Bijlage 5:
Meetinstrument competenties verantwoordelijk verpleegkundige Instrument voor de verantwoordelijk verpleegkundige Naam verpleegkundige: Begindatum functie: Datum van invulling:
Basiscompetenties (beginnend beroepsbeoefenaar) versus expertcompetenties Voorbeeld: In de schaal zijn sommige vakjes lichtgrijs gearceerd. De grijze vakjes kunnen verwacht worden van gevorderde beroepsbeoefenaars. Een beginnend beroepsbeoefenaar kan zich concentreren op de witte antwoordvakjes. Van experts mag verwacht worden dat zij ook de grijs gekleurde vakjes beheersen. Het voorbeeld maakt dit duidelijk. De telefoon doorschakelen en zakelijk telefoneren worden verwacht aanwezig te zijn bij een beginnende beroepsbeoefenaar op niveau ‘ontwikkelbaar’. Het bedienen van de fax en het actueel houden van de interne telefoonlijst wordt eerder verwacht van een gevorderde medewerker. Telefoonverkeer Schakelt vlot telefoons door. Past de regels van het zakelijk telefoneren toe. Bedient de telefax probleemloos. Houdt de interne telefoonlijst actueel.
G
R
O E
Scoremogelijkheden: G geen, niets, nooit, grote leerbehoefte R een beetje, soms, matig, ruime leerbehoefte O voldoende, meestal, verdere ontwikkeling is nuttig E expert, geen leerbehoefte I expert én wil/kan instructeur zijn
1
I
A. Patiëntgerichte competenties A 1: Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid opnemen Ik voel mij verantwoordelijk voor de patiënt. Ik stel mij open voor de patiënt. Ik getuig van verantwoordelijkheidszin t.a.v. de patiënt. Ik kom de afspraken na met de patiënt. Ik laat de patiënt maximaal zijn eigen verantwoordelijkheid nemen. Ik respecteer de autonomie van de patiënt. Ik zet mij actief in voor de kwaliteit van zorg. Ik schat het belang in van mijn ‘doen en laten’ voor de patiënt.
G
R
O E
I
Zich engageren Ik zet mij in voor de patiënt. Ik ben vanuit mezelf gemotiveerd om de patiënt te helpen. Ik kan mijn engagement t.a.v. de patiënt volhouden. Ik kan mijn eigen grenzen op het vlak van engagement aangeven. Ik respecteer niet beantwoord engagement.
G
R
O E
I
Respecteren en accepteren Ik ben tolerant naar de pathologie van de patiënt. Ik kan de levensovertuiging van de patiënt accepteren. Ik respecteer het tempo van de patiënt. Ik accepteer de grenzen van de patiënt. Ik respecteer het beroepsgeheim.
G
R
O E
I
Laagdrempelig beschikbaar zijn Ik ben vaak actief aanwezig in het leefmilieu van de patiënt. Ik ben actief uitnodigend naar familie. Ik neem informeel contact met de patiënt. Ik kan evenwicht bewaren tussen afstand en nabijheid.
G
R
O E
I
Professionele relatie ontwikkelen Ik kan een vertrouwensrelatie opbouwen met de patiënt. Ik stel me dienstbaar op voor de patiënt. Ik handhaaf de relatie met de patiënt. Ik ben mij bewust van de tegenoverdracht naar de patiënt. Ik kan de relatie met de patiënt afbouwen.
G
R
O E
I
Partnerschap met de patiënt aangaan Ik betrek de patiënt bij alle fasen van de behandeling. Ik bepaal in overleg met de patiënt de te bereiken doelen. Ik kan samen met de patiënt de hulpvraag exploreren.
G
R
O E
I
A 2: Vertrouwen & Relatie
2
Formele individuele gesprekken voeren Ik bereid de gesprekken met de patiënt voor. Ik voer de gesprekken op een gesystematiseerde manier. Ik kan de focus van het gesprek bewaren. Ik voer de gesprekken conform de teamafspraken.
G
R
O E
I
Getuigen van inlevingsvermogen Ik kan de principes van actief luisteren hanteren. Ik stimuleer de patiënt om zijn verhaal te vertellen. Ik help de patiënt te verwoorden wat hij impliciet denkt, voelt, ervaart, … Ik kan mij verplaatsen naar het referentiekader van de patiënt. Ik kan mij empatisch inleven in de patiënt. Ik breng erkenning over naar de patiënt. Ik (ver)draag de negatieve emoties van de patiënt. Ik kan benoemen wanneer de patiënt weerstand vertoont. Ik kan de weerstand van de patiënt begrijpen.
G
R
O E
I
Vertrouwen in de mogelijkheden van de patiënt. G Ik bevorder de zelfstandigheid van de patiënt. Ik help de patiënt zelf te benoemen wat zijn mogelijkheden zijn. Ik bekrachtig de patiënt, ook bij kleine vooruitgang. Ik focus op de mogelijkheden van de patiënt. Ik geeft de patiënt genoeg (nieuwe) kansen om zelf keuzes te maken.
