medisch contact Nr. 36 - 9 s e p t e m b e r 1977
redactioneel 9 Als opening de controverse tussen de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen en de Landelijke Huisartsen Vereniging. Twee brieven die duidelijk maken waarover bet volgens de beide partijen nu gaat zijn in dit nummer integraal weergegeven. De ledenvergadering van de LHV kwam er vorige week woensdag nog niet uit. Besluitvorming over deze kwestie is uitgesteld tot 30 september aanstaande. Ook dit jaar evenaart het aantal kandidaten voor een functie in het KNMG-hoofdbestuur het aantal vacatures, te weten twee. Die kandidaten, bij wie MC op bezoek ging, zijn: Dr. J. J. H. M. Danii~ls ('De verhouding van de artsen in de periferie met de KNMG centraal is in werkelijkheid totaa| anders als ze in Utrecht lijken te veronderstellen') en Prof. Dr. P. Visser ('Ik zou willen bevorderen, dat de Vereniging voor Medisch Wetenschappelijke Onderzoekers wordt verheven tot een aparte KNMG-pijler. De LAD ais pijler onder de KNMG is niet meer zinvor). Geen psychologen in de eerste lijn. Kan het korter? Een pleidooi van (psycholoog) Tom Postma voor de aanstelling van - even adem scheppen - buitenwachffunctionarissen van tweedelijns instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Zelfmoord komt in Nederland steeds meer voor. Er is een vermoeden, dat bet aantal zeifmoordpogingen onder jongeren stijgt. Enige trends en een aantal saillante kenmerken van het zeifmoordfenomeen in ons land en andere landen van Europa, opgesomd door Mw. Drs. A. C. de Graaf in een tweede aflevering van de artikelenreeks 'Dwangopname bij zeifmoordpoging en zeifverwaarlozing'.
Inhoud REDACTIONEEL Brieven ..................................... lnzenders: Dr, J. J. Rasker met naschri[t van Pro/. Dr. P. Muntendam.
1114
LedenvergaderingderLHV . . . . . . . . . . . .
1117
Ter overname aangeboden
1122
Twee kandldaten voor twee vacatures in het hoofdbestuur van de KNMG: D r . J a c q u e s J. H. M. Danl~ls en P r o f . Dr. Piet Visser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1123
Van de Geneeskundige H o o l d i n s p e c tie ............................................
1127
Geen psychologen in de eerste lijn. Een pleidooi voor de aanstelllng van buitenwachffunctionarissen van twecdelijns instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, door Tom Pos t m a
1128
Dwangopname blj zelfmoordpoging en zeffverwaarlozing (I!) - F e n cijfermatige benadering van bet zelfmoordverschijnsel in Nederland, door Mw. Drs. A. C. de G r aaf ......................
1131
Universitalre berlchten . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1134
OFFICIEEL ...............................
1135
Inhoudsopgave officleel . . . . . . . . . . . . . . . . .
1144
Een groep van vijf reli6fs vcrvaardigd door C h r Elffers, voorstellende her begrip 'dienen' - dier draagt mens, mens draagt dier. diet draagt diet, mens draagt mens. De reliefs bevinden zich boven de ingang van de p e r s o n c e l s f h t van her Academisch Ziekenhuis Rotterdam/Dijkzigt.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1113
MED1SCH C O N T A C T
verschijnt wekelijks
Dc redactie beslist over de inhoud van het redactionele gedeeltc. Her h c s t u u r van Medisch Contact is voor het redactionele beleid verantwoording vcrschuldigd aan de Algemene Vergadering van de K N M G . De AIg c m e n e Vergadering kiest het bestuur van Medisch Contact, h e n o e m t de h o o f d r e d a c t e u r en de redactiesecretaris.
Bestuur Medi.~h Contact Dr. J. Dcgenaar, voorzitter; B. Q. A. Enneking, onder-voorzitter; Dr. J. A. Stoop, secretaris (J. M. K e m p e r s t r a a t 5, Utrecht): G. A. C. Bosch, p e n n i n g m e c s t e r : F. M o e r m a n . Redactie Medisch Contact
F. A. Bol, arts, hoofdredacteur: C. C. G. J a n s e n s , redactiesecretaris; R. A. te Velde, redacteur; Mw. G. W. Valkenburg-van Straten, rcdactricc; Mw. C. R. van der Goot-van dcr Sluijs, secretaresse; Mw. W. G. J u f f e r m a n s - K a l t o f e n , secrctaresse. De redactie is gevestigd L o m a n l a a n 103. Utrecht, telefoon 030-885411.
Uitgeverii Tijl Media BV Texelstraat 76-80, Amstelveen, telefoon: 020-433851, telex: 15230. Afd. facturering 020-470221 A bonnementen
Voor niet-leden van de K N M G f 7 7 , 5 0 : studenten f 3 8 , 7 5 ; Iosse n u m m e r s f 2,25 (inclusief BTW); buitenland f 86,40. Opgavc van a b o n n e m e n t e n uitsluitend bij de uitgever. Tel. 020-47(122 I.
Advertenties Advertenties h e h o e v e n dc gocdkcuring der redactie en k u n n e n zonder opgaaf van redenen worden geweigerd. Opgaven uitsluitend bij de uitgeverij.
Adreswijziging l,eden der K N M G uitsluitend aan tie afdeling Ledenregister tier Maatschappij, L o m a n l a a n 103, Utrecht. Niet-leden uitsluitend aan de uitgever.
Oplage: 21.000 exemplaren. Druk: Tijl, Zwolle.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1114
Brieven Plaatsing van brieven in deze rubriek houdt niet in dat de redactie de daarin weergegeven zienswijze onderschrij.ft. De redactie behoudt zich bet recht voor brieven in te korten. BEGRIPSBEPALING EUTHANASIE Met interesse las ik het artikel van Prof. Dr. P. M u n t e n d a m getiteld "Begripsbepaling euthanasie'. ~ Hij pleit in dit artikel voor hel m a k e n van een onderscheid tussen directe actieve euthanasie en indirecte aclieve euthanasie als gemaakt in de publikatie van her Nederlands G e s p r e k s C e n t r u m -+: 'bij actieve directe euthanasie is de levensbeifindiging het eigenlijke doel, terwijl van actieve indirecte euthanasie sprake is als de behandeling niet gericht is op levensbei~indiging maar op vermindering van her lijden, echter met middelen die onvermijdelijk verhaasting van her s t e r v e n s p r o c e s met zich m e e b r e n g e n ' . Dr M u n t e n d a m stelt dan dat indirecte euthanasie door de meeste arten wel is toegepast. Moge ik een andere definitie citeren van her begrip indirecte euthanasie: "Hiervan spreekt m e n wanneer euthanasie als eon onvrijwillig, onbedoeld, o f s c h o o n ook mogelijk te verwachten neveneffect van een op andere doeleinden gerichte medische behandeling w e r k z a a m w o r d r ) Bij de indirecte euthanasie wordt dus een verschil gemaakt tussen de intentie en her effect, d.w.z.: indien ik maar genoeg mijzelf voor de gek houd en tegen mijzelf zeg dat ik de o p k l i m m e n d e dosering van 20 tot bijvoorbeeld 300 mg morfine alleen maar gaf voor de pijn en dit mijn enige intentie was - her neveneffect, de dood, op de koop t o e n e m e n d - dan zou ik aan deze dood geen schuld hebben. Her is hypocriel om je achier de zogenaamde goede intentie te verschuilen terwijl je als arts weet dat her resultaat van de toegediende medicatie de dood zal zijn. De tijdsspanne is geen e x c u u s , er bestaat geen essentiei~l verschil tussen doden in vijf minuten of in twee weken; indirecte euthanasie is naar mijn mening een vorm van actieve eulhanasie/; Naar mijn mening bestaat er geen enkele noodzaak om her begrip indirecte euthanasie in te voeron omdat iedere arts bij loepassing ervan min of meet exact kan bepalen of er sprake is van pijnbestrijding dan wel van actieve euthanasie. Ik ben her geheel eens hlel Dr. M u n l e n d a m wanneer hij stelt dat er sprake was van actieve euthanasie bij hel geval waarover her Medisch Tuchtcollege in A m s t e r d a m op 26 april 1977 openbare uitspraak deed. Echter de invoering van her onderscheid
tussen actieve indirecte en actieve directe euthanasie geeft geen bijdrage aan de begripsbepaling inzake euthanasie en voorkomt e v e n m i n misverstanden. Integendeel, invoering van dit begrip zou aanleiding k u n n e n zijn voor her ontstaan van grote misverstanden. I m m e r s palliatieve therapie in zeer hoge dosering gegeven, met het duidelijke bewust aanvaarde risico bierdoor de dood te verhaasten, is slechts een van de ' m e t h o d e n ' die gebruikt k u n n e n worden voor e u t h a n a s i e . ' Her zou kunstmatig, hypocriet en juist verwarrend zijn e6n van de vormen van actieve euthanasie tot een aparte groepering te verheffen. E n s c h e d e , 12 a u g u s t u s 1977 Dr. J. J. Rasker 1 2. 3 4 '~
1) M u n t e n d a m . Mcdl,.ch ('ontacl nr 25. 12. 1977. blz. 79`4.80Q Euthana,,ir Uilg B o ~ : h r Kcurling n ~ . Baarrl 119751 H Thiclickc. lhcolotfischc ['Ihik Deel III. ahnea 1531-1534 J J Ra,,ker. N c d r Juri~.lr 7-1 hi..' 345 352 t 1974L Discur, Menoht van ~,r [-uthana,,ic. Medi,ch ('onhlct n r I. I0. 197 +;. hlz " 16
Naschrilt Pro|. Dr. P. Muntendam Uit de reactie van Dr. Rasker, een door mij gewaardeerd besluurslid van de Slichting Vrijwillige Euthanasie en lid van de Werkgroep Eulhanasie van de K N M G die in 1972 een zo voortreffelijke discussienota samenstelde over de euthanasie, blijkt, dat er inhoudelijk geen meningsverschil tussen ons bestaat maar dat wij alleen een verschillend standpunt i n n e m e n ten aanzien van het gebruik van het begrip actieve indirecte euthanasie. W a a r o m verdedig ik de invoering en handhaving van het begrip 'indirect'? W a n n e e r m e n het boek Euthanasie ~ raadpleegt, dan zal men opmerken dat ik in de inleiding onder de begripsbepalingen van euthanasie de indirecte euthanasie niet opnam. Maar ik heb uiteengezel, w a a r o m ik nu de toevoeging 'indirect' niet meer kan missen, omdat namelijk onze beroepsorganisatie, zoals uil de literaluurverwijzingen bij mijn artikel blijkt (standpunl HB 1975, visie hoofdredacteur ad interim 19771, eenvoudig ontkent of betwijfelt, dat in die gevallen waarover onze discussie handelt, van euthanasie sprake is. Zolang dit misverstand beslaat, meen ik dat de toevoeging 'indirect" noodzakelijk is en voel ik mij gesteund door her eerder door mij geciteerde rapport Euthanasie van hel G e s p r e k c e n t r u m (19741.
lk hoop dat Dr. Raskers brief aan de redactie van MC moge bijdragen aan een betere m e n i n g s v o r m i n g over euthanasie in onze beroepsorganisalie. Ons verschil van inzicht over de toevoeging ' indirect' acht ik daarbij van secundair belang. L e i d s c h e n d a m , 18 a u g u s t u s 1977 I
Euthanasie+ u i t g in de ",.erie "Nederland~.c Hiblio cheek der G e n c e s k t m d r V~eren,.ch. U t r g Stafleu. [.r I'477
CONTROVERSE LHV-VNZ Op 31 augustus hieid de Landelijke Huisartsen Vereniging een iedenvergadering, die voornamelijk was gewijd aan de problemen rondom de pensioenen. Daarover meer op blz. 1117 e.v. Hoewei het geen 'hot news' meer kan worden genoemd, is daarbij her aanbod weergegeven van de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (VNZ) zoals dit in een brief aan bet Centraai Bestuur der LHV is meegedeeld, aismede de opvatting van het Centraa| Bestuur zoais die blijkt uit een brief die dit bestuur aan de leden van de Landelijke Huisartsen Vereniging heeft doen uitgaan. In dit nummer maakt staatssecretaris Hendriks van Voiksgezondheid voorts nog enkele opmerkingen over de huisartsenpensioenen en wat daarmee naar zijn mening samenhangt (zie ommezijde). Hiermee wordt het nodige materiaai aangedragen ter meningsvorming en tot bevordering van een gedachtenwisseling die straks dient uit te monden in een opiossing van de controverse tussen LHV en VNZ. Afgezien van het rekenwerk zijn er g|obaal gezien drie standpunten. LHV: 'De vaststeiling van de hoogte van de pensioenpremie door de commissie-Van der Ven berust op een historisch verklaarbare vergissing. Het wordt hoog tijd dat deze nu eindelijk eens wordt gecorrigeerd'. Ziekenfondsen: 'Wij houden ons aan de cijfermatige opsteiling uit her rapport-Van der Ven. Mocht aan een van de onderdelen aanzienlijk worden gesleuteid, dan komen onherroepelijk de andere cijfermatige uitkomsten in het geding'. Overheid: 'De coilectieve uitgaven, waaronder de soci~le voorzieningen, mogen niet stijgen en de inkomsten moeten op de nullijn of lager. Het is aithans te verwachten dat - welke regering er ook komt - deze punten zullen worden gehandhaafd.' Maar ook de overheid, bij monde van de staatssecretaris: 'De eerstelijns hulp moet beter kunnen functioneren en
meer armslag hebben, ook als dat meer kosten met zich brengt'. Het voorstel van het Centraai Bestuur, prioriteit te verlenen aan een diepgaand gesprek over aile aspecten van het pensioenvraagstuk, is daarom verstandig, omdat vergelijking van de huisarts met een ambtenaar, juist op het punt van de exact te berekenen feiten zin heeft. Interessant in dit verband is de vraag van de staatssecretaris, of de artsenorganisatie pers~ haar eigen pensioenfonds wil blijven beheren. Zou de mogelijkheid niet moeten worden onderzocht of onderbrengen bij een pensioenfonds met een groter draagvlak niet zou leiden tot een lagere premie? Op het eerste gezicht iijkt dit een logische vraag, zelfs een vraag met aantrekkelijke kanten. Het PGGM, dat dan in de eerste
lnteressaot is de rraag of de artsenorganisatie pers~ haar eigen pensioe~onds wil blijven beheren
plaats in aanmerking zou komen, kent een 'final pay'-systeem, dat wil zeggen 11% maal het aantal dienstjaren (in dit geval actieve huisartsenjaren) tot een maximum van 70% van her gemiddeide inkomen over de laatste twee jaar voorafgaande aan het jaar dat men 65 jaar wordt. Als bovendien de ziekenfondsen het daarbij behorend deel van de premie zouden betalen, zou dat het bestuderen waard zijn. Evenwel, het PGGM hanteert een andersoortige 'back-service'-regeling. Vervolgens bieden de eerste vijf jaar geen rechten op waardevastheid. En tenslotte zouden afspraken moeten worden gemaakt met betrekking tot de actieve jaren voorafgaand aan de ingangsdatum van bet huisartsenpensioen. Het valt te verwachten dat de
premie van het PGGM zal stijgen: bovendien zal her niet eenvoudig, misschien zeifs onmogelijk zijn bestaande verzekeringspolissen in te brengen. Vooral de verondersteide onmogelijkheid tot her inbrengen van de huidige 'back-service' weegt zwaar, omdat deze rain of meer op aandringen van de toenmalige regering in de pensioenregeling is ingebouwd. In ieder gevai zou wijziging van een aantai wetten noodzakelijk zijn. Maar uiteindelijk is alles te regelen, ook het veilig ste|len van verkregen rechten. Alleen deskundigen kunnen uitmaken of de suggestie van de staatssecretaris is te realiseren en tegen welke prijs. De voorzitter van de LHV heeft ter inleiding van de beraadslagingen in de ledenvergadering vorige week enkele belangrijke uitspraken gedaan (zie verderop). Een ervan luidt: 'Wij zijn ons zeer wei bewust dat andere factoren van onze honoreringsopbouw ook ter discussie kunnen komen, evenais beraad nodig zal zijn over een verbetering van de pensioenregeling die tot een hogere eigen bijdrage zou kunnen leiden.' Hieromtrent wordt van ziekenfondszijde gesignaleerd: 'Met betrekking tot de wens van de LHV om het principe van de pensioenbijdrageregeling verder te bespreken, merkt de VNZ op dat dit betekent dat de gehele honoreringsregeling dan ter discussie dient te staan. Tot een dergelijke discussie is de VNZ, 9gaarne bereid'. Zoals op deze plaats in ander verband al eerder gesteid: het is een kwestie van beleid van aile partijen, of deze discussie via een conflict en een commissie ex art. 49 |id 2 van de Ziekenfondswet tot stand zai komen dan wel wordt besloten ov.erleg te voeren op vrijwillige basis. Een conflict aliSOn om de hoogte van de pensioenbijdrage zou tekort doen aan de intenties van her Centraal Bestuur der LHV, de kwaliteit van de huisartsgeneeskunde naar een optimaal niveau te voeren. B.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1115
praten
...
Staatssecretaris Hendriks over enkele LHV-beleidszaken ' L a a t ik het m a a r heel duidelijk zeggen: de commissie.Van der Ven heeft oplossingen gezocht en gevonden waarmee partijen met of zonder tegenztn akkoord zijn gegaan; nu gaat her mij wel te ver ais m e n zich steeds m a a r blijft beroepen op alles wat a a n bet commissierapport ten grondslag ligt zonder open te staan voor de elementen waaruit het is opgebouwd, ook als die elementen vandaag wezenlijk anders liggen dan in 1966'. Aldus staatssecretaris Hendriks tot besluit van t e n gesprek over de pensioenaanspraken van de LHV op de ziekenfondsen en over de nieuwe LHV-Blauwdruk. H: ' l k wil over de actuele problemen van LHV en VNZ hier geen mening uitspreken; wel ben ik bereid - gelet op het felt dat ik geen enkele wettelijke mogelijkheid heb - op verzoek te (doen) bemiddelen. Ik zou dan wel als voorwaarde moeten stellen dat noch de ene partij, noch de andere zich bit voorbaat vastsp|jkert op een bepaalde uitgangsstelling. Er is hier wat gegeven en daar wat genomen. Ik krijg her gevoel dat m e n er wel op korte termijn uit zal komen, ik heb g t e n behoefte aan t e n conflict, als dat redelijkerwijs kan worden voorkomen. ' W a t de problemen rondom de hoogte van de pensioenpremie betreft zou ik enkele overwegingen willen voorleggen. In de eerste plaats: moet de goodwill gehandhaafd blijven? Ik ken alle a r g u m e n t e n daarvoor, m a a r ik wil wijzen op her felt dat bij een vrije vestiging met natuurlijk enlge aanloopkosten aan bet eind van de tit toeh goodwill zal worden gevraagd. Gedacht is wel eens a a n een eenmalige afkoopsom van bestaande prakttjken; ik vraag me af of m e n daarvoor bij de overheid moet zijn. In de twtede plaats: hoe zwaar hechten de arisen aan een eigen pensioenfonds? Die pensioenpremie van 35% van het netto-inkom e n is nu eenmaal erg hoog. AIS je het huidige artsen-peusioenfonds zoo inpassen in t e n ander, kan de premie misschien omlaag.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1116
Wellicht dat dit tens zou k u n n e n worden bekeken.' MC: De LHV is met t e n blauwdruk voor h a a r beleid gekomen; wat zegt u daarvan? H: 'Mijn eerste reactie is volstrekt positief. Het is een goede zaak als een beroepsorganisatie zelf blijk geeft te hebben nagedacht over de eigen structuur en t e n visie tracht te ontwikkelen op de uitoefening van her beroep. Ik geloof dat er t e n aantal elementen in zit dat m e e t dan her overwegen waard is. Ik noem praktijkverkleining, ik geloof dat dat op zichzelf t e n goede zaak kan zijn. Dat wil niet zeggen dat je met alle onderdelen van zo'n blauwdruk ook onmiddelijk iustemt. Ik denk dat we er op het departement ook hog wel t e n paar k t e r over zuilen moeten praten met de LHV, die dat ook za! moeten doen met de contractpartners. 'De LHV stelt onder meer dat de praktijk moet worden teruggebracht van 2600 naar 2000 zielen. Dat range zo zijn, m a a r wat ik mis is t e n fundering voor dat getal van 2000. Je kunt je afvragen: moet dat nu nlet anders worden benaderd dan gewoon te zeggen d a t e r m t e r artsen komen en dat dus de praktijken moeten worden verkleind. Fen twtede punt waarover tenminste zal moeten worden gesproken, is de kwestie van de koppeling van de kleinere praktijk aan een gelijkblijvend inkomen. Ik geloof, dat alle elementen die daarblj van belang zijn npnieuw moeten worden bezien. W a n t dat inkomen van vandaag is toch ook nadrukkelijk gekoppeld aan de filosofie van het rapport-Van der Ven dat er de basis voor vormt. Zo geloof ik, dat de 'disutility'-factor die in het rapport-Van der Ven mede heeft geleid tot de desbetreffende bogere inschaling nu - na zo'n tien jaar nog teus opnieuw op zijn waarde zou moeten worden onderzocht. 'Verder sta ik op het standpunt, dat de kosten die worden gemaakt ook moeten worden
vergoed. M a a r daarbij blijf ik mlj afvragen of nu ook nlet t e n s een keer moet worden gekeken n a a r t e n nieuwe onderbouwing van de t h a n s geldende kosten/actor. Ik constareef, dat het aantal gezondheidscentra en groepspraktijken groeit. Die worden nog gefinancierd op basis van het rapport.Van der Ven. lk sluit niet uit dat hiervoor een andere kostenopzet kan worden bedacht. Ook hierover moet k u n n e n worden gepraat. ' W a t ik in de Blauwdruk mis is de plaats van de particuliere patient. Ik vind dat wel t e n belangrijk aspect. AIS de heren praten over praktijkomvang, dan zullen ze daarbij toch ook de omvang van de particuliere praktijk in relatie tot de ziekenfondspraktijk moeten betrekken. Ik kan die twte delen ntet ontkoppelen. Voorts de kwestie van de regionalisatie: hoe moet het met 'clusters' van 6, 8 of 10 huisartsen? Hoe palen we die rayons n u af?. hoe moet de pati~ntenoverdracht worden geregeld? is de individuele arts daarin helemaal vrij of moet dat gewoon terrltoriaal worden bepaald?' MC: Hoe ziet u de procedure als de Blauwd r u k wordt aangenomen? H: 'Strikt formeel k u n je natuurlijk zeggen: de overheid staat daarbij a a n de kant, dus de ziekenfondsen en de huisurtsen moeten de zaak zelf m a a r uitwerken, lk denk echter dat het zo niet werkt, want er zitten enkele aspecten in die kostenverbogend zullen werken op het totaalpakket van de soclale verzekeringen. Dan vind ik dat dit een zaak is die ook aan de tafel met de overbeid een punt van discussie moet zijn. Daarblj zuilen we elkaar allerterst moeten overtuigen van de redelijkheld van de argumenten, lk denk dat de consequenties van bet verhaal d e r m a t e omvangrijk zijn dat we er als overheid zeker met de Landelijke Huisartsen Vereniging over moeten praten. En dan natuurlijk niet in de positie van-onderhandelaars.'
