MEDEDELINGEN VERSCHIJNT 2X PER MAAND
no. 287, d.d. 5 april 2006
INHOUD ALGEMEEN
1
Komende vergaderingen
1
SOCIAAL
2
CAO-boekje
2
Digitale leidraad Atex
2
Arbo subsidie
2
Bedrijfsbezoeken Arbo
2
Voorbeeldafspraak verbod op privé-gebruik auto van de zaak
2
Uitleg huidige pensioensituatie
2
Bijlagen:
-
Antwoordformulier digitale leidraad Atex; Voorbeeldafspraak verbod op privé-gebruik auto van de zaak; Document uitleg pensioensituatie
Ref.: FdB/WvK Nr. : 0610502
VVNH Vereniging Van Nederlandse Houtondernemingen Westeinde 6, 1334 BK Almere-Buiten, Postbus 1380, 1300 BJ Almere, Telefoon 036-5321020, Fax 036-5321029, E-mail
[email protected]
MEDEDELINGENMEDEDELINGENMEDEDELINGEN ALGEMEEN Komende vergaderingen Donderdag Woensdag Donderdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Maandag Maandag Dinsdag Dinsdag Donderdag
13 19 11 17 31 31 7 12 12 13 13 22
April April Mei Mei Mei Mei Juni Juni Juni Juni Juni Juni
2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006
Bestuur Hardhout Bestuur Plaatmateriaal Bestuur Naaldhout Bestuur Technische Zaken Bedrijfscommissie Bestuur VVNH Stuurgroep Promotie & Voorlichting Commissie De Boer PBH (reservedatum) Commissie Arbo-overleg Bestuur SIVAG Ledenvergadering
1
’s middags in Almere ’s middag in Almere ’s middags in Almere ’s middags in Almere ’s ochtends in Woerden ’s middags in Almere ’s middags in Vianen ’s middags in Almere ’s middags in Almere ’s ochtends in Almere ’s ochtends in Almere Nog niet bekend
05-04-06 / no. 287
MEDEDELINGENMEDEDELINGENMEDEDELINGEN SOCIAAL
zullen de bezoeken uitvoeren. Uiteraard op basis van vrijwilligheid wordt een bedrijf doorgelicht op naleving van arboverplichtingen. U krijgt gratis verbetermaatregelen. Bedrijven met meer dan 10 werknemers worden actief benaderd. Zij krijgen binnenkort een schrijven en worden nadien gebeld voor een afspraak. Bedrijven met 10 werknemers of minder (loonsom ± 250.000,-) die een bezoek op prijs stellen kunnen contact met het secretariaat opnemen (Heidy Bergman).
CAO-boekje Het CAO-boekje is inmiddels beschikbaar en aan alle leden gestuurd. Indien u nog geen boekje ontvangen hebt kunt u contact opnemen met het secretariaat. Overigens is de tekst ook digitaal beschikbaar op de website van de VVNH, besloten deel onder Sociaal; boeken. (F. de Boer)
(F. de Boer)
Digitale leidraad Atex
Voorbeeldafspraak verbod op privé-gebruik auto van de zaak
Zoals u inmiddels wel zult weten betreft de Atex wetgeving voorschriften op het gebied van explosieveiligheid. De wetgeving is van belang voor alle ondernemers in de houtbranche. Daarom heeft SKH in opdracht van sociale partners in de Meubel-, Timmer- en houthandelbranche een digitale leidraad ontwikkeld aan de hand waarvan u eenvoudig zelf kunt vaststellen of u aan de Atexwetgeving voldoet en welke maatregelen u moet treffen. Dit gebeurt aan de hand van vragen die u met ja, nee of n.v.t. kunt beantwoorden. Achter de vragen wordt zo nodig uitleg gegeven. Documenten die u nodig hebt kunnen geprint worden. Een presentatie van de digitale leidraad vindt plaats op dinsdag 25 april a.s. om 14.30 uur. De locatie is nog niet bekend maar het zal in het midden van het land zijn. U kunt de datum vast in uw agenda noteren. U ontvangt nog bericht over de locatie. U kunt zich vast aanmelden d.m.v. bijgaand antwoordformulier.
