EUROPEES PARLEMENT
2009 - 2014
Commissie verzoekschriften
8.10.2010
MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft:
1.
Verzoekschrift 0994/2008, ingediend door Stathis Trachanatzis (Griekse nationaliteit), namens "Somateio" (vereniging van werknemers bij de onderneming Rilken-Henkel), over het gebrek aan handhaving door de onderneming Rilken-Henkel van de communautaire bepalingen betreffende gezondheid en veiligheid op het werk
Samenvatting van het verzoekschrift
Indiener vestigt de aandacht op de onaanvaardbare situatie die bestaat bij de onderneming Rilken-Henkel, en niet in de laatste plaats op het grote aantal arbeidsongevallen. Indiener wijst erop dat de onderneming het niet zo nauw neemt met de bepalingen in Richtlijn 89/391/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, volgens welke richtlijn de werkgever verplicht is om in alle omstandigheden die verband houden met het werk, de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te garanderen, en om als onderdeel van zijn verantwoordelijkheid de maatregelen te nemen die nodig zijn ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, met inbegrip van maatregelen ter preventie van beroepsrisico's, voor informatie en opleiding te zorgen alsmede voor de organisatie en de benodigde middelen. Indiener benadrukt tevens dat de bedrijfsleiding van Rilken-Henkel op geen enkel moment artikel 11 van de richtlijn heeft nageleefd, waarin wordt bepaald dat de werkgever de werknemers en/of hun vertegenwoordigers moet raadplegen en hen in staat moet stellen deel te nemen aan de behandeling van vraagstukken die betrekking hebben op de veiligheid en de gezondheid op het werk. Indiener verzoekt daarom het Europees Parlement om in te grijpen en om ervoor te zorgen dat het recht van de betreffende werknemers op gezondheid en veiligheid op het werk wordt gerespecteerd.
CM\834706NL.doc
NL
PE423.690v03-00 In verscheidenheid verenigd
NL
2.
Ontvankelijkheid
Ontvankelijk verklaard op 1 december 2008. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel 192, lid 4 van het Reglement). 3.
Antwoord van de Commissie, ontvangen op 20 maart 2008.
Indiener vertegenwoordigt de werknemersvereniging bij de ondernemingen Rilken (een naamloze vennootschap voor cosmetica) en Henkel Hellas (een naamloze handelsvennootschap). Hij verklaart dat in de gezamenlijke magazijnen van Henkel en Rilken, die op 1 maart 2006 in Loutsa/Mandra in Attica werden opgezet en die worden beheerd door Henkel Hellas, gedurende de periode van 1 maart 2006 t/m 6 juni 2008 vijf bedrijfsongevallen plaatsvonden en dat er in diezelfde periode sprake was van nog een bedrijfsongeval in het gebouw van Rilken in Kifisia. Uit de door indiener opgestelde lijst van gewonde werknemers kan worden opgemaakt dat betrokkenen vanwege deze ongevallen tussen 7 dagen en 5 maanden niet op het werk zijn verschenen. In de lijst wordt gewag gemaakt van twee beenverwondingen, twee gevallen waarin medewerkers een arm braken, één geval waarin een medewerker een arm en een been brak, en één geval van een gebroken vinger. Vijf van de ongelukken schijnen te zijn veroorzaakt door een vorkheftruck van het merk Clark. Indiener beweert dat de onderneming Henkel inbreuk heeft gemaakt en blijft maken op Richtlijn 89/391/EEG1 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, met name op artikel 5, lid 1, artikel 6 en artikel 11, aangezien het bedrijf ondanks de door de bevoegde diensten van het ministerie van Arbeid uitgevoerde inspecties en ondanks opgelegde boetes op bepaalde activiteitenterreinen nog steeds de gezondheid en het leven van werknemers in gevaar brengt doordat het, ook nog na de bovengenoemde ongevallen die sinds 1 maart 2006 in de nieuwe magazijnen van Henkel hebben plaatsgevonden, in strijd handelt met de Griekse en de Europese wetgeving. Ter staving hiervan voegt indiener foto's bij die tussen oktober 2007 en april 2008 zijn gemaakt. Indiener blijft erbij dat het bedrijf, in plaats van maatregelen te nemen ter bescherming van de gezondheid en veiligheid van zijn werknemers, na elk ongeval getracht heeft dit geheim te houden voor de autoriteiten, die volgens indiener uiteindelijk ofwel door hemzelf zijn ingelicht of door het bedrijf nadat indiener