Master Thesis MSRE
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
ing. P. van Swam 28 augustus 2008
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Universiteit van Amsterdam Amsterdam School of Real Estate
Master Thesis MSRE ing. Peter van Swam 28 augustus 2008
Begeleider: ir. L. Rompelberg
[email protected]
“ Een opleiding is wat je overhoudt als je alles vergeet van wat je op school geleerd hebt ” Albert Einstein (1879 - 1955)
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P .van Swam
VOORWOORD
1
Gestart met de module Projectontwikkeling aan de Amsterdam School of Real Estate. Nu, drie jaar en drie modules verder kom ik, met het doen van een onderzoek en het schrijven van een Master Thesis, toe aan de afronding van de studie Master of Studies in Real Estate. Terugkijkend stel ik vast dat het een inspirerende periode was. Opnieuw in de schoolbanken, gesprekken met studiegenoten uit allerlei disciplines van de vastgoedwereld, bevlogen lezingen van docenten en weer eens boven de materie hangen in plaats van er midden in zitten. Voor u ligt de Master Thesis die ik heb geschreven binnen het vakgebied van gebiedsontwikkeling. Een vakgebied waar ik al jaren door gefascineerd ben: hoe krijgen we die soep van gebiedsontwikkeling met al die ingrediënten nou het beste op smaak en temperatuur? Graag wil ik via deze weg iedereen bedanken die op een of andere manier een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze scriptie. In het bijzonder mijn begeleider Lars Rompelberg, die mij elke keer weer met een hoofd vol ideeën naar huis liet rijden na een afspraak. De geïnterviewde personen voor hun tijd en inspiratie. Mijn collega’s van Kavel Vastgoed, voor het klankbord én de relativering. En natuurlijk Janneke Wisgerhof, voor haar geduld en ondersteuning. Veel inspiratie en leesplezier.
Peter van Swam Den Haag, 28 augustus 2008
iv
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P .van Swam
SAMENVATTING
1
Inleiding De woningbouwopgave in Nederland schuift, met de afloop van de Vinex-ontwikkelingen van de uitleggebieden,
terug
naar
de
binnensteden.
Met
deze
verschuiving
verandert
ook
de
karakteristiek van de ontwikkelingsopgave. Projecten worden in toenemende mate complexer en de haalbaarheid staat onder druk. Het gros van de gebiedsontwikkelingen laat in eerste aanleg een onrendabel planresultaat zien. Dit onderzoek geeft antwoord op de vraag: op basis van welke afwegingen en argumenten besluiten partijen, individueel en gezamenlijk, om te participeren in voorcalculatorisch onrendabele projecten en hoe kan de (financiële) besluitvorming in deze projecten geoptimaliseerd worden? Gebiedsontwikkeling in Nederland Gebiedsontwikkeling is het antwoord van de spelers in de vastgoedmarkt op de verandering van de ontwikkelingsopgave. In de praktijk komt gebiedsontwikkeling in allerlei soorten en maten voor. Feitelijk worden drie basistypologieën onderscheiden; de revitalisering, de herstructurering en de transformatie. Typering geschiedt vanuit de wijze waarop functionele en fysieke verandering vorm krijgt. Op dit moment is binnen het proces van gebiedsontwikkeling een drietal trends te herkennen; veranderende rolverdeling tussen partijen, toenemende multi-functionaliteit en complexiteit van projecten en van sluitende exploitatie naar voorcalculatorisch onhaalbare projecten. Haalbaarheid van gebiedsontwikkeling De haalbaarheid van een ontwikkeling kan voor veel verschillende beleidsterreinen inzichtelijk worden gemaakt. Maar over het algemeen wordt onder ‘haalbaarheid’ de financiële haalbaarheid bedoeld. Veel gebruikt is de grond- en opstalexploitatie: de berekening van alle directe kosten en opbrengsten gedurende het proces. Binnen maatschappelijke instanties is hierop de behoefte ontstaan om ook de financiële gevolgen van meer ‘zachte’ effecten, zoals leefbaarheid en veiligheid, in de haalbaarheidsanalyse te betrekken. Het resultaat is de Maatschappelijke KostenBatenanalyse. Opmerking op beide systematieken is dat deze vanuit één partij redeneren, en geen rekening houden met het krachtenveld waarin een ontwikkeling tot stand komt. In de business case-aanpak wordt hier wel rekening mee gehouden door de waardering van individuele belangen in een gezamenlijke exploitatie. Een sluitende business case is die set van afspraken die gezamenlijk leidt tot een haalbare ontwikkeling.
v
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P .van Swam
Waardecreatie in gebiedsontwikkeling Waardecreatie in gebiedsontwikkeling wordt omschreven als het toevoegen van waarde aan de fysieke omgeving en/of de sociale beleving en/of de gebiedseconomie, waarbij de som van de deelwaarderingen leidt tot een stijging van de totale waarde. In de afgelopen decennia werd in de uitleggebieden een groot deel van de waardeontwikkeling vroeg in het proces gerealiseerd. Hiermee kon de waardeontwikkeling worden gebruikt om de haalbaarheid van een ontwikkeling te vergroten. Met de verschuiving van de bouwopgave naar de binnensteden zien we ook een faseverschuiving in waardeontwikkeling. De waardeontwikkeling begint later en loopt door tot ver nadat de feitelijke gebiedsontwikkeling is afgerond. Dit heeft als nadelig gevolg dat de waardeontwikkeling die na afronding van de gebiedsontwikkeling wordt gerealiseerd niet direct toevalt aan het haalbaar maken van de transformatieopgave maar aan de eigenaren (beleggers) van het vastgoed. Besluitvorming De verhouding tussen de omvang van de investering en de zekerheid dat het verwachte (of geëiste) rendement wordt behaald, bepaalt de beslissingsbereidheid van een organisatie. In transformatieopgaven blijkt dat deze verhouding is veranderd doordat een groot deel van de investeringsomvang al vroeg in het proces gemaakt moet worden, de zekerheid over het bereiken van het eindbeeld achterblijft bij het investeringsverloop en dat transformatieopgaven (en binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen) een
der mate lange doorlooptijd hebben
dat
er over
deelgebieden achterin de tijd zelfs onzekerheid over het eindbeeld zelf bestaat. Deze veranderingen vragen om nieuwe manieren van samenwerken en nieuwe manieren van besluitvorming. Besluitvorming wordt meer het resultaat van een pluricentrisch proces met oog voor het krachtenveld en voldoende flexibiliteit. Praktijkonderzoek De bevindingen uit de literatuurstudie zijn getoetst aan de hand van negen interviews met deskundigen. Uit de interviews blijkt dat de ‘onrendabele top’ eigenlijk niet bestaat. Marktpartijen investeren alleen in opgaven waar een positief financieel rendement ontstaat en overheden beschouwen investeringen die zich niet terugbetalen maar wél positieve effecten hebben als maatschappelijk rendabel. Ten aanzien van haalbaarheidsanalyses wordt opgemerkt dat zowel vanuit het oogpunt van het komen tot een haalbare exploitatie als het managen van de aanzienlijke risico’s blijkt dat het (zoveel mogelijk) integreren van de verschillende belangen en het in gezamenlijkheid bespreken van aanpak en strategie leidt tot optimale resultaten. Partijen geven daarnaast aan dat het sturen op waardecreatie en zoveel mogelijk betrekken
vi
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P .van Swam
van waardeontwikkeling in de moeilijk haalbare transformatieopgaven een sleutel lijkt tot betere haalbaarheid. Ten aanzien van besluitvorming merken partijen op dat besluitvorming meer het resultaat wordt van een pluricentrisch proces waarin de belangen en rollen op elkaar worden afgestemd, verankerd in wederzijds bindende afspraken en waarbij de benodigde flexibiliteit wordt gewaarborgd. Strategieën voor transformatieopgaven Op basis van de resultaten die in deze studie zijn opgedaan, is een achttal strategieën geformuleerd die tot doel hebben de haalbaarheid van transformatieopgaven te verbeteren en waarmee de onrendabele top van gebiedsontwikkelingen kan worden gemanaged. Conclusies en aanbevelingen In dit onderzoek is de totstandkoming van binnenstedelijke transformatieopgaven bestudeerd aan de hand van de onderwerpen onrendabele top, (wat is dat), haalbaarheidsonderzoek (hoe wordt de onrendabele top berekend), waardecreatie (hoe kan de onrendabele top beperkt worden) en besluitvorming (op welke gronden komt besluitvorming tot stand). Centraal thema hierin is het management van de onrendabele top. De mate van succes van dit management bepaalt de uiteindelijke haalbaarheid en realisatie van de transformatie. Belangrijkste conclusies zijn dat de onrendabele top slechts een voorcalculatorisch rekenbegrip is dat feitelijk niet bestaat, dat het krachtenveld in gebiedsontwikkeling vraagt om een verregaande integratie van aanpak en onderhandeling en dat besluitvorming verandert van ‘object gericht en dichtgetimmerd’ naar ‘proces gericht en flexibel’. De ontwikkelingsstrategie kenmerkt zich door harde afspraken over de waardebepalende elementen en sturen richting een dynamisch eindbeeld.
vii
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P .van Swam
INHOUDSOPGAVE
1
VOORWOORD
1
iv
SAMENVATTING
1
v
INHOUDSOPGAVE
1
viii
01
INLEIDING
1
01.01
De aanleiding voor het onderzoek
1
01.02
Probleem- en doelstelling
2
01.03
Onderzoeksopzet
3
01.04
Afbakening
4
01.05
Leeswijzer
5
02
GEBIEDSONTWIKKELING IN NEDERLAND
6
02.01
Afbakening van het begrip Gebiedsontwikkeling
6
02.02
Gebiedsontwikkeling in historisch perspectief
7
02.03
Typen gebiedsontwikkeling
02.04
Fasen in gebiedsontwikkeling
11
02.05
Trends in gebiedsontwikkeling
15
02.06
Hypothese
20
03
HAALBAARHEID VAN GEBIEDSONTWIKKELING
22
03.01
Vormen van haalbaarheid
22
03.02
Focus op financiële haalbaarheid
24
03.03
Integrale grond- en opstalexploitatie
25
03.04
Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA)
28
03.05
De business case als plan van aanpak
30
03.06
Hypothese
31
04
WAARDECREATIE IN GEBIEDSONTWIKKELING
32
04.01
Waarde en waardecreatie
32
04.02
Waardecreatie door gebiedsontwikkeling
34
04.03
Financiën en waardecreatie
37
04.04
Waardeontwikkeling
39
04.05
Hypothese
44
9
viii
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P .van Swam
05
BESLUITVORMING
45
05.01
Het besluitvormingsproces
45
05.02
Complexe besluitvorming
46
05.03
Risicoprofiel en besluitvorming
48
05.04
Hypothese
52
06
PRAKTIJKONDERZOEK
53
06.01
Interviews
53
06.02
De onrendabele top van gebiedsontwikkeling
54
06.03
Haalbaarheidsanalyses
56
06.04
Waardecreatie
57
06.05
Besluitvorming
58
07
STRATEGIEEN VOOR TRANSFORMATIEOPGAVEN
60
07.01
Ingrediënten voor planvorming
60
07.02
Grip op waardecreatie
60
07.03
Procesontwerp en besluitvorming
62
08
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
63
08.01
Conclusies
63
08.02
Aanbevelingen
66
08.03
Reflectie op het onderzoek
67
BIJLAGEN
1
68
BIJLAGE 1
LITERATUUROPGAVE
69
BIJLAGE 2
RISICO’S IN GEBIEDSONTWIKKELING
73
Blad
ix
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
01
INLEIDING
01.01
De aanleiding voor het onderzoek
De woningbouwopgave in Nederland, schuift met de afloop van de Vinex-ontwikkelingen van de uitleggebieden, terug naar de binnensteden. Met deze verschuiving verandert ook de karakteristiek van de ontwikkelingsopgave (De Zeeuw, 2007, Rompelberg, Pleijte en Weggeman, 2006). Projecten worden in toenemende mate complexer: -
meer actoren en belanghebbenden;
-
vaak versnipperd grondeigendom, dus moeilijke en kostbare verwervingen;
-
grond met geschiedenis; saneringsproblematiek;
-
lange doorlooptijden;
-
steeds grotere invloed van nationale en internationale wet- en regelgeving;
-
moeilijker bouwprocessen vanwege de binnenstedelijke context;
-
de aanscherpingen van het Bouwbesluit leiden tot stijgingen in de bouwkosten die zich niet één op één terugbetalen in hogere opbrengsten;
-
projecten worden meer en meer als integrale gebiedsontwikkeling gedefinieerd, in toevoeging op mono-functionele
woningbouwopgaven
en
de
benodigde
civiele
voorbereidings-
en
inrichtingskosten worden ook maatschappelijke investeringen zoals een onderwijsinstelling, een museum of een theater onderdeel van de gebiedsontwikkeling. Deze aspecten leiden tot hogere kosten. De haalbaarheidsberekening waarin alle directe kosten en opbrengsten van de gebiedsontwikkeling worden beschouwd, de grondexploitatie, komt hierdoor in toenemende mate onder druk te staan. Het gros van de gebiedsontwikkelingen laat in eerste aanleg een onrendabel planresultaat zien (Buitelaar et al., 2008).
13 Den Haag verliest zwaar op woningbouw (regio Den Haag)(09-06-08) De gemeente Den Haag verwacht honderden miljoenen verlies te lijden op de binnenstedelijke bouwplannen die tot 2030 op het programma staan. Dat meldde vrijdag Cobouw. Den Haag kan alleen nog woningen bouwen binnen de stadsgrenzen, omdat de bouwlocaties daarbuiten op zijn na voltooiing van de Vinex-wijken Leidschenveen, Wateringseveld en Ypenburg. Binnenstedelijk bouwen is duur en in het geval van Den Haag soms zelfs ‘waanzinnig duur', volgens Den Haag. Zonder steun van het Rijk zal het financieel niet lukken, kreeg minister Vogelaar (wonen) te horen tijdens een rondleiding langs enkele inbreidingsprojecten.Den Haag heeft tot 2030 behoefte aan 13.000 tot 15.000 nieuwe woningen. In zijn Structuurvisie noemt wethouder Marnix Norder negen bouwlocaties. De twee belangrijkste liggen aan de kust bij Scheveningen en Kijkduin en aan de rand van het centrum, in de Binckhorst, een terrein van 130 hectare waar nu 300 bedrijven zijn gevestigd, waaronder tientallen garages en autodealers, het hoofdkantoor van KPN, afvalverwerker AVR, twee betoncentrales en een asfaltcentrale. Behalve Kijkduin, zijn volgens Norder alle locaties verliesgevend. De wethouder schat de onrendabele top per woning tussen de 20.000 en 80.000 euro.
Figuur 1 Bericht uit vastgoedmarkt nieuwsbrief d.d. 09-06-2008
Blad
1
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Veel provincies en gemeenten hanteren het principe dat het saldo van een gebiedsontwikkeling sluitend moet zijn. Voor onhaalbare projecten leidt dit tot drie mogelijke uitkomsten: 1.
een project wordt afgeblazen of uitgesteld met alle leefbaarheidsgevolgen van dien;
2.
door middel van verdichten in programma en bezuinigingen wordt getracht tot een verbeterd projectresultaat te komen, zodanig dat het project wél haalbaar wordt (meer directe opbrengsten);
3.
een project vindt doorgang waarbij de rechtvaardiging voor onrendabele investeringen (lees: subsidies) wordt gevonden in de indirecte economische en maatschappelijke effecten van gebiedsontwikkeling (waardecreatie).
In de praktijk zien we dat met name de tweede uitkomst veelvuldig wordt nagestreefd. Het resultaat hiervan is dat, als gevolg van de vaak grote investeringen, de kwaliteit van nieuwe woongebieden onder druk staat en dat belangrijke investeringen in maatschappelijke voorzieningen en openbare ruimte worden uitgesteld of afgelast. Deze investeringen vormen de sluitpost van de berekening. Besluitvorming met betrekking tot gebiedsontwikkeling wordt in de regel financieel gesouffleerd door een integrale grond- en opstalexploitatie: de berekening van alle directe kosten en opbrengsten gedurende het proces. In het rechtvaardigen van onrendabele investeringen worden vaak kwalitatieve argumenten gebruikt die worden ontleend aan indirecte opbrengsten buiten het project, of buiten de looptijd. De volgende zaken vallen op: −
de
haalbaarheidsberekening
waarin
alle
directe
kosten
en
opbrengsten
van
de
gebiedsontwikkeling worden beschouwd, de grondexploitatie, komt in toenemende mate onder druk te staan. Het gros van de gebiedsontwikkelingen laat voorcalculatorisch een onrendabel planresultaat zien; −
toch vinden projecten ondanks deze onrendabele plansaldi doorgang, bijvoorbeeld Binckhorst, Laakhaven-West en Petroleumhaven in Den Haag en Waalfront in Nijmegen;
− 01.02
klaarblijkelijk spelen er andere of meer motieven dan die in de grondexploitatie zijn opgenomen. Probleem- en doelstelling
Het onderwerp van de Master Thesis is een onderzoek naar de omgang met de onrendabel top van binnenstedelijke herontwikkeling. Voor dit onderzoek is de volgende probleemstelling geformuleerd: Op basis van welke afwegingen en argumenten besluiten partijen, individueel en gezamenlijk, om te participeren in voorcalculatorisch onrendabele projecten en hoe kan de (financiële) besluitvorming in deze projecten geoptimaliseerd worden?
