Materieelgezien Nummer 3 | april 2012
Munitie op temperatuur Reacties op integriteitsrapporten Omvangrijke klus voor P&O
2
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
Inhoud
Column
3
4. Geconditioneerde munitievoertuigen
Van buiten lijkt het een standaard vrachtwagen met oplegger. Maar schijn bedriegt. Eind april rollen drie stuks hightech ‘voertuigen voor het geconditioneerd vervoer van munitie’ van de band. De munitievoertuigen zijn ontwikkeld door en voor de DMO.
10. Oprichting Munitiecluster
4
Na de verzelfstandiging van het Defensie Munitiebedrijf gaat nu de gehele defensiebrede munitieketen op de schop. Onder meer de fysieke bevoorradingspunten en budgetten komen onder eenhoofdige regie te vallen en de munitiekennis wordt geconcentreerd.
Alert zijn op misstanden
14. Commissies Weck en De Veer
De DMO vormde begin 2011 een van de aanleidingen tot een discussie over de integriteit bij Defensie. Coördinator Vertrouwenspersonen Joke van Bodegom en Centrale Adviseur Integriteit Defensie Derek Suchard reageren op de uitkomsten van de commissies Weck en De Veer.
10
En verder Directeur P&O aan het woord De netwerkbewaker van Defensie De werkplek van… In ’t kort Op locatie
14 Cover: Erik Gianotten, projectleider van de geconditioneerde munitievoertuigen, poseert voor een van de vrachtwagens, waarin munitie gekoeld en verhit kan worden. Foto: Rob Gieling (AVDD)
Vorig jaar is de DMO een paar keer negatief in het nieuws gekomen door misstanden. De betreffende voorvallen zijn onderzocht en inmiddels grotendeels afgehandeld. Sommige aantijgingen waren onterecht en andere, die wel terecht waren, variëren van oneigenlijk gebruik van defensiemiddelen tot ongewenste omgangsvormen. De minister heeft in 2011 besloten het zorgsysteem voor integriteit bij Defensie onder de loep te laten nemen door een externe commissie onder leiding van oud-IGK, Luitenant-generaal b.d. Cees de Veer (Commissie De Veer). Daarnaast is er aanvullend onderzoek gedaan door de Commissie Weck naar de reorganisatie bij CAMS Force Vision. Deze onderzoeken zijn inmiddels afgerond en een groot aantal van de aanbevelingen is overgenomen. Dat Defensie, en dus ook de DMO, een integere organisatie wil en moet zijn, begrijpt iedereen. Juist wij, als overheidsinstantie, werkend met belastinggeld, moeten het goede voorbeeld geven. We moeten voorkomen dat door een ongewenste handelwijze van een enkeling de professionaliteit en de daarmee de goede naam van de DMO of Defensie ter discussie komt te staan. Dat doet onrecht aan onze organisatie en vooral aan alle mensen die er werken en hun uiterste best doen. Ik heb alle ontwikkelingen op de voet gevolgd en daarbij is mij het volgende opgevallen. Medewerkers die missstanden aan het licht brengen worden maar al te vaak gezien als onheilsboodschappers of als verklikkers en worden vervolgens met de nek aangekeken. Dat is de verkeerde gang van zaken en volkomen misplaatst. Collega’s die de moed hebben en de moeite nemen om ongewenst gedrag aan te kaarten moeten we waarderen en niet bekritiseren. Verder denk ik, dat zaken soms escaleren, die - als ze eerder zouden zijn opgepakt en aangepakt- in de kiem
gesmoord hadden kunnen worden. Wanneer iedereen alert zou zijn op gedrag dat niet door de beugel kan en elkaar daarop durft aan te spreken, is de kans groot dat een misstand of een misverstand tijdig in goede banen geleid kan worden. Zodat we later niet, met alle gevolgen van dien, weer een onderzoekscommissie moeten instellen. Begrijpt u me goed, ik vraag u niet om de hele dag op elkaar te letten of elkaar te bespioneren. Ik vraag u om elkaar te helpen en elkaar aan te spreken als een situatie neigt naar ongewenst gedrag. Aan de integriteitsfunctionarissen van de DMO heb ik gevraagd in deze uitgave van Materieelgezien wat uitvoeriger te berichten over de rapporten van de Commissie De Veer en het rapport Weck (CAMS-Force Vision). Dat wordt gedaan door de Centrale Integriteitfunctionaris Derek Suchard en de Coördinator vertrouwenspersonen DMO, Joke van Bodegom op pagina 14 en 15 van deze editie. Overal waar mensen samen zijn en samen werken kan ongewenst gedrag voor komen. De kunst is daar alert op te zijn en tijdig te signaleren en op te treden. Daar heb ik u allen bij nodig. En natuurlijk is het niet alleen maar kommer en kwel; heel veel gaat goed en loopt gesmeerd, maar dat haalt de krant nooit. Ik ben ervan overtuigd, dat het overgrote deel van de medewerkers van de DMO volstrekt te goeder trouw is en respectvol met mens en machine omgaat. Helaas echter, is ieder incident er één te veel en kan dan beeldbepalend gaan werken voor de hele organisatie.
Directeur DMO Lex Hendrichs
4
Actueel Nieuw voertuig voor het geconditioneerd vervoer van munitie
Door de DMO voor de DMO
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
5
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
6
7
Actueel Van buiten lijkt het een standaard vrachtwagen met oplegger. Maar schijn bedriegt. Eind april rollen drie stuks hightech ‘voertuigen voor het geconditioneerd vervoer van munitie’ van de band. Of beter gezegd: uit de werkplaats. De munitievoertuigen zijn ontwikkeld door en voor de DMO. Tekst: tweede luitenant Wouter Helders Foto’s: Rob Gieling (AVDD)
De voertuigen voor het geconditioneerd vervoer van munitie zijn bestemd voor het Kenniscentrum Wapens en Munitie van het Defensie Munitiebedrijf in ‘t Harde. Daar worden onder andere testen uitgevoerd om vast te stellen hoe en of munitie onder extreme omstandigheden, zoals hitte en kou, reageert en functioneert. “De temperatuur heeft invloed op de ontbranding van het kruit en dus op het ‘gedrag’ van de munitie”, licht Erik Gianotten, senior Technicus bij de sectie Wielvoertuigen Logistieke Systemen, toe. “We willen precies weten hoe de verschillende typen munitie zich onder hitte en kou gedragen. De speciaal gebouwde vrachtwagens, waarin de munitie gekoeld en verhit kan worden, gaan voor deze testen worden ingezet.”