Het ministerie van Financiën heeft in samenwerking met VNO-NCW een voorbeeldafspraak voor een ‘verbod op privé-gebruik’ voor auto’s van de zaak ontwikkeld. Op 1 januari 2006 is de fiscale bijtelling voor de (bestel)auto van de zaak overgeheveld van de inkomstennaar de loonbelasting. Daardoor moet een werkgever in beginsel 22 procent van de cataloguswaarde van een aan een werknemer ter beschikking gestelde auto van de zaak bij het loon tellen. Deze bepaling geldt voor personen- én bestelauto’s. Bij de bestelauto van de zaak kan bijtelling onder meer achterwege blijven als de werkgever de werknemer verbiedt de auto voor privédoeleinden te gebruiken. Het ministerie van Financiën heeft in samenwerking met VNO-NCW een voorbeeldafspraak tussen werkgever en werknemer van zo’n verbod op privé-gebruik opgesteld. Die voorbeeldafspraak is al bijlage bij deze Mededelingen gevoegd.
(F. de Boer)
(F. de Boer)
Arbo subsidie
Uitleg huidige pensioensituatie
Er is binnen het Arboconvenant nog steeds een fors bedrag beschikbaar voor investeringen ter verbetering van arbeidsomstandigheden. Als u een dergelijke investering hebt gedaan, neem dan contact op met het secretariaat (F. de Boer), zodat bezien kan worden of er een subsidiemogelijkheid is.
Er is de laatste maanden op pensioengebied veel gebeurd. De prepensioen-/VUT-regeling is verdwenen waarvoor in de plaats gekomen is opbouw van een verhoogd ouderdomspensioen. Wijziging heeft m.n. voor de hoger gesalarieerden tot behoorlijke inkomensgevolgen geleid. Ontwikkelingen in de laatste jaren hadden al tot hogere premies geleid. Om hier uitleg over te geven heeft het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds besloten een document te laten maken waarin puntsgewijs de belangrijkste wijzigingen zijn opgenomen. Het document is opgesteld door Watson Wyatt Brand & Co, de actuaris van het fonds. Het document is niet gericht op werknemer / deelnemer. Het is voor u een middel om aan uw werknemers uitleg te geven. Het document is als bijlage bij deze Mededelingen gevoegd.
(F. de Boer) Bedrijfsbezoeken Arbo Vanuit het arboconvenant is besloten om houthandelsbedrijven te bezoeken om bekendheid te geven aan wat er de laatste jaren binnen dit convenant is gerealiseerd. U kunt hierbij denken aan de oplossingenboeken, digitale RIE, quickscan werkdruk en het Kennis –en Reïntegratiecentrum (KRC). Medewerkers van het KRC Hout
(F. de Boer) 2
05-04-06 / no. 287
De laatste jaren verkeert pensioenland in een turbulente omgeving. Schommelingen op de aandelenbeurzen, verscherpt toezicht en wijzigingen in de belastingtechnische (fiscale) toelaatbaarheid van verschillende pensioenregelingen hebben ervoor gezorgd dat er het een en ander is gewijzigd. De voornaamste wijziging in de afgelopen periode die ons pensioenfonds treft is de integrale wijziging van de inhoud van de pensioentoezegging vanaf 1 januari 2006. Dit is niet alleen gepaard gegaan met wijzigingen in de toekomstige pensioenopbouw en pensioenleeftijd (en dus de uiteindelijke pensioenuitkering), maar ook met wijzigingen in de premiebetaling. Vanuit de bedrijfstak zijn wij als bestuur van het pensioenfonds, Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel, geconfronteerd met een fors aantal vragen hieromtrent. De meeste vragen hebben betrekking op de hoogte van de bruto en netto premie. Wij zijn ons als bestuur niet alleen bewust van onze taak als zorgdrager van de toekomstige pensioenen, maar ook van de informatieverstrekking op dat gebied. In deze notitie hebben wij dan ook puntsgewijs de belangrijkste wijzigingen opgenomen die hebben bijgedragen aan de situatie die vanaf heden geldt als de nieuwe uitgangspositie voor de toekomst. Wij hopen u langs deze weg voldoende te informeren1 over de achtergronden van de wijzigingen. Met vriendelijke groet, Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel
1
Het in dit schrijven gestelde kan alleen worden beschouwd als een informele toelichting op de wijzigingen in de pensioenregeling. Er kunnen geen rechten aan deze tekst worden ontleend.
Toezicht op pensioenfondsen •
Pensioenfondsen in Nederland zijn onderworpen aan het toezicht van de Nederlandsche Bank (dNB – voorheen de Pensioen- & Verzekeringskamer).