daartoe de nodige druk had uitgeoefend. Indiener wijst erop dat de meeste ongelukken in de nieuwe magazijnen plaatshadden bij het gebruik van automatische of met de hand bediende vorkheftrucks, die ofwel niet geschikt waren voor het beoogde doel of niet over de nodige toegelaten kooien beschikken voor het heffen van personen, enz. Hij merkt op dat het bedrijf na het ongeval met één van de werknemers mogelijk niet gebruik heeft gemaakt van een hoogwerker voor het heffen van personen, maar van een nieuwe kooi waarin de bediener van de vorkheftruck plaats neemt. Hij geeft hiervan enkele voorbeelden. Volgens indiener staat vast dat Henkel onder meer inbreuk maakt op artikel 5, lid 1 van Richtlijn 89/391/EEG, waarin is bepaald dat "de werkgever verplicht [is] te zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met het werk verbonden aspecten". 1
PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
PE423.690v03-00
NL
2/11
CM\834706NL.doc
Bovendien beweert indiener dat Henkel inbreuk maakt op artikel 6 van Richtlijn 89/391/EEG wat betreft de bepalingen over het voorkomen van risico's, het evalueren van risico's en de bestrijding van risico's, aanpassing van het werk aan de mens, enz. Indiener stelt ook dat Henkel inbreuk maakt op artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG wat betreft de bepalingen inzake de raadpleging over vraagstukken die betrekking hebben op de veiligheid en de gezondheid op het werk, vanwege het feit dat hij, in zijn functie als werknemersvertegenwoordiger op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, fysiek bedreigd en twee keer intern overgeplaatst en lager ingeschaald werd en andere represailles te verduren kreeg. Toen in 2006 het nieuwe magazijn in bedrijf werd genomen, werd volgens indiener bovendien de bedrijfsarts ontslagen die sinds vele jaren aan Rilken verbonden was. Indiener verklaart dat deze arts zijn medische taken bijzonder nauwgezet uitvoerde en het bedrijf ertoe aanspoorde de wet na te leven. Indiener merkt op dat de arts zijn ontslag voor de rechter heeft aangevochten en dat hij volgens een vonnis van mei 2008 ten onrechte uit zijn functie was ontheven en opnieuw moest worden aangesteld. Indiener verwijst naar Richtlijn 89/391/EEG, die in dit verband inderdaad relevant is. Zoals indiener zegt, heeft de werkgever krachtens Richtlijn 89/391/EEG de algemene plicht te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers in alle met het werk verbonden aspecten. De werkgever moet derhalve waarborgen dat de werkomgeving en de werkomstandigheden veilig zijn. Met betrekking tot het voorkomen, evalueren en bestrijden van risico's bepaalt artikel 6, lid 1 van Richtlijn 89/391/EEG dat de werkgever de nodige maatregelen moet treffen voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, met inbegrip van de maatregelen ter preventie van beroepsrisico's. Artikel 6, lid 2 van Richtlijn 89/391/EEG bepaalt dat de werkgever bij de tenuitvoerlegging van deze maatregelen algemene preventieprincipes in acht dient te nemen, zoals het voorkomen van risico's, het evalueren van risico's die niet kunnen worden voorkomen; bestrijding van de risico's bij de bron; aanpassing van het werk aan de mens, met name voor wat betreft keuze van werkuitrusting. Artikel 6, lid 3 van Richtlijn 89/391/EEG bepaalt dat de werkgever de risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers moet evalueren, met inbegrip van de keuze van de werkuitrusting. Op grond van deze evaluatie en voor zover nodig moet de werkgever in de preventieactiviteiten en de gebruikte werk- en productiemethoden, wanneer hij een werknemer met de uitvoering van een taak belast, de bekwaamheid van de betrokken werknemer op het gebied van veiligheid en gezondheidsbescherming in aanmerking nemen en de nodige maatregelen treffen opdat alleen werknemers die passende instructies hebben gekregen, tot de zones met ernstige en specifieke gevaren toegang hebben. Daarnaast moet worden verwezen naar een bijzondere, krachtens Richtlijn 89/391/EEG vastgestelde richtlijn die van toepassing is op de door indiener aangehaalde feiten, namelijk Richtlijn 89/655/EEG1 van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van 1
PB L 393 van 30.12.1989, blz. 13.
