Meerjarenbeleidsplan LSFVP 2014 - 2017
Utrecht, Juni 2013
1. Inleiding 2. Externe en interne omgeving 2.1
Veranderingen in de ggz 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4
Ambulantisering van de hulpverlening Transitie ambulante begeleiding Transitie jeugdzorg Wet verplichte ggz
2.2
Financiering fvp-functie
2.3
Interne omgeving 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5
Communicatie Opleiding Registratie en dossierbeheer Contractbeheer Personeelsfunctie
3. Missie en visie 4. Doelstellingen tot 2017 4.1
Beschikbaarheid verspreid over het land
4.2
Structurele financiering
4.3
Bekendheid en toegankelijkheid van de functie
4.4
Bereikbaarheid
4.5
Aansluiten op externe ontwikkelingen 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4
4.6
Dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van cliënten in zorg bij aangesloten instellingen analoog aan Motie Joldersma c.s. Dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van cliënten in zorg bij nog niet aangesloten instellingen Dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van cliënten in zorg bij aanpalende GGz-instellingen Dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van (nog) niet in zorg zijnde cliënten met psychische/psychiatrische problemen.
Kwaliteit van de dienstverlening 4.6.1 4.6.2
Intern: opleiding, registratie en dossierbeheer, contractbeheer en Personeelsfunctie Extern: klanttevredenheid, communicatie
5. Slotwoord
2
1.
Inleiding
De functie ‘familievertrouwenspersoon’ (verder fvp genoemd) bestaat sinds 2003 en heeft zich in enkele jaren over een aantal grote instellingen voor ggz verspreid. De fvp’en hebben met elkaar het Landelijk Overleg van Familievertrouwenspersonen gevormd om het verder ontwikkelen van deze functie met elkaar te kunnen delen en ervaring, kennis, en methodieken uit te wisselen. De fvp’en hebben gezamenlijk en in samenwerking met het Landelijk Platform GGz (o.a. familie-organisaties) en de Stichting PVP gepleit voor een echt familiebeleid in de ggzinstellingen en gelobbyd voor landelijke verankering van de fvp-functie als belangrijk onderdeel van familiebeleid. Met het ministerie van VWS is de mogelijkheid besproken van een landelijke subsidie en het opzetten van een landelijke stichting om de functie verder te ontwikkelen tot een landelijk dekkende dienstverlening. In 2010 heeft dit geresulteerd in een projectsubsidie voor de opbouw van een landelijke organisatie en landelijke dekking van de fvp-functie. Deze projectsubsidie (€ 1,09 mln. per jaar) is door VWS voortgezet tot en met 2012 en is aangegrepen om de functie breder bekend te maken en ook het draagvlak van de functie te verbreden. Voor een betere positionering van de Stichting in het veld en verheldering van de positie van de familievertrouwenspersonen in de instellingen is in 2011 gekozen voor de uitbouw van de Landelijke Stichting Familievertrouwenspersonen, waarin het Landelijk Overleg van Familievertrouwenspersonen is opgegaan. Voor de bestuursfuncties zijn mensen voorgedragen door - Landelijk Platform GGz, - Familieorganisaties in de ggz, - Cliëntenorganisaties in de ggz, - GGz Nederland, - De fvp’en, - Stichting PVP. Na afsluiting van de periode met projectfinanciering zien de LSFVP en de spreiding van familievertrouwenspersonen er als volgt uit: 54 ggz-instellingen (meest grote) zijn aangesloten met 50/50% cofinanciering; 21 familievertrouwenspersonen (13 FTE) werken verspreid over het land; 5 fvp’en bemensen naast hun veldfunctie de landelijke hulplijn(0,5fte); landelijk bureau en landelijke functies zijn op sterkte; de functies van het Landelijk Overleg van fvp’en zijn ingebed in het beleid voor deskundigheidsbevordering, opleiding, persoonlijke ontwikkeling en evaluatie. De subsidie van het ministerie van VWS is omgezet in een instellingssubsidie van dezelfde omvang met een looptijd tot en met 2017. De LSFVP kijkt met dit meerjarenplan vooruit naar de periode 2014 – 2017. Belangrijkste doelen voor die periode zijn:
3
1. de fvp-functie uitrollen over heel Nederland en bij alle ggz-instellingen die klinische behandeling aanbieden, ongeacht vanuit welk financieringskader deze gefinancierd worden; 2. de fvp-functie verbreden naar alle ggz-hulpverlening, zoals de jeugd-ggz, de eerstelijnszorg in de ggz, de OGGZ, Forensische zorg, Verslavingszorg en de WMOgefinancierde ggz-zorg; 3. het aanstellen, ondersteunen en scholen van nieuwe fvp’en uitgaande van een (voorlopige) norm van minimaal 1 fte per 40.000 cliënten per jaar, dan wel 1 fte per 750.000 inwoners; 4. aansluiting zoeken, vinden en houden met ontwikkelingen binnen de ggz en WMOgefinancierde zorg; 5. aangaan van structurele samenwerkingsverbanden met overige vertrouwenswerkorganisaties en met hen een gezamenlijke visie en kwaliteitskader ontwikkelen, met behoud van de eigen identiteit; 6. het afsluiten van dienstverbanden met alle fvp’en voor een optimalisering van de onafhankelijkheid, maar met behoud van binding met de instellingen (nieuw te werven fvp’en met een dienstverband met de LSFVP krijgen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden, waarna na gebleken geschiktheid een vaste aanstelling kan volgen) 7. het realiseren van dienstverlening van excellente kwaliteit, een hoogstaand opleidings- en nascholingsprogramma voor fvp’en, met specifieke aandacht voor de kennisbehoefte van regionale fvp’en; 8. realiseren van een geautomatiseerd registratie/rapportagesysteem op basis van een bestaande, goed werkende applicatie. Deze automatisering gaat behulpzaam zijn bij het genereren van kennis ten aanzien van trends en maakt vergelijkingen tussen instellingen en regio’s mogelijk; 9. realiseren van financiële zekerheden voor de exploitatie van de stichting na deze beleidsperiode.