Blad
2
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Hierbij worden de volgende onderzoeksvragen gesteld: −
welke ontwikkelingen zijn waarneembaar in gebiedsontwikkeling?
−
wat is een onrendabele top en hoe wordt die berekend?
−
wat is waardecreatie en hoe kan tot optimale waardecreatie worden gekomen?
−
voldoet de grondexploitatie nog als instrument voor haalbaarheidsbepaling?
−
welke risico’s worden door partijen onderscheiden en hoe worden de risico’s bij de investeringsbeslissing betrokken?
−
is er wel sprake van een onrendabele top of is er eigenlijk sprake van een voorinvestering die op termijn wordt terugverdiend?
−
onder welke condities of randvoorwaarden participeren partijen in een gebiedsontwikkeling met een onrendabel plansaldo?
Doelstelling Op basis van het verrichte onderzoek ontstaat er: −
inzicht in het begrip ‘onrendabele top’ en hoe de verschillende partijen hier mee omgaan;
−
inzicht in de afwegingen
−
inzicht in de randvoorwaarden waaronder partijen bereid zijn risicodragend te investeren in
zoals die in besluitvorming bij complexe, voorcalculatorisch,
onrendabele projecten plaatsvindt bij investeerders in gebiedsontwikkeling; onrendabele projecten. Daarnaast wordt gekomen tot aanbevelingen ten aanzien van: −
het instrument van de grondexploitatie; het optimaliseren van financiële besluitvorming;
−
de ontwikkelingsstrategie; do’s and don’t s bij complexe projecten met onrendabele plansaldi.
01.03 Dit
Onderzoeksopzet
onderzoek
gaat
in
op
de
wijze
waarop
partijen
omgaan
met
een
onrendabele
top
in
transformatieopgaven. Het gaat in op nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied. De systematiek van onderzoek is kwalitatief van opzet. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten van gegevens en gegevensbronnen; zowel literatuurstudie als deskundige-interviews. In de wetenschapsliteratuur wordt dit triangulatie of multimethode-aanpak genoemd (Baarde, De Goede & Teunissen, 2001). De volgende vijf stappen liggen ten grondslag aan dit onderzoek (zie ook Tabel 1). 1.
literatuurstudie
2.
opstellen theoretisch model
3.
valideren in interviews
4.
analyse en interpretatie
5.
conclusies en aanbevelingen
Blad
3
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Tabel 1 Onderzoeksopzet
Methode
Doel
1. Literatuurstudie
Inzicht verkrijgen in: -
veranderingen in ruimtelijke ordening en de manier waarop de gebouwde en ongebouwde omgeving wordt aangepakt
-
de opbouw van een integrale grond- en vastgoedexploitatie vanuit literatuur en eigen praktijk
2. Theoretisch model
-
de mechanismen van waardecreatie
-
de wijzen van besluitvorming
-
Opstellen theoretisch model (hypothesen) aan de hand van inzichten literatuurstudie
3. Praktijkonderzoek: interviews
-
Valideren en aanscherpen van inzichten
4. Analyse en interpretatie
-
Resultaten theoretisch model en praktijkonderzoek combineren en verwerken tot een interpretatie
5. Conclusies en aanbevelingen
01.04
-
Beantwoorden onderzoeksvraag
Afbakening
Om het onderzoek gestructureerd te kunnen uitvoeren dient het brede werkveld van gebiedsontwikkeling te worden afgebakend. In deze paragraaf gebeurt dat voor de projecten, inhoud van het onderzoek en de actoren. Projecten Complexe gebiedsontwikkelingen met, voorcalculatorisch, omvangrijke financiële tekorten. Er wordt gefocust op binnenstedelijke transformatieopgaven aangezien daar zich de beschreven problematiek voordoet. Dit laat onverlet dat het gros van de leerpunten van deze studie onverdeeld geldt voor gebiedsontwikkeling in z’n algemeenheid. Inhoud onderzoek Dit onderzoek probeert de mechanismen boven te halen waarin partijen tot besluitvorming komen bij voorcalculatorisch
onrendabele
projecten.
In
de
scriptie
wordt
ingegaan
op
de
onderwerpen
haalbaarheid, waardecreatie en besluitvorming. Voor de uitwerking van de onderzoeksvraag worden deze onderwerpen kwalitatief uitgewerkt. De doorrekening van mogelijke uitkomsten dient in een ander onderzoek plaats te vinden.
Blad
4
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Actoren In dit onderzoek wordt gefocust op de volgende investeerders in gebiedsontwikkelingen: −
gemeenten;
−
beleggers (zowel commerciële beleggers als corporaties);
−
ontwikkelaars.
Deze partijen worden ook benaderd voor de deskundige-interviews. 01.05
Leeswijzer
In onderstaande figuur zijn de opeenvolgende hoofdstukken van deze scriptie weergegeven. LITERATUURSTUDIE H2
H3
H4
H5
Gebiedsontwikkeling
Haalbaarheid
Waardecreatie
Besluitvorming
hypothese
hypothese
hypothese
hypothese
H6 Praktijkonderzoek: interviews H7 Strategieën voor transformatieopgaven H7 Conclusies en aanbevelingen Figuur 2 Leeswijzer
Hoofdstukken 2 tot en met 5 betreffen de literatuurstudie. Deze hoofdstukken worden allen afgesloten met een hypothese. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van gebiedsontwikkeling in Nederland en wordt ingegaan op de huidige ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens stil gestaan bij de wijze waarop in een haalbaarheidsonderzoek de haalbaarheid van een ontwikkeling kan worden bepaald, verschillende systematieken komen hier aan bod. Hoofdstuk 4 gaat in op waardecreatie en waardeontwikkeling in gebiedsontwikkeling. En hoofdstuk 5 beschrijft hoe partijen komen tot besluitvorming en hoe besluitvorming verandert als gevolg van complexer wordende projecten. Hoofdstuk 6 beschrijft vervolgens het praktijkonderzoek, in dit hoofdstuk worden de hypothesen gevalideerd in interviews met deskundigen uit het vakgebied. In hoofdstuk 7 worden acht strategieën beschreven die als input kunnen dienen voor de aanpak van een transformatieopgave. In hoofdstuk 8 tenslotte worden de conclusies en aanbevelingen geformuleerd.
Blad
5
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
02
GEBIEDSONTWIKKELING IN NEDERLAND
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de evolutie van gebiedsontwikkeling in Nederland. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt het begrip ‘gebiedsontwikkeling’ verduidelijkt. Paragraaf 02.02 plaats dit begrip vervolgens in de context van de Ruimtelijke Ordening over de afgelopen honderd jaar. Gebiedsontwikkeling komt voor in verschillende vormen en maten, paragraaf 02.03 beschrijft de verschillende
typen
gebiedsontwikkeling.
Vervolgens
beschrijft
02.04
de
fasering
van
gebiedsontwikkeling. In paragraaf 02.05 wordt ingezoomd op de actualiteit, wat zijn de actuele trends. De laatste paragraaf wordt met een hypothese afgesloten. 02.01
Afbakening van het begrip Gebiedsontwikkeling
Gebiedsontwikkeling kent geen vaste, algemeen aanvaarde omschrijving (De Zeeuw, 2007). In de literatuur zijn verschillende definities en omschrijvingen van gebiedsontwikkeling te vinden. Toch valt er in de verschillende definities een aantal gemene delers te herleiden (Ontwikkel kracht, 2005; Wallagh & de Lijn, 2005; Daamen, 2005; KEI kenniscentrum, 2007, De Zeeuw 2007): –
doel van een gebiedsontwikkeling is een fysieke en/of functionele verandering van een afgebakend gebied;
–
bij gebiedsontwikkeling gaat het om het in financiële, ruimtelijke en maatschappelijke samenhang ontwikkelen van meerdere functies;
–
in gebiedsontwikkeling participeren meerdere actoren, zowel publiek als privaat met verschillende belangen.
Kenmerk van gebiedsontwikkeling is dat het, in tegenstelling tot projectontwikkeling, niet begint vanuit een gedefinieerd project, maar dat een maatschappelijk probleem of kans de start is van een gebiedsontwikkelingsopgave (Van Rooy et al., 2006; De Zeeuw, 2007). Het onderscheid tussen projectontwikkeling en gebiedsontwikkeling wordt met name ingegeven door het schaalniveau. Waar projectontwikkeling vaak de ontwikkeling van een object tot doel heeft, kenmerkt gebiedsontwikkeling zich juist door het object overstijgende karakter (Ontwikkel kracht, 2005; Wallagh & de Lijn, 2005; De Zeeuw, 2007). In de praktijk blijkt dat de maatschappelijke verantwoording voor een omvangrijke investering in gebiedsontwikkeling vaak wordt gevonden in argumenten die liggen zowel binnen als buiten de specifieke plangrenzen van het gebied. Dit onderzoek legt de focus op de haalbaarheid van gebiedsontwikkeling. Vanwege deze specifieke focus is het noodzakelijk een definiëring te hanteren die hierbij aansluit. De definitie is gebaseerd op de kenmerken uit de literatuur. In dit onderzoek wordt onder gebiedsontwikkeling verstaan:
Blad
6
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
De fysieke en functionele transformatie van een gebied, ingegeven door een maatschappelijke kans of urgentie, die plaats vindt in een langdurig en complex proces met verschillende partijen waarbij ernaar wordt gestreefd zowel binnen als buiten de plangrenzen tot waardecreatie te komen. Waardecreatie kan ontstaan omdat de samenstellende onderdelen van een locatie gezamenlijk meer waarde creëren dan de som van de individuele delen (Peek & Van Hagen, 2001). De definitie geeft bovendien aan dat gebiedsontwikkeling een planoverstijgend karakter heeft (De Zeeuw, 2007). Waardecreatie tussen verschillende functies gaat hierbij verder dan verschillende typen vastgoed (woningen, winkels en kantoren), maar ook aan het in samenhang ontwikkelen van onderdelen als openbare ruimte, groen, water, infrastructuur en parkeervoorziening (Ontwikkel kracht, 2005). 02.02
Gebiedsontwikkeling in historisch perspectief
Nadat het fundament van de ruimtelijke ordening in de vorm van de Woningwet (1901) was neergelegd, bouwde de overheid het ruimtelijke beleid verder uit. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er een grote woningbouwproductie, al in 1962 werd de éénmiljoenste naoorlogse woning afgeleverd (www.vrom.nl) terwijl er nog veel vraag naar woningen was. Om enige structuur aan te brengen in deze opgave verscheen in 1960 de Eerste Nota over de Ruimtelijke Ordening, waarin het Rijk voor tien jaar vastlegde hoe de ruimte zich zou ontwikkelen. Vanwege de snelle ontwikkelingen, onder meer door de enorme groei van de bevolking, volgde al in 1966 de Tweede Nota. In de eerste twee nota’s wilde de overheid de verstedelijking meer geleiden door in speciaal daartoe aangewezen bevolkingskernen meer groei toe te staan dan in andere. Het doel was om wel laagbouw in een groene omgeving te kunnen realiseren (de grootste wens van de bevolking), maar tegelijk te voorkomen dat het landelijk gebied volledig zou verstedelijken (Siraa, Van der Valk en Wissink, 1995). In 1965 werd de Wet op de Ruimtelijke Ordening aangenomen: voor burgers een doorbraak door de openheid van planvorming voorafgaande aan ruimtelijke plannen. Het oorspronkelijke idee was om het groeikernenbeleid uit te voeren met behulp van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een aanpak die werd getypeerd als toelatingsplanologie (Faludi en Van der Valk, 1990). Toch bleek het beleid niet de gewenste effecten te hebben: de ongecontroleerde suburbanisatie bleef doorgaan. Vanaf 1972 werd gewerkt aan een nieuw instrumentarium om het groeikernenbeleid tot een succes te maken. De overheid ging zich actiever opstellen via bestuurlijke afspraken, grondbeleid en financiële prikkels. Men sprak daarom van uitvoeringsplanologie. In 1974 verscheen de Derde Nota. Vanaf 1980 werd duidelijk dat de ontwikkeling van groeikernen ook negatieve effecten had. Voor de grote steden
betekende
het
vertrek
van
de hoge en
middeninkomensgroepen
dat
stedelijke
voorzieningen onder druk kwamen te staan. Bovendien was de werkgelegenheid in de groeikernen onvoldoende meegegroeid, waardoor omvangrijke pendelstromen naar de centrale steden ontstonden. Zo ontstond er draagvlak voor een meer intensief gebruik van de ruimte in de centrale steden:
Blad
7
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
de compacte-stad-gedachte. Men vond het raadzaam de trek naar de groeikernen te beperken. Deze beleidsomkeer vindt men terug in de ‘Structuurschets voor de stedelijke gebieden’ (1983). Vanaf de ‘Vierde Nota Ruimtelijke Ordening’ werd het groeikernenbeleid afgebouwd. In plaats van een evenwichtige spreiding van wonen en werken was het beleid nu gericht op marktwerking en de ontwikkeling van plaatsen met veel economische potentie. Stedelijke knooppunten vervingen het groeikernenbeleid. In 1988 werd de Vierde Nota gepresenteerd, met de aanvulling hierop; de Vinex in 1993. De laatste vormt het fundament voor alle VINEX-wijken, de iconen van het Nederlandse denken over ruimte in de twintigste eeuw: maakbaar, mono-functioneel, scherpe scheiding tussen stad en land en in een aantal gevallen armzalige architectuur. Hier zien we ook dat ontwikkelaars, vaak met institutioneel geld, grondposities kopen en zo een actieve plek aan de onderhandelingstafel verwerven. De ontwikkelaar wordt een belangrijke projectpartner. Wederopbouw
Stadsvernieuwing
Vinex
Post-Vinex
’50 – ‘60
’70 – ‘80
’90 – ‘00
2000
• gefragmenteerde opgave
• Massale opgave • Centraal gestuurd
• Binnenstedelijk
• Beperkt aantal actoren
• Centraal gestuurd
• Kwantiteit leidend
• Kwantiteit leidend
• 1 belang: wederopbouw
• Massale opgave
• Massale opgave
• Uitleggebieden
• Binnenstedelijk o.a.
• Centraal gestuurd
• Decentraal gestuurd
• Ontwikkelaar als projectpartner
• Veel actoren veel belangen
• Uitlopende productie
• Veranderende rol overheid?
Figuur 3 Ontwikkeling van de Ruimtelijke Ordening
Was het voorheen voor een deel al fictie om de ruimtelijke maakbaarheid af te dwingen met nota’s, thans is de dynamiek in de samenleving zo groot dat voor tien jaar vooruit plannen en vervolgens alle nieuwe initiatieven langs die lat leggen, als regel niet meer werkt. De volgende nota, de Nota Ruimte trekt hier lering uit. De Nota Ruimte wordt in 2004 geïntroduceerd. De Nota Ruimte is gestoeld op de volgende principes (Nota Ruimte, deel 3a, 2005): −
integraal benaderen van ruimtelijke opgaven, dus ‘rood’, ‘grijs’, ‘blauw’ en ‘groen’ in samenhang;
−
centraal
wat
centraal
moet,
decentraal
wat
decentraal
kan;
het
delegeren
−
toelatingsplanologie wordt ontwikkelingsplanologie; een andere ‘mindset’ en rolverdeling.
van
verantwoordelijkheden van Rijksoverheid naar provincie en gemeenten;
Blad
8
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Het loslaten van de maakbaarheid van Nederland, maar juist meer kaderstellend werken is een belangrijke pijler van de Nota Ruimte (Ruimte voor Ontwikkeling, 2006). De opgave verschuift voor een groot deel van de uitleggebieden naar herstructurering, transformatie en inbreiding van de binnensteden. Het ontwikkelingsproces wordt hierdoor steeds complexer. Bovendien is er behoefte aan het in samenhang benaderen van ruimtelijke opgaven. Er is een verschuiving van ‘ordening’ en het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ruimtelijke ‘ontwikkeling’ en het bieden van kansen daarin (Ruimte voor Ontwikkeling, 2006). Als verwoording van de nieuwe ontwikkelingsplanologie wordt de term gebiedsontwikkeling geïntroduceerd (De Zeeuw, 2007). We hebben te maken met grond met een geschiedenis van gebruik met alle bijkomende complicaties. We komen in gebieden waar mensen wonen, werken en recreëren: íedereen heeft een belang. De Vinexopgave heeft geleerd dat sterk sturen in een context waarin er veel verschillende belangen spelen onmogelijk is. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de periode van wederopbouw is de overheid niet langer de enige shareholder. Daarvoor zijn de posities van overige actoren te sterk geworden. Ontwikkelaars verwerven grondpositie en worden shareholder, aanwonende bewoners of bedrijven hebben een stem, maar ook partijen als Milieu-federatie zijn in staat om der mate veel maatschappelijk reuring te generen dat ze shareholder worden. Dus enerzijds wordt de overheid in een andere rol gedwongen, zij kan immers niet voorbij gaan aan de rechten en belangen van bepaalde actoren. Anderzijds is dit ook een grote kans om “al samenwerkend” tot een gedragen resultaat te komen.