Leden vergadering der L H V
Besluitvorming inzake controverse LHV-VNZ uitgesteld tot eind september De ledenvergadering van de Landelijke Huisartsen Vereniging, woensdag 31 augustus j.l. gehouden in her Jaarbeurs Congres- en Vergadercentrurn te Utrecht, is er niet in geslaagd een besluit te nemen over een voorstel van her Centraal Bestuur inzake een met de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen te sluiten overeenkomst met betrekking tot her abonnementshonorarium voor 1977. Ofschoon het Centraal Bestruur had willen instemmen met her "uiterste bod" van de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (zie verderop), gaf de ledenvergadering de wens te kennen dit VNZ-voorstel nader te analyseren. Daarbij wilden de afgevaardigden allereerst a~twoord op de vraag 6f en in hoeverre de V N Z bereid zou zijn op korte termijn met de L H V te onderhandelen over een "goede en rechtvaardige" pensioenbOdrage van de zieken]ondsen. Bovendien zou de V N Z bereid moeten zijn bij de toedeling van die bijdrage een regeling te treffen die tegemoet komt aan de LHV-bezaren tegen her VNZ-voorstel. Deze m a a n d zal de onderhandelingscommissie de onderhavige kwestie opnieuw ter tafel brengen en trachten tot een voor de ledenvergadering acceptabele oplossing te komen. De resultaten van deze onderhandelingen zullen op vrijdag 30 september aanstaande aan de ledenvergadering van de L H V worden voorgelegd, die dan zal worden voorgesteld een besluit te nemen over een overeenkomst met de ziekenfondsen.
Inleiding L H V - v o o r z i t t e r W. D e r k s e n leidde de b e r a a d s l a g i n g e n in met de v o l g e n d e uiteenzetting: Wanneer ik de ledenvergaderingen van dit seizoen, waarvan dit de eerste is, een motto mee mag geven dan is het - met verontschuldigingen voor her gebrek aan originalit e i t - deze: om de kwaliteit van het huisartsenbestaan. Daarbij gaat het om twee kanten van dit huisartsenbestaan en wel her beroepsmatig functioneren van de huisarts zowel als het functioneren van de huisarts als mens en lid van de samenleving. Dit als uitgangspunt nemend is het niet zo verwonderlijk dat de komende maanden de aandacht gevraagd wordt respectievelijk gevraagd kan worden voor de honoreringsovereenkomst, het Takenpakket, de nieuwe Blauwdruk en de modelcontracten ziekenfonds-huisarts. Uitgangspunten voor een goede uitoefening van ons beroep zijn een juiste motivatie en een adequate sociaal economische setting waarin wordt gewerkt. Op dit laatste kom ik later, gezien de agenda van hedenavond, terug. Willen de rapporten van het Centraal Bestuur, te weten her Takenpakket en de nieuwe Blauwdruk, tot beleidsstukken van de Landelijke Huisartsen Vereniging kunnen worden, dan dienen ze te worden gedragen door een zo groot mogelijk deel van onze leden. Dit zal slechts kunnen gebeuren als onze beroepsgroep de indruk heeft in voldoende mate waardering te ondervinden voor her zichzelf ter discussie stellen en bet mee inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Deze openheid vooronderstelt een wisselwerking. Kort gezegd en daar komen we vanavond aan toe, wij vragen loon naar werken. Anderzijds stelt de ons omringende maat-
schappij Ran ons de vraag of her werken wel naar het loon is. Dan zal de discussie in eigen kring over de kwaliteit en de bereikbaarheid beslist zaken opleveren die voor verbetering in aanmerking komen, mede naar aanleiding van kritische opmerkingen uit de Nederlandse samenleving daaromtrent. En slechts als we tot deze discussie bereid zijn hebben we het recht - en wellicht ook de plicht om de bovengenoemde sociaal economische setting optimb.al te maken. Wanneer ik thans aan de andere vanavond aan de orde zijnde zaken zoals nascholing en kadervorming - hoe belangrijk ook - voorbij mag gaan, wil ik nog een korte uiteenzetting geven over de stand van zaken in ons diepgaand meningsverschil met de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen over de pensioenbijdrage van ziekenfondszijde. Uitgaande van de mijns inziens terechte stelling d a t e r geen verschil in behandeling tussen ziekenfonds en particuliere patii~nten behoort te zijn, ben ik van mening dater dan geen enkele reden is, waarom ereen verschil in honoreringsniveau dient te zijn. Zoals u weet heeft de commissie Donner in 1971 in de honoreringsopzet voor particuliere pati~nten de adequate pensioenpremie van circa 35% verdisconteerd. In 1966 kon de commissie van der Ven geen weet hebben van latere actuariEle berekeningen en het rapport van de commissie Raven waarin berekend was dat in een reincultuur van hogere inkomensgroepen als de onze de gemiddelde pensioenpremie van het algemeen burgerlijk pensioenfonds van 24% onvoldoende was, nog daar gelaten de regelmatig optredende tekorten bij her Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, die uit de algemene middelen worden aangevuld. Wanneer de VNZ nu zegt dat partijen wel de uitkomsten van het rapport van de commissie Van der Ven aanvaard hebben zonder de opbouw of argumentatie te aanvaarden, komt mij dat weinigconsequent voor. Inder-
daad is her nettodeel van bet honorarium plus her pensioendeel trendmatig aangepast. Dit was echter al voor het ingrijpen via ministeri~le prijsbeschikkingen met de kosten niet meer bet geval. Het oorspronkelijk volgen van indices van bet Centraal Bureau voor de Statistiek voor de kostenvergoeding is enkele malen op aandrang van de ziekenfondsorganisaties in zijn systematiek gewijzigd, war steeds op een lager bedrag uitkwam dan wanneer men bet oude systeem was blijven volgen. Voor de volledigheid zij vermeld dat ~nmaal, met nogal war moeite, een kleine opplussing in het kostenbudget gerealiseerd is en wel voor wat betreft de semafoon. Kortom, het beleid in aanpassingen van ziekenfondszijde in her verleden is niet zo consistent geweest dat daaraan een reden ontleend kan worden onze goed geadstrueerde pensioenclaim af te wijzen. Een steeds terugkerend argument is de toestand v a n ' s lands economie en de situatie waarin andere inkomensgroepen zitten. Daarvoor hebben wij altijd begrip gehad, nu en in her verleden. Nu, door bereid te zijn een fasering in te bouwen, voor het verleden wil ik enkele duidelijke voorbeelden noemen. Toen eind 1966 de commissie Van der Ven vaststelde dat de huisarts ondergehonoreerd werd, liet's lands economie niet toe dat de huisarts in 66n jaar tijd her tekort van ruim 50% inliep. Dat werd uitgesmeerd over drie jaar en dus pas in 1970 gerealiseerd. Toen in 1971 de commissie Donner tot de honoreringsopbouw voor particuliere pati~nten kwam werd voor dat jaar een tekort van f 1,-- per consult geconstateerd. Op dringend verzoek van de minister van Economische Zaken en onder toezegging de wetgeving betreffende ons pensioen te bespoedlgen, heeft de LHV er in belang v a n ' s lands economie van af gezien toen de verhoging te berekenen. De macro-economische getallen die de ziekenfondsen noemen als consequentie van ons voorstel zijn te hoog, mede omdat wij niet voor alle ziekenfondsverzekerden het bedrag vragen maar vanaf het begin bereid zijn geweest te maximeren, dat wil zeggen een plafond te leggen bij een bepaald aantal ingeschreven patii~nten, waarboven de pensioenbijdrage niet meer zou hoeven te worden betaald. Her blijft te betreuren dat de ziekenfondsen in hun publiciteit ter verdediging van hun eigen standpunt ~n steeds om de principekwestie heengaan ~n de LHV-aanbiedingen van fasering en maximering negeren. Dat de activiteiten van de LHV rond de pensioenen de openbaarheid hebben gehaald is u wellicht niet ontgaan, daarom zal het nuttig zijn (1977) MEDISCH CONTACT 32 1117
enkele daarbij gehoorde items nader te bezien. 'De huisartsen wensen de voordelen van het vrije ondernemerschap te combineren met die van het dienstverband'. Welk voordeel van bet vrije ondernemerschap? Dat om zelfstandig tarieven vast te stellen? Daar is nog los van de prijsbeschikkingen van de laatste jaren voor onze beroepsgroep al jaren nauwelijks sprake meer van, mede door de - ook door ons aanvaarde structuur met een vergelijkingsfiguur waaraan netto-inkomen en sociale voorzieningen zijn gerelateerd en een normatief kostenbudget. Was het niet zo dat door diverse ministers jarenlang de huisartsengroep als voorbeeld aan andere vrije beroepsbeoefenaren is gesteld voor de inzichtelijke honoreringsopbouw? Welk voordeel van her dienstverband en dan wel dat van de ambtenaar? Her pensioen? U weet dat de ambtenaar een pensioen bereikt van 70% van zijn eindsalaris plus 20% van zijn AOW terwijl dit vooralsnog waardezowel als welvaartsvast is. De huisarts die na 1973 is begonnen (bet jaar van de realisering van her pensioenfonds) kan bij maximale diensttijd 50% van her eindsalaris plus volledige AOW halen. Tussen deze twee zit een flink gat en ook als de overheidsplannen doorgaan voor verlaging van de pensioenen van de hogere ambtenaren kunnen deze voorlopig wel zakken voordat bet geheel ons niveau bereikt. Welk voordeel van her vrije beroep? Het al direct bereikte hoge inkomen, met voorbij gaan aan de aanloopsituatie die 6f gepaard gaat met een geringer aantal patii~nten 6f met een langduriger tijdsbeslag per patient? 'De praktijkovernamesom is te hoog, moet maar verdwijnen, respectievelijk voor het pensioen worden gebruikt'. De praktijkovernamesom is een eens gedane investering die boven tafel moet komen voor zover dat bij de kwestie van vraag en aanbod gelukt. Her Centraal Bestuur heeft zich uitgesproken over een maximum en wel 90% van de brutopraktijkomzet, en gegevens van de laatste tijd wijzen erop dat gemiddeld her geadviseerde maximum van 90% niet wordt gehaald. Over een minimum praat nooit iemand. Inherent aan het risico van het vrije ondernemersdhap wellicht terecht. Bij de hoogte van bet totale bedrag voor een praktijkovername, dus inclusief het praktijkpand wordt gemakshalve voorbij gegaan aan her bedrag wat men bijvoorbeeld als jonge academicus in overheidsdienst kwijt is als men zich een eigen woning aanschaft. Toch dient men dit wel erbij te betrekken wanneer men over 'astronomische' bedragen spreekt. Dat in her verleden de praktijkovernamesom als pensioenvoorziening is gebruikt is geen reden dit nu zonder meer te continueren. Eventuele voorstellen voor afschaffing van de praktijkovernamesom wachten wij met belangstelling af. Andere toverwoorden zijn 'nationalisatie, verder gaande socialisatie, Ioondienstverband'. Diegenen die dat in de discussie van de laatste maanden rechtstreeks tegen mij zeggen, zeg ik gelijk toe tot een gesprek (1977) MEDISCH CONTACT 32 1118
bereid te zijn. Sindsdien wacht het bestuur tevergeefs op verscheidene uitnodigingen. De kwaliteit hoeft er in die situatie niet op achteruit te gaan, enige garantie biedt nationalisatie etc. natuurlijk niet. En als her gaat om een beheersing van de kosten of de stijging daarvan is weinig economische scholing nodig om voor Nederland, gezien de Ioondienstsituatie van huisartsen die er zijn, te berekenen war dit voor de totaliteit van de eerste lijn gaat kosten. De groep huisartsen in dienstverband zal zeker groeien, in de toekomst is het wellicht niet uitgesloten dat - gezien bepaalde maatschappelijke tendensen - het grootste deel van de niet in loondienst functionerende huisartsen meer of minder een dienstverband eist, om van veel gezeur af te zijn. Of ook voor de patient de problemen dan zijn afgelopen kan worden betwijfeld. Toen wij vorig jaar in het najaar ons onderhandelingsvoorstel bij de ziekenfondsen indienden, voorzagen wij reeds dat onze pensioenclaim problemen op zou roepen. Op 13 december 1976 hebben wij de ziekenfondsen daarom in de onderhandelingsvergadering bemiddeling over deze zaak voorgesteld. Dit was niet zo maar een slag in de lucht. De onderhandelingsdelegatie deed dit na overleg met en goedkeuring van het Centraal Bestuur. De ziekenfondsen hebben dit toen van de hand gewezen, mede omdat men meende toen hog niet uitgepraat te zijn. Ze zijn er ook niet meer op terug gekomen. Ook niet toen steeds duidelijker werd dat de besprekingen vastliepen. Wanneer ik thans het ziekenfondsvoorstel nader met u bezie wil ik beginnen met erop te wijzen dat de ziekenfondsen zeggen twee kwartjes per jaar per verzekerde er voor over te hebben om aan onze wensen tegemoet te komen. Het ziekenfondsvoorstel gaat uit van een herverdeling: men n e m e + 9~ miljoen verzekerden maal .f 5,66, namelijk her bedrag dat in 1976 per verzekerde aan pensioenbijdrage aan de huisarts werd betaald. Uitkomst ruim 53 miljoen gulden. Men dele dit bedrag door het aantal ziekenfondsverzekerden aanwezig in praktijken tot maximaal 1800 ziekenfondspatiEnten, dit zijn + 789miljoen verzekerden. Deel nu de 53 miljoen gulden door 789miljoen verzekerden, geeft f 7,13 per verzekerde tot 1800 patiEnten. Met andere woorden een herverdeling die de ziekenfondsen niets extra's kost behalve een nog te verwachten uitbreiding van de praktijken tot 1800 ziekenfondsverzekerden, door de ziekenfondsen zelf berekend dat hun dit over 1977 1 miljoen gulden kost. Een geringe uitbreiding zeg ik omdat de gemiddelde praktijkgrootte ziekenfonds + particulieren samen nu al _+ 2690 patiEnten is. Het enige extraatje wat de ziekenfondsen nu geven is de verhoging van 50 cent, namelijk van f 7,13 tot f 7,63 voor die 789miljoen van de 989 miljoen verzekerden die in praktijken tot 1800 ziekenfondsverzekerden aanwezig zijn. Dus het heel royaal lijkende gebaar van de ziekenfondsen kost nog geen twee kwartjes per verzekerde per jaar.
In her rapport van de commissie Van der Ven is uitgegaan van een volwaardige honorering van de huisarts. De charitatieve factoren die er tot die tijd in zaten moesten volgens de commissie verdwijnen. Het lijkt erop dat de VNZ van mening is dat in hun pensioenbijdrage een charitatief element aanwezig dient te blijven. Bij onze eerste rondgang door her land, waarbij bijvoorbeeld maximering van de praktijkgrootte aan de orde kwam, waren de bezwaren niet alleen afkomstig van de jongeren met zware schulden, maar ook van de ouderen met bijvoorbeeld studerende kinderen voor wie in onze inkomensgroepen meestal geen beurzen beschikbaar zijn. Dit kleine voorbeeld moge verduidelijken hoe moeilijk de volgende ledenvergaderingen over de in bet begin van mijn inleiding genoemde onderwerpen zullen zijn, waar onze inzet voor kwaliteitsverbetering gepaard zal gaan met inperking van een stuk vrijheid. Dit geheel zal des te moeilijker te verkopen zijn als er geen goede honoreringsstructuur is. Een blijvende afwezigheid van ziekenfondszijde van bereidheid om over onze principii~le uitgangspunten "re spreken zal van invloed zijn op de bereidheid van de Landelijke Huisartsen Vereniging om mee te werken aan de van de andere zijde gewenste punten, bijvoorbeeld over de prescriptie, respectievelijk zou een 'con amore' nakomen van gemaakte afspraken kunnen worden vervangen door een +contre coeur'+ Dit is niet bedoeld als dreigement, alleen her signaleren van iets wat ik zie als een ongewenste ontwikkeling. Het besluit van het Centraal Bestuur van 9 augustus thans in relatie brengend met her voorstel van VNZ-zijde, is her Centraal Bestuur van mening dat dit voorstel niet zonder meer kan worden afgewezen. Het gaat verder dan de eerder gedane voorstellen en laat ons inziens de mogelijkheid van de principii~le discussie nog open. Dit laatste is iets waar wij zeer sterk aan blijven hangen en wat wij onze onderhandelingscommissie ook als oodracht meegeven. Een ander voor ons zeer wezenlijk punt is de knik bij 1800 pati~nten. Een herhaling dreigt van de onrechtvaardigheid die bij de kostenknik aanwezig is ten opzichte van die grote groep praktijken die niet over tenminste 800 particuliere patiEnten beschikken waar dit VNZ-voorstel van uitgaat+ Ook hierover dient ZTC wijzigingen te bereiken. Wij vragen u vanavond een uitspraak te doen ter ondersteuning van dit besluit van het Centraal Bestuur. Wij blijven de principiEle discussie eisen over de pensioenbijdrage van ziekenfondszijde. Wij zijn ons zeer wel bewust dat andere factoren van onze honoreringsopbouw ook ter discussie kunnen komen, evenals beraad nodig zal zijn over een verbetering van de pensioenregeling die ook tot een hogere eigen bijdrage zou kunnen leiden. Dit alles zal dienen plaats te vinden in her kader van de discussie over de taak van de huisarts in onze huidige samenleving, de waardering voor zijn werk o.a. tot uiting
komend in de honorering in de meest ruime zin des woords en over de kwaliteitsgarantie die wij daar tegenover stellen. En hier ben ik weer terug bij het begin van mijn inleiding waarbij ik het had over de wisselwerking die er moet zijn, wanneer wij ons ter discussie stellen. De huisarts heeft in doorsnee een goed inkomen - daar klaag ik niet over - en werkt er doorgaans hard en intensief voor. Ik pleit voor een goed inkomen voor de huisarts en voor een goede kwaliteit van her werk. Loon naar werken, werken naar loon.
Aldus de LHV-voorzitter ter inleiding van deze - wat de beraadslagingen betreft - besloten vergadering.
VNZ-voorstel In een schrijven aan het Centraal Bestuur van de LHV had de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (VNZ) eerder haar standpunt uiteengezet en haar voorstel als volgt toegelicht: De problemen, die tussen uw Vereniging en de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (VNZ) zijn gerezen met betrekking tot de honoreringsovereenkomst huisartsen voor bet jaar 1977, zijn heden opnieuw uitvoerig in her bestuur van de VNZ besproken. Besloten is om u schriftelijk mededeling te doen van bet standpunt van het bestuur, dat hieronder volgt. Voor de goede orde zouden wij allereerst willen vaststellen dat de honoreringsregeling huisartsen voor her jaar 1976 de volgende elementen en bedragen bevat:
netto-I~norarlum ............... perL~ioenbijdrage ................
praktljkkoslen................... totaalperverzekerde...........
tot 1800
boven 1800
verzekerden
verzekerden
f 43,18 f 5.66
f 43,18 f 5,66
y 48,84 f 23,59 f 72.43
/"48.84 y 2,07 f 50.91
Zoals bekend is, heeft indertijd de Commissie Van der Ven als basis voor de netto-honorering van een huisarts aangenomen her maximum van schaal 150 van de rijksambtenaren. De Commissie meende echter dat, in verband met de onregelmatige werktijden, 24-uurs-beschikbaarheid e.d. (aangeduid met 'disutilities'), voornoemd basisbedrag verhoogd zou moeten worden tot her maximum van schaal 151. Tenslotte stelde de Commissie Van der Ven voor om laatstgenoemd bedrag nog met 10% te verhogen wegens zogenaamd beroepsrisiCO.
Het aldus verkregen bedrag werd 'aangekleed' in verband met allerlei sociale voorzieningen waaronder de zogenaamde werkgeversbijdrage in de pensioenpremie. Hoewel in bet Rapport Van der Ven deze pensioenbijdrage in de totaliteit van de opbouw is meegenomen, is in de overeenkomst de pensioenbijdrage telkens apart genoemd en afzonderlijk, maar op dezelfde wijze als her netto-honorarium, aangepast.