4
Leeswijzer In het volgende hoofdstuk komen achtereenvolgens de ontwikkelingen in de ggz, de financiering en de interne organisatie aan de orde. Ten aanzien van de interne organisatie wordt op hoofdlijnen slechts datgene besproken wat van belang is om beleid op te formuleren. Daarna volgt de missie en de visie van de LSFVP. Deze zijn de afgelopen jaren geëvolueerd tot een meer naar buiten gerichte zienswijze en opdracht. De omgeving verandert immers snel en het is daarom zaak hier bij aan te (blijven) haken. Dat betekent veel voor het vaststellen van speerpunten voor interne organisatie. Het beleidsplan wil zich hiertoe beperken. In de reguliere bedrijfsvoering en de jaarwerkplannen komen minder in het oog springende zaken natuurlijk wel aan de orde. In hoofdstuk 4 worden vanuit de externe ontwikkelingen, de interne organisatie en de geformuleerde missie en visie de doelstellingen tot 2017 beschreven. Deze hebben een zowel interne als externe gerichtheid.
5
2.
Externe en interne omgeving
2.1
Veranderingen in de ggz
2.1.1 Ambulantisering van de hulpverlening De komende jaren zullen grote veranderingen plaatsvinden in de ggz-hulpverlening. Kostenbesparing, vergroten van de effectiviteit en kwaliteit van zorg staan daarin centraal. De grootste verandering die door ‘partijen’ is overeengekomen in het ‘Bestuurlijk akkoord GGZ 2013-2014’, betreft het omzetten van veel intramurale naar (ook intensieve) ambulante zorg, georganiseerd rond de patiënt. Veel instellingen werken al met FACT-teams die niet alleen met de cliënt contact hebben, maar ook de familie en omgeving goed betrekken. Daarnaast wil men een verschuiving naar minder gespecialiseerde basis-ggz en de huisarts. Dit betekent dat de huisarts beter geëquipeerd moet worden om psychische problemen goed in te schatten en te verwijzen naar een eerstelijnspsycholoog/pedagoog, psychiatrische POH, etc. Deze ontwikkelingen betekenen niet alleen dat de patiënt/cliënt zoveel mogelijk in zijn eigen omgeving blijft, maar ook dat de partner, familie en naasten veel meer betrokken blijven bij de cliënt. Zij zullen veel meer dan voorheen (moeten) bijdragen aan het ondersteunen en zo nodig begeleiden van de cliënt om de zelfstandigheid, sociale omgeving en eigen regie te behouden en zodoende opname te voorkomen. Naar verwachting zal deze verandering van beleid en praktijk niet meteen voor alle betrokkenen helder en vanzelfsprekend zijn. Bejegening, overleg, besluitvorming en communicatie van behandelaars/hulpverleners met familie en naasten zullen ingrijpend veranderen. Het zal de nodige tijd en aandacht vragen van alle betrokkenen (zeker van mensen die tot nu toe anders gewend zijn) om dit proces met elkaar goed vorm te geven. Uitgangspunt van de LSFVP voor dit proces is dat betrokkenheid van familie/naasten bij het behandel- of begeleidingsplan van iemand met psychische problematiek in een zo vroeg mogelijk stadium wenselijk en vanzelfsprekend is. Deze aanpak draagt bij aan het tegengaan van opname, aan herstel en behoud van de sociale en maatschappelijke participatie van de betrokkene. De fvp kan zich daarnaast richten op het maken van een mantelzorgplan met de familie/naastbetrokkenen, dat hen houvast biedt in hun rol. Samenwerking met organisaties als “Eigen Kracht Centrales” kan zeker een meerwaarde opleveren. De ontwikkelingen binnen E-Health worden door de LSFVP gemonitord.
2.1.2 Transitie ambulante begeleiding De overgang van de ‘functie ambulante begeleiding, inloop en dagbesteding’ van de AWBZ naar de WMO betekent dat een deel van de langdurige zorg overgaat naar gemeentelijke verantwoordelijkheid. Die zorg wordt door gemeenten opnieuw vormgegeven en ‘ingekocht’ bij diverse gespecialiseerde en minder gespecialiseerde aanbieders. Dit biedt mogelijkheden
6
voor verandering/vernieuwing, maar ook risico’s op te weinig inzicht in ggz, minder of onvoldoende aanbod van activerende, zinvolle of steun biedende dagbesteding. Ook bij deze transitie ligt het voor de hand dat familie en naasten meer betrokken zullen zijn bij het formuleren bij een nieuw ondersteuningsaanbod (krachtens de WMO). Voor familie en naasten is het belangrijk dat zij in ‘het keukentafelgesprek’ meedenken over het maken van afspraken over ondersteuning, zodat er een goed pakket ondersteuning geleverd wordt.
2.1.3 Transitie jeugdzorg Over de transitie van de jeugd-ggz, tegelijk met de jeugdzorg, naar gemeentelijke verantwoordelijkheid maken veel professionals in de ggz zich zorgen. Die angst is dat de jeugd-ggz los komt te staan van de volwassenen-ggz en de gezondheidszorg als geheel (de medische benadering). Andere betrokkenen leggen de nadruk op de opgroei- en opvoedingsaspecten van de jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg, die vooral op het lokale niveau moeten worden vormgegeven. Daarmee wordt de psychische problematiek niet beperkt tot ‘de spreekkamer’ maar veel meer benaderd als onderdeel van een gezins- of familiesituatie. De familie en naasten worden dus meer als natuurlijke betrokkenen gezien en zo mogelijk ook bij de behandeling/begeleiding betrokken. Deze aanpak draagt, net als bij volwassenen met psychische problematiek, bij aan het tegengaan van opname, aan herstel en behoud van de sociale en maatschappelijke participatie van de jongere.