Constateringen:
–
de dynamiek in de samenleving is zo groot dat voor tien jaar vooruit plannen en vervolgens alle nieuwe initiatieven langs die lat leggen, als regel niet meer werkt;
–
er is meer ondernemerschap en creativiteit nodig om de grote ruimtelijke opgaven (water, wonen, werken, landbouw, natuur) te kunnen realiseren en tot meer ruimtelijke kwaliteit te komen;
–
de overheid komt er in haar eentje niet meer uit vanwege een kloof tussen beleid en praktijk, een afwachtende en bureaucratische cultuur en een gebrek aan middelen (Bruil et al, 2004);
–
het aantal betrokken actoren (shareholders) is sterk toegenomen.
02.03
Typen gebiedsontwikkeling
In de definitie van gebiedsontwikkeling kunnen verschillende dimensies onderscheiden worden (Wallagh & de Lijn, 2005): −
geografische (gebiedsdefinitie);
−
programmatische (inhoudelijk);
−
institutionele (krachtenveld van partijen);
−
procesmatige (samenwerking).
Blad
9
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In de literatuur wordt er op verschillende wijzen ordening aangebracht in de diverse vormen van gebiedsontwikkeling. De Zeeuw (2007) en Wallagh (2005) hanteren het principe van geografisch onderscheid; binnenstedelijke opgaven, stadsuitbreidingen (randstedelijk) en herontwikkeling van landelijk gebied (buiten stedelijk). De situering van een gebiedsontwikkeling zegt in veel gevallen iets over de complexiteit en karakteristiek van een opgave. In dit onderzoek staat de haalbaarheid van een gebiedsontwikkeling centraal. Deze wordt over het algemeen ingegeven door programmatische argumenten en (voor zover mogelijk) de vertaling van de overige dimensies in programmering. Een typering die hier bij aansluit wordt gegeven door Bruil et al. (2004): −
revitalisering:
upgrading van een gebied met behoud van fysieke structuur;
−
herstructurering: upgrading van een gebied met evenwicht tussen behoud en nieuwbouw van fysieke structuur;
−
transformatie:
upgrading van een gebied met nadruk op nieuwe fysieke elementen.
Het onderscheid tussen de typologieën wordt gegeven door de mate waarin de fysieke structuur wordt aangepast. In onderstaande figuur worden de verschillende stadia van gebiedsontwikkeling gegeven.
Functionele verandering
de en it m e e xit en To ple com totale functieverandering
functionele revitalisering
functionele herstructurering
functionele transformatie
verandering in verhouding tussen functies
multifunctionele revitalisering
multifunctionele herstructurering
multifunctionele transformatie
functie blijft gehandhaafd
monofunctionele revitalisering
monofunctionele herstructurering
monofunctionele transformatie
behoud fysieke elementen/structuur
evenwicht tussen behoud en nieuwbouw van fysieke elementen /structuur
nadruk op nieuwe fysieke elementen/ structuur
Fysieke verandering
Figuur 4 Fysieke en functionele verandering (bewerking Bruil et al, 2004)
Naar mate de opgave ingrijpender is neemt de complexiteit toe (Figuur 4). De toenemende complexiteit uit zich niet alleen in eigendomsverhoudingen maar ook in verscheidenheid aan actoren, de integraliteit van de opgave en een hoger risicoprofiel. Een complexe gebiedsontwikkeling vraagt meer van de betrokkenen, de kans dat er iets mis gaat is groter en de haalbaarheid staat vaak onder druk.
Blad
10
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
02.04
Fasen in gebiedsontwikkeling
Gebiedsontwikkeling kenmerkt zich door haar lange duur, complexiteit en vele actoren. Om een dergelijke opgave te kunnen beheersen wordt deze opgedeeld in fasen. Per fase kan dan een besluit worden voorbereid. Zo wordt de gebiedsontwikkeling opgeknipt in overzienbare (en begrijpbare) componenten. In de literatuur worden verschillende faseringen gegeven. Miles (2000) onderscheidt 8 verschillende stadia in het ontwikkelingsproces, maar heeft een focus die meer op de ontwikkeling van een object is gericht. Van Eekelen (2006) en het KEI onderscheiden 6 verschillende fasen die een duidelijke relatie met de bouwmanagementpraktijk hebben. Wallagh & De Lijn (2005) onderscheiden 6 fasen die meer geënt lijken op het maatschappelijk proces van gebiedsontwikkeling en lijkt al een ‘procesmanagement’ scope in zich te hebben. In dit onderzoek wordt aangesloten bij de fasering zoals die onder andere door Gehner (2003) en Daamen (2005) wordt gehanteerd. In deze fasering wordt meer aangesloten bij het inhoudelijke proces zoals die door een gebiedsontwikkelaar wordt doorlopen. Deze fasering onderscheid vier fasen in gebiedsontwikkeling (Figuur 5): −
initiatieffase
−
ontwikkelingsfase
−
realisatiefase
−
exploitatiefase
In het proces van gebiedsontwikkeling zijn daarnaast drie aandachtsgebieden die constant in relatie tot elkaar moeten worden bezien. Rompelberg (2006) onderscheidt de aandachtsgebieden ‘rekenen’, ‘tekenen’ en ‘ondertekenen’. In onderstaande figuur is dit vertaald in ontwerp, haalbaarheid en samenwerking en contracten waarbij het begrip rekenen is opgerekt tot integrale haalbaarheid, hier wordt naast de financiële haalbaarheid ook bijvoorbeeld de juridische, procedurele en politieke haalbaarheid onder verstaan.
Blad
11
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Aandachtsgebieden
Initiatief
Ontwikkeling
Realisatie
Exploitatie
Uitwerking ontwerp
Uitwerking haalbaarheid
Uitwerking samenwerking en contracten
Figuur 5 Fasering gebiedsontwikkeling met aandachtsgebieden
Op dit moment bestaat er geen handboek op basis waarvan alle gebiedsontwikkelingen in Nederland worden aangepakt. Aan de hand van een analyse van een vijftal omvangrijke gebiedsontwikkelingen is gekomen tot onderstaande beschrijving van de fasen. Uit de analyse blijkt dat er eigenlijk veel overlap zit in de aanpak en fasering. De volgende gebiedsontwikkelingen zijn bestudeerd: Den Haag
Berkel en Roderijs
Hilversum
Nijmegen
Rotterdam
Binckhorst
Westpolder/Bolwerk
Villa Industria
Waalfront
Nieuw Crooswijk
Transformatie bedrijventerrein naar hoogstedelijk Woon/werk milieu
Transformatie landbouwgebied naar woonwijk met voorzieningen
Transformatie zwaar verontreinigd gasfabriekterrein naar woongebied met voorzieningen
Transformatie bedrijventerrein naar stedelijk Woon/werk milieu
Herstructurering van verpauperde woonwijk naar levend stadsdeel
7.000 won. 200.000 m2 kantoren, 250.000 m2 overig programma, etc.
2.800 won. 3 scholen, commerciële ruimten, etc.
300 won., sporthal, jongerencentrum en commerciële ruimte
2.600 won., 30.000 m2 voorzieningen, etc.
1.700 won.,brede school en commerciële voorzieningen, etc.
Figuur 6 Referentieprojecten gebiedsontwikkeling
•
Initiatieffase
Belangrijke driver voor het ontstaan van een gebiedsontwikkelingsopgave is een maatschappelijk gedragen gevoel (‘sense of urgency’) dat er iets moet of kan veranderen (Van Rooy et al., 2006; De Zeeuw 2007). Blad
12
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Er is een probleem of een kans, men stelt zich een bepaalde opgave ten doel, maar er is nog geen beeld over de mogelijke oplossingsrichting(en). Over het algemeen is het de overheid die de eerste initiatieven ontplooid (Ontwikkel kracht, 2005). Tijdens de initiatieffase wordt op hoofdlijnen een beeld geschetst van de mogelijke oplossingsrichtingen voor de opgave, die worden verwoord in de ontwikkelingsvisie. Er wordt naar gestreefd de kaders voor de verdere planontwikkeling vast te leggen. De ontwikkelingsvisie wordt per oplossingsrichting samengesteld uit:
•
−
een ruimtelijke oplossingsrichting (ontwerp);
−
een quickscan op haalbaarheid (haalbaarheid);
−
een verkenning van de samenwerkingsmogelijkheden (samenwerking en contract).
Ontwikkelingsfase
De ontwikkelingsfase kan weer worden opgesplitst in drie achtereenvolgende stappen waarvan onderstaand de resultaten zijn weergegeven. −
masterplan
−
stedenbouwkundig plan
−
bouwplan en inrichtingsplan
Masterplan Kern van de totstandkoming van het masterplan is het in relatie brengen van het gewenste programma uit de ontwikkelingsvisie met de mogelijkheden vanuit het beleid, de ruimtelijke mogelijkheden van het plangebied en de financiële haalbaarheid. Op basis van het iteratief proces
(definiëren
programma,
kwaliteit
en
ambitieniveau,
financieel-economische
haalbaarheidsanalyse, vertaling in stedenbouwkundige verkenning) wordt gekomen tot de meest optimale configuratie van het plan. Een masterplan geeft antwoord op het te realiseren functionele programma en de wijze waarop zich dit laat inpassen in de ruimtelijke structuur. Tevens wordt duidelijk welke (financiële) baten er aan de orde zijn. Binnen de kaders van de ontwikkelingsvisie is nagedacht over flexibiliteit, faseerbaarheid en de relatie met het maatschappelijk krachtenveld (communicatie) bij doorontwikkeling
naar
individuele
projecten.
In
een
masterplan
wordt
het
project
geconcretiseerd, de haalbaarheid aangetoond en de risico’s in beeld gebracht. Alle relevante aspecten zijn daarbij voldoende bestudeerd en onderzocht (planologisch, verwerving, milieu). Afhankelijk van de gewenste rol van de gemeente zien we dat selectie van marktpartijen plaatsvindt rond de samenstelling van het masterplan. In een geval wordt een marktpartij geselecteerd op basis van een masterplan (Hilversum), in de overige projecten zijn de marktpartijen al betrokken vanaf het begin van het komen tot een masterplan. De samenwerking
tussen
de
publieke
en
private
partijen
wordt
dan
bezegeld
met
een
Intentieovereenkomst (IOK).
Blad
13
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Stedenbouwkundig plan Het opstellen van een stedenbouwkundig plan (verkaveling) met definitieve afspraken omtrent stedenbouwkundige
kwaliteit
(ondersteund
door
beeldkwaliteitplan),
programma,
grondexploitatie, eventueel ondersteund met ontwikkel- en realisatieovereenkomst(en) met derden. Definitie van project openbare inrichting en of bouwrijp maken. Zeker
binnen
grootschalige
gebiedsontwikkelingen
(>
300
woningen)
wordt
in
het
stedenbouwkundig plan een realisatiefasering aangebracht in deelgebieden. Reden hiervoor is tweeledig; enerzijds de opnamecapaciteit van de markt, hoeveel woningen of vierkante meters kantoorruimte kan er per kwartaal in verkoop gaan, anderzijds moet ook het bouwproces beheersbaar blijven (van hoeveel woningen kan tegelijkertijd de bouw starten). Op dit moment kunnen de in de IOK beschreven intenties worden bekrachtigd middels een samenwerkingsovereenkomst (SOK). Wanneer de publieke partij al op een vroeg moment afstand wil doen van de risico’s (concessie-model) kan op dit
moment ook al een
Realisatieovereenkomst (ROK) worden afgesloten. In de ROK worden alle bindende afspraken; zowel inhoudelijk, procedureel als financieel vastgelegd. Bouw- en inrichtingsplan Vanaf het stedenbouwkundig plan wordt simultaan het vastgoedprogramma uitgewerkt in het bouwplan en de openbare ruimte uitgewerkt in het inrichtingsplan.
–
Bouwplan Op basis van de kaders zoals gesteld in het stedenbouwkundig plan (en beeldkwaliteitplan) wordt door de marktpartij(en) de ‘standaard’ bouwplanfasering doorlopen: programma van eisen,
voorlopig ontwerp,
definitief
ontwerp en
bestek,
hetgeen
resulteert
in
een
bouwvergunningaanvraag. Alle relevante RO-procedures worden doorlopen en vergunningen aangevraagd.
Tevens
zijn
de
noodzakelijke
voorbereidende
werkzaamheden
in
het
plangebied uitgevoerd en zijn alle uitvoerende partijen geselecteerd. –
Inrichtingsplan Op basis van de kaders zoals gesteld in het stedenbouwkundig plan (en beeldkwaliteitplan) wordt ook voor de totstandkoming van het inrichtingsplan openbare ruimte de volgende stappen doorlopen: programma van eisen, voorlopig ontwerp, definitief ontwerp en civiel bestek.
Als de wederzijdse afspraken tussen overheid en markt nog niet zijn vastgelegd in een ROK dan is dit het moment om de realisatie van het project of deelgebied te verankeren in een ROK. De opdrachtgevende partijen contracteren vervolgens de aannemers die het werk op basis van het bestek kunnen uitvoeren. Indien nodig vanuit wet- en regelgeving wordt een Europese aanbesteding georganiseerd. Over het algemeen wordt op einde van deze fase reeds de verkoop gestart.
Blad
14
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
•
Realisatiefase
In de realisatiefase worden de projecten of deelgebieden zoals die in de realisatiefasering zijn gedefinieerd tot uitvoering gebracht. Zoals Figuur 5 reeds toonde zijn de aandachtsgebieden Ontwerp en Haalbaarheid hier (grotendeels) uitgespeeld. Was de gebiedsontwikkeling tot dusver een proces met de overheid en ontwikkelende partijen als belangrijkste spelers, nu wordt het een project waarbij de uitvoerende partij, de aannemer een belangrijke rol heeft. In het samenwerkingsmodel waarin de overheid vroegtijdig bindende afspraken met de ontwikkelaar heeft gemaakt (concessiemodel, Westpolder/Bolwerk en Villa Industria) is het de ontwikkelende partij die de aannemers voor zowel het vastgoed als het civiele deel aanstuurt. In het klassieke samenwerkingsmodel is de ontwikkelende partij opdrachtgever voor het vastgoed en de overheid voor het civiele deel. In het joint venture model (Binckhorst, Waalfront, Nieuw Crooswijk) wordt tenslotte het civiele deel gezamenlijk aangestuurd. Over het algemeen blijft de opstalontwikkeling voor verantwoordelijkheid van de ontwikkelende partijen, alhoewel in sommige projecten de overheid ook hier in participeert. Voor zover nog niet al het vastgoed is verkocht zal het resterende vastgoed in deze fase worden verkocht aan de betreffende partijen (beleggers, eindgebruikers of particulieren). •
Exploitatiefase
Wanneer het vastgoed en de openbare ruimte is opgeleverd aan de rechthebbende eigenaar begint de exploitatiefase. Dit is tevens het einde van de gebiedsontwikkeling. Over het algemeen wordt vastgoed in Nederland
gebouwd
voor
een
levensduur
van
dertig
tot
vijftig
jaar.
Wanneer
renovatie
en
herontwikkeling niet meer mogelijk is zal tot sloop worden overgegaan. Hiermee kunnen de randvoorwaarden worden geschapen voor een nieuwe gebiedsontwikkeling (Boom & Van den Brink, 2005).
02.05
Trends in gebiedsontwikkeling
Zoals de Rijksoverheid haar beleid aanpast aan de eisen die vanuit de praktijk worden gesteld (uiteindelijk gaat het immers altijd om de realisatie van beleid) zo past de praktijk zich ook aan. Binnen het proces van gebiedsontwikkeling is een drietal ontwikkeling te herkennen: −
veranderende rollen, zowel aan overheidszijde als aan de zijde van de marktpartijen: een overheid die van government overgaat tot governance en marktpartijen die de geboden ruimte nemen en een steeds actievere rol in het proces innemen;
−
toenemende multi-functionaliteit en complexiteit van projecten;
−
van sluitende exploitatie naar voorcalculatorisch onhaalbare projecten.
