Over de inhuldiging van Beatrix in 1980 en Willem Alexander in 2013; een onderzoek naar beeldvorming van Nederland en Nederlanders in binnen - en buitenlandse pers
Masterscriptie Interculturele Communicatie Claire Teissier (3115135) Eerste begeleider: Dhr. dr. J.D. ten Thije Tweede begeleidster: Mevr. drs. E.N. Besamusca Faculteit Geesteswetenchappen Universiteit Utrecht 8 april 2014
Samenvatting Dit onderzoek naar nationale beeldvorming geeft een antwoord op de vraag in hoeverre de beeldvorming over Nederland is veranderd in een periode van 33 jaar in binnen- en buitenlandse kranten. Dit is gedaan door krantenartikelen te analyseren die zijn verschenen in Britse, Vlaamse en Nederlandse kranten die zijn verschenen naar aanleiding van de inhuldiging van koning Willem-Alexander in 2013 en de toenmalige koningin Beatrix in 1980. Hierbij is ook aandacht besteed aan de relatie die het volk in deze landen heeft met zijn koningshuis en de rol van de media hierin. Aan de hand van de functioneel pragmatische benadering (Houtkoop en Koole, 2000) is er gezocht naar kennisstructuren die voortkwamen uit de krantenartikelen. Dit is gedaan door in navolging van El Farisi (2008) kern- en eigenschapswoorden te selecteren en deze samen met drie beoordelaars in te delen in categorieën. Uit deze categorieën zijn vervolgens overkoepelende kennisstructuren voortgekomen. Het zelfbeeld van Nederland komt in beide periodes grotendeels overeen en is in beide periodes positiever dan het beeld dat België en Groot-Brittannië van Nederland hebben. De Vlaamse kranten berichtten in 2013 positiever dan in 1980 over Nederland. In de Britse kranten zijn in 1980 niet voldoende artikelen gevonden om een goede analyse te kunnen uitvoeren. De kennisstructuren, die zijn gevonden die gerelateerd waren aan het Nederlandse koningshuis, zijn in alle landen in beide periodes overwegend positief.
2
Voorwoord
Eindelijk is het zover: mijn masterscriptie is af! Zonder hulp was dit niet gelukt, daarom wil ik via deze weg een paar mensen bedanken die hieraan hebben bijgedragen. Allereerst wil ik graag mijn begeleiders Jan ten Thije en Emmeline Besamusca bedanken voor alle gesprekken, inzichten en adviezen. Vooral de gesprekken met Jan ten Thije heb ik als bijzonder waardevol en leerzaam ervaren en brachten me vaak op het rechte pad als ik weer eens verdwaald was. Janneke en Qing-Yi wil ik bedanken voor de vele uren aan steun en adviezen, en in het bijzonder voor het nalezen van deze scriptie. Tenslotte wil ik Stef, mijn vrienden en ouders bedanken voor alle steun en bemoedigende woorden.
3
Inhoud 1.
Inleiding .....................................................................................................................6
2.
Het koninklijk huis en de media ................................................................................8 2.1 Monarchie in Nederland ................................................................................................8 2.1.1 De parlementaire constitutionele monarchie ............................................................8 2.1.2 De Oranjemythe ......................................................................................................9 2.1.3 Rol media in de beeldvorming van het koningshuis .................................................9 2.2 Monarchie in België .................................................................................................... 10 2.2.1 Historische achtergrond van de taalstrijd ............................................................... 10 2.2.2 Staatshervormingen ............................................................................................... 11 2.2.3 Conclusie .............................................................................................................. 13 2.3 Monarchie in Groot-Brittannië ..................................................................................... 13 2.4 Conclusie .................................................................................................................... 14
3.
Theoretisch kader .................................................................................................... 15 3.1 Imagologie, beeldvorming en nationale identiteit ......................................................... 15 3.2 De beeldvorming van Nederland.................................................................................. 16 3.3 Functionele pragmatiek ............................................................................................... 17 3.3.1 Kennisoverdracht .................................................................................................. 18 3.3.2 Kennisstructuren.................................................................................................... 19 3.4 Eigenschapswoorden en kernwoorden ......................................................................... 21 3.5 Conclusie .................................................................................................................... 23
4.
Probleemstelling ....................................................................................................... 24
5.
Methode.................................................................................................................... 27 5.1 Beschrijving corpus ..................................................................................................... 27 5.1.1 Landen .................................................................................................................. 28 5.1.2 Gebeurtenissen ...................................................................................................... 28 5.1.3 Zoekmethode ......................................................................................................... 29 5.2 Analyse ....................................................................................................................... 29
4
6.
Resultaten en analyse ............................................................................................... 34 6.1 Kennisstructuren.......................................................................................................... 34 6.1.1 Kennisstructuren België 1980 ................................................................................ 34 6.1.2 Kennisstructuren België 2013 ................................................................................ 38 6.1.3 Kennisstructuren Nederland 1980 .......................................................................... 39 6.1.4 Kennisstructuren Nederland 2013 .......................................................................... 41 6.1.5 Kennisstructuren Groot-Brittannië 2013 ................................................................ 43 6.2 Vergelijking kennisstructuren ...................................................................................... 45 6.2.1 Auto- en heteroimage van Nederland in 1980 ........................................................ 45 6.2.2 Auto- en heteroimage van Nederland in 2013 ........................................................ 46 6.2.3 Verschillen auto- en hetero-image ......................................................................... 48 6.2.4 Verandering kennisstructuren Nederland ............................................................... 48 6.2.5 Verandering kennisstructuren België ..................................................................... 49 6.2.6 Verandering kennisstructuren Groot-Brittannië ...................................................... 50
7.
Conclusie .................................................................................................................. 51
8.
Discussie ................................................................................................................... 54
9.
Literatuur ................................................................................................................. 55
Bijlage A – Corpus 1980 Bijlage B – Corpus 2013 Bijlage C – Relevante zinnen per dagblad per periode Bijlage D – Lijsten eigenschapswoorden per land per periode Bijlage E – Onderverdelingen eigenschapswoorden onderzoekster en beoordelaars
5
1. Inleiding De vraag over wat dé Nederlandse identiteit definieert is actueler dan ooit. Toen koningin Maxima in 2007 zei dat ze na zeven jaar nog steeds niet wist wat de Nederlandse identiteit inhield (NRC Handelsblad, 2007), zorgde dit voor veel commotie en de discussie rondom deze vraag lijkt de laatste jaren steeds heftiger te worden. Tijdens een college over de beeldvorming van Nederland door de eeuwen heen werd mij duidelijk hoe veranderlijk dit beeld is. In het begin van de 20e eeuw had Nederland een overwegend positief imago. Nederlanders werden gezien als netjes, ordelijk, hardwerkend en calvinistisch. In de jaren zestig veranderde dit beeld door de hervormingen en bespreekbaarheid van allerlei zaken. Sommigen zagen Nederland als een vooruitstrevende natie omdat er zaken zoals abortus en euthanasie bespreekbaar werden. Anderen zagen Nederland hierdoor juist als een ‘satansoord’, een verwerpelijke natie (van Rossem, 2013). Het is duidelijk dat de beeldvorming van Nederland dus zeer veranderlijk en subjectief is, en afhankelijk van vele factoren. In eerder onderzoek naar nationale beeldvorming (Langelaar, 2008; El Farissi, 2008; van den Berg, 2009) wordt dit bevestigd.
Dit onderzoek is een vervolg op twee onderzoeken (Langelaar, 2008; El Farissi, 2008) die analyseerden in hoeverre de beeldvorming van Nederland is veranderd aan de hand van een viertal gebeurtenissen van 2002 tot 2006. Alhoewel de resultaten van deze onderzoeken interessant waren, vielen ze in een relatief kort tijdsbestek. Omdat er nog geen onderzoek is gedaan naar de verandering van de beeldvorming van Nederland gedurende een langere periode leek het mij interessant om dit te achterhalen. De vraag die hierbij centraal staat is:
In hoeverre verschilt de beeldvorming over Nederland van 1980 met die van 2013 in binnenen buitenlandse kranten als gekeken wordt naar berichtgeving over de inhuldiging van Beatrix en Willem-Alexander?
Deze vraag probeer ik te beantwoorden door krantenartikelen te analyseren die zijn verschenen in Britse, Vlaamse en Nederlandse kranten naar aanleiding van de inhuldiging van koning Willem-Alexander in 2013 en de toenmalige koningin Beatrix in 1980. Het onderwerp van de berichtgeving dient als een tertium comparationis, een punt van vergelijking. Er is 6
gekozen voor deze landen omdat België en Groot-Brittannië ook een monarchie hebben. Het Britse en Belgische volk heeft echter een andere relatie met hun eigen koningshuis dan Nederland
en
dit
maakt
de
berichtgeving
uit
deze
landen
tot
interessant
vergelijkingsmateriaal. De relatie tot het eigen koningshuis en de rol die de media in eigen land speelt bij de beeldvorming van de monarchie zou de berichtgeving over andere koningshuizen in Europa kunnen beïnvloeden. In hoofdstuk 2 wordt daarom ingegaan op de rol van de monarchie in Nederland, België en Groot-Brittannië. Ook wordt de invloed van de media in deze landen beschreven op de beeldvorming van hun koningshuis omdat dit een factor is die van invloed kan zijn op de berichtgeving over Nederland.
De zojuist genoemde onderzoeken (Langelaar, 2008; El Farissi, 2008) naar dit thema worden besproken in hoofdstuk 3. In navolging van deze onderzoeken wordt de beeldvorming van Nederland onderzocht in het licht van de imagologie, een onderzoekstroming die zich bezighoudt met nationale beeldvorming (Leerssen, 1993). De onderzoeksmethode is deels ontleend aan de functionele pragmatiek zoals beschreven door Ehlich en Rehbein (1993) en Houtkoop en Koole (2000). Deze benadering wordt uitgebreid toegelicht in hoofdstuk 3. Tenslotte wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op de termen eigenschapswoord en kernwoord, deze termen worden gebruikt in de analyse.
De probleemstelling, deelvragen en hypotheses voor dit onderzoek worden in hoofdstuk 4 besproken. De verantwoording van de keuzes die zijn gemaakt met betrekking tot het corpus en de onderzoeksmethode worden in hoofdstuk 5 besproken.
In hoofdstuk 6 wordt er ingegaan op de gevonden kennisstructuren en worden deze per deelvraag geanalyseerd. In hoofdstuk 7 worden de resultaten nog eens kort samengevat en in hoofdstuk 8 zullen ten slotte de beperkingen van dit onderzoek besproken worden, evenals enkele suggesties voor vervolgonderzoek.
7
2. Het koninklijk huis en de media In dit hoofdstuk wordt de rol van de monarchie in Nederland, België en Groot-Brittannië besproken. Daarnaast wordt de invloed van de media op de beeldvorming van de monarchieën in deze landen beschreven. Dit heeft als doel om de context te verschaffen waarin de resultaten geïnterpreteerd worden.
Er is gekozen voor deze drie landen om dat ze alledrie een monarchie hebben. De koningshuizen in deze landen hebben echter elk een andere relatie tot het volk en daarom is het interessant om te vergelijken hoe deze landen over het Nederlandse koningshuis berichten. Zoals in dit hoofdstuk duidelijk zal worden bepaalt de relatie die een volk heeft met zijn eigen koningshuis de berichtgeving hierover.
2.1 Monarchie in Nederland 2.1.1 De parlementaire constitutionele monarchie
In Nederland vormt de koning samen met de ministers de regering. De koning is het staatshoofd en heeft een aantal formele taken. In de Grondwet staat dat de koning onschendbaar is en dat de ministers verantwoordelijk zijn, dit wil zeggen dat de ministers verantwoording moeten afleggen aan het parlement over het beleid van de regering. De ministers zijn ook politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het handelen van de koning. De positie van de koning komt tot uiting in het ondertekenen van wetten en besluiten die ook worden ondertekend door een minister. De koning beëdigt ministers en ondertekent de besluiten tot benoeming van ministers na een kabinetsformatie. Daarnaast is de koning voorzitter van de Raad van State en spreekt hij jaarlijks de Troonrede uit. De koning is Staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden dat naast Nederland bestaat uit de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Naast deze formele taken als Staatshoofd zet de koning zich in voor de bevolking van het Koninkrijk der Nederlanden. De koning verbindt mensen en groepen. Daarnaast steunt hij het werk van mensen en organisaties die een samenbindende rol in onze samenleving hebben. De koning vertegenwoordigt ook het Koninkrijk der Nederlanden door jaarlijks staatsbezoeken aan het buitenland te brengen en staatshoofden en 8
regeringsleiders te ontvangen die een bezoek aan Nederland brengen (Rol van het staatshoofd, n.d.). 2.1.2 De Oranjemythe
De koning heeft naast het ondertekenen van wetten en besluiten geringe concrete macht. Het koningshuis kost jaarlijks 110 miljoen euro (Riezebos, 2013). Desondanks is het koningshuis in Nederland populair. Volgens Huijssen (2012) is de verklaring voor de populariteit dat de relatie tussen Nederland en het Huis van Oranje in belangrijke mate medebepalend is voor de identiteit van Nederland. Brusse en Holtrop (2002) halen de neerlandicus Herman Pleij aan die de populariteit van het Nederlandse koningshuis als volgt verklaart: “Hoe moderner de samenleving, hoe meer behoefte er komt aan mythen, rituelen, sprookjes en tradities uit het verleden. Een koningshuis, zelf een overblijfsel uit het verleden, kan daar voortreffelijk in voorzien.” (Pleij, geciteerd in Brusse en Holtrop, 2002: 140). Dit zogenaamde ‘Oranjegevoel’ is de basis en legitimatie van het koningshuis. Als het Oranjegevoel er niet meer is, betekent dat het einde van de monarchie. Zolang het koningshuis een symbolische functie heeft en zorgt voor een gevoel van eenheid blijft de monarchie in Nederland populair. Ook is er in tijden van crisis en onzekerheid over de toekomst meer behoefte aan een dergelijk gevoel van eenheid en zoekt men steun bij de koning (Brusse en Holtrop, 2002).