“We zijn toe aan deze nieuwe voertuigen”, legt Erik uit. “Onze vier oude munitievoertuigen zijn tussen 2006 en 2008 met ‘pensioen’ gegaan. Sindsdien gebruiken we van de Belgen geleende voertuigen.” Aan deze leenconstructie zitten wel wat haken en ogen. “Met dit soort zaken wil je niet van andere landen afhankelijk zijn. Ook voldeden de voertuigen niet aan onze wensen. Zo kon munitie niet tijdens het transport gekoeld of verhit worden. Nu kan dat wel.” Omdat de drie nieuwe voertuigen uniek zijn, was van de plank kopen niet mogelijk. Dus werd, ongeveer vier jaar geleden, begonnen met het aanbestedingstraject van de gewenste voertuigen. “Deze hightech vrachtwagen- en containercombinatie geeft ons de flexibiliteit en de technische middelen om munitietesten optimaal te kunnen uitvoeren.” De beschikbare technische middelen staan in groot contrast met de inrichting van de oude voertuigen. Erik: “Dit is een grote stap voorwaarts.”
Schaap met vijf poten “Het is een schaap met vijf poten”, zegt Erik trots. De autotechnicus is als projectleider al bijna twee jaar betrokken de ontwikkeling en de bouw van het nieuwe munitievoertuig. “Munitie tijdens het transport op temperatuur brengen en houden. Het is een unieke combinatie, een technisch hoogstandje. Hoewel de besturing van de vrachtauto standaard is, zullen chauffeurs nog wel een korte cursus moeten volgen om te leren omgaan met de techniek in en rondom het voertuig. De bediening van de container kan vanaf een laptop vanuit de cabine, van buitenaf of op afstand, via een zestig meter lange kabel plaatsvinden. Ook moeten ze leren werken met het hydraulisch systeem. De container is in slechts 30 minuten af te zetten zodat deze in het veld onafhankelijk kan opereren.” Automatisch De beschikbare technische middelen staan in groot contrast met de inrichting van de oude voertuigen.“Dit is een grote stap voorwaarts. De oude voertuigen waren 10-tonners met aanhangers waarin de koelings- en verwarmingsruimte in de container waren gescheiden door een machinekamer. Dat is nu anders. In het nieuwe ontwerp is er één grote ruimte die kan koelen én verwarmen.” Ook het koelingssysteem is totaal vernieuwd, zodat het aan de eisen van de huidige tijd voldoet. “In tegenstel-
ling tot het oude voertuig wordt de munitie nu indirect gekoeld via buizen. Ook is een hijssysteem in de container ingebouwd waarmee de stukken munitie op veilige wijze verplaatst kunnen worden binnen de container. Met -46 °C wil je geen granaat in je handen hebben. Bovendien kan het voertuig, wanneer het in een munitiebunker geparkeerd staat, geprogrammeerd worden. We kunnen de auto op vrijdag parkeren en dan op bijvoorbeeld zondagmiddag automatisch laten opstarten. Op die manier kunnen we maandag meteen aan de slag met de munitie.” Puzzelen Het ontwerp van de hightech wagen is niet zo maar tot stand gekomen. Over elk detail is nagedacht. “Het was puzzelen met de ruimte. Vooral over de plaatsing van de drie 500-liter stikstoftanks hebben we goed moeten nadenken. Niet alleen is de ruimte beperkt, ook de balans van de auto wordt hierdoor beïnvloed. Daar kwam nog bij dat ook de grootte van de vrachtwagen en container aan restricties waren onderworpen. Ze moeten immers zonder problemen in de munitiebunkers passen. Hier moeten de voertuigen worden geparkeerd als ze beladen zijn met munitie en bedrijfsstoffen (vloeibaar stikstof en diesel). Het was geen eenvoudige opgave om een voertuig te construeren dat aan al die eisen kan voldoen. Met veel passen, meten en overleg is het uiteindelijk wel gelukt.” <
Specificaties munitievoertuig Maximum totaalgewicht: Afmetingen: Capaciteit: Verwarming/koeling: Tijdspanne: Koelingsysteem: Verwarmingssysteem: Eigen stroomvoorziening:
30.000 kilo lengte 9,5 meter, breedte 2,6 meter, hoogte 4 meter. 6000 kilo munitie compatibiliteitsgroepen B en D. Tussen +71 °C en -46 °C. Ook tijdens transport. Kan munitie 48 uur op temperatuur houden zonder bijtanken. Indirecte (vloeibare) stikstofkoeling. Indirect door een dieselgestookte standkachel. t.b.v. het functioneren tijdens transport en in het veld.
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
8
9
Interview Directeur Richard Hulselmans over de rol van P&O
‘Verantwoordelijkheid nemen en betrokken blijven’ De grootscheepse reorganisatie binnen Defensie houdt ons allemaal bezig, maar de directie P&O in het bijzonder. Behalve dat zij het personeelsbestand binnen hun eigen directie moeten reduceren, hebben zij DMO-breed diverse advies- en uitvoertaken in het traject. “Dit is de grootste bezuinigingsslag sinds tijden binnen Defensie”, zegt directeur P&O Richard Hulselmans. “Een omvangrijke en uitdagende klus.” Tekst: Jopke Rozenberg-van Lisdonk Foto: Maurits van Hout (AVDD)
Wat is er zo bijzonder aan deze reorganisatie voor P&O? “De bezuinigingsslag brengt een flinke reorganisatie met zich mee. We moeten daarin rekening houden met allerlei randvoorwaarden, zoals een vastgesteld aantal arbeidsplaatsen en de numerus fixus. Het is een grote puzzel, want alle DMO-eenheden zijn hierbij betrokken. Er verdwijnen veel functies, maar er komen ook nieuwe bij. Bovendien is het sociaal beleidskader (SBK, red.) fors gewijzigd. Aan deze nieuwe regelingen moeten wij, net als het personeel, even wennen.” Welke impact hebben de plannen voor de DMO? “De DMO is vanaf 1 januari al flink veranderd. IVENT is erbij gekomen en we hebben afscheid genomen van de drie onderhoudsbedrijven. De reorganisatie betekent dat meer dan dertig procent van de arbeidsplaatsen verdwijnt, een reductie van zo’n duizend arbeidsplaatsen. Een reusachtige klus, die veel collega’s gaat raken. Wij voelen binnen P&O dan ook een grote verantwoordelijkheid. Vacante functies en personeelsuitstroom door natuurlijk verloop verkleinen het aantal gedwongen ontslagen. Maar ik maak mij als directeur P&O wel zorgen om het personeel. Met de Doorontwikkeling DMO hebben we net een grote reorganisatie achter de rug. Toen is niet alles vlekkeloos verlopen. We hebben daarvan geleerd en waar mogelijk pakken we het nu nog beter aan.”