CM\834706NL.doc
3/11
PE423.690v03-00
NL
arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats, zoals gewijzigd bij Richtlijn 95/63/EG1 en Richtlijn 2001/45/EG2. Artikel 3 van Richtlijn 89/655/EEG bepaalt dat de werkgever de nodige maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat arbeidsmiddelen die in de onderneming en/of de inrichting ter beschikking van de werknemers worden gesteld, geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast, zodat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tijdens het gebruik van deze arbeidsmiddelen kunnen worden gewaarborgd. Bij de keuze van de arbeidsmiddelen die hij overweegt te gebruiken, dient de werkgever rekening te houden met de arbeidsomstandigheden en de specifieke kenmerken van de arbeid en met de in de onderneming en/of inrichting, met name op de werkplek, bestaande risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en/of de risico's die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik van de desbetreffende arbeidsmiddelen. Wanneer het niet mogelijk is de veiligheid en de gezondheid van de werknemers aldus volledig te waarborgen bij het gebruik van arbeidsmiddelen, moet de werkgever passende maatregelen treffen om de risico's tot een minimum te beperken. Punt 3.1.2. van bijlage II bij Richtlijn 89/655/EEG bepaalt dat het hijsen/heffen van werknemers uitsluitend is toegestaan met behulp van speciaal daarvoor bestemde arbeidsmiddelen en dat bij wijze van uitzondering niet daarvoor bestemde arbeidsmiddelen mogen worden gebruikt voor het hijsen/heffen van werknemers, mits passende maatregelen zijn genomen om de veiligheid te waarborgen, overeenkomstig de nationale wetgevingen en/of praktijken die in passend toezicht voorzien. Indien in dit geval een arbeidsmiddel, bijvoorbeeld een vorkheftruck, niet geschikt is voor het uit te voeren werk of daartoe niet behoorlijk is aangepast, zou er dus sprake kunnen zijn van een inbreuk op de bepalingen tot omzetting in Grieks recht van punt 3.1.2. van bijlage II bij Richtlijn 89/655/EEG3. Om dit te kunnen beoordelen zijn evenwel nadere gegevens nodig. Er zij echter op gewezen dat EU-richtlijnen in de lidstaten in nationaal recht moeten worden omgezet en ten uitvoer moeten worden gelegd. Dit is in Griekenland gebeurd in de vorm van een aantal wetten, presidentiële decreten en ministeriële besluiten. Het Griekse recht kent derhalve toepasselijke bepalingen. In dit verband moet echter worden gezegd dat de bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG en de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen minimumvereisten formuleren en dat het de lidstaten vrijstaat bepalingen in te voeren of te handhaven die een nog grotere bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk bieden. Bovendien is het belangrijk om te onderstrepen dat het de taak is van de bevoegde nationale autoriteiten om toe te zien op de tenuitvoerlegging van nationale wetgeving tot omzetting van de EU-richtlijnen. Indiener verklaart dat de desbetreffende diensten van het ministerie van Arbeid controles hebben uitgevoerd en boetes hebben opgelegd.