Blad
15
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
02.05.01
Veranderende publieke en private rollen
De veranderende samenwerkingsmodellen worden ingegeven door verschuivingen aan zowel de publieke zijde als de private zijde. Publieke rol De veranderingen in de kijk van de overheid op de ruimtelijke ordening wordt in de literatuur op twee manieren verwoord. Vanuit politiek opzicht zien we dat het Rijnlandse sturingsmodel van de verzorgingsstaat en het poldermodel, dat jaren uitstekend heeft gefunctioneerd, meer en meer wordt vervangen door een Angelsaksische model (Van Rooy et al., 2006). De Angelsaksische benadering kenmerkt zich door het vooraf stellen van kaders op hoofdlijnen waarbinnen privaat en particulier kan worden ondernomen. Deze ‘ondernemingen’ worden vervolgens wel vertaald in wederzijdse, bindende, afspraken, zodat de overheid verantwoording kan afleggen over de gebiedsprocessen. Kortom, overheden geven andere partijen de ruimte om te ontwikkelen maar slaan onverbiddelijk toe als partijen hun verantwoordelijkheden niet nemen. Vanuit de bestuurskundige invalshoek wordt een ontwikkeling geschetst van government naar governance. Government staat voor een overheid die verantwoordelijkheid neemt voor de oplossing van problemen van de gemeenschap. Government leidt vaak tot een specialistische of eendimensionale oplossing gericht op bijvoorbeeld enkel landinrichting of zorg. Governance impliceert een groeiende rol van private partijen in publieke beleidsprocessen en het bestaan van hybride netwerken voor (lokaal, regionaal en nationaal) beleid (Van der Heijden, 2005; Van Rooy et al.,2006). Het is de samenwerking tussen overheden, burgers, bedrijven en belangenorganisaties bij de oplossing van problemen binnen het publieke domein. Zoals ook de adviescommissie Gebiedsontwikkeling schrijft in haar eindrapport Ontwikkelkracht (2005); de kern voor succesvolle gebiedsontwikkeling moet worden gezocht in samenwerking. Private rol: verticale integratie marktpartijen binnen ontwikkelketen In het verleden was het gebruikelijk dat een projectontwikkelaar de uitontwikkeling voor zijn rekening neemt van een bouwrijpe kavel, binnen door de gemeente opgestelde stedenbouwkundige visie en grondexploitatie. In de afgelopen decennia is een ontwikkeling zichtbaar waarin marktpartijen een steeds actievere rol innemen in dit van oudsher publieke domein. In toenemende mate participeren ontwikkelaars in de initiatieffase (visie- en planontwikkeling) van een gebiedsontwikkeling
alsook
in
het
financiële
huishoudboekje
van
een
gebiedsontwikkeling:
de
grondexploitatie. De Zeeuw (2007) noemt dit voorwaartse integratie. In de economische groeistrategieën theorie van Kotler (Boekema, 1995) wordt dit achterwaartse integratie genoemd. In ieder geval is het zo
Blad
16
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
dat de expertise van de marktpartijen op een eerder moment wordt ingezet en dat ook de risico’s meer bij de marktpartijen komen te liggen. Naast deze beweging richting de initiatieffase zien we ook een beweging richting de exploitatiefase. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de overheid de openbare ruimte na oplevering in beheer neemt. Goed voorbeeld hiervan is het project Vondelparc in Utrecht, waar de openbare ruimte vanuit de ontwikkeling is ondergebracht in een VVE-constructie of het project Gaslaan in Den Haag waarvan de gemeente Den Haag aangeeft dat zij niet alle openbare ruimte in beheer wil nemen en er naar vergelijkbare innovatieve oplossingen wordt gezocht. Deze voor- en achterwaartse uitbreiding van de activiteiten wordt verticale integratie genoemd (Figuur 7).
Initiatief
Ontwikkeling
Realisatie
Exploitatie
Figuur 7 Integratie van marktpartijen binnen ontwikkelketen
02.05.02 Naast
Toenemende multifunctionaliteit en complexiteit van projecten;
de,
vanuit
de
Nota
Ruimte
geïnitieerde,
roep
om
integrale
aanpak
van
gebiedsontwikkelingsopgaven zien we de afgelopen jaren een tweetal ontwikkelingen die tot een verdere toename van de complexiteit leiden. 1.
Verschuiving van de uitleg naar binnenstedelijke herstructurering
Na de jarenlange focus op de stadsuitbreiding in de Vinex zijn de binnensteden in verval geraakt, de koopkracht is weggetrokken uit de steden, verloedering doet zijn intrede. De overheid onderkent het probleem
en
formuleert
haar
grote
stedenbeleid
(Ministerie
van
Binnenlandse
zaken
en
Koninkrijksrelatie; steden van morgen, keuzes voor vandaag, 2006). De binnenstedelijke context kenmerkt zich door veel actoren, complexe (en veel) eigendomsposities en een multifunctioneel programma. 2.
Het besef dat stedelijke herstructurering niet alleen een fysiek-sociale opgave is
Gaandeweg is duidelijk geworden dat de stadsvernieuwing om meer vraagt dan alleen fysieke verbetering van woningen. Vele slechte woningen zijn nu inmiddels dan wel verbeterd of vervangen door nieuwe, maar dat alleen is niet voldoende geweest. Vervuiling, vernielingen en onveiligheid zijn in veel steden nog steeds een groot probleem. (Ministerie VROM, Stadsvernieuwing gemeten, 2002). In het advies van de VROM-raad ‘Stad en stijging’ (2006) wordt aangegeven dat er, naast de aandacht voor de traditionele pijlers fysiek en sociaal, ook aandacht moet zijn voor de pijler ‘werk en economie’ (Figuur 8). Dit betekent aandacht voor de wijkeconomie en de ontwikkeling (stijging) van de middenklasse.
Blad
17
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Sociaal
Fysiek / Ruimtelijk
Economie
Figuur 8 De drie pijlers van de stedelijke herstructurering
Vanuit de beschreven ontwikkelingen vraagt integrale gebiedsontwikkeling in toenemende mate om een multifunctionele en multidisciplinaire oplossing. 02.05.03
Van sluitende exploitatie naar voorcalculatorisch onhaalbaar
In de periode van de uitleglocaties (Vinex-opgave) werden omvangrijke gebiedsontwikkelingen vaak kostendekkend of tegen slechts een minimaal tekort gerealiseerd. De verwachte opbrengsten uit de afzet van vastgoed was voldoende om alle kosten van verwerving (vaak landbouwgrond), sloop en sanering, bouw en realisatie van het vastgoed, de openbare ruimte en de bovenwijkse infrastructuur te financieren. Uit een analyse van Kolpron Consultant van de Vinex-ontwikkelingen in de periode 1995 en 2005 blijkt dat het totaal saldo op de ontwikkeling positief is (Figuur 9). Grondexploitaties 1995 - 2005 aantal woningen:
309.108
Kosten Verwervingskosten Sloopkosten Bouwrijpmaken Woonrijp maken Hoofdinfra Omslagfondsen Kosten VTU ROK-saldo (tijdsinvloeden) Overige kosten
€ per won.
10.709 454 5.536 6.171 3.358 2.405 3.903 998 272
€ totaal VINEX (x 1 mrd) 3,31 0,14 1,71 1,91 1,04 0,74 1,21 0,31 0,08
Totaal kosten Opbrengsten Opbrengsten woningen Overige opbrengsten
33.807
10,4
33.943 2.768
10,49 0,86
Totaal opbrengsten
36.711
11,35
2.904
0,90
SALDO VINEX-ONTWIKKELING * prijspeil 01-01-2000
Figuur 9 Geschoonde grondexploitatie, alleen woningen (Bron: Kostenverhaal in de grondexploitatie op Vinex-locaties, Kolpron Consultants, 2000)
Blad
18
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
De binnenstedelijke context is anders. De volgende aspecten hebben negatieve effecten op de grondexploitatie (Rompelberg, 2004): −
hogere verwervingskosten; bestaande bebouwingen moeten worden verworven: de prijs van akkerbouwgrond is substantieel lager dan de verwerving van bijvoorbeeld een woning, bovendien duurt het langer om voldoende grondpositie in een gebied te verkrijgen;
−
complexer bouwproject; binnenstedelijke projecten zijn vaker maatwerk, aansluitingen op de omgeving vragen om extra investeringen, bouwplaatsinrichting is moeilijker te organiseren en faseerbaarheid is vaak een probleem;
−
langere looptijd; juridische of planologische procedures zijn binnenstedelijk zeer complex, meer stakeholders leidt tot meer inspraak en protesten en leiden tot vertraging, de eventuele uitplaatsing van bewoners is een risico, etc. Al deze elementen hebben grote gevolgen op de cashflow van een project (rente).
Het gevolg van het optreden van bovenstaande punten is dat binnenstedelijke projecten in toenemende mate te maken hebben met voorcalculatorische negatieve plansaldi. Voorbeeld: Nijmegen, Waalfront In het Koersdocument van oktober 2003 vraagt de gemeente Nijmegen akkoord op de verdere voortgang van het project Waalfront de financiële onderbouwing is onderstaand weergegeven (Figuur 10).
Figuur 10 Haalbaarheid Waalfront (bron: Koersdocument, gemeente Nijmegen, 2003)
Uit bovenstaande figuur blijkt dat deze opgave € 37 miljoen1 aan gemeentelijk bijdrage vraagt en daarnaast nog eens € 69,5 miljoen aan nog te realiseren externe subsidies bij provincie en Rijk.
1
Paragraaf 07.02 gaat in op de risico’s van het inboeken van gekapitaliseerde OZB-inkomsten.
Blad
19
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Kenmerken: −
groot financieel tekort;
−
zowel gemeente als hogere overheden dienen substantieel bij te dragen aan onrendabel plansaldo.
Voorbeeld : Den Haag, Binckhorst In het collegevoorstel ten aanzien van de haalbaarheid van de herstructurering van de Binckhorst wordt gesteld dat de grondexploitatie een negatief saldo heeft van ca. € 200 miljoen.
Figuur 11 Financiën Binckhorst (Bron: Collegevoorstel inzake haalbaarheid, Gemeente Den Haag, 2008)
Kenmerken: −
groot financieel tekort;
−
zowel gemeente als hogere overheden dienen substantieel bij te dragen aan onrendabel plansaldo.
02.06
Hypothese
Ontwikkelingsopgaven worden inhoudelijk, financieel en procesmatig complexer. Niet alle projecten binnen de afbakening van gebiedsontwikkeling zijn onrendabel. Er is als gevolg van de verschuiving van de ontwikkelingsopgave van uitleg naar binnenstad echter wel een tendens die kant op zichtbaar zoals in voorgaande paragraaf is beschreven. Een maatschappelijke urgentie of kans dient als argument en katalysator voor de start van de transformatie van een gebied. De visie die voor een gebied wordt opgesteld dient hierin over het algemeen als motivering (en rechtvaardiging) waarom bepaalde (onrendabele) investeringen dienen te worden verricht (Figuur 12).
Blad
20
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Visie Financiën − de urgentie
onrendabel plansaldo
(probleem / kans) − de ambitie (plan)
motivering
− de strategie (aanpak)
opbrengsten
kosten
Figuur 12 Componenten van besluitvorming bij onrendabele opgaven
In dit hoofdstuk zijn verschillende ontwikkelingen beschreven in het vakgebied van gebiedsontwikkeling. De twee hoofdconstateringen zijn: −
dat projecten inhoudelijk moeilijker worden door de binnenstedelijke context;
−
dat processen complexer worden door het omvangrijke krachtenveld van actoren en belangen.
Hierdoor staan transformatie opgaven financieel sterk onder druk. Toch vinden ontwikkelingen doorgang en blijkt dat beleggers (commercieel en corporaties) en ontwikkelaars zich voor lange termijn risicodragend aan dergelijke projecten binden. Zijn er andere motieven?
HYPOTHESE:
De onrendabele top van gebiedsontwikkeling bestaat niet, er is slechts sprake van een grote voorinvestering.
In het volgende hoofdstuk wordt ingezoomd op de bepaling van de onrendabele top: Hoe wordt die berekend, welke zaken worden in de afweging betrokken en wat betekend de toegenomen complexiteit van de opgaven voor de bepaling van de haalbaarheid.
Blad
21
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
03
HAALBAARHEID VAN GEBIEDSONTWIKKELING
Hoofdstuk drie gaat in op de verschillende manieren waarop de haalbaarheid van een project kan worden bepaald. Paragraaf 03.01 beschrijft de vormen van haalbaarheid en geeft een eerste inzicht in de cyclus van ‘het komen tot een haalbaar plan’. Over het algemeen heeft de haalbaarheidsstudie een financiële focus, dit wordt beschreven in paragraaf 03.02. Paragraaf 03.03 gaat in op de grond- en opstalexploitatie. Van de maatschappelijke kosten-batenanalyse beschrijft paragraaf 03.04 hoe naast de ‘harde’ financiële kosten en baten ook meer ‘zachte’ maatschappelijk opbrengsten kunnen worden meegenomen in de analyse. In paragraaf 03.05 wordt stil gestaan bij de situatie dat partijen met verschillende belangen gezamenlijk een haalbaarheidsanalyse moeten uitvoeren, dit kan met de business case. In de afsluitende paragraaf wordt een hypothese geformuleerd. 03.01
Vormen van haalbaarheid
In de literatuur wordt de vraag naar de haalbaarheidsfactoren van een plan vanuit veel verschillende invalshoeken bestudeerd. Pleijte (2008) geeft aan dat drie redenen hiervoor bepalend zijn: -
het vakgebied waarin de studie wordt verricht;
-
de focus die de betrokkenen aanbrengen;
-
de impact van het project op de omgeving.
Een veel geaccepteerde onderverdeling wordt door Wigmans (2003) en door Bruil et al. (2004) gegeven. Zij maken onderscheid tussen de volgende haalbaarheidsfactoren: -
financieel;
-
markttechnisch;
-
maatschappelijk;
-
politiek/bestuurlijk.
Geschematiseerd komt een haalbaar plan in een iteratief proces tot stand. Op basis van de karakteristieken van een plan wordt een financieel- economische haalbaarheidsanalyse uitgevoerd. Het plan
met
het
bijhorende
financiële
beeld
wordt
vervolgens
getoetst
op
maatschappelijk
en
politiek/bestuurlijke haalbaarheid. Vervolgens zijn er drie mogelijkheden: go:
de opgave vindt doorgang;
-
no go:
geen zicht op een haalbare ontwikkeling: stoppen;
-
go elsewhere:
de karakteristieken moeten worden aangepast om wel tot “go” te komen.
-
Blad
22
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
no go
go
go elsewhere Karakteristieken van het plan
Besluitvorming
Haalbaarheidsanalyse:
Haalbaarheidstoets:
• financieel
• maatschappelijk
• markttechnisch
• politiek/bestuurlijk
Figuur 13 Komen tot een haalbaar plan
Bruil et al. (2004) geven een heldere definitie van een haalbaarheidsanalyse: “Bij een haalbaarheidsanalyse gaat het om het zichtbaar maken van kosten en opbrengsten van grondgebruik, op een bepaalde locatie, binnen een bepaalde tijd.” Uiteindelijk dient een haalbaarheidsanalyse als rekenkundig financieel-economisch antwoord op de vraag of een project aan een gestelde rendementseis voldoet. De gestelde rendementeis is voor partijen verschillend en is afhankelijk van de primaire doelstelling van partijen met een ontwikkeling (Tabel 2). Tabel 2 Rendementsperceptie partijen
Partijen
Doelstelling
Gemeenten
Kwaliteit
van
Gevolg voor rendementseis de
samenleving
bewaken en verbeteren.
Effectief
besteden
van
publieke
gelden.
Investeringen die niet tot direct rendement leiden
moeten
maatschappelijk
gezien
voldoende effect hebben, dit wordt indirect of maatschappelijk rendement genoemd. Corporaties
Aanbieden
van
betaalbare
huisvesting op lange termijn.
Op
portefeuilleniveau
behalen
van
rendement dat minimaal gelijk is aan nul (revolving
fund).
projectniveau leiden
niet
moeten
voldoende
effect
Investeringen tot
direct
maatschappelijk hebben
die
op
rendement
maar
gezien kunnen
worden gecompenseerd in andere projecten. Marktpartijen
Door
middel
van
investeringen
behalen van rendement.
Op projectniveau behalen van een positief rendement.
Blad
23
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In bovenstaande tabel is weergegeven dat de partijen op een verschillende manier naar rendement kijken. Dit heeft ook gevolgen voor hoe en nog belangrijker welke kosten en baten in de haalbaarheidsanalyse worden opgenomen. In de praktijk wordt gebruik gemaakt van drie typen haalbaarheidsstudies: -
de standaard haalbaarheidsstudie: de integrale grond- en opstalexploitatie. Paragraaf 03.03 gaat hier verder op in;
-
de maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA). In paragraaf 03.04 wordt de MKBA verduidelijkt;
-
de business case aanpak wordt in paragraaf 03.05 beschreven.