•
Dit toezicht betekent onder andere dat pensioenfondsen aan bepaalde “veiligheidsvoorschriften” dienen te voldoen voor wat betreft de reserveringen (de pot pensioengeld die minimaal aanwezig moet zijn), de te heffen premies en het aanhouden van buffers om toekomstige tegenvallers op te vangen. Het doel van dit toezicht; bescherming van de pensioenen van de werknemers.
•
Het toezicht is voor het eerst juridisch vastgelegd in de Pensioen- en Spaarfondenwet (PSW) uit 1953, maar de financiële uitwerking is pas voor het eerst echt nader uitgewerkt in de vorm van voorschriften in 1997.
•
Tot en met 2000 leek het goed te gaan in de pensioenwereld, totdat de beurskoersen tussen 2001 en 2003 fors daalden. Aangezien pensioenfondsen de pensioengelden (deels) beleggen in aandelen, om zo eventuele toekomstige pensioenindexaties2 te kunnen financieren, heeft dit een negatief effect gehad op de financiële gezondheid van de pensioenfondsen. Het pensioengeld nam door de koersdaling immers af, terwijl de toekomstige verplichtingen (pensioenuitkeringen) niet wijzigden.
•
De toezichthouder heeft daaropvolgend aan de bel getrokken en het toezicht eind 2002 aangescherpt. Hieruit kwam naar voren dat onder andere de ouderdomspensioenpremie van Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel (BpF Houthandel) omhoog moest van 13% van de pensioengrondslag3 in 2003, via 15% in 2004 naar 17% in 2005 en de jaren daarna. Tevens werd de indexatie beperkt. Dit allemaal om de financiële gezondheid van het fonds niet verder te verslechteren en om voldoende vet op de botten (buffers) te creëren om toekomstige tegenvallers op te kunnen vangen.
•
In 2005 (en eerdere jaren) heeft dNB gewerkt aan een verdere aanscherping en actualisering van het toezicht. Dit heeft ertoe geleid dat vanaf 1 januari 2007 het nieuw Financieel Toezichtkader (FTK) ingaat. Op basis van de eind 2005 geldende marktomstandigheden (beurskoersen en rentestanden4) betekent dit een verdere wijziging van de eisen aan de te vormen reserves en ook aan de te heffen premie. BpF Houthandel anticipeert in de premiestelling en de toetsing van de financiële gezondheid reeds op dit komende FTK.
•
Zou de ouderdomspensioenregeling ongewijzigd worden voortgezet, dan wordt ingeschat dat de premie van 17% (van de pensioengrondslag), als gevolg van de overgang naar het FTK, zou zijn gestegen naar rond 24% van de pensioengrondslag. Bovenop die ouderdomspensioenpremie komen nog de (aan het FTK aangepaste) prepensioenpremie en de Toeslagpremie.
2
Pensioenaangroei ter (gedeeltelijke) compensatie voor inflatie Salaris minus franchise (aftrekbedrag in verband met anticipatie op te ontvangen AOW) 4 Per einde 2005 was de marktrente relatief laag, waardoor pensioen (op basis van het FTK) duur wordt (er wordt dan minder toekomstig rendement op de pensioengelden verwacht, waardoor er meer moet worden ingelegd). 3
2
•
In het kader van het toezicht op het pensioenfonds dient ook te worden opgemerkt dat, bij de invoering van de prepensioen- en Toeslagregeling per 1 januari 2002, is besloten om de VUT-regeling bij het pensioenfonds onder in te brengen. Lopende VUT-uitkeringen zijn op dat moment overgenomen vanuit het VUT-fonds door het pensioenfonds. De VUT-regeling werd op omslagbasis gefinancierd. Dat wil zeggen dat de uitkeringen direct betaald werden door de premiebetalers. De premiebetaler spaarde dus als het ware niet voor zijn/haar eigen VUT-uitkering. Dit is ook gelijk het nadeel van een VUT-regeling; als de lasten, vanwege een steeds grotere groep uitkeringsgerechtigden en/of een kleinere groep premiebetalenden, hoger worden dan de premieontvangsten ontstaat er een financieringsprobleem. Door de VUT-regeling over te zetten naar een prepensioen- en Toeslagregeling zijn dit soort risico’s beperkt.
•
Op het moment van omzetting naar het pensioenfonds werd door dNB vereist dat alle toekomstige VUT-uitkeringen ineens gedekt werden. Daarvoor heeft het pensioenfonds reserves moeten opvoeren (vermogen “apart zetten”), hetgeen de bufferruimte voor tegenvallers heeft beperkt.
