire samenwerking te faciliteren. Leervaardigheden: in de eindkwalificaties wordt beoogd dat de bachelorstudent de vaardigheid en de attitude verwerft om zijn studie voort te zetten en bereidheid om tijdens de verdere loopbaan te blijven leren, zichzelf verder te ontwikkelen, en bij te dragen aan het vakgebied. Masteropleiding Voor de masteropleiding zijn algemene eindtermen gedefinieerd volgens de Dublin-descriptoren en eindtermen per differentiatie (voor de volledige beschrijving zie bijlage 1). De vijf differentiaties zijn niet bedoeld als alternatieve opleidingen, maar beogen de student in staat te stellen om accenten binnen de opleiding te plaatsen in een bepaald domein van de gezondheidswetenschappen. Er is dan ook een belangrijke overlap in de eindtermen van de differentiaties, met name daar waar het gaat om de aspecten onderzoek, communicatie, oordeelsvorming en leervaardigheden. De vakinhoudelijke eindtermen zijn meer specifiek voor de verschillende differentiaties. 64
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Kennis en inzicht. De eindtermen in de masteropleiding beschrijven een meer gespecialiseerd niveau van actuele theorieën en wetenschappelijk onderzoek binnen de subdiscipline. Er is sprake van kennis van geavanceerde statistische, epidemiologische en sociaalwetenschappelijke methoden en relevante computerprogramma’s. Toepassen van kennis en inzicht komt aan de orde bij het opzetten en uitvoeren van gezondheidswetenschappelijk onderzoek en doelmatigheidsonderzoek, multidisciplinair denken, efficiënt verzamelen van wetenschappelijke informatie en samenwerken met beleidsvoerders, zorgverleners en onderzoekers in multidisciplinair samengestelde groepen. Oordeelsvorming komt aan de orde in het verder ontwikkelen van een hoog normbesef met betrekking tot onderzoek en ‘waarheid’, een academische attitude gericht op het zelfstandig kritisch kunnen analyseren van voor het vakgebied relevant wetenschappelijk onderzoek met oog voor de technische, methodische en ethische aspecten en begrenzingen van (interdisciplinair) onderzoek en het vanuit een interdisciplinaire invalshoek kunnen interpreteren van resultaten van onderzoek in termen van bruikbaarheid voor zowel preventie als gezondheidszorgbeleid. Communicatievaardigheden zijn beschreven in termen van mondeling en schriftelijk presenteren van resultaten van onderzoek op het niveau van de toehoorder (zowel wetenschappelijk als nietwetenschappelijk) en inhoudelijk bijdragen aan wetenschappelijke discussies. Daarnaast het op niveau kunnen communiceren met zowel experts uit het vakgebied alsook met patiënten en consumenten, interdisciplinair samenwerken en daarmee een brugfunctie vervullen en aanbevelingen voor onder meer beleid, preventieprogramma’s en interventies aan derden kunnen uitleggen. De leervaardigheden geven aan dat de afgestudeerde master in staat is te reflecteren op verworven kennis en vaardigheden en het eigen functioneren, zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden aan te leren in het kader van levenslang leren in de beroepspraktijk. De afgestudeerde is bekend met de algemene internationale gezondheidswetenschappelijke tijdschriften en met de vaktijdschriften in de desbetreffende subdiscipline en gebruikt deze voor kennisverwerving. In bijlage 1b worden de eindtermen per differentiatie nader gespecificeerd. Oordeel: De opleiding heeft aangetoond dat de doelstellingen en eindtermen aansluiten bij de Dublin-descriptoren. De beschrijving van de eindtermen van de bacheloropleiding zijn ambitieus. Ze beslaan de volle breedte van het vakgebied en beogen daarbij een hoog niveau te bereiken. Er is veel aandacht voor biologische en medische kennis en kennis op het gebied van epidemiologie, psychologie, sociale wetenschappen en beleid en management. Voor de masteropleiding zijn zowel algemene eindtermen beschreven als specifieke eindtermen per masterdifferentiatie gericht op beroepsuitoefening in de praktijk van de subdiscipline. Vergeleken met de bacheloropleiding zouden de eindtermen van de masteropleiding volgens de commissie juist wat ambitieuzer geformuleerd mogen worden om het eindniveau van de masteropleiding nadrukkelijker te onderscheiden van het eindniveau van de bacheloropleiding. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
65
Beschrijving: Bacheloropleiding De oriëntatie van de opleiding is wetenschappelijk op bachelorniveau. De wetenschappelijke oriëntatie komt direct tot uiting in de koppeling met onderzoek. Het onderwijs wordt vrijwel zonder uitzondering verzorgd door afdelingen waarvan het onderzoek behoort tot het domein van de gezondheidswetenschappen. Tevens zijn in alle jaren van de bacheloropleiding onderzoeksprojecten geprogrammeerd. De opleiding geeft aan dat de bacheloropleiding niet primair beoogt een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te geven, maar in eerste instantie voorbereidend is op een aansluitende masteropleiding. Studenten met een bachelordiploma Algemene Gezondheidswetenschappen van de VU hebben directe toegang tot de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en tot de richting Public Health Research van de masteropleiding Biomedische Wetenschappen. Onder voorwaarden en met een beperkt aansluitingsprogramma worden zij ook toegelaten tot de Educatie-variant van de masteropleiding Biomedische Wetenschappen, waarbinnen een eerstegraads lesbevoegdheid Biologie wordt verkregen. Masteropleiding De oriëntatie van de opleiding is wetenschappelijk op masterniveau. De wetenschappelijke oriëntatie komt direct tot uiting in de koppeling met onderzoek. Het masteronderwijs wordt verzorgd door afdelingen met een onderzoeksprogramma in het domein van de gezondheidswetenschappen. Afgestudeerden in de Algemene Gezondheidswetenschappen zullen werkzaam zijn op de terreinen van volksgezondheidsonderzoek (‘public health research’), communicatie in de gezondheidszorg, voorlichting en preventie, en beleid en organisatie van de zorg. De masteropleiding beoogt uitdrukkelijk een startkwalificatie voor deze arbeidsmarkt te geven, zowel voor beroepen in de onderzoekssfeer als daarbuiten. De grote investering die de faculteit heeft gedaan in de opbouw van een Instituut voor Gezondheidswetenschappen, waar onderwijs en onderzoek de kernactiviteiten zijn, is gemotiveerd vanuit deze erkenning van de noodzaak van een hechte inbedding van het onderwijs in het onderzoek. Wat betreft de oriëntatie van de bacheloropleiding op de aansluitende masteropleidingen constateert de commissie dat de inrichting van de bacheloropleiding bijzonder breed georiënteerd is en dat ook niet alle onderdelen van de bacheloropleiding noodzakelijk zijn als voorkennis voor de inhoudelijk van elkaar verschillende masterdifferentiaties. Deze brede oriëntatie van de bacheloropleiding geeft studenten vooral de gelegenheid om zich uitgebreid te oriënteren op de verschillende masterdifferentiaties. Hoewel de commissie het belang van biomedische kennis voor een afgestudeerde gezondheidswetenschapper onderschrijft om te kunnen communiceren met professionals in het werkveld, lijkt bijvoorbeeld voor de masterdifferentiatie Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg de biomedische kennis in de bacheloropleiding wel erg uitgebreid, terwijl er relatief weinig aandacht is voor kennis van beleid en organisatie ter voorbereiding op deze masterdifferentiatie. De commissie pleit voor meer gerichte voorsorteerprogramma’s naar de verschillende masterdifferentiaties. Dit geldt nog in grotere mate voor de zijinstromers, die een standaardschakelprogramma krijgen aangeboden waarbij vrijwel niet wordt gedifferentieerd naar vooropleiding. Wat betreft de oriëntatie van de masteropleiding om afgestudeerden af te leveren die in staat zijn geheel zelfstandig onderzoek te doen, merkt de commissie op dat dit in een iets ander licht is komen te staan door de gesprekken die de commissie heeft gevoerd met masterstudenten die de tweejarige biomedische researchmasteropleiding Public Health Research volgen. In deze constructie stromen studenten na de masteropleiding Gezondheidswetenschappen voor een tweede masterjaar in de researchmasteropleiding Public Health Research, aangezien de eigen masteropleiding niet de status van een tweejarige masteropleiding heeft verkregen. De eindkwalificatie om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen, wordt in het tweede masterjaar verder gerealiseerd. Hierbij wil de commissie benadrukken dat vertegenwoordigers uit het afnemend veld in principe tevreden zijn over het niveau en de zelfstandigheid die van een afgestudeerde master Gezondheidswetenschappen verwacht mogen worden, maar dat zij voor functies als onderzoeker een afgestudeerde researchmaster zouden prefereren. Ook gezien de grote belangstelling voor studenten voor dit traject lijkt een tweejarige masteropleiding Gezondheidswetenschappen in de toekomst wenselijk. Voor meer beleidsgerichte functies voldoet de eenjarige masteropleiding.
66
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Oordeel: De wetenschappelijke oriëntatie van zowel de bachelor- als de masteropleiding komt tot uiting in de focus die wordt gelegd op wetenschappelijk onderzoek. De commissie onderstreept het belang van de oprichting van een Instituut voor Gezondheidswetenschappen met als taak het verrichten van onderwijs en onderzoek op het terrein van de gezondheidswetenschappen, waarmee hechte inbedding van onderzoek in het onderwijs wordt bereikt. De arbeidsmarktpositie van de bachelorafgestudeerden is nog onbekend. Vrijwel alle studenten zijn van plan een aansluitende masteropleiding te volgen. De commissie stelt vast dat de bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen van de VU de afgestudeerde rechtstreeks toegang geeft tot ten minste één masteropleiding op universitair niveau. De masteropleiding geeft een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Dat geldt in elk geval voor vier van de vijf differentiaties. De commissie is van mening dat de eindkwalificaties van de masterdifferentiatie Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg nog onvoldoende worden waargemaakt, vanwege het ontbreken van voldoende specifieke kennis en vaardigheden met betrekking tot beleid en organisatie van de zorg. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende. 2.2.2.
Programma
Beschrijving van de programma’s: De opbouw van het programma is opgenomen in bijlage 2. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving: Bacheloropleiding De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen is een wetenschappelijke opleiding die de basis legt en een eerste aanzet geeft voor wetenschappelijke verdieping en het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, zodat studenten een startkwalificatie als onderzoeker in een hierna volgende masteropleiding kunnen verwerven. De interactie met onderzoek krijgt expliciet gestalte in de opvolgende serie van onderzoeksgerichte onderwijseenheden in de drie bachelorjaren. In het eerste jaar is dit het diabetesproject, in het tweede jaar het project medicijngebruik en in het derde jaar de wetenschappelijke stage. Daarnaast kent elk van de bachelorjaren een of meer modulen gericht op onderzoeksmethodologie.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
67
Masteropleiding De masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen richt zich op wetenschappelijke verdieping binnen de vijf masterdifferentiaties. Het aanleren van vaardigheden voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek wordt bewerkstelligd via methodologisch georiënteerde cursussen en via de wetenschappelijke stage. Het merendeel van de onderwijsgevende staf heeft naast onderwijs ook hoogwaardig onderzoek in het takenpakket, waardoor de nieuwste inzichten en theorieën voortkomend uit het onderzoek direct toegepast kunnen worden in het onderwijs. Het wetenschappelijk onderzoek van de onderwijsgevende staf vindt vooral plaats binnen de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen en het VU medisch centrum. Oordeel: Wetenschappelijk onderzoek is stevig verankerd in het onderwijs. Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen onderwijs en onderzoek binnen de gezondheidswetenschappen. Studenten kunnen bij de bachelor- en de masterstage aansluiten bij lopend onderzoek van de staf. De opleiding heeft voldoende verbanden met de beroepspraktijk en integreert actuele kennis uit de beroepspraktijk in het onderwijs en maakt gebruik van expertise uit de praktijk door middel van gastcolleges. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving: Bacheloropleiding Het eerste jaar van de bacheloropleiding heeft naast de inhoudelijke doelstellingen een oriënterende en selecterende functie. In een verplicht programma wordt de student kennis bijgebracht aangaande gezondheid en daaraan gerelateerde problematiek, de normaal functionerende, gezonde mens en de historische ontwikkeling, structuur en werking van de gezondheidszorg. Het tweede jaar biedt een verdere oriëntatie binnen de gezondheidswetenschappen en beoogt een verdieping van kennis, inzicht en vaardigheiden op deelgebieden. Het derde jaar bestaat uit een ruim keuzeprogramma dat de student de keuze biedt om zich breed te oriënteren binnen de verschillende vakgebieden of om zich juist te oriënteren op een van de vijf differentiaties binnen de masteropleiding. In het derde jaar is tevens plaats voor de bachelorstage van twaalf weken, waarbij studenten onderzoeksvaardigheden verdiepen en kennismaken met het arbeidsveld en de verplichte cursus Oriëntatie op Studie en Loopbaan. De eindtermen van de bacheloropleiding kunnen volgens het zelfevaluatierapport worden opgesplitst in drie onderdelen: • • •
biomedische, gedragswetenschappelijke en sociaalwetenschappelijke kennis; gezondheidswetenschappelijke expertise en vaardigheden; academische vaardigheden.