De totaaluitkomst van her Rapport Van der Ven hebben partijen indertijd aanvaard, zonder daarbij echter de opbouw te aanvaarden of de argumentatie te onderschrijven. Alleen de uitkomst is dan ook telkenjare trendmatig aangepast, waarbij eventuele veranderingen in de onderliggende elementen buiten beschouwing zijn gelaten. De praktijkkosten zijn steeds afzonderlijk aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van een aantal indexcijfers. Voor 1976 en 1977 spelen hierbij een rol de maatregelen van de overheid, waardoor enkele onderdelen van de kostenvergoeding niet volledig volgens de ontwikkeling van de indexcijfers konden c.q. kunnen worden aangepast. Her bestuur van de VNZ constateert dat, ats gevolg van de in het verleden gehanteerde aanpassingsmethodiek, in 1976 in her abonnementshonorarium per huisarts is verdisconteerd een: honorariumgedeelte ten bedrage van f 112.268,-pensioenbijdrage ten bedrage van f 14.716,-een kostenvergoeding ten bedrage van f 61.838,-totaal ................................ f 188.822,-(uitgaande van een rekennormpraktijk van 2600 pati~nten), Bij voornoemde bedragen zou her bestuur hog enkele kanttekeningen willen maken. In de eerste plaats is in her verleden de gemiddelde praktijkgrootte steeds groter geweest
dan de rekennormpraktijk van 2600 verzekerden. Ook thans ligt deze daar nog boven. In de tweede plaats bevat de honoreringsregeling hog een aantal elementen, die afzonderlijk worden gehonoreerd en waarvan de belangrijkste zijn de hulp buiten de woonplaats en de verloskundige hulp. Een en ander betekent, dat de gemiddelde feitelijke vergoedingen voor honorarium en pensioenbijdrage per arts hoger liggen dan de hiervoor genoemde. Voorts wijst het bestuur van de VNZ er op dat vrijwel iedere huisarts voornoemd bruto-honoreringsniveau vanaf circa f 189.000,-- in het algemeen zeer kort na zijn praktijkaanvaarding bereikt. Het bestuur meent dat door de veranderde omstandigheden sinds 1966 de uitgangspunten van her Rapport Van der Ven aan nog meer twijfels onderhevig zijn dan toentertijd reeds is uitgesproken. Desalniettemin is het bestuur ertoe bereid ook voor het jaar 1977 her honorariumgedeelte en derhalve ook de pensioenbijdrage op de gebruikelijke wijze aan te passen. De verlangens, die door u zijn geuit ten aanzien van de vergoeding van pensioenlasten, basis 1976 f 10,-- per verzekerde, meent het bestuur niet te kunnen aanvaarden. Her bestuur is van mening dat een inkomensverhoging (naast de trendmatige) van ruim f 11.000,--, zoals deze uit uw voorstel bij een rekennormpraktijk van 2600 voortvloeit, zeker onder de financieel-economi-
VNZ-becijferingen Financii~le consequenties van de diverse voorstellen 1. Het LHV-voorstel voor verhoging van de pensioenbijdrage van f 5,66 naar y 10,-- (belde niveau 1976) gaat de ziekenfondsen f 41.000.000,-- per jaar extra kosten. 2. Het VNZ-tegenvoorstel voor een herverdeling van de pensloenbijdrage (d.w.z. in plaats van f 5,66 voor alle verzekerden een bijdrage van f 7,13, maar alleen voor de eerste 1800 verzekerden, beide niveau 1976) gaat in 1977 tussen de f 1.000.000,-- en f 1.500.000,extra kosten dan bij handhaving van her huid|ge systeem van uniforme pensioenbijdrage het geval zal zijn. Onder de veronderstelling, dat de praktijkverkleining nog een aantal jaren in ongeveer dezeffde mate doorzet wordt hleraan in 1978 en volgende jaren nog eenzelfde bedrag toegevoegd. 3. Her VNZ-tegenvoorstel om her onder her vorige punt genoemde bedrag van f 7,13 te verhogen met f 0,50 en derhalve te brengen op y 7,63 (niveau 1976) gaat jaarlijks tussen de f 3.500.000,-- en f 4.000.000,-- extra kosten. 4. De under de punten 2 en 3 genoemde tegemoetkomingen aan de LHV betekenen In totaliteit, dat in 1977 de extra kosten ongeveer f 5.000.000,-- bedragen, waaraan in 1978 en volgende jaren, zolang de praktijkverldeining in dezelfde mate doorzet, nog eens f 1.000.000,-- h f 1.500.000,-- wordt toegevoegd. 5. Het akkoord gaan van de VNZ om de matiging in de kostenaanpassing ongedaan te maken (onder de voorwaarde, dat via de in samenwerking met bet departement van Economische Zaken ingestelde kostenenqu~te ontheffing wordt verkregen van de overheidsmaatregelen) gaat de ziekenfondsen ongeveer f 14.000.000,-- per jaar meer kosten (matiging 1976 ruim f 8.000.000,-- en matiging 1977 bijna f 6.000.000,--). De Biit, 23 augustus 1977 Drs. F. H. Werkman, secretaris VNZ
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1119
sche omstandigheden, waarin ons land thans verkeert, niet kan worden aanvaard. Ondanks dit uitgangspunt heeft bet bestuur er begrip voor dat de huisartsen met een relatief gering aantal patienten moeite hebben om in het kader van de door u opgestelde verplichte pensioenregeling de premie op te brengen. Het bestuur waardeert dan ook uw streven naar verkleining van de grote praktijken, die uiteraard ten gunste van de huisartsen met kleinere praktijken dient te komen. Her bestuur herhaalt daarom het reeds eerder bij u ingediende voorstel om tot een herverdeling van de pensioenbijdrage van de ziekenfondsen te komen. Hierbij wordt de bestaande vergoeding ad f 5,66 (niveau 1976) per verzekerde vervangen door een bedrage, die uitsluitend wordt gegeven voor de eerse 1800 ingeschreven verzekerden, en volgens onze berekeningen neerkomt op f 7,13 (1976). Dit bedrag zal dan telkens op de gebruikelijke wijze trendmatig worden aangepast, lndien de praktijkverkleining doorzet, zullen de ziekenfondsen in de toekomst door deze herverdeling voor de totaliteit van tie huisartsen een grotere bijdrage in de pensioenpremie geven dan bij handhaving van de huidige uniforme vergoedingsregeling het geval zal zijn. Het bestuur is zich ervan bewust dat door her aanvaarden van de voorgestelde herverdeling huisartsen met meer dan 2267 (basis 1976) ingeschreven ziekenfondsverzekerden een offer moeten brengen ten gunste van hun collega's met kleinere praktijken. Gezien de dreigende conflictsituatie en de noodzaak om in bet belang van de patienten al het mogelijke te doen om een contractloze periode te voorkomen, is het bestuur van de VNZ bereid om her offer van de grote praktijken wat te verzachten door boven de omgerekende pensioenbijdrage een vergoeding ad f 0,50 per verzekerde voor de eerste 1800 verzekerden beschikbaar te stellen. Het bestuur meent met dit voorstel zowel een bijdrage te leveren aan een toekomstige ontwikkeling in de richting van kleinere praktijken als aan een snelle verlichting van lasten voor de thans bestaande praktijken van geringere omvang. Tevens beschouwt het bestuur dit voorstel als de uiterste mogelijkheid binnen de thans bestaande financieel-economische situatie, welke voor de gemiddelde ziekenfondsverzekerde in de naaste toekomst als de 'nullijn' mag worden gekarakteriseerd. Voor war betreft de kostenvergoeding constateert her bestuur, dat vastgehouden dient te worden aan de desbetreffende overheidsmaatregelen. Indien en voorzover echter uit het door u in samenwerking met de minister van Economische Zaken opgestelde kostenonderzoek voortvloeit dat de op de praktijkkosten toegepaste overheidsmaatregelen van 1976 en/of 1977 niet behoeven te worden gecontinueerd, respectievelijke gehandhaafd dan is het bestuur ertoe bereid om met ingang van 1 januari 1977 alsnog de kostenvergoeding op her niveau te brengen, dat zonder toepassing van deze maatregelen zou zijn bereikt. (1977) MEDISCH CONTACT 32 1120
Het bestuur van de VNZ spreekt de hoop uit, dat u de redelijkheid van de in deze brief vervatte voorstellen zult onderkennen, waardoor de Nederlandse gezondheidszorg een mogelijk conflict bespaard kan blijven. Aldus her s c h r i j v e n van het b e s t u u r van de Vereniging van N e d e r l a n d s e Ziekenfondsen.
LHV-reactie
In een s c h r i j v e n aan alle leden van de L a n d e l i j k e H u i s a r t s e n Vereniging reageerde het Centraal B e s t u u r der L H V op het V N Z - v o o r s t e l als volgt:
Geachte Collegae, Via de media hebt u vernomen dat de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (VNZ) met een uiterst voorstel voor de honorering in 1977 uit de bus is gekomen. De brief met dit voorstel is inmiddels naar de voorzitters en secretarissen der PHV- en districtsbesturen en naar de (plv.) afgevaardigden verzonden.
stuur niet akkoord gegaan, omdat het geen oplossing voor de problematiek en geen uitzicht op een dergelijke oplossing levert. Her nieuwe voorstel behelst dat de V N Z boven de genoemde f 7,13 hog f 0,50 suppleert en dus komt op een pensioenbijdrage van f 7,63 per verzekerde tot 1800 bij de huisarts ingeschreven ziekenfondsverzekerden. De motivering van deze verhoging van f 0,50 door de VNZ is dat bij de pure herverdeling, welke resulteert in f 7,13, te veel grotere praktijken achteruitgaan. Door dit bedrag met f 0,50 te verhogen wordt dit aantal beperkt. Voor een goed begrip is nodig te bedenken dat dit bedrag niet te vergelijken is met de door de LHV geclaimde f 10,-- per verzekerde, omdat daarbij geen maximering (bijna tot 1800 ingeschreven verzekerden) is opgenomen maar wel de bereidheid is uitgesproken om over de overdekking in individuele praktijken te praten om tot een oplossing te komen.
Alle bedragen in dit stuk slaan op 1976, zij zullen nog trendmatig moeten worden aangepast voor 1977.
Commentaar op het VNZ-voorstel ten aanzien van de pensioenbijdrage Voorstel VNZ d.d. 23 augustus 1977
a. Kostenvergoeding Indien de LHV er in slaagt aan te torten dat Economische Zaken ten onrechte heeft verondersteld d a t e r ruimte zit in de kostenvergoeding, welke de ziekenfondsen en particulieren betalen, is de VNZ bereid de correcte aanpassing van het kostenbudget oog 1 januari 1977 te doen ingaan. De LHV heeft hiermee met andere woorden zijn voorstel gehonoreerd gezien.
b. Pensioenbijdrage Ten aanzien van de pensioenbijdrage wordt het volgende voorgesteld: Tot 1800 bij de huisarts ingeschreven ziekenfondsverzekerden betalen de ziekenfondsen f 7,63 per verzekerde. Dit bedrag is tot stand gekomen door de volgende berekening: De pensioenbijdrage van ziekenfondszijde is in 1976 f 5,66 per verzekerde per jaar. Voor 9.454.693 ziekenfondsverzekerden werd dus uitgekeerd (9.454.693 • f 5,66 =) f 53.513.562,-- aan de huisartsen. Als men her aantal verzekerden dat boven de 1800 is ingeschreven in verschillende huisartsenpraktijken aftrekt van 9.454.693, blijven er 7.564.546 verzekerden 'onder de 1800' over, Her bovengenoemde totaalbedrag gedeeld door 7.504.546 levert een bijdrage op van f 7,13. Met deze herverdeling is het Centraal Be-
Opvallend is dat de VNZ hog steeds geen antwoord heeft gegeven op de vraag of zij, met ons, van mening is dat de pensioenbijdrage op een behoorlijk en rechtvaardig niveau moet worden gebracht. Zij stelt zich op het standpunt dat de getalsmatige uitkomsten van het advies van de Commissie van der Ven uit 1966 voor haar de basis vormt van de honorering en dat deze slechts door ti'endmatige aanpassing kunnen leiden tot overeenstemming. Wel zegt de VNZ in haar brief dat zij een groot aantal onderdelen van de honoreringsstructuur - voortkomend uit dat advies van de Commissie van der Ven - discutabel acht. Dat is ook de betekenis van baar aanvaarding van de uitkomsten van dit advies als basis voor de overeenkomsten van de afgelopen 10 jaar. AIs de totale honoreringsstructuur aan de orde komt, heeft ook de LHV argumenten om de huidige te verbeteren. AI was het alleen maar de pensioenbijdrage. AIs er nu een conflict wordt aangegaan en de Minister benoemt (ex art. 49, 2e lid Ziekenfondswet) een adviescommissie, is niet uitgeslo/en dat deze zich niet zal beperken tot de pensioenkwestie, maar de hele structuur (inclusief LHV- en VNZ-wensen) mee zal beschouwen. Het eindoordeel is dan bij die commissie en de Minister en minder bij de onderhandelingsparmers. Ook is niet uitgesloten dat bij de vertaling der kwaliteitsvoorstellen van de Nieuwe Blauwdruk (voor zover door de ledenvergadering overgenomen) in financi~le consequentie een conflict ontstaat, waarbij de gehele problematiek aan de orde komt. Met andere woorden, te verwacbten is dat
hoe dan ook de honoreringsstructuur (na 10 jaar), in de naaste toekomst op de helling komt. Het Centraal Bestuur is daar bepaald niet bang voor maar acht een dergelijke bespreking onder meer aan de onderhandelingsr,del meer voor de hand liggend dan via de media of een nieuwe adviescommissie van de Minister ex art. 49 2e lid, Ziekenfondswet. Mocht een dergelijke bespreking niet leiden tot overeenstemming dan zal een conflict onvermijdelijk zijn. Aan de andere kant heeft her Centraal Bestuur gezegd (zie besluit 9 augustus) dat niet over herstructurering gesproken kan worden, wanneer geen uitzicht bestaat op een behoorlijke pensioenbijdrage.
OPROEP De Vereniging M e d i s c h W e t e n s c h a p p e l i j k O n d e r w i j s ( V M W O ) h o u d t op 19 s e p t e m b e r a.s. een A l g e m e n e L e d e n v e r g a d e r i n g in het P a t h o l o g i s c h Instituut te U t r e c h t , P a s t e u r s t r a a t 2 (naast de ingang van het A c a d e m i s c h Ziekenhuis).
Onderwerpen: 1. V o o r s t e l l e n m . b . t , de regeling-Klein; 2. M e d e d e l i n g e n o v e r de opleiding tot m e d i s c h w e t e n s c h a p p e l i j k o n d e r z o e k e r .
Welnu, wij interpreteren het VNZ-voorstel zo: De VNZ wil mogelijk daarover wel praten, maar dan eventueel ook over andere onderdelen van de honorering. Wij beschouwen de steun aan de kleine praktijken ten behoeve van de pensioenlasten, zoals voorgesteld door de VNZ als onvoldoende, maar in opzet niet negatief. Ook al is de off iciCle motivering van de VNZ een andere, toch beschouwen wij de f 0,50 als een - zij het symbolische - stap in de goede richting, die in komende jaren moet kunnen worden uitgebouwd.
her Centraal Bestuur denkt aan een systeem van aftopping bij de grotere praktijken. Her moet dus mogelijk zijn voor VNZ en LHV om binnen bet kader van de reeds gemaakte afspraken en het laatste bod van de VNZ tot overeenstemming te komen over de herverdeling der pensioenbijdrage. Deze zou de komende maanden in discussie dienen te komen en de resultaten zouden moeten blijken in de nacalculatie voor 1977, die in januari zal worden uitbetaald.
Voorstel aan de ledenvergadering
Deze opening bestaat altijd, wij kunnen voor komende jaren voorstellen in deze richting altijd doen. Voor het contract van dit jaar biedt de VNZ deze opening niet (alternatief is: conflict over honorering 1977). Maar wel stelt de VNZ in haar brief: 'Tevens beschouwt het bestuur dit voorstel als de uiterste mogelijkheid binnen de thans bestaande financieel economische s i t u a t i e . . . ' (cursivering van ons). Een lichtpuntje is het nauwelijks te noemen, maar het is wel een mogelijkheid om het gesprek open te houden. Een mogelijkheid, die in de naaste toekomst moet wordt afgetast en die ongetwijfeld mede tot stand is gebracht door bet pal staan voor her principe van een rechtvaardige pensioenbijdrage. Bij deze overwegingen spelen nog een aantal andere argumenten. Deze hebben wij aan de districtsvoorzitters meegedeeld en met hen besproken op een extra CB-vergadering op zaterdag 27 augustus jongstleden. Her voert te ver deze in een brief aan alle leden te vermelden. Diegenen onder u die meer willen weten verzoeken wij contact op te nemen met hun districtsvoorzitter. Er is nog een ander probleem. De herverdeling der totale pensioenbijdrage (van f 5,66 over alle verzekerden naar f 7,13 - f 7,63 over alle 'eerste 1800 ingeschreven' verzekerden), is een onbillijke. Ook bij de kostenknik speelt dit. Een huisarts, die geen 800 particulieren telt in zijn praktijk komt nooit aan een adequate kostenvergoeding. Aan de andere kant is de LHV niet tegen ondersteuning van de kleinere praktijken en v66r tegengaan van meer vergoeding in de pensioensfeer dan nodig is. Dit betekent dat ook
Het Centraal Bestuur heeft na onder meer her bovenstaande te hebben overwogen het volgende besloten - en legt dit aan de ledenvergadering van 31 augustus a.s. ter goedkeuring voor: Aan de VNZ wordt meegedeeld dat de LHV akkoord gaat met de regeling ten aanzien van de kostenvergoeding maar dat de LHV vasthoudt aan het principe van een behoorlijke en rechtvaardige pensioenbijdrage. In een uiterste poging om een conflict te vermijden en om het verschil in inzicht ten aanzien van onder meer de pensioenbijdrage bespreekbaar te houden, is de LHV bereid op basis van de laatste VNZ-voorstellen tot overeenstemming te komen. Daarbij gaat de LHV ervan uit dat hog over de herverdeling zal worden gesproken. Het resultaat daarvan kan worden ge~ffectueerd in de nacalculatie voor 1977. Tevens gaat de LHV ervan uit dat in volgende jaren een uitbouw van de af te spreken regeling ten aanzien van de pensioenbijdrage moet worden gerealiseerd. Tenslotte hog het volgende: Het Centraal Bestuur heeft u allen gemobiliseerd om - niet gewenst, maar indien nodig - de consequenties te trekken uit de onvoldoende bereidheid van de VNZ om over de pensioenbijdrage te praten. Mede dankzij uw steun, die u ons in grote mate toezegde en hog toezegt, is er thans wat meer duidelijkheid gekomen, die in de eerstkomende onderhandelingen nader kan worden gepreciseerd. Die steun geeft het Centraal Be-
stuur ook het vertrouwen dat de Nederlandse huisartsen, die het in de naaste toekomst mede door hun eigen plannen, niet gemakkelijk zullen hebben, pal zullen blijven staan voor een goede kwaliteit van de gezondheidszorg en een daarbij passende honorering. Uiteindelijk gaat het ons steeds om de patient: ziekenfondsverzekerde of particulier. Aldus het s c h r i j v e n van het Centraal B e s t u u r aan de leden van de L H V .
VNZ verheugd
D e z e brief aan de L H V - l e d e n , daags v o o r de l e d e n v e r g a d e r i n g op een p e r s c o n f e r e n t i e in de o p e n b a a r h e i d geb r a c h t en n a d e r toegelicht, was aanleiding voor de Vereniging van N e d e r landse Z i e k e n f o n d s e n op haar beurt m e t het v o l g e n d e p e r s c o m m u n i q u ~ de publiciteit te z o e k e n : De Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (VNZ) is verheugd, dat uit het voorstel van het Centraal Bestuur van de LHV aan zijn leden blijkt, dat de redelijkheld van de VNZ-opstelling wordt onderkend. De kans, dat hierdoor de Nederlandse gezondheidszorg een conflict kan blijven bespaard, is sterk vergroot. Her Centraal Bestuur van de LHV heeft terecht in zijn brief aan de leden opgemerkt, dat het voorstel van de VNZ als een uiterst bod dient te worden beschouwd. Wellicht ten overvloede merkt de VNZ op, dat met de voorgestelde herverdeling van de pensioenbijdrage een bevoordeling wordt beoogd van de kleinere huisartsenpraktijken. Deze verkleining kan de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg verbeteren. Met betrekking tot de wens van de LHV om het principe van de pensioenbijdrageregeling verder te bespreken merkt de VNZ op, dat dit betekent dat de gehele honoreringsregeling dan ter discussie dient te staan. Tot een dergelijke discussie is de VNZ gaarne bereid. (1977) MEDISCH CONTACT 32 1121
T E R O V E R N A M E AANGEBODEN: O V E R C O M P L E T E MEDISCHE A P P A R A T U U R O p de door Dr. J. W. Swaan in M .C. nr. 9 (1974) 29, blz. 258, gelanceerde gedachten van een centraal registratieadres voor ter o v e r n a m e aangeboden gebruikte medische apparatuur reageerde de Sectie Documentatie van bet Nationaal Ziekenhuisinstituut door zich beschikbaar te stellen als bemiddelende instantie. In dit kader zal zij periodiek een overzicht verstrekken van voor overdracht ter beschikking g e k o m e n apparatuur en gebruiksgoederen.
Tiende opga re*
9 9 9 9 9 9 9 9
4 lnfuusstandaards. 3 Leestafels. 8 Warmwagens. 40 Bedklossen. 150 st. o.k.-sluiers wit. 90 st. o . k . - s c h o e n h o e z e n wit. 200 st. o . k . - m a s k e r s groen. 77 st. spreien, gem~leerd grijs, 70 • 100
cm.
9 80 st. spreien,, idem 150 x 150 cm. 9 4 rollen spreistof, wit, 1.50 m breed, 15 20 m e t e r per rol. 9 150 st. T - v e r b a n d e n wit. 9 Zware draaitafel. 9 Bjerrum scherm. 9 Siemens tweepuls r6ntgengenerator 'Heliophos-4E' voor b u i s s p a n n i n g e n tot 125 kV en b u i s s t r o m e n tot 500 m A ; hoogspanningsgenerator met seleniumgelijkrichters, uitgevoerd voor her aansluiten van twee r6ntgenbuizen, voor aansluiting aan 380 V, 50 Hz. V o o r t r a n s f o r m a t o r voor aansluiting aan n e t s p a n n i n g e n van 190 tot 260 V. 9 Colposcoop d.d. 1963, fabrikaat Zeiss. 9 Pertubatie-apparaat d.d. 1968, fabrikaat Grafax. 9 Tandheelk. oliepompstoel Fabr. Ritter. 9 Spittoon Fabr. Fr6schke. 9 I n s t r u m e n t e n k a s t Fabr. Admi. 9 Extractietangen, wortel-elevatoren, beitels. 9 Madson transistor batterij-audiometer. 9 Hasslinger b r o n c h o s c o o p en oesophagoscoop met toebehoren. 9 1 set div. operatie-instrumenten. 9 Merrier analytiscbe balans 1973 niet gebruikt. 9 Ziekenhuisbedden, tafels en stoelen (rotan, hout en staal), niet ouder dan 4 jaar. 9 Eenkanaals cardiograaf, fabr. Schwarzer. 9 I kleine houten microscopietafel m/laden. 9 Philips Examix kantelbare r/Sntgent'afel 1855 x 750 x 860. 9 1 Doorlichtscherm. 9 1 pati-lift z.g.a.n. 9 1 Williamson ontwikkelmachine in goede staat incl. mengpaneel. 9 1 ECG-Cardioline. 9 1 Aesculaap droogsterilisator. 9 1 0 n d e r z o e k b a n k 2 m; met b e e n s t e u n e n , verstelb, h o o f s t u k , m i d d e n s t u k , opstap. 9 1 l n s t r u m e n t e n k a s t ; boven: gesloten deur, onder: glazen deur. 9 1 Verrijdbare verbandtafel met verbandbak. 9 2 Fima a u t o m a t i s c h e p o n s m a c h i n e s model 10000 met voorziening voor her koppelen
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1122
van 2 lezers aan 1 model. Jaar van aansch',d 1973. 9 1 A r o m a a t m e m b r a a n compressor-vac u u m p o m p met 4 reserve zuigflessen. el Haeberle KNO-onderzoekstoel met hoot'd- en voetsteun; hoogte verstelbaar met oliepomp met voetpedaal; rugleuning verstelbaar van verticale tot horizontale stand; bovendeel stoel draaibaar + fixatieinrichting. 9 2 lnstrumenttafeltjes met elk 2 glazen bakken in houder. 9 5 Etterbekkens gei~mailleerd (diverse maten). 9 1 desinf., kom van roestvrij staal. 9 2 rvs desinfectieschalen. 9 3 rvs staande instr, cylinders. 9 4 glazen instr, bakken met rvs deksel. 9 1 rvs uitkookpan met zeefinzet. 9 1 caustiek en endoscopietransformator. 9 1 a u t r o - n a s o p h a r y n g o s c o o p (batterij in handvat). 9 1 revolver caustiek, handvat. 9 1 kaakholtetroicart. 9 1 Kilian n e u s s p e c u l u m middellang. 9 1 Kilian n e u s s p e c u l u m lang. 9 1 doorlichtingslamp Wasrnecke-Coakly met 2 reservelampjes. 9 2 afgebogen s e p t u m m e s j e s vgls Freer. 9 I s e p t u m d e v a t o r i u m rigs Freer. 9 2 kaakpunctienaalden vlgs Vallee-Heath. 9 2 neustampontangen. 9 2 geknopte n e u s s o n d e s . 9 2 kleine n e u s s c h e l p caustiekbranders. 9 2 middelgr, neusschelp caustiekbranders. 9 1 platte lis caustiekbrander. 9 14 tongspatels vlgs Briining (chroom). 9 2 tongspatels gebogen. 9 1 gebogen tonsillenschaar. 9 I arterieklem 18 cm. 9 1 arterieklem 14 cm. 9 I tonsillelevatorium vlgs Hard. 9 2 larynxspuiten + canules. 9 3 keelspiegelhouders. 9 1 metalen spiritusbrander. 9 1 glazen spiritusbrander. 9 I instructie slaapbeen opengezaagd en scharnierend; Fabr. Pfan. 9 1 stemvork vlgs H a r t m a n n 64. 9 1 s t e m v o r k vlgs H a r t m a n n 128. 9 1 cerumenlisje. 9 1 oorspuit vlgs Reiner Alexander in- en uitw. v e r c h r o o m d m e t 3 aanzetstukken. 9 1 oorspuit vlgs Reiner Alexander glas + 1 aanzetstuk. 9 15 tubacatheters. 9 1 paracentesenaald bajonet. 9 1 paracentesenaald. 9 1 paracentesenaald invouwbaar. 9 3 politzerballans + neusolijven. 9 12 rvs gekruiste a n a t o m i s c h e pincetten vlgs Troeltsch.