•
Door de financieringswijze van deze VUT-uitkeringen en de toekomstige Toeslaguitkeringen zou op een gegeven moment tijdelijk een tekortsituatie ontstaan, voor wat betreft deze regelingen. Dit zou weer goed worden gemaakt in latere jaren. dNB heeft in een later stadium (2004/2005) aangegeven problemen te hebben met deze financieringswijze.
Gewijzigde wetgeving •
Vanaf 1 januari 2006 heeft het kabinet de fiscale mogelijkheden met betrekking tot prepensioen en Toeslag (prepensioenaanvulling) voor alle pensioenregelingen in Nederland beperkt (Wet VUT Prepensioen en Levensloop – VPL).
•
In feite komt het erop neer dat er vanaf 1 januari 2006 geen nieuwe Toeslag of prepensioenrechten meer mogen worden toegekend aan de deelnemers. Met andere woorden; de toekenning van Toeslag en de opbouw van prepensioen wordt beëindigd (reeds over diensttijd tot en met 31 december 2005 opgebouwde prepensioenrechten blijven overigens gewoon bestaan).
•
Als een pensioenfonds toch Toeslag of prepensioenrechten toekent na 1 januari 2006, dan staan daar forse fiscale boetes op. Deze boetes zouden uiteindelijk hebben geresulteerd in een flinke premiestijging.
•
Het kabinet heeft een overgangscategorie aangewezen die wel nog in aanmerking kan komen voor Toeslag en/of prepensioen. Dat zijn de deelnemers die per 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn (55+ deelnemers), oftewel die zijn geboren vóór 1 januari 1950.
3
•
Zouden CAO-partijen hebben besloten de pensioenregeling voor 55+ deelnemers ongewijzigd te laten (daar was immers de mogelijkheid toe) en voor de overige deelnemers (55- deelnemers) aan te passen door de Toeslag en prepensioenregeling af te schaffen (fiscaal vereist), dan zou een vreemde situatie zijn ontstaan. Namelijk dat 55+ deelnemers nog op leeftijd 60 met prepensioen konden gaan, maar dat 55- deelnemers moesten doorwerken tot 65 jaar (afgezien van een relatief klein prepensioen – opgebouwd tussen 1 januari 2002 en 31 december 2005). Deze ongelijkheid tussen 55+ en 55- vonden CAOpartijen niet gewenst.
•
Er is uiteindelijk besloten om de Toeslag en prepensioenregeling volledig af te schaffen per 1 januari 2006 (zowel voor 55+ als voor 55-)5.
•
Om de deelnemers toch te compenseren voor deze achteruitgang in de toekomstige pensioenopbouw hebben partijen afgestemd om de ouderdomspensioenregeling te verbeteren.
•
Het uitgangspunt bij het opstellen van de verbeterde ouderdomspensioenregeling was dat het premieniveau dat tot en met 31 december 2005 door het fonds werd geheven gemiddeld genomen ook na 1 januari 2006 zou blijven gelden. Op totaalbasis (ouderdomspensioen, prepensioen en Toeslag) bedroeg de totaalpremie gemiddeld genomen ruim 17% van het salaris6.
•
Als gevolg van het verscherpte toezicht van dNB en het op een andere manier spreiden van de pensioenopbouw in de tijd werd duidelijk dat het niet mogelijk was een pensioenregeling op te zetten die bij benadering dezelfde pensioenaanspraken vanaf leeftijd 60 zou geven als in de huidige regeling, als de premie niet hoger mocht zijn (zoals reeds opgemerkt was het overigens ook niet mogelijk de tot en met 31 december 2005 geldende regeling voort te zetten tegen hetzelfde premieniveau).
•
Gegeven deze randvoorwaarden (maximale premieheffing op totaalniveau en gestegen kostprijs van het pensioen) hebben CAO-partijen geprobeerd een zo gunstig mogelijke regeling voor de deelnemers te realiseren.