1
PB L 393 van 30.12.1989, blz. 13. PB L 195 van 19.7.2001, blz. 46. 3 Punt 3.1.2 van bijlage II bij presidentieel decreet nr. 89/1999 tot wijziging van presidentieel decreet nr. 395/94 (tot omzetting van Richtlijn 89/655/EEG) en tot omzetting van Richtlijn 95/63/EG, FEK nr. 94 van 13.5.1999, blz. 1699. 2
PE423.690v03-00
NL
4/11
CM\834706NL.doc
Het lijkt er dus op dat de bevoegde Griekse autoriteiten maatregelen hebben genomen om de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 89/391/EEG af te dwingen. Volgens indiener is het probleem gelegen in het feit dat het bedrijf geen maatregelen heeft genomen om de gezondheid en de veiligheid van zijn werknemers te beschermen, maar in plaats daarvan na elk ongeluk heeft geprobeerd dit geheim te houden voor de autoriteiten, die uiteindelijk ofwel door indiener zijn ingelicht of door het bedrijf nadat indiener daartoe de nodige druk had uitgeoefend, en dat Henkel "op bepaalde activiteitenterreinen nog steeds de gezondheid en het leven van werknemers in gevaar brengt doordat het, ook nog na de vele ongevallen [...] in strijd handelt met de Griekse en de Europese wetgeving". In dit verband zij erop gewezen dat de werkgever krachtens artikel 9, lid 1, onder c) en d) van Richtlijn 89/391/EEG "een lijst [moet] bijhouden van arbeidsongevallen welke voor de werknemer hebben geleid tot een arbeidsongeschiktheid van meer dan drie werkdagen" en "overeenkomstig de nationale wetten en praktijken rapporten [moet] opstellen ten behoeve van de bevoegde autoriteiten over de arbeidsongevallen die zijn werknemers zijn overkomen". De door indiener verstrekte informatie lijkt er dus op te wijzen dat de werkgever de Griekse bepalingen tot omzetting van artikel 9, lid 1, letters c) en d) van Richtlijn 89/391/EEG niet heeft nageleefd. Het is niet helemaal duidelijk of indiener verder werk van deze zaak heeft gemaakt en de mogelijkheden op nationaal niveau heeft uitgeput door (opnieuw) contact op te nemen met de Griekse arbeidsinspectie of een Griekse rechtbank om daar een klacht in te dienen over het gedrag van het bedrijf nadat dit reeds boetes had gekregen. Indien gedurende de relatief korte periode van 1 maart 2006 tot 6 juni 2008 vijf arbeidsongevallen in de magazijnen van Henkel en Rilken in Loutsa/Mandra, naast één arbeidsongeval bij Rilken in Kifisia, hebben plaatsgevonden en vijf van deze ongelukken dezelfde oorzaak hadden (vorkheftrucks) en tot ernstig letsel hebben geleid (hoofdzakelijk arm- en beenletsel) zou dit erop kunnen duiden dat de werkgever zijn plichten in verband met de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk niet is nagekomen en dat hij de preventiebeginselen niet in acht heeft genomen. Om deze kwestie te kunnen analyseren, zijn evenwel nadere gegevens nodig. Weliswaar dienen individuele gevallen, voor zover deze geen aanwijzing vormen voor een algemene praktijk, door middel van nationale bestuurlijke en juridische procedures te worden opgelost. Toch zal de Commissie de Griekse autoriteiten een brief sturen waarin zij om uitvoerige informatie over deze zaak verzoekt. Hiervoor moet indiener echter eerst schriftelijk om toestemming worden verzocht, aangezien zijn identiteit door een dergelijke brief bekend zou kunnen worden, zelfs als zijn naam daarin niet wordt genoemd. Met betrekking tot de beschuldiging van indiener dat hij, in zijn functie als werknemersvertegenwoordiger op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, fysiek werd bedreigd en andere represailles te verduren kreeg, zij erop gewezen dat werknemers en werknemersvertegenwoordigers krachtens artikel 11, lid 4 van Richtlijn 89/391/EEG geen nadeel mogen ondervinden van hun activiteiten betreffende deelneming en raadpleging in verband met alle maatregelen die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de CM\834706NL.doc
5/11
PE423.690v03-00
NL
veiligheid en de gezondheid, de aanwijzing van werknemers en de activiteiten inzake de bescherming tegen en voorkoming van beroepsrisico's, enz. Noch mogen zij worden benadeeld wanneer zij gebruik maken van het recht de werkgever om passende maatregelen te verzoeken, en hem in die zin voorstellen te doen, om alle risico's voor de werknemers te ondervangen en/of de bronnen van gevaar uit te schakelen. Als indiener vanwege activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 4 van Richtlijn 89/391/EEG daadwerkelijk fysiek is bedreigd, twee keer intern is overgeplaatst en lager ingeschaald is en andere represailles te verduren heeft gekregen, is dit in strijd met artikel 11, lid 4 van Richtlijn 89/391/EEG. Er zijn echter nadere gegevens nodig om dit aan te tonen. De Commissie zal in voornoemde brief aan de Griekse autoriteiten om uitvoerige informatie verzoeken. De zaak van de ontslagen bedrijfsarts schijnt door een Griekse rechtbank te zijn behandeld. Toch zal de Commissie in haar brief aan de Griekse autoriteiten vragen of deze arts na het door indiener genoemde vonnis van mei 2008 weer is aangesteld. De Commissie zal het EP op de hoogte stellen van de resultaten van haar informatieverzoek aan de Griekse autoriteiten. 4.