‘Waar Dat ge
Richard Hulselmans: “Een pittige klus, maar leerpunten van de vorige reorganisatie helpen ons enorm.”
Welke taken heeft P&O? “Eén van onze belangrijkste taken is het adviseren en ondersteunen van de projectleiders bij het inrichten van de nieuwe organisatie. Wij letten op of zij zich houden aan alle gestelde regels. Verloopt alles volgens de gestelde tijdslijn, nemen ze alle randvoorwaarden in acht, betrekken ze de medezeggenschapscommissies en vakbonden bij het hele traject? We geven het personeel voorlichting over het nieuwe SBK en we zitten straks bij de sollicitatiegesprekken en coördineren de procedures en uitvoering daaromtrent. We schrijven samen met het DCHR de plaatsingsbrieven en verwerken alles in People soft. Ook richten we ons op het ondersteunen van de lijnmanagers. Zij krijgen straks veel over zich heen. Zij moeten de slecht-nieuws-gesprekken voeren en het daaropvolgende traject begeleiden. Medewerkers zitten vaak met veel vragen en onzekerheden. Hoe ga je daarmee om als leidinggevende? Dat verdient aandacht, omdat het medewerkers en leidinggevenden persoonlijk treft. Hierbij komen emoties kijken, daar moet je respect voor hebben en zo goed mogelijk mee om gaan.”
In overleg met de projectleiders en het ROND (Reorganisatie Ondersteuningsteam Defensie, red.), waarmee we in dit traject veel samenwerken, hebben we een draaiboek tot april 2013 opgesteld. Waar mogelijk werken we vooruit. Dat geeft ons later iets meer lucht. We hebben verantwoordelijk werk en dat vraagt om een flinke dosis professionaliteit en een collegiale houding. Zo zorgen we ervoor dat we betrokken blijven en goed werk afleveren.”
Dat is een flinke klus. Hoe lukt dat naast de reguliere werkzaamheden? “Het is inderdaad best pittig. Een goede planning en de leerpunten van de vorige reorganisatie helpen ons enorm.
Wat betekent de reorganisatie voor de directie P&O zelf ? “Ook voor ons gaat er heel wat veranderen. Vanaf 2013 gaat de functionaliteit van de afdelingen Human Resource Management en Organisatie in zijn totaliteit over naar het
Wat is nu de stand van zaken in het reorganisatietraject? “Momenteel worden de concept Voorlopig Reorganisatieplannen geschreven. Deze moeten in juli worden omgezet naar een Voorlopig Reorganisatieplan. Gelijktijdig zijn we bezig met het opstellen van nieuwe functiebeschrijvingen en het aanbrengen van zoveel mogelijk uniformiteit in gelijksoortige functies. Ook zijn we op defensiebreed niveau al bezig met het voorbereiden van de plaatsingsbrieven. De conceptbrieven, uiteraard nog zonder adressering, kunnen maar alvast op de plank liggen.”
Dienstencentrum P&O Defensie van het CDC. Uiteindelijk blijven er vijf staffuncties over, een afname van ruim zeventig procent. P&O-advies blijft vooralsnog bestaan, omdat deze collega’s erg zwaar belast zijn met de begeleiding van de reorganisatietrajecten. Deze afdeling wordt pas vanaf 2014 opnieuw ingericht op basis van de grootte van de nieuwe DMO.” Hoe ziet u de toekomst van de DMO? “De DMO verandert van voornamelijk materieelorganisatie naar materieel- én IV-organisatie. We zullen straks met minder mensen en geld nog efficiënter moeten gaan werken. Dit betekent producten minder vaak op maat maken en meer diensten uitbesteden. Ofwel: kopen van de plank en tot op bepaalde hoogte zaken buiten de organisatie beleggen als dat voordeliger is. Ondersteunende stafelementen waaronder P&O worden gecentraliseerd en kleiner. We gaan ons dus nog meer concentreren op de core business. Dit betekent een grote omslag in werkwijze maar ook in cultuur. Als het ons lukt om deze veranderingen goed door te voeren dan zie ik, ondanks alle pijnlijke beslissingen die nu genomen worden, een professionele organisatie met een uitdagende toekomst.”
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
10
11
Inzicht
Uitgangspunten Munitiecluster (MC): • Concentreer alle munitiekennis binnen één DMO munitiecluster. • De fysieke bevoorradingspunten komen onder eenhoofdige regie van het Munitiecluster. De keten wordt onder meer doelmatiger ingericht door de concentratie van munitieverstrekking en inname op vijf joint hoofdlocaties (Den Helder, Leeuwarden, ISK/ASK, Gilze-Rijen en Volkel). • Kennis wordt geclusterd door de integratie van de afdeling Luchtverdediging & Munitie van de directie Wapensystemen binnen het Munitiecluster. • Assortimentsmanagement van alle munitie wordt ingebed binnen het Munitiecluster. • Voorraadniveaus zo laag mogelijk en zo hoog als noodzakelijk. • Een artikel mag maar in één centrale voorraad voorkomen. • Voorraden zoveel mogelijk rechtstreeks van de leverancier naar eindgebruiker.