Een andere reden volgens Besamusca (2014) om het koningshuis in stand te houden is de zogenaamde free publicity: Nederland is een klein land, daarom komt het weinig in het buitenlandse nieuws en als dit wel gebeurt is het meestal negatieve berichtgeving. Dankzij het koningshuis krijgt Nederland wel positieve publiciteit, daarom is de rol van berichtgeving over de monarchie in buitenlandse pers heel belangrijk. Investeren in buitenlandse zichtbaarheid door middel van het handhaven van en vieren van gebeurtenissen rondom het koningshuis draagt dus bij aan een positief imago van Nederland (Besamusca, 2014). 2.1.3 Rol media in de beeldvorming van het koningshuis
De Oranjes hebben altijd bewust gebruik gemaakt van alle soorten media om zichzelf aan het volk te verkopen, de media bepalen de beeldvorming van het koningshuis (Brusse en Holtrop, 2002). De berichtgeving is dus heel belangrijk en het koningshuis is hier afhankelijk van; 9
zonder berichtgeving bestaan ze niet. De media hebben dus ook een grote rol in het in stand houden van de oranjemythe. De Oranjes hebben altijd gebalanceerd tussen moderniteit en traditie: enerzijds wil het volk zich in de vreugde en het verdriet van de prinsen en prinsessen kunnen herkennen, het koningshuis moet zich ‘gewoon’ gedragen. Anderzijds mogen ze niet té gewoon worden, dan gaat de magie en daarmee de oranjemythe rondom het koningshuis weg en vervult de koning zijn symbolische functie niet meer (Brusse en Holtrop, 2002). Deze tegenstrijdige krachten zorgen ervoor dat het beeld van het koningshuis continu zorgvuldig wordt geconstrueerd in de media door de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). De RVD bepaalt volledig hoe het Nederlandse koningshuis in beeld wordt gebracht (Brusse en Holtrop, 2002).
De media zijn dus uitermate belangrijk voor de beeldvorming rondom het koningshuis. Omdat de krantenartikelen die in dit onderzoek geanalyseerd worden over het koningshuis gaan, is het van belang dat de rol en het gebruik van de media door de Oranjes bij de analyse in beschouwing wordt genomen. Het belang hiervan wordt onderstreept als we kijken naar de rol van de monarchie in andere landen.
2.2 Monarchie in België
Het Belgische volk heeft een andere relatie met haar koning dan Nederland. Om de rol van de monarchie in België te begrijpen is het van belang de geschiedenis van de taalstrijd te kennen die sinds de onafhankelijkheid van België in 1830 gaande is. De taalstrijd heeft een grote invloed op de relatie van de Belgen met het koningshuis, daarom wordt er eerst een beeld geschetst van de geschiedenis van deze taalstrijd. 2.2.1 Historische achtergrond van de taalstrijd
België werd in 1830 onafhankelijk van Nederland en Leopold I werd aangesteld als de eerste koning van België. Ondanks het feit dat meer dan de helft van de Belgen in die tijd Nederlands sprak, werd Frans de enige officiële taal (Van den Wijngaert, 2000). Dit zorgde ervoor dat er vanaf het begin al spanningen waren en verdeeldheid heerste in België. Hierna ontstond de Vlaamse beweging, leden van de beweging wilden erkenning voor de Nederlandse taal en cultuur. Zij waren niet anti-Frans of anti-België maar pleitten voor het Nederlands als officiële taal naast het Frans. Volgens van den Wijngaert (2000) liet koning 10
Leopold I zijn waardering blijken voor de Vlaamse beweging, maar Frans bleef de taal voor het hele koninkrijk. Dit had tot gevolg dat de Vlamingen een steeds negatievere houding kregen tegenover de monarchie.
Onder koning Leopold II kregen de Vlamingen meer erkenning en boekte de Vlaamse Beweging enkele bescheiden successen, zoals de oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde.
Zijn opvolger, koning Albert I, legde zijn eed in 1875 in beide talen af en won hiermee veel sympathie bij de Vlamingen. Verder toonde hij begrip voor de verlangens van de Vlamingen maar onder zijn bewind zijn er geen tastbare veranderingen doorgevoerd. Hierdoor kregen de Vlamingen steeds minder vertrouwen in de monarchie (Van den Wijngaert, 2000).
Onder koning Leopold III werd vooral na de Tweede Wereldoorlog duidelijk hoe verscheurd België is. Omdat Leopold III tijdens zijn ballingschap in de oorlog contact en ontmoetingen had gehad met Adolf Hitler werd er vijf jaar lang getwist of hij bij terugkomst de troon zou mogen bestijgen. Om de monarchie en de eenheid van het land niet in gevaar te brengen besloot Leopold III zelf in 1950 om afstand te doen van de troon. 2.2.2 Staatshervormingen
Leopolds oudste zoon Boudewijn wordt koning en staat voor de moeilijke taak de twee taalgroepen te verzoenen. Onder zijn bewind waren er vier staatshervormingen en werd België een volwaardige federale staat. Tijdens de eerste staatshervorming in 1970 werd de basis gelegd voor de oprichting van drie gewesten; Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Ze kregen ieder hun eigen grondgebied en moesten vooral actief zijn op economisch vlak. De gewesten zijn een antwoord op het streven van de Franstaligen - de Walen en de Franstalige Brusselaars - naar economische autonomie. In 1980 vindt de tweede staatshervorming plaats. Het werk dat in 1970 startte, werd hervat. Naast de gewesten werden drie taalgemeenschappen opgericht (de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap) die mogen beslissen over persoonsgebonden aangelegenheden zoals gezondheid en sociale bijstand (van den Wijngaert, 2000). Het Vlaamse en Waalse Gewest kregen een eigen raad en regering met eigen bevoegdheden en daardoor werd de 11
macht van de nationale overheid en van de vorst aanzienlijk beperkt. Het Brusselse Gewest bleef onveranderd, de bevoegdheden bleven voor dit gewest bij de federale regering. Alhoewel er ook veel bevoegdheden nationaal bleven was dit een grote stap richting meer autonomie voor het Vlaamse en Waalse Gewest.
Tijdens de derde staatshervorming in 1988-1989 kreeg het Brusselse Gewest vorm. Het kreeg nu ook eigen instellingen met dezelfde bevoegdheden als het Vlaamse en Waalse gewest in 1980 kregen (Portaal Belgische Federale Overheidsdiensten, 2012). Ondanks deze staatshervormingen waren er volgens van den Wijngaert (2000) nog veel communautaire spanningen en was er nog niet echt een nationaal gevoel. Ook bleef er onenigheid over de toepassing van de taalwetten. Met de vierde staatshervorming werd België in 1993 een volwaardige federale staat. De gemeenschappen en gewesten kregen al hun bevoegdheden toegewezen.
In 1993 overleed koning Boudewijn. Velen voelden het als een persoonlijk verlies en België was in nationale rouw. Boudewijn gold als een symbool van vastigheid en representeerde het toenmalig Belgische ideaaltype van de kleinburgerlijke degelijkheid (van den Wijngaert, 2000). De intense rouw bracht de behoefte aan een nationaal vaderfiguur aan het licht, evenals de behoefte aan saamhorigheid en solidariteit die op dat moment OF na de vierde staatshervorming ver te zoeken was. Op dat moment kreeg de monarchie dus pas een rol in België (Reynebeau, 2004).
Zijn opvolger, koning Albert II, speelde een cruciale rol bij de kabinetsformatie in 2010-2011. Deze formatie was de langste in de geschiedenis van België en hierdoor werd het duidelijk dat België nog altijd een zeer verdeeld land is. De Belgische koning benoemt de formateur en moet er dus voor zorgen dat er een kabinet gevormd wordt. Koning Albert wordt daarom door het Belgische volk gezien als ‘de enige man die België bij elkaar houdt.’ Naast deze formele rol wordt het privé-leven van koning Albert, net als in Nederland, ook in de media geportretteerd en wordt hiermee ook zijn menselijke kant weergegeven. Anders dan in Nederland wordt dit veel minder beïnvloed door de koning zelf (Besamusca, 2014).
12
2.2.3 Conclusie Er is nog altijd een strijd gaande tussen de Vlamingen en de Walen. Een van de weinige zaken die de Belgen onderling verbindt, is de monarchie. Alhoewel het Belgische koningshuis pas sinds de dood van koning Boudewijn een aanzienlijke rol speelt in België, is deze rol minder groot en heel anders dan in Nederland.
De manier waarop de Belgen kijken naar hun eigen koning heeft invloed op de berichtgeving hierover in de Belgische kranten. Waar de media in Nederland een buitengewoon grote rol speelt voor het bestaansrecht van het Nederlandse koningshuis, is dit in België in mindere mate het geval (Besamusca, 2014). Voor deze scriptie is deze wetenschap van belang omdat hierdoor de beeldvorming van Nederland die uit de Vlaamse kranten voortkomt wellicht beïnvloed wordt.
2.3 Monarchie in Groot-Brittannië De Britse monarchie heeft al meer dan twee eeuwen een stabiele rol. De mythes en emoties rondom het Britse koningshuis zijn onmisbare onderdelen van de Britse samenleving. Ook in Groot-Brittannië heeft de monarchie een samenbindende rol. Koninklijke ceremonies worden gezien als vieringen van de Britse natie en deze worden dan ook goed geregisseerd. De afgelopen twee eeuwen heeft de monarchie gefloreerd omdat ze een belangrijke rol speelden in het definiëren van de nationale identiteit en symbool stonden voor de trots die de Britten voelden voor hun land (Wassen, 2010). De monarchie vervult deze functie nog steeds en is daarom nog altijd populair. Volgens een poll in 2004 zijn de Britten het meest trots op hun land in vergelijking met Duitsland, Frankrijk, Italië en Rusland en het koningshuis levert hier een cruciale bijdrage aan (Wassen, 2010). Een onderzoek van de BBC in 2007 waaruit bleek dat 80% van de Britten voor het behoudt van de monarchie is, bevestigt de stabiliteit van de monarchie in Groot-Brittannië (BBC News, 2007).
Er is vergeleken met het Nederlandse koningshuis een veel grotere afstand tussen de leden van het Britse koningshuis en het volk. Omdat de Britse monarchie zo populair is. wordt er in de media veel aandacht aan besteed. Anders dan in Nederland, waar de leden van het koningshuis zich continu bewust zijn van hoe zij zich in de media profileren, de media nodig hebben en de RVD elk mediamoment ensceneert, is de Britse stabiliteit van de monarchie in 13
veel mindere mate afhankelijk van de media. In Groot-Brittannië is er dus meer mediavrijheid als het om het koningshuis gaat en dit heeft grote invloed op de manier waarop kranten hierover schrijven. Dit zou ook van invloed kunnen zijn op de manier waarop zij over het Nederlandse koningshuis berichten, dit is één van de achterliggende vragen bij dit onderzoek.
2.4 Conclusie De monarchie heeft in alle besproken landen een samenbindende rol. Daarnaast wordt de monarchie in zowel Nederland, België als Groot-Brittannië grotendeels ‘gemaakt’ in de media – zonder media-aandacht zijn de leden van het koningshuis onzichtbaar. De redelijk beheerste wijze waarop de pers in Nederland over het koningshuis bericht is echter heel anders dan in Groot-Brittannië waar de leden van het koningshuis op de voet worden gevolgd veel meer vrijheid genieten. Waar de Oranjes voortdurend moeten balanceren tussen traditie en moderniteit is er in Groot-Brittannië een veel grotere afstand tussen het volk en het koningshuis en heeft het koningshuis een veel stabielere rol. Dit heeft tot gevolg dat de leden van het Britse koningshuis zich minder bezig hoeven te houden met hun imago dan in Nederland. In België, nog altijd een verdeeld land, is de verbindende rol van de koning erg belangrijk. Desondanks is de band tussen de Belgen en de koning minder hecht dan die in Nederland en Groot-Brittannië. Het koningshuis is daar een onderdeel van de tegenstellingen tussen de Walen en de Vlamingen. Voor de hoofdvraag van dit onderzoek betekent dit dat de relatie die het Nederlandse, Belgische en Britse volk met hun koningshuizen heeft en de rol die de media daarin hebben van invloed kan zijn op de manier waarop de kranten berichten over de troonswisseling.