Antwoord van de Commissie, ontvangen op 19 februari 2010
Dit verzoekschrift betreft hoofdzakelijk een aantal bedrijfsongevallen die tussen 1 maart en 6 juni 2008 hebben plaatsgevonden in de gezamenlijke magazijnen van Rilken en Henkel Hellas in Loutsa/Mandra in Attica. Volgens indiener zijn vijf van de ongelukken veroorzaakt door een vorkheftruck van het merk Clark. Indiener beweert dat de onderneming Henkel inbreuk heeft gemaakt en blijft maken op Richtlijn 89/391/EEG1 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk. Indiener stelt ook dat Henkel inbreuk maakt op artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG wat betreft de bepalingen inzake de raadpleging over vraagstukken die betrekking hebben op de veiligheid en de gezondheid op het werk, vanwege het feit dat hij, in zijn functie als werknemersvertegenwoordiger op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, fysiek bedreigd en twee keer intern overgeplaatst en lager ingeschaald werd en andere represailles te verduren kreeg. Volgens indiener werd bovendien de bedrijfsarts ontslagen die sinds vele jaren aan Rilken verbonden was. Indiener merkt op dat de arts zijn ontslag voor de rechter heeft aangevochten en dat hij volgens een vonnis van mei 2008 ten onrechte uit zijn functie was ontheven en opnieuw moest worden aangesteld. Hoewel individuele gevallen, voor zover deze geen aanwijzing vormen voor een algemene praktijk, door middel van nationale bestuurlijke en juridische procedures moeten worden opgelost, zoals de Commissie het Europees Parlement heeft medegedeeld in haar mededeling van 20 maart 2009, heeft zij het toch passend geacht om een brief te sturen aan de Griekse 1
PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
PE423.690v03-00
NL
6/11
CM\834706NL.doc
autoriteiten waarin zij om uitvoerige informatie over deze zaak verzoekt en te onderzoeken of er sprake is van schending van de Europese wetgeving inzake de gezondheid en veiligheid van de werknemers op het werk. Alvorens deze brief te verzenden, heeft de Commissie rechtstreeks een brief gestuurd aan de indiener om zijn toestemming te verzoeken, aangezien zijn identiteit door een dergelijke brief bekend zou kunnen worden, zelfs als zijn naam daarin niet wordt genoemd. Nadat de indiener zijn toestemming had gegeven, heeft de Commissie een brief gestuurd aan de Griekse autoriteiten waarin zij om uitvoerige informatie over deze zaak verzoekt. De Griekse autoriteiten hebben op de volgende punten uit de brief van de Commissie geantwoord: A.
Bedrijfsongevallen
Tussen 1 maart 2006 en 6 juni 2008 hebben de lokale diensten van de arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld naar vijf bedrijfsongevallen die zich hebben voorgedaan in de gebouwen van Rilken en Henkel – buurtschap Xéropigado, Loutsa/Mandra (prefectuur Attica) – op de volgende data: 23 april 2007 (Henkel), 22 juni 2006 (Rilken), 17 december 2007 (Henkel), 14 september 2007 (Rilken) en 19 mei 2008 (Henkel). In de eerste drie gevallen hebben de betreffende diensten overtredingen vastgesteld van de presidentiële decreten die de relevante communautaire richtlijnen in nationaal recht omzetten. De onderzoeksrapporten zijn ter kennis van de officier van justitie van de Griekse Republiek gebracht met het oog op het opleggen van strafrechtelijke sancties. Bovendien heeft het bedrijf Rilken een boete opgelegd gekregen wegens het niet aangeven binnen de wettelijke termijnen van het bedrijfsongeval van 14 september 2007. Gezien de aard van de ongevallen die plaatsvonden op 14 september 2007 en 19 mei 2008 (waarbij slechts sprake was van licht letsel), is hierover geen enkel rapport opgesteld. Gedurende bovenstaande periode zou er ook een ongeval hebben plaatsgevonden in de gebouwen van Rilken in Kifisia. Hierbij zou een lichtgewonde gevallen zijn, waarvan geen onderzoeksrapport is opgemaakt. Er is vastgesteld dat de betrokken ondernemingen een l i j s t bijhouden van de bedrijfsongevallen binnen de onderneming. De Griekse autoriteiten stellen vast dat zij na 6 juni 2008 geen melding meer hebben ontvangen van bedrijfsongevallen bij de betrokken ondernemingen. B.