‘Transparant en duidelijk voor de klant’
Alle munitiekennis samen Na de verzelfstandiging van het Defensie Munitiebedrijf eind vorig jaar gaat nu de gehele defensiebrede munitieketen op de schop. Binnen de nieuwe munitieketen komen onder meer de fysieke bevoorradingspunten en budgetten onder eenhoofdige regie, wordt munitiekennis geconcentreerd en gaat de afdeling Luchtverdediging en Munitie van de directie Wapensystemen over naar het Munitiecluster. Tekst: eerste luitenant Marlous de Ridder Foto: Jaap Spieker (AVDD)
De transformatie naar een nieuw Defensie Munitiebedrijf (DMunB) is de volgende stap op weg naar de oprichting van een materieellogistiek deel binnen de DMO. Het Munitiecluster (MC) zoals de werknaam nu luidt, wordt daar onderdeel van. Evenals het KPU-bedrijf en het Bedrijfsstoffencluster (zie kader: Oprichting Bedrijfsstoffencluster). Alle munitiegerelateerde taken binnen de DMO worden door de oprichting van één MC geconcentreerd. “De reorganisatie is niet enkel een reductiemaatregel, maar biedt met de blauwdruk Materieellogistiek de mogelijkheid om de keten slimmer in te richten”, steekt Ruud Schuurman, hoofd afdeling Ketenlogistiek DMunB van wal. “De meest zichtbare verandering voor de klant is dat alle activiteiten die met munitie te maken hebben onder één regie komen. Om dat te realiseren, richten we een aantal processen op logistiek gebied anders in.” Vermindering locaties Het MC gaat werken met ‘paarse’ fysieke distributiepunten. De ongeveer 25 voorraadpunten en opslaglocaties voor munitieverstrekking worden teruggebracht naar vijf joint hoofdlocaties bij de operationele commando’s en een centraal depot bij het MC. “Hiermee willen we af van de versnippering en meer grip krijgen op de voorraden. In dit kader gaan ook de munitiebudgetten over naar het MC. De opco’s blijven echter wel eigenaar van de distributiepunten en zijn daarmee verantwoordelijk voor de dagelijkse bedrijfsvoering, zoals het beheer en uitgeven en innemen
Bij het kiezen van de joint munitielocaties is volgens Ruud Schuurman, hoofd afdeling Ketenlogistiek DMunB, rekening gehouden met de regionale klantenbinding.
van munitie. Ruud: “Wij gaan ons niet met de uitvoering bezighouden, maar bepalen wel wat er in de schappen ligt. Uiteindelijk moeten we het voorraadniveau terugbrengen, zonder dat het ten koste gaat van de vereiste beschikbaarheid van munitie.” Regionaal Het terugbrengen van het aantal locaties betekent echter wél dat de afstanden voor de opco’s in de nieuwe situatie groter zijn. “We realiseren ons dat het in sommige gevallen onpraktisch is, maar we streven naar zo min mogelijk hinder voor de opco’s.” Eén aanspreekpunt heeft ook zo z’n voordelen. Zo kan de gebruiker straks bij elke willekeurige locatie afhalen. Bij het kiezen van de joint locaties is volgens Ruud rekening gehouden met de regionale klantenbinding. Dus gaat een eenheid schieten in de Marnewaard dan halen ze munitie bij het dichtstbijzijnde punt (Leeuwarden) en hoeven ze niet terug naar hun eigen hoofdlocatie. Daarnaast kan de klant voor alle vragen over gebruik, regelgeving en veiligheid van munitie terecht op één vaste locatie met goed opgeleide en ervaren
‘Op het gebied van de kwaliteit en veiligheid van munitie doen we geen enkele concessie’
mensen. “We doen namelijk op het gebied van de kwaliteit en veiligheid aan munitie geen enkele concessie”, zegt Ruud beslist. Integratie Een ander opvallende verandering is de integratie van de afdeling Luchtverdediging en Munitie van de directie Wapensystemen in het MC. “Helaas gaan deze ontwikkelingen altijd gepaard met verdwijnen van functies”, beaamt Ruud. “Toch levert het clusteren van de kennis een enorm winstpunt op. Doordat je wordt samengevoegd is veel minder afstemming nodig. Een andere bijkomstigheid is dat we het wapensysteemmanagement van bijvoorbeeld de Stinger en de Patriot erbij krijgen. Hiermee wordt de normstellende rol van zowel het systeem als de munitie binnen het MC belegd.” Snelkookpan Transparant en duidelijk voor de klant. Dit is in een notendop waar het Munitiecluster voor staat. Tot de implementatie van de nieuwe organisatie begin 2013 is er echter nog een lange weg te gaan. “We gaan een aantal concrete veranderingen in de organisatie doorvoeren, maar net als bij de andere reorganisaties is voor ons ‘tijd’ cruciaal. In die zin zijn we in een snelkookpan beland. Door middel van ‘zeepkistsessies’ binnen het MC willen we het personeel niet alleen informeren, maar bovenal betrekken in het komende veranderingsproces.”
Oprichting Bedrijfsstoffencluster (BC) Het Bedrijfsstoffencluster (BC) gaat bestaan uit het huidige Defensie Bedrijfsstoffen Bedrijf (DBB), de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO) en de sectie Brand-en Overige Bedrijfsstoffen (SBOB) van de directie Wapensystemen. Samen met het KPU-bedrijf en het Munitiecluster (MC) gaat het Bedrijfsstoffencluster deel uitmaken van het Materieellogistieke deel binnen de DMO.
12
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
13
Inzicht
Met de komst van IVENT heeft de DMO er een belangrijk zenuwcentrum van Defensie bij: het Network Operations Center. Het NOC bewaakt 24/7 wereldwijd de netwerkinfrastructuur van Defensie. Van Nederland en het Caribisch gebied tot de verbindingen in de missiegebieden, zowel aan land als op zee. Clusterhoofd Operations Control Tom Resink in het Network Operations Center dat 24 uur per dag, zeven dagen in de week is bemand.