Samenvatting wijzigingen pensioenregeling en nieuwe premiestelling •
Zoals reeds opgemerkt hebben CAO-partijen besloten de toekomstige opbouw in de ouderdomspensioenregeling te verbeteren, om zo het vervallen van de toekomstige prepensioenopbouw deels te compenseren. Dit is enerzijds gebeurd door het opbouwpercentage te verhogen van 1,75% naar 2,05% en anderzijds door de franchise te verlagen van 18.162 naar 16.300 (waardoor de basis waarover pensioenopbouw plaatsvindt – de pensioengrondslag – toeneemt). Het op deze manier extra op te bouwen ouderdomspensioen kan gebruikt worden om eerder te stoppen met werken. De premie in 2006 voor dit pensioen is gelijk aan 26,6% van de (door de lagere franchise gewijzigde) pensioengrondslag
5
Behalve voor die deelnemers die reeds aanspraak maakten op een prepensioen/toeslaguitkering of deelnemers die in 2005 een uitkering voor 2006 hebben aangevraagd. 6 Let op: de ouderdomspensioenpremie bedroeg 17% van de pensioengrondslag, maar de ouderdomspensioen- , prepensioen- en Toeslagpremie tezamen bedragen ruim 17% van het salaris.
4
•
Deze aanpassing biedt voor jonge deelnemers een (gedeeltelijke) compensatie voor het gemiste prepensioen, aangezien zij nog lang kunnen genieten van de verbeterde toekomstige ouderdomspensioenopbouw. Voor oudere deelnemers is de verbeterde toekomstige opbouw onvoldoende vanwege de relatief korte toekomst tot de pensioendatum.
•
Er is daarom besloten om ook de reeds per 31 december 2005 opgebouwde pensioenen op te hogen (optrek), voor zover de fiscus dit toestaat. De gehanteerde maatstaf hierbij is de verhouding tussen de nieuwe opbouw (hoger opbouwpercentage en lagere franchise) en de oude opbouw (zoals die gold tot en met 31 december 2005)7. Aangezien oudere deelnemers over het algemeen veel opgebouwde pensioenen hebben bij het fonds, als gevolg van een lange diensttijd, worden zij op deze wijze gecompenseerd (volledigheidshalve: de optrek geldt niet alleen voor de oudere, maar ook voor de jongere deelnemers, alhoewel het voor hen minder impact zal hebben). Deze extra ouderdomspensioenaanspraken worden overigens pas toegekend op het moment dat een deelnemer met pensioen gaat (doch uiterlijk op 31 december 2020). Bij tussentijds ontslag vervalt het “optrekpensioen”. Na toekenning kan ook dit pensioen gebruikt worden om eerder te stoppen met werken. De premie voor deze optrek bedraagt 2,6% van de (door de lagere franchise gewijzigde) pensioengrondslag. De premie zal na 15 jaar vervallen (na 2020).
•
Met behulp van bovenstaande twee verbeteringen (verbetering toekomstige opbouw en optrek) kan gemiddeld genomen een pensioenleeftijd worden bereikt van tegen de 63 jaar, zodanig dat de uitkering na die leeftijd gelijk is aan de uitkering die zou zijn ontstaan vanaf leeftijd 60 bij voortzetting van de tot 31 december 2005 geldende regeling. Niet elke deelnemer komt in de buurt van leeftijd 63 uit. Dit is onder andere sterk afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer op het overgangsmoment (1 januari 2006) en de verstreken diensttijd binnen de bedrijfstak.
•
Om te voorkomen dat deelnemers, die eind 2005 dicht tegen de prepensioenleeftijd van 60 jaar aanzaten, ineens met een aanzienlijke verschuiving in de prepensioenleeftijd geconfronteerd zouden worden, is een garantie ingesteld. Deze garantie leidt ertoe dat deze deelnemers een gegarandeerd prepensioen hebben vanaf een ingangsleeftijd die afhankelijk is van de leeftijd op 31 december 2004. De ingangsleeftijd is als volgt bepaald: Leeftijd 31-12-2004 60 59 58 57
Ingangsleeftijd 60 60 61 62
De premie voor deze garantie bedraagt 2,9% van het salaris en wordt na 7 jaar vanaf 2006 beëindigd.
7
Hierbij dient overigens wel aan bepaalde fiscale vereisten te worden voldaan, maar over het algemeen kan genoemde verhouding als een redelijke benadering van het optrekbedrag worden beschouwd.
5
•
Deze wijzigingen in de pensioenregeling hebben ertoe geleid dat de gemiddelde premie op totaalniveau nog steeds ruim 17% van het salaris bedraagt (op basis van de marktomstandigheden per 31 december 2005), conform de wens van CAO-partijen.