14
3. Theoretisch kader In dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op het concept ‘nationale beeldvorming’ en wordt beschreven hoe nationale stereotypen tot stand komen. Vervolgens worden er drie onderzoeken over nationale beeldvorming besproken omdat hier de verwachte resultaten van dit onderzoek uit voortvloeien, evenals enkele aspecten van de methode van dit onderzoek. Ten slotte wordt er ingegaan op de functionele pragmatiek, de manier waarop kennisoverdracht plaatsvindt en de mentale processen die hierbij horen. Deze theorie is de basis voor de methodiek voor dit onderzoek.
3.1 Imagologie, beeldvorming en nationale identiteit Leerssen (1993) bespreekt het concept van nationale identiteit. Hij stelt dat het een kwestie is van bewustzijn, van attitude, van mentaliteit. “Iemand is Nederlander naarmate hij zich Nederlander voelt.” (Leerssen 1993: 11). Het gaat om jezelf anders voelen dan anderen, het is een kwestie van beeldvorming en die beeldvorming is veranderlijk. Leerssen (1993) bespreekt het concept van nationale beeldvorming in het licht van imagologie. Imagologie houdt zich onder andere bezig met de vraag hoe nationale stereotypen worden gerealiseerd en probeert bepaalde standaardpatronen te achterhalen. Het belangrijkste werkterrein van de imagologie is nationale beeldvorming; imagologisch onderzoek kijkt hoe er vanuit culturele representaties (boeken, films et cetera) nationale stereotypen worden gevormd en verspreid. Beeldvorming is volgens Van Ginkel (1997) een relatief proces. De beeldvorming van een andere groep of ander land (hetero-image) wordt vergelijkenderwijs gedaan. Een groep of land wordt vergeleken met andere groepen of de eigen groep (auto-image). Objectieve maatstaven ontbreken hierbij; Japanners kijken anders naar Nederlanders dan Duitsers, Fransen of Engelsen naar Nederlanders kijken. Hierdoor is er vaak sprake van verschillende beelden van één groep of land en kan er niet gesproken worden van één nationaal stereotype. Daarnaast worden bij nationale karakteriseringen volgens Leerssen (1993) vaak tegenstrijdige eigenschappen gevonden zodat in elke situatie wel iets gevonden kan worden dat van toepassing is en het stereotype bevestigt. Nederlanders kunnen zichzelf bijvoorbeeld zien als ferme aanpakkers of stijve harken. Vooronderstellingen en vooroordelen worden dus snel bevestigd. Toch voelen of beleven we doorgaans een onderscheid ten aanzien van mensen met een andere nationaliteit en cultuur. Het besef van een eigen identiteit draait om een proces van 15
de presentatie van drie aspecten van cultuur (van Ginkel, 1993): de presentatie van eigenschappen en attributen van een groep, de benoeming van de groepsidentiteit in een vertoog over dat beeld, en de herkenning van dat vertoog als een zinvolle voorstelling van de wij-groep. De vorming van een nationale identiteit wordt dus vergelijkenderwijs gedaan en Nederlands hebben zich volgens Van Ginkel (1993) bij de vorming van hun identiteitsbesef vanouds voor een groot deel laten leiden door de meningen van buitenlanders over hen. Beeldvorming is dus afhankelijk van vele factoren en uit het bovenstaande blijkt hoe subjectief en veranderlijk nationale beeldvorming is. Voor deze scriptie betekent dat er uit de Vlaamse, Britse en Nederlandse kranten verschillende beelden van Nederland kunnen komen.
In deze scriptie is nationale beeldvorming heel belangrijk. De beeldvorming van Nederland wordt beschreven en er wordt onderzocht in hoeverre het auto-image van Nederland, het zelfbeeld, overeenkomt met het beeld dat België en Groot-Brittannië van Nederland hebben, het hetero-image. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre de beeldvorming is veranderd.
3.2 De beeldvorming van Nederland De Foer (2002) is een Belg die drie jaar in Nederland heeft gewoond. Zijn artikel is een goed voorbeeld van een hetero-image van Nederland; hij beschrijft het beeld dat hij heeft gevormd van de typische Nederlander door zijn observaties te vergelijken met die van zijn landgenoten. Volgens de Foer (2002) hebben Nederlanders een overdreven positief zelfbeeld en hieruit voortvloeiend ‘lange tenen’ voor kritiek. Ook valt het hem op hoe reislustig de gemiddelde Nederlander is. Tenslotte noemt hij de gierigheid als een van de eigenschappen die hem het meeste opvalt. Hij verbaast zich dan ook over de extreme gulheid als het goede doelen betreft. De verklaring voor deze paradox zoekt hij in het calvinisme, dat volgens de Foer (2002) zegt: “geld uitgeven mag, maar het moet zijn nut hebben. Je moet er je plaats in de hemel mee verdienen.” (De Foer, 2002: 15).
De Foer (2002) heeft zijn observaties niet wetenschappelijk onderzocht. El Farissi (2008) deed dit wel en onderzocht de beeldvorming van Nederland en Nederlanders in binnen- en buitenlandse dagbladen vanaf 2002 tot 2006 aan de hand van de berichtgeving over de moord op Pim Fortuyn, de moord op Theo van Gogh, de afwijzing van de Europese grondwet en de kwestie Ayaan Hirsi Ali. Hierbij heeft zij gekeken naar Nederland, Engeland, België, 16
Duitsland en de Verenigde Staten. Uit haar analyse bleek dat in de Nederlandse, Britse en Vlaamse dagbladen de kennisstructuur ruimdenkend en vredig het meeste voorkwamen. Ook Langelaar (2008) onderzocht categoriseringen met betrekking tot Nederland en Nederlanders in Duitse, Amerikaanse, Britse, Vlaamse en Nederlandse kranten. Zij deed dit aan de hand van een viertal gebeurtenissen in de periode 2002 – 2006; de moord op Pim Fortuyn, de moord op Theo van Gogh, de afwijzing van de Europese grondwet en de kwestie Ayaan Hirsi Ali. Zij ondervond dat er in Vlaamse kranten meer negatieve categorieën waren dan in andere landen. In de Vlaamse en Britse kranten werd er gesproken over het feit dat de tolerantie van Nederlanders aan het veranderen is. In Nederlandse kranten werd er volgens Langelaar (2008) zelfs beweerd dat de tolerantie niet langer bestaat. Ook stelt ze dat Vlaamse kranten spraken over de verdraagzaamheid van Nederlanders. Deze verdraagzaamheid vond ze ook in de Nederlandse kranten, evenals de eigenschap nuchter. Ten slotte vond ze in elk land categorieën die betrekking hadden op de vrijheid in Nederland, en in de Vlaamse kranten categorieën die betrekking hadden op de conflictueuze situatie in Nederland.
De bevindingen van El Farisi (2008) en Langelaar (2008) en de observaties van de Foer (2002) vormen deels de verwachte resultaten van dit onderzoek, deze worden besproken in hoofdstuk 4.
3.3 Functionele pragmatiek In dit onderzoek worden nationale stereotypen over Nederland achterhaald aan de hand van een inhoudsanalyse van krantenartikelen. De basis voor deze methode ligt in de functionele pragmatiek. De functionele pragmatiek gaat ervan uit dat mensen taal gebruiken om te handelen en om de werkelijkheid te construeren en dat zij dit doen doordat ze bepaalde taalhandelingskennis hebben. Taalhandelingskennis bestaat uit vanzelfsprekende elementen die door gespreksdeelnemers (actanten) worden toegepast.
De gedeelde kennis van
deelnemende actanten is hierbij van grote invloed en dus erg belangrijk. Onderzoek binnen de functionele pragmatiek probeert een reconstructie te maken van die taalhandelingskennis (Houtkoop en Koole, 2000). Instituties spelen hierbij een belangrijke rol want zij zijn subsystemen van een maatschappelijke totaliteit en kunnen volgens Ehlich en Rehbein (1993) gezien worden als uitgewerkte systemen van verhoudingen tussen maatschappelijke groepen
17
en fracties. De institutie media vormt de structuur voor de distributie van gemeenschappelijke kennis (Ehlich en Rehbein, 1993). In deze scriptie gaat het om de institutie ‘media’ en wordt achterhaald welke voorkennis, vanaf nu kennisstructuren genoemd, er binnen deze institutie aanwezig is. De manier waarop deze kennisoverdracht plaatsvindt, wordt verder uitgewerkt in de volgende paragraaf. 3.3.1 Kennisoverdracht
Kennis vormt een systeem en is een mentale kwestie die betrekking heeft op de werkelijkheid. Kennisoverdracht van de spreker naar de hoorder is een taalhandeling die gebaseerd is op de kennis van een uitsnede van de werkelijkheid. Ehlich en Rehbein (1993) bespreken de verandering in de kennis van de hoorder aan de hand van de volgende figuur: P
P = uitsnede van de werkelijkheid π = het kennisdomein (het domein waarbinnen de
πs
πh
werkelijkheid wordt gerepresenteerd in het kennissysteem van de actant) πs = kennis van de spreker
p
πh = kennis van de hoorder p = propositie (geverbaliseerde kennis)
Figuur 1: P – π – p model (Ehlich en Rehbein, 1986)
De p in het model heeft betrekking op de propositionele betekenis van de zin en wordt propositie genoemd. De propositie heeft betrekking op de weergave van de werkelijkheid zoals voorgesteld door de actant (spreker). Deze weergave van de werkelijkheid heeft in dit model de hoofdletter P.
De overgang van P naar p is een mentaal proces. Dit mentale proces wordt het π-gebied genoemd en bestaat uit complexe mentale structuren die een rol spelen in de weerspiegeling 18
van de werkelijkheid. Dit gebied kan opgesplitst worden in het π-gebied van de spreker (πs) en het π-gebied van de hoorder (πh). De spreker anticipeert op de voorkennis van de hoorder en op basis van de inschatting van de voorkennis van de hoorder (πh) verfijnt de spreker zijn uiting (de weergave van de werkelijkheid, P) zodat de gemeenschappelijke voorkennis optimaal kan worden benut. Als het kennisdomein van de spreker (πs) en hoorder (πh) overeenkomt, is er sprake van geslaagde kennisoverdracht (Ehlich en Rehbein, 1986).
De spreker wil een verandering in het π-gebied van de hoorder (πh) tot stand brengen. Om dit te doen is het van belang dat het π-gebied van de spreker en van de hoorder overeenkomen. Als dit het geval is wordt er gesproken van een geslaagde kennisoverdracht. 3.3.2 Kennisstructuren
Het mentale proces dat plaatsvindt in het π-gebied en dat voorafgaat aan een taalhandeling wordt een kennisstructuur genoemd. Een kennisstructuur is een systeem met een verzameling kennis over een bepaald begrip. In deze scriptie worden de kennisstructuren in kaart te gebracht die bij het concept Nederland horen. Ehlich en Rehbein (1993) onderscheiden zeven typen van deze actantenkennis, namelijk: particuliere ervaringskennis, de inschatting, het beeld, de sententie, maxime, patroonkennis en routinekennis. Informatie over deze verschillende structuurtypes draagt bij aan de interpretatie van de kennis en hiermee kan volgens Ehlich en Rehbein (1993) onderzocht worden welke invloed dit heeft op het handelen van de actanten.
Om deze structuurtypes te beschrijven maken Ehlich en Rehbein (1993) gebruik van drie constitutieve grootheden, namelijk de kenner (S), het thema van de kennis (Θ, datgene waarover de kenner (S) kennis bezit) en het gekende (Γ, datgene wat de kenner (S) over het thema weet). Voor de analyse van deze structuurtypen gebruiken Ehlich en Rehbein (1993) verschillende pragmatische kwantificeringen: één (e), meerdere (m) en alle (a). Deze worden telkens toegekend aan S, Θ of Γ: kennis kan door één kenner worden bezeten, door meerdere kenners of door alle kenners. Γ kan één keer voor Θ gelden, kan meerdere keren voor Θ gelden of kan altijd voor Θ gelden, etcetera. Het thema van de kennis (Θ) en het gekende (Γ) zijn onderdeel van het kennisdomein (π). 19
De relatie tussen de pragmatische kwantificeringen en de structuurtypes zal hieronder verduidelijkt worden. In dit onderzoek wordt er gezocht naar sententies. Om dit structuurtype te verduidelijken zullen eerst de structuurtypen inschatting en beeld besproken worden alvorens er ingegaan wordt op het type sententie.