Network Operations Center bewaakt digitale snelweg
De slagader van IVENT draait 24/7 Tekst: Jopke Rozenberg-van Lisdonk Foto: Wim Salis (AVDD)
Vanachter enkele tientallen computerschermen bewaken beheerders van het Network Operations Center (NOC) het dataverkeer en de netwerkverbindingen van Defensie. Een belangrijke taak in dit digitale tijdperk, dat alleen maar omvangrijker wordt. Het NOC wordt dan ook dag en nacht bezet, ook in de weekenden. Zolang alle lampjes op de schermen groen kleuren, verlopen de informatiestromen probleemloos. Rood licht betekent werk aan de winkel. Doorboorde glasvezelkabel “Een storing kan allerlei oorzaken hebben”, vertelt clusterhoofd Operations Control Tom Resink. “Zo is het weleens voorgekomen dat er een glasvezelkabel werd doorboord bij de aanleg van een snelweg. Een hectometerpaaltje was dwars door de kabel heen geplaatst. Via het bewakingssysteem wordt de beheerder van het NOC dan in een mum van tijd gewaarschuwd. Hij kan vervolgens tot op de centimeter nauwkeurig achterhalen waar de glasvezelbreuk is ontstaan en hij neemt contact op met de leverancier. Die is vaak binnen een uur ter plaatse voor de herstelwerkzaamheden. De eindgebruiker merkt hier gelukkig niets van. Dergelijke kabels zijn namelijk dubbel uitgevoerd waardoor de ICT-diensten van IVENT, zoals outlook, Peoplesoft en intranet, gewoon door kunnen blijven draaien.” Storingen verhelpen Het is niet altijd zo dat de medewerkers niets van een storing merken. Storingen zijn er namelijk in allerlei soorten en maten en kunnen het digitale werk wel degelijk hinderen. Een hardwareverstoring in een opslagmedium kan bijvoorbeeld een groot deel van het e-mailverkeer plat leggen. Om dergelijke ongemakken in de toekomst nog sneller te kunnen verhelpen gaan het NOC en de Commandobrug naar verwachting komende zomer samen verder op één locatie. De twee werken namelijk in elkaars verlengde. Het NOC bewaakt behalve bekabelde en draadloze netwerkverbindingen aan land en de satellietverbindingen op zee, ook de computerprogramma’s die onder meer e-mail mogelijk maken. De Commandobrug is
op zijn beurt verantwoordelijk voor de bewaking van alle datacenter gerelateerde componenten, zoals servers, opslagmedia en applicaties. Onder één dak “We werken nu op afstand samen”, vertelt Tom. “Als we straks op één locatie zitten, kunnen we deze samenwerking intensiveren en nog beter op elkaar afstemmen, want de producten die we bewaken zijn sterk met elkaar verweven. We kunnen dan sneller problemen onderkennen en een oplossing bieden.” Dit operations center krijgt straks een nieuwe naam en maakt deel uit van één van de zeven productieclusters van de afdeling Infrastructuur & Services van het Dienstencentrum Operations van IVENT. Zes daarvan houden zich voornamelijk bezig met het bouwen van alle diensten en het NOC en de Commandobrug bewaken deze. Dag en nacht Het NOC en de Commandobrug bestaan straks samen uit een pool van 75 beheerders die elkaar dag en nacht afwisselen. Ieder heeft zijn eigen aandachtsgebied, zoals het glasvezelnetwerk, het draadloze netwerk en het e-mailverkeer vanaf de vaste werkplek en de blackberries, maar ook de servers, opslag en applicaties in de datacenters. Per dag krijgen ze zo’n tweehonderd storingsmeldingen in allerlei soorten en maten te verwerken. “De defensiemedewerker heeft weinig tot geen invloed op het voorkomen van storingen”, volgens afdelingsmanager Tom Resink. “Ik raad gebruikers van IVENT-middelen in elk geval aan om installatie-updates uit te voeren als het computersysteem daarom vraagt. En als daar een bepaald stappenplan voor nodig is, volg dat dan. Mochten er problemen ontstaan, die niet zelf op te lossen zijn via de werkplekhulp op intranet (Startmenu > Alle programma’s > Defensie Werkplek Hulp, red.) dan kunnen medewerkers altijd contact opnemen met IVENT via het interne nummer *06-733 of via het contactformulier op de intranetpagina van CDC Direct.”
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
14
15
Inzicht
Integriteitsrapporten onder de loep De DMO vormde begin 2011 een van de aanleidingen tot een publieke en vervolgens politieke discussie over de integriteit bij Defensie. De Tweede Kamer reageerde op de berichtgeving. Minister Hillen besloot tot de instelling van een onderzoek naar het integriteitssysteem van Defensie. Coördinator Vertrouwenspersonen Joke van Bodegom en Centrale Adviseur Integriteit Defensie Derek Suchard reageren op de uitkomsten van de commissies Weck en De Veer. Tekst: Joke van Bodegom (Weck) en Derek Suchard (De Veer)
De Veer: Nadruk op voorlichting en communicatie Het rapport van de commissie Integriteitzorg Defensie is eind vorig jaar uitgebracht. Het rapport van de commissie De Veer bevat een in het oogspringend aanbeveling over de nadruk die moet worden gelegd op communicatie en voorlichting over integriteit. Want als de integriteitsregels goed zijn ingevoerd, bekend zijn en worden nageleefd, zijn eventuele sancties - die al een reactie zijn op iets dat is misgegaan - minder vaak nodig. Door goede en tijdige communicatie en voorlichting te geven over integriteit is het de bedoeling om het opleggen van bijvoorbeeld disciplinaire straffen bij voorbaat te voorkomen. En die communicatie en voorlichting begint al heel vroeg. Militairen komen er al in de initiële militaire opleiding mee in aanraking. Daar wordt volgens de commissie al veel energie gestoken in vorming, het aanleren van een bij de organisatie passende grondhouding en een geheel aan normen en waarden en de daarbij passende persoonseigenschappen.