•
Gemiddeld genomen op totaalniveau is er qua premiebetaling dus niets gewijzigd. Per individu en per onderneming kan het echter wel schelen. Dit komt doordat de premiebasis is gewijzigd. De premie van het ouderdomspensioen is nu namelijk gebaseerd op een hogere pensioengrondslag (door de lagere franchise). De premie voor het prepensioen was een percentage van het salaris (4,9% in 2005), maar bestaat niet meer. De Toeslagpremie is omgezet van 5% van het salaris naar een “optrekpremie” van 2,6% van de pensioengrondslag en een garantiepremie van 2,9% van het salaris (over een kortere periode). Er is becijferd dat de bruto pensioenpremie bij een bruto salaris van 32.155 gelijk blijft. Regeling tot en met 31 december 2005 OP 17% x (32.155 -/- 18.162) 2.379 PREP 4,9% x 32.155 1.575 Toeslag 5,0% x 32.155 1.608 Totaal 5.562
OP Optrek Garantie Totaal
Regeling vanaf 1 januari 2006 26,6% x (32.155 -/- 16.300) 2,6% x (32.155 -/- 16.300) 2,9% x 32.155
4.217 412 933 5.562
Voor andere salarissen zal er een verschuiving in de bruto premie optreden. Daar staat overigens wel tegenover dat er ook een verschuiving in de pensioenopbouw optreedt. Over het algemeen geldt; des te hoger de premiebasis, des te hoger de pensioenopbouw. •
In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat de oude ouderdoms- en prepensioenregeling deels zijn vervangen door de verbeterde/verruimde ouderdomspensioenregeling. De oude toeslagregeling is deels vervangen door de optrekregeling en de garantieregeling. De oude Toeslagregeling was begrensd voor wat betreft de toezegging/uitkering en de premiebetaling. Als basis voor de vaststelling van het maximum gold in 2005 een salaris van 65.130. Dit maximum is vanaf 1 januari 2006 losgelaten (uit de regeling verwijderd). Dat betekent voor deelnemers met een salaris boven de 65.130 een relatieve toename in de premie, maar ook in de betreffende pensioentoezegging. De toezegging is immers ook niet meer begrensd.
~
6
Digitale leidraad Atex Dinsdag 25 april a.s. 14.30 uur
Wij nemen met ………….. person(en) deel aan de presentatiemiddag “Digitale leidraad Atex”
Bedrijf: Person(en): • • • • Emailadres:
S.v.p. dit formulier faxen aan: Vereniging Van Nederlandse Houtondernemingen T.a.v.: mevrouw Wilma van Kreuningen Faxnummer: 036 – 532 10 29 *****
VOORBEELDAFSPRAAK Aanvulling op de arbeidsovereenkomst inzake verbod op privé-gebruik van de ter beschikking gestelde bestelauto
De ondergetekenden: A. [ NAW-gegevens + loonheffingennummer]…………………….…………, hierna te noemen werkgever en B. [ NAW-gegevens + sofinummer + functie]………………………...…….., hierna te noemen werknemer zijn het volgende overeengekomen. Artikel 1. Ter beschikking gestelde bestelauto De werkgever heeft met ingang van ………………………de volgende bestelauto aan de werknemer ter beschikking gesteld: (Merk, type, kenteken en waarde van de bestelauto inclusief BTW en – voor bestelauto's aangeschaft m.i.v. 1 juli 2005 – BPM) Artikel 2. Verbod op privé-gebruik Het is de werknemer niet toegestaan om de bestelauto voor privé-doeleinden te gebruiken. Artikel 3. Toezicht op naleving door de werkgever De werkgever houdt voldoende toezicht op de naleving van het verbod op privé-gebruik van de bestelauto. Artikel 4. Sancties Indien uit welke hoofde dan ook door de werkgever wordt geconstateerd dat het verbod op privé-gebruik door de werknemer wordt overtreden dan worden de volgende sancties opgelegd: 1. De werkgever legt de werknemer een boete op van € ……….. per geconstateerde overtreding alsmede een bedrag van € ……… per verreden privé-kilometer . Deze boete wordt op het netto loon van de werknemer ingehouden. 2. Ingaande de datum van de geconstateerde overtreding wordt de waarde van het privégebruik (22% van de waarde van de bestelauto) van de bestelauto tijdsevenredig tot het loon van de werknemer gerekend, voor de tijdvakken van het kalenderjaar waarvoor de aangiftetermijn is verstreken dienen correctieberichten op de loonaangifte te worden opgemaakt, tenzij de werknemer aan de werkgever alsnog overtuigend kan bewijzen dat de ter beschikking gestelde bestelauto in het kalenderjaar niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. 3. Alle verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet alsmede de boete en de heffingsrente die voortvloeien uit de overtreding van het verbod op privé-gebruik verhaalt de werkgever op de werknemer. De werkgever kan ervoor kiezen om (geheel of gedeeltelijk) van verhaal af te zien voorzover hij niet heeft voldaan aan de in