03.02
Focus op financiële haalbaarheid
Uit het voorgaande hoofdstuk bleek dat in toenemende mate projecten in eerste aanleg te kampen hebben met voorcalculatorisch onrendabele opgaven: de te verwachten opbrengsten wegen niet op tegen de te maken kosten. Wil een project doorgang vinden dan dient dit tekort gedekt te worden door subsidies: de maatschappelijke investering. De berekening waarin het financiële saldo van een ontwikkeling tot uiting komt is de grondexploitatie. In de praktijk wordt ook de term gebiedsexploitatie veelvuldig gebruikt. Feitelijk is dit een grondexploitatie waarvan het onderdeel gebied het schaalniveau benadrukt. Wigmans (2002) geeft de volgende definitie van een grondexploitatie: Een grondexploitatie is een document waarin de kosten en opbrengsten die de uitvoering van een plan voor een gemeente of marktpartij met zich meebrengen worden weergegeven. Een grondexploitatie is een hulpmiddel bij de besluitvorming. Daarnaast dienen grondexploitaties vele mogelijke doelen. In de praktijk kunnen drie verschillende hoofddoelen worden onderscheiden: −
besluitvorming: o
−
haalbaarheid van het project;
o
geldstromen die met vastgoed- en/of gebiedsontwikkeling gepaard gaan;
o
financieringsbehoefte;
o
benodigde bijdragen;
o
vereveningsmogelijkheden;
o
effecten van risico's;
o
financiële gevoeligheden
planvorming: o
afwegen verschillende scenario’s en varianten
o
vaststellen minimaal programma
Blad
24
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
−
procesmanagement: o
financiële gevoeligheden: risicomanagement
o
bewaking financiële stand van zaken
In de volgende paragraaf wordt aangegeven hoe met behulp van de grondexploitatie het onrendabele plansaldo inzichtelijk wordt gemaakt. 03.03
Integrale grond- en opstalexploitatie
Het principe van [opbrengsten minus kosten] ligt ten grondslag aan elke grondexploitatie. Maar in de praktijk ziet geen grondexploitatie er hetzelfde uit. Zelfs binnen een gemeente kunnen de verschillen groot zijn (Wigmans, 2002). Dit is niet verwonderlijk. Afhankelijk van het moment in de fasering van de gebiedsontwikkeling (paragraaf 02.04) en het specifieke doel van de grondexploitatie (paragraaf 03.02) zal de informatiebehoefte verschillend zijn. Input voor de grondexploitatie De grondexploitatie is de financiële vertaling van alle kosten en opbrengsten die binnen de looptijd van een ontwikkeling, binnen een afgebakend gebied worden gemaakt. Als input voor de berekening dienen (Figuur 14): − −
de plandemarcatie; de fysieke begrenzing van de ontwikkeling; het programma; welk investeringen worden gepland. Hieronder vallen niet alleen de fysieke investeringen in vastgoed en openbare ruimte maar ook niet fysieke investeringen in bijvoorveeld marketing en communicatie; alle handelingen die moeten worden verricht om de opgave tot een goed einde te brengen.
−
de kwaliteit: hier wordt zowel bedoeld de beeldkwaliteit van het vastgoed, de kwaliteit van de openbare ruimte als de stedenbouwkundige kwaliteit.
Grondexploitatie kosten plandemarcatie
opbrengsten
€… €…
€… €…
programma kwaliteit Σ
=
Σ
Figuur 14 Input voor grondexploitatie
Blad
25
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Rekenmethodiek Een gangbare methodiek om de grondexploitatie (financiële haalbaarheid) van een plan vast te stellen is de residuele grondwaardemethodiek. In deze methodiek wordt in de opstalexploitatie het saldo bepaald van de economische waarde van het vastgoed (=opbrengsten) minus de stichtingskosten van het object (=kosten). Het saldo is de residuele grondwaarde. Vanuit de residuele grondwaarde moeten alle werkzaamheden worden bekostigd om een perceel in bouwrijpe staat (bebouwbaar) te vervaardigen en in te richten als woonrijp gebied (bewoonbaar). Dit heet de grondexploitatie. In theorie dient de residuele waarde gelijk of groter te zijn dan de te maken kosten in de grondexploitatie. Dit principe is weergegeven in onderstaande figuur.
Opstalexploitatie Opbrengsten: · VON-prijzen · Marktwaarde
Investeringskosten: · aanneemsommen · bijkomende kosten · algemene kosten · winst & risico
Grondexploitatie
Residuele grondwaarden
Grondkosten: · verwerving / boekwaarden · sloopkosten
Residuele grondwaarden
·
bouw- en woonrijp maken
·
planontwikkelingskosten
·
onvoorzien
·
VTU-kosten
Totale plansaldo (financiële haalbaarheid)
Figuur 15 Integrale grond- en opstalexploitatie
Bovenstaande figuur laat de totstandkoming zien van het plansaldo. In deze systematiek is nog geen rekening gehouden met de tijdwaarde van geld (Baijer & Traudes, 2006). Zaken als geldontwaarding (inflatie) en financieringslasten (rente), maar ook prijsstijgingen in de bouw of waardestijgingen van vastgoed
dienen
in
de
financiële
haalbaarheidsstudie
te
worden
meegenomen
voor
een
waarheidsgetrouw beeld. In de Discounted Cash Flow methode (DCF) worden deze tijdsinvloeden meegenomen. Hiertoe worden de kosten en opbrengsten zoals die door middel van de residuele grondwaardemethodiek zijn bepaald op prijspeil heden, in een faseringsschema geïndexeerd naar het moment in de tijd waarop de kosten of opbrengsten volgens de planning moeten plaatsvinden.
Blad
26
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
opbrengsten
€ tijd kosten
Figuur 16 Cashflow schema integrale grond- en opstalexploitatie
Hoe langer het terugbetalen van investeringen op zich laten wachten, hoe hoger de rentekosten uitvallen (Daamen, 2005). Met name in langdurige herstructureringen blijkt de invloed van de factor tijd groot. Dit laat zich verklaren doordat er in binnenstedelijke herstructureringen vaak grote voor-investeringen (bijvoorbeeld verwervingen of bodemsanering) moeten plaats vinden. Het saldo op de grondexploitatie wordt vaak op twee manieren weergegeven. De netto contante waarde geeft het plansaldo op prijspeil heden waarbij de tijdsinvloeden zijn meegenomen en geeft feitelijk aan wat er nú op de bank gezet moet worden om aan het einde van de ontwikkeling een tekort te kunnen betalen of wat er, in geval van een overschot, van de bank genomen kan worden. De eindwaarde geeft, rekening houdend met de tijdsinvloeden, het saldo weer op het einde van de ontwikkeling. Resultaat op de grondexploitatie In het voorgaande is aangegeven hoe de kosten en opbrengsten binnen de grond- en opstalexploitatie worden bepaald. De kosten en opbrengsten worden in de tijd geplaatst door middel van een faseringsschema.
De
netto
contante
waarde
of
de
eindwaarde
geven
het
plansaldo
inclusief
tijdsinvloeden zoals prijsstijgingen, rente en opbrengststijgingen. De uitkomst van de berekening geeft een overschot of een tekort. Ingeval van een overschot worden alle investeringen uitgevoerd zonder dat daar aanvullende bijdragen of subsidies voor nodig zijn. Naast de reguliere vergoeding voor het nemen van risico (winst) maakt de ontwikkeling nog een extra rendement op de investering. Bij een negatief grondexploitatieresultaat moet worden gezocht naar aanvullende dekkingsmiddelen. Deze bijdragen worden gezocht bij de drie overheidslagen Rijk, provincie en gemeente. De belangrijkste ministeries vanuit het Rijk voor wat betreft gebiedsontwikkeling zijn het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Deze ministeries hebben diverse subsidie- en investeringsprogramma’s, zoals het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV), Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) of het Innovatieprogramma stedelijke vernieuwing (IPSV).
Blad
27
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Ook op provinciaal niveau bestaan er verschillende programma’s die de provinciale ontwikkeling moeten stimuleren. Belangrijk in dit kader zijn de programma’s voor bodemsanering, herstructureringsopgaven en hoofdverkeersstructuur. De gemeente heeft zelf een aantal dekkingsmiddelen in beheer die er op zijn gericht eventuele tekorten in grondexploitaties te dekken en de herstructureringsopgave te financieren. Hierin kan onderscheid gemaakt worden tussen structurele dekkingsmiddelen, zoals (Wigmans, 2002): −
reserves; algemene reserve van de gemeente of bedrijfsreserve grondbedrijf. Deze worden gevoed vanuit positieve saldi van andere projecten of processen;
−
voorzieningen en fondsen; fonds bovenwijkse voorziening, een gemeentelijke spaarpot die wordt gevoed vanuit alle projecten in een gemeente en die kan worden ingezet voor projecten met een duidelijk bovenwijks karakter. Of bijvoorbeeld voorziening bodemsanering;
−
een lening kunnen worden afgesloten indien een gemeente onvoldoende reserves heeft. Vaak heeft een gemeente een doorlopend krediet bij een bank.
03.04
Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA)
Vanuit het publieke domein is het commentaar op de grondexploitatie dat het een te beperkt instrument is. Er is geen zicht op de ‘zachte’ effecten van ontwikkelingen op (VROM-presentatie MKBA, 2008): -
ruimtelijke kwaliteit en milieu;
-
mobiliteit;
-
sociale consequenties.
Om aan deze beperkingen tegemoet te komen is de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) ontwikkeld. Een MKBA is een overzicht van alle voor- en nadelen van een project voor alle partijen in de samenleving, zoveel mogelijk op geld gewaardeerd. Uit de analyse blijkt of de maatschappelijke welvaart door een project toeneemt (VROM, 2007). Naast
de
‘harde
baten’
(bijvoorbeeld
grondopbrengsten
uit
woningverkoop)
zoals
die
in
de
grondexploitatie worden opgenomen worden ook ‘zachte baten’ opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld elementen als: -
kwaliteit openbare ruimte;
-
cultuur en recreatie waarde (nut gebruikers en winsten producenten);
-
open ruimte, natuur en landschap;
-
milieu-effecten (vermeden gezondheidsschade).
De kosten zijn over het algemeen goed inzichtelijk te maken. Waardering van de zachte baten wordt uitgevoerd via hoeveelheidsindicatoren en vertaald naar welvaart (VROM-presentatie MKBA, 2008).
Blad
28
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In dit kader geeft het begrip ruimtelijke kwaliteit inzicht in de mogelijke effecten van een project. De ruimtelijke kwaliteit wordt beschreven aan de hand van drie waardebegrippen, waarbij de ruimtelijke kwaliteit de som is van die waardebegrippen: −
gebruikswaarde = doelmatigheid + functionele samenhang
−
belevingswaarde = diversiteit + identiteit + schoonheid
−
toekomstwaarde = duurzaamheid + aanpasbaarheid + beheerbaarheid
Op basis van de kwaliteitsmatrix van Habiforum heeft adviesbureau Witteveen en Bos een uitwerking opgesteld die geschikt is voor MKBA’s.
Tabel 3 Matrix Ruimtelijke Kwaliteit (bron: Witteveen en Bos, 2005)
Gebruikswaarde
Economisch
Sociaal
Ecologisch
Cultureel
Bereikbaarheid
Toegang
Veiligheid en
Culturele
(incl.
keuzemogelijkheden
risico’s
verscheidenheid
verkeersveiligheid)
Schoon milieu
Gecombineerd gebruik Belevingswaarde
Profilering
Verbondenheid
Rust en ruimte
Aantrekkelijkheid
Leefbaarheid
Natuurschoon
Identiteit
Schoonheid van
Eigenheid
waterpartijen Toekomstwaarde
Flexibiliteit
Diversiteit /
Voorraden (bio-
Erfgoed
verscheidenheid
diversiteit, water)
Culturele vernieuwing
Een MKBA komt tot stand in een viertal vaste werkstappen:
1.
1.
Vaststelling probleem- en doelstelling
2.
Ontwerpen van alternatieven
3.
Bepalen van kosten en baten
4.
Rekenen en presenteren Vaststelling probleem- en doelstelling
Aan de MKBA ligt een model van rationele besluitvorming ten grondslag. Om tot goede resultaten te komen is een duidelijke en kwantificeerbare probleem- en doelstelling nodig. 2.
Ontwerpen van alternatieven
In de systematiek van VROM bevat een MKBA naast het projectalternatief altijd een nulalternatief: wat gebeurt er als het project geen doorgang vindt. Dit nulalternatief dient als een benchmark voor het projectalternatief.
Blad
29
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
3.
Bepalen van kosten en baten
Op basis van een voorgenomen ruimtelijke investering (bijvoorbeeld de aanleg van een park) worden de kosten en baten bepaald. Voor de kosten worden de totale investeringskosten genomen. De baten komen tot stand door de welvaartseffecten (woongenot groen) te monetariseren (aantal woningen x meerwaarde woning door aanwezigheid groen). 4.
Rekenen en presenteren
Ten slotte wordt het saldo berekend en worden de uitkomsten gepresenteerd. In de berekening worden, gelijk aan de berekening via de DCF-methode, de kosten en baten geïndexeerd in de tijd geplaatst en verdisconteerd tegen een bepaalde maatschappelijke discontovoet (door het Rijk wordt voorgeschreven: 2,5% + een risico-opslag van maximaal 3%). 03.05
De business case als plan van aanpak
De standaard grond- en opstalexploitatie en de maatschappelijke kosten-batenanalyse hebben als kenmerk dat zij dienen als toetsingsinstrument voor een individuele partij. Een gebiedsontwikkeling komt tot stand in een complex krachtenveld van actoren en belangen. Aan de onderhandelingstafel blijkt het instrument van de grondexploitatie (of gebiedsexploitatie) vaak te ééndimensionaal. Het geeft geen inzicht in de verschillende belangen en houdt geen rekening met de dynamiek van een langdurige gebiedsontwikkeling. De verschillende kosten-batenanalyses kunnen moeilijk over elkaar heen worden gelegd. Rompelberg en Hesp (2007) geven aan dat de business case aanpak een integrale oplossing mogelijk maakt. De business case gaat uit van de volgende punten: −
integrale en gezamenlijke grond- of gebiedsexploitatie;
−
waardering van individuele belangen;
−
in onderhandeling komen tot een package deal.
BA MK
MKB A
KBA
Business case Gezamenlijke exploitatie
A KB
KB A
Figuur 17 Business case (bewerking: Rompelberg en Hesp, 2007)
Blad
30
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
De
business
case
staat
tussen
context
(omgeving
en
actoren)
en
content
(de
integrale
gebiedsexploitatie). De erkenning dat verschillende partijen belangen anders waarderen staat dus centraal. Voor partij A kan belang #1 van groot belang zijn terwijl die voor partij B minder van belang is, terwijl dit voor een tweede belang omgekeerd kan liggen. De achterliggende gedachte is dat met deze systematiek meer waarde wordt gecreëerd. In onderstaande figuren wordt dit geïllustreerd.
Belangen
standpunt
standpunt
partij A
partij B
standpunt
standpunt
partij A
partij B
Belangen
belang #1
belang #1
belang #2
belang #2
belang #3
belang #3
Waardecreatie
Compromis ?
Figuur 18 Standaard compromis-model
Figuur 19 Waarderen van belangen
Waar in de standaard grondexploitatiesystematiek wordt uitgegaan van een vast programma kan in deze opzet ook aan flexibiliteit in het programma waarde worden toegerekend. Een sluitende business case is die set van afspraken die gezamenlijk leidt tot een haalbare ontwikkeling. 03.06
Hypothese
In dit hoofdstuk zijn verschillende haalbaarheidssystematieken besproken. De focus ligt hierbij op de financiële kant van een haalbaarheidsonderzoek. De grond- en opstalexploitatie beschouwt de haalbaarheid van een opgave vanuit de kwantificering van kosten en opbrengsten. De maatschappelijke kosten-batenanalyse gaat hierin verder en poogt ook minder tastbare baten zoals leefbaarheid en veiligheid financieel te vertalen in de analyse. Deze beide systematieken hebben gemeen dat zij de haalbaarheidsvraag benaderen vanuit één optiek en gaan hiermee voorbij aan het feit dat ontwikkelingen tot stand komen in een krachtenveld van belangen en actoren.
HYPOTHESE:
Door
de
toenemende
complexiteit
van
ontwikkelingsopgaven
voldoet
de
ééndimensionale opzet van de grond- en opstalexploitatie niet meer. De business case aanpak
doet
meer
recht
aan
het
krachtenveld
en
leidt
eerder
tot
haalbare
ontwikkelingen.
Blad
31
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
04
WAARDECREATIE IN GEBIEDSONTWIKKELING
In de definitie van gebiedsontwikkeling staat de creatie van waarde centraal. In paragraaf 04.01 wordt ingegaan op de begrippen waarde en waardecreatie. Paragraaf 04.02 beschrijft vervolgens op welke manieren waardecreatie tot uiting kan komen in directe en indirecte effecten. Vervolgens bekijkt paragraaf 04.03 hoe waardecreatie zich verhoudt tot de exploitatiebegroting. In paragraaf 04.04 wordt ingegaan op het mechanisme van waardeontwikkeling op lange termijn. In de laatste paragraaf wordt afgesloten met een hypothese. 04.01
Waarde en waardecreatie
Het begrip waarde wordt veelal gebruikt in twee betekenissen: −
objectief, een getal dat kan worden toegekend aan een eigenschap van een zaak;
−
subjectief, de beoordeling van een zaak door een persoon.