Burgercollega’s krijgen op een meer werkend-lerende manier te maken met integriteit. Zij nemen hiervan kennis via collega's en leidinggevenden. Om dat lerende proces gaande te houden, onderschrijft de commissie De Veer om het onderwerp integriteit op te nemen in functioneringsgesprekken. Ook het verzamelen en verspreiden van informatie over integriteitsrisico's, jaarlijkse verslagen over integriteit aan de defensietop en ook aan de Tweede Kamer dragen daar aan bij. Een andere belangrijke aanbeveling uit het rapport is het actualiseren en vereenvoudigen van het integriteitsbeleid. De informatie moet meer toegankelijk worden gemaakt voor de mensen voor wie het is bedoeld. Verder moet de communicatie niet alleen éénrichtingsverkeer zijn vanuit de organisatie naar de medewerkers toe. Het personeel moet ook kwesties en schendingen aan de kaak kunnen stellen. Dat kan en gebeurt bijvoorbeeld al via het netwerk Vertrouwenspersonen, waarvan de commissie opmerkt dat
het toegewijde vertrouwenspersonen zijn waar de organisatie zuinig op moet zijn. Mensen die misstanden aan de kaak stellen via de ‘klokkenluidersregeling’ moeten worden gekoesterd als waardevolle beschermers van de belangen van Defensie zelf, hun collega's en de belangen van Nederland in brede zin. De constateringen, de aanbevelingen en de verbeteringen die het 76-pagina tellende rapport van de commissie naar voren brengt, hebben de aandacht van minister Hillen. Want alleen een integere organisatie kan de doelstellingen, die door de maatschappij voor Defensie zijn geformuleerd halen. Of zoals de minister het aan de
Tweede Kamer verwoordt: "...een operatie kan alleen slagen indien de onderlinge samenhang in een groep niet wordt verstoord door ongewenst gedrag. Integer handelen is dus ‘gewoon’ een onderdeel van de professionaliteit van de militair.” Minister Hillen: “Ik ben bovendien van mening dat deze rake typering van de cultuur op alle defensiemedewerkers van toepassing is. Of het nu burgers of militairen betreft, allen maken deel uit van één organisatie met één gezamenlijke missie.” Veel van de aanbevelingen van de commissie De Veer komen nu tot uitvoering, ook bij de DMO. Binnenkort wordt daarvan meer zichtbaar.
Weck: Rekening houden met de gevoelens van mensen In de media werd vorig jaar ruim aandacht geschonken aan een integriteitszaak bij CAMS-Force Vision. Ook in de Tweede Kamer werden vragen gesteld over deze zaak aan minister Hillen. Hij zei toe, om een onderzoek in te stellen naar het gehele systeem van integriteitszorg bij Defensie. Daarnaast liet hij een separaat onderzoek doen naar het reorganisatieproces bij CAMS-Force Vision. Dat kwam omdat er reacties kwamen van medewerkers dat ze gedupeerd zouden worden in de lopende reorganisatie van het bedrijf vanwege het melden van vermeende misstanden. De commissie concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatigheden of onzorgvuldigheden en dat de procedure ten aanzien van reorganisaties correct was verlopen. Secretaris-generaal Ton Annink nam deze conclusies over. Echter, kort daarna ontving minister Hillen een brief van een aantal ongeruste medewerkers, waarin zij stelden, “het de door de minister ingestelde onderzoek is uitgevoerd zonder de noodzakelijke zorgvuldigheid en integriteit en dat daarom de validiteit van het eindresultaat ernstig in twijfel moet worden getrokken.” De minister besloot vervolgens om met een nieuw onderzoek vast te stellen of het eerste onderzoek al dan niet had voldaan aan de voorwaarden van integriteit en zorgvuldigheid. Dat is gedaan door mr. Jan Willem Weck. In maart dit jaar bood de commissie Weck haar conclusies en aanbevelingen aan de minister aan. Deze commissie stelde vast dat het eerste onderzoek naar de reorganisatie bij CAMS-Force Vision voldoende zorgvuldig en integer
was gedaan, maar plaatste een kritische kanttekening. Die omvatte in het kort dat er was gekozen voor een te organisatietechnische benadering en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de mensen, hun emoties en de aanleiding van het probleem. Er was onvoldoende gecommuniceerd en kansen om met medewerkers in gesprek te komen over achterliggende en onderliggende problemen waren niet benut. En daar raakt het onderzoek van Weck iets dat zich vaker voordoet bij de behandeling van integriteitsconflicten. Men richt zich dan snel alleen op de inhoud en de correcte toepassing van procedures en regelgeving en het geheel wordt sterk gejuridiseerd. Daardoor wordt voorbij gegaan aan de mensen en hun gevoelens. Zij voelen zich niet serieus genomen in hun beleving, ondanks de goede bedoelingen van de opdrachtgever van het onderzoek. Ook leidinggevenden herkennen deze problematiek niet altijd of gaan ze uit de weg, regelmatig vanwege de tijdsdruk. Dat is jammer want daardoor escaleert de zaak doorgaans. Mensen gaan met hun hakken in het zand en communiceren niet meer. Wat in een of twee goede gesprekken opgelost zou kunnen worden, gaat dan maanden, of zelfs jaren, duren. Met als gevolg eigenlijk alleen maar verliezers. We moeten bij dit soort onderzoeken het menselijke aspect genoeg aandacht geven en serieus nemen, zodat er niet nog meer commissies langs hoeven te komen.
Materieelgezien nummer 6 | december 2011
16
17
Werkplekgezien Naam: Albert van Gurp Leeftijd: 51 jaar Functie: Hoofd Bedrijfsbureau en ADR-veiligheidsadviseur bij het Defensie Bedrijfsstoffen Bedrijf
Als hoofd van het Bedrijfsbureau is Albert belast met het aansturen van alle bedrijfsprocessen. Hij schept binnen de afdeling Fysieke Distributie de randvoorwaarden waarbinnen zijn medewerkers hun werk uitvoeren. Dat werk varieert van het bevoorraden van boslaadstations, het werk bij de jerrycanvulinstallatie, diverse DMO-projecten en de daarbij behorende kwaliteitszorg. Als veiligheidsadviseur borgt hij de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over land, zee en door de lucht.
Naast zijn werk bij het Defensie Bedrijfsstoffen Bedrijf is Albert voorzitter van de stichting Tsjerkin. Tsjerkin staat voor Tsjernobyl Kinderen. De acht vaste vrijwilligers van de stichting hebben de Wit-Russische gemeente Krasnapolje geadopteerd. Het stadje ondervindt nog steeds de naweeën van de vrijgekomen straling na de kernramp in Tsjernobyl in 1986. Tsjerkin organiseert voor de kinderen uit de gemeente gezondheidsreizen naar Nederland, biedt hulp aan instellingen als ziekenhuizen en scholen en organiseert workshops voor studenten in Nederland. Meer informatie: www.tsjerkin.nl.