De commissie acht de biomedische, gedragswetenschappelijke en sociaalwetenschappelijke kennis ruim voldoende aanwezig in het onderwijsprogramma. Met betrekking tot de gezondheidswetenschappelijke expertise en vaardigheden is de commissie van mening dat het kennisaspect voldoende aanwezig is, zij het dat kennis van beleid en organisatie van de gezondheidszorg voor een aanzienlijk deel is ondergebracht in het keuzeaanbod. De voor een gezondheidswetenschapper specifieke vaardigheden met betrekking tot “het op niveau kunnen communiceren met zowel experts uit het vakgebied maar ook met patiënten en consumenten, interdisciplinair samenwerken en daarmee een brugfunctie vervullen en aanbevelingen voor beleid, preventieprogramma’s, interventies e.d. aan derden kunnen uitleggen” worden volgens de commissie echter onvoldoende systematisch aangeleerd.
68
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Met betrekking tot de academische vaardigheden merkt de commissie op dat ze het positief vindt dat de opleiding een start heeft gemaakt met een leerlijn van algemene en academische vaardigheden die verweven wordt in verschillende cursussen door het gehele curriculum. Vaardigheden met betrekking tot het multidisciplinair karakter van de opleiding blijven daarbij echter nog onderbelicht. Masteropleiding De eindtermen van de masteropleiding kunnen volgens het zelfevaluatierapport worden opgesplitst in drie onderdelen: • • •
gezondheidswetenschappelijke expertise; onderzoeksvaardigheden; algemene en academische vaardigheden.
De commissie acht de verschillende onderdelen voldoende aanwezig in het onderwijsprogramma, echter in mindere mate voor de masterdifferentiatie Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg. Oordeel: De bacheloropleiding beschikt over een zeer uitgebreid pakket van eindtermen met een stevig theoretisch kader en aandacht voor algemene academische vaardigheden (zoals informatie zoeken, schrijven, presenteren, analyseren, synthetiseren, onderzoeken) die in het programma voldoende tot uiting komen. Vaardigheden die meer gericht zijn op persoonlijke ontwikkeling en functioneren als multidisciplinair onderzoeker in de beroepspraktijk (communiceren, samenwerken, vaardigheden op het gebied van management en organisatie) zijn onvoldoende expliciet in het curriculum aanwezig. Wat betreft de masteropleiding acht de commissie de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma voor vier van de vijf masterdifferentiaties voldoende. De eindkwalificaties van de masterdifferentiatie Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg worden nog niet waargemaakt vanwege het ontbreken van voldoende specifieke kennis en vaardigheden met betrekking tot beleid en organisatie van de zorg. Het profiel van de afgestudeerde als wetenschappelijk onderzoeker en de gezondheidseconomische oriëntatie zou voor deze differentiatie volgens de commissie eerder de titel ‘Health Technology Assessment’ rechtvaardigen. 4 Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving: Bacheloropleiding In het zelfevaluatierapport wordt het onderwijsprogramma van de bacheloropleiding beschreven. Het eerste jaar bestaat uit verplichte cursussen, te weten een algemene basiscursus (waarin studenten enerzijds kennismaken met alle facetten van een belangrijk gezondheidswetenschappelijk probleem en anderzijds een inleiding krijgen in de humane biologie voor studenten met een vwo-M-profiel en een inleiding Gezondheidseconomie voor studenten met een vwo-N-profiel), een aantal cursussen gericht op de algemene gezondheid en het functioneren van de (gezonde) mens, een cursus gericht op het functioneren van de gezondheidszorg en een cursus gericht op epidemiologie en toegepaste biostatistiek. Ook het tweede jaar bestaat uit verplichte cursussen die deels een uitbreiding vormen van cursussen uit het eerste jaar (uitbreiding van epidemiologische basisvorming en toegepaste biostatistiek en van de biomedische basiskennis), maar vooral een verdere verdieping in de eigenlijke gezondheidswetenschappen en er wordt aandacht besteed aan de wetenschapstheoretische achtergrond van kennis en onderzoek. Ten tijde van hoor en wederhoor heeft de opleiding aangegeven deze aanbeveling van de commissie te zullen overnemen.
4
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
69
Daarnaast biedt het farmacologisch leeronderzoek studenten de mogelijkheid om een eigen onderzoek te doen en de verzamelde data zelf te analyseren en te rapporteren. In het derde bachelorjaar worden de kennis en het inzicht in de methodologie, epidemiologie en toegepaste biostatistiek die in de eerste twee jaar zijn vergaard verder uitgebreid en toegepast. De verplichte onderdelen gezondheidswetenschappelijk onderzoek in de praktijk en de bachelorstage vormen een afronding van de op onderzoek gerichte leerlijn. In de keuzecursussen kunnen de studenten zich breed oriënteren op en verdiepen in de verschillende deelgebieden van de gezondheidswetenschappen zoals die ook worden aangeboden in de differentiaties van de masteropleiding. De opleiding is bezig een leerlijn te ontwikkelen waarbij het onderwijs gericht op verwerving van algemene en academische vaardigheden door het curriculum wordt gevlochten. De keuze voor het serieel programmeren van de cursussen in korte intensieve onderwijsperioden van vier weken kan tot gevolg hebben dat de kennis onvoldoende beklijft. De samenhang is voor sommige studenten niet altijd even evident, hoewel anderen aangaven dat in latere fase van de opleiding het nut en de samenhang van de verschillende onderdelen duidelijker worden. Dit ondersteunt de noodzaak voor structureel overleg tussen docenten over de afstemming van de verschillende vakken waarbij steeds wordt teruggegrepen op eerder verworven kennis. Masteropleiding In het zelfevaluatierapport wordt betoogd dat de samenhang in de masteropleiding op verschillende wijzen wordt gewaarborgd in een onderzoeksleerlijn, een thematische benadering van de inhoudelijke onderdelen en de mogelijkheid om de door de student gewenste samenhang te realiseren door keuzeaanbod in de masteropleiding. De onderzoeksleerlijn komt tot uiting in de eerste twee cursussen in het programma die gericht zijn op uitbreiding van de methodologische expertise, deels toegespitst op het veld van de differentiatie en de onderzoeksstage. De meer inhoudelijke samenhang is verankerd in de thematische benadering binnen elke differentiatie: Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg, Preventie en Volksgezondheid, Voeding en Gezondheid, International Public Health en Infectieziekten. De plaats en de inhoud van de stage worden door de student zelf gekozen, uiteraard binnen de mogelijkheden van de stage-verlenende instituten. Daarbij speelt de opleiding (de desbetreffende mastercoördinator) een begeleidende rol. Oordeel: Het onderwijsprogramma van de bacheloropleiding ontwikkelt zich sinds de start van de opleiding, mede naar aanleiding van evaluaties van studenten, tot een meer en meer samenhangend curriculum. De opleiding speelt adequaat in op de verschillende vwo-profielen van de studenten. De opleiding is bezig een leerlijn te ontwikkelen waarbij het onderwijs gericht op verwerving van algemene en academische vaardigheden door het curriculum wordt gevlochten. Cursusleiders hebben inmiddels afspraken gemaakt in welke cursussen deze vaardigheden expliciet aan bod moeten komen en op welk niveau. De commissie vindt dat te weinig systematisch overleg plaatsvindt met betrekking tot meer inhoudelijke afstemming van leerdoelen en inhoud van de afzonderlijke cursussen in het curriculum en acht meer sturing vanuit de onderwijsdirectie noodzakelijk teneinde samenhang en niveau te waarborgen. 5 Ook het feit dat studenten niet altijd de samenhang zien in de serieel geprogrammeerde cursussen pleit voor betere afstemming van afzonderlijke cursussen door bijvoorbeeld in opvolgende cursussen terug te grijpen op de eerder verworven kennis. De samenhang in de masteropleiding is voldoende. De mastercoördinatoren spelen hierbij een belangrijke rol. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende.