Vanuit de Angelsaksische literatuur worden er twee verschillende begrippen voor het Nederlandse begrip ‘waarde’ onderscheiden; Worth en Value (Van Hoeken 2006). Ten Have (2002) neemt dit Angelsaksische onderscheid over en benoemt de termen Waarde en Worth (waarbij waarde en value overeenkomen). Van Hoeken (2006) geeft de volgende definities: value: An estimate of the price that would be achieved if the property were to be sold in the market worth: A specific investors perception of the capital sum which he/she would be prepared to pay (or accept) for the stream of benefits which he expects to be produced by the investments. Het verschil is dat het ‘worthconcept’ is gebaseerd op een subjectieve, niet aan de markt gebonden waardering van een economische eenheid terwijl het ‘waardeconcept’ (value) uitgaat van een objectieve handeling in een marktsituatie waarbij partijen op gepaste afstand van elkaar staan en handelen met kennis, voorzichtigheid en zonder dwang (Ten Have, 2002). Meer algemeen wordt het begrip waarde gebruikt als het resultaat van een objectieve waardering (of waardetoekenning) aan een roerende of onroerende zaak en heeft een economische betekenis (Ten Have, 2002). De definities hebben allen gemeen dat het object centraal staat. Het begrip waardecreatie betekent de toevoeging van waarde aan een bepaalde investering of object. Deze waardecreatie uit zich volgens Copeland (2003) in het behalen van rendement op het geïnvesteerd vermogen dat hoger is dan de opportunitykosten van vermogen. Met de eerder beschreven verschuiving van de focus van ontwikkelende partijen in de stedelijke vernieuwing van objectgericht (of projectgericht) naar gebiedsgericht werken wordt een nieuwe dimensie toegevoegd aan het begrip waarde. Blad
32
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Naast de vastgoedwaarde gaat het nu ook over maatschappelijke waarde (KEI-centrum, 2007). De maatschappelijke waarde komt tot uiting in de pijlers ‘sociaal’ en ‘economie’ zoals die eerder in Figuur 8 zijn weergegeven. Onder de pijler ‘sociaal’ vallen zaken als veiligheid en leefbaarheid, onder ‘economie’ zaken als werkgelegenheid en ondernemerschap. Waarde in gebiedsontwikkeling wordt ingegeven door de waardering van: -
de economische waarde van de fysieke ontwikkelingen (fysiek);
-
de sociale beleving van een gebied (leefbaarheid, veiligheid maar ook cultuur);
-
de economie van een gebied (werkgelegenheid en ondernemerschap).
Waardecreatie in gebiedsontwikkeling wordt omschreven als het toevoegen van waarde aan de fysieke omgeving en/of de sociale beleving en/of de gebiedseconomie, waarbij de som van de deelwaarderingen leidt tot een stijging van de totale waarde.
Waardecreatie heeft twee kanten, een kostenkant en een opbrengstenkant (Van Leent, 2006). In de kern leiden investeringen in gebiedsontwikkeling tot opbrengsten die hoger zijn dan de investeringen. De opbrengsten kunnen uit inkomsten bestaan, maar ook uit toegenomen veiligheid, minder politie-inzet en meer mensen aan het werk. Er ontstaat een rendement, opgebouwd uit een bedrijfseconomisch rendement en een maatschappelijk rendement. Van Leent (2006) toont daarnaast aan dat de waarde van de bovengenoemde drie pijlers voor zover het woongebieden betreft uiteindelijk tot uiting komt in de prijs van de woning. De prijs die een persoon bereid is te betalen bij de aankoop van een woning, geeft de waardering weer voor een groot aantal uiteenlopende kenmerken van de woning, de locatie en de woonomgeving. We onderscheiden de volgende vier dimensies (Van Leent, 2006): 1.
Fysieke woningkenmerken: woningtype, oppervlakte, inhoud, aantal kamers, aanwezigheid van cv, tuin of garage, staat van onderhoud, isolatie, enzovoort.
2.
Fysieke omgevingskenmerken, zoals de hoeveelheid groen en water, de bebouwingsdichtheid in de buurt, de aard en kwaliteit van de gebouwde omgeving en de kwaliteit van de openbare ruimte in de buurt;
3.
Sociale omgevingskenmerken: de bevolkingssamenstelling, het werkloosheidscijfer, het percentage huur- en koopwoningen, en het gemiddeld inkomen in de buurt;
4.
Functionele omgevingskenmerken: de bereikbaarheid van en afstand tot allerlei voorzieningen, infrastructuur en werkgelegenheid vanuit de woning.
Blad
33
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
04.02
Waardecreatie door gebiedsontwikkeling
Gebiedsontwikkeling betreft de functionele en fysieke transformatie van een gebied. Uit de definitie van waardecreatie in gebiedsontwikkeling blijkt dat er drie dimensies aan waardecreatie zijn; fysiek (vastgoed, openbare ruimte), sociaal (veiligheid, beleving) en economie. Met investeringen in fysieke veranderingen in een gebied moeten ook doelstellingen worden behaald op sociaal en economisch vlak, een bewijs van de complexiteit van gebiedsontwikkeling. In de literatuur wordt de term spin-off effecten gehanteerd voor de structurele effecten die een gebiedsontwikkeling creëert (Pleijte, 2008). Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen directe en indirecte effecten (Pleijte, 2008; Euregionaal centrum voor overheids- en markteconomie, 2007): -
Directe effecten zijn het resultaat van fysieke, direct waarneembare ontwikkelingen binnen het plangebied. De effecten zijn objectief, aantoonbaar en vallen binnen de doorlooptijd van de gebiedsontwikkeling. De directe effecten zijn goed kwantificeerbaar in kosten en baten als gevolg van de realisatie van vastgoed. De directe effecten worden berekend in de grond- en opstalexploitatie.
-
De indirecte effecten zijn het gevolg van de gebiedsontwikkeling. De effecten zijn over het algemeen pas na verloop van tijd waarneembaar en moeilijker aantoonbaar. Denk hierbij aan een vergroot gevoel van veiligheid, minder mensen met een uitkering en minder inzet van politie. Dit betreffen de sociale en economische component van waardecreatie.
De spin-off effecten kunnen zowel negatief (kosten, overlast, ect.) als positief (baten, opbrengsten, etc.) zijn (Eigenraam & Ossokina, 2006). De transformatie van een laagwaardig bedrijventerrein naar een hoogwaardig woongebied kan negatieve effecten op de werkgelegenheid hebben, maar op sociaal vlak juist weer positieve effecten hebben, bijvoorbeeld op de leefbaarheid van het gebied. Wanneer de som van deze positieve en negatieve effecten positief uitslaat dan is er sprake van waardecreatie. Over het algemeen wordt daarin de rechtvaardiging van integrale gebiedsontwikkeling gevonden. 04.02.01
Directe effecten van waardecreatie
In deze subparagraaf wordt dieper ingegaan op de directe effecten van gebiedsontwikkeling, het ontstaan van waarde binnen de plangrenzen en looptijd. Waardecreatie ontstaat wanneer door gebiedsontwikkeling een gebied een functionele en/of fysieke transformatie ondergaat. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van het voorbeeld van de herontwikkeling van het zwaar verontreinigde Regev-terrein in Hilversum waarop jaren lang een gasfabriek heeft geopereerd. Sinds de jaren dertig is dit terrein midden in de stad komen te liggen. Het terrein moest worden geherstructureerd na het vertrek van de gasfabriek. De locatie ligt in de woonwijk “Over het spoor”. Een wijk die te kampen heeft met een hoge concentratie sociale woningen, achterstallig
Blad
34
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
onderhoud en gevoelens van onveiligheid bij de bewoners. In 2005 is de wijk door de gemeente aangewezen voor stedelijke herstructurering. Door middel van een Europese Aanbesteding is de sanering en herontwikkeling op de markt gezet. Het resultaat is een ontwikkeling met de naam Villa Industria (Figuur 20). Het programma dat in 13 deelgebieden wordt gerealiseerd is: -
135 eengezinswoningen en 221 appartementen, allen in de vrije sector;
-
multifunctioneel complex met sporthal, fitness en jongerencentrum;
-
1.400 m2 commerciële functies;
-
ondergronds parkeren;
-
een stadspark.
I : Start situatie
II : Transformatie
Figuur 20 Waardecreatie in gebiedsontwikkeling (1)
De waardecreatie die binnen de plangrenzen plaatsvindt heeft primair betrekking op de transformatie opgave en bestaat uit twee elementen: -
de transformatie van zwaar verontreinigde grond naar grond die geschikt is voor woningbouw;
-
de transformatie van laagwaardige industrieterrein naar hoogwaardige woongebied met maatschappelijke voorzieningen.
Pleijte (2008) geeft een niet limitatieve lijst met mogelijke directe effecten. Zoals eerder vermeld kunnen ze zowel positief als negatief zijn.
Blad
35
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Tabel 4 Overzicht directe effecten (bewerking: Pleijte, 2008)
Directe effecten van gebiedsontwikkeling -
opbrengsten uit te realiseren vastgoed
-
cultuurhistorie blootleggen of vernietigen
-
werkgelegenheid in gebied
-
demografische verandering
-
(leef)omgeving
-
veiligheid (door functieverandering)
-
imago/prestige
-
voorzieningenniveau
-
toegankelijkheid gebied
-
bereikbaarheid
-
vestigingsklimaat
-
consumentensurplus1
-
milieu, flora & fauna en luchtkwaliteit
-
synergievoordelen tussen functies of programmaonderdelen
04.02.02
Indirecte effecten van waardecreatie
Naast de directe waarde die binnen de plangrenzen wordt gecreëerd door de gebiedsontwikkeling heeft de transformatie van het Regev-terrein ook effecten op de omliggende wijk (Figuur 21).
I : Start situatie
II : Transformatie
III : Waardegroei
Figuur 21 Waardecreatie in gebiedsontwikkeling (2)
De realisatie van een jongerencentrum moet de overlast in de rest van de wijk tegengaan. De woningen in de schil om het gebied heen worden meer waard, wat op termijn ook zal leiden tot hogere OZBinkomsten voor de gemeente. De nabijheid van een stadspark verhoogt ook de leefbaarheid voor de omwonenden van het plan. Doordat alle woningen in de vrije sector worden verkocht verandert de
1
Betreft een theoretisch begrip. Wanneer vastgoed wordt geëxploiteerd onder de marktwaarde ontstaat er een ‘consumentensurplus’. Dit bedrag geeft aan welke bedrijfseconomische verbetering er maximaal kan plaats vinden wanneer er marktconform zou worden geëxploiteerd. Met name het geval bij sociale huurwoningen.
Blad
36
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
samenstelling van de wijk; naar verhouding minder lage inkomens. Kortom, de gebiedsontwikkeling moet leiden tot veel indirecte effecten. In onderstaande tabel is een niet limitatieve opsomming gegeven van voorkomende indirecte effecten van gebiedsontwikkeling. Tabel 5 Overzicht indirecte effecten (bewerking: Pleijte, 2008)
Indirecte effecten van gebiedsontwikkeling -
werkgelegenheid in omgeving
-
veiligheid in omliggend gebied
-
(leef)omgeving
-
gezondheid
-
waardefluctuatie bestaand vastgoed in
-
synergievoordelen tussen functies of
gebied en omgeving
programmaonderdelen
-
imago/prestige
-
exploitatie/beheerbaarheid
-
toegankelijkheid omgeving
-
gezondheid omgeving
-
vestigingsklimaat
-
bereikbaarheid
-
milieu, flora & fauna en luchtkwaliteit
-
draagvlak/profijt voor bestaande voorzieningen
De indirecte effecten van gebiedsontwikkeling treden over het algemeen pas op nadat de ontwikkeling voor een groot deel is afgerond. Bovendien versterken de effecten elkaar en ontstaat er een multipliereffect. Dit betekent dat de periode van waardegroei (fase III) pas een maximaal effect heeft, jaren na afloop van de ontwikkeling. Het verschil tussen de directe en indirecte effecten wordt met name ingegeven door het bereik; binnen of buiten het plangebied, en door het moment waarop het effect optreedt; direct resultaat of gevolg naar verloop van tijd. In de directe effecten zien we met name de fysieke component van waardecreatie terug, in de indirecte effecten zien we met name de sociale en economische component van waardecreatie terug. 04.03
Financiën en waardecreatie
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag wanneer, tijdens of ná de gebiedsontwikkeling, de waardecreatie wordt gerealiseerd en aan wie de waardecreatie toevalt. In deze paragraaf wordt ingegaan op de drie kasstromen die gezamenlijk de totale vastgoedcyclus bevatten. De financiële kant van waardecreatie wordt ingegeven door een drietal kasstromen die tot uiting komen in exploitatiebegrotingen. Een exploitatiebegroting bestaat uit een prognose van de omzet, de inkomsten en de kosten in de planperiode. Hieruit blijkt de financiële haalbaarheid van het ontwikkelingsproces (De Boer, 1998).
Blad
37
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In de vastgoedcyclus worden drie exploitaties onderscheiden: -
de grondexploitatie: de kasstroom van aankoop, preparatie voor bouwactiviteiten en verkoop van grond;
-
de opstalexploitatie of bouwexploitatie: de kasstroom van de realisatie en verkoop van het vastgoed;
-
vastgoedexploitatie; kasstroom van het gebruik van het vastgoed, verhuur door belegger of in eigendom. Opbrengsten vanuit huurpenningen en restwaarde, kosten van onderhoud en gebruik.
In onderstaande figuur is dit, vereenvoudigd, grafisch weergegeven. Grondexploitatie
Opstalexploitatie
grondexploitant
projectontwikkelaar
Vastgoedexploitatie
Belegger/eigenaar
tijd
Saldo => 0
Saldo = 0
Saldo = 0
Winst & risico
Rendement
Figuur 22 Exploitatiebegrotingen waardecreatie
De omcirkelde pijlen in Figuur 22 geven het overgangsmoment aan naar de volgende exploitatie. De opbrengst van bouwrijpe kavels in de grondexploitatie is een kostenpost in de opstalexploitatie van de ontwikkelaar. De opbrengst vanuit de verkoop van vastgoed in de opstalexploitatie is een kostenpost voor de eigenaar/belegger in de vastgoedexploitatie. Per exploitatie komt het financiële resultaat in een ander begrip tot uiting. In de grondexploitatie wordt gestuurd op een positief saldo, de opstalontwikkeling sluit neutraal maar er wordt in de stichtingskosten gerekend met een winst en risico bijdrage. In de vastgoedexploitatie wordt door de belegger gestreefd naar een neutrale ontwikkeling tegen een bepaalde rendementseis. De feitelijke gebiedsontwikkeling betreft het proces tot de oplevering en definitieve ingebruikname van het vastgoed en openbare ruimte. Dit betekent dat de grondexploitatie en de opstalexploitatie onderdeel uitmaken van de gebiedsontwikkeling, maar dat de vastgoedexploitatie er over het algemeen buiten valt.
Blad
38
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
04.04
Waardeontwikkeling
04.04.01
Waardeontwikkeling en waardesprong
De waarde van een bestaand gebied ontwikkelt over de tijd. Op de (zeer) lange tijd bezien kan waardeontwikkeling worden gedefinieerd als een cyclus van boven- en ondertrendmatige ontwikkelingen ten opzichte van het marktgemiddelde (Van Leent, 2006). De kenmerken van de cyclus (of het bijvoorbeeld een maatschappelijk probleem is of dat er niks aan de hand is) worden ingegeven door de amplitude en golflengte. -
de amplitude geeft de afwijking weer ten opzichte van het marktgemiddelde. Een grote afwijking betekent dat er zich iets heel positiefs of negatiefs heeft voorgedaan. Hoe kleiner de afwijking des te meer wordt het marktgemiddelde benaderd en is er feitelijk niks aan de hand. de golflengte geeft aan hoe de afwijking zich in de tijd verhoudt.
amplitude
-
gemiddelde stijging / tijd
golflengte (duur één cyclus) Figuur 23 Gebiedscyclus van waardeontwikkeling
In bovenstaande figuur wordt de waardeontwikkeling als sinuscurve weergegeven. In de praktijk is het goed mogelijk dat als gevolg van positieve of negatieve ontwikkelingen in een gebied de amplitude verandert en/of de golflengte. De curve zal in de praktijk niet een dergelijke regelmaat en symmetrie laten zien. Als gevolg van ingrepen in de gebouwde en ongebouwde omgeving wordt de curve positief dan wel negatief veranderd. Wanneer de amplitude een te grote en aanhoudende negatieve beweging laat zien dan is dát het signaal voor ingrijpen (ontwikkeling).
Blad
39
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In de waardeontwikkeling van een gebied zijn vier fasen te onderscheiden (Tabel 6).
Tabel 6 Gebiedslevenscyclus
Gebiedslevenscyclus I
Ontwikkeling
II
Waardegroei
III
Waardebehoud
IV
Stagnatie / neergang
In de gebiedslevenscyclus wordt het gebied keer op keer opnieuw in productie genomen. Er is sprake van een repeterende cyclus. Waar ‘ontwikkeling’ staat voor de eerste waardecreatie staat ‘transformatie’ voor de daaropvolgende in de cycli. Nota Bene: daar waar de amplitude van de waardeontwikkeling beperkt is, doet het woord ‘ontwikkeling’ wellicht te zwaar aan. In de grachtengordel van Amsterdam is voldoen aan de onderhoudsvereisten voldoende om waarde te behouden op lange termijn. Bij de ontwikkeling van grond maakt de waarde vaak een ‘sprong’. Een waardesprong ontstaat wanneer de residuele grondwaarde van een ontwikkeling groter is dan de waarde van grond onder huidig gebruik. Vooral als een agrarische bestemming wijzigt in een stedelijke bestemming is die waardesprong aanzienlijk. Hier zit een groot verschil met binnenstedelijke transformatielocaties. Op dergelijk locaties wordt een veel kleinere waardesprong gemaakt aangezien de grondwaarde bij het nieuwe gebruik niet veel hoger is dan bij het bestaande gebruik (Buitelaar et al., 2008). Naar mate de sprong groter is zal ook de curve zoals die getekend zijn een minder vloeiend verloop laten zien. In het kader van de haalbaarheid van gebiedsontwikkelingsopgaven is het van belang wanneer de waardeontwikkeling wordt gerealiseerd en aan wie die toe valt. Dit geeft namelijk aan in hoeverre waardeontwikkeling kan worden ‘ingebracht’ als opbrengst in de grondexploitatie. Voor koopopstallen (bijvoorbeeld woningen) wordt de waardecreatie uiterlijk tot aan het moment van start verkoop ingebracht. Waardeontwikkeling die later optreedt zal toevallen aan de eigenaar van de opstal. Voor koopopstallen is het daarom juist van belang de waardeontwikkeling die plaatsvindt tussen opeenvolgende deelgebieden in te brengen in de grondexploitatie, of omgekeerd; te sturen op zo groot mogelijke waardesprongen tussen opeenvolgende deelgebieden (voor start verkoop). Voor huuropstallen is er een tweede optie, als de belegger participant is in de gebiedsontwikkeling is het de vraag in welke mate de belegger bereid is een eventuele waardeontwikkeling na afloop van de gebiedsontwikkeling aan de voorkant in te brengen in de grondexploitatie. Enerzijds is dit een risico; in de onzekerheid van lange termijn ontwikkelingen is het moeilijk schatten wat de waardeontwikkeling gaat zijn. Anderzijds heeft de belegger door de vroege betrokkenheid sturingsmogelijkheden om de waardeontwikkeling zo hoog mogelijk te laten zijn.