artikel 3 neergelegde verplichting tot het houden van voldoende toezicht. 4. Indien het verbod op privé-gebruik herhaaldelijk wordt overtreden dan kan dit naast de hiervoor beschreven sancties ook andere disciplinaire maatregelen en eventueel ontslag uit de dienstbetrekking tot gevolg hebben. Artikel 5. Tijdsduur Deze overeenkomst gaat in op ………………………… en is voor onbepaalde tijd overeengekomen / van toepassing tot …………………………. (doorhalen wat niet van toepassing is). Artikel 6. Overige bepalingen 1. Bij deze overeenkomst hoort een toelichting die onlosmakelijk deel van de overeenkomst uitmaakt. Werkgever en werknemer verklaren bekend te zijn met de inhoud en strekking van deze toelichting. 2. Wijzigingen en/of aanvullingen die betrekking hebben op deze overeenkomst dienen direct te worden gemeld en schriftelijk door zowel werkgever als werknemer te worden bevestigd. 3. De werkgever en de werknemer verklaren door ondertekening akkoord te gaan met de inhoud van deze overeenkomst en deze zorgvuldig na te leven. 4. Aan het opleggen van de sancties zal strikt de hand worden gehouden. 5. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst vermeldt de werkgever in de aangifte loonheffingen bij de gegevens van de werknemer code 1 (afspraak privé-gebruik auto). Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend te …………………. op ……………………2006.
Handtekening werknemer
Handtekening werkgever
Naam werknemer werkgever
Naam en functie gemachtigde van
Toelichting voorbeeldafspraak verbod privé-gebruik bestelauto Algemeen Dit model is een voorbeeld van een mogelijke afspraak tussen werkgever en werknemer om een verbod op privé-gebruik van een bestelauto in te stellen als bedoeld in artikel 13bis, lid 3 van de Wet op de loonbelasting 1964. Desgewenst kan een afspraak tussen werkgever en werknemer, waarbij wel of niet van dit voorbeeld gebruik is gemaakt, ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Belastingdienst-Oost/kantoor Winterswijk, landelijk coördinatiepunt privé-gebruik auto (hierna: het coördinatiepunt pga). Adres: antwoordnummer 403, 7100WB Winterwijk. In verband met de eenheid van beleid en uitvoering verzorgt dit coördinatiepunt de uitvoering van dit model, alsmede de afstemming met de bevoegde inspecteur. Voorzover afspraken worden voorgelegd die afwijken van dit voorbeeld, is een werkgever verplicht om de afwijkingen inzichtelijk aan te geven. Artikel 1. Ter beschikking gestelde bestelauto Duidelijk dient te worden vastgelegd op welke bestelauto het verbod op privé-gebruik betrekking heeft. Zie deel I-A van het kentekenbewijs - voorheen deel I - of sprake is van een bestelauto. Artikel 2. Verbod op privé-gebruik Privé-doeleinden omvat alle verreden kilometers die niet als zakelijk zijn aan te merken. In dit verband worden de voor het woon-werkverkeer verreden kilometers volgens de meest gebruikelijke weg als zakelijk beschouwd. Als de meest gebruikelijke weg is volgens de jurisprudentie aan te merken: de weg die door het merendeel van de autobestuurders zou worden gevolgd. Artikel 3. Toezicht op naleving door de werkgever De werkgever is gehouden om voldoende toezicht te houden op de naleving door de werknemer van het verbod. Voorbeelden van controlemiddelen van de werkgever zijn: • controle op de kilometerstanden; • controle op de black-boxregistratie (indien van toepassing); • controle op de boetes vanwege verkeersovertredingen buiten werktijd; • controle op de schademeldingen buiten werktijd; • controle op het tanken van brandstof; • controle op de meldingen van de leasemaatschappij (indien van toepassing). Maakt controle op de kilometerstanden (dan wel de black-boxregistratie) en het brandstofverbruik onderdeel uit van het toezicht van de werkgever, dan moet die controle met enige regelmaat plaatsvinden. De frequentie hangt onder meer af van het reispatroon en de mate van gebruik. Een onregelmatig reispatroon met een intensief gebruik vereist meer toezicht dan een regelmatig reispatroon. Ter beperking van de administratieve lasten kan, afhankelijk van de aard en/of omvang van de onderneming in overleg met de Belastingdienst het toezicht steekproefsgewijs plaatsvinden. Het coördinatiepunt pga is hiervoor het aanspreekpunt. De controle door de werkgever moet zijn te relateren aan de aanwezige agenda’s, werkroosters of werkstaten, vakantieoverzichten, ziekte- en verlofstaten, benzinebonnen, garagenota’s en dergelijke.