Voor de rubriek 'Werkplekgezien' bezoekt de redactie iedere maand een werkplek van een DMO-collega. Het 'materiaal' op de werkplek vormt de basis voor het gesprek.
2
1
8
7 5 6
1 Een uitgave van de Tsjerkinfo. Het laatste nieuws over onze stichting en de projecten die we doen. | 2 Een oorkonde van het ministerie van Onderwijs van Wit-Rusland ter gelegenheid van het 15-jarige bestaan van Tsjerkin. | 3 Een boek over de gevolgen van de Tsjernobyl-ramp, belicht vanuit de natuur, de kinderen, het volk en de geschiedenis. | 4 Als hoofd Bedrijfsbureau moet ik het overzicht bewaren over alle lopende projecten. | 5 De folder met de verschillende typeringen van gevarenklassen en bijbehorende etikettering.
4 3 6 De ‘bijbel’ van de International Air Transport Association (IATA). Hierin staat omschreven aan welke regelgeving het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht moet voldoen. | 7 Een geschenk van een van onze leveranciers. Een schaalmodel van een truck met oplegger. | 8 Een matroesjka of baboesjka is een beschilderd poppetje van hout, dat enkele malen opnieuw een kleinere versie ervan bevat. Matroesjka's komen oorspronkelijk uit Rusland.
Materieelgezien nummer 3 | april 2012
18
19
In 't kort
DMO en Thales maken marine wijzer
Minister bezoekt DMO-Raad
Directeur Wapensystemen DMO, schout bij nacht Klaas Visser en directeur Naval Systems van Thales, Martin van Schaik, hebben een overeenkomst getekend voor een snelle ontwikkeling van zogenoemde combat management systems (CMS) aan boord van de marineschepen. Door de krachten te bundelen met de technologieontwikkelaar kan Defensie beter inspelen op de toenemende aantal patrouille- en beveiligingstaken als antipiraterij-missies en humanitaire assistentie.
Minister Hans Hillen heeft begin maart de DMO-Raad bijgewoond. Verschillende actuele onderwerpen zijn aan de orde geweest: het komende reorganisatieproces, de noodzaak tot vereenvoudiging van processen rondom de grote materieelprojecten en het Project Materieelbeheer Defensie.
Een goed CMS stelt bemanningen in staat om meer en betere informatie te verzamelen en die efficiënt te verwerken. Dit moet zorgen voor een goed begrip van de situatie en de omgeving. Tegelijkertijd wordt een overload aan informatie voorkomen. De eerste CMS-software wordt nog dit jaar geïnstalleerd aan boord van Hr.Ms. Rotterdam, Hr.Ms. Johan de Witt en mogelijk patrouilleschip Holland. Hiermee kunnen automatisch scheepvaarttrends worden bepaald en afwijkingen worden gedetecteerd. Verder kan het systeem informatie uit verschillende bronnen combineren en dit overzichtelijk aan de gebruiker presenteren.
Defensie stimuleert MKB Souschef Jelle Keuning van het ressort Defensie Research and Development (DMO) heeft de acht kandidaten voorgesteld die deelnemen aan het Small Business Innovation Research (SBIR)programma. De komende maanden kijken de bedrijven of hun ideeën voor een veiliger optreden van militairen haalbaar zijn.
De DMO heeft twee full flight simulators overgedragen aan de luchtmacht. Bemanningen van de C-130 Hercules en de (K)DC-10 kunnen daardoor vanaf nu dicht bij huis trainen. Canadian Aviation Electronics is de leverancier van de nieuwe aanwinsten op het gebied van luchtvaartsimulatie. De DMO maakte afspraken over instandhouding en operationeel gebruik van de simulators voor de komende 15 jaar. Door de aanschaf van de twee nieuwe simulators volstaat nu een retourtje Hoofddorp in plaats van een reis naar het Amerikaanse Tampa of Londen. In Hoofddorp is het trainingscentrum van Canadian Aviation Electronics waar de luchtmacht haar zogenoemde Air Mobility Training Centre heeft ingericht en waar de nieuwe simulators staan. Behalve kosten op dienstreizen bespaart een simulatoruur, in verhouding tot een vlieguur, veel geld.
Uw medezeggenschapscommissie moet advies uitbrengen over de drie reorganisatieplannen die worden opgesteld. Dat is niet eenvoudig en daarom krijgt de MC nu assistentie van twee oud-collega’s. De twee externe adviseurs zijn generaal-majoor b.d. Hans de Vries en kolonel b.d. Jo Kuklinski. Zij gaan de drie TRMC’s en de DMC adviseren. Begin februari zijn ze gestart met een serie oriënterende gesprekken. Daarnaast hebben ze zich ingelezen in alle beleidsbrieven en blauwdrukken die ten grondslag liggen aan de reorganisatie. Ook hebben ze een gesprek gevoerd met directeur DMO en directeur Logistieke Bedrijven om een beter inzicht te krijgen in de aanpak van de reorganisatie. De aanpak van de DMO is duidelijk. De organisatie slim inrichten binnen de gegeven budgettaire en personele randvoorwaarden, zodat ze haar taken goed kan uitvoeren. De eerste vraag is: zijn taken en middelen met elkaar in balans te brengen? Directeur DMO denkt dat dit kan, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden, zoals een nieuwe werkwijze en bedrijfscultuur en flexibele budgetten met kortere doorlooptijden van projecten en procedures.
In totaal schreven 44 firma’s uit midden- en kleinbedrijf zich vorig jaar in op de pilot ‘Veilig landoptreden’. De projecten focussen op de bestrijding van geïmproviseerde explosieven, en dan met name op sensoren voor de detectie van bermbommen, het gebruik van robots en de uitrusting van militairen. Samen met de krijgsmachtdelen gaan de kandidaten nu een haalbaarheidsstudie doen die door Defensie wordt gefinancierd, en over 6 maanden moet zijn afgerond. Na verdere selectie mogen dan drie of vier deelnemers een demonstratiemodel van hun idee maken. Het SBIR-programma sluit aan bij de Defensie Industrie Strategie, een visiedocument over de defensiegerelateerde industrie. Hierin staat dat Defensie meer gebruik moet maken van aanwezige technologie en innovatie bij het bedrijfsleven.