Ten tijde van hoor en wederhoor heeft de opleiding aangegeven dat inmiddels wordt gewerkt aan een intensievere overlegstructuur, onder andere in de vorm van een jaaroverleg tussen docenten. 5
70
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving: Bacheloropleiding Bij het vaststellen van de normatieve studielast wordt een evenwichtige verdeling over en binnen de verschillende studiejaren nagestreefd. Het rooster is onderverdeeld in blokken van vier weken. Deze indeling past in de academische kalender van de VU, die is ingevoerd ter bevordering van de coördinatie tussen de roosters van de verschillende faculteiten, waardoor het volgen van keuzevakken bij andere faculteiten wordt vereenvoudigd. Binnen de cursussen wordt de studielast berekend volgens een systematiek waarin (werk)college-uren, practicumuren, literatuurstudie en zelfstudie worden uitgedrukt in studiebelastingsuren. De geprogrammeerde studielast is gebaseerd op 40 uur studie per week. Uit cursusevaluaties en gesprekken met studenten blijkt dat de studielast in de bacheloropleiding nogal kan verschillen per cursus, maar dat de feitelijke studielast gemiddeld niet hoger dan 30 uur per week lijkt te zijn. Dit suggereert dat de studielast aan de lage kant is, mede gezien het feit dat studenten na de nominale studieduur van drie jaar wel ongeveer 90% van de 180 studiepunten hebben gehaald. Het programma kent geen onnodige struikelblokken. Er zijn regels voor overgang naar het tweede en derde jaar. De commissie heeft van studenten geen klachten vernomen dat dit tot nodeloze studievertraging leidt. Masteropleiding In de masteropleiding komt de werkelijke studielast volgens studenten goed overeen met de geprogrammeerde en zijn er geen klachten over studeerbaarheid of onnodige struikelblokken. Oordeel: De studielast in de bacheloropleiding is aan de lichte kant. De studenten rapporteren dat er bij sommige cursussen minder uren gestudeerd wordt dan geprogrammeerd is. Er zijn geen factoren geconstateerd die de studievoortgang belemmeren. In de masteropleiding doen zich geen problemen voor. De werkelijke studielast is in overeenstemming met de geprogrammeerde studielast en er zijn geen struikelblokken geconstateerd. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving: Algemeen De opleiding heeft te maken met een grote en diverse instroom: voor de bacheloropleiding geldt dat alle vwo-profielen toegang geven en in de masteropleiding worden studenten van de eigen bacheloropleiding toegelaten, bachelors van andere opleidingen Gezondheidswetenschappen eventueel aangevuld met een individueel pre-mastertraject alsmede zijinstromers met een relevant hbo-diploma aangevuld met een premastertraject van maximaal 60 studiepunten. De instroom in de bacheloropleiding is toegenomen van 32 bij de start van de opleiding tot 172 studenten in 2006-2007. De masteropleiding kende in 2006-2007 een instroom van 84 studenten, die naar verwachting nog fors zal stijgen als gevolg van de groeiende studentenaantallen in de bacheloropleiding. De opleiding profiteert enerzijds van de populariteit van de studierichting Gezondheidswetenschappen, maar kampt anderzijds als gevolg van de snelgroeiende studentenaantallen met een krappe personele
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
71
situatie en knellende huisvesting. De opleiding heeft het maximum voor instroom in de bachelor vastgesteld op 175, maar vooralsnog geen maatregelen getroffen om dit te bewerkstelligen, terwijl de instroom in 2006-2007 is gestegen tot 172 en er geen concrete aanwijzingen zijn dat de groei zich heeft gestabiliseerd. 6 Bacheloropleiding De opleiding speelt adequaat in op de diversiteit van de instroom in de bacheloropleiding: voor studenten met een profiel Cultuur & Maatschappij en Economie & Maatschappij is er een gedifferentieerd inhaalprogramma. Docenten geven extra ondersteuning wanneer studenten daaraan behoefte hebben. In de voorlichting aan vwo-scholieren wordt scholieren met een profiel Economie & Maatschappij sterk aangeraden het vak Biologie 1 te kiezen en scholieren met het profiel Cultuur & Maatschappij Wiskunde A1, 2 of B1 én Biologie 1. Masteropleiding Studenten met een diploma van een aan Gezondheidswetenschappen gerelateerde bacheloropleiding hebben toegang tot de masteropleiding na toestemming van de examencommissie. Om eventuele deficiënties weg te werken, biedt de faculteit een pre-mastertraject van minimaal 3 en maximaal 60 studiepunten aan. De mastercoördinator adviseert de examencommissie met betrekking tot de invulling van het traject. Studenten met een afgeronde paramedische hbo-bacheloropleiding krijgen toelating tot de opleiding na afronding van een pre-mastertraject van 55-60 studiepunten. Het pre-mastertraject bestaat uit twee verplichte pre-mastercursussen, aangevuld met zes verplichte cursussen uit de bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen. De overige twee modulen worden afhankelijk van de keuze van de masterdifferentiatie ingevuld. Voor studenten met een diploma van de eigen bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen gelden formeel geen aanvullende toelatingseisen voor instroom uit de masteropleiding. Per masterdifferentiaties worden studenten echter wel geacht een of meer keuzevakken uit de bacheloropleiding te hebben gevolgd. Indien deze keuzevakken niet zijn gevolgd tijdens de bacheloropleiding, wordt van studenten verwacht dat zij deze deficiëntie zelf wegwerken. Oordeel: De opleiding is sinds de start sterk gegroeid. De instroom in de bacheloropleiding heeft het maximum bereikt. De commissie acht maatregelen om de groei te stoppen – zoals bijvoorbeeld het instellen van een instellingsfixus – noodzakelijk om de kwaliteit van de opleiding te blijven waarborgen. Er wordt adequaat ingespeeld op de diversiteit van de instroom. Voor de bacheloropleiding zijn standaardmaatregelen getroffen. Met betrekking tot toelating tot de masteropleiding voert de opleiding een flexibel toelatingsbeleid dat erop gericht is studenten met zeer verschillende achtergronden in principe te accommoderen. Het beleid is er in mindere mate op gericht om studenten met verschillende achtergronden op hetzelfde aanvangsniveau voor de masteropleiding (eindniveau bacheloropleiding) te brengen, met een grote diversiteit aan instroom tot gevolg. Per masterdifferentiatie wordt individueel maatwerk geleverd door bij elke student afzonderlijk vast te stellen of deficiënties weggewerkt moeten worden. In het licht van de groeiende instroom in de masteropleiding acht de commissie een gecoördineerd toelatingsbeleid voor alle masterdifferentiaties noodzakelijk. Voor studenten met een afgeronde paramedische hbo-opleiding wordt een grotendeels standaard pre-mastertraject aangeboden. Hier is volgens de commissie juist meer differentiatie op maat naar vooropleiding wenselijk. Voldoende aandacht voor beteugeling van de instroom en de stroomlijning van de diversiteit van de instroom is in de huidige situatie cruciaal om te kunnen garanderen dat de kwaliteit van het onderwijs en het eindniveau gewaarborgd blijft. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Ten tijde van hoor en wederhoor heeft de opleiding gemeld dat de vooraanmeldingscijfers voor 2007-2008 aangeven dat de groei van de instroom in de bacheloropleiding zich lijkt te stabiliseren. 6
72
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving: Het programma van de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen omvat 180 studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen omvat 60 studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel: Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving: Bacheloropleiding In de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen wordt het onderwijs over het algemeen gegeven in mengvormen van hoorcolleges, instructiecolleges, werkcolleges, practica, project- en probleemgestuurd onderwijs, schriftelijke werkstukken, presentaties en computerpractica. Het gebruik van activerende werkvormen wordt door de opleiding gestimuleerd en ondersteund met training van docenten. Door het bachelorprogramma heen is er aandacht voor brede academische vorming, zoals inzicht in de samenhang der wetenschappen, de maatschappelijke betekenis van de eigen discipline en de geschiedenis daarvan, en voor het verwerven van academische vaardigheden zoals het op niveau presenteren van eigen of groepswerk, zowel mondeling als schriftelijk. De curriculumevaluatie van 2005 en gesprekken met jaarvertegenwoordigers wezen uit dat meer aandacht moet komen voor het aanleren van mondelinge en schriftelijke presentatie. De opleiding is bezig een leerlijn te ontwikkelen waarbij het onderwijs gericht op verwerving van algemene en academische vaardigheden door het curriculum wordt gevlochten. Cursusleiders hebben inmiddels afspraken gemaakt in welke cursussen deze vaardigheden expliciet aan bod moeten komen en op welk niveau. In het derde jaar vindt de bachelorstage plaats. Het doel van de stage is een verdieping van de onderzoeksvaardigheden en kennismaking met het arbeidsveld. De stage wordt afgerond met een onderzoeksverslag en een mondelinge presentatie. Masteropleiding Bij de masteropleiding ligt de nadruk op de vaardigheden die betrekking hebben op het bedenken en doen van onderzoek en het toepassen van onderzoeksresultaten en wordt veel tijd ingeruimd voor het oefenen van een aantal methodologische concepten en de resultaten te kunnen vertalen naar aanbevelingen en/of beleid in het werkveld. Door de combinatie van vele opdrachten en papers en colleges van professionals uit de praktijk zijn de studenten in staat abstracte concepten te vertalen naar concrete onderzoeksvragen, waarnemingen en handelingen (deductie) en zijn ze tevens in staat om resultaten te beschrijven, te verwoorden, te vergelijken met literatuurgegevens en deze na analyse weer terug te vertalen naar nieuwe concepten (inductie). Door het doorlopen van de empirische cyclus zijn de studenten in staat onderzoek op te zetten en uit te voeren, maar ook in staat de resultaten kritisch te evalueren en oog te krijgen voor zowel de praktische als de ethische implicaties van onderzoek doen. In de masterstage wordt van studenten verwacht dat ze onder begeleiding van een supervisor een eigen onderzoek (geheel of gedeeltelijk) uitvoeren in een onderzoeksorganisatie, of binnen het uitvoerende werkveld. Deze stage onderscheidt zich van de bachelorstage door een grotere zelfstandigheid van de
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
73
student en hogere eisen die gesteld worden aan het eindverslag wat betreft zowel de omvang als de kwaliteit. De commissie heeft in gesprekken met alle delegaties expliciet aandacht besteed aan het verwerven van academische vaardigheden en in het bijzonder aan het samenwerken in een multidisciplinaire omgeving aangezien ze dat een essentieel aspect van deze opleiding acht. Uit gesprekken met studenten wordt bevestigd dat er meer structurele aandacht is voor vaardigheden als schrijven en presenteren. Ook rapporteren alle verschillende studentendelegaties gedurende de opleiding veelvuldig te moeten samenwerken aan opdrachten, maar het systematisch aanleren van samenwerkingsvaardigheden ontbreekt. Een enkele docent besteedt op eigen initiatief aandacht aan samenwerkingsvaardigheden. De opleiding streeft naar een adequate integratie van ICT-toepassing in het onderwijs, enerzijds door gebruik van de digitale leeromgeving Blackboard, anderzijds door het leren werken met verschillende algemene en meer specifieke programma’s. Oordeel: Het didactisch concept van de bacheloropleiding sluit grotendeels aan bij de doelstellingen van de opleiding. De opleiding voert een beleid op het gebruik van activerende werkvormen. De afbouw van het aantal hoorcolleges in het derde jaar van de bacheloropleiding kan in dat licht volgens de commissie nog verder worden doorgevoerd. De opleiding werkt aan een leerlijn academische vaardigheden in het curriculum. De aandacht voor het samenwerken in een multidisciplinaire omgeving komt nog onvoldoende tot uiting in het didactisch concept van de opleiding. In de masteropleiding ligt de nadruk meer op zelfstandig werken en op de vaardigheden die betrekking hebben op het bedenken en uitvoeren van onderzoek en het toepassen van onderzoeksresultaten. Er wordt gebruikgemaakt van diverse werkvormen. Het aantal hoorcolleges in de masteropleiding zou volgens de commissie verder moeten worden teruggebracht ten gunste van werkvormen die beter aansluiten bij de doelstellingen van de opleiding. De stage vervult een belangrijke rol in de voorbereiding van studenten op de beroepspraktijk. De digitale leeromgeving Blackboard wordt zowel in de bachelor- als in de masteropleiding bij alle cursussen ingezet in het onderwijs. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving: De opleiding kent een handleiding ‘Toetsen en beoordelen’, waarin doelstellingen, verantwoordelijkheden, organisatie en regelgeving zijn beschreven. De opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen. Voor het toetsen van kennis en inzicht worden tentamens (met name in de bachelor), schriftelijke opdrachten en/of mondelinge presentaties gebruikt. Toetsing van het toepassen van kennis en inzicht geschiedt door beoordeling van werkstukken, onder andere in de vorm van beleidsnota’s en onderzoeksverslagen en soms ook met tentamens. Oordeelsvorming wordt getoetst door middel van werkstukken en verslagen. Communicatie wordt getoetst door beoordeling van schriftelijke stukken en presentaties. Volgens de opleiding komt communicatie met name aan de orde in de vorm van samenwerking binnen een groep. Expliciete toetsing op samenwerken vindt echter niet systematisch plaats. Leervaardigheden ten slotte worden meer impliciet getoetst in met name opdrachten. Toetsing en beoordeling van stages geschiedt aan de hand van een beoordelingsformulier dat is opgenomen in de stage- en scriptiehandleiding. Bij de masterstage zijn twee docenten betrokken bij de beoordeling. De opleiding beoogt hiermee het beoordelingsproces transparant te maken voor zowel de docent als de student en de beoordeling minder docent-afhankelijk te maken. 74
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
In de studiegids zijn de toetsvormen per cursus vastgelegd. In geval van meerdere toetsvormen per cursus moeten alle onderdelen voldoende zijn. Informatie over de te tentamineren stof wordt in de studiehandleiding van elke cursus vermeld. Per jaar kan elke cursus eenmaal herkanst worden. Aan de eisen van het examen wordt voldaan wanneer alle onderdelen voldoende zijn. De commissie heeft een selectie van de tentamenopgaven en gemaakte tentamens bestudeerd en is op basis daarvan van oordeel dat de tentamens in het algemeen voldoende aansluiten op de stof en dat er voldoende variatie in toetsvormen wordt gehanteerd. Het niveau van de tentamens is in het algemeen voldoende. De commissie heeft tevens een aantal bachelor- en masterverslagen beoordeeld en kwam in de meeste gevallen tot een vergelijkbare beoordeling. In een enkel geval viel de beoordeling van een scriptie beduidend lager uit. De beoordelingen van met name de masterstages zijn aan de hoge kant en in die zin weinig onderscheidend. Ten aanzien van de rol van de examencommissie heeft de opleiding als verbeteractie geformuleerd dat de rol van de examencommissie bij de toetsing zich dient te ontwikkelen van controlerend achteraf naar een proactieve rol ten aanzien van kwaliteit van de toetsing onder andere door toe te zien op de controle en beoordeling van tentamens vooraf en door analyse van de tentamenuitslagen. De commissie wil hieraan toevoegen dat ook een actieve rol van de examencommissie noodzakelijk is bij het vooraf beoordelen van stageplannen en afstudeerprogramma’s teneinde het profiel en niveau van de opleiding te bewaken. Oordeel: Alles in aanmerking nemende stelt de commissie vast dat zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding door de beoordelingen, toetsingen en examens in het algemeen adequaat wordt getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Aandachtspunt is een actief toetsbeleid ten aanzien van academische vaardigheden en in het bijzonder op het aspect samenwerken. Beleid op standaardisering van toetsingscriteria en consistentie van toetsing is weliswaar ingezet, maar kan nog systematischer worden doorgevoerd. De examencommissie dient een actieve rol te spelen bij het vooraf beoordelen van de stageplannen en afstudeerprogramma’s teneinde het profiel en niveau van de opleiding te handhaven en te waarborgen. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Programma’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Programma’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende. 2.2.3.