2.1.4 Wet verplichte ggz De Wet verplichte ggz is nog steeds in voorbereiding en de fvp-functie wordt in het huidige concept beschreven. Deze wet is gericht op het behandelen van mensen met ernstige psychische problemen en behandelaars kunnen (bij een terugval) krachtens de wet gebruik maken van drang en dwang. Opname vanwege een crisissituatie en het verloop daarnaar toe zal ook in de toekomst een ingrijpende maatregel zijn en de gevolgen voor de levensloop kunnen heel groot zijn. De druk op een gezinssysteem is in die situaties hoog en de kans op genezing en volledig herstel klein. De beschikbaarheid van een familievertrouwenspersoon is in deze situaties heel belangrijk, omdat drang en dwang vaak leidt tot druk op een gezinssysteem en ook de relatie tot de hulpverlening onder druk zet. De fvp-functie wordt in de wetteksten omschreven met de functies zoals die op dit moment ook door de familievertrouwenspersonen worden vervuld (met de toevoeging dat het zowel kan gaan om familie van iemand die vrijwillige zorg ontvangt als om verplichte zorg). De voorlopige wetteksten geven de indruk dat er een stevige basis komt voor de fvp-functie voor mensen met psychische problematiek.
7
2.2
Financiering fvp-functie
De bezuinigingen door de rijksoverheid in de gezondheidszorg zijn ongunstig voor de introductie van de nieuwe functie ‘familievertrouwenspersoon’. Het is niet duidelijk wat deomvang van de vraag naar onze dienstverlening uiteindelijk zal zijn bij alle veranderingen die een beroep zullen doen op het verantwoordelijkheidsgevoel van familie en naasten. Een deel van de potentiële vraag betreft familieleden of naasten van zorgmijders of mensen met psychiatrische problemen die niet in zorg zijn Die situaties kunnen (veelal na verloop van tijd) escaleren en familie/naasten voor moeilijke vragen stellen. Ook die vragen zijn vaak aanleiding om de LSFVP in te schakelen. De LSFVP gaat er echter van uit dat het niet mogelijk zal zijn het nu beschikbare bedrag verhoogd te krijgen, ondanks het feit dat de inzet tot 17 fte in 2013 al haar maximum bereikt. De LSFVP zal echter de ontwikkelingen monitoren en zo goed mogelijk inspelen op de vraag in de diverse domeinen. Naast de financiering door rijksoverheid en grote ggz-instellingen zal het nodig zijn andere vormen van financiering te vinden, bijv. via gemeentes en kleine ggz-instellingen die zelf geen fvp kunnen/ willen aanstellen. De komende jaren zullen ontwikkelingen gericht op differentiatie van de financiering gevolgd worden en waar mogelijk van nieuwe geldstromen gebruik worden gemaakt. In 2013 is een abonnementsysteem ontwikkeld voor kleinere instellingen. Uit contacten met het veld bleek behoefte aan dienstverlening door een fvp zonder dat hieraan een samenwerkings- en een detacherings- of inleenovereenkomst ten grondslag ligt. De reden hiervoor is dat het aantal casussen bij een kleine instelling moeilijk te voorspellen is en de bij de grote instellingen gehanteerde berekening van de benodigde formatie hierdoor minder zinvol is en/of leidt tot veel kleine dienstverbanden. Er zou dan per medewerker relatief te veel tijd in scholing geïnvesteerd moeten worden. Het gaat hier om een jaarlijks basisbedrag van € 1000,= en een uurtarief van € 65,= vanaf het moment dat een casus loopt. Dit systeem heeft het mogelijk gemaakt financiering te genereren voor een regionale dekking van fvp’en die niet voor hun volle werktijd diensten verrichten aan familie/naastbetrokkenen van bij instellingen in zorg zijnde cliënten, zodat er financiële ruimte ontstaat om in het lokale veld actief te worden en zo het vertrouwenswerk ook voor het ambulante ggz beschikbaar te stellen en te ontwikkelen. In de beleidsperiode 2014 – 2017 zal het abonnementssysteem een belangrijke bijdrage als additionele inkomstenbron gaan leveren om familie/naastbetrokkenen inzake aanpalende zorg (jeugd, forensisch en 1e lijn) van dienst te kunnen zijn. Voor de groep familie/naastbetrokkenen van zorgmijders kan onze dienstverlening worden aangeboden vanuit WMO-gelden.
2.3
Interne omgeving
In deze paragraaf wordt de organisatie niet uitputtend besproken, maar slechts uitgelicht welke elementen in het kader van de externe ontwikkelingen en de missie/visie de komende jaren aandacht, aanpassing en verbetering behoeven. In hoofdstuk 4 worden een aantal verbeteringen uitgewerkt.
8
2.3.1 Communicatie De communicatie met de fvp’en verloopt via landelijke bijeenkomsten en ad hoc. Er is een communicatieplan gericht op het acquireren van nieuwe instellingen waarmee samenwerkingsovereenkomsten worden aangegaan.
2.3.2 Opleiding In 2012 is een opleidingsprogramma uitgerold dat uit meerdere onderdelen bestaat: 1. een vast programma voor iedereen (een deel van dit programma staat open voor externen); 2. intervisie en coaching; 3. een op maat gemaakt individueel programma naar aanleiding van de bevindingen uit een 360 graden feedback of een assessment (competentietest) bij nieuwe medewerkers.
2.3.3 Registratie en dossierbeheer Registratie geschiedt handmatig en is nog niet optimaal gestandaardiseerd. Dossiervorming geschiedt door individuele fvp’en en zijn nog niet centraal beschikbaar voor overdracht of hulplijn.