De werkgever is zelf verantwoordelijk voor het houden van voldoende toezicht (zie hierna "Gevolgen onvoldoende toezicht/niet naleven verbod"). Het is mogelijk om over vormen van toezicht afspraken te maken met de Belastingdienst. Ook hiervoor is het coördinatiepunt pga het aanspreekpunt. De werkgever legt de maatregelen en de uitkomsten die voortvloeien uit het toezicht schriftelijk vast en bewaart deze bij de loonadministratie. Geconstateerde afwijkingen en verschillen moeten van een motivering zijn voorzien of moeten zijn te relateren aan een toegepaste sanctie. Gevolgen onvoldoende toezicht/niet naleven verbod Wanneer het passende toezicht op het verbod door de werkgever blijkt te ontbreken dan is dit in eerste instantie aan de werkgever te wijten. De Belastingdienst legt dan aan de werkgever een correctieverplichting op voor de bijtelling van het voordeel van het privégebruik van de ter beschikking gestelde auto. Voor zover van toepassing komen de eventuele boete en de heffingsrente voor rekening van de werkgever. Het is ook mogelijk dat de Belastingdienst constateert dat de werknemer het verbod niet naleeft, terwijl de werkgever redelijkerwijs voldoende toezicht heeft gehouden. Ook in dit geval wordt de werkgever een correctieverplichting opgelegd voor de bijtelling wegens privé-gebruik van de ter beschikking gestelde auto, en voorzover van toepassing, ook de boete en heffingsrente. Op grond van artikel 4 onderdeel 3 van de overeenkomst kan de werkgever voor de LB, PHvv, Zvw-bijdrage, heffingsrente en de boete dan verhaal plegen op de werknemer. Wel heeft de werknemer in dit geval recht op de vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De werkgever kan dit financiële aspect desgewenst verdisconteren in de sanctie voor de werknemer of in de hoogte van een eventuele eigen bijdrage die een werknemer verschuldigd wordt bij privé-gebruik. Artikel 4. Sancties De toegepaste sancties dienen te worden geadministreerd en bij de loonadministratie te worden bewaard. De werkgever dient een passende sanctie op te leggen als de werknemer het verbod overtreedt. De Belastingdienst kan niet in de beoordeling treden van een eventuele sanctie van arbeidsrechtelijke aard die werkgever en werknemer overeenkomen. Een sanctie wordt in ieder geval passend geacht als een geldboete wordt opgelegd die in verhouding staat met de te betalen belasting in verband met de bijtelling. De Belastingdienst acht de realiteitswaarde van de sanctie voldoende als ten minste € 300 per overtreding en € 1 per verreden kilometer in de overeenkomst wordt opgenomen. De sanctie mag echter niet nietig of vernietigbaar zijn, bijvoorbeeld wegens strijd met de artikelen 7:650 en 7:651 van het Burgerlijk Wetboek. Of dat het geval is staat ter beoordeling van de werkgever zelf. Artikel 5. Tijdsduur Het is niet bezwaarlijk om de overeenkomst voor onbepaalde tijd te laten gelden. Echter in geval van gewijzigde omstandigheden, bijvoorbeeld bij wijziging van de ter beschikking gestelde auto, dient de overeenkomst te worden aangepast.
Artikel 6. Overige bepalingen Alle vastleggingen betreffende het verbod op privé-gebruik en het uitgeoefende toezicht dienen bij de loonadministratie te worden bewaard en voor controle beschikbaar te blijven. De gegevens dienen gedurende zeven jaar na afloop van het kalenderjaar waarin het verbod van toepassing was te worden bewaard, tenzij daarover met de Belastingdienst andere afspraken zijn gemaakt op basis van specifieke feiten en omstandigheden van de werkgever. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst moet de werkgever in de aangifte loonheffingen bij de gegevens van de werknemers code 1 vermelden vanwege de afspraak met de werknemer (= aanvulling code 1).