Onderzoek naar de installaties
In bovengenoemde periode hebben de lokale diensten van de arbeidsinspectie tweeëntwintig bezoeken en vervolgbezoeken afgelegd aan de gezamenlijke magazijnen van Rilken en Henkel in Mandra. Naar aanleiding van deze inspecties zijn er vier boetes opgelegd wegens inbreuk op de bepalingen die de relevante communautaire wetgeving omzetten in nationaal recht. Drie van de boetes zijn opgelegd wegens het ontbreken van passende veiligheidsmaatregelen voor het gebruik van transportvoertuigen. Bij de inspecties was een werknemersvertegenwoordiger aanwezig. CM\834706NL.doc
7/11
PE423.690v03-00
NL
C.
Vorkheftrucks
Tijdens het laatste bezoek van 9 juli 2009 heeft de lokale inspectiedienst vastgesteld dat er in de magazijnen van de ondernemingen Rilken en Henkel in Mandra negen vorkheftrucks in gebruik waren. Voor vier van de vorkheftrucks bestonden controle- en testcertificaten afgegeven door een erkende instantie en overeenkomstig de bepalingen van het Reglement inzake controle van vorkheftrucks (gezamenlijk ministerieel besluit 15085/593 van 25 augustus 2003, JORH 1186/vol. 2 van 25 augustus 2003). De vijfde vorkheftruck was nieuw en derhalve gedurende een jaar vrijgesteld van controleplicht. Voor de vier overige voertuigen kon geen geldig certificaat worden overlegd, hetgeen strijdig is met de bepalingen van het bovengenoemde ministerieel besluit. Krachtens de procedure inzake strafrechtelijke sancties (boetes) is de onderneming om schriftelijke uitleg verzocht. Volgens de Griekse autoriteiten gebruiken werknemers in magazijnen voor het verrichten van werkzaamheden op hoogte een hijsplatform dat voldoet aan de wettelijke specificaties op het gebied van veiligheid. De oude metalen hijskooi, die niet aan de specificaties voldeed, wordt niet meer gebruikt. D.
Bedrijfsarts
Vastgesteld is dat de door indiener genoemde bedrijfsarts, die gedurende bovengenoemde periode al in dienst was van de onderneming, opnieuw aangesteld is als bedrijfsarts. E. Nadelige wijziging werknemersvertegenwoordiger
in
de
arbeidsomstandigheden
van
de
De lokale diensten van de arbeidsinspectie hebben de klacht van de werknemersvertegenwoordiger, tevens indiener van dit verzoekschrift, met betrekking tot de nadelige wijziging van zijn arbeidsomstandigheden onderzocht. Indiener is immers op een lager functieniveau ingeschaald. Volgens de betreffende diensten is er inderdaad sprake van een nadelige wijziging in de arbeidsomstandigheden van de betrokken persoon en is de onderneming in kwestie verzocht om de persoon opnieuw aan te stellen in zijn voormalige functie. F.