2.3.4 Contractbeheer Er bestaan een tweetal combinaties van contracten, beide gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst met ggz-instellingen, waarbij uitgegaan wordt van een ureninzet die overeenkomt met de grootte van de instelling (1 fte per 40.000 cliënten). De variaties zijn: ofwel de fvp is in dienst van de instelling en wordt naar de LSFVP gedetacheerd, ofwel de fvp is in dienst van de LSFVP en wordt door instellingen ingeleend ten behoeve van het vertrouwenswerk. Hiervoor zijn we niet btw-plichtig omdat er geen sprake is van economisch verkeer (de LSFVP levert immers geen diensten aan de instellingen, maar maakt vertrouwenswerk door fvp’en aan familie en naastbetrokkenen mogelijk).
2.3.5 Personeelsfunctie De personeelsfunctie beperkt zich vooralsnog tot het opstellen en administreren van arbeidsovereenkomsten. Er wordt aangehaakt bij de CAO-ggz, zonder volgend te zijn in alle artikelen. Dit levert nog onduidelijkheid en verwarring over arbeidsvoorwaarden en procedures. Flexibilisering van de organisatie en de inzet van fvp’en maakt professionalisering noodzakelijk.
9
3.
Missie en visie
Familievertrouwenspersonen zijn voor familie/naasten beschikbaar om vragen, problemen en klachten over de samenwerking met behandelaars en zorgverleners te bespreken. Zij kunnen een vertrouwenspersoon benaderen. Voorwaarde is wel dat naastbetrokkenen de weg naar de fvp weten en de bereidheid bestaat bij behandelaren/begeleiders zich open te stellen voor een bredere blik op de cliënt en zijn/haar relatie tot de omgeving. Hier zal nog veel ervaring moeten worden opgebouwd hoe een goed samenspel kan worden gevonden als de samenwerking in de triade niet goed verloopt en de verwachtingen en wensen erg uiteen lopen. Het verzamelen van casuïstiek (wat ging mis, wat ging goed?) is hiervoor erg belangrijk en daarin kunnen de fvp’en een belangrijke rol vervullen. Deze kunnen in de opleiding en bijscholing van fvp’en worden ingezet. In de beleidsperiode wordt de dienstverlening met additionele financiering uitgebreid naar familie/naasten ongeacht waar de betrokkene in zorg is (inclusief jeugd, forensisch en 1e lijn) of ‘niet in zorg wil’. De missie en visie zullen hiermee richting geven aan de consequenties die de veranderende externe omgeving hebben voor een kwalitatief goede dienstverlening aan familie en naastbetrokkenen. Nodig is een flexibele organisatie waarbij onze werkwijzen en inzet van mensen en middelen enerzijds steeds aangepast worden aan de omstandigheden en anderzijds bijdragen aan een steeds sterkere positie van familie en naastbetrokkenen. Dat vraagt om veel gevoel met wat er aan trends opkomt. We moeten daarvoor dicht bij het vuur zitten. Het is om die reden dat de LSFVP kiest voor een flexibele inzet van fvp’en: niet alleen verbonden aan instellingen, maar we willen ook regionaal sterk vertegenwoordigd zijn. Het is immers noodzakelijk steeds en optimaal beschikbaar te zijn. Niet alleen voor familie en naastbetrokkenen voor in zorg zijnde cliënten, maar voor alle mantelzorgers en familie/naastbetrokkenen van zorgmijders. Dat vraagt nu om aanhaken bij de ambulantisering en lopende transities en straks bij alle nieuwe zorgvormen die nog ontwikkeld worden. Doel van de LSFVP is daarom de dienstverlening van fvp’en niet alleen beschikbaar te stellen voor familie en naasten van cliënten van alle klinische settingen, maar voor alle familie/naastbetrokkenen van mensen in het ambulante veld. De LSFVP streeft naar onafhankelijkheid van de functie van fvp’en en naar een landelijke uitrol en dekking. Eind 2012 waren met 54 van 125 ggz-instellingen samenwerkingsovereenkomsten afgesloten. In 2013 wordt de maximale capaciteit voor fvp’en bereikt binnen het bestaande budget, zodra 17 fvp’en zijn aangesteld. De regio’s waar fvp’en via ggz-instellingen minder goed beschikbaar zijn, worden bediend door regionale fvp’en.
10
3.1
Missie
De LSFVP zet onafhankelijke vertrouwenspersonen in voor familie/naasten van mensen met psychische en/of verslavingsproblematiek, al dan niet in zorg, en die die vragen of problemen hebben in het kader van de behandeling of begeleiding van de cliënt of het uitblijven daarvan. De LSFVP heeft de ambitie de betrokkenheid en positie van familie en naastbetrokkenen te versterken in zowel klinische als ambulante settingen van de ggz als buiten de ggz (bij familie/naastbetrokkenen in de rol van mantelzorgers). De LSFVP signaleert tekortkomingen in de zorg en de positie van familie/naastbetrokkenen bij zorgaanbieders en gemeenten en zet zich in voor verbeteringen.
3.2
Visie
De vertrouwenspersoon biedt op vertrouwensbasis kortdurende dienstverlening in de vorm van informatie, advies en ondersteuning aan de familie/naasten. De dienstverlening is er op gericht dat zij hun positie helder krijgen en keuzes kunnen maken hoe te handelen om meer grip te krijgen op de situatie rond (de behandeling/begeleiding/situatie) van de cliënt. De LSFVP is er van overtuigd dat de veranderingen in de ggz niet van tijdelijke aard zijn en dat de positie van familie/naastbetrokkenen steeds opnieuw moet worden gedefinieerd. Dat betekent dat het vertrouwenswerk goed moet kunnen inspelen op landelijke en regionale ontwikkelingen om de dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen efficiënt en effectief te kunnen blijven aanbieden.
11
4.