De inschatting Inschattingen zijn individuele interpretaties van bepaalde delen van de werkelijkheid. Actanten vormen zich in hun alledaagse taal een voorstelling van de werkelijkheid op basis van een selectie van fenomenen die zij gekozen hebben uit de grote hoeveelheid mogelijke ervaringen waaruit zij zouden kunnen kiezen. Het geheel aan inschattingen die een actant maakt, is opgebouwd uit afzonderlijke elementen,. I inschattingen zijn dus het resultaat van relatief complexe synthetische activiteiten. De basis van de inschatting wordt gevormd door particuliere ervaringskennis. Inschattingen zijn individuele interpretaties van bepaalde delen van de werkelijkheid en dit structuurtype hangt dus samen met het perspectief van de waarnemer. Inschattingen zijn vaak te herkennen aan termen als hier en daar, soms, enkele malen en enige.
Het beeld Meerdere inschattingen over een deel van de werkelijkheid vormen samen een beeld. Ook bij beeldvorming is er sprake van een specifieke synthetiserende activiteit van de kenner; de actant voegt zijn inschattingen samen tot een beeld van een thema en beschouwt dit als afgerond. Beelden vormen op deze manier een verzameling van vaste interpretaties van de handelingswerkelijkheid van de kenner. Beelden circuleren en worden zo overgedragen uit het kennisbereik van de afzonderlijke kenner naar dat van anderen. Op deze manier vindt een veralgemenisering van een beeld plaats tot een imago. Een imago is dus een beeld dat over meerdere kenners (S) verspreid is (Ehlich en Rehbein, 1993).
De sententie Sententies beschrijven structuren van de werkelijkheid op een algemene manier. De pragmatische kwantificering bij dit structuurtype is alle; de sententie is kennis die voor alle
20
kenners (S) geldt en altijd voor het kennisobject (Θ) geldt. Sententies zijn georiënteerd op systematisering en betreffen vaak spreekwoorden en vooroordelen.
Een voorbeeld van een sententie is de volgende zin: “Statig, helder én nuchter; Typisch Hollandse sfeer in Nieuwe Kerk vol mondiale prominenten” (Telegraaf, mei 2013) Het thema van de kennis (Θ) is Nederland, het gekende (Γ) is ‘statig, helder en nuchter’.
Ehlich en Rehbein (1993) stellen dat de pragmatische kwantificering alle niet gebaseerd is op logica; verschillende kenners (S) kunnen over één kennisthema verschillende kennis hebben waaraan de pragmatische kwantificering alle wordt toegekend omdat dit voor hen altijd geldt. Ehlich en Rehbein (1993) gebruiken hiervoor de term diffuse mundanisering; over een kennisthema kunnen verschillende sententies bestaan die met elkaar in tegenstrijd zijn.
In dit onderzoek wordt er gezocht naar sententies, kennisstructuren die de werkelijkheid op een algemene manier beschrijven. Er wordt geprobeerd te achterhalen welk beeld er bestaat van Nederland en Nederlanders in het algemeen. Volgens Ehlich en Rehbein (1993) zijn kennisstructuren bijna nooit direct aan de oppervlakte waarneembaar. Ze beschrijven drie methodologische technieken om deze te identificeren. De eerste techniek neemt de uitingen van de actanten zelf over hun eigen kennis als uitgangspunt. De tweede techniek reconstrueert kennisstructuren uit handelingen die een exemplarisch karakter hebben. De derde techniek bestaat ten slotte uit het systematiseren van een bepaalde hoeveelheid kennis. Hierbij gaat het om het ontwikkelen van een systematiek waarbinnen verschillende kenniselementen hun structurele plaats krijgen toegewezen. In deze scriptie wordt de laatste techniek gebruikt. In hoofdstuk 5 wordt de manier waarop dit gedaan wordt nader toegelicht.
3.4 Eigenschapswoorden en kernwoorden De systematiek die in dit onderzoek gebruikt wordt om kennisstructuren te achterhalen is deels gebaseerd op die van El Farissi (2008). Zij maakte een in haar onderzoek onderscheid tussen kernwoorden en de bijbehorende eigenschapswoorden. De zinnen zijn geselecteerd op 21
de volgende kernwoorden: Nederland(s), Nederlander(s), Holland(s), Hollander(s), Netherlands, en Dutch. Bij deze kernwoorden horen namelijk veelal eigenschapswoorden en uit
deze
eigenschapswoorden
kunnen
kennisstructuren
gevonden
worden.
Het
eigenschapswoord is een categorie binnen het adjectief. Met het eigenschapswoord wordt de voorkennis die de hoorder of lezer heeft over een bepaald thema geactiveerd. Het eigenschapswoord noemt een bijzonderheid die niet aan bepaalde omstandigheden gebonden is. Er worden drie subcategorieën binnen het eigenschapswoord onderscheiden (Algemene Nederlandse Spraakkunst, 2001): -
Adjectieven die een zintuiglijk of fysisch waarneembare eigenschap aangeven, waaronder vorm en kleur, bijvoorbeeld: een vierkant doosje, een driehoekig verkeersbord, een groene appel.
-
Adjectieven die een gedachte eigenschap of een door redenering afgeleide eigenschap noemen, bijvoorbeeld: die aardige jongen, een prachtige beukenlaan, dat oersaaie boek.
-
Adjectieven die een ‘typische’ eigenschap aangeven, te omschrijven met ‘eigen aan, behorend tot, afkomstig van + substantief’. Ze komen overeen met het achter het substantief geplaatste voorzetselconstituent, bijvoorbeeld: plantaardige olie (= olie van planten), dierlijke vetten (= vetten van dieren), de menselijke geest (= de geest van de mens).
Bepaalde adjectieven kunnen zowel tot de tweede als derde subcategorie behoren (Algemene Nederlandse Spraakkunst, 2001).
In het volgende voorbeeld wordt verduidelijkt hoe het eigenschapswoord zich tot het kernwoord verhoudt: “En bij een controverse kan de populariteit in een vingerknip verdwijnen, zeker in wispelturig Nederland.” (De Standaard, 1 mei 2013)
Aan het kernwoord Nederland wordt de (niet situatiegebonden) eigenschap wispelturig toegekend. De kennis over Nederland (het kennisobject, Θ) is dat het altijd een wispelturig land is, daarom is het een sententie. 22
Het feit dat eigenschapswoorden niet gebonden zijn aan een situatie is van belang voor deze scriptie. Er wordt gezocht wordt naar eigenschappen die aan Nederland worden toegekend die algemeen gelden, niet voor een specifieke situatie.
In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de rol van de kern- en eigenschapswoorden in de analyse.
3.5 Conclusie Onderzoek naar nationale beeldvorming is een vorm van imagologisch onderzoek. In dit onderzoek wordt de beeldvorming over Nederland onderzocht aan de hand van de theorie van kennisoverdracht die voortvloeit uit de functionele pragmatiek. Instituties spelen een belangrijke rol bij kennisoverdracht. In deze scriptie worden de kennisstructuren over Nederland(ers) achterhaald die aanwezig zijn in de institutie media. Er wordt gezocht naar sententies, kennisstructuren die de werkelijkheid op een algemene manier beschrijven. Dit wordt gedaan door de eigenschapswoorden over Nederland(ers) te analyseren die uit krantenartikelen uit België, Nederland en Groot-Brittannië naar voren komen.
23
4. Probleemstelling In het onderzoek naar de beeldvorming over Nederland in binnen- en buitenlandse kranten is de volgende hoofdvraag geformuleerd:
In hoeverre verschilt de beeldvorming over Nederland van 1980 met die van 2013 in binnenen buitenlandse kranten als gekeken wordt naar berichtgeving over de inhuldiging van Beatrix en Willem-Alexander?
Hierbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
1. Welke kennisstructuren kunnen er gevormd worden aan de hand van de gevonden eigenschapswoorden in Nederlandse, Britse en Vlaamse berichtgeving over de inhuldiging van Beatrix in 1980? 2. Welke kennisstructuren kunnen er gevormd worden aan de hand van de gevonden eigenschapswoorden in Nederlandse, Britse en Vlaamse berichtgeving
over de
inhuldiging van Willem-Alexander in 2013? 3. In hoeverre verschilt het auto- en hetero-image in beide periodes in de onderzochte landen? 4. Zijn er veranderingen in kennisstructuren waar te nemen tussen de onderzochte periode in 1980 en de onderzochte periode in 2013 in de Nederlandse kranten? 5. Zijn er veranderingen in kennisstructuren waar te nemen tussen de onderzochte periode in 1980 en de onderzochte periode in 2013 in de Vlaamse kranten? 6. Zijn er veranderingen in kennisstructuren waar te nemen tussen de onderzochte periode in 1980 en de onderzochte periode in 2013 in de Britse kranten? Bij deze deelvragen zijn een aantal hypotheses opgesteld naar aanleiding van de literatuur en eerdere onderzoeken die beschreven zijn in hoofdstuk 3.
Uit het onderzoek van Langelaar (2008) bleek dat zowel Groot-Brittannië, België als Nederland het beeld van een conflictueus Nederland hadden. El Farissi (2008) vond daarentegen onder andere de kennisstructuur vredig bij deze landen. Dit zijn twee tegenstrijdige beelden maar zoals Leerssen (1993) ook stelt is er bij nationale beeldvorming 24
vaak sprake van paradoxen. Op basis hiervan verwacht ik dan ook bij beiden periodes tegengestelde kennisstructuren te vinden.
De verwachting bij de eerste deelvraag is dat de Vlaamse kranten positief over Nederland zullen berichten omdat ze in 1980 nog volop in de taalstrijd zaten. De tweede staatshervorming vond plaats zoals beschreven is in hoofdstuk 2, er was nog geen nationaal gevoel en het koningshuis had geen grote rol in België. Daarnaast is de verwachting dat de kennisstructuren die te maken hebben met het koningshuis in de Vlaamse kranten negatiever zullen zijn dan in Groot-Brittannië omdat België destijds een tumultueuze relatie had met zijn eigen koningshuis, terwijl de monarchie in Groot-Brittannië stabiel en populair was.
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek van Langelaar (2008) is de verwachting bij de tweede deelvraag dat er in de Britse en Vlaamse kranten kennisstructuren voorkomen die de tolerantie van Nederland beschrijven. Daarnaast is de verwachting dat in de Vlaamse en Nederlandse kranten de kennisstructuur verdraagzaam voorkomt en dat Nederland het auto-image nuchter heeft. Op basis van de Foer (2002) is de verwachting dat er uit de Vlaamse kranten blijkt dat Nederland een calvinistische inslag heeft en dat Nederland reislustig is.
De verwachting bij de derde deelvraag is dat het auto-image van Nederland in beide periodes positiever is dan het hetero-image (de Foer, 2002), op basis van de resultaten van Langelaar (2008) worden uit de Vlaamse kranten de meeste negatieve kennisstructuren verwacht.
Uit het onderzoek van Langelaar (2008) bleek tevens dat Nederland zichzelf niet meer tolerant vond in 2006, dit suggereert dat dit daarvoor wel zo was. Daarom is de verwachting bij de vierde deelvraag dat in 1980 de kennisstructuur tolerant bij de Nederlandse kranten voorkomt en in 2013 niet.
Bij de vijfde deelvraag is de verwachting dat eruit de Vlaamse kranten negatievere kennisstructuren voortkomen dat in 1980 in verband met de eerder genoemde taalstrijd en de beschreven resultaten van Langelaar (2008).
25
Door gebrek aan eerdere onderzoeken is het niet mogelijk om bij de zesde deelvraag een hypothese op te stellen.
26
5. Methode Er is gezocht naar kennisstructuren met betrekking tot Nederland en Nederlanders in binnenen buitenlandse kranten. Hierbij is er gekozen om de berichtgeving over de inhuldiging van koning Willem-Alexander en de toenmalige koningin Beatrix in Vlaamse, Britse en Nederlandse kranten te analyseren. In dit hoofdstuk worden de keuzes met betrekking tot het corpus toegelicht en verantwoord, daarna wordt er dieper ingegaan op de analysemethode.