Blad
40
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In de volgende subparagrafen wordt nader ingegaan op waardeontwikkeling voor uitleggebieden en voor binnenstedelijke opgaven. 04.04.02
Waardeontwikkeling in uitleggebieden
Uitleggebieden zijn de stadsuitbreidingswijken die voortvloeiend uit de Vinexnota tot ontwikkeling kwamen. Kenmerk van deze gebieden is dat ze buiten de bestaande stad zijn gesitueerd. In veel gevallen betekent dit dat landbouwgronden aan de randen van de stad werden getransformeerd tot woongebieden. Het zijn vaak op zichzelf staande opgaven waar de omgeving weinig eisen stelt aan de ontwikkeling. In tegenstelling tot binnenstedelijke ontwikkelingen waar een maatschappelijke kans of urgentie ten grondslag ligt aan het ontwikkelingsinitiatief, is de belangrijkste drijfveer in de Vinex de woningbehoefte. De grootste waardesprong van een uitleggebied wordt gemaakt wanneer de bestemming omgaat van landbouwgrond naar woongebied. Landbouwgrond heeft afhankelijk van omvang en locatie een waarde van tussen de € 5,- en € 10,- per vierkante meter. Woongebied (inclusief infrastructuur) in veel gevallen tussen de € 150,- en € 200,- per vierkante meter. Kortom, vroeg in het proces wordt een grote sprong in waarde gemaakt (Figuur 24). vastgoedexploitatie
waarde
grondexploitatie opstalexploitatie
gemiddelde stijging / tijd
Figuur 24 Waardeontwikkeling uitleggebied
Omdat een uitlegontwikkeling op zichzelf staat beperkt de waardecreatie zich met name tot de directe effecten. Dit heeft als voordeel dat een groot deel van de waardecreatie aan de voorkant van het proces plaatsvindt en dat de grondexploitatie hiervan kan profiteren. De waardecreatie kan worden gebruikt om de gebiedsontwikkeling haalbaar te maken.
Blad
41
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
04.04.03
Waardeontwikkeling in binnenstedelijke ontwikkelingen
Voor binnenstedelijke ontwikkelingen ligt dit anders. De start van een gebiedsontwikkelingsopgave wordt ingegeven door een maatschappelijke urgentie of kans. In tegenstelling tot de uitleggebieden is er binnenstedelijk sprake van: -
sterke invloed van omgeving (context)
-
bestaande situatie (o.a. vastgoed, bodemgesteldheid)
Binnenstedelijk zien we dat de fasering één fase opschuift. De start wordt niet ingegeven door een ontwikkeling, maar juist door de stagnatie of neergang van een gebied (Tabel 7). Tabel 7 Gebiedslevenscyclus bij herstructurering
Gebiedslevenscyclus I
Stagnatie
II
Transformatie
III
Waardegroei
IV
Waardebehoud
In
onderstaande
figuur
is
de
gebiedslevenscyclus
in
de
tijd
weergegeven
voor
een
herstructureringsopgave. De curve geeft de waardeontwikkeling binnen een gebied ten opzichte van de gemiddelde stijging in de markt.
Stagnatie
Transformatie
III
Waardegroei
vastgoedexploitatie
GEWILDE WIJK
II
GEZONDE WIJK
I
PROBLEEMWIJK
waarde
grondexploitatie opstalexploitatie
IV
gemiddelde stijging / tijd
Waardebehoud
Figuur 25 Gebiedslevenscyclus herstructurering (Bewerking: Huisman,2006; Van Leent, 2006)
Blad
42
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In fase I (Stagnatie) gaat in een gebied de waardeontwikkeling langzaam achteruit. Als de eerste vermindering van de relatieve waarde ten opzichte van het gemiddelde niet wordt gesignaleerd zal een gebied langzaam afglijden. De sociale cohesie vermindert en tekenen van verloedering worden zichtbaar. Wanneer deze ontwikkeling zich doorzet kunnen alleen via een grootschalige transformatieopgave nieuwe condities worden geschapen voor een betere toekomst. In fase II (Transformatie) is een fysieke en functionele ontwikkeling van het gebied de enige remedie tegen
de
neergang.
Transformatie
is
een
voorwaardenscheppende
strategie
die
waarschijnlijk
interventies op alle aspecten van woning en woonomgeving omvat (Van Leent, 2006). Naarmate de transformatie vorm krijgt zal ook de negatieve waardespiraal worden doorbroken en wordt voorzichtig de lijn naar waardestijging gezocht. In deze fase wordt het merendeel van de investeringen gedaan. Vervolgens hebben gebieden in fase III (Waardegroei) de weg omhoog gevonden. De leefbaarheid neemt toe, verloedering neemt af en er is een nieuwe trots in het gebied. De waardestijging is ingezet. Het is hier van belang met gerichte investeringen de waardegroei zo lang mogelijk vast te houden. In fase IV (Waardebehoud) vlakt de waardegroei af en bereikt een wijk zijn maximale waardepotentieel. Voor een gebied is het nu van belang om de waardeontwikkeling op of iets boven het marktgemiddelde te houden. Sommige gebieden houden zichzelf als van nature in stand, toch moet in alle gebieden een vinger aan de pols worden gehouden voor de eerste tekenen van fase I. Doel is om de fase van waardebehoud zo lang mogelijk op te rekken. Het resultaat is een duurzame ontwikkeling en dus op lange termijn waardevastheid. Ondanks dat de absolute waardesprong in een transformatieopgave kleiner is dan in de uitleggebieden, in sommige gevallen zelfs negatief, is er wel degelijk een substantiële relatieve waardesprong aanwezig. Dit is de genoemde waardeontwikkeling of waardecreatie. Zoals ook Figuur 25 toont, zien we in transformatieopgaven dat in de tijd gezien een deel van de waardeontwikkeling
plaatsvindt
tijdens
de
gebiedsontwikkeling
en
dat
een
deel
van
de
waardeontwikkeling plaatsvindt ná oplevering van het vastgoed en feitelijk na het ‘sluiten’ van de opstalexploitatie.
Dit
houdt
in
dat
een
gedeelte
van
de
waardecreatie
toevalt
aan
de
transformatieopgave, maar dat ook een gedeelte toevalt aan de koper/eigenaar van het vastgoed, buiten de grondexploitatie. Of toch een gedeelte van de waardeontwikkeling die na afloop plaatsvindt kan worden ingebracht is onder
andere
afhankelijk
van
de
mate
waarin
beleggers
al
een
deel
van
de
verwachte
waardeontwikkeling na oplevering van de opstallen, aan de voorkant durven in te brengen in de grondexploitatie.
Blad
43
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
04.05
Hypothese
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het begrip waardecreatie. Waardecreatie uit zich in drie pijlers; fysieke ontwikkelingen, sociale beleving en de gebiedseconomie. We zien dat gebiedsontwikkelingen directe effecten hebben die objectief, aantoonbaar en kwantificeerbaar zijn, maar ook indirecte effecten hebben die pas na verloop van tijd waarneembaar zijn. In de afgelopen decennia werd in de uitleggebieden een groot deel van de waardeontwikkeling vóór in het proces gerealiseerd. Hiermee kon de waardeontwikkeling worden gebruikt om de haalbaarheid van de opgave te vergroten. Met de verschuiving van de bouwopgave naar de binnensteden zien we ook een faseverschuiving in waardeontwikkeling. De waardeontwikkeling begint later en loopt door tot ver nadat de feitelijke gebiedsontwikkeling is afgerond. Dit heeft tot gevolg dat de waardeontwikkeling die na afronding van de gebiedsontwikkeling wordt gerealiseerd voor een groot deel1 niet direct toevalt aan het haalbaar maken van de transformatieopgave maar aan de eigenaren (kopers / beleggers) van het vastgoed.
HYPOTHESE:
In ontwikkelingsstrategieën levert toepassing van de kennis van waardecreatie en waardeontwikkeling
een
bijdrage
aan
het
haalbaar
krijgen
van
complexe
transformatieopgaven. Er dient gestuurd te worden op een zo groot mogelijke waardesprong tijdens het proces.
1
Omvang deel met name afhankelijk van de mate waarin beleggers bereid zijn om verwachte waardeontwikkeling voorcalculatorisch in te brengen in de grondexploitatie.
Blad
44
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
05
BESLUITVORMING
In de eerdere hoofdstukken is beschreven dat de veranderende ontwikkelingsopgave gevolgen heeft op de haalbaarheidsanalyses en waardecreatie. In dit hoofdstuk wordt bestudeerd wat de gevolgen zijn op de besluitvorming. In paragraaf 05.01 wordt ingegaan op het besluitvormingsproces. Paragraaf 05.02 benadert besluitvorming vanuit het krachtenveld en schetst dat complexe opgaven vragen om een andere manier van besluiten. Vervolgens gaat paragraaf 05.03 op hoofdlijnen in op de veranderingen aan de hand van het investeringsverloop en het risicoprofiel. Er wordt afgesloten met de hypothese. 05.01
Het besluitvormingsproces
Ten aanzien van de begripsbepaling van het principe van ‘besluitvorming’ bestaan er verschillende definities in de literatuur. Een gebruikelijke begripsbepaling van besluitvorming is ‘het voorbereiden, nemen en uitvoeren van een besluit’ (Teisman, 1992). Door Gehner (2003) wordt beslissen omschreven als het afwegen van alternatieven op basis van informatie tegen het besliscriterium. Centraal in het begrip besluitvorming in ruimtelijke ontwikkelingen staan de volgende drie aspecten: −
investeringsvoorstel (projectgegevens);
−
rendement(sverwachting);
−
risicoprofiel (zekerheid).
Investeringsvoorstel In het investeringsvoorstel wordt beschreven waarin wordt geïnvesteerd en wat de achtergronden van de opgaven zijn. Centraal onderdeel van het investeringsvoorstel is een kosten-batenanalyse (KBA) voor een marktpartij of een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) voor een publieke of semipublieke partij. Rendement De rendementsverwachting van een project wordt getoetst aan de rendementseis van de organisatie. De Van Dale definieert rendement als ‘de opbrengst van een economische activiteit’ maar ook ‘resultaat in verhouding tot de inspanningen’. Het kan zowel een puur financiële focus hebben als een bredere focus. De focus van de rendementseis is afhankelijk van het (type) besluitvormende orgaan. Voor een marktpartij is het rendement primair financieel van aard. Voor overheden geldt ook het maatschappelijke rendement en mag de ‘opbrengst’ ook kwalitatief van aard zijn. In besluitvorming wordt het verwachte rendement afgezet tegen de rendementseis die vanuit de beleidsuitgangspunten van de besluitvormende organisatie wordt opgegeven, bijvoorbeeld een financieel taakstellend rendement van 8%.
Blad
45
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Risicoprofiel Daarnaast wordt de kans beschouwd dat het uiteindelijk gerealiseerde rendement afwijkt van wat vooraf bedacht wordt (risico-assesment). In een risicoanalyse wordt bekeken wat de kans is dat het rendement wordt beïnvloed en wat het gevolg hiervan is. Voor zover de risico’s kunnen worden gekwantificeerd, worden deze direct verwerkt in de rendementsverwachting, alle risico’s worden meegenomen in de risicoanalyse waarbij ook wordt aangegeven hoe en in welke mate de risico’s beheerst kunnen worden. Hoe een besluitvormend orgaan het risicoprofiel laat meewegen wordt ingegeven door de risicoattitude, de bereidheid tot het nemen van risico’s. Raftery (1994) onderscheidt hierin drie typen gedrag; risicozoekend, risiconeutraal en risicomijdend. Indien de risicoattitude vooraf is gekwantificeerd kan het risicoprofiel worden getoetst aan de beleidsnorm van de organisatie (Gehner, 2003). De manier waarop er in een specifieke geval met de risico’s wordt omgegaan is de risicorespons. Deze wordt ingegeven door de risicoanalyse van het project enerzijds en de risicoattitude van de organisatie anderzijds. In onderstaande figuur is een en ander schematisch weergegeven.
BELEIDSUITGANGSPUNTEN VAN ORGANISATIE
rendementseis
projectgegevens
risicoanalyse
rendementsafweging
risicorespons
risicoattitude
besluit
Figuur 26 Besluitvormingsproces (bewerking: Gehner, 2003)
Na een positief besluit op een investeringsvoorstel wordt het van belang door middel van de juiste risicobeheersmaatregelen de rendementsverwachting in stand te houden gedurende het gehele proces. 05.02
Complexe besluitvorming
Analoog aan de in hoofdstuk 2 beschreven veranderingen in de ruimtelijke ontwikkeling, is ook het karakter van besluitvorming aan verandering onderhevig. In de vorige paragraaf is besluitvorming beschreven vanuit de premisse dat besluitvorming plaatsvindt binnen één organisatie en in logische opeenvolgende stappen.
Blad
46
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Hall (1987) stelt dat naarmate de omgeving complexer en turbulenter wordt en wanneer onderlinge afhankelijkheden
toenemen,
ook
inter-organisatorische
relaties
toenemen.
Dit
impliceert
dat
besluitvorming in een complexere omgeving van actoren en belangen oog moet hebben voor deze interorganisatorische relaties. Teisman (1992) onderscheidt in zijn onderzoek naar complexe besluitvorming drie verschillende systemen van besluitvorming. In onderstaande tabel zijn de drie systemen verduidelijkt aan de hand van de termen metafoor, organisatie en sturing. In zijn studie focust Teisman op het opereren van overheid als besluitnemend orgaan. Deze studie stelt dat deze abstractie ook toepasbaar is op partijen in het algemeen. Tabel 8 Systemen van besluitvorming (bewerking: Teisman, 1992)
Systeem
Metafoor
Organisatie
Sturing
1.
unicentrisme
“regelsysteem”
centraal
top down
2.
multicentrisme
“marktplaats”
decentraal
bottom-up
3.
pluricentrisme
“netwerk”
hybride
interactief
Het unicentrisme gaat uit van een hiërarchische ordening van de aanpak van ontwikkelingen: er is één centraal besluitvormend orgaan. Het multicentrisme is de tegenhanger van het unicentrisme. Beslissingen worden decentraal genomen omdat het centrale orgaan op te veel afstand staat en niet bij machte is om adequaat beslissingen te nemen. De pluricentrische gedachte gaat uit van een netwerk van centrale en decentrale eenheden die in een wederzijdse afhankelijkheid tot elkaar staan. Teisman (1992) en Bruil et al.(2004) constateren dat er in gebiedsontwikkeling sprake is van toenemende complexiteit die zich uit in toenemende wederzijdse afhankelijkheden. Zonder wederzijdse medewerking van de grote actoren zijn maatschappelijke doelen niet meer te bereiken. Of zoals Mintzberg reeds in 1976 schreef over complexe besluiten: “a strategic decision process is characterized by novelty, complexity and openendedness…. This is not the decision making under uncertainty of the textbook, where alternatives are given even if their consequences are not, but decision making under ambiguity, where almost nothing is given or easily determined.” In de wetenschap dat in complexe situaties niet één, maar verscheidene individuen en organisaties beslissingen nemen die het resultaat van besluitvorming beïnvloeden, spelen verschillende specifieke belangen een rol en is er over de invulling van het begrip algemeen belang onenigheid. In deze situaties wordt er gesproken van ‘complexe besluitvorming’ (Teisman,1992). Een pluricentrische insteek van het besluitvormingsproces heeft in deze situaties de voorkeur. Deze gedachte sluit één op één aan op de business case aanpak van hoofdstuk 3.