9 175 T e r u m o disp. hypodermic syringes met naalden 0.60 x 25 ram. 9 1 Baisch stalen i n s t r u m e n t e n k a s t : type Diplomaat D; h : b : d = 108:110:55 cm; lichtcr~me en zwarte sokkel; Voorzijde: Achter opklapbare ruit 6 laden met verlichting; 2 inzetten en glasplaten 2 deuren met glasplaten. Links en rechts: Deuren met glasplaten uitneembare bakken. Achterzijde: Uitklapbaar werkblad en 2 deuren met 3 glasplaten en een metalen plaat. 9 1 Glastra g r o e n t e w a s m a c h i n e , kristal, type 100; ',d'm. 920 x 730 x 850 m m hoog, motor 3/4 PK 220/380 V, cap. per uur: 120-200 kg bladgroente, 300-500 kg knolgew a s s e n , rvs uitvoering, bouwjaar 1975. Niet aangesloten geweest. 9 1 1 volledigeinr. K N O o n d e r z o e k k a m e r W.O,:
I onderzoekstoei + kruk + lamp (wit) + gewone stoel; 1 instrumententafel op w i d e n ; 1 instrumententafel met opstand met gJas; 2 grote wandtafets met opstand bedekt met glas; 2 grote i n s t r u m e n t e n k a s t e n ; 1 caustiek + doorlichtingsapparaat; 1 Fricar zuig- en pers aerosolpomp; 1 Pari Aerosolpomp, n e u s s p e c u l a oortrechters - spatels - pincetten oorpolyptangetjes - caustiek handvat met platinabranders - bronchoscopietangen enz~ ; 1 infrarood w a n d l a m p ; 25 ' M o o r e - s y s t e e m ' boekjes met nikkelen rug; 10 k a a r t s y s t e e m b a k k e n met bijbeh. blanco kaarten afro. bak: 4 3 x 2 7 x 2 1 cm; kaart 15x20 cm. 9 W a c h t k a m e r a m e u b l e m e n t , bestaande uit 3-zits bank, 2 fauteuils en 4 stoelen lichtbruin skai.
le opgave: MC no 31/1974 blz. 984 2c opgave: MC no 4111974 blz. 1302 3e opgave: MC no 1411975 blz 404 4e opgave: MC no 26/1975 blz. 784 5e opgave: MC no 46/1975 blz. 1488 6e opgave: MC no 1511976 blz. 464 7e opgave: MC no 29/1976 blz. 936 8e opgave: MC no 4511976 blz. 1427 9e opgave: MC no 9/1977 blz. 290
Informatie over in deze rubriek genoemde artikelen kan worden ingewonnen bij het NZI, sectie documentatie en wel bij de heer W. C. Proosten, Oudlaan 4, Utrecht, tel. 030-739911, tst. 448.
Twee kandidaten voor twee vacatures in het hoofdbestuur van de K N M G ?i~ilr: , : ? ?
) :
.
ii ,
.
.
',
.
~i:
.
,.,
"
.
...
.,.
.
9
~i~?i~
!'i.
9
,
: " . .
.......
~
i ~
???
i
t
:. ::".,,:~.3.
,
,
?? ?
"
i :??
"
!i,,.,. " 9 ,..
;,
v,..
,
..
.~
.~.
' "
(
:'"
.:.,.
"
"
?i
" " . .
..
i" "
.
'.
: ~/i
"
9
....
'
. . . . .
"
:
9
Dr. Jacques J. H. M. Dani61s, chirurg te Spaubeek (Z.L.) Dr. Jacques J, H. M. Dani(ls (54), chirurg te Spaubeek, secretaris van de A[deling Sittard-Geleen, is als kandidaat voor bet tidmaatschap van her hoo`[dbestuur der K N M G voorgedragen door het bestuur van zijn a`[deling, daarbij ondersteund door de a`[delingen Heerlen en Omstreken. Maastricht en Omstreken, Noord- en MiddenLimburg.
doctor in de geneeskunde op een dissertatie, getiteld: "Enterale infecties met pasteurella pseudotuberculosis bij de mens (de reticulocytaire necrotiserende fymphadenitis ileocoecalis van Masshoff): een acuut buiksyndroom'. Promotor was wiflen Pro[. Dr. A. Charlotte Rays, hoogleraar in de microbioIogie. Op zijn minst opmerkelijk: een chirarg promoveert op een grotendeels bacteriologisch onderwerp.
D r Dani~ts, geboren en opgegroeid in Nij megen gymnasiast van her roemruchte C a nisius College na zijn eindexamen enige tijd ondergedoken, meldde zich in september 44 als vrijwUliger bij de Amerikaanse strijd krachten die toen juist de Nijmeegse Waal hrug gingen veroveren op de Duitse bezet ters Tot halverweg 46 was hij als verbin dingsafficier, gedetacheerd bij her Engelse leger, actie`[ betrokken bO de bevrijding van Oost Nederland en ham hij deel aan de doorstoot over de Ri~n tot nabij Bremen Door dit oorlogsintermezzo enigszins verlaat, begon hij op 23-~arige lee`[tijd met zijn medische studie aan de Gemeente Universiteit Amsterdam. Ondanks de lange wachttijden - toen al - voor co-assistentschappen, is zijn studententijd riot verlopen. Dr. Dani~ls deed in 1955 artsexamen, waarna hij
Dr. J. J. H. M. Dani61s aan het woord:
D e laalste drie vier jaar heb ik wal meer armslag gekregen o m me te verdiepen in de
Dat lag meer voor de hand voor zijn echtgenote. mevrouw Dr, M, S. M. Dani~lsBosman, arts/bacterioloog, eveneens gepromoveerd bij Prof. Ruys. Mevrouw Dani(ls ontplooit al evenzeer de nodige activiteiten binnen de georganiseerde artsenwereid: zij is LSV-sta`[correspondent en lid van de deelnemersraad van de Stichting Pensioen`[onds Medische Specialisten.
Na zijn registratie als specialixt ('61) blee[ hij hog enkele jaren in de Maasstad, als chef de clinique verbonden aan her Franciscus Gasthuis lntussen bereidde hij zijn proe`[ schri`[t voor; in 1963 promoveerde hij tot
Dr. Dani~ls vertrok eind "63 vanuit Rotterdam naar Zuid-Limburg. Hij woont daar in Spaubeek en werkt als chirurg in her Bi~rbara Ziekenhuis te Gefeen. Sinds de oprichting van de KNMG-Afdeling Sittard/Geleen is hij nauw betrokken bij her Maatschappijwerk in zijn regio, thans als secretaris van het afdelingsbestuur en a[gevaardigde ter AIgemene Vergadering.
problemen van de gezondheidszorg en meer lijd te besteden aan de K N M G en haar g e l e d i n g e n Di! vooral nadat ik een associalie ben aangegaan O n s district is
een van de weinige die echt floreren; de regionalisatieproblematiek slaat hier c e n t r a a l Daar krijgen we in I o e n e m e n d e male mee te maken door alle ontwikkelingen in
naar Rotterdam verlrok om zich daar te specialiseren in de algemene heelkunde.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1123
Zuid-Limburg, een belangrijke en levendige proefregio. Er is heel wat werk aan de winkel en er moet toch iemand zijn die zich met dit werk belast. Ik acht me voldoende gemotiveerd en m e n zegt dat ik over capaciteiten beschik om met enig succes de functie van hoofdbestuurslid le vervullen. "Voor deze overwegingen ben ik gezwicht. Daarbij heb ik wel als eis gesteld, dat bet hele district achier mijn kandidaluur zou staan. Aldus b e s c h o u w ik mezelf m e d e als een districtsvertegenwoordiger; dat betekent nu ook weer niet dat - zo ik straks inderdaad zitling zal k u n n e n n e m e n in hew h o o f d b e s l u u r - ik zal functioneren als een soort h o m e r e f e r e e voor Limburg. lk zou liever gaan fungeren als intermediair tussen de regio hier en bet K N M G - c e n t r u m in Utrecht vice versa. Dit om de c o m m u n i c a lie te bevorderen en te kanaliseren o m versnippering te vermijden. 'Door mijn bemoeiingen met her K N M G werk, vooral in verband met mijn functie als afgevaardigde, ontstond er automatisch een drijfveer o m me aan te melden voor de kadercursus van de Maatschappij. Tijdens die c u r s u s hebben we onder meer uitvoerig beraadslaagd over her regionalisatievraagstuk. Daar ben ik ook de noodzaak gaan beseffen van de tolstandkoming van perileer kader. Ik ben bezig met een voorslel met betrekking tot dit aspect van de regionalisatie, een vraagstuk dat mij zeer ler harte gaat. Mijn inzichten hieromtrent sluiten aan bij war daarover is opgetekend in heI K N M G - m e m o r a n d u m naar aanleiding van her wetsontwerp Voorzieningen Gezondheidszorg van staatssecretaris Hendriks, op wiens plannen ook ik uiteraard nogal wat kritiek heb. Overigens ben ik er gelukkig mee, dat de K N M G - na haar aanvankelijke door de leden opgelegd 'onaanvaardbaar" - de mogelijkheid voor verder overleg open heeft weten te houden. Even gelukkig ben ik met de "visie', de schets van de K N M G en haar m a a t s c h a p pelijke verenigingen inzake de structuurwetgeving gezondheidszorg, zoals deze thans ler discussie is gesteld en waarvoor ook ik heb gepleit in de A l g e m e n e Vergadering. 'Tijdens de k a d e r c u r s u s is het idee gerijp! om me beschikbaar te stellen voor bet lidmaatschap van her hoofdbestuur, lk ben me e r v a n bewust dat ik in z o ' n functie zal worden geconfronteerd met velerlei problemen. Dat schrikt me overigens niet af; ook niet her o n g e m a k v a n w e g e mijn woonplaats in deze uithoek van her land, een handicap in tijdsbeslag en afstand. Her aantal vergaderingen van bet h o o f d b e s l u u r vail nogal mee geloof ik, tenzij zich erg moeilijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg gaan voordoen . . . Voorlopig zal ik van de gelegenheid gebruik m a k e n me in te werken en verlrouwd te raken met al die zaken die op bet h o o f d b e s t u u r plegen af te komen. "Er is wel een aantal zaken dat me specifiek
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1124
ligl, dingen die me duidelijk bewegen. Bijvoorbeeld m e e w e r k e n aan de versteviging van de K N M G - b a n d e n met de periferie. Wij hebben bier in Zuid-Limburg enkele projecten waarbij dat van belang zat zijn. N e e m her Medisch Regionaal C e n t r u m dal hier in opbouw is, lot d u s v e r hog allerminst een K N M G - a a n g e l e g e n h e i d , integendeel. Dan de Universiteil Limburg, ook niet war je noemt een 'maatschappij-bolwerk'. Her zal hog veel aandacht en zorg vereisen o m de georganiseerde artsenwereld de juiste plaats te geven in deze o n d e r n e m i n g e n die zo belangrijk zijn voor onze regio. 'Dan is er verder hog de relatie van de arisen in de periferie met de K N M G centraat, een verhouding die in werkelijkheid totaal anders is als ze in Utrecht lijken te veronderstellen. Ik denk dat dat overal in he! land wel zo zal zijn. Als je arisen zou vragen 'wat is jultie vertegenwoordigende organisatie? + zal een specialist ongetwijfeld antwoorden: 'de Vereniging voor Heelkunde', of althans zijn eigen wetenschappelijke vereniging. Die specialist zal niet meteen de K N M G n o e m e n . Een huisarts zal onmid-
'Her is goals .overal: her z q n de goeden 9 die spreken en de kwaden die niet wUlen luisteren . . ."
dellijk de L H V n o e m e n , dat is geen punt. Een L A D - m a n zal antwoorden: "m'n h a a s ' , of 'de overheid', of ' m ' n bedrijf', ook niet "de K N M G ' . 'Kijk, dat vind ik nou j a m m e r ; daar zou ik lets aan willen gaan doen. Ik vraag me af war hiervan nu de oorzaak is; w a a r o m speelt de K N M G niet die overkoepelende rol zoals die in Utrecht wordl gepretendeerd. Ik betwijfel of de maatschappij voldoende overkoepelend funclioneert, lk vond bet bijvoorbeeld j a m m e r d a t e r vier afzonderlijke m e m o r a n d a zijn v e r s c h e n e n op de wetsvoorstellen van Hendriks; ik ben van mening dat edn gemeenschappelijk c o m m e n t a a r een hog krachtiger effect zou hebben gehad. 'lk vind ook dat de K N M G zich zo zoetjes aan over her geheel wel war krachtiger zal dienen te gaan opstellen, zich meer als een vakbond zou moeten durven manifesteren; dit laatste zeker met her oog op de bedreigingen voortvloeiend uit de w e t s o n t w e r p e n van de staatssecrelaris. Overigens merk ik bet laatste jaar in dit opzicht al een kente-
ring ten goede op. We h o e v e n toch niet altijd zo voorzichtig en eerbiedwaardig te opereren als in de lot d u s v e r gebruikelijke KNMG-stijl. 'Het is verschrikkelijk moeilijk een toekomstvisie op de gezondheidszorg en de plaats van de arisen daarbij te geven. Niet alleen omdat bet z o ' n complexe aangelegenheid is, maar meer omdat er in korte tijd telkens zoveel verandert. Bovendien zijn er allerlei verschillende stromingen, ook binnen de K N M G , waardoor voorspellingen nogal speculatief zullen zijn. Bijvoorbeeld: waI gaan de huisartsen nu doen met h u n takenpakket en blauwdruk zoals ze die in Medisch Contact hebben gepubliceerd? War wil dat eerste echelon nu eigenlijk? Meer mogelijkheden, meer uitbreiding, meer diepgang? 'Wat ik als chirurg de laatste jaren van bet eerste echelon zie is dat ze eerder minder willen. Ze doen namelijk minder kleine chirurgie, ze doen veelal geen ongevalletjes meer; her is zo l a n g z a m e r h a n d een aanvaarde gewoonte geworden o m iedereen die zich in de vingers heeft g e s n e d e n naar het ziekenhuis te laten gaan. Of dat nu bewust of o n b e w u s t gebeurt, bet is blijkbaar zo gegroeid, misschien ook omdat de directe bereikbaarheid van de eigen huisarts is a f g e n o m e n ; al zal daar tegenover staan dat er meer gebeurt in de sector van de m e n s w e l e n s c h a p p e n , s a m e n met de m a a t s c h a p pelijk werker, de psycholoog, de pastor en wie hog meer. 'Volgens mij gaat her minder o m uitbreiding van het dienstenpakket dan o m opschuiving ervan. AIs je in MC de taakomschrijving lees! dan zie je dat de chirurgie er bekaaid afkoml en zelfs da! weinige wordt in de praktijk zeker niet eens door alle huisartsen uitgevoerd. W a a r o m bes c h o u w e n velen her hechten van een klein wondje, hel w e g n e m e n van een verslopt talgkliertje niet m e e t als huisartsenwerk? Dat is vroeger toch anders geweest. De z i e k e n f o n d s e n beginnen zich hierover ook al le roeren, lk zou hieromtrent duidelijkheid willen, he! komt niet over als versterking van her eerste echelon. 'Overigens de goeden zullen zeggen dat her een schande is als deze dingen (als voorbeeld) niet meer door de huisarts worden gedaan. De zwijgende meerderheid zal her wel best vinden. Her is - o n d a n k s alle goedbedoelde v o o r n e m e n s - zoals overal: her zijn de goeden die spreken en de kwaden die niet willen luisteren. 'U ziet, een van de punten die me ook zeer ter harte gaan is de verbetering van de s a m e n w e r k i n g tussen bet eerste en het tweede echelon die ook bemoeilijkt wordt door het bestaande s y s t e e m van verwijzingen. Veel van de problemen die daar betrekking op hebben dienen de beroepsgenoten onderling op te Iossen. Wat in breder verband aan problemen rondom de organi-
satie van de gezondheidszorg bestaat zou s a m e n met de overheid moeten worden aangevat. Hel bestaan van een gedeelde verantwoordelijkheid van professie en overheid is buiten kijf, al zal telkens eerst duidelijk moeten worden aangetoond waar de overheid in de plaats van de professie moet ingrijpen. Ik zie bijvoorbeeld overheidstaken met betrekking lot her algemeen preventiebeleid, her scheppen van mogelijkheden en s o m s voorwaarden, verder her beschikbaar stellen van gelden voor bouw en inrichting van ziekenhuizen en andere inrichtingen enzovoort. Ook dit steeds in overleg met de professie. "AI heb ik geen concrele politieke voorkeur, ik ben te liberaal om hie/te signaleren dal de overheid er te zeer Ioe neigt meet zaken naar zich toe te trekken dan gewenst
is, daarbij e r k e n n e n d da! wij op onze beurt wellicht te veel in eigen hand zouden willen houden. In de praktijk zal her juiste midden moeten worden gevonden. AIs eerst alles zou worden beproefd en her goede behouden, zou bet allemaal gemakkelijker zijn dan her momenteel is geworden door al die rigot~reuze plannen van de staalssecrelatin,." Aldus deze kandidaat voor her lidmaatschap van het hoofdbestuur, die belreurt dat in dit korte bestek niet meer onderwerpen war beret k u n n e n worden belicht. In dit verband noemt hij nog de intramurale verhoudingen (bestuur, direclie, medische staf) alsmede de bestuursconstrucfie in veel ziekenhuizen met her praktisch onuitroeibare r e g e n t e n d o m (ondanks rapporten). Tenslotte wil Dr. Dani~ls hog van de gele-
genheid gebruik m a k e n zijn bezorgdheid te uiten met betrekking 1o1 een discriminatieverschijnsel rondom de vrije uitwisseling van arisen binnen de EEG: 'Wij moeten de buitenlandse artsen die hier k o m e n werken meer in b e s c h e r m i n g nemen. Hun onwetendheid over de gebruikelijke gang van zaken in ons land is er s o m s de oorzaak van dat ze voor ons ontoelaatbare contracten krijgen voorgetegd. We zouden moeten bevorderen dat deze collegae tijdig k u n n e n worden voorgelicht via her apparaat van onze beroepsorganisatie over de hier gehanteerde richtlijnen voor rechtspositie en honoraria. Een dergelijke service is een van de dingen die ik hog mis in de regeling van bet internationale a r t s e n v e r k e e r ' .
Prof. Dr. Piet Visser, hoogleraar te Amsterdam en Brussel fysiologie zowel aan studenten in de geneeskunde afs aan psychologiestudenten, later zou hij zich grotendeels gaan wijden aan laatstgenoemde categorie.
Prof Dr. Piet V i ~ e r (58. hoogleratir in de fy,~iologie aan de Universiteit van Am~tcrdam, onderroor:.itter ran tie Afdeling De Vecht en Omstreken, ix door het hoofdbevtmtr van de K N M G :.elf roorgedragen als kandidaat voor bet lidmt.lt,,;chap yon dit hoog.~te Maat.~chappijcollege.
In "57 promoveerde Prof. Visser tot doctor in de geneeskunde op een fysiologisch proefschrifl, getiteld: 'Electrophysiological investigations into the influence of some metabolic inhibiWrs on retina and visual cortex in cat and rabbit', p r o m o t o r was Prof. Dr. J. ten Cate. Enkele jaren later werd hi) benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de fysiologie aan de Universit~ Libre de Bruxelles. Dit extra-ordinariaat bekleedt hij vanaf '61 (vanaf "64 ordinariaat); en m o e t nu zijn opvolgster in Brussel inmiddels is benoemd - als een aflopende zaak worden beschouwd.
Prof. Visser, geboren in Den Haag, gymnasiast in Leiden, begon zijn academische loopbaan in 1937 aan de Leidse universiteit. Hi) deed daar tot vlak voor de Tweede Wereldoorlog mineralogie. In de jaren "39'40 was hi) voor het eerst in militaire dienst, ingedeeld bij de motorartillerie. In die onoverzichteli)ke tijd - hij had inmiddels ook al tentamens voor zijn propaedeuse geneeskunde gedaan - k w a m hij in A m s t e r d a m terecht, waar hij zijn kandidaatsexamen mineralogie en enkefe ktandestiene tentamens geneeskunde kon afleggen. Dat laatste leverde hem direct na de oorlog in "45 zijn kandidaats medicijnen op. Aldus keerde hi) terug naar Leiden, waar hi) in '46 zijn doctoraal deed en in '49 bet artsexamen aflegde. Halverwege "49 werd hi) weer onder de wapenen geroepen en geplaatst op de school voor re.serveo[ficieren van de Militair Geneeskundige Dienst. Al spoedig kon hi) - op grond van de zogenaamde 'nestkeuze' - weer terug naar Leiden, waar hij weer terecht k w a m op bet fysiologisch laboratorium waar hij al werkte als semi-aas vanaf '48. Van '52-'54 was hij wederom in militaire
Prof. Dr. P. Visser aan het woord:
'Ik ben een nabloeier, dat blijkt nu ik me op mijn leeftijd nog beschikbaar stel voor deze
dienst, nu twee laar als reserve-officier van gezondheid verbonden aan de Militaire School voor Hygiene te Neerijnen. Van "54 tot "61 hij daar alx burger-docent lessen geven in arbeids- en trainingsfysiologie aan aanstaande reserve-ol[icieren-arts. Na zqn afzwaaien verbleef hi) hog even in Leiden om eind '54 een benoeming te aanvaarden aan bet fysiologisch laboratorium van de Universiteit van A m s t e r d a m . AI spoedig vatte hij daar de draad op van zOn uiteindelijke carri~re: wetenschappelijk onderzoek doen en onderwi)s geven in de
funcfie, die eigenlijk door een jongere collega zou moeten worden bekleed; blijkbaar melden jongeren er zich niet voor aan. Overigens was ik in mijn jeugd ook minder
Prof. Vi~ser werd in "67 in A m s t e r d a m benoemd tot buitengewoon hoogleraar met als leeropdracht tie psycho-fy';ioh)gie. Vorig jaar volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar. Hij is voorzitter van zi)n vakgroep aan de Gemeente Universiteit. Thuis - in Loenersloot - kan deze kandidaut voor bet tidmaatschap van her hoo[dbestuur ongetwij[eld terugvallen op de nodige bestuurservaring; zijn echtgenote was immers geruime ti)d - van '59 tot "65 - lid van bet hoofdbestuur van de Koninkli)ke Nederlandse Maatschappi) ter bevordering der Pharmacie. Zelf diende hij hog vele verenigingen, zowel wetenschappeli)ke als sociale, als voorzitter, secretaris of penningmeester.
sociaal ingesteld dan tegenwoordig; een merkwaardige parallel waar ik op lalere leeftijd tcrecht ben g e k o m e n in de socialc facuheit.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1125
'Er zijn twee drijfveren geweest die me hebben doen besluiten in te s t e m m e n met deze kandidatuur. Dat is allereerst de positie van de m e d i s c h wetenschappelijk onderzoekers waaraan nogal war ontbreekt binhen de structuur van de gehele Maatschappij G e n e e s k u n s t . lk ben jarenlang lid van de V M W O en heb me o m deze problemen nooit zo druk g e m a a k t , totdat ik me voorbereidde op de K N M G - k a d e r c u r s u s waar ik die moeilijkheden ter sprake heb k u n n e n brengen. Een tweede motief is gelegen in her feit dat ik me zorgen maak over een bepaalde tendens bij de artsenopleiding, de t o e n e m e n d e betrokkenheid van psychologen en sociologen - met n a m e ann de huisartseninstituten van de verschillende universileiten - bij het vroege klinische onderwijs zoals dat tegenwoordig wordt gegeven aan de medische studenten. 'Ik heb de indruk dat m e n de laatste tijd te veel geneigd is o m de problemen die m e n als m e d i c u s zelf niet meer ann kan te lalen liggen voor de g e d r a g s w e t e n s c h a p p e r s voor wie een heleboel van die problematiek niet is te grijpen. In dit verband is her volgende illustratief: op kringvergaderingen hoor jc wel da! pas afgestudecrde arisen nogal eens speeiale a r t s e n c u r s u s s e n bezoekcn om er achter le k o m e n hoe de g e n e e s k u n d e door de oudcren in de praktijk wordt beoefend. Dan vraag je je toch af of we wel op de goede weg zijn.
collega's van de medische faculteit als mijn mening voorgehouden, dal ze zich niet m o e s t e n generen te erkennen dat geneeskunde een g e d r a g s w e t e n s c h a p is. Dat hebben ze me toen niet in dank afgenomen. Overigens blijf ik het griezelig vinden dat lea aanzien van de g e d r a g s w e t e n s c h a p p e r s verwachtingen leven waaraan ze niet kunhen voldoen; g e n e e s k u n d e blijf! i m m e r s g e n e e s k u n d e , g e n e e s k u n s t . En daarin wordt hog te zeer geliefhebberd door psychologen, zoals ook omgekeerd medici doen in de gedragswetenschap. De biologische verankering van gedrag en van war m e n wel ' p s y c h e ' noemt wordt niet centraal als probleem gesteld. "Ore mee te werken aan de verbetering van deze opleidingsaspecten heb ik me beschikbaar gesteld. Een andere overweging is voor mij ook geweest her felt dat ik me zorgen maakle over de gang van zaken in de afdeling; dat laatste zal trouwens wel voor velen gelden. Die ongerustheid was de aanleiding o m me a a n t e melden voor de kaderdursus. Bovendien ben ik eigenlijk
,
' V e r s t a me wel, ik ben zeker niet tegen sociale benaderingen, integendeel, maar ik verzet me er tegen o m de p s y c h o | o g e n en sociologen allerlei v r a a g s t u k k e n le delegeren waar we als medici alleen niet uit k u n n e n komen. Her s a m e n w e r k i n g s v e r band zou moeten worden verbeterd en verstevigd. Omdat ik een van de weinigen ben binnen de Maatschappij die op grond van directe ervaringen in zijn werk de vakopleiding van psychologen goed kan overzien en daarom in staat is een bezonken oordeel te geven over war je nu wel en eventueel niet van de psycholoog m a g vragen, heb ik me desgevraagd beschikbaar gesteld om een periode in her h o o f d b e s t u u r van de K N M G le dienen.
altijd wel geinteresseerd geweest in organisatievraagstukken, w a a r m e e ik uiteraard ook als voorzitter van de vakgroep wordt geconfronteerd. Die speciale belangstelling stamt hog uit de tijd dat ik in militaire dienst was; ik was loen tenslotte w a a r n e m e n d c o m m a n d a n t van die opleidingsschool.