5.1 Beschrijving corpus Zoals in hoofdstuk 3 is beschreven spelen instituties een belangrijke rol in het achterhalen van kennisstructuren omdat zij subsystemen zijn van een maatschappelijke totaliteit. Er is een corpus samengesteld uit vier kranten per land: twee ‘kwaliteitskranten’ en twee populaire kranten, ook wel ‘tabloids’ genoemd. Volgens Kussendrager (1992) bestaat er een verschil tussen kwaliteitskranten en populaire journalistiek. Kwaliteitskranten streven ernaar hun lezers zo goed mogelijk te informeren over de gebeurtenissen in de wereld en besteden daar hun menskracht en ruimte aan. Ze willen de lezer inzicht geven in de processen die de wereld werkelijk veranderen en nemen, in tegenstelling tot de populaire kranten, meer afstand van het nieuws. De populaire kranten besteden naast deze informatie ook aandacht aan amusement en ontspanning (Kussendrager, 1992, in: Langelaar, 2008). Op basis van deze kenmerken is in navolging van Langelaar (2008) gekozen voor de volgende kranten:
27
Land
Kranttype
Krant NRC Handelsblad
Kwaliteitskrant Nederland
Volkskrant Algemeen Dagblad
Tabloid Telegraaf Standaard Kwaliteitskrant
De Tijd Het Nieuwsblad
België
Tabloid Laatste Nieuws The Times Kwaliteitskrant
GrootBrittannië
The Guardian Daily Mail
Tabloid The Mirror
Tabel 1: overzicht kwaliteitskranten en tabloids
5.1.1 Landen
Er is gekeken naar krantenartikelen uit Nederland, België en het Groot-Brittannië omdat deze landen dicht bij Nederland liggen en omdat België en Groot-Brittannië ook monarchieën zijn. Om deze redenen is de verwachting dat deze landen meer betrokken zijn bij Nederlandse gebeurtenissen en bij het Nederlandse koningshuis, en dat er daarom meer berichtgeving is over de inhuldiging van de toenmalige koningin Beatrix en de huidige koning WillemAlexander. Duitsland is buiten beschouwing gelaten omdat het een andere staatsvorm heeft. Daarnaast heb ik mij beperkt tot drie landen in verband met de omvang van het corpus. 5.1.2 Gebeurtenissen
Er is gezocht naar krantenartikelen die berichtten over de inhuldiging van koning WillemAlexander en de toenmalige koningin Beatrix. Deze onderwerpen zijn gekozen omdat deze de internationale media hebben gehaald. Daarnaast dienen deze gebeurtenissen in de werkelijkheid (de uitsnede van de werkelijkheid, hoofdletter P) als tertium comparationis; de gebeurtenissen zijn vergelijkbaar en daarom geschikt om te onderzoeken in hoeverre de 28
beeldvorming en de kennis daarover bij lezers in diverse landen (het kennisdomein, π) al dan niet is veranderd in de periode van 33 jaar. De krantenartikelen (de weergave van de werkelijkheid, kleine p) in het corpus zijn verschenen in de periodes 14-04-2013 t/m 14-052013 en 14-04-1980 t/m 14-05-1980. De zoekperiode is beperkt tot 14 dagen voor de inhuldiging en 14 dagen erna omdat uit een proefanalyse bleek dat een langere periode voor en na de inhuldiging weinig relevante berichten opleverde. 5.1.3 Zoekmethode
De krantenartikelen over de inhuldiging van koning Willem-Alexander in 2013 waren digitaal te vinden. Hiervoor is gebruik gemaakt van de nationale digitale krantenarchieven van GrootBrittannië, Nederland en België. Voor de artikelen over de inhuldiging van Beatrix in 1980 heb ik het nationaal archief in Brussel en het koninklijk archief in Den Haag bezocht. De Britse artikelen uit 1980 waren gedigitaliseerd en elke krant had zijn eigen online archief.
5.2 Analyse Nadat het corpus compleet was, zijn de zinnen geselecteerd waar de kernwoorden Nederland(s), Nederlander(s), Holland(s), Hollander(s), Netherlands, en Dutch in voorkwamen. Daarna zijn de zinnen gefilterd op de hierbij horende eigenschapswoorden en is er een lijst gemaakt met alle gevonden eigenschapswoorden (zie bijlage D). In tabel 2 en 3 staat een overzicht van het aantal gevonden artikelen en de eigenschapswoorden per deelcorpus.
29
Land
Kranttype
Kwaliteitskrant Nederland Tabloid
Kwaliteitskrant België Tabloid
Kwaliteitskrant GrootBrittannië
Krant NRC Handelsblad
Aantal artikelen 7
Aantal woorden 12370
Aantal eigenschapswoorden 18
Volkskrant
7
4561
1
Algemeen Dagblad
6
4085
4
Telegraaf
6
10534
9
Totaal: 31550
32
Standaard
7
8225
15
De Tijd
1
115
2
Het Nieuwsblad
6
4550
10
Laatste Nieuws
11
14850
9
Totaal: 27740
36
The Times
3
998
0
The Guardian
3
1723
0
Daily Mail
2
399
0
The Mirror
2
250
0
Krant
Aantal
Aantal
Aantal eigenschaps-
artikelen
woorden
woorden
NRC Handelsblad
7
6908
7
Volkskrant
7
7660
6
Algemeen Dagblad
6
5412
17
Telegraaf
6
3986
12
Totaal : 24066
42
Tabloid
Totaal: 3370 Tabel 2: overzicht aantal artikelen en eigenschapswoorden inhuldiging Beatrix 1980
Land
Kranttype
Kwaliteitskrant Nederland Tabloid
Kwaliteitskrant België Tabloid
Kwaliteitskrant GrootBrittannië
Standaard
7
7226
15
De Tijd
3
2938
4
Het Nieuwsblad
5
2028
5
Laatste Nieuws
3
286
4
Totaal : 12478
28
The Times
3
1485
3
The Guardian
3
2559
9
Daily Mail
2
2959
5
The Mirror
2
1105
3
Totaal : 8108
2
Tabloid
Tabel 3: overzicht aantal artikelen en eigenschapswoorden inhuldiging Willem-Alexander 2013
30
0
Vervolgens heb ik de eigenschapswoorden per deelcorpus onderverdeeld in categorieën en heb ik aan drie beoordelaars gevraagd om hetzelfde te doen. In tabel 4 staat een overzicht van de kenmerken van de beoordelaars. Beoordelaar 1
Beoordelaar 2
Beoordelaar 3
Leeftijd
22
26
25
Geslacht
Vrouw
Vrouw
Vrouw
Nationaliteit
Nederlandse
Nederlandse
Nederlandse
Achtergrond
Bachelor communicatie- en
Bachelor chinastudies
Bachelor taal en
informatiewetenschappen
cultuurstudies
Master interculturele
Master interculturele
Master interculturele
communicatie
communicatie
communicatie
Tabel 4: kenmerken beoordelaars
Op basis van de overeenkomsten en verschillen in de vier lijsten is er een definitieve lijst gevormd met kennisstructuren door de onderzoekster. Om van de vier lijsten één definitieve lijst te maken is er gekeken in hoeverre de categorieën die de beoordelaars hadden gemaakt overeenkwamen (zie bijlage E). Het criterium was dat er minstens drie personen een eigenschapswoord in dezelfde categorie hadden geplaatst. Indien dit niet het geval was, dan is het eigenschapswoord buiten beschouwing gelaten. In tabel 5 staat een voorbeeld van hoe de kennisstructuur oranjegezind tot stand is gekomen. In de tabel zijn de doorgestreepte eigenschapswoorden door minder dan drie personen in deze categorie ingedeeld en dus buiten beschouwing gelaten.
31
Onderzoekster
Beoordelaar 1
Beoordelaar 2
Beoordelaar 3
Als één man achter het
Is toe aan een groots
Is toe aan een groots
Als één man achter het
huis van Oranje
Oranjefeest
Oranjefeest
huis van Oranje
Het huis van Oranje is
Als één man achter het
Als één man achter het
Het huis van Oranje is
razend populair
huis van Oranje
huis van Oranje
razend populair
Helemaal Oranjegek
Het huis van Oranje is
Het huis van Oranje is
Helemaal Oranjegek
Steun voor het
razend populair
razend populair
Steun voor het
vorstenhuis enorm
Helemaal Oranjegek
Helemaal Oranjegek
vorstenhuis enorm
Blij
Steun voor het
Verenigd
Ademde oranje
Koningshuis
vorstenhuis enorm
Eén
Toekomstig
Ademde oranje
Koningshuis
Samen
koningskoppel erg
Toekomstig
Ademde oranje
Eensgezindheid
populair
koningskoppel erg
Toekomstig
Saamhorigheid
Enthousiast over de
populair
koningskoppel erg
Koningshuis
troonswisseling
Enthousiast over de
populair
Enthousiast
troonswisseling
Enthousiast over de
Ademde oranje
troonswisseling
Enthousiast over de troonswisseling
Tabel 5: Totstandkoming kennisstructuur oranjegezind met de eigenschapswoorden uit het Vlaamse corpus 2013.
In dit geval horen de eigenschappen als één man achter het huis van Oranje, het huis van Oranje is razend populair, helemaal Oranjegek, steun voor het vorstenhuis enorm, koningshuis, ademde oranje, toekomstig koningskoppel erg populair en enthousiast over de troonswisseling bij elkaar. De eigenschappen blij, is toe aan een groots Oranjefeest, verenigd, één, samen, eensgezindheid, saamhorigheid en enthousiast (in de tabel doorgestreept) zijn buiten beschouwing gelaten omdat minder dan drie beoordelaars deze eigenschapswoorden bij deze categorie hebben ingedeeld. De eigenschapswoorden die na dit proces buiten beschouwing zijn gelaten worden in het onderzoek niet gebruikt en zijn daarom aangemerkt als onbruikbaar. In onderstaande tabel staat een overzicht van het aantal bruikbare eigenschapswoorden per deelcorpus.
32
Totaal aantal
Bruikbare
Totaal aantal
Bruikbare
eigenschapswoorden
eigenschapswoorden
eigenschapswoorden
eigenschapswoorden
1980
1980
2013
2013
Nederland
32 (100%)
22 (69%)
42 (100%)
28 (67%)
België
36 (100%)
22 (61%)
28 (100%)
23 (82%)
Groot-Brittannië
-
-
20 (100%)
16 (80%)
Tabel 6: Aantal bruikbare eigenschapswoorden per deelcorpus
Bij de gemaakte categorieën zijn er overkoepelende kennisstructuren gemaakt. Zoals beschreven in hoofdstuk 3 is een kennisstructuur een systeem met een verzameling kennis over een bepaald begrip. In deze scriptie wordt er gezocht naar kennisstructuren die horen bij het
begrip
Nederland(s),
Nederlander(s),
Holland(s)
en
Hollander(s).
De
eigenschapswoorden die onder die kennisstructuren vallen zijn de kenniselementen die bij die kennisstructuur horen. In hoofdstuk 5 worden alle gevormde kennisstructuren beschreven.
Door op deze manier de kennisstructuren te achterhalen die bij deze maatschappelijke institutie horen wordt de beeldvorming van Nederland voor beide periodes beeld gebracht. Tevens kunnen de kennisstructuren op deze wijze goed vergeleken worden.
33
6. Resultaten en analyse In dit hoofdstuk worden de resultaten van de analyse besproken. In het eerste gedeelte worden de gevormde kennisstructuren per deelcorpus besproken en met elkaar vergeleken. Vervolgens worden de resultaten geanalyseerd aan de hand van de deelvragen en wordt er bekeken in hoeverre de resultaten overeenkomen met de geformuleerde verwachtingen. 6.1 Kennisstructuren Zoals beschreven is in hoofdstuk 5 is er per deelcorpus een definitieve lijst gevormd met kennisstructuren op basis van de overeenkomsten en verschillen in de lijsten van de vier beoordelaars.
In tabellen 7 tot en met 11 worden de gevormde kennisstructuren en de bijbehorende eigenschapswoorden per deelcorpus weergegeven. Na elke tabel worden de kennisstructuren toegelicht. Vaak is er sprake van een korte zin in plaats van één eigenschapswoord. Hier is voor gekozen om de context van het eigenschapswoord duidelijk te maken zodat deze goed geïnterpreteerd wordt. Daarnaast bevatten de Vlaamse corpussen enkele kennisstructuren dezelfde eigenschapswoorden. Dit komt door het feit dat er in twee verschillende Vlaamse kranten soms exact dezelfde artikelen voorkwamen 6.1.1 Kennisstructuren België 1980
In de onderstaande tabel staan de gevormde kennisstructuren die uit de Vlaamse kranten naar voren kwamen in 1980.
34
Kennisstructuur
Eigenschapswoorden
Maakt zich op om de dag van de troonwisseling zo feestelijk mogelijk te vieren Juicht voor Beatrix Oranjegezind Vreugde Zo feestelijk mogelijk Leeft naar 30 april toe Monarchie ongeschonden Continuïteit monarchie Koningschap functioneert De kerk is een strijdpunt gebleven Ontzuiling Kerkgeschiedenis is vol wapenfeiten De hele zaak tot op de minuut uitgerekend en voorbereid Punctueel De hele zaak tot op de minuut uitgerekend en voorbereid Geschokt door rellen Geschokt Oranjegezind Verbijstert Verbijstering Maatschappelijke tegenstellingen Samenleving steeds grotere scheuren Verscheidenheid Maatschappelijke diversiteit Maatschappelijke tegenstellingen Samenleving steeds grotere scheuren Ontwaakt uit de welvaartsdroom Raar volkje Raar volkje Tabel 7: Samenstelling definitieve kennisstructuren België 1980
De kennisstructuren worden hieronder toegelicht.