Inzet van personeel
F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving: De opleiding wordt verzorgd door wetenschappelijk personeel van diverse afdelingen van de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen, het VU medisch centrum, de Faculteit Psychologie en Pedagogiek, de Faculteit Sociaal-Culturele Wetenschappen en de Faculteit Bewegingswetenschappen. De docenten zijn actief betrokken bij wetenschappelijk onderzoek en participeren in een groot aantal erkende interfacultaire, interuniversitaire en internationale onderzoeksverbanden. Het onderzoek van het wetenschappelijk personeel van de belangrijkste in de opleiding participerende instituten, het Instituut voor Gezondheidswetenschappen (FALW) en het Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
75
(EMGO Instituut) van het VU medisch centrum is ondergebracht in een aantal onderzoeksprogramma’s: ‘Diabetes and Overweight’, ‘Musculoskeletal Disorders’, ‘Common Mental Disorders’ en ‘Care and Prevention’. Deze onderzoeksprogramma’s zijn in 2005 als excellent beoordeeld door een internationale visitatiecommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het onderzoeksprogramma maakt deel uit van de onderzoeksschool CaRe, die is geaccrediteerd door de KNAW. Circa 80% van de docenten is gepromoveerd. In totaal zijn er twintig hoogleraren betrokken bij de opleiding, waarvan er tien doceren in het eerste jaar. De verankering van het onderwijs in de wetenschappelijke afdelingen van de faculteit staat zo borg voor een verankering van het onderzoek in het onderwijs. De opleiding geeft aan dat verscheidene docenten contacten hebben met de professionele praktijk, in de vorm van betrokkenheid in adviesorganen en samenwerkingsverbanden of via het eigen netwerk en betrekken hun ervaringen in het onderwijs. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van gastsprekers uit de praktijk en worden bij sommige cursussen ook excursies georganiseerd. Het aanbod aan stages wordt bovendien voor een groot deel door contacten van docenten met het beroepsveld bepaald en vormen daarmee een belangrijke link naar de praktijk. Studenten bevestigen dat docenten hun onderzoek betrekken bij het onderwijs. Wat betreft de betrokkenheid van docenten bij de beroepspraktijk geven ze aan dat dit nogal kan verschillen per docent. Gastcolleges van professionals uit de praktijk worden door studenten gewaardeerd. Oordeel: De commissie constateert zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding dat er veel belang wordt gehecht en aandacht wordt besteedt aan de koppeling van onderwijs en onderzoek. Het onderwijs wordt verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun vakgebied. Het onderzoek is van erkende kwaliteit. Docenten hebben voldoende binding met de beroepspraktijk waarvoor wordt opgeleid. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving: Bacheloropleiding Jaar
2005-2006 2004-2005 2003-2004 2002-2003
Aantal fte onderwijs 12,86 10,57 7, 94 3,90
Aantal ingeschreven studenten 313 237 170 85
Aantal behaalde diploma’s
Aantal studenten per fte onderwijs 33 12 -
24,31 22,43 21,42 21,96
Aantal afgestudeerden per fte onderwijs 2,56 1,14 -
In de afgelopen jaren is de staf-studentratio in de bacheloropleiding gestegen van circa 1:22 (studenten per fte onderwijsinzet) naar 1:24 (studenten per fte onderwijsinzet). De opleiding geeft aan dat de stafstudentratio momenteel te hoog is en dat dit leidt tot een hoge onderwijsbelasting voor veel docenten en in sommige gevallen de gewenste intensiteit van begeleiding belemmert. Er wordt gestreefd naar een stafstudentratio van 1:20. Volgens de opleiding zijn beschikbare middelen daartoe verantwoorde inzet van goedkopere (bijvoorbeeld student-assistenten) naast duurdere docenten, aanvullende bekostiging uit de onderwijsbeleidsruimte en stabilisering van het studentenaantal.
76
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Masteropleiding Jaar
2005-2006 2004-2005
Aantal fte onderwijs
Aantal ingeschreven studenten 4,40 1,94
66 21
Aantal behaalde diploma’s
Aantal studenten per fte onderwijs 18 -
Aantal afgestudeerden per fte onderwijs 15,00 4,09 10,84 -
De gunstige staf-studentratio in de masteropleiding is een gevolg van het feit dat in de startjaren de masteropleiding nog voor een (relatief) klein aantal studenten werd verzorgd. De opleiding verwacht dat de staf-studentratio met de toename van de studenteninstroom zal oplopen tot ca. 1:20. Oordeel: De commissie is van oordeel dat de personeelsinzet met de huidige staf-studentratio nog net toereikend is, mede dankzij de inspanningen die door de opleiding worden gedaan om knelpunten op te lossen wanneer die worden gesignaleerd. De commissie is samen met de opleiding van mening dat de staf-studentratio niet verder moet stijgen teneinde de opleidingen met de gewenste kwaliteit te blijven verzorgen. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving: De opleiding voert een actief beleid ten aanzien van de professionalisering van met name nieuwe docenten. De doelstelling is de professionele bekwaamheid van de docenten te bevorderen, zodat zij in staat zijn kwalitatief hoogwaardig onderwijs te verzorgen dat voldoet aan de eisen van deze tijd en effectief en flexibel aansluit bij de behoefte van de studenten. Het nog vrij jonge Instituut voor Gezondheidswetenschappen heeft een aanmerkelijk groei doorgemaakt, waarbij een deel van het nieuw aangestelde docenten nog weinig onderwijservaring had. Voor al deze docenten is deelname aan het professionaliseringstraject van één à anderhalf jaar van het Onderwijscentrum VU verplicht gesteld. Ook voor de ‘zittende staf’ biedt het Onderwijscentrum VU cursussen aan die zijn toegesneden op het onderwijs dat door de betreffende docent wordt gegeven, de specifieke behoeften die voortkomen uit nieuwe studieonderdelen of onderwijsvormen (ICT-toepassing, Blackboard, probleemgestuurd en activerend onderwijs), dan wel de specifieke problemen die in de onderwijsevaluaties zijn geconstateerd (studiehandleidingen, toetsen en beoordelen, presentatie). Het Hoofd van de School kan, in overleg met het direct leidinggevende afdelingshoofd, docenten aanwijzingen geven voor het volgen van cursussen van het Onderwijscentrum VU. De studenten zijn in het algemeen tevreden over de didactische vaardigheden van het wetenschappelijk personeel. Ze zijn ook tevreden over de toegankelijkheid van de docenten. Oordeel: De commissie komt tot een gezamenlijk oordeel zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding. De studenten zijn over het algemeen positief over de kwaliteiten van de docenten. De commissie heeft waardering voor het gevoerde professionaliseringsbeleid voor jonge, nieuwe docenten. Wat betreft het professionaliseringsbeleid voor docenten die al langer in dienst zijn, constateert de commissie dat de opleiding een minder proactief beleid voert waarbij hoofdzakelijk achteraf wordt ingespeeld op evaluaties van studenten en onderwijskundige en didactische ontwikkelingen. Om kennis actueel te houden en nieuwe competenties te ontwikkelen, is een leven lang leren noodzakelijk. De commissie acht het professionaliseringsbeleid in dat kader voor verbetering vatbaar. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
77
Oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende. 2.2.4.
Voorzieningen
F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving: De bachelor- en de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen maken gebruik van collegezalen, (kleine) werkgroepzalen, computerruimten, practicumzalen, bibliotheek en studiezalen. Alle collegezalen en werkgroepzalen op de VU-campus worden centraal beheerd door de Dienst Facilitaire zaken. De onderwijsruimten zijn of worden voorzien van alle noodzakelijke audiovisuele apparatuur. De onderwijsruimten in het W&N-gebouw zijn aan renovatie toe. Inmiddels is een aanvang gemaakt met grondige verbouwing en herinrichting van het gebouw. Daarnaast is de universiteit bezig met nieuwbouw. Tijdens de verbouwingen zijn verdere investeringen in het gebouw opgeschort en moeten docenten en studenten genoegen nemen met een niet altijd even optimale conditie van sommige onderwijsruimten. Studenten klagen echter niet over de onderwijsruimten met de verbeteringen in het vooruitzicht en de kwaliteit van het onderwijs lijkt er niet onder te lijden. Wat betreft de fysieke werkplekken van de bachelorstages constateert de commissie wel een probleem. Studenten geven aan dat er onvoldoende werkplekken beschikbaar zijn op de VU voor de bachelorstages. Er zijn volgens studenten ruim voldoende computers beschikbaar. Studenten aan de VU kunnen tegen een zeer aantrekkelijke prijs een VU-notebook met alle benodigde software bestellen en via het draadloze VU-netwerk heeft de student overal op de campus toegang tot internet. Alle studenten van de faculteit krijgen een persoonlijk e-mailadres en hebben de beschikking over een persoonlijke ruimte op de fileserver, waar zij bestanden kunnen bewaren. Met TIS (Tentamen Informatie Systeem) kunnen studenten op elk moment en overal ter wereld zelf hun geregistreerde studieresultaten inzien. Ze kunnen zich tevens via TIS inschrijven voor studieonderdelen. De opleiding maakt gebruik van de digitale leeromgeving Blackboard, die een belangrijke functie in de ondersteuning van het onderwijs heeft. Oordeel: De commissie komt tot een gezamenlijk oordeel zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding. Op grond van de informatie uit het zelfevaluatierapport en de rondleiding ter plaatse komt de commissie tot de conclusie dat de opleiding zich onder de huidige omstandigheden kan redden met betrekking tot de voorzieningen, mede door de positieve instelling en de inzet van docenten en studenten. Ze heeft er alle vertrouwen in dat de voorzieningen door de renovatie en de geplande nieuwbouw op termijn weer op orde zullen zijn. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende.
78
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving: Informatievoorziening De faculteit hanteert het VU-systeem ISIS+ voor de registratie en analyse van de tentamenresultaten en studievoortgangsresultaten. Studenten kunnen via het aan ISIS+ gekoppelde TIS hun resultaten altijd en overal online inzien. Op verzoek kunnen ze bovendien bij het studiesecretariaat een recente uitdraai van hun studieresultaten verkrijgen. Van studenten zijn geen klachten vernomen over de informatievoorziening. De opleiding stelt eisen aan toelating tot het tweede en derde jaar van de bacheloropleiding. Ze geeft daarbij aan dat onvoldoende structureel gecontroleerd wordt op de studievoortgang in verband met de toelating tot het tweede en derde jaar. Controle op studievoortgang bij de bachelorstage geschiedt handmatig, vraag is of dit met de groeiende studentenaantallen uitvoerbaar blijft. Studiebegeleiding Bachelorstudenten Algemene Gezondheidswetenschappen hebben een eigen studieadviseur. Studenten kunnen bij de studieadviseur terecht voor informatie over studieprogramma’s, speciale regelingen en loopbaanvoorlichting en bij studieproblemen en studievertraging. Zo nodig worden studenten doorverwezen naar andere instanties binnen de VU, zoals studentendecanen, studentenpsychologen of naar cursussen van het Onderwijscentrum VU of het Opleidingscentrum Studie en Loopbaan. In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding als doelstelling geformuleerd dat voor de kerstvakantie met alle eerstejaarsstudenten een individueel gesprek wordt gevoerd. Uit gesprekken met de opleiding bleek dat dit met de huidige studentenaantallen niet langer haalbaar is. Er is in 2006-2007 voor gekozen alleen studenten met tegenvallende resultaten op te roepen en via intekenlijsten een afspraak te laten maken. Eerstejaarsbachelorstudenten ontvangen voor 1 juli een studieadvies met betrekking tot voortzetting van de opleiding. Dit advies is niet bindend. Het eerste jaar heeft daarom ook een oriënterende en selecterende functie. Studenten krijgen goede begeleiding bij het vinden van een stage. In de bacheloropleiding zijn twee coördinatoren belast met het begeleiden van studenten naar een geschikte stageplaats op basis van hun voorkeur voor een onderwerp en bemiddelen daarbij met de stage-instellingen. Daarnaast zijn ze betrokken bij de verplichte cursus Oriëntatie op Studie, Loopbaan en Maatschappij. Studenten die al stage hebben gelopen en alumni worden bij deze cursus ingeschakeld. In de masteropleiding kunnen studenten voor studiebegeleiding met betrekking tot inhoudelijke studiezaken terecht bij de mastercoördinator. De mastercoördinator begeleidt studenten in samenwerking met de coördinatoren van de verschillende masterdifferentiaties bij het vinden van een stageplaats. Er worden stageterugkomdagen georganiseerd waar studenten presentaties verzorgen, maar ook eventuele problemen kunnen aankaarten. Voor begeleiding bij het samenstellen van het masterprogramma kunnen studenten ook terecht bij de coördinator van de betreffende masterdifferentiatie. Voor meer algemene en programmaoverstijgende zaken kunnen masterstudenten terecht bij de studieadviseur voor Algemene Gezondheidswetenschappen. Oordeel: In de bacheloropleiding is de studiebegeleiding voldoende. De informatievoorziening is adequaat en het studievoortgangssysteem werkt naar behoren. Aandachtspunt is het ontbreken van systematische controle op studievoortgang bij toelating tot het tweede en derde jaar. De commissie is positief over de studiebegeleiding in de masteropleiding. Studenten worden zeer adequaat begeleid bij het vinden van een geschikte stageplaats. Ook in de masteropleiding is de informatievoorziening en het studievoortgangssysteem op orde. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
79
Oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende. 2.2.5.