' O m terug te k o m e n op dat samenwerkingsverband: dat aspect speelt ook sterk in mijn vakgroep nan de A m s t e r d a m s e universiteit. lk ben daarvan de voorzitter en heb deze groep vrijwel helemaal zelf k u n n e n formeren. De samenstelling daarvan is illustratief voor een mogelijke benaderingswijze van interdisciplinaire samenwerking: ik zelf ben de enige m e d i c u s binnen deze vakgroep, die verder wordt geformeerd door drie psychologen, drie ingenieurs, ~ n doctor in de lichamelijke opvoeding en e6n doctor in de klassieke lelteren. De laalsle is belast met de documentatie. We proberen dus duidelijk vanuit geheel verschillende disciplines dat vak te pakken.
'Een van de dingen waaraan ik daadwerkelijk zou willen m e e w e r k e n is de verbetering van de positie van de m e d i s c h wetenschappelijk onderzoekers; ik zou willen bevorderen dat de Vereniging voor Medisch Wetenschappelijk Onderzoekers wordt verheven tot een aparte KNMG-pijler. Dat zal overigens wel de nodige consequenties hebben voor de structuur van de Maatschappij G e n e e s k u n s t , De L A D als pijler onder de K N M G is niet meer zinvol, lk heb overigens niets tegen de L A D hoot; ik vind ze|fs d a t e r in L A D - v e r b a n d erg veel is gedaan ann rechtspositionele regelingen waarvoor ik veel respect heb. Maar organisatorisch draait her allerminst.
'lk denk dat her met de g e n e e s k u n d e ook zo zal moeten. Bij mijn oratie in "68 heb ik de
'Binnen de Landelijke vere'niging van Artsen in Dienstverband bestaan te weinig
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1126
-i..
"
JI .:...
..
;~...
9
9 . "..
i'-
.. 99 . .
,, . ,
gemeenschappelijke v e r w a n t s c h a p p e n ; her is te reel een vergaarbak volgens een naar miin mening onlogische structuur. Een van de redenen waarom ik de V M W O graag als specifieke pilaar onder de Maatschappij zou willen plaatsen is gelegen in bet feit dat deze m e n s e n vooral hebben te maken met de o p v a n g van ionge s t u d e n t e n , die je zo veet mogelijk moet betrekken bij de K N M G , in plaats van - zoals de L A D heeft gedaan - z e a f te sloten, Dal laatste mag dan formeel wel juist zi]n geweest, organisatorisch b e s c h o u w d was dat niel erg gelukkig. 'De organisatiegraad van de medische professie is in her algemeen gezien wel hoog, maar veel te laag in de kringen van degenen die belast zijn me! de opleiding in de preklinische vakken, ik zal zeker graag mee willen werken o m deze m e n s e n meer te betrekken bij de K N M G . Ik b e s c h o u w dit als een strategisch aspect; organisatiestrategie is een modern yak waarvoor ik me bijzonder interesseer. 'Door de hoogte van de organisatiegraad is de Maatschappij G e n e e s k u n s t een erg belangrijke instantie w a a r m e e in de samenlering duchtig rekening zal m o e t e n worden gehouden. Dal is ook wel gebleken uit het optreden van de Maatschappij met betrekking tot bet beraad over de twee actuele wetsvoorstellen van staatssecretaris Hendriks inzake de Voorzieningen en Tarieven Gezondheidszorg. lk vond de wijze waarop de KNMG-detegatie tijdens de hearing over deze w e t s o n t w e r p e n in de T w e e d e K a m e r is opgetreden voortreffelijk. Dat zal dan ook ongetwijfeld effect hebben op de verdere ontwikkelingen hieromlrent. 'Uiteraard m o g e n we als beroepsorganisatie niet bet algemeen belang uit het oog verliezen. Maar de overheid hoeft ons ook weer niet zo nodeloos bruut in een hoek te dringen, zeker niel met betrekking tot zaken waarvan m e n kan weten dat wij daar niet zo sterk tegenover staan, met n a m e ten aanzien van bet vraagstuk van de regionalisatie. Met betrekking tot deze problematiek worden heel war wissels getrokken op veel individuele beroepsgenoten die daarop niet zijn voorbereid. Dat zal nog heel wat zorgen s a a n opleveren binnen de K N M G , die overigens wel op de goede weg is door duidelijk naar buiten te brengen dat zij constructief wil m e e w e r k e n aan alle veranderingen waarvan er vele inderdaad broodnodig zijn. 'Vanzelfsprekend ligt er ook bij de overheid een stuk verantwoordelijkheid. Die overheid m a g overigens niet op de stoel van de m e d i c u s gaan zitten, lk ben reel in Oosteuropese landen geweest en heb daar met eigen ogen k u n n e n zien dat de organisatie van de gezondheidszorg daar een hoop te w e n s e n overlaat. Van reel zaken die hier juist als ideaal worden g e n o e m d en voorbereid wil m e n daar wel af. ik zal de laatste zijn o m de gang van zaken daar te idealise-
ren. De kracht van onze organisatie van de gezondheidszorg is gelegen in her feit dat de overheid kan delegeren aan de beroepsgenoten; bijvoorbeeld de specialisatie van de medici en de rol van de KNMG daarbij. Dat gaat tot dusver toch goed allemaal; ik kan warempel niel inzien waarom er nu ineens een soort versnelde socialisatie moet worden ingezet; alsof dal de gezondheidszorg goedkoper zou maken." 'De overheid mag niet ineens allerlei zaken usurperen. Momenteel dreigen sommige overheidsinstanties te worden gedreven door een zekere machtswellusl; dat is heel duidelijk te signaleren bij enkele lieden. Zo'n machtsbeleven acht ik zeer gevaarlijk.
GENEESKUNDIGE HOOFDINSPECTIE
Ziekenhuishygii~ne
Daarbij gaat her mij niet om een bepaalde politieke voorkeur0 maar om her gevaar dat men van overheidszijde als vanzelf gaat zeggen: ~Dat kunnen wij veel b e t e r . . . ' Wederom wijs ik op verwachtingspatronen waarvoor de grond mij lijkt te ontbreken. 'Ook in de praktijk zullen er een hoop narigheden ontstaan als alles naar de staat wordT toegetrokken. Ik heb lang genoeg om mij heen gekeken om te weten wat voor gekke dingen, er kunnen gebeuren in overheidsdienstverband. Veel mensen die uitstekend werk leverden in hun priv6praktijk gingen in ambtelijk verband vaak onbewust vervlakken. AI kan ik di[ allemaal hog niet bewijzen, ik ben bang da! dit soort dingen
ook in breder dreigen.'
verband
kunnen gaan
'Tenslotte nog even dit over politieke voorkeur: ik heb duidelijke politieke opvattingen. Ik wil de mensen heel wat vrijheid laten, ze daarbij zelfs de nodige risico's laten lopen. Ik ben erg tegen te sterk centraal geleide zaken, wel sociaal gericht, niet erg doctrinair. Noch her marxisme, noch her liberalisme kan alles in de samenleving oplossen. Laten we concreet zegg e n . . , helemaal 'links' van de VVD'.
Nederland heeft medegewerkt aan de 'Resolution on Hospital hygie'ne adopted by the Committee of the Ministers on 19 september 1972 on the 213th meeting of the Ministers Deputies', waarin de Raad van Europa maatregelen aanbeveelt om her aantal ziekenhuisinfecties tot een minimum te beperken. In her rapport van de Gezondheidsraad 'Herziene richtlijnen ter preventie en bestrijding van ziekenhuisinfecties' wordt gesteld dat 'in ieder ziekenhuis dient een infectiecommissie te worden samengesteld'. In her rapport van de Centrale Raad van de Volksgezondheid inzake 'De logistieke consequenties van bet rapport van de Gezondheidsraad betre~ende maatregelen ter profilaxe van serumhepatitis' kunt u lezen: 'Een ziekenhuis zonder infectiecommissie voldoet niet aan de minimumeisen waaraan een goed ziekenhuis moet voldoen'. Gelet op de taak van her Staatstoezicht op de Volksgezondheid inzake kwaliteitsbewaking en gezien de mij gebleken behoefte aan richtlijnen betreffende een infectiecommissie, aan meer inzicht omtrent taak en plaats van de ziekenhuishygi~'nist en de behoefte aan een normstelling voor ziekenhuishygienisten in algemene ziekenhuizen, heb ik vele deskundigen bereid gevonden zitting te nemen in een commissie "Ziekenhuishygii~ne van de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volk,sgezondheid'. Deze commissie werd als volgt samengesteld: Voorzitter: H. A. de Lange, Geneeskundig Inspecteur van de Volksgezondheid, Hoo[d van de Afdeling Ziekenhuiswezen van de Geneeskundige Hoo[dinspectie; Secretaris: Mw. D. M. V. Th. Sprangers, Geneeskundige Hoofdinspectie; Overige leden: Mw. Zr. J. Botterhuis, ziekenhuishygieniste, Enschede; H. M. Calls, directeur-geneesheer St. Hippolytus ziekenhuis te Delft; Dr. L. Ek~ornbos, arts-bacterioloog, ziekenhuis Westeinde Den Haag; M. H. J. van Gerven, apotheker en hoofd van de Afdeling Centrale Sterilisatie van her Academisch Ziekenhuis te Leiden; Mw. Zr. E. "t Hart, Verpleegkundige bij de Geneeskundige Hoofdinspectie; Dr. J. H. Hemmes, arts-bacterioloog bi] het RIV; A. Kayser, arts-bacterioloog, secretaris van de Centrale Sterilisatieclub Nederland; Mw. H. H. M. Meester, ziekenhuishygie'niste, Academisch ziekenhuis V U te Amsterdam: M. van Os. epidemiologisch medewerker bij de afdeling infectieziekten van de Geneeskundige Hoofdinspectie; M. H. Rebel, hoofdverpleger, Academisch ziekenhuis Leiden; Dr. J. Rechtsteiner, arts-bacterioloog te Hilversum; Mr. A. T. T. Rosendaal, secretaris van het bestuur sectie ziekenhuizen van de Nationale Ziekenhuisraad Utrecht; Mw. Zr. A. Schras, verpleegkundige, hoofd stafafdeling opleidingszaken van de Nationale Ziekenhuisraad Utrecht. De commissie heefl de volgende richtlijnen opgesteld: a) Richtlijnen voor een reglement van de infectiecommissie in een ziekenhuis (bijlage 1); b) Taakomschrijving ziekenhuishygii'nist (bijlage 2); c. Normadvies ziekenhuishygi~nisten (biflage 3). Ik moge de directies van de ziekenhuizen verzoeken kennis te nemen van deze richtlijnen en wil met nadruk adviseren daar waar dat nodig is voldoende aandacht te besteden aan de preventie van besmetting en de bestrijding van infecties in her ziekenhuis. De staatssecretaris hee[t aan her Centraal Orgaan Ziekenhuistarieven verzocht de [inanciile mogelijkheden met betrekking tot de ziekenhuishygi~ne te verruimen. De Geneeskundig Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, voor deze: bet Hoofd van de Afdeling Ziekenhuiswezen, H. A. de Lange, arts (1977) MEDISCH CONTACT 32 1127
Geen psychologen in de eerste lijn Een pleidooi voor de aanstelling van buitenwachtfunctionarissen van tweedelijns instellingen voor geestelijke gezondheidszorg door Tom Postma, psycholoog* Vragen In huisartsen- en psychologenkringen hoort men steeds vaker de vraag opkomen, of psychologen direct zouden moeten worden betaald door ziektekostenverzekeringsmaatschappijen en als eerstelijns functionarissen naast huisartsen, maatschappelijk werkers en wijkverpleegsters zouden moeten worden erkend (Van Beeck-Rondagh, 1973; Bensing, 1977; Van den Hour, 1975; Kossmann, 1972; 'De PsychoIoog', 1976; Schut en Bensing, 1976; Seur, 1977). Bij mij zijn bij deze discussie een aantal vragen gerezen: 1. Wie wil eigenlijk de psycholoog in de eerste lijn: pas afgestudeerde psychologen vanwege hun werkeloosheidsperikelen, overbelaste huisartsen of in preventie geinteresseerde tweedelijns hulpverleners uit de geestelijke gezondheidszorg? De bestaande literatuur over samenwerking huisartsen en psychologen overziend, lijkt mij dat de duidelijkste behoeften bestaan bij pas afgestudeerde psychologen (zie ook Bensing, 1977). 2. Maatschappelijk werkers hebben samen met wijkverpleegsters de raceste samenwerkingservaring met huisartsen (de Boom- van Duin e.a., 1976). Is het niet zinnig aan maatschappelijk werkers te vragen naar hfin mening over een mogelijke taak voor psychologen in de eerste lijn? 3. War verwacht de huisarts van de psycholoog in de eerste lijn in vergelijking met hetgeen hij van een maatschappelijk werker verwacht? Hoe ligt hun taakverdeling naar het oordeel van de huisarts? Bovenstaande vragen zijn mijns inziens essentieel voor het helder krijgen van een mogelijke specifieke functie
* Instituut voor Huisartsgeneeskunde, Universiteit van Amsterdam. **Dus pati~nten die bij meerdere medisch specialistcn Iopen. (1977) MEDISCH CONTACT 32 1128
voor de psycholoog in de eerste lijn van de gezondheidszorg en om helder te krijgen wat voor soort psycholoog dat zou moeten zijn. De bestaande rapporten over de samenwerking huisartsen en psychologen gaan niet of nauwelijks op deze vragen in.
Problematische patii~nten Ikzelf heb, direct na mijn afstuderen, als klinisch psycholoog vier jaar lang voor tweei~neenhalve dag per week samengewerkt met drie huisartsen. 6en maatschappelijk werkster, 6~:n wijkverpleegster en twee praktijkassistentes ten behoeve van 3.600 clii~nten van een wijkgericht gezondheidscentrum (Postma, 1975; Postma, 1976a; Doustra, 1976; Postma en Schouwenburg, 1976). lk heb de indruk dat de volgende patii~ntencategoriei~n her minst profijt hebben van verbeterde eerstelijns zorg, omdat de beslissende factoren daar geen aangrijpingspunt hebben:
a. pati~nten met complexe, multicausale somatische problematiek**; voorbeeld: een patient met suikerziekte en epilepsie. Ook in een gezondheidscentrum zljn ztj 'probleempatii~nten', omdat bet moeilijk blijft een goede samenwerkingsrelatie op te bouwen met medisch specialisten. b. pati~nten met sterk gemengde soma-
tische en psychosociale problematiek, de ernstig psychosomatisch zieken; voorbeeld: een patient met colitis ulcerosa en huwelijksspanningen. Wie is deskundig in het opstellen van diagnostische en behandelingsstrategie6n voor dit type patii~nten; wie is deskundig in 'eerst dit doen dan dat aanpakken" (fasering van diagnostiek en behandeling)? c. pati~nten met te grote weerstand, in psychoanalytische zin, tegen de gang naar tweedelijns instellingen voor geestelijke gezondheidszorg: bijvoorbeeld pati6nten met vage lichamelijke klachten waarvoor de huisarts geen voldoende, somatische verklaring geven kan, maar die niet bereid zijn naar tweedelijns instellingen van de GGZ te gaan (sommige ziektefobici vallen hieronder). Ook zij profiteren mijns inziens niet veel van verbeterde eerstelijns zorg. d. sociale crepeergevallen, voorbeeld: een werkeloze met een groot gezin wonend in een afbraakpand. Deze mensen kunnen door teamuitbreiding alleen vaker worden gesteund. Wanneer nu op grote schaal pas afgestudeerde, onervaren p'sychologen in de eerste lijn worden toegelaten, zullen mijns inziens de bovengenoemde categoriei~n probleempatii~nten niet beter kunnen worden geholpen door deze beginnende psychologen dan
door huisartsen in samenwerking met maatschappelijk werkers en wijkverpleegsters. De meeste psychologen die in de eerste lijn zouden willen werken zijn niet opgeleid voor, of hebben onvoldoende ervaring met taken die betrekking hebben op verbetering van zorg voor bovengenoemde categorie~n patii~nten, dus ook niet voor patii~nten van de typen b e n c. Op grote schaal toevoegen van pas afgestudeerde psychologen aan de eerste lijn zou tot gevolg hebben: I. vergroting van mankracht (positief effect); 2. de nieuwe hulpverlener vergroot op zich al door z'n aanwezigheid de hulpvraag: her 'Oh, kun je daarmee bij de huisdokter terecht' - effect (sores positief, soms negatief effect); 3. vergroting van de kans op teamconflicten. Waarom moet bijvoorbeeld een psycholoog meer verdienen dan een maatschappelijk werker wanneer hij niet zoveel meer kan? (negatief effect); 4. een pas afgestudeerd psycholoog kan niet veel meer voor bovengenoemde patii~ntencategoriei~n doen dan de huisarts in samenwerking met maatschappelijke werk en wijkverpleging (negatief effect).
Voorstellen voor verbetering Voor verbeterde zorg voor de categorie probleempati6nten a (complexe somatische problematiek) zouden van overheidswege experimenten voor verbeterde samenwerking tussen huisarts en tweedelijns somatische specialisten moeten worden gestimuleerd. Voor de kategorie d (sociale crepeergevallen) moeten van overheidswege samenwerkingsexperimenten huisartsmaatschappelijk werk-wijkverpleging worden gestimuleerd. Zie voor een mogelijke uitwerking van dit soort experimenten her eindrapport van de Stichting ltoba (De Boom-van Duin, 1976). Daarnaast zijn structurele wijzigingen in de samenleving her nastreven waard (Beek en Hak, 1976). Voor de categorie b (ernstig psychosomatisch zieken) en c (pati6nten met teveel weerstand tegen de gang naar de tweede lijn van de GGZ) zouden nieuwe hulpverleningsexperimenten moeten worden opgezet. Dat zou mijns inziens moeten uitgaan van de tweedelijns instellingen voor geestelij-
ke gezondheidszorg, met name de instituten voor medische psychotherapie, de sociaal-psychiatrische diensten en het Psychoanalytisch Instituut. Ik zal dit nader uitwerken. Probleempati~nten van het type b e n c, een relatief kleine groep uit de praktijkbevolking van de huisarts, verslinden veel tijd en geld. Zij maken de huisarts overbelast en worden van her kastje naar de muur van medisch specialisten gezonden, vaak op een 'trial and error'-wijze, zonder een duidelijk opgebouwde diagnostische en behandelingsstrategie (Postma, 1976b). Het is daarbij irrelevant of psychologen dan wel psychiaters uit tweedelijns instellingen voor GGZ deze functie helpen ontwikkelen. Ik noem de betreffende functionarissen voorlopig de buitenwacht-functionarissen van tweedelijns instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Mijn voorstel is dat tweedelijns insteUingen voor GGZ meer dan tot nu toe gebeurt, zouden moeten experimenteren met een overbrugfunctie naar eerstelijns patii~nten en hun hulpverleners toe. De buitenwachtfunctionarissen zouden voor de relatief kleine, maar veel tijd en geld verslindende groep patii~nten van het type b e n c de volgende taken op zich moeten nemen (afnemend in belangrijkheid): a. samen met de huisartsen spreekuur houden in de praktijk van de laatsten voor patii~nten van de typen b e n c; b. patii~ntenbesprekingen bijwonen van huisartsen met maatschappelijk werk en wijkverpleging; c. wekelijks gedurende een korte tijd beschikbaar zijn voor consultatie in de praktijk van de huisarts; d. verwijzingen regelen naar tweedelijns instellingen voor GGZ vanuit de praktijk van de huisarts; e. pre-therapiei~n doen in de praktijk van de huisarts voor daarvoor geselecteerde patiimten. De bijdrage van de buitenwachtfunctionaris betreft dan vooral het meedenken over en meewerken aan her opstellen, faseren en uitvoeren van diagnostische en behandelingsstrategie~n voor probleempati~nten van her type b e n c. Het verschil met reeds bestaande planhen van genoemde instellingen is dat 'mijn" buitenwachtfunctionaris de huisarts en zijn patii~nten van het type b e n c a c t i e f moet opzoeken in de eerste lijn (Jaarverslag IMP 1975, Jaarverslag PAl 1975).