Standaard en buitengewone bezoeken van de arbeidsinspectie
Volgens de Griekse autoriteiten voert de arbeidinspectie nog steeds standaard en buitengewone (in geval van een klacht) inspecties uit van de installaties van de betrokken ondernemingen en doen zij hun best ervoor te zorgen dat bij de bezoeken een vertegenwoordiger van de werknemers aanwezig is, conform de geldende nationale en communautaire wetgeving. Conclusies In het licht van het voorgaande lijkt er geen sprake te zijn van inbreuk op de nationale wetgeving tot omzetting van artikel 9, lid 1, onder c) van Richtlijn 89/391/EEG betreffende de plicht van de werkgever een lijst van bedrijfsongevallen bij te houden. PE423.690v03-00
NL
8/11
CM\834706NL.doc
Overigens lijkt er ook geen sprake te zijn van schending van de nationale wetgeving tot omzetting van artikel 11, lid 4 van Richtlijn 89/391/EEG, luidende dat werknemersvertegenwoordigers die een specifieke functie bekleden op het gebied van bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers, geen nadeel mogen ondervinden van hun activiteiten met betrekking tot verzoeken en voorstellen aan de werkgever om passende maatregelen te nemen ten einde risico's voor de werknemers en/of bronnen van gevaar weg te nemen. Kortom, er zijn geen concrete elementen die op een algemene manier wijzen op een situatie waarin sprake is van het niet toepassen van nationale wetgeving tot omzetting van communautaire richtlijnen die voor de Commissie, als hoedster van het Verdrag, aanleiding zouden kunnen zijn gebruik te maken van de mogelijkheden als voorzien in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in het bijzonder de bepalingen van artikel 258. In dit concrete geval en in de mate dat het in de eerste plaats de taak van de nationale overheden is toezicht te houden op een juiste toepassing van de richtlijnen en in de nationale wetgeving mogelijkheden op te nemen voor administratief beroep en beroep in rechte, kan uit de door de Griekse overheid verstrekte informatie worden afgeleid dat zij alle passende maatregelen heeft genomen. Om echter toe te kunnen zien op de ontwikkelingen inzake dit individuele geval is de Commissie bereid om de Griekse autoriteiten om nieuwe informatie te vragen, met name betreffende de strafrechtelijke sancties in de drie gevallen waarin sprake was overtreding van de presidentiële decreten tot omzetting van de relevante communautaire richtlijnen, betreffende de ongevallen en de daadwerkelijke herintegratie van de werknemersvertegenwoordiger. 5.
Antwoord van de Commissie, ontvangen op 8 oktober 2010.
In haar eerdere mededelingen heeft de Commissie het Europees Parlement medegedeeld dat volgens haar individuele gevallen, voor zover deze geen aanwijzing vormen voor een algemene praktijk, door middel van nationale bestuurlijke en juridische procedures moeten worden opgelost. Toch heeft de Commissie het passend geacht om een brief te sturen aan de Griekse autoriteiten waarin zij om uitvoerige informatie over deze zaak verzoekt en te onderzoeken of er sprake is van schending van de Europese wetgeving inzake de gezondheid en veiligheid van de werknemers op het werk. De Commissie heeft reeds in haar eerdere aanvullende mededeling het Europees Parlement op de hoogte gebracht van de inhoud van het antwoord van de Griekse autoriteiten op deze brief. Om toe te kunnen zien op de ontwikkelingen inzake dit individuele geval heeft de Commissie de Griekse autoriteiten bovendien nogmaals om nieuwe informatie gevraagd, met name betreffende de strafrechtelijke sancties in de drie gevallen waarin sprake was overtreding van de presidentiële decreten tot omzetting van de relevante communautaire richtlijnen, betreffende de ongevallen en de daadwerkelijke herintegratie van de werknemersvertegenwoordiger.