Interne kwaliteitszorg
F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving: Bachelor- en masteropleiding De opleiding geeft aan het kwaliteitssysteem te organiseren volgens de PDCA-cyclus. De cyclus richt zich in eerste instantie op het formuleren van toetsbare doelstellingen, vervolgens op het meten en registeren van de mate waarin deze doelstellingen zijn gerealiseerd en ten slotte op het formuleren van maatregelen om niet-bereikte doelstellingen wel te kunnen realiseren (verbeteracties), waarna de cyclus zich herhaalt. •
•
• • •
Cursusevaluatie: Cursussen worden volgens facultair beleid eens per twee jaar schriftelijk geëvalueerd. Aangezien het hier een jonge opleiding betreft en cursussen nog regelmatig worden bijgesteld, vindt evaluatie in praktijk frequenter plaats. De opleiding heeft meetbare streefdoelen geformuleerd ten aanzien van de cursusevaluaties. Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluaties formuleert het Hoofd van de School of Life Sciences verbeteracties en maakt hierover afspraken met de betreffende docent. Uitkomsten van de evaluaties worden in de opleidingscommissie besproken en met de studentenjaarvertegenwoordigers. Curriculumevaluatie geschiedt door middel van studenttevredenheidsenquêtes en mondeling overleg met de opleidingscommissie. Daarnaast is de opleiding van plan om alumni en het afnemend veld te betrekken bij de curriculumevaluatie. De opleiding heeft onlangs een alumni-onderzoek uitgevoerd. Verder wil ze een adviesraad instellen bestaande uit alumni en vertegenwoordigers van het afnemend veld, maar moet daarmee nog een start maken. De stage- en scriptieregeling speelt een rol in de kwaliteitsborging van de procedures en beoordeling van de stages. De examencommissie wordt ingeschakeld wanneer er problemen rond de beoordeling optreden. Professionalisering. Zie ook facet 14. Er wordt een actief professionaliseringsbeleid gevoerd ten aanzien van jonge docenten. De opleiding geeft aan dat de uitkomsten van de evaluaties nog onvoldoende worden betrokken bij professionalisering van docenten en wil dat de komende jaren aanpakken. Toetsen en beoordelen. De School for Life Sciences kent een beleidsdocument ‘Toetsen en beoordelen’ waarin doelstellingen, verantwoordelijkheden, organisatie, regelgeving en regels voor ‘good practice’ zijn beschreven. De opleiding ziet een sterkere rol voor de examencommissie in de kwaliteitscontrole van de toetsing.
Oordeel: De commissie heeft de beschikbare cursusevaluaties bestudeerd en heeft met studenten en docenten gesproken over de invulling van de interne kwaliteitszorg. Cursusevaluaties worden systematisch uitgevoerd en met alle betrokkenen bij de kwaliteitszorg besproken. Het Hoofd van de School speelt daarbij een centrale rol. Dat maakt het systeem tegelijk ook kwetsbaar, aangezien het systeem op deze manier valt of staat afhankelijk van het functioneren van één persoon en daar geen controle op plaatsvindt. De commissie adviseert meer haast te maken met het structureel betrekken van alumni en afnemend veld bij curriculumevaluatie dan nu het geval lijkt te zijn. De cultuur van kwaliteitszorg is tamelijk informeel. Deze informele cultuur blijkt ook uit het feit dat studenten zeer tevreden zijn over de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van docenten. Uitkomsten van studentenevaluaties worden nog niet structureel ingezet bij de professionalisering van docenten. Samenvattend heeft de commissie geconstateerd dat de opleiding evaluaties inzet ter 80
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
verbetering van het onderwijs, maar dat het kwaliteitszorgsysteem een minder informeel karakter zou moeten krijgen. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving: In het zelfevaluatierapport wordt de procedure vermeld die wordt gevolgd nadat de resultaten van cursusevaluaties beschikbaar zijn. Sinds de start van de opleidingen zijn verschillende wijzigingen in het programma en in afzonderlijke cursussen aangebracht naar aanleiding van de evaluaties. Studenten hebben het gevoel dat er daadwerkelijk iets gebeurt met hun inbreng. Verbeteringen zijn merkbaar in verschillende cursussen. Een voorbeeld is dat uit cursusevaluaties bleek dat studenten geen duidelijk beeld hadden van de te verwachten inhoud en vorm van schriftelijke tentamens. In respons daarop is het inmiddels bij de meeste cursussen gebruik om een proeftentamen beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld op Blackboard of door deze op te nemen in de studiehandleiding. Een ander voorbeeld is het feit dat het onderwijs voor pre-masters met ingang van collegejaar 2007-2008 geheel apart wordt aangeboden naast het onderwijs voor reguliere bachelorstudenten naar aanleiding van klachten van studenten over te volle collegezalen. Studenten uit de opleidingscommissie geven aan dat de terugkoppeling van evaluatieresultaten naar de docent pas een aantal maanden na de cursusevaluatie geschiedt. Door de jaarlijkse wisseling van samenstelling van de studentengeleding hebben ze dan niet altijd zicht op daadwerkelijke verbeteringen. 7 Oordeel: De opleiding reageert over het algemeen adequaat op evaluaties en neemt maatregelen ter verbetering. Systematisch follow-up (‘check’) van de kwaliteitscyclus behoeft nog aandacht. Binnen de kwaliteitszorg wordt gebruikgemaakt van streefdoelen. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving: Bij de kwaliteitszorg zijn volgens het zelfevaluatierapport studenten, docenten, opleidingscommissie en – vooralsnog in mindere mate – alumni en het afnemend veld betrokken. •
•
Studenten zijn betrokken bij bestuur en kwaliteitszorg, zijn tevreden over hun rol bij de evaluatie van het onderwijs en hebben de indruk dat er naar hen wordt geluisterd. Per cohort zijn ook studentenjaarvertegenwoordigers betrokken in tweemaandelijkse gesprekken met het Hoofd van de School. Docenten worden betrokken bij kwaliteitszorg, afzonderlijk door evaluatie van hun eigen cursussen en gezamenlijk in overleg over inhoud en afstemming van het onderwijs.
Ten tijde van hoor en wederhoor heeft de opleiding aangegeven dat door onderbezetting van het Onderwijscentrum VU de evaluaties in het cursusjaar 2005-2006 inderdaad niet tijdig werden verwerkt, maar dat dit probleem inmiddels is opgelost. 7
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
81
•
•
Opleidingscommissie: de commissie vindt het positief dat de opleidingscommissies van de bachelor- en de masteropleiding gezamenlijk vergaderen. De opleidingscommissie bespreekt in het kader van kwaliteitszorg onder andere de cursusevaluaties. De opleidingscommissie kan meer betrokken worden bij afstemming tussen afzonderlijke cursussen. Alumni en afnemend veld zijn op dit moment nog in mindere mate betrokken bij kwaliteitszorg, maar de opleiding heeft plannen om ook deze partijen bij de kwaliteitszorg te betrekken door middel van een adviesraad, hetgeen de commissie van harte toejuicht. Daarnaast wil de opleiding een actief alumnibeleid opzetten. Er is inmiddels een alumnionderzoek uitgevoerd.
In de bacheloropleiding vindt tussen docenten overleg plaats over afstemming van het onderwijs, bijvoorbeeld over welke academische vaardigheden aan bod komen. De afstemming van de inhoud van de cursussen geschiedt in de ogen van de commissie nog te weinig geformaliseerd. De cultuur is ook wat dit betreft tamelijk informeel en vrijblijvendheid en willekeur liggen daarmee op de loer. Docenten kunnen besluiten de inhoud van hun cursus te wijzigen, overleggen daarbij weliswaar vanuit vanzelfsprekendheid met het Hoofd van de School, maar systematische sturing op eindtermen vertaald in cursusdoelen vanuit de onderwijsdirectie is volgens de commissie in onvoldoende mate zichtbaar. Zij ziet hier ook een adviserende en controlerende rol voor de opleidingscommissie weggelegd. De opleiding beoogt een sterkere rol van de examencommissie in de kwaliteitscontrole achteraf op tentamens en beoordeling. Oordeel: Zowel studenten als docenten zijn en voelen zich betrokken bij de kwaliteitszorg. Er is een vrij informele cultuur van overleg tussen opleiding en studenten, waarbij het oordeel van studenten serieus wordt genomen. De betrokkenheid van docenten is in de ogen van de commissie nog wel te veel afhankelijk van de bereidheid van de individuele docent. Het opleidingsmanagement kan hier een meer proactieve rol spelen. Coördinatie en afstemming liggen in de bacheloropleiding grotendeels bij het hoofd van de School en zijn afhankelijk van één persoon. Dit maakt het systeem tegelijk ook kwetsbaar. In de masteropleiding spelen de coördinatoren van de masterdifferentiaties een centrale rol, maar er vindt weinig afstemming plaats tussen de verschillende differentiaties. Er zijn concrete plannen om alumni en afnemend veld ook te betrekken bij de kwaliteitszorg. De examencommissie speelt geen actieve rol in het vooraf beoordelen van stageplannen en afstudeerprogramma’s, terwijl de commissie dit van fundamenteel belang acht ten aanzien van de kwaliteitsbewaking van de opleiding. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende. 2.2.6.
Resultaten
F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving: De commissie heeft onder facet 11, ‘Toetsing en beoordeling’, beargumenteerd dat de toetsing van de opleiding aan de maat is. De realisatie van de eindkwalificaties wordt aan de hand van de toetsing vastgesteld.