Welke psychologen (psychlaters) als buitenwachtfunctionarissen? Weike psychologen (psychiaters) zouden kunnen functioneren als buitenwachtfunctionarissen van tweedelijns instellingen voor GGZ? Pas afgestudeerde psychologen zijn hiervoor mijn inziens niet geschikt. Meer in aanmerking komen de ervaren tweedelijns deskundigen die frequent hebben deelgenomen aan intake- staf- en behandelingsbeleidvergaderingen; zij hebben meestal ook enige ervaring met verschillende vormen van psychotherapie. Aan IMP, SPD en PAl zou ik het volgende concrete voorstel willen doen: !. Stei 66n of meer ervaren medewerkers vrij voor de buitenwachtfunctie; financier dit uit eigen middelen of via preventiefonds. 2. Taken: a. Laat deze functionaris contakt zoeken met mensen in de eerste lijn die patii~ntbesprekingen houden (inventarisatiefase). b. Laat deze functionaris zelf patii~ntbesprekingen in de eerste lijn organiseren. Laat de buitenwachtfunctionaris de eerder genoemde taken c, d, e doen in de tweede fase van her experiment, te weten: c. Laat deze functionaris wekelijks gedurende korte tijd beschikbaar zijn voor consultatie in de (geselecteerde) huisartspraktijken. d. Laat deze functionaris de verwijzingen naar de tweede.lijns instellingen voor GGZ regelen vanuit de praktijk van de huisarts. e. Laat deze functionaris pretherapieim doen in de praktijk van de huisarts. f. Tenslotte moet de buitenwachtfunctionaris met zijn achterban werkbesprekingen voeren.
Literatuur Beeck-Rondagh, van, A. M., e.a., De Huispsycholoog, een droombeeld. T. Soc. Geneeskunde, 1973, 51,718-726. Beek, P.. en Hak, T., Her wijkwelzijnscentrum Afrikaanderwijk. Uitgave lnstituul voor Preventievr en Sociale Psychiatrie, (1977) MEDISCH CONTACT 32 1129
Erasmus Universiteit Rotterdam, publikalie no. 23, 1976. Bensing, J., De psycholoog in de eerste lijn: modderbad of aderlating? Ongepubliceerd rapport, Ned. Huisartsen Instituut, Utrecht, 1977. Boom-van Duin, de, F. T., e.a., Eindrapport van de Stichting itoba over opzet en functioneren van een aantal gezondheidscentra. Uitgave Praeventiefonds, 'sGravenhage, 1976. Doustra, D., Jaarverslag maatschappelijk werk gezondheidscentrum Helmersstraat. Ongepubliceerd rapport, Gezondheidscentrum Helmersstraat Amsterdam, 1976. Hour, van den W. P., Een psycholoog in een eersle echelonsteam? Een billere noodzaak! Huisarts en Wetenschap, 1973, 3, 115-118. Jaarverslag 1975 Instituut voor Medischc Psychotherapie Amsterdam. Uitgave IMP, Amsterdam, 1976. Jaarverslag 1975 Psychoanalytisch Instituut. Uitgave PAl, Amsterdam, 1976.
Nieuwe stempelbanden Medisch Contact 1976 inmiddels beschikbaar Nu de index van de jaargang 1976 van Medisch Contact is verschenen (bijlage bij MC hr. 14 d.d. 8 april 1977) wordt her tijd de binder in te schakelen. Aangepast aan her nieuwe - grotere formaat zijn er inmiddels nieuwe stempeibanden beschikbam-. Omdat ~ n enkele band voor een complete ]aargang in toenemende mate gedurende de laatste jaren onhanteerbaar werd geacht is nu overgegaan tot bet bundelen van de jaargang 1976 in twee delen. Daarvoor zijn twee banden per jaargang nodig, waarbij ervan wordt uitgegaan dat dan tevoren de advertentiepagina's uit de Iosse hummers zijn gescheurd. Beschikbaar zijn thans deze stempelbanden MC 1976 I en MC 1976 It, uitgevoerd in linnen en dus beter van kwaliteit dan voorgaande jaren, voorts in een frisse kleur met goud-opdruk in serie aangemaakt.
D e ~ stempelbanden kunnen worden besteld door overmaking van f 25,-- per paar (incl.
BTW) per postgiro op rekenlngnunm~r 5 80 83 van de KNMG onder vermelcling van: 'Stempelbanden M C 1976'.
Kossmann, H., Huisarts en geestelijke gezondheidszorg; twee schema's. Medisch Contact, 1972, 2, 31-35. Postma, T., Jaarverslag psycholoog Gezondheidscentrum Helmersstraat. Ongepubliceerd rapport, Gezondheidscentrum Helmersslraat, Amsterdam, 1975. idem, 1976a.
Aangepaste naaldbanden
Postma, T., Over somatiseren: een discussieraam. In: 'Amice Collega', huisorgaan Instituut voor Huisartsgeneeskunde Universiteit van Amsterdam, november, 1976b.
Uiteraard blijven beschiklmar de a! eerder aan bet grotere MC-formaat aangepaste naaldbanden, waarin telkens 26 nummers van een iopende jaargang van Medisch Contact op simpele wijze kunnen worden gebundeld. Wil men gedurende de gehele jaargang de successievelijk binnenkomende nmmners samenbundclen dan zal men over twee naaldbanden dienen te beschikken.
Postma, T. en Schouwenburg, H., Achtergrondproblemen van spreekuurbezoekers. Huisarts en Wetenschap, 1976, 4, 132-135. 'De Psycholoog', De psycholoog in de eerste lijn, 1976, 8, 373-375.
Ook deze naaidbanden kammen worden besteld door overmaldng van f 22,50 per stuk (incl. BTW) per postgiro op rekeningnummer 5 80 83 van de KNMG onder vermelding van: 'NaMdbanden M C '.
Seur, H., Een psycholoog in de eerste lijn. Ongepubliceerd rapport, Kath. Hogeschool Tilburg. 1977. Stam, J., Psychosomatischc klachten: over moeilijkheden en mogelijkheden bij de hulpverlening. Huisarts en Wetenschap, 1976, 4, 140-144.
Oude stempelbanden 1975 In voorraad zijn ook hog enkele stempelbanden 1975, oud/ormaat en aangemaakt om er een complete jaargang in ~ n deel mee in te binden. Deze stempelbanden 1975 kunnen eveneens worden besteld door overmaidng van f 15,-- per stuk (incl. BTW) per postgiro op rekenlngnummer 5 80 83 van de KNMG onder vermelding van 'Stempelband M C 1975"
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1130
Dwangopname bij zelfmoordpoging en zelfverwaarlozing (II)
Een cijfermatige benadering van het zelfmoordverschijnsel in Nederland door Mw. Drs. A. C. de Graaf* 1. lnleiding In N e d e r l a n d vertoont bet aantal zeifm o o r d e n een stijgende lijn. Zowel in absolute cijfers als relatief gezien komen deze e e u w in de jaren 1974 en 1975 het hoogste aantal z e l f m o o r d e n voor. Helaas ontbreekt her ons land aan offici61e statistieken op her terrein van de zeifmoordpogingen. Trends van dit verschijnsel zijn dan ook niet waar te nemen. Wel is uit buitenlandse onderzoekingen alsmede uit een landelijk o n d e r z o e k naar het z e l f m o o r d v e r schijnsel in Nederland bekend, dat het aantal zelfmoordpogingen een veelvoud is is van de geslaagde zelfmoorden ~. B o v e n d i e n bestaat het vermoeden, gebaseerd op enkele buitenlandse incidentele onderzoekingen, dat het aantal zelfmoordpogingen onder jongeren stijgende is. Deze laatste tendens valt overigens ook waar te nemen bij de geslaagde su'icidepogingen ofwel de zelfmoorden. Ook in internationaal verband heeft het z e i f m o o r d v e r s c h i j n s e l de aandacht. Dit blijkt onder meer uit het lange t e r m i j n - p r o g r a m m a met betrekking tot de geestelijke gezondheid, uitgaande van het Regionaal Bureau E u r o p a van de Wereidgezondheidsorganisatie, waarvan het verschijnsel z e l f m o o r d en zelfmoordpoging thans een van de studieonderwerpen is. De toename van het aantal z e l f m o o r d e n en zelfmoordpogingen onder j o n g e r e n aismede het verschijnsel z e l f m o o r d p o ging door middel van zelfvergiftiging zijn voorbeelden van o n d e r z o e k in dit verband. In her volgende zal nu enig inzicht worden gegeven in het v 6 6 r k o m e n van het z e l f m o o r d v e r s c h i j n s e l in Nederland en een aantal andere E u r o p e s e
* Hoofd van de afdeling Bijzonder Onderzoek van de Geneeskundige Hoofdinspectie voor de Geestelijke Volksgezondheld.
Zoals reeds is gesteld zijn de zelfmoordcijfers o v e r 1974 en 1975 de hoogste van d e z e eeuw. In d e z e jaren bedroeg het aantal z e l f m o o r d e n in Nederland respectievelijk 13,5 en 13,2 per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder. In het jaar 1917 k w a m her laagste aantal z e l f m o o r d e n voor, namelijk 6,8 per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder. Men kan dus stellen, dat het aantal z e l f m o o r d e n de laatste zestig jaar o n g e v e e r is verdubbeld. W a n n e e r we de cijfers o v e r een kortere periode bekijken, blijkt dat sedert 1968 het aantal z e l f m o o r d e n per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder niet meer beneden de 10 heeft gelegen. landen. T e v e n s zullen enige trends en een aantal saiilante kenmerken van bedoeid f e n o m e e n worden aangegeven.
In tabel ! worden de zelfmoordcijfers vanaf 1965 weergegeven. Uit deze tabel blijkt verder, dat vanaf 1965 het totaal aantal z e l f m o o r d e n met 26% is toegenomen. Voorts vertonen de vrouwelijke z e i f m o o r d e n a a r s een sterkere stijging dan de mannelijke, namelijk 32% t e g e n o v e r 21%. Dat het aantal z e l f m o o r d e n onder v r o u w e n sterker
2. Frequentie 2.1. H e t v d d r k o m e n
Tabel I. Aantal zel.fmoorden in Nederland per I00.000 inwoners van 15 i.ldar en ouder naar geslacht, alsmede in indexciffer (1965 = I00).
per 100.000 jaar 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975
.......................... .......................... .......................... .......................... .......................... .......................... .......................... .......................... .......................... .......................... ..........................
indexcijfers
M
V
T
M
V
T
13,3 13,8 12,4 12,4 13,6 15,3 15,3 15,3 15,1 16,5 16,1
7,8 7,8 6,7 7,4 8,4 9,2 10,1 9,7 10,7 10,7 10,3
10,5 10,8 9,5 9,9 11,0 12,2 12,6 12,5 12,9 13,5 13,2
100 104 93 93 102 115 115 115 114 124 121
100 100 86 95 108 1t8 129 124 137 137 132
100 103 90 94 105 116 120 119 123 129 126
Bron: Maandslatistiek Pohtle en Justitle. C B 5 . nr. 12. december 1976.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1131
Figuur I. Aantal zetfmoorden in Nederland vanaf 1953 naar geslacht per miljoen persohen van 15 jaar en ouder
Tabef 2. Zelfmoorden per 100.000 inwoners in 1973 in 23 Europese landen.
3. Kenmerken
land* per miljoen pers.
per 100.000 inwoners
I
:t~ J I'/Q .l~t
14tJ
~. ~
110
1. 2. 3. 4. 5. 6. 6. 7. 8. 9. 10. I 1. 12. 13.
. . . . . . . ................... r .....,/ /
/...._.....:",K,/
~ / x. /
%
~
;
_
~
i
'i
9 ] ] ] i i, 1995
~' "' i ] J , ~ 1960
]
J J r k
~965
~9"/0
,
I 1975
totaal mannen vrouwen
Bron: M a ~ a n d , , l a h s ~ i e k p o h l l e c o / u M l h e . ('[d.~, Crtmincle
slall~.liek. C B , ~
15. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Hongarije Denemarken Finland Tsjecho-Slowakije Oostenrijk Zweden W. Duitsland incl. W. Berlijn Zwitserland Belgie (1972) Frankrijk Luxemburg Polen Bulgarije IJsland
? dria"a iii ii i ii i i iiiiii Noorwegen Portugal Schotland Engeland + Wales ltalie Noord-lerland Spanje Griekenland
36,9 23,8 23,5 22,4 22,1 20,8 20,8 18,8 15,6 15,5 13,3 I 1,7 l 1,6 10,2 8,6 8,6 8,4 7,8 5,7 4,5 4,2 3,0
9 Van de ovcrigc Europese land.en zijn via deze szati,,tlek gcen zellmoord.gegcvcns bekend B r o n : World. H e a l t h S t a t t s t t c s A n n u a l 1973-197t-, V o l I . V i l a t S l ; J l i , l i c ~ ,,ll'td Catl~.tt~, o f D e a t h . W H O G e n e v e . 1976.
toeneemt dan onder mannen, is overigens geen typisch Nederlands verschijnsel. Ook in de meeste andere Europese landen groeit her aantal zelfmoorden van beide geslachten steeds meer naar elkaar toe. Verondersteld wordt, dat de veranderende rol en statuspositie van de vrouw in deze eeuw een verklaring voor deze stijging zouden kunnen zijn. In figuur l (volg. pag). wordt de ontwikkeling van bet aantal zelfmoorden voor beide geslachten vanaf 1953 grafisch weergegeven.
2.2. Vergelijking met andere landen
Wanneer we het Nederlandse zelfmoordverschijnsel vergelijken met dat van een aantal Europese landen, blijkt dat Nederland in 1973 op de veertiende plaats staat met 8,7 zelfmoorden per 100.000 inwoners. "label 2 geeft hiervan een overzicht. Rekening moet (1977) MEDISCH CONTACT32 1132
len voor bedoelde leeftijdsgroep lag echter nog ongeveer zes maal hoger.
worden gehouden met het felt dat het Nederlandse cijfer is gebaseerd op gegevens van de sterftestatistiek van her Centraal Bureau voor de Statistiek. De zelfmoordcijfers van deze statistiek liggen altijd lager dan die van de gerechtelijke statistieken 2.
2.3. Zelfmoord als doodsoorzaak
Volgens de WHO-lijst van honderdvijftig doodsoorzaken neemt zelfmoord onder de code 'Suicide and self-inflicted injury' in 1974 de vijftiende plaats in3. Wanneer we de verschillende leeftijdsgroepen afzonderlijk bekijken, blijkt dat in helzelfde jaar zelfmoord in de leeftijdscategorie 15-24 jaar de tweede plaats inneemt en na verkeersongevallen de belangrijkste doodsoorzaak is. In dat jaar pleegden 120 jongeren zelfmoord op een totaai van 1247 zelfmoorden. Her aantal verkeersongeval-
3. I. Leeflijd
In tabet 3 (zie volg. pag.) is voor een viertal jaren het relatief aantal zelfmoorden van bepaalde leeftijdsgroepen weergegeven. Ook hier komt het bekende verschijnsel naar voren, dat te allen tijde zelfmoord onder mannen meer voorkomt dan onder vrouwen. Het relatief aantal zelfmoorden onder mannen is in 1974 anderhalf maal zo hoog als onder vrouwen. In de voorgaande gekozen drie jaren is deze ratio 1,6. De grootste kans om zelfmoord te plegen blijken steeds de 65-plussers te hebben. Dit geldt voor beide geslachten. In deze tabel zien we opmerkelijke verschillen tussen het relatief aantal zelfmoorden onder jongeren over de gekozen jaren. Hoe de verschuivingen binnen de leeftijdsgroepen over de laatste vijftien jaar hebben plaatsgevonden is van tabel 4 (bij tabel 3) af te lezen. De meest forse stijgingen vinden we in de leeftijdsklassen tot en met 44 jaar, met name in de groep 1524 jarigen, waarvan de 15-24-jarige mannen uitspringen met een stijging van 165% ten opzichte van 1960 en de 25-34-jarige en 35-44-jarige vrouwen met respectievelijk 99% en 140% ten opzichte van 1960.
3.2. Methode
Een opmerkelijk feit is dat het plegen van zelfmoord door middel van de inname van vergif en verdovende middelen de laatste decennia sterk is toegenomen (zie "tabel 5, eveneens op de volg. blz.). In 1975 is deze methode vergeleken met 1960 meer dan drie maal zo vaak gebruikt. De omschakeling van her giftige stadsgas naar het giftige aardgas in de zestiger jaren heeft ten gevolge gehad, dat het plegen van zelfmoord met behulp van dit middel in 1975 vrijwel niet meet voorkomt. Het frequente gebruik van medicamenten bij her plegen van sfficide is ook naar voren gekomen uit bet landelijke onderzoek naar zelfmoord en zelfmoordpoging. Hieruit bleek 25% der zelfmoorden en 75% van de zelfmoordpogingen op deze wijze te zijn uitgevoerd 4. Ook uit een onderzoek van de Stichting Medische Regi-
stratie is het hoge aantal z e l f m o o r d p o gingen e n / o f automutilatie d o o r middel van s t o f f e n van m e d i s c h e h e r k o m s t g e b l e k e n , namelijk 70% van her totaal aantal z e l f m o o r d p o g i n g e n e n / o f automutilatie _s Wat b e t r e f t de v e r s c h i l l e n d e wijzen van uitvoering blijkt uit d e statistieken, dat z e i f m o o r d d o o r middel van vergif en v e r d o v e n d e m i d d e l e n bij v r o u w e n in 1975 de e e r s t e plaats inn e e m t m e t 32,8% 6. In 1961 s t o n d dit middel bij v r o u w e n nog op de vierde plaats. De z e l f m o o r d e n a a r s van her m a n n e l i j k e g e s l a c h t g e v e n nog s t e e d s de v o o r k e u r aan een hard middel, namelijk o p h a n g e n of v e r w u r g e n . T o c h zijn ook bij de m a n n e n vergif en v e r d o v e n d e m i d d e l e n de laatste d e c e n nia in r a n g o r d e o p g e s c h o v e n en n e m e n
Tabel 3. Zeffmoord in Nederland naar leeflijd en geslacht, per 1.000.000 van iedere leeflOdsgroepvoor de jaren 1960, 1965, 1970en 1974
jaar
gesl.
<15 j.
15-24j.
25-34 j.
35-44 j.
45-64 j.
65 j . )
totaal
1960
T M V
-
23,1 29,4 16,5
47,8 58,7 36,8
70,6 97,2 44,9
142,0 173,0 113,2
205,3 272,3 146,8
65,9 81,3 50,7
1965
T M V
0,6 1,2
25,9 41,3 9,7
51,5 62,2 40,2
67,7 83,3 52,2
132,1 161,3 104,9
237,0 321,0 167,5
68,7 84,8 52,6
1970
T M V
2,5 4,4 0,6
39,3 57,2 20,4
59,3 63,4 54,9
93,3 110,6 74,5
153,9 193,9 i16,8
224,7 311,7 156,8
80,0 98,8 61,3
1974
T M V
2,6 4,5 0,6
52,5 77,9 25,9
77,0 84,7 73,3
120,7 132,9 107,9
164,2 197,6 133,0
218,6 300,4 157,7
91,7 109,7 73,8
Bron: Jaaroverzichlenbevolkingen volksgezondheid,CBS.
Tabel 4. Zelfmoord in Nederland naar teeflijd en geslacht van 1960 t/m 1974. Per 1.000.000 van iedere leeflijdsgroep uitgedrukt in indexcijfers (basis 1960 = lO0).
jaar 1960 1961 1962 t963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974
15-24 jaar 100 103 112 106 136 112 110 113 131 129 170 178 185 214 227
100 105 123 112 147 140 128 140 160 134 195 186 214 202 265
25-34 jaar 100 101 89 93 114 59 75 62 78 120 124 163 132 235 157
100 94 104 86 117 108 132 123 100 112 124 129 138 153 161
100 95 107 82 123 106 131 143 91 94 108 129 130 183 144
35-44 jaar 100 93 100 93 106 109 133 87 112 139 149 125 147 152 199
100 89 93 84 77 96 88 100 103 130 132 133 149 128 172
100 86 72 7t 62 86 81 92 85 100 114 109 122 198 137
100 96 137 112 110 116 102 116 141 191 166 182 202 122 240
45-64 jaar 100 98 90 87 92 93 104 81 84 108 108 111 106 110 116
100 100 83 94 90 93 106 78 89 112 112 109 102 138 114
>~65 jaar 100 95 101 77 94 93 100 84 75 101 103 114 111 88 117
100 108 109 102 99 115 103 87 91 91 109 il3 106 92 106
100 122 118 108 I10 118 108 92 96 103 114 112 115 89 110
lolaal 100 86 96 93 83 114 98 82 86 77 107 121 99 131 110
100 100 100 93 98 104 107 94 95 111 121 125 124 121 139
100 105 97 96 t00 104 109 97 97 111 122 120 122 121 135
100 93 104 89 96 104 103 89 92 111 121 132 127 146 146
Bron: Jaaroverzichtenbevolkingcn volksgezondheid.CBS.
t h a n s de t w e e d e plaats in met 17,9% t e g e n o v e r de vierde plaats in 1961 m e t 9,5%. O p m e r k e l i j k is tensiotte de t o e n a m e van het plegen van z e l f m o o r d o n d e r m a n n e n en v r o u w e n t e z a m e n d o o r zich van e e n h o o g t e te w e r p e n (in 1961: 3,2% en in 1975: 8,0%).
4. C o n c l u s i e s en d i s c u s s i e
E e n aantal saillante a s p e c t e n van het z e l f m o o r d v e r s c h i j n s e l is naar v o r e n g e b r a c h t . Her e e n en a n d e r valt als volgt s a m e n te vatten: - E r valt een l a n g z a m e t o e n a m e van. he! aantal z e l f m o o r d e n te c o n s t a t e r e n .
Tabel 5. Zelfmoord in Nederland door middel van verstikking door gas, kolendamp e.d. en vergif en verdovende middelen in vier peiljaren, naar geslacht, relatief per lO0.O00 van de bevolking van 15 jaar en ouder en in indexcijfers (basis 1960 = 100).
~er 100.000 van de bevolking van 15 jaar en ouder wijze van uflvoering
indexcijfers
gesl. 1960
1965
1 9 7 0 1975
1960
1965 1970
1975
totaal
T M V
10,3 12,8 7,8
10,4 13,2 7,7
12,1 15,2 9,1
13,1 16,0 10,2
100 100 t00
101 103 99
117 119 117
127 125 131
verstikking door middel van gas, kolendamp e.d.