Oranjegezind Uit de eigenschapswoorden, die bij deze kennisstructuur horen, blijkt dat Nederlanders een positieve houding tegenover het koningshuis of de feestdag hebben. Omdat deze categorie enkel positieve eigenschapswoorden bevat is de bijbehorende kennisstructuur oranjegezind genoemd. Hiermee wordt dus aangegeven dat Nederlanders een positieve houding hebben tegenover het koningshuis of de dag van de inhuldiging.
De onderstaande voorbeelden om deze kennisstructuur te verduidelijken komen beiden uit het Vlaamse corpus: “Nederland in het algemeen en Amsterdam in het biezonder maakt zich op om de dag van de troonswisseling Juliana-Beatrix, niet alleen zo feestelijk mogelijk te vieren, maar ook om een zo feestelijk mogelijk aanzien te hebben.” (De Standaard, 29 april 1980)
35
“Deze incidenten zijn echter uitzonderingen op de regel dat het huis van Oranje razend populair was (en is) in Nederland.” (De Standaard, 29 april 2013)
In het eerste voorbeeld wordt de nadruk gelegd op de dag van de inhuldiging, in het tweede voorbeeld op het koningshuis zelf. Omdat het niet altijd duidelijk is of de focus op de dag of op het koningshuis ligt worden de eigenschapswoorden uit dergelijke zinnen allen bij de kennisstructuur oranjegezind ondergebracht.
Ook bij de eigenschapswoorden die gerelateerd zijn aan de rellen tijdens de inhuldiging van koningin Beatrix worden geschaard onder deze kennisstructuur. Het volgende voorbeeld komt tevens uit het Vlaamse corpus: “Zo luidt de trieste balans van de ware burgeroorlog, die woensdag tijdens de troonswisseling te Amsterdam werd ontketend en heel Nederland met verbijstering sloeg.” (Het Laatste Nieuws, 1 mei 1980)
Het feit dat Nederlanders geschokt zijn door de rellen op de dag van de inhuldiging van de toenmalige koningin Beatrix komt omdat ze oranjegezind zijn.
Continuïteit monarchie Deze kennisstructuur komt alleen voor in het Vlaamse deelcorpus uit 1980. Uit de eigenschapswoorden die bij deze kennisstructuur horen, blijkt dat de Belgen vinden dat het koningschap in Nederland tot dan toe stabiel is en functioneert. Het is belangrijk om te benadrukken dat het hier om een hetero-image gaat: de Belgen vinden dat het Nederlandse koningschap functioneert en dat de Nederlandse monarchie ongeschonden is. In onderstaand voorbeeld wordt de kennisstructuur te verduidelijkt: “Temidden van al die woelingen bleef de monarchie in Nederland ongeschonden.” (de Standaard, 1 mei 1980)
36
Ontzuiling Met de term ontzuiling wordt er gerefereerd naar het wegvallen van de bestaande religieuze structuren die door de verzuiling zijn ontstaan, en de eventuele problemen die dit opleverde (Metz, 2012).
In het onderstaande voorbeeld wordt deze kennisstructuur verduidelijkt. Dit fragment gaat over het feit dat de inhuldigingsceremonie in de toen net verbouwde Nieuwe Kerk zou plaatsvinden: “Een kerk – op die dag met een maximum kapaciteit van 3000 notabelen – bewust bedoeld als een ruimte waar in de toekomst mensen elkaar zullen ontmoeten en naar elkaar zullen luisteren. Zo’n kerk is iets nieuws. Zeker in Nederland, waar de kerk sinds de Beeldenstorm een strijdpunt is gebleven.” (De Standaard, 29 april 1980)
Punctueel De eigenschapswoorden bij deze kennisstructuur wijzen erop dat Nederlanders worden gezien als punctueel; nauwgezet en voorbereid: “Wat zeer weinig is, maar wat anderdeels bewijst dat de Nederlanders de hele zaak tot op de minuut hebben uitgerekend en voorbereid.” (Het Nieuwsblad, 1 mei 1980)
Maatschappelijke diversiteit Deze kennisstructuur gaat over de problematische maatschappelijke diversiteit waar Nederland mee te maken heeft. In de volgende zinnen zal dit verduidelijkt worden: . “De rellen rond de kroning van Beatrix tot koning woensdag krijgen naar het zich laat aanzien een nasleep die de maatschappelijke tegenstellingen in Nederland scherper dan ooit bloot zal leggen.” (De Standaard, 3 mei 1980) “De vroeger zo hechte Nederlandse samenleving begint sinds een jaar of tien op tal van punten steeds grotere scheuren te krijgen.” (De Standaard, 3 mei 1980)
37
6.1.2 Kennisstructuren België 2013
In tabel 8 staan de kennisstructuren die gevormd zijn aan de hand van de eigenschapswoorden die uit de Vlaamse kranten in 2013 naar voren kwamen. Kennisstructuur
Eigenschapswoorden
Blond Blozend Nederlandse kenmerken Wispelturig Een land van kooplui Als één man achter het huis van Oranje Het huis van Oranje razend populair Helemaal Oranjegek Steun voor vorstenhuis enorm Oranjegezind Koningshuis Ademde oranje Toekomstig koningskoppel populair Enthousiast over troonswisseling Verenigd Eén Eenheid Samen Eensgezindheid Saamhorigheid Oranjegekte beu De gekte mag gauw voorbij zijn Oranjegekte-moe Gaat niet mee in de oranjegekte Alle hysterie beu Crisis Gaan gebukt onder zware crisis Veel waarde aan tradities Veel waarde aan tradities Tabel 8: Samenstelling definitieve kennisstructuren België 2013
De kennisstructuren die nog niet aan bod zijn geweest worden hieronder toegelicht. Nederlandse kenmerken De eigenschapswoorden die bij de kennisstructuur Nederlandse kenmerken horen worden gezien als typisch Nederlands. De eigenschapswoorden blond en blozend komen uit de volgende zin: “Zijn imago van volkse, blonde, blozende Hollandse jongen ten spijt blijft Willem-Alexander bovendien een telg van een uitzonderlijk elitair geslacht.” (De Tijd, 27 april 2013)
Uit deze zin wordt duidelijk dat de Belgen blond en blozend toekennen aan een (typisch) Hollandse jongen. 38
Wispelturig lijkt hierbuiten te vallen maar als er naar de volgende zin gekeken wordt, wordt duidelijk dat dit ook tot een typisch Nederlandse kenmerk wordt gezien door de Belgen: “En bij een controverse kan de populariteit in een vingerknip verdwijnen, zeker in wispelturig Nederland.” (De Standaard, 2 mei 2013)
Eenheid Deze kennisstructuur komt voor in het Vlaamse en Nederlandse corpus uit 2013 en duidt op het feit dat er een uitzonderlijk saamhorigheidsgevoel heerste onder de Nederlanders volgens de media tijdens de inhuldiging: “De inhuldiging van koning Willem-Alexander leidde tot een bijna zeldzaam geworden saamhorigheidsgevoel en trots op Nederland.” (Algemeen Dagblad, 2 mei 2013)
Nederlanders voelden zich tijdens deze dag saamhorig, een dergelijke nationale gebeurtenis brengt Nederlanders bij elkaar.
Oranjegekte-moe Een kennisstructuur die tegenover oranjegezind lijkt te staan is oranjegekte-moe. Deze kennisstructuur komt enkel voor in het Vlaamse corpus en het is belangrijk om te weten dat deze kennisstructuur over de moeheid gaat die Nederlanders hebben als het gaat om de dag van de inhuldiging, niet wat betreft het koningshuis zelf. “Voor de gewone Nederlander mag die gekte gauw voorbij zijn.” (Het Nieuwsblad, 29 april 2013)
6.1.3 Kennisstructuren Nederland 1980
In de onderstaande tabel staan de kennisstructuren die uit de Nederlandse kranten in 1980 komen.
39
Kennisstructuur
Ontzuiling
Internationale gerichtheid
Oranjegezind Maatschappelijke crisis
Oranjegezind
Eigenschapswoorden Godsdienstige verdeeldheid Veel verscheidenheid in godsdienst en maatschappelijke overtuiging Tegenstellingen Werveling van alle stromingen Verscheidenheid Groot Energie Actief op de wereld gericht Verbond met het Huis van Oranje Sympathie jegens Juliana en Beatrix Nauw verbonden met Oranje-monarchie Begroet Beatrix met vreugde en vertrouwen Economische teruggang Politieke versplintering Verbijsterd over geweld in Amsterdam Verbijsterd
Verdraagzaamheid Verdraagzaamheid Bereidheid tot luisteren Tolerant Inschikkelijkheid Gemeenschapszin verdraagzaamheid Tabel 9: Samenstelling definitieve kennisstructuren Nederland 1980
De kennisstructuren worden hieronder toegelicht, voor zover ze niet eerder aan bod zijn geweest. Internationale gerichtheid De eigenschapswoorden die bij deze kennisstructuur horen komen allen uit een artikel waarin zinnen uit de inhuldigingstoespraak van koningin Beatrix geciteerd worden. Een fragment: “In de geschiedenis heeft ons volk bewezen groot te zijn. Niet in aantal of grondgebied, maar in oervaderlandse eigenschappen van energie, vindingrijkheid en verdraagzaamheid. (…) Nederlanders hebben van oudsher actief zich op de wereld gericht.” (NRC Handelsblad, 1 mei 1980)
Omdat juist deze zinnen worden geciteerd, met de onder andere eigenschapswoorden groot, energie en actief op de wereld gericht wordt Nederland als een internationaal gericht land neergezet.
40
Maatschappelijke crisis Deze kennisstructuur gaat over het feit dat Nederlanders lijden onder de economische teruggang en politieke versplintering. “Anders dan in Groot-Brittannië brengt de politieke versplintering in Nederland met zich mee dat verkiezingen hier slechts zelden een eenduidig beeld opleveren.” (NRC Handelsblad, 1 mei 1980)
Tolerant Onderstaande zin is een fragment uit de afscheidstoespraak van Juliana op 30 april 1980. De eigenschapswoorden bij deze kennisstructuur hebben allen te maken met tolerantie “Het mooie van die taak is, het algemeen welzijn de mogen dienen; een rustpunt te zijn te midden van de werveling van alle stromingen; te mogen helpen streven naar die samenleving, waarin men respect heeft voor wat een ander beweegt, naar een goed samengaan in alle verscheidenheid.” (Algemeen Dagblad, 30 april 1980)
6.1.4 Kennisstructuren Nederland 2013 In tabel 10 worden de gevormde kennisstructuren weergegeven die uit de Nederlandse kranten in 2013 naar voren kwamen.
41
Kennisstructuur
Eigenschapswoorden
op zoek naar houvast en saamhorigheid saamhorigheidsgevoel eenheid Eenheid trots toch niet ieder voor zich familiegevoel verbroederde schaatsen water Waterminnend gevecht tegen water correcte omgang met water iedereen mag zijn stem laten horen Vrijheid een van de vrijste landen ter wereld iedereen heeft vrijheid van meningsuiting gelijkwaardigheid monarchie is springlevend monarchie is diep verankerd draagvlak voor het koningshuis Oranjegezind inhuldiging van historische betekenis sluit koning spontaan in de armen zit massaal voor de buis om niks te missen orangisten vindingrijkheid ijver zeker van zichzelf Calvinistisch statig helder nuchter Tabel 10: Samenstelling definitieve kennisstructuren Nederland 2013
De kennisstructuren die nog niet behandeld zijn worden hieronder besproken. Waterminnend Deze kennisstructuur gaat over de invloed die water en de omgang met water heeft op het Nederlandse identiteitsgevoel. Onderstaande voorbeeld zal dit verduidelijken: “Bijkomend voordeel van water is dat de correcte omgang ermee wereldwijd wordt gezien als een Hollandse specialiteit.” (Algemeen Dagblad, 1 mei 2013)
Vrijheid “Nederland is een van de vrijste landen ter wereld geworden.” (Volkskrant, 1 mei 2013)
42
De eigenschapswoorden die bij deze kennisstructuur horen hebben met elkaar gemeen dat het beeld van Nederland wordt neergezet van een land waarin iedereen gelijk is en zijn mening mag laten horen. Calvinistisch In het spraakgebruik wordt er normaliter met calvinisme een verzameling eigenschappen bedoeld die typisch Nederlands zouden zijn. Zo is de calvinistische Nederlander van oudsher sober, zuinig, rechtlijnig, benepen en werkt hij hard (Rouvoet, 2009). De eigenschapswoorden die onder deze kennisstructuur vallen sluiten op dit rijtje eigenschappen aan. Een zin waarin enkele van deze eigenschapswoorden voorkomen stond in de titel van een artikel in de Telegraaf: “Statig, helder én nuchter; Typisch Hollandse sfeer in Nieuwe Kerk vol mondiale prominenten” (De Telegraaf, 1 mei 2013). 6.1.5 Kennisstructuren Groot-Brittannië 2013
In de onderstaande tabel staan tenslotte de gevormde kennisstructuren bij het Britse corpus uit 2013. Kennisstructuur
Oranjegezind
Nationale symbolen
Nederlandse kenmerken
Recessie
Eigenschapswoorden a relaxed monarchy revived appeal of the Dutch monarchy Orange joy widespread acclaim and admiration the royals are broadly popular popularity of the Dutch royals icon of the Netherlands cannabis champagne bicycles sober pragmatic some chaos sentimental recession struggles trough a lengthy recession a moment of celebration
Oranjegezind Tabel 11: Samenstelling definitieve kennisstructuren Groot-Brittannië 2013
43
Er wordt nu ingegaan op de kennisstructuren. Er wordt niet ingegaan op de kennisstructuren die reeds besproken zijn in de voorgaande paragrafen, behalve op de kennisstructuur Nederlandse kenmerken, deze wordt ter verduidelijking nogmaals behandeld. Nationale symbolen De eigenschapswoorden die bij deze kennisstructuur horen komen uit de volgende zin: “There was cannabis and champagne on the canals. There was the world's biggest flea market for a day. Mobile music systems blasting out from bicycles. (…) Very Dutch.” (the Guardian, 1 mei 2013)
Uit deze zin blijkt dat cannabis, champagne en fietsen worden gezien als typisch Nederlands. Om deze reden is er gekozen voor de term nationale symbolen: deze termen worden gezien als nationale symbolen voor Nederland.