Doelstellingen tot 2017
De uitdaging voor de komende jaren is het groeien in professionele ondersteuning aan familie en naastbetrokkenen in steeds veranderende omstandigheden. Belangrijk is daarbij, naast de groei van het aanwezig zijn binnen de instellingen, het aanhaken bij de ambulantisering en andere belangrijke ontwikkelingen. Dat vraagt om een flexibele organisatie met fvp’en die dicht bij de doelgroep staan. Dat betekent dat we op zoek moeten blijven naar familie en naastbetrokkenen in brede zin. Contacten met vertegenwoordigende belangengroepen (zoals de familieraden in de instellingen), organisaties van mantelzorgers, andere aanbieders van vertrouwenswerk, gemeenten zijn belangrijk. Van groter belang is echter dat de familie en naastbetrokkenen de fvp en haar dienstverlening kunnen vinden en dat deze dienstverlening effectief en van hoge kwaliteit is. Inspelen op deze eisen en veranderingen hebben een hoog ambitieniveau. Van het landelijk bureau mag verwacht worden dat de contacten op strategisch niveau met bijvoorbeeld het ministerie van VWS, GGZ Nederland, Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), politiek, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) goed zijn en tot resultaat leiden, bijdragend tot een verbetering van de positie van familie en naastbetrokkenen. Ook prijst de LSFVP zich gelukkig dat zij veel steun ondervindt van de familieorganisaties en familieraden. Aangehaakt zijn bij het externe veld en daar ogen en oren hebben, betekent ook het een en ander voor de interne organisatie. Deze moet zich blijven ontwikkelen zonder bureaucratisch te worden. De sleutelwoorden zijn flexibilisering en professionalisering. Hieronder wordt beschreven wat de beleidsvoornemens hiertoe zijn.
4.1
Beschikbaarheid verspreid over het land
Als uitgangspunt voor een goede spreiding wordt niet alleen het aantal inwoners per regio gehanteerd, omdat het lastig terug te rekenen valt naar de omvang van de instelling. In elke regio zijn er diverse instellingen die hulp verlenen. Daarom is tot eind 2012 gekozen voor een berekening op basis van het aantal cliënten per jaar. GGZ-Nederland geeft aan dat er circa 850.000 cliënten per jaar gebruik maken van de ggz. De verdeling wordt dan, bij een maximale inzet van 22 fte, de norm van 1 fte per circa 40.000 cliënten. Daarmee valt goed te bepalen hoeveel uren vertrouwenswerk aan een instelling toegerekend kunnen worden. Dit vormt de basis van de samenwerkingsovereenkomst tussen de LSFVP en de instellingen. Met een regionale invulling (dus met ook regionaal werkende fvp’en) kan een volledige landelijke dekking worden gerealiseerd. Hier is vraag naar zowel bij kleine zorginstellingen, die geen eigen fvp kunnen/willen aanstellen, als bij families van mensen die zorg mijden. Om de regionale functie te kunnen uitvoeren is medefinanciering van de gemeentes nodig, zoals al in Noord-Holland Noord plaatsvindt. De regionale invulling maakt het ook mogelijk contacten met (regio-)gemeenten te onderhouden en met de georganiseerde eerstelijnszorg. De norm is hier: 1 fte fvp per 750.000 inwoners.
12
Het doel is dat alle instellingen aangesloten worden via een directe samenwerking of binnen een regio. Hiervoor is nodig dat er een gedifferentieerd aanbod van overeenkomsten met instellingen wordt aangeboden, te weten: samenwerkingsovereenkomsten op basis van cofinanciering (50/50) of abonnement met facturering van werkelijke prestatie. Nodig voor de beschikbaarheid verspreid over het land is het aanstellen van regionale fvp’en (4 fte) die vertrouwenswerk verrichten, inclusief hulplijn en die een rol zullen gaan spelen bij de acquisitie (ook bij gemeenten/WMO). Zij zijn daarbij continue aangehaakt bij regionale ontwikkelingen. Het landelijk bureau is er uiteraard voor beleid en strategische afspraken.
4.2
Structurele financiering
Er is een belangrijk succes behaald met de toekenning van een instellingssubsidie van 2013 t/m 2017. Voor instellingen die nog twijfelen over het permanente karakter van de LSFVP is die twijfel hiermee weggenomen. Ook zal deze toekenning het gemakkelijker maken fvp’en in dienst te nemen, omdat de functie met minder onzekerheden is omgeven dan de afgelopen jaren het geval was. Voor de regionale invulling van de fvp-functie kan mogelijk een beroep worden gedaan op gemeentelijke financiering in het kader van de ‘ambulante begeleiding’ en de mantelzorgondersteuning (WMO-gelden) en de Jeugdwet. Deze vorm van additionele financiering is van belang omdat de motie Joldersma c.s. slechts voorziet in dienstverlening aan familie/naasten van bij ggz-instellingen in zorg zijnde cliënten. Een beperkte bron van additionele financiering vormen daarnaast de opleidingsactiviteiten, die deels ook belangstelling trekken van niet-aangesloten instellingen (met eigen fvp’en). De activiteiten blijven echter deels exclusief voor fvp’en die bij de LSFVP zijn aangesloten.
4.3
Bekendheid en toegankelijkheid van de functie
De bekendheid van de fvp-functie in de instellingen zal de komende jaren aanzienlijk toenemen, doordat de nieuwe fvp’en zichzelf presenteren in de instelling en aan cliënten/familie. Ook raken ze gaandeweg beter ingebed. De fvp’en zijn zelf verantwoordelijk voor het breder bekend maken van hun functie binnen de instelling(en) en ondernemen ook diverse activiteiten op dit vlak: bekend maken van hun mogelijkheden in de instelling (bij beroepskrachten), bekend maken op de communicatie-uitingen van de instellingen voor cliënten en familie, bekend maken via landelijke kanalen (de website, folders, nieuwsbrief, etc.). Ook werken fvp’en op dit vlak samen met familieraden, door via de familieraad informatie te verspreiden, informatie te geven op avonden voor families, etc. Naast het werk binnen de instellingen zal er een groeiende aandacht zijn voor de extramurale en mantelzorg. Dat vraagt een andere focus, waarvoor gespecialiseerde regionale fvp’en zullen worden geworven en opgeleid. Ondersteunend aan onze focus op de eerste lijn worden huisartsenverenigingen zo veel mogelijk ingeschakeld.