T M V
2,5 2,4 2,5
1,4 1,4 1,4
0,2 0,4 0,1
0,2 0,4 0,1
100 100 100
56 58 56
8 17 4
8 17 4
F /I r
1,0 0,9 1,2
vergif en verdovende middelen
310 322 283
Bronnen: CriminelestafistiekCBS; Maandstatisfiekpolilieen jusfititieCBS
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1133
- Het aantal zelfmoorden van vrouwen stijgt meer dan dat van mannen. Her aantal zelfmoorden van mannen van 15-24 jaar is de laatste vijftien jaar zeer sterk toegenomen. - Het aantal zelfmoorden van vrouwen van 35-44 jaar is sedert 1960 sterk gestegen. Het aantal zelfmoorden door middel van de inname van vergif en verdovende middelen is aanzienlijk toegenomen. Dit iaatste verschijnsel heeft zoais in de inleiding reeds naar voren is gebracht, ook internationaal de aandacht. Naar aanleiding van een door de EEG opgezette en door de Wereldgezondheidsorganisatie gesteunde 'workshop', in maart jl. te Dublin gehouden, is besloten in de diverse EEG-landen te trachten meer inzicht te verkrijgen in her epidemische vormen aannemend verschijnsel van zelfvergiftiging door middel van medicamenten. Men sprak hier over de zogenaamde ISIP's ('Intentional Selfinflicted Injury by Poisoning'). Als probleem ziet men dat het aantal zelfmoordpogingen steeds meer toeneemt en een zware druk gaat uitoefenen op de hulpverlening en daarmee gepaard gaande kosten, zoals een kor-
tere of langere opnameduur in een ziekenhuis. In het Verenigd Koninkrijk blijken de ISIP's thans al ongeveer 10% van her totaal aantal acute opnemingen uit te maken. Hoe dit cijfer voor Nederland ligt, zal nader moeten worden onderzocht. Statistische en epidemiologische studies zijn op dit terrein daarom van groot belang. Ook is veel onderzoek te verrichten voor het v66rkomen van su'icidaal gedrag in bepaalde gebieden, het analyseren van trends, het identificeren van risicogroepen alsmede bet traceren van factoren die kunnen leiden tot su'icidaai gedrag. 'Caseregisters' zouden in dit verband een belangrijke bijdrage kunnen leveren. In de preventiesfeer zou een meer weloverwogen keuze bij voorschrijven van geneesmiddelen denkbaar zijn, zowel wat betreft de soort - bijvoorbeeld minder toxische slaapmiddelen en dergelijke - als wat betreft de hoeveelheid. Hoewel de effecten biervan nog niet met exacte cijfers vallen aan te tonen, mag toch wel met een zekere waarschijnlijkheid worden aangenomen, dat dergelijke maatregelen een vermindering van her aantal zelfmoordpogingen zouden bewerksteiligen.
UNIVERSITAIRE BERICHTEN Promoties B. J. Looij promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Een ongelukje? Een verkeunend onderzoek naar oorzaken en achtergronden van ongewenste zwangerschap'. Promotores: Prof. Dr. H. J. Dokter en Prof. Dr. F. Verhage.
S. G. M. Meuwissen promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Crohn's disease; clinical, immunological and genetic aspects'. Promotor: Prof. Dr. G. J. Tijtgat.
D. B. L. McClelland promoveerde aan de Rijksuniversiteit Leiden tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Humoral defense factors of the gastro-intestinal tract'. Promotor: Prof. Dr. R. van Furth. (1977) MEDISCH CONTACT 32 1134
V. Noordhoek Hegt promoveerde aan de Rijksuniversiteit Leiden tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Histochemical Studies on Vascular Fibrinolysis'. Promotor: Prof. Dr. Th. G. van Rijssel. C. M. Nuyens promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Left haert bypass bij ventrikelfibrilleren. Een experimenteel onderzoek. Promotor: Prof. Dr. G. den Otter. S. H. Scholte promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Experimentele tumoren van de ratteneus. Een onderzoek naar de invloed van enige factoren, op de carcinogenese door di~thylnitrosamine'. Promotores: Dr. T. Bottema en Prof. Dr. R. Donner.
Literatuur
1. A. C. de Graaf, C. S. Kruijt: Zelfmoord in Nederland. Enkele resultaten met betrekking tot de response op een landelijke enqu6te naar zelfmoord en zelfmoordpoging in Nederland. Medisch Contact, jrg. 29, no. 36, 1974, pag. 1149-1152. 2. C. S. Kruijt: Zelfmoord. Statistisch sociologische verkenningen. Van Gorcum, Assen, 1960, pag. 39-51. 3. Vital Statistics and causes of death in: World Health Statistics Annual 1973-1976, Vol. 1, Gen~ve 1976. 4. P. van Doorne, A. C. de Graaf: Zelfmoord(poging) door middel van slaapmiddelen. Tijdschrift voor Psychiatrie, jrg. 17, no. 1, 1975, pag. 19-27. 5. D. Hoogendoorn: Mededelingen Stichring Medische Registratie. 3.089 Gevallen van (poging tot) zelfmoord en (of) automutilatie. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, jrg. 116, nr. 20, 1972, pag. 854-
856. 6. Criminele Statistiek CBS. Maandstatistiek Polilie en Justitie, CBS.
week:Gedwongen opname bij su~cidepoging?, door Prof. Dr. R. C.
Volgende
Kwant.
R. Schoorl promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Studies in breast cancer'. Promotor: Prof. Dr. F. J. Cleton.
S. J. Smith promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Plasma-eiwitten en coUoid-osmotische druk na het acute myocardinfarct'. Promotores: Prof. Dr. J. Gerbrandy en Dr. H. G. van Eijk. P. Stallman promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrfft getiteld 'IgE on human basophils'. Promotor: Prof. Dr. J. J. van Loghem.
F. Strik promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift getiteld 'Ophtalmodynamografie en Ophtalmodynamometrie in de neurologische praktijk'. Promotor: Dr. M. de Vlieger.
medisch
contact Nr. 36 - 9 september 1977
officieel KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST Lomanlaan 103, Utrecht. Telefoon 030-885411 (twaalf lijnen). Postgironummer 58083; AMRO-banknummer 45 64 48 969. Dagelijks Bestuur
Dr. H. W. A. Sanders, voorzitter, N. A. Meursing, ondervoorzitter, C. F. A. Heijen, H. Hoencamp, Ch. J. Maats, leden; W. Derksen (voorzitter LHV), Z. S. Stadt (voorzitter LAD) en Dr. C. H. van Erk (ondervoorzitter LSV), adviserende leden.
Secretariaat
J. Diepersloot, secretaris-generaal; secretarissen: Drs. P. Brandes, Mr. W. B. van der Mijn, Dr. H. Roelink, Mr. B. Schultsz; N. G. Huetink, hoofd van de administratie. Onder her secretariaat ressorteren o.a..' De Commissie Geneeskundige Verklaringen, Het Bureau voor Waarneming en Vestiging, De Afdeling Comptabiliteit, Her Ledenregister, De Afdeling Buitenland, De Permanente Commissie Doktersassistenten.
Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)
Mr. N. de Graaff, directeur; Mw. M. J. Blok, chef de bureau.
Landeiijke Specialisten Verenigtng (LSV)
Mr. H. J. Overbeek, directeur; Mw. G. A. C. Enzerink, secretaresse.
LandeHjke Vereniging van Artsen In Dienstverband (LAD)
Mr. W. G. van der Putten, directeur; Mw. J. C. Steenbrink, secretaresse.
Specialisten Registratle Commissle (SRC)
Dr. D. Wolvius, secretaris; Mw. G. G. A. Brunger, chef de bureau.
Sociaal-Geneeskundigen Registratte Commissle (SGRC)
Mw. Mr. P. Swenker, secretaris; bureautijden van 8.30-12.30 uur, Mw. A. van Zwol.
Huisarts Registratte Commlssie (HRC)
J. I. van der Leeuw, secretaris; Mw. M. J. Zweers-Westenberg, secretaresse.
Centraal College voor de erkennlng en regtstratie van medische speclaltsten (CC)*
W. J. de Jager, secretaris; Mw. J. Th. M. Bruggink, secretaresse.
College voor Sociale Geneeskunde (CSG)*
Mr. B. Schultsz, secretaris; Mw. J. Th. M. Bruggink, secretaresse.
College voor Huisartsgeneeskunde (CHG)*
Dr. H. Roelink, secretaris; Mw. L. Beljaars, secretaresse.
Sttchting Ondersteupingsgonds (OF)
H. Frese, secretaris-penningmeester, Tussenlanen 23, Bergambacht, telefoon 01825-1223; postgironummer 111.950 t.n.v, de penningmeester van de Stichting Ondersteuningsfonds te Bergambacht.
Onderlinge Levensverzekering Maatschappij voor Artsen (OLMA)
Drs. S. Duursma, directeur; J. van Elzelingen Skabo-Brun, onderdirecteur; Mw. E. M. Scheltema de Heere, secretaresse.
Stichting Beroepspensioenfondsen Artsen (SBA)
J. M. G. Hoes, dir~cteur; Mw. Mr. H. van Boxtel, directiesecretaris. Telefoon 030-887021 en 885411.
* Per 1 januad 1978zal her secretariaat van deze colleges worden gevoerd door Mw. Mr. H. van Andel, die hiervoor inmiddels in functie is getreden.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1135
van het h00fdbestuur
Produktgerichte patii~ntenbijsluiters
In nauw overleg met de KNMG is door de Werkgroep Pati6nteninformatie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Pharmacie een aantal bijsluiterteksten opgesteld. Hoewel deze werkzaamheden nog niet zijn beifindigd, is het wenselijk gebleken de eerste tien bijsluiters thans reeds beschikbaar te stellen. Voorbeelden van de bijsluiters worden getoond in de bijgaande vier afbeeldingen. Het gaat in totaal om tien teksten, met betrekking op de volgende produkten:
bestetnummer
produkt
01
Tabulae Paracetamoli FNA Tabulae Paracetamoli et Coffeini FNA Suppositoria Aminofyllini FNA Sirupus Promethazini Compositus FNA Tabulae Ferrosi Fumaratis FNA Suspensio Antacida FNA Capsulae Tetracyclini FNA Cremor Hydrocortisoni FNA Sirupus Promethazini FNA Tabulae Codeini Hydrochloridi Pulveres Calcii Acetylsalicylatis FNA
02 03 04 05 06 07 08 09
10
Uitvoering
De bijsluiters zijn uitgevoerd in her formaat 105 x 150 mm als afscheurbloks die 100 vel bevatten. Ter onderscheiding zijn onder en l~oven duidelijke volgnummers (bestelnummers) aangebracht, terwijl bovendien door verschillende kleuren het onderscheid wordt geaccentueerd. Klein gedrukt is het typenummer dat uitsluitend een administratieve betekenis heeft.
Waarvoor bestemd
De bijsluiters zijn bedoeld om meegegeven te worden bij farmaceutische preparaten en eigen bereidingen. Bij de keuze van de preparaten werd in belangrijke mate het F N A gevolgd, doch ook andere dan F N A preparaten komen aan de beurt. Het is niet de bedoeling de KNMP-bijsluiters mee te geven bij verpakte geneesmiddelen.
Bestellen
Bestellingen kunnen worden geplaatst bij de administratie van de KNMP, Alexanderstraat I 1, tel. 070-655922, toestel 21. De bijsluiters worden geleverd in dozen inhoudende 10 bloks A 100 vel van 66n soort. De prijs bedraagt .f 2 0 , - excl. BTW, franco huis, per doos, die dus 1.000 bijsluiters bevat. Zo'n doos is tevens de kleinste besteleenheid. Bij de besteiling gelieve men het bestelnummer en het aantal dozen op te geven, waarvoor overigens bij de bovengenoemde administratie bestelkaarten verkrijgbaar zijn. Levering geschiedt voorlopig door het KNMP-Centrum. Apotheekhoudende artsen kunnen de bijs eveneens bij de K N M P bestellen.
Introductie
De introductie van de eerste serie produktgerichte bijsluiters heeft inmiddels plaatsgevonden, doordat de nieuwsmedia zijn ingelicht en de bijsluiters in alle apotheken beschikbaar zijn. Zodra er weer een serie gereed is, zal hieraan op soortgelijke wijze bekendheid worden gegeven.
Zie voor afbeeldingen de volgende bladzijde
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1136
06
07
Capsulae Tetracyclini F,N.A.
Cremor Hydrocortisoni F.N.A.
Tetracyclinecapsules, volgens het Formularium der Nederlandae Apothekers
Hydrocortisoncr6me volgens het Formularium der Nederlandse Apothekers
Samenstelling 250 mg tetracyclinehydrochloride per capsule.
Gebruik en werking
Samenstelling
Deze capsules dienen om een infecue te bestrijden; de groei van de bacteri~n, die de ziekte veroorzaken, wordt erdoor geremd. Om te zorgen dat de infectie zo doeltreffend mogelijk wordt bestreden, dient u het innemen zo gelijkmatig mogelijk over de dag te spreiden. Her is noodzakelijk de door de arts aangegeven wijze van gebruik en duur van gebruik aan te houden en het gebruik niet op eigen gezag voort te zetten. In ieder geval dient de voorgeschreven kuur te worden afgemaakt, ook al voelt u zich reeds na enkele dagen niet meer ziek. De capsules moeten in hun geheel worden ingeslikt met behulp van een slokje water.
10 mg hydrocortisonacetaat per gram creme
Gebruik en werking Deze cr~me heeft een remmende werking op zeer bepaalde huidaandoeningen.
Bijwerkingen
Wijze van bewaring
Mochten tijdens het gebruik mond- of keelklachten of jeuk aan de anus optreden, stel daarvan dan uw arts op de hoogte. Bij gebruik van deze capsules kan een lichte vorm van diarree optreden; in geval van ernstige diarree dient u de behandelend arts te raadplegen.
Na gebruik dient de tube goed te worden gesloten om uitdroging en bederf te voorkomen.
Speciale vermeldingen
Speciale vermelding
Vanaf de vierde maand van de zwangerschap is het gebruik van deze capsules verboden. Melkprodukten, kaas, middelen tegen maagzuur en ijzertabletten hinderen het opnemen van tetracycline in het lichaam. U dient tetracyclinecapsules daarom niet gelijktijdig met die voedings- of geneesmiddelen in te nemen. Deze bijsluiter is uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Goneeskunst.
De cr~me mag alleen worden gebruikt voor de huidaandoening waarvoor deze is voorgeschreven, Her gebruik voor andere aandoeningen van de huid is niet verantwoord en onjuist.
06
07
F84 77.07.500
Deze bijsluiter is uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie in samenwerking met de KoninklUke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
A16 77,07.500
08
10
Sirupus Promethazini F.N.A.
Pulveres Calcii Acetylsalicylatis F.N.A.
Promethazinesiroop, volgens het Formularium der Nederlandse Apothekers
Acetosalcalciumpoedera, volgens het Formularium der Nederlandse Apothekers
Samenstelling
Samenstelling
1,25 mg promethazinehydrochloride per milliliter siroop.
500 mg acetylsalicylzuur (als calciumzout) per poeder.
Gebruik en werking
Gebruik en werking
Deze siroop vermindert het hoesten en heeft ook een kalmerend effect.
Deze poeders worden gebruikt bij koorts en bij pijnen van verschillende aard. De poeders dienen te worden gemengd met water of melk en bij voorkeur tijdens de maaltijd te worden ingenomen.
Bijwerkingen Bij sommige mensen heeft promethazinehydrochloride een slaapverwekkende werking. Ook een wat droge mond, een droge neus en enigszins wazig zien kunnen als tijdelijke bijwerkingen voorkomen.
Bijwerking
Wijze van bewaring
Wijze van bewaring
De drank dient bij kamertemperatuur en buiten invloed van licht te worden bewaard. De houdbaarheid is beperkt.
De poeders dienen op een droge plaats te worden bewaard.
Speciale vermelding
Speciale vermelding
Maagklachten kunnen voorkomen.
De rijvaardigheid kan door dit geneesmiddel nadelig worden beinvloed, Deze siroop en alcohol kunnen elkaars werking versterken: wees daarom voorzichtig met het gebruik van alcohol. Deze siroop is niet geschikt voor pati6nten die aan auikerziekte lijden.
Pati~nten die behandeld worden met antistollingsmiddelen mogen dit geneesmiddel niet gebruiken. Deze poeders mogen niet worden ingenomen bij maagklachten en na gebruik van alcohot. Tegen veelvuldig en langdurig gebruik dient te worden gewaarschuwd.
Deze bijsluiter is uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
Deze busluiter is uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
08
E42 77.07.500
0
F87 77.07.500
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1137
Jaarverslag 1976
nascholinghuisartsen
Doelstellingen SNH
Krachtens het bepaalde in artikel 14 van de nieuwe Statuten van de Stichting Nascholing Huisartsen bied ik u hierbij het verslag van de werkzaamheden van deze stichting in het afgelopen kalender]aar aan.
Op 21 november 1973 werd de Stichting Nascholing Huisartsen opgericht. Deze stichting is voortgekomen uit een samengaan van de Stichting Financiering Nascholing Huisartsen en de Centrale Stuurgroep Nascholing Huisartsen. Het doel van deze stichting is bet bevorderen en co6rdineren van de nascholing voor huisartsen. Zij tracht dit doel te bereiken door: 1. mede te werken aan de uitvoering van het werkplan LHV/NHG-Organisatiestructuur Nascholing voor Huisartsen; 2. bet bijeenbrengen en beheren van geldmiddelen, nodig voor het uitvoeren van haar taak; 3. het verlenen van steun ten behoeve van andere activiteiten op het gebied van de nascholing voor huisartsen.
Samenstelling bestuur
In de samenstelling van bet bestuur zijn in de loop van 1976 enkele wijzigingen gekomen. Wegens interne veranderingen bj het NHI bleef de adviseurszetel, aanvankelijk bezet door collega J. C. Oeberius Kapteyn, vanaf maart leeg. Eind december trad collega W. Derksen uit het bestuur i.v.m, zijn benoeming tot voorzitter van de Landelijke Huisartsen Vereniging. Hij zal worden opgevolgd door Dr. L. M. van den Akker, arts te Doetinchem, begin januari 1977. Eind december was de bestuurssamenstelling nog als volgt: G. A. Schipper, voorzitter, namens NHG; Z. A. de Jong, namens NHG; F. Lahr, namens NHG; F. A. van Spanje, secretaris-penningmeester, namens LHV; G. A. Meijer, vice-voorzitter, narflens LHV; W. Derksen, namens LHV; H. Hoencamp, namens KNMG; C. A. A. Brands, namens perifere nascholingswerkgroepen; en Dr. M. Saan, namens perifere nascholingswerkgroepen.
Dagelijks bestuur
Dit is samengesteld uit voorzitter, vice-voorzitter en secretaris-penningmeester.
Aantal vergaderingen
Er vonden in totaal 9 Algemene Bestuursvergaderingen plaats en 10 Dagelijks Bestuurvergaderingen. Op 7 mei en 18 november werden vergaderingen van de Nascholingsraad (vroeger Nascholingsparlement) gehouden, d.w.z, vergaderingen van de SNH met vertegenwoordigers uit de periferie. Overleg tussen de Dagelijkse Besturen van NHI en SNH heeft in 1976 niet meet plaatsgehad. Alle vergaderingen werden genotuleerd door Mw. I. Koers. Vanaf september notuleerde zij tevens de vergaderingen van de Regionale Commissie Utrecht en omstreken en van de Stuurgroep Nascholing Huisartsen Utrecht (lokale nascholingswerkgroep).
Financii~le middelen
Aangezien over 1975 een overschot bestond heeft de LHV over dat jaar geen subsidie verleend. Ook voor het jaar 1976 is nog geen subsidie ontvangen. Deze zal eerst in 1977 worden uitgekeerd. In verband met de nieuwe nascholingsstructuur bestaat de mogelijkheid aanvullende begrotingen bij de LHV in te dienen. Subsidie van derden heefl de SNH in 1976 niet ontvangen.
Bestedlng der middelen
De financi~le middelen van de SNH zullen voornamelijk worden aangewend t.b.v, de nieuwe nascholingsstructuur. In Nederland zullen rond de Universitaire Huisartsen Instituten regio's worden gevormd. Elke regio kiest een regionale nascholingscommissie en deze doet een voorstel voor een regionale nascholingsco6rdinator. Het is de bedoeling dat zodra een commissie is gevormd en een co6rdinator benoemd - deze een bedrag krijgen van f 30.000,-- t.b.v, de organisatie van de nascholing. Aan cursussen, georganiseerd door de perifere nascholingswerkgroepen, werd dit jaar geen subsidie verleend. In december 1976 werd aan her Nederlands Huisartsen Irlstituut een bijdrage verstrekt in de kosten van een in 1975 gegeven cursus over gesprekstraining. De Commissie voor de Artsencursus Rotterdam vroeg een bijdrage i.v.m, tekorten, ontstaan bij bet organiseren van Warffumcursussen. Begin 1977 is hiervoor door de SNH een renteloos voorschot verstrekt, terwijl het in 1974 gegeven voorschot werd omgezet in een schenking. Voor wat betreft personeelskosten, vergaderkosten, fotokopie~n, briefpapier en accountantskosten wordt verwezen naar de jaarrekening 1976. De SNH heeft zich bereid verklaard gratis briefpapier te verstrekken t.b.v, de perifere nascholingswerkgroepen. Hiervan is gebruik gemaakt door Utrecht, Leiden, Oude IJssel en Voorne-Putten.
Nascholingsagenda
Maandelijks werd door Mw. I. Koers een nascholingsagenda samengesteld en in Medisch Contact gepubliceerd.
Contacten met industriei~n
In mei 1976 heeft een bespreking plaatsgehad met vertegenwoordigers van de firma Janssen Pharmaceutica. Deze firma is bereid technische hulp te verlenen bij her organiseren van cursussen en de reclame daarbij tot een minimum te beperken.
Janssen Pharmaceutica
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1138
Boots Company
In oktober 1976 is een project van start gegaan, dat wordt gefinancierd door Boots Company en waarvan de inhoudelijke verantwoordelijkheid berust bij de Nederlandse vereniging voor Medisch Onderwijs en de Stichting Nascholing Huisartsen. De cursus - vertaald uit her Engels en aangepast aan Nederlandse begrippen - bestaat uit zes lessen. Elke maand wordt een les toegezonden aan alle huisartsen in Nederland, die zijn opgenomen in het LHV-adressenbestand. De antwoorden worden beoordeeld door een panel, waarin zitting hebben Prof. Dr. F. J. A. Huygen van de Universiteit te Nijmegen, Dr. L. Kuenen uit Leiden (Boerhaave-Commissie), H. L. van Amerongen (NHI), P. J. E .van Rijn, huisarts te Rheden en F. A. van Spanje (SNH). Co6rdinator is de heer A. Broekmans (van de afdeling Onderwijs Interne Geneeskunde, Academisch Ziekenhuis, Leiden). De eerste aflevering had een respons van 24%. De volgende twee afleveringen werden minder frequent beantwoord. In 1977 zullen nog drie afleveringen volgen.
Nascholingspakketten
Dr. M. Saan, Midlaren, heeft aangeboden lets te doen aan de inhoud van de nascholing in de vorm van bet maken van pakketten. Elk pakket omvat een bepaald onderwerp. Het bestaat uit een korte inleiding over dit onderwerp, een literatuurlijst, een lijst met sprekers, banden en dia's. Per pakket zullen 50 stellingen - met ja of nee te beantwoorden - worden gemaakt over de te behandelen stof. De SNH heeft Dr. Saan opdracht gegeven een proefpakket te maken. Dit zal in 1977 in de Nascholingsraad worden aangeboden.
Samenwerking met bet Nederlands Huisartsen Instituut
In verband met een interne reorganisatie van bet NHI is her overleg tussen de Dagelijkse Besturen-NHI en SNH tijdelijk gestaakt.