R
O E
I
A 3: Verpleegkundige zorg A 3.1 Zorgcompetenties Onthalen van patiënt en familie Ik bereid de opname van de patiënt voor. Ik vraag bij het onthaal de patiënt naar zijn verwachtingen. Ik maak de patiënt wegwijs op de afdeling. Ik neem een anamnese af van de patiënt met aandacht voor de persoon van de patiënt. Ik pas het onthaal aan, aan het toestandsbeeld van de patiënt.
G
R
O E
I
Zich documenteren Ik verzamel relevante gegevens over de patiënt. Ik verzamel informatie over de patiëntgerelateerde psychopathologie. Ik documenteer mij over de behandelmogelijkheden van de patiënt. Ik kan van al de gegevens een synthese maken. Ik kan deze gegevens verwerken tot informatie over de patiënt. Ik communiceer over deze informatie met de patiënt. Ik communiceer over deze informatie met de collega’s.
G
R
O E
I
3
Informeren en advies verlenen Ik verschaf informatie aan de patiënt. Ik licht beslissingen van het team toe bij de patiënt. Ik kan gericht advies verlenen aan de patiënt. Ik adviseer de familie hoe ze kunnen omgaan met de patiënt.
G
R
O E
I
Stimuleren G Ik moedig de patiënt aan tot initiatief. Ik stimuleer de patiënt tot de grootst mogelijke zelfstandigheid. Ik geef zelf het voorbeeld. Ik hou bij de aanmoedigingen rekening met de draagkracht van de patiënt.
R
O E
I
Motiveren Ik exploreer de veranderingswens van de patiënt. Ik maak voor de patiënt een overzichtelijk geheel van de mogelijkheden. Ik help de patiënt doordachte keuzes te maken.
G
R
O E
I
Onderhandelen G Ik vraag de patiënt expliciet wat hij ervan vindt. Ik vraag de familie expliciet wat ze er van vinden. Ik vertel de patiënt wat de visie van het team is. Ik kan afwijken van algemene kaders in functie van afstemming op de individuele behoefte. Ik kan mijn argumentatie onderbouwen. Ik bemiddel bij verschillende standpunten van patiënt en familie.
R
O E
I
Integrale verpleegkundige zorg verlenen Ik bestrijk maximaal het verpleegkundige vakgebied. Ik heb oog voor lichamelijke zorgbehoeften. Ik sta maximaal zelf in voor de verpleegkundige zorg. Ik kan verschillende dimensies bij de patiënt belichten zonder de totale persoon uit het oog te verliezen.
G
R
O E
I
Omgaan met crisis en acting out Ik draag bij tot het voorkomen van acting out. Ik heb inzicht in de principes van het crisisontwikkelingsmodel. Ik kan de patiënt begrenzen indien nodig. Ik bespreek met de patiënt welke factoren een invloed hebben op crisisontwikkeling. Ik kan adequaat ingrijpen bij escalerend acting out gedrag. Ik kan na een crisissituatie de vertrouwensrelatie met de patiënt heropnemen.
G
R
O E
I
4
Ontslag voorbereiden Ik bereid de patiënt voor op zijn ontslag. Ik detecteer met de patiënt mogelijke voortekens voor herval. Ik bereid de familie voor op het ontslag van de patiënt. Ik informeer de familie i.v.m. mogelijke voortekens voor herval. Ik overleg met externe hulpverleners over het ontslag van de patiënt. Ik zorg bij de overdracht naar externe hulpverleners voor continuïteit in de hulpverlening.
G
R
O E
I
G
R
O E
I
Inzicht hebben in het geheel van de behandeling G Ik ken het therapeutisch aanbod van de andere disciplines. Ik heb zicht op in het individuele traject van de toegewezen patiënt. Ik bewaar het overzicht. Ik kan een goede inschatting maken van de situatie. Ik coach de patiënt op een systematische manier doorheen zijn opname. Ik anticipeer op kritische fasen in het behandelproces.
R
O E
I
Proactief handelen Ik kijk vooruit, wacht niet reactief af. Ik anticipeer op verwachte of geplande gebeurtenissen. Ik neem zelf initiatief als er wat moet gebeuren. Ik zet een beslissing om in een effectieve interventie. Ik kan zelfstandig taken afwerken. Ik kan autonoom handelen in functie van mijn verantwoordelijkheid.
G
R
O E
I
Evalueren Ik kan de mogelijkheden van de patiënt inschatten. Ik kan de beperkingen van de patiënt inschatten. Ik kan een inschatting maken van de behoeften en de hulpvraag van de patiënt. Ik kan de mogelijke risico’s voor de veiligheid van de patiënt inschatten. Ik kan de mogelijke risico’s voor de veiligheid van de omgeving inschatten. Ik schat de draagkracht in van de familie.