Nederlandse kenmerken Alhoewel deze kennisstructuur reeds besproken is in 6.1.2 wordt er nogmaals op ingegaan ter verduidelijking. Deze kennisstructuur komt ook in het Vlaamse corpus voor uit 2013. Waar er in de Vlaamse kranten echter voornamelijk uiterlijke eigenschappen genoemd worden, worden er in het Britse kranten persoonlijke eigenschappen genoemd als typisch Nederlandse kenmerken: “But the ceremonials were also very Dutch: sober, pragmatic and, in a sense, conditional as Queen Beatrix returned to her previous status as a princess and the first Dutch king since 1890 swore himself in before people he described as "citizens", not "subjects".” (The Guardian, 1 mei 2013)
De eigenschapswoorden die uit bovenstaande zin voortkomen worden door de Britten gezien als typisch Nederlands en worden daarom onder deze kennisstructuur geschaard.
Recessie Deze kennisstructuur gaat over de economische crisis waar Nederland onder lijdt: 44
The generational change in the House of Orange-Nassau gave the Netherlands a moment of celebration and pageantry as this trading nation of nearly 17 million struggles through a lengthy recession brought on by the European economic crisis. (The Daily Mail, 1 mei 2013) 6.2 Vergelijking kennisstructuren De resultaten worden nu per deelvraag besproken en vergeleken. 6.2.1 Auto- en heteroimage van Nederland in 1980
De eerste deelvraag luidt als volgt:
Welke kennisstructuren kunnen er gevormd worden aan de hand van de gevonden eigenschapswoorden in Nederlandse, Britse en Vlaamse berichtgeving over de inhuldiging van Beatrix in 1980?
In zowel de Vlaamse als de Nederlandse kranten de zijn de kennisstructuren oranjegezind en ontzuiling gevonden. Bij de Vlaamse kennisstructuur oranjegezind gaat het echter vooral over het feit dat Nederlanders uitkijken naar de dag van de inhuldiging zelf, terwijl in de Nederlandse kranten de nadruk ligt op (de leden van) het koningshuis. Zo wordt er in het NRC Handelsblad geschreven: “In Nederland is het juist onder zulke omstandigheden dat de waarde van het koningschap, en vooral het verbond met het Huis van Oranje, voluit blijkt.” (NRC, 29 april 1980)
Uit de Vlaams kranten kwam ook de kennisstructuur continuïteit monarchie naar voren, deze kennisstructuur gaat over de stabiliteit van het koningshuis in Nederland.
Ook de kennisstructuur ontzuiling komt in beiden landen voor. De Vlaamse kranten leggen echter meer nadruk op de maatschappelijke verschillen dan de Nederlandse want die spreken naast de ontzuiling ook over maatschappelijke diversiteit. Een voorbeeld hiervan komt uit de Vlaamse krant de Standaard:
45
“De rellen rond de kroning van Beatrix tot koning woensdag krijgen naar het zich laat aanzien een nasleep die de maatschappelijke tegenstellingen in Nederland scherper dan ooit bloot zal leggen.” (de Standaard, 1 mei 1980)
De Nederlandse kranten zijn positiever dan de Vlaamse: naast de genoemde kennisstructuren zagen Nederlanders zichzelf als tolerant en internationaal gericht waar uit de Vlaamse kranten de kennisstructuren punctueel en raar volkje voortkwamen.
De verwachting bij deze deelvraag was dat de Vlaamse kranten in 1980 positief over Nederland zouden berichten. Wat betreft kennisstructuren die gerelateerd zijn aan de inhuldiging en het koningshuis was de verwachting dat België in 1980 negatiever zou zijn en Nederland en Groot-Brittannië het meest positief. Deze verwachtingen zijn deels uitgekomen; in beide periodes zijn er in de Nederlandse kranten enkel positieve kennisstructuren gevonden betreffende het koningshuis; in beide periodes kwam de kennisstructuur oranjegezind voor en daarnaast spreken de Nederlandse kranten van de eenheid die het Nederlandse volk voelde tijdens de inhuldiging van koning Willem-Alexander. De Vlaamse kranten waren ook uitsluitend positief over het Nederlandse koningshuis, dit in tegenstelling tot de verwachting. Het is opvallend dat er in de Britse kranten in 1980 vrijwel geen berichtgeving was over de inhuldiging van Beatrix. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat op 29 april 1980, een dag voor de inhuldiging van Beatrix, de Britse regisseur Alfred Hitchcock overleed. Dit nieuws stond op alle voorpagina’s en kan wellicht de aandacht hebben afgeleid van de inhuldiging van Beatrix. Alhoewel de Vlaamse kranten positief berichtten over het Nederlandse koningshuis, was de berichtgeving over Nederland zelf over het algemeen Negatief. Zo stond er bovenaan een artikel in Het Laatste Nieuws de volgende kop: “Raar volkje, die Hollanders” (Het Laatste Nieuws, 1 mei 1980)
Ook dit is tegen de verwachting in: in 1980 was de taalstrijd in België volop nog bezig en pleitten de Vlamingen vóór de Nederlandse taal en cultuur. 6.2.2 Auto- en heteroimage van Nederland in 2013
De tweede deelvraag is: 46
Welke kennisstructuren kunnen er gevormd worden aan de hand van de gevonden eigenschapswoorden in Nederlandse, Britse en Vlaamse berichtgeving over de inhuldiging van Willem-Alexander in 2013?
In zowel de Vlaamse en Britse als Nederlandse kranten kwam de kennisstructuur oranjegezind voor met de focus op de populariteit van het koningshuis. De Vlaamse en Nederlandse kranten spreken over de eenheid op de dag van de inhuldiging.
Verder lijkt Nederland ook in 2013 een positiever auto-image te hebben: uit de Britse en Vlaamse kranten kwamen de kennisstructuren crisis en recessie naar voren, geen van deze kennisstructuren komt in de Nederlandse kranten voor. Uit de Nederlandse kranten kwamen de kennisstructuren vrij en waterminnend, Groot-Brittannië noemt de kennisstructuur calvinistisch en volgens de Vlaamse kranten hecht Nederland veel waarde aan tradities.
Een opvallend resultaat is dat in de Vlaamse kranten zowel de kennisstructuur oranjegezind als oranjegektemoe voorkomen. Alhoewel oranjegektemoe refereert aan het feit dat Nederlanders de dag zelf moe zouden zijn (en niet het koningshuis), is het toch enigszins paradoxaal.
België en Groot-Brittannië noemen beiden Nederlandse kenmerken. Voor België zijn dit neutrale kenmerken zoals blond en blozend, de Britse kranten zijn negatiever over wat zij als typisch Nederlands zien; de Britten noemen de eigenschapswoorden sober, pragmatisch, chaos en sentimenteel bij deze kennisstructuur. Ook de andere kennisstructuren die voortkomen uit de Britse kranten zijn het meest negatief.
De verwachting bij de tweede deelvraag was dat er in 2013 in de Britse en Vlaamse kranten kennisstructuren zouden voorkomen die te maken zouden hebben met de tolerantie van Nederland. Ook was de verwachting dat er uit de Vlaamse en Nederlandse kranten de kennisstructuur verdraagzaamheid zou voortkomen en uit de Nederlandse kranten nuchter. Deze kennisstructuren zijn geen van allen gevonden. Daarnaast was de verwachting dat in de Vlaamse kranten de kennisstructuren reislustig en calvinistisch zouden voorkomen. Ook deze 47
kennisstructuren zijn niet gevonden. Nederland had echter zelf wel de kennisstructuur calvinistisch. Tenslotte was de verwachting in navolging van Leerssen (1993) dat er in beide periodes sprake zou zijn van tegengestelde kennisstructuren over Nederland. Deze verwachting is deels uitgekomen, in 2013 kwam zowel de kennisstructuur oranjegezind als oranjemoe voor in de Vlaamse kranten. 6.2.3 Verschillen auto- en hetero-image
De derde deelvraag is:
In hoeverre verschilt het auto- en hetero-image in beide periodes?
Het auto- en hetero-image van Nederland komt in beide periodes deels overeen. Net als in de Vlaamse kranten kwam in de Nederlandse kranten in beide periodes de kennisstructuur oranjegezind voor. Daarnaast ligt de focus in zowel de Vlaamse als Nederlandse kranten in 1980 op de verschillen in Nederland (ontzuiling, crisis) en in 2013 meer op de eenheid.
Het auto-image van Nederland is altijd positiever geweest dan het hetero-image. In 1980 vond Nederland zichzelf bijvoorbeeld internationaal gericht en tolerant, waar in de Vlaamse kranten gesproken werd over Nederlanders als punctueel en een raar volkje. In 2013 werd er in de Britse en Vlaamse kranten gesproken over de crisis, in de Nederlandse kranten werd dit niet genoemd en werden er enkel positieve kennisstructuren gevonden. Het feit dat Nederland in beide periodes een positiever zelfbeeld heeft komt overeen met de verwachting. 6.2.4 Verandering kennisstructuren Nederland
De vierde deelvraag is : Zijn er veranderingen in kennisstructuren waar te nemen in de periode 1980 – 2013 in de Nederlandse kranten?
Zoals eerder gezegd heeft Nederland in beide periodes een overwegend positief zelfbeeld, in 2013 is het zelfbeeld positiever. In 1980 kwamen er twee negatieve kennisstructuren naar 48
voren (ontzuiling, maatschappelijke crisis), in 2013 kwam geen enkele negatieve kennisstructuur voor.
De enige kennisstructuur die in beide periodes voorkomt is oranjegezind. In 1980 beschreef Nederland zichzelf als internationaal gericht en tolerant, in 2013 als vrij en calvinistisch. Daarnaast speelt de omgang met water in 2013 een rol in het zelfbeeld van Nederland.
In 1980 wordt er gesproken over de ontzuiling en de crisis, in 2013 spreken de Nederlandse kranten juist over de eenheid.
De verwachting bij deze deelvraag dat dat de kennisstructuur tolerant in 1980 zou voorkomen en in 2013 niet, is uitgekomen. 6.2.5 Verandering kennisstructuren België
De deelvraag is: Zijn er veranderingen in kennisstructuren waar te nemen in de periode 1980 – 2013 in de Vlaamse kranten?
De Vlaamse kranten zijn in 2013 positiever over Nederland dan in 1980. In 1980 werden de termen punctueel en raar volkje gebruikt om Nederland te typeren, in 2013 hecht Nederland volgens de Belgen veel waarde aan tradities, lijdt Nederland onder de crisis en worden er neutrale termen gebruikt bij de kennisstructuur Nederlandse kenmerken. Dit komt niet overeen met de verwachting dat de Vlaamse kranten in 1980 juist positiever zouden zijn.