82
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
De leden van de commissie hebben voorafgaand aan het visitatiebezoek een selectie van de verslagen van de bachelor- en masterstages opgevraagd en bestudeerd. Bij de beoordeling wordt door de opleiding een formulier gehanteerd waarbij verschillende aspecten zoals methodologie, uitvoering, vormgeving, inhoud en presentatie worden beoordeeld. Over het geheel genomen komen de bachelor- en masterstages goed overeen met de beoogde eindkwalificaties. Oordeel: De commissie constateert dat de vertegenwoordigers van het werkveld die ze heeft gesproken tevreden zijn over het eindniveau van de masterstudenten. Zij geven daarbij wel aan dat ze voor de functies van onderzoeker de voorkeur zouden geven aan afgestudeerden van een tweejarige masterprogramma (zie ook facet 3). Over het eindniveau van de bacheloropleiding is nog weinig meer te zeggen dan dat de bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen een startkwalificatie geeft voor de aansluitende masteropleiding Gezondheidswetenschappen, aangezien bachelors nauwelijks uitstromen naar de arbeidsmarkt. Op basis van de analyse van de bachelor- en masterstages concludeert de commissie dat het eindniveau voldoende is. Ook de resultaten van het alumnionderzoek geven aan dat de afgestudeerden startbekwaam zijn in het domein waarvoor zij zijn opgeleid. De alumni met wie de commissie heeft gesproken bevestigen dit. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving: De faculteit heeft de volgende doelstellingen gedefinieerd met betrekking tot instroom, uitvalpercentages en studiepuntenrendementen. Voor de bacheloropleiding • De faculteit streeft naar een instroom van 175 studenten per jaar (inclusief de variant Gezondheid en Leven). • De faculteit streeft naar een studiepuntenrendement van 80% voor het eerste jaar en 90% voor het tweede en derde jaar. • De faculteit streeft ernaar dat 35% van de bachelordiploma’s na 3 jaar studie behaald zijn (oplopend tot 50% in 2010), 70% na 3,5 jaar (oplopend tot 80% in 2010) en 90% na 4 jaar. Voor de masteropleiding • De faculteit streeft naar een instroom van 150 studenten per jaar, resulterend in een gemiddelde bezetting per differentiatie van 30 studenten. • De faculteit streeft er naar dat 70% van de masterstudenten na 1 jaar studie het diploma behaalt, en 90% binnen 2 jaar. Instroom De instroom in de bacheloropleiding heeft het streefcijfer in 2006-2007 bereikt (exclusief de variant Gezondheid en Leven). De instroom in de masteropleiding is in 2006-2007 gestegen naar 84. De instroom per differentiatie is zeer ongelijk: Preventie en Volksgezondheid 42, International Public Health 17, Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg 11, Infectieziekten 7 en Voeding en Gezondheid 6. Aangezien de instroom in 2005 een vergelijkbare verdeling over de verschillende masterdifferentiaties vertoonde, vindt de commissie dit een punt van aandacht. Uitval Analyse van de cijfers toont aan dat de uitval na het eerste jaar in de bacheloropleiding betrekkelijk hoog is. De uitval wijkt echter niet af van andere opleidingen Algemene Gezondheidswetenschappen. Voor een deel is de uitval te verklaren doordat studenten de opleiding gebruiken als ‘parkeerstudie’ nadat ze zijn
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
83
uitgeloot bij Geneeskunde of Tandheelkunde. De geringe uitval in de laatste jaren geeft aan dat de oriënterende en selecterende functie van het eerste jaar ook als zodanig functioneert. Er zijn volgens de opleiding geen masterstudenten die de studie hebben gestaakt. Rendementen De commissie heeft de beschikbare gegevens over rendementen van de bachelor- en masteropleiding bestudeerd. In het eerste bachelorjaar behalen de studenten gemiddeld over de cohorten 71 tot 82% van het maximum aantal te behalen studiepunten. In de postpropedeutische fase ligt het gemiddeld aantal studiepunten na twee en drie jaar studie cumulatief tussen de 85% en 90%. Ten tijde van het visitatiebezoek heeft de opleiding de beschikbare informatie aangevuld met recente cijfers. Deze cijfers geven een vergelijkbaar beeld. Diploma’s en studieduur Uit de gegevens in het zelfevaluatierapport blijkt dat de facultaire streefcijfers met betrekking tot het diplomarendement worden gehaald. De opleiding geeft daarbij aan dat van de studenten die na het eerste jaar doorgaan (dat wil zeggen exclusief de studiestakers) meer dan de nagestreefde 35% binnen 36 maanden het bachelordiploma heeft gehaald. De aanvulling van het cijfermateriaal voor cohort 2003 geeft een vergelijkbaar beeld. Voor de masteropleiding zijn nog slechts cijfers van twee cohorten beschikbaar. Het percentage studenten dat de masteropleiding in één jaar afrondt, was voor cohort 2004 71,4% en voor cohort 2005 53%. Van cohort 2004 heeft 85,7% het masterdiploma na twee jaar behaald. Een aanzienlijk deel van de masterstudenten gebruikt dus meer dan de nominale studieduur voor de masteropleiding. Noch de opleiding noch de studenten lijken dit problematisch te vinden. Oordeel: De commissie stelt vast dat er voor de opleidingen streefcijfers voor instroom en onderwijsrendement zijn geformuleerd die op facultair niveau zijn vastgesteld. De instroom in de bacheloropleiding heeft inmiddels het maximum bereikt. De commissie acht een instellingsfixus noodzakelijk (zie ook facet 8). De instroom in de verschillende masterdifferentiaties is erg ongelijk en niet overeenkomstig de streefcijfers. De rendementsgegevens over de bacheloropleiding geven aan dat de streefcijfers vrijwel worden gehaald. Het diplomarendement van de bacheloropleiding na vier jaar van 90% wordt niet gehaald. Het diplomarendement van de masteropleiding is wat lager dan de facultaire streefcijfers. Dit geldt met name voor het aantal studenten uit cohort 2005 dat de masteropleiding in één jaar heeft afgerond. Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Voor de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen luidt dat oordeel voldoende.
84
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatieresultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Goed Voldoende
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
85
Masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatieresultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen en de masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
86
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Bijlage 1a.
Eindtermen bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen
Kennis en inzicht Dublin-descriptor De bachelor heeft brede kennis van en overzicht over het vakgebied van de Gezondheidswetenschappen, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen.
Eindtermen • Kennis, overzicht en begrip van de structuur en het functioneren van de gezondheidszorg, de belangrijkste instellingen en de taken daarvan, de financiering, de problemen in de gezondheidszorg en de hoofdlijnen van het overheidsbeleid. • Inzicht in de maatschappelijke en culturele context waarin gezondheid beleefd wordt, in de invloed van deze context op gezondheidsbeleving en in de eisen die daaruit voortvloeien voor de gezondheidszorg. • Kennis van de nationale en Europese regelgeving ten aanzien van de gezondheidszorg en inzicht in het overheidsbeleid ten aanzien van volksgezondheid alsmede in de structuur van de financiering van de gezondheidszorg. • Inzicht in de wijze waarop de verschillende aspecten van de gezondheidsproblematiek worden benaderd in de gezondheidszorg, welke instanties daarbij van belang zijn, hoe de informatiestromen hierover lopen en wat de sociaaleconomische implicaties zijn. • Biomedische basiskennis op de terreinen genetica, celbiologie, immunologie, humane anatomie en fysiologie, bouw en werking van het zenuwstelsel en het endocriene stelsel, zodanig dat de bachelor het desbetreffende vocabulaire beheerst, de bouw en functie van de belangrijkste weefsels, organen en orgaansystemen kent en inzicht heeft in de theorie omtrent hun werking. • Basiskennis van en inzicht in de belangrijkste gezondheidsproblemen op bovengenoemde gebieden, zoals stofwisselingsziekten, genetisch bepaalde aandoeningen, auto-immuunziekten, allergieën, infectieziekten, psychische aandoeningen en dergelijke*. • Inzicht in de relaties tussen externe biotische en abiotische (milieu)factoren en gezondheid. • Inzicht in de relatie tussen verschillende aspecten van leefstijl (voeding, bewegen, seksueel gedrag, roken, et cetera) en gezondheid. • Inzicht in de relatie tussen voeding en gezondheid en de gezondheidsproblemen die voortvloeien uit verkeerde voedingsgewoonten. • Inzicht in de basisprincipes van de farmacologie en farmacotherapie alsmede de gezondheidsproblemen die kunnen voortvloeien uit het (onjuist) gebruik van farmaceutica en drugs*. • Inzicht in uitgangspunten en strategieën van programma’s voor gezondheidsbevordering, alsmede in de praktische en ethische knelpunten bij de voorbereiding en implementatie daarvan. • Psychologische basiskennis met accenten op aspecten van de sociale psychologie, alsmede psychische gezondheidsproblemen (aard en effecten van de belangrijkste psychische stoornissen)*. • Basiskennis met betrekking tot biologische en psychologische ontwikkeling van kinderen, de belangrijkste aan ontwikkeling gerelateerde gezondheidsproblemen en de benadering daarvan in de jeugdgezondheidszorg. • Kennis van en inzicht in de biologische en psychologische verouderingsprocessen met inbegrip van de aan veroudering gerelateerde gezondheidsproblemen, alsmede in de sociologische aspecten van de geriatrische problematiek. • Inzicht in de gedragswetenschappelijke en sociaalwetenschappelijke
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
87
aspecten van communicatie en voorlichting*. • Inzicht in de theorieën omtrent de beïnvloeding van menselijk gedrag. • Kennis van en inzicht in gezondheidseconomische theorie*. • Heeft kennis en inzicht in de epidemiologische en statistische basisprincipes, kan de juiste statistische techniek kiezen voor een bepaalde onderzoekssituatie en vraagstelling en kan deze statistische analyses zelfstandig uitvoeren. • Kan eenvoudige kwantitatieve methoden toepassen; dat wil zeggen een werkelijk gezondheidswetenschappelijk probleem vertalen naar een De bachelor heeft ruime model en aan dit model berekeningen uitvoeren. kennis van zowel de • Heeft kennis van en inzicht in kwalitatieve onderzoekstechnieken methodologie, (interviewtechnieken/observatietechnieken) en kan deze toepassen. (wetenschapstheorie, • Is in staat te werken met computerprogramma’s op het gebied van onderzoeksdesigns, tekstverwerking (Word), spreadsheets (Excel), databases, statistische kwalitatief onderzoek) als de verwerking en grafische weergave (SPSS), analyse van kwalitatieve data statistiek. (Kwalitan-)presentaties (PowerPoint), databases van wetenschappelijke literatuur (PubMed en dergelijke). De bachelor bezit voldoende vaardigheden op het gebied * Dit betreft deels keuzeonderwijs. van de relevante ICTtoepassingen. Toepassen van kennis en inzicht Dublin-descriptor Eindtermen De bachelor is in staat om • Kan op systematische wijze gegevens verzamelen door middel van zijn kennis en inzicht op kwalitatief of kwantitatief onderzoek, literatuuronderzoek of dusdanige wijze toe te passen onderzoek van bronnen op het internet; deze waarnemingen in dat dit een professionele onderlinge samenhang brengen, opslaan en verwerken in geëigende benadering van zijn werk of programma’s zoals SPSS, interpreteren en verwerken in een beroep laat zien, en beschikt wetenschappelijk rapport dat voldoet aan de facultaire richtlijnen. verder over competenties • Heeft een eerste ervaring met wetenschappelijk onderzoek, gaandeweg voor het opstellen en opgedaan door (i) een eenvoudig literatuuronderzoek in het eerste jaar verdiepen van argumentaties gericht op diabetes, (ii) veldonderzoek in het tweede jaar gericht op en voor het oplossen van medicijngebruik, (iii) een begeleid wetenschappelijk onderzoeksproject problemen op het vakgebied. (onderzoekstage) in het derde jaar. • Heeft kennis van de statistiek en inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van epidemiologisch onderzoek en kan in beginsel epidemiologisch onderzoek opzetten en uitvoeren. • Heeft kennis van interventieonderzoek en experimenteel onderzoek en kan in beginsel deze typen van onderzoek opzetten. • Is in staat een specifieke gezondheidswetenschappelijke vraagstelling te definiëren, hypothesen op te stellen en verklaringen te vormen en een strategie te bepalen voor een oplossing (vaardigheden in probleemoplossing). • Kan multidisciplinair denken en verbanden leggen tussen verschillende informatie-inhouden. Oordeelsvorming Dublin-descriptor Eindtermen De bachelor is in staat om • Is in staat tot het verzamelen, begrijpen en samenvatten van relevante gegevens te gezondheidswetenschappelijke informatie (in casu rapporten, nota’s, verzamelen en interpreteren internet, statistische gegevens en dergelijke), tot het selecteren en (meestal op het vakgebied). ordenen van informatie, het onderscheiden van hoofd- en bijzaken en het leggen van verbanden.
88
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
De bachelor is in staat om zich een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
De bachelor heeft inzicht verkregen in eigen mogelijkheden, affiniteiten, ontwikkelingsmogelijkheden en voorkeuren in verband met de verdere specialisatie en de daarbij behorende beroepsmogelijkheden. Communicatie Dublin-descriptor De bachelor is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden Dublin-descriptor Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt.
• Is in staat om gezondheidswetenschappelijke tijdschriften te lezen en te begrijpen. • Heeft een academische attitude. Dat betekent dat hij niet alleen in staat maar ook geneigd is wetenschappelijke waarheid te zoeken. Hij heeft respect voor feiten, is bereid eigen opinies ter discussie te stellen en aan de empirie te toetsen, stelt zich kritisch maar fair op en is bereid verantwoording af te leggen voor het wetenschappelijk forum. • Heeft inzicht in de reikwijdte, toepassing en verantwoordelijkheden van het vakgebied en in de rol van de gezondheidswetenschappen in wetenschap, samenleving en beroepspraktijk. • Is in staat ethische aspecten in (toepassing van) de wetenschap af te wegen; in het bijzonder de ethische, juridische en maatschappelijke problematiek die samenhangt met verwerving van informatie van risicogroepen (screening) en de toepassing van deze informatie op die groepen. • Heeft na het eerste jaar voldoende zicht op het gehele vakgebied en op het eigen functioneren, om uit te kunnen maken of het vervolgen van de studie opportuun is. • Is in staat een weloverwogen keuze te maken voor nadere specialisatie in het vervolgtraject van de studie (masteropleiding), dan wel voor het functioneren op de arbeidsmarkt.