13
Het landelijk bureau draagt hieraan bij door het inzetten van deels additioneel gefinancierde formatie regionaal vertrouwenswerk. Deze formatie (groot circa 4 fte) wordt ingezet om vertrouwenswerk te verrichten bij een groeiend aantal kleinere instellingen die merendeels gebruik zullen gaan maken van het abonnementssysteem. Daarnaast zullen deze medewerkers actief zijn in het opzetten van samenwerking met gemeenten (in het kader van WMO-gefinancierde zorg), huisartsen, forensische psychiatrie (AWBZ-gefinancierd) en Jeugdzorg. Naarmate meer (kleinere) instellingen samenwerking met de LSFVP aangaan vermindert de formatie naar rato voor het regionale werk, totdat de telefonische hulplijn, naast hun reguliere aanbod) ook kan voorzien in alle hulpvragen van familie/naasten die niet rechtstreeks een relatie met een ggz-instelling hebben. Het landelijk bureau zorgt tevens voor passende en op maat gesneden scholing, intervisie en voorlichtingsmateriaal, zowel in de vorm van folders en posters als digitaal via de website. Het afsluiten van samenwerkingsverbanden (overeenkomsten) blijft natuurlijk voorbehouden aan de directeur.
4.4
Bereikbaarheid
De fvp’en zijn voor familie en naastbetrokkenen gemakkelijk te bereiken, hoewel een aantal fvp’en maar een beperkt dienstverband heeft. De landelijke hulp- en advieslijn is daarnaast dagelijks bereikbaar (alle volledige werkdagen) en er bestaat de mogelijkheid om buiten kantooruren een voicemail in te spreken of contact te zoeken via de website. Mensen die op deze wijze contact leggen, worden de volgende werkdag teruggebeld of gemaild. Er werken een aantal fvp’en aan de hulplijn die ieder een dagdeel verzorgen en de mensen te woord staan. Zij doen een eerste verkenning van de vraag. Indien de casus niet over te dragen is aan een professionele organisatie in de regio (maatschappelijk werk, mantelzorgondersteuning), wordt hij overgedragen aan een fvp die in dezelfde regio werkt als waar de hulpvrager woont.
4.5
Aansluiten op externe ontwikkelingen
Op het domein van de ambulante zorg wil de LSFVP haar dienstverlening versterken en uitbreiden tot WMO-gefinancierde zorg en mantelzorg. Omdat deze ontwikkelingen veelal lokaal georganiseerd zijn in netwerken worden gespecialiseerde fvp’en ingezet. Zij zijn goed ingevoerd in het lokale en regionale veld en voor de LSFVP het gezicht in deze netwerken. Hierdoor kunnen zij, en door hun kennis van de sociale kaart, de familie/naastbetrokkenen van niet bij aangesloten ggz-instellingen in zorg zijnde mensen optimaal van dienst zijn. Voor de LSFVP betekent de overgang naar één jeugdzorgbeleid (dus inclusief de jeugd-ggz) dat het vertrouwenswerk in de jeugdzorg opnieuw vormgegeven moet worden. In de Jeugdzorg is geen scheiding tussen vertrouwenswerk voor cliënten en voor familie, zoals in de ggz. Over de vormgeving wordt al enige tijd met CVP, Zorgbelang, AKJ, Stichting PVP en andere organisaties van gedachten gewisseld, gericht op het gezamenlijk bieden van een
14
compleet aanbod. Gedacht wordt aan een ‘brede voordeur’ voor mensen die behoefte hebben aan een vertrouwenspersoon waar men met de betrokkene overlegd of het gaat om de cliënt, de familie of beide. Daarnaast wordt onderzocht of een gemeenschappelijke visie op het vertrouwenswerk en een gemeenschappelijk kwaliteitskader te ontwikkelen valt. Ondersteund door verschillende financieringsstromen betekent dit dat de LSFVP de familie en naastbetrokkenen breed wil gaan bereiken en diensten ook aan familie/naastbetrokkenen van cliënten van de niet-klinische ggz, jeugd-ggz en forensische ggz en niet in zorg zijnde cliënten aan wil bieden. Samengevat in schema betreft het de volgende doelgroepen, aanbod dienstverlening en financieringsstroom: DOELGROEP GGz-instelling (intra- en extramuraal
GGz-instelling (nog niet aangesloten Aanpalende zorg (jeugd, forensisch, 1e lijn)
Familie/naastbetrokkenen van niet in zorg zijnde cliënten
AANBOD Volledige dienstverlening door aan instelling verbonden fvp’en (analoog aan motie Joldersma c.s.; Telefonische dienstverlening Telefonische dienstverlening
FINANCIERING VWS en cofinanciering door aangesloten instellingen of abonnementssysteem (bij kleine instellingen)
Telefonische dienstverlening, regionale fvp’en
VWS Abonnementssysteem bij instellingen die een overeenkomst met de LSFVP hebben VWS Additionele financiering (vanuit WMO)
Telefonische dienstverlening regionale fvp’en
VWS
Door uitbreiding van de telefonische hulplijn naar beschikbaarheid op hele werkdagen komt (een beperkt aanbod van) dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van GGzinstellingen zonder samenwerkingsovereenkomst in beeld. Bij deze vorm van hulpverlening kunnen geen activiteiten worden aangeboden ter bevordering van de communicatie binnen de triade van familie/naastbetrokkene – instelling – cliënt. De doelstelling blijft dus onverminderd met zo veel mogelijk instellingen overeenkomsten aan te gaan. De regionale fvp’en zullen hier een rol in gaan spelen middels voorlichtingsbijeenkomsten en oriënterende gesprekken met behandelaren en management. Dit moet leiden tot tussen de LSFVP en de betrokken instelling aan te gane overeenkomsten. Hiervoor zijn, afhankelijk van de doelgroep, diverse financieringsbronnen aan te boren. Deels voorziet het abonnementssysteem in deze financiering, maar deels zal als gevolg van de overheveling van de AWBZ-zorg naar de gemeenten, financiering vanuit de WMO-gelden nodig zijn. Uitgangspunt is dat de financiering vanuit VWS slechts zal worden aangewend voor zover
15
bedoeld met de motie Joldersma c.s. uitbreiding van de Dienstverlening naar andere doelgroepen wordt wel voorbereid door regionale fvp’en en de directie. Middelen hiertoe zijn het abonnementssysteem en nog te verkrijgen additionele financiering door gemeenten. Alleen dan is de volledige dienstverlening voor iedereen beschikbaar. In de volgende subparagrafen wordt dit per doelgroep toegelicht.