Net als in de Nederlandse kranten is de enige kennisstructuur die in beide periodes voorkomt oranjegezind. In 1980 zijn er in de Vlaamse kranten meer positieve kennisstructuren gevonden die te maken hebben met het koningshuis en de inhuldiging. In 1980 stonden Nederlanders volgens de Belgen dus positiever tegenover de dag van de inhuldiging en het koningshuis dan in 2013, in 2013 was Nederland zelfs oranjegekte-moe. Een andere overeenkomst met het Nederlandse corpus is dat in de Vlaamse kranten in 1980 de kennisstructuren ontzuiling en maatschappelijke diversiteit voorkomen en in 2013 juist de 49
eenheid. Er is volgens de Vlaamse kranten in 2013 dus meer eenheid onder het Nederlandse volk dan in 1980. 6.2.6 Verandering kennisstructuren Groot-Brittannië
De deelvraag is: Zijn er veranderingen in kennisstructuren waar te nemen in de periode 1980 – 2013 in de Britse kennisstructuren?
Helaas kan deze vraag niet beantwoord worden omdat er in 1980 niet genoeg krantenartikelen zijn gevonden. Hier wordt in de discussie op in gegaan.
50
7. Conclusie In dit onderzoek is de veranderende beeldvorming van Nederland onderzocht aan de hand van krantenartikelen in Britse, Vlaamse en Nederlandse krantenartikelen die zijn verschenen naar aanleiding van de inhuldiging van koningin Beatrix in 1980 en koning Willem-Alexander in 2013. In dit hoofdstuk worden de conclusies besproken die naar aanleiding van de resultaten getrokken zijn. Ten slotte wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek:
In hoeverre verschilt de beeldvorming over Nederland van 1980 met die van 2013 in binnenen buitenlandse kranten als gekeken wordt naar berichtgeving over de inhuldiging van Beatrix en Willem-Alexander?
In de onderstaande tabel staan de gevonden kennisstructuren per deelcorpus. België
Nederland
Oranjegezind Oranjegezind Ontzuiling Ontzuiling Continuïteit monarchie Internationale gerichtheid 1980 Punctueel Tolerant Maatschappelijke Maatschappelijke crisis diversiteit Raar volkje Oranjegezind Oranjegezind Nederlandse kenmerken Waterminnend Eenheid Eenheid 2013 Crisis Vrijheid Oranjegekte-moe Calvinistisch Veel waarde aan tradities Tabel 12: kennisstructuren per deelcorpus
Groot-Brittannië
Oranjegezind Nederlandse kenmerken Nationale symbolen Recessie
Het zelfbeeld van Nederland komt in beide periodes grotendeels overeen. Zowel het auto- als hetero-image is in beide periodes die van een oranjegezind Nederland. Het auto-image van Nederland is echter wel in beide periodes positiever dan het hetero-image
Nederland heeft in beide periodes dus een overwegend positief zelfbeeld. Dit beeld is verschoven van internationaal gericht en tolerant naar vrij en calvinistisch, en de omgang met water wordt in 2013 gezien als een onderdeel van de Nederlandse identiteit. De enige constante factor is de populariteit van het koningshuis. Het feit dat het koningshuis al 33 jaar 51
even geliefd is, is te verklaren door de oranjemythe; het koningshuis heeft een symbolische functie en zorgt voor een gevoel van eenheid. Daarnaast was er in beide periodes sprake van crisis, in 1980 was er sprake van een maatschappelijke crisis en ontzuiling, in 2013 leed Nederland onder de economische crisis. In dergelijke periodes heeft Nederland behoefte aan een gevoel van eenheid en het koningshuis en de tradities daarom heen kunnen hieraan bijdragen. Uit de analyse bleek dat de inhuldiging, een traditie van het koningshuis, zowel in 1980 als in 2013 voor een gevoel van eenheid zorgde.
De andere verschuiving in het zelfbeeld is die van een land dat lijdt onder de ontzuiling en crisis naar een land waar er eenheid heerst. Net als in de Nederlandse kranten is alleen de populariteit van het koningshuis hetzelfde gebleven. Verder schetsten de Vlaamse kranten een positiever beeld van Nederland in 2013, in 1980 zijn er meer negatieve kennisstructuren gevonden dan in 2013.
Vanwege het ontbreken van Britse krantenartikelen in 1980 kan er niet worden nagegaan in hoeverre de beeldvorming van Nederland in Groot-Brittannië veranderd is. Terugkomend op de hoofdvraag, ‘in hoeverre verschilt de beeldvorming over Nederland van 1980 met die van 2013 in binnen- en buitenlandse kranten als gekeken wordt naar berichtgeving over de inhuldiging van Beatrix en Willem-Alexander?’, kan er geconcludeerd worden dat het beeld dat uit de Vlaamse en Nederlandse kranten kwam verschoven is van een land dat te maken had met crisis en maatschappelijke verschillen naar een land waar eenheid onder het volk is. Alleen in de Britse kranten werd de eenheid niet genoemd. Hoe het beeld van Groot-Brittannië is veranderd, is helaas niet te zeggen. Zowel het auto- als hetero-image van Nederland is in 2013 positiever dan in 1980. Het zelfbeeld van Nederland komt in beide periodes in ongeveer dezelfde mate overeen en is in beide periodes positiever dan het heteroimage.
De kennisstructuren die gerelateerd zijn aan de monarchie waren overwegend positief. De Nederlandse kranten schreven enkel positief over de inhuldiging. Dit is een logisch gevolg van de beschreven rol van de RVD in de berichtgeving over het koningshuis. Het feit dat de Belgen in 1980 een rumoerige relatie hadden met hun eigen koning lijkt geen invloed te hebben op hun berichtgeving over de inhuldiging van de toenmalige koningin Beatrix. Dit 52
laatste geldt ook voor de invloed van de rol die koning Albert speelde in België in 2013 op de berichtgeving over de inhuldiging van koning Willem-Alexander..
Of het de rol van de Britse en Belgische monarchie invloed heeft op de berichtgeving over de Nederlandse monarchie verschilt per land. In België speelt de monarchie de minst grote rol en is het koningshuis het minst stabiel; toch werd er in België in beide periodes veel en positief bericht over het Nederlandse koningshuis. Op basis hiervan kan er geconcludeerd worden dat de relatie die het Belgische volk heeft met zijn koningshuis weinig invloed heeft op de manier waarop er bericht gegeven wordt over monarchieën in andere landen. In Groot-Brittannië is het koningshuis stabiel en is er veel aandacht voor de leden van het Britse koningshuis. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit niet betekent dat monarchieën in andere landen als gevolg hiervan ook veel media aandacht krijgen: het feit dat er weinig berichtgeving was over de inhuldiging van Beatrix in 1980 in de Britse kranten wijst erop dat de relatie die de Britten met hun koningshuis hebben dus weinig zegt over de populariteit van andere monarchieën in Groot-Brittannië.
53
8. Discussie Ondanks de uitvoerige zoektocht en het aanschrijven van de redacties zijn er weinig krantenartikelen gevonden over de inhuldiging van koningin Beatrix in de Britse kranten in 1980. Omdat de rest van het corpus al verzameld was is er besloten om het onderzoek toch voort te zetten. Eén van de redenen om krantenartikelen uit Groot-Brittannië te analyseren was het feit dat Groot-Brittannië een koningshuis heeft, hierdoor verwachtte ik dat er genoeg berichtgeving zou zijn over de inhuldigingen. Het is echter gebleken dat dit geen invloed had.
Alhoewel er rekening is gehouden met de beïnvloeding van het onderwerp van de berichtgeving op de resultaten, was de invloed hierop van een heel andere aard dan van tevoren verwacht. De meeste kennisstructuren waren, al dan niet indirect, gerelateerd aan de inhuldiging. Om dit te vermijden kan er in vervolgonderzoek wellicht bij de samenstelling van het corpus berichtgeving over verschillende nieuwsonderwerpen verzameld worden.
In eerder onderzoek was er bij de categorisering van de eigenschapswoorden gebruik gemaakt van een vast aantal categorieën, die de beoordelaars moesten onderverdelen. De onderzoekers gaven aan dat dit van invloed kon zijn geweest op de betrouwbaarheid van de resultaten, daarom is er in dit onderzoek voor gekozen om het aantal categorieën niet van tevoren vast te stellen. Dit had echter tot gevolg dat er eigenschapswoorden buiten beschouwing gelaten zijn en dit heeft waarschijnlijk invloed gehad op de vorming van de definitieve kennisstructuren. In vervolgonderzoek zou dit ondervangen kunnen worden door de beoordelaars de eigenschapswoorden die buiten beschouwing zijn gelaten nogmaals te laten indelen. Daarnaast is het proces van categoriseren door de beoordelaars subjectief. De betrouwbaarheid van de methode zou vergroot kunnen worden door meer beoordelaars te betrekken bij het categoriseringsproces.
In dit onderzoek was er niet genoeg ruimte om nog dieper in te gaan op de rol van de media op het beeld van het koningshuis in Nederland. Het onderzoeken van de invloed van de oranjemythe op de berichtgeving zou een interessant onderwerp zijn voor vervolgonderzoek.
54
9. Literatuur Boeken en artikelen
Besamusca, E., & Verheul, J. (eds.). (2014). Discovering the Dutch. On Culture and Society of the Netherlands. Amsterdam: AUP (revised and enlarged) (forthcoming)
Brusse, P., & Holtrop, A. (2002). Wij, Oranje. Zwolle: Waanders Uitgevers
Ehlich, K., Rehbein, J., & Thije, J.D ten (red.). (1993). Kennis, taal en handelen. Assen: Van Gorcum
Farissi, N. El. (2008). Beeldvorming van Nederland en Nederlanders in binnen- en buitenlandse dagbladen vanaf 2002 tot 2006. Masterscriptie communicatiestudies. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Houtkoop, H., & Koole, T. (2000). Taal in actie: hoe mensen communiceren met taal. Bussum: Coutinho
Langelaar, J.C. (2008). Nederland in beweging? Categoriseringen m.b.t. Nederland en Nederlanders in binnen- en buitenlandse kranten vanaf de moord op Pim Fortuyn, Masterwerkstuk opleiding Communicatiestudies. Utrecht: Universiteit Utrecht
Leerssen, J. (1993). Culturele identiteit en nationale beeldvorming. In J.C.H Blom, J.T. Leerssen & P. de Rooy (red.). De onmacht van het grote Cultuur in Europa (pp. 7-19). Amsterdam: University Press
Reynebeau, M. (2004). Een geschiedenis van België. Tielt: Lannoo
Wassen, E. (2010). A history of modern Britain. West Sussex: Wiley-Blackwell
Wijngaert, M. van den (2000). België en zijn koningen. Plaats: uitgever. 55
Internet
Algemene Nederlandse Spraakkunst. (n.d.). Betekeniscategorieën van adjectieven. Geraadpleegd op 9 oktober 2013, van http://ans.ruhosting.nl/e-ans/06/02/01/body.html
Easton, M. (2012). Why does the UK love the monarchy? Geraadpleegd op 2 december 2013, van http://www.bbc.co.uk/news/uk-18237280
BBC News. (2007). Poll respondents back UK monarchy. Geraadpleegd op 2 december 2013, van http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/7162649.stm NRC Handelsblad. (2007). Máxima: ‘Nederlandse identiteit nog niet ontdekt’. Geraadpleegd op 6 februari 2014, van http://vorige.nrc.nl/article1846825.ece Metz, K. (2012). Periode van verzuiling tot ontkerkelijking in Nederland. Geraadpleegd op 30 maart 2014, van http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/periode_van_verzuiling_tot_ontkerkelijking_in_nederla nd/
Portaal Belgische Federale Overheidsdiensten. (2012). De eerste en de tweede staatshervorming. Geraadpleegd op 18 januari 2014, van http://www.belgium.be/nl/over_belgie/land/geschiedenis/belgie_vanaf_1830/vorming_federal e_staat/eerste_en_tweede_staatshervorming/
Riezebos, P. (2013). Is het koningshuis nog van nu? Tijd voor een kosten-batenanalyse [Weblogpost]. Geraadpleegd op 7 januari 2014, van http://www.elsevier.nl/Nederland/blogs/2013/4/Is-het-koningshuis-nog-van-nu-Tijd-voor-eenkosten-batenanalyse-1238932W/
Rouvoet, A. (2009, januari). Calvinisme als onmisbare en vernieuwende kracht in de Nederlandse politiek. [Toespraak op VU-Podium in Felix Meritis in Amsterdam.] Geraadpleegd op 24 december 2013, van http://www.christenunie.nl/l/nl/library/download/9wfLiQmYlL6iGDEcCC6HQ-a56
rH5nNndETv/20090113_calvijnlezing_rouvoet.pdf?format=save_to_disk&ext=.pdf?return_ur i=%2Fk%2Fnl%2Fn33079%2Fnews%2Fview%2F329462%2F363763%2Fcalvinisten-zijnwe-allemaal.html
RVD. (n.d.). Rol van het Staatshoofd. Geraadpleegd op op 2 januari 2014, van http://www.koninklijkhuis.nl/encyclopedie/monarchie/rol-van-het-staatshoofd/
57