CM\834706NL.doc
9/11
PE423.690v03-00
NL
De Griekse autoriteiten hebben op de brief van de Commissie gereageerd en de inhoud van dit antwoord moet aan het Europees Parlement worden bekendgemaakt. Wat de strafrechtelijke sancties betreft, geven de bevoegde nationale autoriteiten op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk aan dat zij door de nationale gerechtelijke instanties niet geïnformeerd zijn over het verloop van deze zaken, en meer in het algemeen, dat dat niet is voorgeschreven. Ten aanzien van de administratieve sancties verwijzen de Griekse autoriteiten naar de controle op 9 juli 2009 in de magazijnen van het bedrijf in Loutsa/Mandra (Attica), buurtschap Xiropigado. Inspecteurs hebben toen vastgesteld dat er vier vorkheftrucks werden gebruikt waarvoor de leidinggevenden geen enkel geldig eerste of later controlecertificaat konden tonen waaruit bleek dat een erkend controleur de verplichte controles en tests had uitgevoerd. De Griekse autoriteiten geven aan dat zij naar aanleiding van het schriftelijke verzoek om een toelichting aan de belanghebbenden dat tevens in hun eerdere antwoord vermeld stond, een boete van 4 000 euro aan Henkel hebben opgelegd wegens overtreding van de bepalingen van het gezamenlijk ministerieel besluit 15085/593 van 25 augustus 2003 (Reglement inzake controle van hefwerktuigen). Wat betreft de conformiteit van de vorkheftrucks op dit moment merken de Griekse autoriteiten op dat tijdens een controle op 7 april 2010 de inspecteurs hebben vastgesteld dat er drie vorkheftrucks werden gebruikt waarvoor een geldig document kon worden getoond waaruit bleek dat genoemde vorkheftrucks voldeden aan de bepalingen inzake hefwerktuigen. Zij hadden geen overtredingen van de arbeidswetgeving geconstateerd, behalve met betrekking tot de plaatsing van waarschuwingsborden in het nieuwe magazijn: zij hadden de leidinggevenden opgedragen adequate maatregelen te treffen om binnen een maand de wetgeving te eerbiedigen. Als het gaat om de controles van de arbeidsinspectie zeggen de Griekse autoriteiten dat de standaard of – naar aanleiding van een klacht uitgevoerde – buitengewone controles van bovengenoemde bedrijven zullen worden voortgezet en dat de arbeidsinspectie (SEPE) er onafgebroken op zal toezien dat deze controles plaatsvinden in aanwezigheid van werknemersvertegenwoordigers, conform de wetgeving van deze lidstaat en van de Europese Unie. Conclusies In het licht van alle gegevens die haar ter beschikking staan, blijft de Commissie bij haar standpunt dat zij eerder aan het Europees Parlement heeft medegedeeld, namelijk dat er in dit geval geen concrete elementen zijn die op een algemene manier wijzen op een situatie waarin sprake is van het niet toepassen van nationale wetgeving tot omzetting van EU-richtlijnen die voor de Commissie, als hoedster van het Verdrag, aanleiding zouden kunnen zijn gebruik te maken van de mogelijkheden als voorzien in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in het bijzonder de bepalingen van artikel 258. Het is wat dit betreft van belang te herhalen dat het in de eerste plaats de taak van de nationale overheden is toezicht te houden op een juiste toepassing van de richtlijnen en in de nationale wetgeving mogelijkheden op te nemen voor administratief beroep en beroep in rechte. Meer PE423.690v03-00
NL
10/11
CM\834706NL.doc
bepaald is het aan de bevoegde nationale autoriteiten, met name de arbeidsinspectie, om te zorgen voor een gepaste en effectieve controle. Wat betreft de strafrechtelijke sancties wordt in het Griekse recht niet bepaald dat de bevoegde nationale autoriteiten op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk door de nationale gerechtelijke instanties over het verloop van de strafzaken dienen te worden geïnformeerd. Ten aanzien van de daadwerkelijke herintegratie van de werknemersvertegenwoordiger hebben de Griekse autoriteiten antwoorden gegeven die niet op het concrete geval betrekking hadden. Niettemin lijkt het er in dit concrete geval op dat de bevoegde nationale autoriteiten controles hebben verricht en na de vaststelling van overtredingen passende maatregelen hebben genomen. Het lijkt er eveneens op dat de nationale controle-instanties de nodige vervolgmaatregelen hebben getroffen, zoals de inspectie op 7 april 2010, die in het laatste antwoord van de nationale autoriteiten wordt vermeld. Er zijn geen dus concrete elementen die op een algemene manier wijzen op een situatie waarin sprake is van het niet toepassen van nationale wetgeving tot omzetting van EUrichtlijnen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, die voor de Commissie aanleiding zouden kunnen zijn om een inbreukprocedure in te leiden.
CM\834706NL.doc
11/11
PE423.690v03-00
NL