Eindtermen • Is in staat verworven kennis en inzicht mondeling en schriftelijk op heldere wijze te presenteren en een op het niveau van de doelgroep afgestemd verslag te doen van een gezondheidswetenschappelijk (literatuur)onderzoek. • Is staat een mening te vormen en een standpunt te verdedigen. • Kan zelfstandig maar ook in groepsverband functioneren en door zijn interdisciplinaire achtergrond samenwerking faciliteren. Eindtermen • Kan in zijn vak op academisch werk- en denkniveau functioneren en kan en wil dit niveau verder ontwikkelen. • Ziet de noodzaak en is in staat om op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen op het vakgebied. • Is in staat om zelfstandig en efficiënt kennis en inzicht te verwerven aangaande voor hem of haar nieuwe gezondheidsproblemen, onder andere doordat hij niet-specialistische vakliteratuur in de Nederlandse en Engelse taal zelfstandig kan bestuderen. • Kan zich in (onderzoeks)projecten in een professionele omgeving handhaven en zelfstandigheid in het functioneren ontwikkelen.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
89
Bijlage 1b.
Eindtermen masteropleiding Gezondheidswetenschappen
Kennis en inzicht Dublin-descriptor (conform tekst QANUinstructies) Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Einddoelen • Beheerst het begrippenapparaat, heeft kennis van de actuele theorievorming en inzicht in de huidige onderzoeksvragen van de subdiscipline waarin de student zich heeft gespecialiseerd. • Kan een onderzoeksplan opstellen waarin opzet, uitvoering en analyse van het onderzoek worden beschreven. • Heeft kennis van geavanceerde statistische, epidemiologische en sociaalwetenschappelijke methoden, zoals longitudinale en multilevelanalyse, bootstrapping, cost-effectiveness en cost-utility analysis, passend bij dit onderzoek en is in staat deze zelfstandig toe te passen in opzet en analyse van het onderzoek. • Is in staat wetenschappelijk bewijs te identificeren, selecteren, beoordelen en samen te vatten. • Beheerst de voor het vakgebied relevante computerprogramma’s.
Toepassen van kennis en inzicht Dublin-descriptor Einddoelen Is in staat om kennis en • Beheerst methoden om een gezondheidswetenschappelijk onderzoek op inzicht en te zetten en uit te voeren, in het bijzonder op het deelterrein van de probleemoplossende gekozen specialisatie. vermogens toe te passen in • Beschikt over kennis en inzicht om de voordelen en nadelen van een nieuwe of onbekende onderzoeksontwerp te beoordelen naar effectiviteit en doelmatigheid. omstandigheden binnen een • Is in staat (het gebruik van) kwantitatieve modellen te begrijpen. bredere (of • Kan gezondheidswetenschappelijke kennis op maatschappelijke vragen multidisciplinaire) context toepassen. die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om • Kan verbanden leggen tussen gegevens die uit verschillende vakgebieden afkomstig zijn. kennis te integreren en met • Kan multidisciplinair denken, heeft inzicht in (sub)disciplines die van complexe materie om te belang zijn voor het eigen specialisme. gaan. • Kan wetenschappelijke informatie efficiënt verzamelen en weet kennis over een bepaald onderwerp snel in de kern te vatten. • Kan samenwerken met beleidsvoerders, zorgverleners en onderzoekers in multidisciplinair samengestelde groepen. Oordeelsvorming Dublin-descriptor Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
90
Einddoelen • Heeft begrip van de ethische aspecten van onderzoek of de toepassing daarvan en betrekt deze overwegingen in besluitvorming; evalueert de rol van ethiek in het medische publieke domein. • Heeft een hoog normbesef met betrekking tot onderzoek en ‘waarheid’. • Kan onderzoek zelfstandig en kritisch analyseren, zowel met betrekking tot de opzet en uitvoering van het onderzoek als de resultaten daarvan. • Kan de technische, methodische en ethische begrenzingen van (interdisciplinair) onderzoek in het domein van zijn differentiatie overzien en aangeven. • Heeft inzicht in de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het desbetreffende vakgebied en het huidige onderzoek op dat gebied. • Is in staat om resultaten van verschillende wetenschappelijke studies
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
•
• • • Communicatie Dublin-descriptor Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.
Leervaardigheden Dublin-descriptor Bezit de leervaardigheden die hem in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. De student weet hoe hij na volgen van dit programma de eigen professionele ontwikkeling verder wil gaan vormgeven
(epidemiologische studies, doelmatigheidsonderzoek, interventieonderzoek) op juiste wijze te interpreteren en te wegen op kwaliteit en bruikbaarheid voor zowel preventie als gezondheidszorgbeleid. Kan de kwaliteit, bijdrage en efficiëntie van interventies voor de gezondheidszorg vanuit een interdisciplinaire invalshoek beoordelen, kritiseren en evalueren, daarbij zowel methodische als ethische begrenzingen in ogenschouw nemend. Kan gezondheidszorgbeleid en interventieprotocols kritisch analyseren en evalueren. Kan zelfstandig zowel wetenschappelijke als andersoortige informatie op gezondheidswetenschappelijk terrein selecteren en deze informatie analyseren en kritisch evalueren. Kan kennis op waarde schatten en beoordelen of deze wetenschappelijk onderbouwd is.
Einddoelen • Kan schriftelijk en mondelinge resultaten van onderzoek presenteren op het niveau van de toehoorder met behulp van moderne presentatietechnieken; maakt het juiste gebruik van referenties. • Kan inhoudelijk bijdragen aan wetenschappelijke discussies met betrekking tot het plannen van onderzoek of het bespreken van onderzoeksresultaten. • Kan tijdens een discussie kennis demonstreren en beargumenteren, maar ook observeren en luisteren naar argumenten van anderen. • Is in staat om op niveau met experts uit verschillende vakgebieden maar ook met patiënten en consumenten, te communiceren en samen te werken en daarmee een brugfunctie te vervullen. • Heeft de vaardigheden om aanbevelingen voor beleid, preventieprogramma’s, interventies en dergelijke aan derden uit te leggen. • Is in staat Engelstalige publicaties te lezen, de essenties te benoemen en de resultaten te verduidelijken naar anderen in woord en tekst. • Kan aannamen en theoretische stromingen uit het toepassingsgebied inzichtelijk maken voor wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke doelgroepen, rekening houdend met diverse invalshoeken en zienswijzen. Einddoelen • Is in staat te reflecteren op verworven kennis en vaardigheden. • Heeft door het invullen van de keuzeruimte zelfsturing kunnen geven aan het eigen leerproces. • Bezit de vaardigheid om zelfstandig in een toekomstige situatie nieuwe kennis en vaardigheden aan te leren in het kader van levenslang leren in de beroepspraktijk. • Is in staat om het eigen functioneren te evalueren en eigen leerdoelen te stellen, zowel door zelfreflectie als in gesprek met anderen. • Heeft praktijkervaring opgedaan tijdens een wetenschappelijke of beleidsstage en kent eigen kracht en zwakten. • Is bekend met de algemene internationale gezondheidswetenschappelijke tijdschriften en met de vaktijdschriften in de desbetreffende subdiscipline en gebruikt deze voor kennisverwerving.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
91
Bijlage 2a.
Programma bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen
Programma eerste jaar bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen weeknr. 36-39
40-43 44-47 48-51 52-1 2-5 6-9 10 11-14 15-18 19-22 23-26 27-35
cursus Inleiding gezondheidswetenschappelijk onderzoek en Humane biologie of Inleiding in de gezondheidseconomie (afhankelijk van de vooropleiding wordt 1 van de 2 cursussen verplicht)
stp 1 (totaal 5)
Inleiding psychologie en vervolg Inleiding gezondheidswetenschappelijk onderzoek Project 1: Diabetes en vervolg Inleiding gezondheidswetenschappelijk onderzoek Celbiologie vakantie en herkansingen Genetica (GZW) Anatomie en fysiologie van bewegen onderwijsvrij en herkansingen Gezondheid en milieu Humane ontwikkeling en vervolg Inleiding gezondheidswetenschappelijk onderzoek Gezondheidszorg en volksgezondheid in Nederland en vervolg Inleiding gezondheidswetenschappelijk onderzoek
5 1 (totaal 5) 5 1 (totaal 5) 6
5 5
6 6 6 5 1 (totaal 5) 5 1 (totaal 5) 6
Cardiovasculaire en respiratoire systemen vakantie en herkansingen totaal
60
Programma tweede jaar bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen weeknr. 36-39 40-43 44-46 46-51 47-18 52-1 2-5 6-9 10 11-14 15-18 19-22 23-26 27-35
92
verplichte cursussen Geriatrie en veroudering Ziekte in context Wijsgerige vorming Farmacologie en farmacotherapie en Gezondheidswetenschappelijk onderzoek: opzet en analyse 1
stp 6 6 4 3 5
Project 2: Medicijngebruik (parallel geroosterd, langlopend project) vakantie en herkansingen Immunologie (GW) Preventie onderwijsvrij en herkansingen Neuronale en hormonale regulering Gezondheidswetenschappelijk onderzoek: opzet en analyse 2
5
Interculturalisatie van de zorg of Voeding en gezondheid Infectieziekten of Gezondheidseconomie vakantie en herkansingen totaal
5 5 6 6
keuze cursussen (steeds keuze uit 2):
6 5 6 3
60
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Programma derde jaar bacheloropleiding Algemene Gezondheidswetenschappen weeknr. 36-26 46-39 40-43
44-47 48-51 52-1 2-14 15-18 19-22 23-26
cursussen Oriëntatie op studie, loopbaan en maatschappij Communicatiewetenschappen of Volksgezondheid en genetica Ergonomie of Neuronale en psychische pathologie of Oriëntatie op Communicatie en Educatie 1 Seksualiteit en gezondheid of Beheer en beleid in de gezondheidswetenschappen
v/k v k k k k k
stp 1 6 6 6 6 6
k k
6 6
Gezondheidswetenschappelijk onderzoek en de praktijk vakantie en herkansingen Bachelorstage (week 10 onderwijsvrij en herkansingen) Trends in volksgezondheid of Sport, beweging en gezondheid Internationale volksgezondheid of Drugs en verslaving Europese gezondheidszorg of Gezondheidscommunicatie of Infectieziekten of Gezondheidseconomie
v
6
k
17
k k k k k k k k
6 6 6 6 6 6 6 6
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
93
Bijlage 2b.
Programma masteropleiding Health Sciences
Structure and content
1
The Master’s programme is worth 60 credits.
2
The programme contains the following specialisations: a. Policy & organisation of health care b. Prevention & public health c. Infectious diseases and public health d. Nutrition & health e. International public health
3
The programme consists of the following components, with the study load for each component given in credits. This applies to all first year students who register for a Master’s programme for the first time in 2005-2006.
credits
Compulsary courses Optional courses Intenship/research project (24 credits) and thesis (6 credits)
18-24* 6-12* 30
*depending on the specialisation
4
The described specialisation programmes apply to all first year students who register for a Master’s programme for the first time in 2005-2006.
a. Specialisation Policy & organisation of health care
For a specialisation degree 2 courses and 1 out of 3 optional courses (see below) plus one internship or research project are compulsory (together at least 48 credits).
name
compulsory Care and prevention research Health technology assessment and health economy at least 1 from: Health law Regulering en organisatie van de gezondheidszorg (Regulation and organisation of health care) The future of health care systems in the Netherlands & Europe
credits 6 6 6 6 6
b. Specialisation Prevention & public health
For a specialisation degree 2 courses and 1 out of 2 optional courses (see below) plus one internship or research project are compulsory (together at least 48 credits).
name
credits
compulsory Care and prevention research 6 Health promotion and disease prevention 6 at least one from: Publiekcommunicatie van gezondheid en ziekten (Public 6 communication of health and diseases) Communication campaigns and research 6
94
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
c. Specialisation Infectious diseases and public health
For a specialisation degree 3 courses plus one internship or research project are compulsory (together at least 48 credits).
courses
at least 3 from Advanced molecular immunology and cell biology or Research methods for needs assessments Containment stategies of infectious disease Parasitology Gezondheidsgeografie or Medical microbiology Optional Care and prevention research Glycoimmunology
credits 6 6 6 6 6 6 6 3
d. Specialisation Nutrition & health
For a specialisation degree 3 courses plus one internship or research project are compulsory (together at least 48 credits).