4.5.1 dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van cliënten in zorg bij aangesloten instellingen analoog aan Motie Joldersma. C.s. Deze dienstverlening valt volledig onder de reikwijdte van de motie Joldersma c.s. waarop de financiering door VWS is gestoeld. De dienstverlening is gebaseerd op samenwerkingsovereenkomsten met meestal grote GGz-instellingen die zowel een klinisch als een ambulant behandelaanbod verzorgen. Zij nemen in cofinanciering met de LSFVP vertrouwenswerk af ten behoeve van familie/naastbetrokkenen van bij hen in zorg zijnde cliënten
4.5.2 dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van cliënten in zorg bij nog niet aangesloten instellingen
16
Een deel van de dienstverlening valt onder de reikwijdte van de motie Joldersma c.s. deze dienstverlening wordt dus ook door VWS gefinancierd. Het betreft dan uitsluitend telefonische hulpverlening aan familie/naasten van cliënten in zorg. Nieuw in de beleidsperiode is de beschikbaarheid van regionale familievertrouwenspersonen die deelnemen in het rooster van de telefonische hulplijn en waarvoor op basis van deze activiteit de LSFVP tevens subsidie van VWS ontvangt. Er vindt in 2014 een uitbreiding in de telefonische bereikbaarheid plaats tot volledige werkdagen. De overige inspanningen van de regionale familievertrouwenspersonen zijn gericht op het leggen van persoonlijke contacten met nog niet aangesloten (veelal kleine) instellingen en het bekendmaken van de LSFVP en het familievertrouwenswerk bij de gemeenten. Het doel hiervan is om de beschikbaarheid van het vertrouwenswerk verder bij instellingen te promoten en het vertrouwenswerk in de WMO-gefinancierde GGz-zorg op te bouwen en te borgen.
4.5.3 dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van cliënten in zorg bij aanpalende GGz-instellingen
De telefonisch hulplijn is ook voor deze cliënten vanaf 2014 beschikbaar. Regionale fvp’en kunnen worden ingezet binnen de instellingen als hiervoor additionele financiering met de betrokken instellingen overeengekomen is, bijvoorbeeld via het abonnementssysteem.
17
4.5.4 dienstverlening aan familie/naastbetrokkenen van (nog) niet in zorg zijnde cliënten met psychische/psychiatrische problemen
In 2014 en volgende jaren wordt ingezet om ook deze doelgroep te bereiken. Hiervoor verrichten de regionale fvp’en inspanningen als financiering vanuit de WMO-gelden hiervoor beschikbaar komt. Wel is de telefonische hulplijn ook voor deze doelgroep beschikbaar.
4.6
Kwaliteit van de dienstverlening
4.6.1 Opleiding, registratie en dossierbeheer Opleiding Vanaf het ontstaan van de fvp-functie is er veel aandacht besteed aan opdoen van ervaring en het uitwisselen van casuïstiektussen fvp’en. Deze aanpak in 2012 verder geprofessionaliseerd met de aanstelling van een stafmedewerker ‘opleiding en kwaliteit’. Deze heeft een opleidingsplan opgesteld in samenspraak met de fvp’en gericht op het realiseren van ‘excellente kwaliteit’. De functie FVP vereist een HBO+ werk en denkniveau. De functiebeschrijving stelt daarnaast een aantal aanvullende competenties. In 2012 zijn met instemming van alle medewerkers de functiebeschrijving en kerncompetenties van de fvp vastgesteld. Op basis van de competenties is een 360 feedbackmethode ontwikkeld en bij alle medewerkers uitgevoerd. Voor nieuwe en beginnen fvp’en wordt door het HRM-adviesbureau (ACT6) een assessment voor nieuwe medewerkers afgenomen. In de regionale intervisie (tot 6 maal per jaar) brengt de fvp casuïstiek in en bespreekt de fvp het functioneren binnen de instelling, de samenwerking met de familieraad, de medewerkers van de instelling en de signalering naar de Raad van Bestuur. Overstijgende thema’s uit de intervisie worden geprogrammeerd in de werkgroep methodiek.
18
Andere instrumenten voor feedback en ontwikkeling zijn de resultaten uit de Evaluatie 2012 en het jaargesprek met de instelling. Langs deze weg is een generieke opleiding en op de persoon toegesneden bij- en nascholing mogelijk. In themabijeenkomsten, bijvoorbeeld over jeugdzorg en ambulantisering, wisselen fvp’en gedachten uit om de positie van de fvp in ontwikkelingen te bepalen. De steeds aan verandering onderhevige externe omgeving stelt bijzondere (opleidings-)eisen aan de regionale fvp. Om hieraan tegemoet te komen wordt een specifiek scholingsaanbod voor regionaal werkenden ontwikkeld. Een belangrijk onderdeel hiervan is kennis en vaardigheden betreffende de WMO en de gemeentelijke organisatie. De competentie “ondernemerschap” is al essentieel voor de huidige fvp, maar zal bij de regionale fvp extra zwaar wegen.