Nieuwe vliegsimulators voor luchtmacht
De minister onderschreef het belang van het zorgvuldig en doelmatig doorlopen van het Defensie Materieel Proces (DMP) om de operationele commando’s te voorzien van het benodigde materieel voor de missies. Verder benadrukte hij de noodzaak om ondanks de bezuinigingen toch te blijven nadenken over innovaties om de Nederlandse krijgsmacht op de toekomst voorbereid te houden.
Van de DMC DMO
Luchtverkeersleiding werkt samen De DMO heeft een samenwerkingscontract getekend met het Maastricht Upper Air Control (MUAC). De overeenkomst vormt de basis voor de samenwerking van de luchtverkeersverkeersleiding van het Commando Luchtstrijdkrachten met het MUAC. Hierdoor kunnen het huidige verkeersleidingssysteem (Pharos) en het Autotracsysteem worden uitgefaseerd en is de continuïteit van de luchtverkeersservice gegarandeerd. Het MUAC is een uitvoerend orgaan van Eurocontrol en verzorgt de luchtverkeersleiding voor het hogere luchtruim van Duitsland, Luxemburg, België en Nederland. Binnen de samenwerking zal het MUAC radarluchtverkeersleiding- informatieservices aan het Air Operations Control Station in Nieuw Milligen leveren. Om de operationele taken te kunnen uitvoeren krijgt de huidige software van MUAC een aanpassing aan de specifieke militaire eisen. Een back-upsysteem moet de onafhankelijkheid van de verkeersleidingstaak garanderen. In december begint het gebruik van het eerste deel van het nieuwe luchtverkeerssysteem; de oplevering van het gehele systeem is volgend jaar oktober.
Het personeel van de DMO is sterk gemotiveerd en heeft veel liefde voor het vak. Er wordt zelden ´nee´ gezegd. Dat kan straks wellicht niet meer. De DMO zal zich wat formeler moeten gaan opstellen en vaker ´nee´ zeggen. Dat vraagt een gedragsverandering. Moeten we alles zelf blijven doen of moeten we derden inschakelen, bijvoorbeeld via uitbesteding (sourcing)? Het onderzoek onder leiding van de Bestuursstaf is recent van start gegaan. De vrees is gegrond dat er personeel gedwongen de organisatie moet verlaten. Dat doet pijn. Directeur DMO probeert dat aantal zo klein mogelijk te houden. Het is van het grootste belang om het personeel zo snel mogelijk zekerheid te geven en te zorgen voor een uitstekende begeleiding. De komende weken gaan de twee adviseurs spreken met een aantal ondercommandanten en hoofden van ressorts. Zo zien ze meer op de werkvloer wat de reorganisatie voor die eenheden gaat betekenen. Verder brengen de adviseurs advies uit over de uiteindelijke VRP’n aan de betrokken medezeggenschapsorganen. Ze gaan zich daarbij vooral oriënteren op de voorwaarden waaronder de nieuwe DMO succesvol zal kunnen zijn. Uw DMC doet zijn uiterste best het gehele proces van reorganisatie en ontwikkeling van nieuwe werkwijzen kritisch te volgen en de gevolgen voor de medewerkers voor wie er geen plaats meer is - binnen de gegeven randvoorwaarden van SBK en rechtspositie zoveel mogelijk in goede banen te leiden.
Op locatie
Klaas Schoppen is technisch medewerker bij het Depot Ceremoniële Tenues van het KPU-bedrijf. Hij werkt in Soesterberg. “Bij het Depot Ceremoniële Tenues (DCT) hangen de ceremoniële tenues van alle krijgsmachtsdelen en de muziekkorpsen van Defensie. Wij geven de tenues in bruikleen uit voor Prinsjesdag, voor het aanbieden van de geloofsbrieven, diverse herdenkingen en op verzoek voor huwelijken van militairen.
Het dragen van het type tenue en bijbehorende artikelen hangt af van de rang die een militair heeft. Vanaf de rang van officier hoort bij een tenue een sabel, klewang of, bij een tambour-maître, een zwaard. En onder de rang van adjudant draagt een militair, alleen bij het huwelijk, een ‘meesterdegen’.
Samen met nog drie andere collega’s zorg ik dat onze klanten de juiste kleding met alle nodige accessoires meekrijgen naar een evenement of gelegenheid. Ik geef ook advies over hoe kleding en accessoires gedragen horen te worden. Ze passen de tenues in eerste instantie bij ons in Soesterberg maar moeten het op de grote dag toch zelf kunnen aantrekken en op de juiste wijze dragen. Na gebruik leveren de dragers van de tenues alles weer in en wordt het schoongemaakt, gepoetst en weer opgeborgen bij het DCT.
In 2009 is in het nieuwe Depot Ceremoniële Tenues een wapenkamer gebouwd waar in totaal 944 sabels achter slot en grendel bewaard worden. Interessant detail: er is zelfs een plastic zwaard bij. Een tambour-maître vond namelijk ooit het originele zwaard te zwaar, zodat er een plastic kopie voor hem gemaakt is.”
Colofon - Jaargang 9, nummer 3, april 2012 Materieelgezien is een uitgave van de Defensie Materieel Organisatie, geproduceerd door het Dienstencentrum Defensiemedia. Hoofdredactie: Hans Kuijper Eindredactie: Robert den Hartog Vormgeving: Grafische Dienst | AVDD Den Haag Druk: OBT bv, Den Haag Oplage: 5.700
Redactieadres: (niet voor adreswijzigingen en vragen over verzending) DMO/sectie Communicatie Postbus 90822 MPC 58A 2509 LV Den Haag E-mail:
[email protected]
Redactieraad: Marc Bijsterbosch (DMunB), Regina Bree-van Rijn (IVENT), Marjolein Hof-Kok (DBB), Henny Kooi (KPU-bedrijf ), majoor Patrick Jurcka (DP&V), majoor Jan Mensink (DWS), Iris Portier (IVENT), luitenant-kolonel Koos Sol (Staf ), Amanda Vissers (Staf ) en Manfred de Wit (IVENT).
Overname van artikelen en foto’s is toegestaan na overleg met de redactie en onder bronvermelding. Aan artikelen kunnen geen rechten worden ontleend. De inhoud van Materieelgezien weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie van Defensie.