G
R
O E
I
A 3.2 Regiecompetenties Organiseren Ik plan mijn werk vooraf. Ik kan efficiënt plannen. Ik maak een individueel verpleegplan. Ik volg het verpleegplan systematisch op. Ik coördineer de verpleegkundige zorg voor de mij toegewezen patiënten. Ik organiseer overleg tussen de betrokken hulpverleners.
5
Creatief zijn en maximaal benutten van kansen Ik help de patiënt bij het benoemen van kansen. Ik kan de patiënt duidelijk maken welke kansen er zijn. Ik stel verschillende mogelijkheden voor. Ik laat de patiënt zelf de eindkeuze maken. Bij vastgelopen situaties zoek ik naar de nieuwe kans.
G
R
O E
I
Methodisch/procesmatig denken en handelen Ik ken de verschillende fasen van het verpleegproces. (systematisch handelen) Ik kan deze fasen uitschrijven in een verpleegplan. Ik bespreek de probleemformulering met de patiënt. Ik bespreek de doelstelling met de patiënt op de haalbaarheid. Ik evalueer samen met de patiënt de ondernomen acties.
G
R
O E
I
Samenwerken in team (en extramurale zorgverleners) Ik neem verantwoordelijkheid t.a.v. het team. Ik bespreek de gevoelens, die o.m. ontstaan uit mijn vertrouwensrelatie met de patiënt, met mijn collega’s. Ik vraag feedback over mijn interventies aan de collega’s. Ik geeft deskundig feedback aan de collega’s. Ik kan goed samenwerken met de waarnemend verpleegkundige. Ik kan goed samenwerken met mijn collega’s verpleegkundigen. Ik kan goed samenwerken met de andere disciplines.
G
R
O E
I
Overleggen met team (en extramurale zorgverleners) Ik geef de noodzakelijke gegevens over de mij toegewezen patiënten door aan andere teamleden. Ik kan tijdens een vergadering vlot spreken voor de groep. Ik bereid de patiëntbespreking voor. Ik formuleer een bondig besluit na bespreking in team van de mij toegewezen patiënten. Ik kan assertief communiceren.
G
R
O E
I
Onderhandelen Ik kan de tegenstellingen in verwachting tussen de patiënt en het team inschatten. Ik stel de verwachtingen van de patiënt en de therapeutische doelstellingen op elkaar af. Ik onderhandel met de teamleden over de te maken afspraken. Ik kan argumenteren naar de patiënt waarom een bepaalde teambeslissing genomen werd. Ik kan argumenteren naar het team waarom een bepaalde beslissing met de patiënt genomen werd.
G
R
O E
I
B. Teamgerichte competenties
6
Behartigen van de belangen van de patiënt G Ik positioneer mij tussen de patiënt en het vooropgestelde doel. Ik verdedig de patiënt op fora waar hij niet aanwezig is. Ik kom op voor de belangen van de patiënt.
R
O E
I
C. Competenties gericht naar professionele ontwikkeling Kennis verwerven en expertise opbouwen Ik bezit algemeen psychiatrisch verpleegkundige kennis. Ik bezit kennis over het beroepsprofiel van de psychiatrisch verpleegkundige. Ik heb een grondige kennis van het model patiëntentoewijzing. Ik bezit kennis over interdisciplinaire behandelprocessen. Ik hanteer mijn kennis in communicatie met de patiënt. Ik hanteer mijn kennis in communicatie met collega’s. Ik werk actief aan het up to date houden van mijn kennis.
G
R
O E
I
Inzicht verwerven in eigen functioneren Ik kan mijn eigen draagkracht correct inschatten. Ik reflecteer over mijn eigen functioneren. Ik bespreek met mijn collega’s mijn eigen functioneren. Ik neem verantwoordelijkheid naar de eigen professionele ontwikkeling. Ik weet mijn betrokkenheid met de patiënt correct te doseren.
G
R
O E
I
Persoonsgerichte en professionele grondhouding ontwikkelen Ik ga respectvol om met mensen. Ik blijf efficiënt functioneren in stressvolle situaties. Ik ben integer in mijn contacten. Ik ga discreet om met patiënteninformatie. Ik pas mij flexibel aan in nieuwe situaties. Ik ben kritisch ingesteld.
G
R
O E
I
Ethisch reflecteren en handelen Ik ken mijn eigen waarden. Ik kan mijn eigen waarden toetsen aan de waarden van de patiënt. Ik ken de basisbegrippen van ethisch handelen. Ik respecteer de waarden van de patiënt. Ik kan conflicterende waarden benoemen. Ik kan een ethische afweging maken tussen conflicterende waarden. Ik handel uit ethische overweging.
G
R
O E
I
7