Registratie en dossierbeheer De fvp’en hanteren anno 2012 een handmatige registratie. Er zijn verschillen in de items die zij registreren. Zij houden deze gegevens bij op een computer thuis of in de instelling waar zij werkzaam zijn. Zij maken eenmaal per jaar een jaarrapportage. De fvp’en en het management vinden deze situatie onwenselijk. Het is bewerkelijk, privacygevoelig, de procedures zijn onhelder en de gegevens kunnen slechts 1 maal per jaar worden opgeleverd De fvp’en en het management willen naar een model waarbij: er uniforme afspraken zijn over de bij te houden gegevens; een helder protocol is over de privacy; een goed beveiligd systeem, een heldere interne en externe inzageprocedure; de gegevens digitaal automatisch worden geanalyseerd voor rapportage van FVP en management. De werkgroep Registratie en Rapportage heeft een notitie opgesteld met een uniform registratieformulier; een model registratiescherm en procedures betreffende privacy, inzage, dossiervernietiging. Inmiddels is het uniforme papieren formulier in gebruik (testfase tot 22 februari 2013.) Het bouwen en implementeren van een digitale registratie is verkend met 3 ICT-aanbieders. Daarbij blijkt dat de Stichting PVP beschikt over de licenties van een registratiesysteem dat kan voldoen aan het pakket van eisen. Met het ICT-bedrijf van Stichting PVP en de projectleider van de Stichting PVP is een offertetraject uitgezet voor functioneel ontwerp, bouw en implementatie van een digitale registratie. Contractbeheer Omdat er verschillende contractvormen mogelijk worden doordat - de cofinanciering met zorgaanbieders en gemeenten praktijk zullen worden; - het denkbaar is dat zorgaanbieders op basis van grootte en/of regionale inbedding zullen gaan kiezen voor een abonnementsvorm met een uurtarief voor daadwerkelijk gerealiseerde prestatie;
19
- overeenkomsten voortkomend uit financiering vanuit de WMO en andere wetgeving, zal een uitgebreidere administratie opgezet moeten worden dan nu het geval is. Personeelsfunctie De personeelsfunctie zal de komende jaren worden geprofessionaliseerd om een actueel antwoord te hebben op vragen met betrekking tot het arbeidsvoorwaardenbeleid en personeelsplanning.
4.6.2 Klanttevredenheid en communicatie Klanttevredenheid De fvp-functie omvat diverse vormen van dienstverlening. De vertrouwenspersoon wordt ingeschakeld in zeer uiteenlopende situaties. Het zijn altijd situaties waarin naastbetrokkenen zich (ernstig) zorgen maken om de cliënt en de doelstelling/werkwijze van de zorgverleners, c.q. instelling. De vertrouwenspersoon wordt om informatie, advies of ondersteuning bij oplossingen gevraagd door de naastbetrokkenen en in sommige situaties op verzoek een behandelaar of zorgverleners. De casus van fvp’en kunnen voorbeelden zijn van een minder goed functioneren van personen, afdelingen/eenheden en daarmee potentieel signalen voor managers en raden van bestuur. Deze verschillende aspecten van de dienstverlening van de LSFVP zijn in 2012 betrokken bij de evaluatie in de vorm van een klantentevredenheidsonderzoek door Bureau Blaauwbroek voor Vraaggestuurde Zorg. De conclusies uit het onderzoek vormt de input voor een plan van aanpak en uitvoering van verbeteringen. Het klanttevredenheidsonderzoek zal periodiek (eens in de twee of drie jaar) worden herhaald. Communicatie Voor de landelijke communicatie is de website van de LSFVP beschikbaar en wordt jaarlijks een aantal (nieuwe) communicatieactiviteiten gepland, die ingezet worden bij actuele ontwikkelingen en aansluiten bij de maatschappelijke context (bijv. een casus in het nieuws, beleidswijziging, etc.). Omdat de functie van de regionale fvp een belangrijke rol krijgt, zal het communicatieplan zich ook gaan richten op organisaties buiten de reguliere ggz. Zo zullen bijvoorbeeld organisaties en functionarissen uit de eerste lijn actief worden benaderd en voorgelicht over het aanbod van de LSFVP. Het communicatieplan wordt aangepast om de bekendheid en vindbaarheid van de familievertrouwenspersoon en LSFVP bij naastbetrokkenen te bereiken. De website wordt voortdurend actueel gehouden. Met name is er veel aandacht op een goede en adequate toegankelijkheid van informatie voor verschillende doelgroepen (naastbetrokkenen/familie, instellingen en professionals), voorzien van een actuele Q&A lijst.
20
5.
Slotwoord
In voorliggend meerjarenbeleidsplan zijn de externe ontwikkelingen beschreven en de mogelijkheden die deze bieden om het familievertrouwenswerk verder te brengen en nog beter toegankelijk te maken. Dat vraagt om kansen zien en daarop anticiperen. De LSFVP meent dat hiervoor ogen en oren dicht bij de doelgroep nodig zijn. De keuze is daarom in te zetten op een regionale fvp om aan te kunnen haken bij de ambulantisering en de mantelzorgers. Dit zal niet ten koste gaan van het werk voor familie/naastbetrokkenen van bij ggz-instellingen in zorg zijnde cliënten. De focus wordt als het ware breder. Nodig is dan wel dat de samenwerking met onze natuurlijke partners als familieraden, cliënt- en familieorganisaties een belangrijke plaats blijven innemen. Het om die reden dat, naast de familievertrouwenspersonen zelf, ook de SLKF dit beleidsplan van input heeft voorzien. De doelstellingen voor de komende jaren worden vertaald in concrete jaarwerkplannen. De LSFVP kan daarmee koers zetten naar optimale ondersteuning van familie en naastbetrokkenen van mensen met psychische en/of verslavingsproblematiek.
Juni 2013,
Rob Jongejans, directeur LSFVP
21