PAOG (Post-academisch Onderwljs Geneeskunde)
De Wet op het Medisch Wetenschappelijk Onderwijs is vorig jaar aangenomen. Dat betekent dat het post-academisch onderwijs in die wet is opgelegd. In artikel 143 van de Wet Wetenschappelijk Onderwijs wordt gesteld dat, met inachtneming van de bij of krachtens de in art. 143 bis bedoelde Algemene Maatregel van Bestuur nader te stellen regelen, organen voor post-academisch onderwijs kunnen worden opgericht door een of meer Neder|andse universiteiten in samenwerking met derden. De beroepsorganisatie KNMG - voor de huisartsen de SNH - is die derde. Het PAOG wordt gedacht in een aantal onderdelen. Het eerste is van de grond gekomen. Het medisch overlegorgaan zal voor 50% bestaan uit KNMG-afgevaardigden en voor 50% uit afgevaardigden van de universiteiten. Er zitten acht KNMG-leden in, waarvan drie uit de SNH. Men is bezig een sectie-Huisartsgeneeskunde samen te stellen. De nadruk wordt gelegd op de inbreng van de huisartsen zelf. Er is een interimrapport uitgekomen, waarin de doelstellingen van het PAOG staan omschreven.
Beleid en structuur van de nascholing
Het voorstel tot statutenwijziging, dat werd gedaan in de vergadering van de Nascholingsraad dd. 12 september 1975, werd in 1976 door de hiervoor opgerichte commissie-Middelbeek nader uitgewerkt. Het was de bedoeling van deze commissie om de SNH een meer democratische structuur te geven. De SNH was her in grote trekken met dit voorstel eens; alleen het punt van de wijziging in het bestuur, door bet benoemen van vijf leden uit de periferie, stuitte op bezwaren. De SNH kwam met een ander voorstel en dit werd door de perifere nascholingswerkgroepen geaccordeerd. Nadat nog enkele kleine veranderingen werden aangebracht door KNMG en NHG werden de statuten in de vergadering van de Nascholingsraad dd. 18 november 1976 officieel gefiatteerd door de perifere nascholingswerkgroepen. De Stichting heeft hierdoor een meet democratische structuur gekregen, waarbij de periferie meer inspraak heeft in de nascholing voor huisartsen. AIs aanvulling op deze statuten dient het in 1976 samengestelde en door de Nascholingsraad, de LHV en het NHG goedgekeurde Huishoudelijk Reglement. Verder zij vermeld, dat het bestuur zal moeten worden uitgebreid met ,~6n perifere afgevaardigde en tevens een besttmrs,'etcl voor een NHI-besluurdef wordt t~)egevoegd. war zeker tot een aanvaardbare realiscring zal komen.
Statuten en Huishoudelijk Reglement S N H
Draaiboek
Teneinde de nieuwe structuur voor een ieder duidelijk te maken, heeft de SNH een draaiboek samengesteld, waarin staat water moet gebeuren om tot deze structuur te komen. Wat betreft de regio-indeling is uitgegaan van de oude indeling van de Universitaire Huisartsen lnstituten. De perifere nascholingswerkgroepen konden hier desgewenst wijzigingen in aanbrengen, hetgeen inmiddels is gebeurd. In september, oktober en november 1976 hebben diverse regionale bijeenkomsten plaatsgehad met her doel regionale nascholingscommissieste vormen. Deze commissies zijn gevormd, behalve in Amsterdam, waar het enige moeilijkheden gaf, maar het liet zich aanzien dat dit in 1977 zijn beslag zou krijgen. Alleen uit de regio's Groningen en Leiden hebben zich cofrdinatoren gemeld. Een bezwaar bij de functie van regionale nascholingsco6rdinator geuit, is dat de meeste artsen zich onmogelijk een dag per week vrij kunnen maken voor de nascholing. Bovendien is men van mening dat men minstens twee ~ drie dagen per week nodig heeft om dit werk te kunnen doen. Over dit punt is zowel in het Bestuur van de SNH als in de Nascholingsraad uitvoerig gediscussieerd. Het aanstellen van een centrale co6rdinator in dienst van de SNH is nog niet gebeurd. Dit is pas mogelijk als de structuur geheel is gerealiseerd.
(1977) MEDISCH CONTACT 32 1139
Slotbeschouwing
Dit jaar is er weer veel vergaderd, veel gediscussieerd en zoals dat gaat als veel personen meedenken: de tijd verstrijkt en voor men het in de gaten heeft is er weinig concreets te melden. Er zijn denkers, praters en aan de andere kant doeners. Wil men vooruit, dan zaI er iets minder moeten worden gepraat, en wat meer moeten worden gedurfd. Hoe het ook zij, het kan hier rustig gezegd worden dat een en ander wel eens frustaties meebrengt voor sommigen van ons, die denken dat de ontwikkeling te langzaam gaat. Geef de plannenmakers het voordeel van de twijfel! De nascholing, die op veel plaatsen in ons land op enthousiaste wijze gebracht wordt en wordt gevolgd, dient een vast onderdeel van onze beroepsbeoefening te zijn. Het zal een zaak voor iedereen moeten zijn, waarbij uit versehillende methodieken kan worden gekozen. De organisatiestructuur waar wij ons dit jaar mee bezighielden, zal in 1977 zijn afronding krijgen. Deze zal de nascholing kunnen bevorderen. De beroepsorganisaties trachten een goed klimaat te scheppen, maar bovenal staat daar de huisarts zelf, die de enige verantwoordelijke voor zijn eigen nascholing is. Hij moet gemotiveerd zijn. Hieraan zal ons kader vooral dienen te werken. En laat zij, die menen dat de nascholing zijn nut nog niet heeft bewezen en dat deze eerst maar eens moet worden ge~valueerd om het rendement aan te torten, na 1 jaar, na 5 jaar en wellicht na 10 jaar, slechts enkelingen zijn. Een eresaluut voor de veldwerkers onder ons die in hun werkgebied zich enorm inzetten om nascholingsprogramma's aan te bieden. Wij van het SNH-bestuur geloven in hen en door hen in de nascholing van de Nederlandse huisarts! F. A. van Spanje, arts, secretaris SNH.
De regeling-Klein
van het centraal bestuur LHV
S t a n d p u n t van het centraal bestuur der L A D ten opzichte van de 'Nader uitgewerkte opzet voor een regeling i n z a k e extra honorering universitair medische specialisten', mei 1977.
A. Bezwaren tegen de voorgestelde regeling
Ter bespreking op de LAD-ledenvergadering van 10 september 1977 (ad agendapunt 5).
I. Toelage
Het systeem van differentiating naar zwaarte van specialisme (tel. licht, middelzwaar en zwaar) sluit niet aan bij bet t o e l a g e n s y s t e e m v o o r specialisten in dienstverband van perifere ziekenhuizen. V o o r deze laatsten geldt gemeenlijk bet L A D - t o e l a g e n s y s t e e m : de hoogte van toelage is afhankelijk van bet aantal opleidingsjaren (zie bijlage op pag. i 142).
2. Ratio van de regeling
De ratio van de regeling-Kiein, namelijk het overbruggen van de verschiilen in inkomens met de coilega's (in dienstverband) in de perifere ziekenhuizen, wordt niet bereikt. R e d e n e n : -
differentiating naar zwaarte van specialisme; handhaving universitair rangenstelsei; beperkingen van hoogten van maxima.
N.B.: de staatssecretaris verstaat kennelijk onder de ' z w a a r t e ' van een specialisme naast de werkbelasting ook de marktwaarde.
3. Werkingssfeer
De werkingssfeer van de regeling is te beperkt: - geen preklinici. Her voorlopig h a n d h a v e n van de Querido-regeling, w a a r v a n de hoogte sinds 1968 b e v r o r e n is, is niet aanvaardbaar. Scheiding tussen onderwijs en patii~ntenzorg (strijdig met Smallenbroek II). Betekenis van preklinici v o o r g e a v a n c e e r d e patii~ntenzorg. A a n g e n o m e n moet worden, dat de Querido-toelage niet zal worden gegeven aan nieuw aan te trekken preklinici!
- geen part-timers. Een te v e r w a c h t e n t o e n e m e n d aantal part-timers is niet in het belang van de patii~ntenzorg. (Wat gebeurt er overigens met de.huidige toelage v o o r part-timers, bijvoorbeeld de bijdrage uit de 3A arts-out regeling?) - geen als specialist geregistreerde artsen, die een specialistische opleiding, noodzakelijk v o o r de academische functie, hebben gevolgd.
4. Beknotting bepaalde categorie~n (1977) MEDISCH CONTACT 32 1140
H e t beknotten van specialisten < 4 jaar en diegenen o u d e r dan 50 >~ <62 jaar Ioopt
niet parallel met ontwikkelingen in de periferie en is strijdig met de gedachte om de hoogst gekwalificeerden te k u n n e n aantrekken.
5. Financiering
- Smallenbroekfondsen zijn geen eigendom van de overheid, maar van de specialisten (re scfiatten op een kleine 50 miljoen, indien ziekenfondsen tenminste ook nfi augustus 1977 blijven storten). Bestemming van gelden, gelijk aan jaarlijks verschil tussen inkomsten en uitgaven (schatting: inkomsten: Smallenbroek ....................................................... particuliere inkomsten ............................................ Querido-inkomsten ................................................ totaal .................................................................. uitgaven: functieloon .......................................................... Querido ............................................................... i0%-regeling ......................................................... lotaal .................................................................. blijft over: ..............................................................
-+ 50 miljoen (onder voorbehoud) -'- 30 miljoen - 3 miljoen -4-83 miljoen _+ 33 miljoen -'- 6 miljoen -+ 2 miljoen -'- 41 miljoen 42 miljoen)
- Bestemming van huidige Smailenbroekpot (waarin 180 miljoen) nadat hieruit het bedrag is gehaald nodig voor de ' u i t k o o p ' van 'bijzondere gevallen' (zie overgangsregeling).
- Schade door tussentijdse (gedwongen?) verlating van PMS (verlies moet worden gecompenseerd).
6. Pensioenrechten
-
Afbouw van regeling beknot ABP-rechten ('final pay'-systeem).
- Onduidelijk hoe pensioenberekeningsgrondslag voor specialisten ouder dan 63 jaar wordt geraamd. Vervalt de korting? Het onderscheid tussen pensioenrechten voor bet functieloon (w(/) en voor de gratificatie (Met) is in strijd met de ABP-wet (art. C 1). Volgens dit artikel zijn beide toelagen pensioengerechtigd.
7. Taakbelasting
Dubbele aanstelling impliceert twee hoofdtaken (patiEnten enerzijds en onderwijs en onderzoek anderzijds). Hoe ligt de verhouding in taakuren tussen beide? Taakbesteding.
8. Functiewaardering
Functiewaardering blijkt voor de academische functies alom zo niet onmogelijk, dan wel zeer moeizaam te zijn.
9. Afbouw
Periode van 6 jaar en gefaseerde afbouw is in strijd met ambtelijke zekerheid (zie ook in verband met pensioenrechten).
10. Samenhang met andere maatregelen De voorgestelde regeling kan niet los worden gezien van de andere maatregelen die de staatssecretaris heeft getroffen dan wel zal gaan treffen voor her wetenschappelijk onderwijs, zie o.a. beleidsvoornemens 1977 en beleidsindicaties 1980-1983 (o.a. invoering salarisschaal voor hoogleraren, eindigende op 152 max., beperking van bereiken van rang van wetenschappelijke hoofdmedewerker, vergroten van aanstellingen op tijdelijke basis).
i 1. Juridische aspecten
B.
Visie
centraal
bestuur
De L A D betwijfelt of de staatssecretaris op dit moment adequate wettelijke mogelijkheden heeft om de voorgestelde regeling in te voeren, met name op het punt van het afschaffen van de vrije praktijk voor lectoren en hoogleraren. De juridische aspecten, die gecompliceerd geacht k u n n e n worden, worden door de juristen van her L A D - b u r e a u bestudeerd. LAD
1. Principe van een regeling wordt toegejuicht. 2. Vasle ambtelijke toelage met pensioenrechten noodzakelijk. (1977) MEDISCH CONTACT 32 1141
3. a. H o o g t e e n s y s t e e m van toelage c o n f o r m L A D - s a l a r i s s y s t e e m (aantal o p l e i d i n g s j a r e n als criterium). b. G e e n v e r m i n d e r i n g v a n h o o g t e in toelage v o o r j o n g e e n o u d e r e specialisten. 4. W e r k i n g s s f e e r : de regeling dient te b e t r e f f e n alle leden v a n het w e t e n s c h a p p e | i j k c o r p s v a n de m e d i s c h e f a c u l t e i t e n e n de a r i s e n w e r k z a a m in de a c a d e m i s c h e z i e k e n h u i z e n , u i t g e z o n d e r d a s s i s t e n t e n in opleiding. 5. G a r a n t i e s : a. b e t r e f f e n d e looptijd (geen t u s s e n t i j d s e a f b o u w ) ; b. b e t r e f f e n d e p e n s i o e n r e c h t e n ( P M S en A B P ) ; c. b e t r e f f e n d e afkoopregeling. 6. Budget v o o r u i t g a v e n v o o r c o n g r e s b e z o e k , a s s i s t e n t e n e.d. (te f i n a n c i e r e n uit r e s t e r e n d e gelden) (verschil i n k o m s t e n en u i t g a v e n v a n toelagen, zie A.5). B o v e n s t a a n d e visie b e t e k e n t dat niet de o n d e r h a v i g e regeling-Klein, m a a r de u i t g a n g s p u n t e n tot e e n regeling ter discussie d i e n e n te w o r d e n gesteld. Conclusie
1. U i t g a n g s p u n t e n o n d e r B. met de s t a a t s s e c r e t a r i s , b e s t u r e n v a n a c a d e m i s c h e z i e k e n h u i z e n , colleges v a n b e s t u u r v a n de u n i v e r s i t e i t e n e n de C H A bespreken. 2. U i t g a n g s p u n t e n welke bet s y s t e e m van e e n h o n o r e r i n g s f o n d s (dus geen d i e n s t v e r b a n d en a m b t e l i j k e toelage) b e t r e f f e n - o n d a n k s a a n t r e k k e l i j k e k a n t e n - als o n h a a l b a a r b e s c h o u w e n , gelet op a m b t e l i j k e v e r h o u d i n g e n en maatschappelijke ontwikkelingen.
Bijlage bij A. l
Ter vergelijking* (peildatum 1 april 1977): particuliere ziekenhuizen
LAD-salarissysteem
categorie III (max.) (f I01.657,--) en in bijzondere gevallen categorie IV (max.) (f 121.949,--) vermeerderd met aantal opleidingsjaren maal f 3.584,--, plus AOW/AWW premiecompensatie (f 4.617,--). gemeentelijk ziekenhuis Slotervaart specialist: f 108.816,--/f 127.368,-- (XVIII/XIX max.) hoofd grote afdeling: f 139.164,-- (XX max.) academische ziekenhuizen (universitaire regeling)
ambtelijke salari~ring
wet. medewerker .............................................................. wet. medewerkerl ............................................................ wet. hoofdmedewerker ...................................................... lector ............................................................................. hoogleraar .......................................................................
(ll4 max.)f 47.820,-(131 m a x . ) f 56.292,-(149A m a x . ) f 78.048,-(152 m a x . ) f 93.480,-(154 m a x . ) f 115.704,--
voorstel
extra-honorering volgens regeling-Klein a. toelage (functieloon), verbonden aan tweede aanstelling: licht .............................................................................................. middelzwaar ................................................................................... zwaar ............................................................................................ plus pensioenrechten;
+- f 8.500,--'-f 17.500,-• I 25.500,--
b. individuele bijzondere toelage (vast bedrag, karakter van een gratificatie) 1o1: max. 50% van149A max. = f 39.024,-152 max. = f 46.740,-154 max. = f 57.852,-zonder pensioenrechten (over verschil tussen 50% en functieloon). De toelagen genoemd onder a. en de som van de toelage a. en b. mogen niet meer dan 50% van 149A, 152 en 154 max. bedragen! * Gemakshalvezijn uitsluitendde maximavan de salarissen genoemd.Let wel:het aantaljatenom via periodieken maxima te bereiken Ioopt zeer uiteen. LAD in 6 jaat, overheidvan 7 tot 10jaar. (1977) MEDISCH CONTACT 32 1142
c. een hogere extra-honorering (en/of bedrag ineens) in bijzondere gevallen, uitsluitend in
her kader van de invoering van de regeting-Klein (afkoopregeling).
De maximale honorering (uitgezonderd c.) wordt volgens her voorstel: salaris (max.)
wet. medewerker ......... f 47.820,-wet. medewerker i ........ f 56.292,-wet. hoofdmedewerker f 78.048,lector ......................... f 93.480,-hoogleraar .................. f 115.704,--
functieloon + individuele bijzondere toelage
totaal
+ + + + +
= = = = =
.f 39.024,-f 39.024,-f 39.024,-f 46.740,-f 57.852,--
.f f f f .f
86.844,-95.316,-117.072,-140.220,-173.556,--
Hierbij moet worden opgemerkt, dat genoemde maxima niet in alle gevallen re6el te achten zijn, namelijk: I. de financieringsmogelijkheid van de individuele bijzondere toelage (her verschil tussen 50% en hel funclieloon) lijkt beperkt; in principe is 10% van de pot (2,7 miljoen) beschikbaar?; 2. de individuele bijzondere toelage word! niet aan iedere specialist gegeven, maar uitsluitend aan de individuele specialisten die daarvoor 'op grond van hun bijdragen aan de patii~ntenzorg en de betekenis die zij op hun terrein hebben in aanmerking komen' (zie 4.3.3. regeling-Klein); 3. individuele bijzondere toelage is niet pensioengerechtigd (en word! voor maximaal 5 jaar verleend). De reguliere honorering word! volgens het voorstel: salaris max. wet. medewerker .............. f 47.820,-wet. medewerkerl ............ f 56.292,-wet. hoofdmedewerker ...... f 78.048,-lector ............................. f 93.480,-hoogleraar ....................... f 115.704,--
licht f 56.320,-f 64.792,-f 86.548,-f 101.980,-f 124.21M,--
middelzwaar f 65.320,-f 73.792,-f 95.548,-f 110.980,-f 133.204,--
zwaar f 73.320,-f 81.792,-f 103.548,f l18.980,-f 141.204,--
Specialisten, uitsluitend in academische ziekenhuizen (zonder universitaire aanstelling) werkzaam: toelage van gemiddeld 10% van 151 max. (dil is: jr 85.152,-- + -+ f 8.515, = +f 93.667,--). Ratio van 10%? Aantal betrokkenen te schatten op 170. Regeling voor chefs de clinique (toelage gelijk aan verschil tussen 151 (max.) en 149A) is onduidelijk. Vraagpunt: relatie van financi61e aspecten van circulaire van hel ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, d.d. 30 november 1970 (hr. DGW/PW/702725) ten opzichte van de regeling-Klein.
Convocatie ledenvergadering dd. 30 september 1977
van het centraal bestuur LHV
Het Centraal Bestuur der Landelijke Huisartsen Vereniging roept een extra ledenvergadering bijeen op vrijdag 30 september aanstaande. Deze vergadering zal worden gehouden'te Utrecht in het Jaarbeurs Congres- en Vergadercentrum, Jaarbeursplein (telefoon 030-914914). Agenda:
1. O p e n i n g 2. M e d e d e l i n g e n 3. O n t h e f f i n g van art. 27 lid 1, H u i s h o u d e l i j k R e g l e m e n t 4. De t a k e n van de huisarts 5. De N i e u w e B l a u w d r u k 6. Wat v e r d e r ter tafel k o m t 7. R o n d v r a a g 8. Sluiting.
Toelichting: Deze vergadering zal gewijd zijn aan een eerste bespreking van de
twee belangrijke beleidsstukken, welke respectievelijk zijn gepubliceerd in MC nr. 24 dd. 17 juni 1977 en MC nr. 31 dd. 5 augustus 1977. Mocht besluitvorming over deze of andere onderwerpen mogelijk of noodzakelijk zijn, is ontheffing van de verplichting om vier weken van tevoren in Medisch Contact geconvoceerd te hebben, gewenst. (1977) MEDISCI"I CONTACT 32 1143
Nieuwe-adspirantleden
personalia KNMG
van de 0LMA
OLMAIL: uitgave inzake beroepspensioenregeling
Mw. M. J. G. Alink, Prof. Bromstraat 27, Nijmegen. W. H. Beurskens, Vossenlaan 64, Nijmegen. J. A. Blok, Haagweg 192, Rijswijk (ZH). O. Bouwman, Frits Coerslaan 54, Utrecht. F. A. M. van den Brand, Plesmanlaan 68, Amsterdam. H. Brouwer, Randwijchlaan 9, Amstelveen. H. R. Biiller, Keizersgracht 323, Amsterdam. A. S. F. Busser, Zwanenveld 38-13, Nijmegen. C. J. G. Bijman, Reinier Claeszenstraat 561, Amsterdam. F. J. J. van den Elshout, Keltenstraat 2, Tilburg. I. P. I. Gommers, Kelfkensbos 35, Nijmegen. A. G. H. Groot Roessink, Blazoenstraat 37, Tilburg. M. J. H. M. de Groot, Kraijenhofflaan 18, Nijmegen. R. C. A. Grosfeld, Wagenaarstraat 39, Oosterhout (NB). H. F. J. Hondels, Chc3vremontstraat 1, Kerkrade.
P. Heres, Nieuwstad 100, Weesp. P. H. Husson, Reinier Claeszenstraat 46m, Amsterdam. A. M. A. W. Ickenroth, Groenewoudseweg 100, Nijmegen. F. de Jong, Tobias Asserlaan 410, Diemen. F. I. C. R. S. de Jong, Groenewoudseweg 96, Nijmegen. C. Jung, Marathonweg 18Ht, Amsterdam. R. Kok, Vechtstraat 146H~, Amsterdam. Mw. S. Las-van der Stel, Malderburchtstraat 234, Nijmegen. J. H. N. Leloup, Bijltjespad 68, Amsterdam. C. H. C. Maas, Oude Antwerpse Postbaan 92, Bosschenhoofd. H. W. P. Meussen, Groesbeeksedwarsweg 252, Nijmegen. J. K. S. Nuytinck, Wijntgensstraat 30, Nijmegen. I. N. van Oostrum, v. Nijenrodeweg 556, Amsterdam. H. te Selle, Thorbeckestraat 32m, Arnhem. A. Termeer, Nw. Mollenhutseweg 37, Nijmegen. H. G. van Veen, Timpweg 14, Groningen.
In de speciale uitgave, de OLMAIL, is aandachl besteed aan de beroepspensioenregelingen voor huisartsen en medische specialisten. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om vanaf 1-1-1978 de OLMA als keuzeverzekeraar in te schakelen; de opdracht hiertoe moet dan echter v66r 1-10-1977 door de belanghebbende worden verstrekt. Dit keuzetijdstip is nu al dicht genaderd. Voor degenen die dit nog eens nader willen overwegen, en daarbij de punten, die in de OLMAIL staan aangegeven in hun overwegingen willen betrekken hebben wij - indien deze OLMAIL hen niet bereikt mocht hebben c.q. verloren mocht zijn geraakt - hog een beperkt aantal exemplaren ter beschikking. Een telefoontje of een kort briefje is voldoende; per kerende post wordt een exemplaar toegezonden.
Van het Hoofdbestuur:
Produktgerichte pati~ntenbijsluiters ..............................................................
1136
Van de Stlehting Nascholing Huisartsen:
Jaarverslag 1976 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1138
Van bet centraai bestuur LAD:
Nr. 36 - 9 september 1977
(1977) MEDISCH CONTACT3 2 1144
De regeling-Klein ......................................................................................
1140
Van bet centraal bestuur LHV: Convocatie ledenvergadering dd. 30 september 1977 .........................................
1143
Personalia KNMG
1144
.....................................................................................
Van de OLMA:
OLMAIL-uitgave inzake beroepspensioenregeling ...........................................
1144