Courses
Compulsory Care and prevention research at least 2 from Clinical nutrition Public health nutrition Nutrition and infectious disease
credits 6 6 6 6
e. Specialisation International public health
For a specialisation degree 3 courses (18 credits) one internship or research project (24 credits) and a thesis (6 credits) are compulsory (together at least 48 credits).
name
Compulsory courses Research methods for needs assessments Containment strategies for infectious diseases Policy, management and organisation in IPH Optional courses Clinical development and clinical trials Health globalisation and human rights Parasitology Caput interactive science and technology policy Interactive health technology assessment Policy research project Nutrition and infectious disease
credits 6 6 6 3 6 6 3 3 6 6
f. Specialisation Public health research
In addition to the specialisations listed under subsections 4a to 4e students can choose the specialisation program Public Health Research from the Master’s program in Biomedical Sciences. The requirements for this program are described in the Academic and Examination Regulations Master’s Programs Life Sciences, appendix 3 section Master’s program in Biomedical Sciences.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
95
96
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
BIJLAGEN
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
97
98
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Bijlage A: Curricula vitae van leden van de visitatiecommissie Algemene Gezondheidswetenschappen Mw. dr. ir. H.A. Smit (voorzitter), studeerde Luchtverontreiniging en Gezondheid aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen. Van 1982–1991 werkte zij als projectleider van arbeidsepidemiologische projecten bij het Nederlands Instituut voor Preventieve Gezondheidszorg in Leiden. Gedurende die periode behaalde zij het masterdiploma in epidemiologie aan de Harvard School of Public Health in Boston. Sinds 1991 is zij werkzaam op het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu en geeft zij leiding aan onderzoek op het gebied van leefstijl en chronische ziekten. In 1993 promoveerde zij op epidemiologisch onderzoek van handeczeem in de arbeidssituatie aan de Medische Faculteit van de Universiteit Groningen. In nationaal en internationaal verband verricht zij onderzoek op het terrein van astma en COPD. Sinds 2002 is zij hoofd van het Centrum voor Preventie en ZorgOnderzoek binnen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Zij is lid van de Raad voor het GezondheidsOnderzoek en lid van het bestuur van het Netherlands Institute of Health Sciences. Prof. dr. P. van Beukelen is werkzaam als hoogleraar Kwaliteitsbevordering Diergeneeskundig Onderwijs aan de Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. Hij studeerde in 1973 af als dierenarts aan de Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. Vervolgens is hij werkzaam geweest als internist, met taken op het gebied van onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg. Promotie vond plaats in 1983 (onderwerp: melkvetverlaging bij het hoogproductieve rund). De afgelopen vijftien jaar is hij in toenemende mate betrokken bij en verantwoordelijk voor de onderwijsvernieuwing en -kwaliteit binnen de Faculteit der Diergeneeskunde. Specifieke aandachtspunten: curriculumdoelen en vertaling van doelen naar curriculumconcept, zowel inhoudelijk als didactisch, docent professionalisering, onderzoek van onderwijs (deelaspecten: klinisch redeneren, evidence-based veterinary medicine, professioneel gedrag, criteria voor goed wetenschappelijke onderwijs). Hij is lid van het Onderwijsbestuur Diergeneeskunde en van diverse universitaire en landelijke commissies en besturen op het gebied van onderwijskwaliteit. Internationaal is hij medeoprichter van de werkgroep Veterinarians in Education Worldwide (ViEW). Mw. drs. A.T. Kavelaars is werkzaam als directeur van GGD Eemland. De afgelopen vijftien jaar is zij op verschillende managementposities werkzaam geweest binnen de gezondheidszorg. Haar focus lag daarbij op de preventieve gezondheidszorg, kennisontwikkeling en innovatie van zorg. Zij heeft bij verschillende GGZ-organisaties gewerkt (voorheen RIAGG) en bij landelijk kenniscentrum Pharos. Daar was zij waarnemend algemeen directeur. Zij is afgestudeerd als klinisch- en orthopedagoog bij de Universiteit Leiden en heeft daarna Beleid en Management in de gezondheidszorg gestudeerd aan de Erasmus Universiteit. Gedurende haar loopbaan heeft ze verschillende management opleidingen en trainingen gevolgd. Zij is op dit moment lid van de begeleidingscommissie van het landelijke ZON kwaliteitsprogramma voor de publieke gezondheidszorg ‘ Beter Voorkomen’. Prof. dr. L.A.L.M. Kiemeney heeft na een opleiding tot fysiotherapeut een Master of Science gehaald aan de Rijksuniversiteit Nijmegen (RUN) op het gebied van de Biomedische Wetenschappen. Zijn hoofdvak daarbij was epidemiologie. Vervolgens heeft hij een wetenschappelijke promotie gedaan aan dezelfde universiteit op het gebied van de klinische epidemiologie van blaaskanker. Na een tweejarig verblijf in Seattle en Baltimore in het kader van een fellowship van KWF Kankerbestrijding op het gebied van de genetische epidemiologie startte hij een onderzoekslijn in de kankerepidemiologie aan het Universitair Medisch Centrum St. Radboud. Hij doet met name onderzoek naar blaaskanker en prostaatkanker. Zijn speciale interesse gaat daarbij uit naar erfelijke gevoeligheid voor deze tumoren, maar ook naar leefstijlen en omgevingsfactoren die het risico op deze tumoren verhogen. Daarnaast doet hij onderzoek naar het effect van nieuwe methoden die kunnen leiden tot een vroegere diagnose van kanker waardoor de prognose van patiënten kan worden verbeterd of ingrijpende standaarddiagnostische methoden achterwege kunnen blijven. Sinds 1996 is Kiemeney tevens verantwoordelijk voor het hoofdvak epidemiologie binnen de studie Biomedische Wetenschappen aan de RUN. Hij heeft een eerdere ervaring met visitaties op onderzoeksgebied: een visitatie van het Genomics Cluster van het WHO International Agency for Research on Cancer in Lyon.
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
99
Mw. A. van de Loo studeert Physical Activity and Health (MSc) aan Universiteit Maastricht. Zij was studentlid in het bestuur van de Faculteit der Gezondheidswetenschappen en later van Faculty of Health, Medicine and Life Sciences te Maastricht. Prof. dr. E.G. Schouten is opgeleid tot arts in Utrecht, was van 1974 tot 1984 huisarts en heeft zich daarna aan de Wageningen Universiteit gewijd aan epidemiologie en volksgezondheid, met name gericht op voeding en voedsel. Hij was vanaf 1998 tot 2004 tevens deeltijd hoogleraar Epidemiologie van de Voeding aan de Katholieke Universiteit van Leuven en vanaf 2004 deeltijd hoogleraar Epidemiologie en Preventie aan de Wageningen Universiteit. Sinds 2005 is hij directeur Bureau Risicobeoordeling van de Voedsel en Waren Autoriteit. Prof. dr. A.J.P. Schrijvers is hoogleraar Structuur en Functioneren van de Gezondheidszorg bij het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht. Zijn wetenschappelijke aandacht gaat thans uit naar geïntegreerde zorg, transmurale zorg, regiovisies, managed care, spoedeisende zorg en disease management. Als docent heeft hij ruime ervaring in het verzorgen van postacademisch onderwijs en het adviseren van organisaties op het terrein van samenwerking tussen instellingen, strategisch beleid, financieel management en kwaliteitsbeleid. Hij is opgetreden als schriftelijk referent van de visitatiecommissie Gezondheidswetenschappen en heeft als zodanig niet deelgenomen aan de bezoeken. Drs. S.P.M. de Waal is oprichter en bestuurder van de Public SPACE Foundation, een onafhankelijke denktank die zich richt op onderzoek, inzicht en debat inzake innovatieve strategieën tussen overheid, burger en bedrijfsleven. Hij is als onafhankelijk organisatieadviseur werkzaam in de volle breedte van de publieke en non-profitsector en is gespecialiseerd in veranderingsprocessen in complexe bestuurlijke en strategische omstandigheden, zoals strategiebepaling bij grote non-profit- en overheidsorganisaties, transformatie van politiek-ambtelijk functioneren, bestuur-directieverhoudingen en brancheorganisaties op het maatschappelijk middenveld. Met name in de gezondheidszorg is hij zeer bekend, via vele dagvoorzitterschappen van en lezingen op congressen, vele strategische adviezen aan vooral landelijke partijen en het opstellen van het partijadvies aan het congres van de PvdA in december 2005 over het toekomstig zorgstelsel. Andere recente vraagstukken betroffen het inrichten van een nationaal visitatiestelsel van woningcorporaties, een visie op het nationaal bestel van publieke omroepen en het oprichten van het Warmtebedrijf Rotterdam. De Waal is daarnaast als geassocieerd senior partner verbonden aan Boer & Croon Corporate Strategy. Hij publiceert regelmatig over bestuur en ondernemerschap. Recent was hij lid van de commissie Glasz, ingesteld door Zorgverzekeraars Nederland, inzake de corporate governance van zorgverzekeraars. Momenteel bereidt hij een promotie voor aan de Erasmus Universiteit over ‘civic leadership’.
100
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Bijlage B: Standaardbezoekprogramma visitatie Algemene Gezondheidswetenschappen Eerste dag 09.00 uur 09.30 uur 10.30 uur 11.15 uur 12.00 uur 12.45 uur 13.30 uur 14.15 uur 15.00 uur 15.15 uur 16.00 uur 17.00 uur 19.00 uur
Aankomst commissie Vergadering, voorbereiding op de gesprekken Kennismaking en gesprek met management/leiding van de opleiding en de visitatiecoördinator Studenten betrokken bij kwaliteitszorg en bestuur Management en verantwoordelijken voor kwaliteitszorg, voorzitter opleidingscommissie, voorzitter examencommissie, auteurs zelfevaluatierapport, et cetera. Lunch Studenten bacheloropleiding Docenten bacheloropleiding Pauze Stage- en studiebegeleiders, studieadviseurs en internationalisering Alumni en vertegenwoordigers van het afnemend veld Openbare receptie (ter vervanging van diner met CvB) Diner commissie/nabespreken en voorbereiden dag 2
Tweede dag 09.30 uur 10.15 uur 11.00 uur 11.45 uur 12.30 uur 13.30 uur 15.30 uur 16.00 uur
Studenten masteropleiding Docenten masteropleiding Open spreekuur/Rondleiding Faculteitsbestuur, management en coördinatie van de opleiding Lunch Beraadslagingen commissie Mondelinge rapportage (openbaar) Afsluiting met borrel
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
101
102
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
Bijlage C: Overzicht scores opleidingen Gezondheidswetenschappen Onderwerpen en facetten kwaliteit
UT
VU
B
M
B
M
1. Doelstellingen F1 Domeinspecifieke eisen F2 Niveau F3 Oriëntatie
+ V V V
+ V V V
+ G V V
+ V V V
2. Programma F4 Algemene eisen wo F5 Relatie doelstellingen-programma F6 Samenhang programma F7 Studeerbaarheid en studielast F8 Instroom F9 Omvang van het programma F10 Afstemming vormgeving en inhoud F11 Toetsing en beoordeling
+ V V V V V V V V
+ V O V V V V V V
+ G V V V V V V V
+ G V V V V V V V
3. Inzet van personeel F12 Eisen wo F13 Kwantiteit personeel F14 Kwaliteit personeel
+ V V V
+ V V V
+ G V V
+ G V V
4. Voorzieningen F15 Materiële voorzieningen F16 Studiebegeleiding
+ G G
+ G G
+ V V
+ V G
5. Interne kwaliteitszorg F17 Evaluatie van resultaten F18 Maatregelen tot verbetering F19 Betrekken van studenten, docenten, alumni, werkveld
+ V G V
+ V V V
+ V V V
+ V V V
6. Resultaten F20 Gerealiseerd niveau F21 Onderwijsrendement
+ V V
+ V V
+ G V
+ V V
Oordeel op onderwerpniveau: Oordeel op facetniveau:
+ = voldoende, − = onvoldoende E = excellent, G = goed, V = voldoende, O = onvoldoende
QANU / Algemene Gezondheidswetenschappen
103