Blad
47
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In de volgende paragrafen wordt aan de hand van het investeringsverloop en het risicoprofiel gekeken naar hoe besluitvormingsprocessen in gebiedsontwikkeling zich ontwikkeld hebben van de Vinexgebieden naar transformatieopgaven in de binnenstad. 05.03
Risicoprofiel en besluitvorming
De toegenomen complexiteit van gebiedsontwikkeling is reeds in eerdere hoofdstukken beschreven. In deze paragrafen wordt de complexiteit van een andere kant belicht, die van het investeringsverloop in relatie tot de zekerheid van het eindbeeld (risicoprofiel). Achtereenvolgends wordt ingegaan op een algemeen onderscheid van risico’s, risico’s in de vinex en risico’s in transformatieopgaven. 05.03.01
Risico’s in gebiedsontwikkeling
In de literatuur worden de risico’s van gebiedsontwikkeling veelal onderverdeeld in drie hoofdgroepen, namelijk omgevingsrisico’s, projectrisico’s en organisatierisico’s (Wallagh & de Lijn, 2005; Dekkers, 2006;). De omgevingsrisico’s hebben te maken met het krachtenveld waarin gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Denk hierbij aan risico’s zoals maatschappelijke risico’s (opinie, draagvlak), economische risico’s of bestuurlijke risico’s (beleid, politiek). Projectrisico’s hebben specifiek met de projectinhoudelijke aspecten te maken. Dit zijn risico’s zoals planontwikkelingsrisico’s, technische risico’s en exploitatierisico’s. De organisatierisico’s hebben te maken met risico’s op het vlak van de organisatiestructuur, communicatie en cultuurverschillen tussen de verschillende partijen. In bijlage 2 is een groslijst opgenomen met risico’s in gebiedsontwikkeling. 05.03.02 In
‘traditionele’
Vinex: ingrediënten voor besluitvorming ontwikkelingsopgaven
(Vinex-ontwikkelingen
en
de
binnenstedelijke
postzegelontwikkelingen) zien we dat ruim 80% van de kosten gerelateerd zijn aan de realisatiefase. Onderstaande tabel geeft een gemiddelde indicatieve opbouw van de investeringskosten. We zien dat ruim 80% van de kosten gerelateerd zijn aan de realisatiefase. Tabel 9 Opbouw investeringskosten (bron: Selderbeek, 1998)
Investeringskosten Grondkosten Bouwkosten Bijkomende kosten Advieskosten Financieringskosten Algemene kosten
16% 57% 9% 8% 5% 5% 100%
Blad
48
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Investeringsverloop en zekerheid Aan de start van een project staan alle opties open en heb je veel invloed op het eindresultaat, zijn er nog weinig investeringen gedaan en is er daarom weinig zekerheid over het eindresultaat. Gedurende het project maak je beslissingen waar investeringen aan gekoppeld zijn. Hierdoor neemt je invloedsruimte af maar heb je wel meer zekerheid over het eindresultaat. Wanneer dit in een grafiek wordt weergegeven dan is de zekerheidscurve tegengesteld aan de invloedscurve. De
zekerheidscurve
en
de
investeringscurve
hebben
een
vergelijkbaar
verloop,
waarbij
het
investeringsverloop iets achter blijft bij de mate van zekerheid (Gehner, 2003). Dit laatste is het gevolg van enerzijds het feit dat de investeringen meestal geleidelijk volgen op een investeringsbesluit als gevolg van betalingscondities. Anderzijds speelt de zekerheid ten aanzien van de opbrengsten hierin een rol (voorverkoop). In onderstaande figuur is dit grafisch weergegeven.
investeringskosten
100%
zekerheidscurve 50% invloedscurve investeringscurve
0% grondaankoop
initiatief
bouwvergunning
oplevering
ontwikkeling
realisatie
FASE Figuur 27 Verloop van zekerheid en invloed i.r.t. investeringsverloop (bron: Gehner, 2003)
Risicoprofiel De verhouding tussen de omvang van de investering en de zekerheid dat het verwachte (of geëiste) rendement wordt behaald, bepaalt de beslissingsbereidheid van een organisatie. In
de
traditionele
ontwikkelingsopgaven
(Vinex-ontwikkelingen
maar
ook
de
binnenstedelijke
postzegelontwikkelingen) zien we dat: −
het grootste deel van de totale investeringskosten wordt gemaakt in de realisatie van het vastgoed;
−
het investeringsverloop op hoofdlijnen samenloopt met de zekerheid ten aanzien van de investeringen;
−
in dergelijke projecten de focus met name ligt op projectrisico’s.
Blad
49
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In de Vinexopgave financiert het Rijk veelal de publieke infrastructuur en maakt zij de grond bouwrijp en gaan partijen pas commitment aan op het moment dat de publieke besluitvorming dusdanig veel zaken heeft vastgelegd, dat de private partijen een redelijke kosten-baten analyse kunnen maken op kavelniveau (Teisman, 1992). Kenmerken van besluitvormingproces Besluitvormingsprocessen in de Vinex-opgave kenmerken zich als volgt: −
klassieke rolverdeling: scherpe scheiding tussen rollen van de partijen en wijze waarop met risico’s wordt omgegaan. Er is sprake van individuele besluitvorming;
−
besluitvorming is sterk object georiënteerd: de kosten vallen grotendeels in de realisatiefase, het project- en risicomanagement focust zich daar op;
−
er is een sterke behoefte om over het totale project (de gehele looptijd overziend) een investeringsbeslissing te nemen.
05.03.03
Herstructurering: ingrediënten voor besluitvorming
In hoofdstuk 2 is beschreven hoe de focus van de ontwikkelingsopgaven verandert van object georiënteerd
naar
gebied
georiënteerd
(projectontwikkeling
naar
gebiedsontwikkeling).
In
binnenstedelijke transformatieopgaven leidt dit tot andere besluitvorming. In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de opbouw van de investeringen, het investeringsverloop en wat dit betekent voor de besluitvormingsprocessen in transformatieopgaven. Onderstaande tabel geeft een indicatieve opbouw van de investeringskosten in transformatieopgaven. In afwijking van Tabel 9 zien we dat de grondkostencomponent een veel groter deel uitmaakt van de totale investeringskosten. In tegenstelling tot de uitleggebieden, waar een bouwrijpe kavel wordt gekocht, moeten in een transformatieopgave veel kostbare verwervingen worden gepleegd. Tabel 10 Opbouw investeringskosten binnenstedelijke opgaven (eigen bewerking)
Investeringskosten Grondkosten Bouwkosten Bijkomende kosten Advieskosten Financieringskosten Algemene kosten
41% 41% 6% 6% 3% 3% 100%
Investeringsverloop en zekerheid Het gevolg van deze verschuiving in de investeringskostenopbouw is dat in toenemende mate de kosten voor de baat uitgaan (Daamen, 2005). Deze constatering heeft drie componenten in zich: Blad
50
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
−
het kostenaspect: ten behoeve van de grondverwerving is een omvangrijke voorinvestering benodigd;
−
het tijdsaspect: de tijd tussen grondverwerving en het in gebruik nemen van de grond voor bouwwerkzaamheden neemt toe;
−
het duuraspect: de ontwikkeling heeft een der mate lange doorloop dat onmogelijk alle investeringen voorzien kunnen worden.
De verhouding tussen het investeringsverloop en de zekerheid ten aanzien van het eindresultaat laat in transformatieopgaven een ander beeld zien (Figuur 28).
investeringskosten
100%
zekerheidscurve 50% invloedscurve investeringscurve (transformatie) investeringscurve (uitleg) 0% grondaankoop
initiatief
bouwvergunning
ontwikkeling
oplevering
realisatie
FASE Figuur 28 Verloop van zekerheid en invloed i.r.t. investeringsverloop
Risicoprofiel De verhouding tussen de omvang van de investering en de zekerheid dat het verwachte (of geëiste) rendement wordt behaald, bepaald de beslissingsbereidheid van een organisatie. In de transformatieopgaven zien we dat: −
een groot deel van de investeringsomvang al vroeg in het proces gemaakt moet worden (de kosten gaan voor de baat uit);
−
de zekerheid over het bereiken van het eindbeeld achter blijft bij het investeringsverloop;
−
transformatieopgaven
(en
binnenstedelijke
gebiedsontwikkeling)
een
der
mate
lange
doorlooptijd hebben dat er over deelgebieden achterin de tijd zelfs onzekerheid over het eindbeeld zelf bestaat; −
in het risicomanagement de omgevingsrisico’s en de organisatierisico’s van gelijk of groter belang zijn dan de projectrisico’s.
Blad
51
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Kenmerken van besluitvormingproces Besluitvormingsprocessen in de transformatieopgave kenmerken zich als volgt: −
nieuwe rolverdeling: gebiedsontwikkeling als gezamenlijke opgave van en voor publieke en private partijen;
−
besluitvorming is sterk gebiedsgeoriënteerd: de kosten vallen gedurende het gehele proces, met een zwaartepunt aan de voorkant, voor de verwervingen;
−
nemen van investeringsbeslissing voor gehele looptijd project is niet langer mogelijk.
Het blijkt dat besluitvorming op basis van een dichtgetimmerd masterplan en bijhorend contract niet langer haalbaar is. Het dogmatisch vasthouden aan ‘harde’ afspraken is eerder een bedreiging voor de opgave dan een factor voor succes. Dit vraagt om een andere aanpak, waarbij recht wordt gedaan aan de behoefte aan flexibiliteit. 05.04
Hypothese
In dit hoofdstuk wordt een ontwikkeling beschreven in de manier waarop er naar besluitvorming wordt gekeken. De unicentrische manier van besluitvorming leidt in binnenstedelijke gebiedsontwikkeling tot een eenzijdige benadering waarin partijen allen hun eigen kosten-batenanalyse uitvoeren en het resultaat inbrengen op de onderhandelingstafel. Besluitvorming vindt primair plaats bij de individuele partijen. In complexe projecten biedt de pluricentrische aanpak betere mogelijkheden om besluitvorming over een project te bewerkstelligen. Dit gaat uit van het principe dat complexe beslissingen moeten worden genomen binnen het krachtenveld van partijen. De kosten-batenanalyse wordt in gezamenlijkheid uitgevoerd, conform de business case systematiek zoals is beschreven in hoofdstuk 3.
HYPOTHESE:
Besluitvorming in transformatieopgaven verandert op twee manieren: −
van individueel naar gezamenlijk (pluricentrische benadering);
−
andere input: vaste afspraken en flexibele kaders (onzekerheid) als factor voor succes in tegenstelling tot het dichtgetimmerde plan.
Blad
52
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
06
PRAKTIJKONDERZOEK
Dit hoofdstuk geeft de resultaten van het praktijkonderzoek. In de eerste paragraaf wordt de interviewmethodiek verduidelijkt en worden de geïnterviewde personen geïntroduceerd. De interviews gingen in op vier thema’s die corresponderen met de voorgaande vier hoofdstukken. Voor elk thema is een hypothese geformuleerd. In de vier opvolgende paragrafen komen de vier thema’s en de uitgewerkte hypothesen aan bod. 06.01
Interviews
In dit onderzoek staat de voorcalculatorische onrendabele top van gebiedsontwikkeling centraal. In de voorgaande hoofdstukken is dit centrale onderwerp uitgesplitst in een viertal thema’s: −
de onrendabele top;
−
haalbaarheidsonderzoeken;
−
waardecreatie;
−
besluitvorming.
De hypothesen die in laatste paragrafen van de voorgaande hoofdstukken zijn geformuleerd zijn getoetst in deskundige-interviews. Hiervoor zijn personen benaderd bij de belangrijkste investeerders in gebiedsontwikkelingen; gemeenten, beleggers (corporaties en commerciële beleggers) en ontwikkelaars. De geïnterviewde personen staan in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 11 Lijst met geïnterviewde personen
Naam
Functie
Organisatie
1
mevr. Alice van de Hoef
Afdelingsmanager Uitgifte
Gemeente Den Haag, DSO
2
dhr. Mark Poley
Projectmanager Uitgifte
Gemeente Rotterdam, OBR
3
dhr. Wout van Hees
Hoofd Ontwikkelingsbedrijf
Gemeente Nijmegen
4
dhr. Hans Pronk
Ontwikkelingsmanager
Corporatie Haagwonen
5
dhr. Gertjan van den Beuken
Directeur Ontwikkeling
Corporatie Staedion
6
mevr. Heleen Aarts
Hoofd Gebiedsontwikkeling
Belegger Amvest
7
dhr. Peter Joustra
Sr. Ontwikkelingsmanager
Belegger BPF-Bouwinvest
8
dhr. Gert van der Hooning
Directeur Projecten
Ontwikkelaar Rabobouwfonds
9
mevr. Conny den Ouden
Ontwikkelingsmanager
Ontwikkelaar Rabobouwfonds
mevr. Renée Hoogendoorn
Directeur Gebiedsontwikkeling
Ontwikkelaar AM
10
De interviews dienen een tweeledig doel; de toetsing van de hypothesen, maar ook het aanscherpen en aanvullen van de aanwezige informatie. De interviews zijn opgezet als een semi-gestructureerd topic interview (Baarda, Goede en Teunissen, 2001).
Blad
53
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
De geïnterviewden werden vooraf geïnformeerd over het onderwerp en de thema’s via een onderzoeksopzet. De interviews werden afgenomen aan de hand van een richtinggevende open vragenlijst. In de gekozen opzet was ruimte om ook op andere relevante onderwerpen in te gaan of om de thema’s te verkennen. De interviews werden met een voicerecorder opgenomen. In de volgende paragrafen wordt thema-gewijs ingegaan op de uitkomsten van de interviews. 06.02
De onrendabele top van gebiedsontwikkeling
hypothese: de onrendabele top van gebiedsontwikkeling bestaat niet, er is slechts sprake van een grote voorinvestering. Partijen zijn het er over eens dat binnenstedelijke transformatieopgaven wel degelijk kampen met een omvangrijke voorcalculatorische ‘onrendabele top’. Maar dit vraagt wel om een nuancering. De onrendabele top is een financieel begrip en geeft het negatief uitvallende verschil tussen de financiële opbrengsten en de investeringskosten. Vanuit de partijen wordt er verschillend naar de onrendabele top gekeken en het blijkt dat de onrendabele top niet los gezien kan worden van het te behalen rendement.
Betekenis voor partijen
Gemeenten hebben een brede sociale, economische en maatschappelijke doelstelling. Haar definitie van rendement is ook breed. Het totale rendement wat een gemeente maakt op een investering valt uiteen in een financieel rendement en een maatschappelijk rendement. In het maatschappelijke rendement worden ‘zachte’ zaken meegenomen als hogere veiligheid, verbeterde leefbaarheid en minder mensen in de bijstand (Poley, Van de Hoef, Van Hees). Wanneer de onrendabele top niet alleen aan het financiële rendement wordt gekoppeld maar ook aan het maatschappelijke rendement, dan kan blijken dat er toch een rechtvaardiging bestaat voor investeren. Het tekort dient dan te worden bijgeplust. De overheid is in de huidige maatschappij ook de geëigende partij om deze rol te nemen (Van de Hoef, Van der Hooning, Pronk). De hoogte van de maximaal acceptabele onrendabele top is niet het resultaat van een objectieve berekening, maar wordt ingegeven door zaken als maatschappelijke urgentie, politiek draagvlak, exposure in de media en betrokkenheid van de spelers (Poley, Van de Hoef, Van Hees). Voor beleggers geldt dat het financiële perspectief van een ontwikkeling dominant is in de investeringsbeslissing. Het onderscheid tussen commerciële beleggers en corporaties wordt met name gevonden in de hoogte van de rendementseis. Corporaties hebben een lange termijn doelstelling om betaalbare huisvesting aan te bieden. Het saldo van de ontwikkel- en verhuuractiviteiten moet op lange termijn in ieder geval voldoende positief zijn om de inflatie te kunnen weerstaan; een ‘revolving fund’. Dit betekent dat een corporatie eigenlijk alleen in een ontwikkeling stapt als in de achterliggende kostenbatenanalsye (KBA) geen verlies wordt gemaakt. De scope van de KBA bestrijkt zowel de periode van de gebiedsontwikkeling als de vastgoedexploitatie (uitgaande van de simplificatie dat ze op elkaar volgen). Uiteindelijk moet er minimaal een saldo neutraal intern rendement uit komen (Van den Beuken, Pronk).
Blad
54
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Voor commerciële beleggers geldt hetzelfde principe. Met dit verschil dat de belegger een rendementseis heeft die hoger is dan van de corporatie aangezien voor bijvoorbeeld pensioenfondsen wordt belegd die een minimaal rendement willen garanderen. Subsidiëren van tekorten doen de partijen niet, maar schuiven met de rendementsverwachting tussen grex, opex en vex gebeurt wel. Met name wanneer wordt gesproken over het profiteren van waardecreatie biedt deze langere betrokkenheid bij een ontwikkeling veel meer mogelijkheden om op het rendement te sturen (Aarts, Joustra). Ook voor ontwikkelaars geldt dat zij geen ‘subsidieverstrekker’ zijn. Maar waar de beleggers hun rendement kunnen halen over de totale vastgoedcyclus, dient het voor de ontwikkelaar te gebeuren in de grex en de opex. Maar transformatieopgaven bestrijken tegenwoordig wel dermate lange periodes dat in dergelijke processen kan worden gekozen om een eerste deelgebied met een verlies te laten sluiten, zolang maar ergens in de gebiedsontwikkeling de rendementseis wordt gerealiseerd. De rendementseis wordt ingegeven door de aandeelhouders van de private organisatie (Van der Hooning, Den Ouden, Hoogendoorn). Een nuancering hierop is dat bepaalde unieke projecten een dusdanige reputatiewaarde opleveren
dat
dit
alleen
aan
marketingwaarde al een
bepaalde onrendabele
investering
kan
rechtvaardigen (Hoogendoorn).
Betekenis in het proces
Toch geven alle partijen aan dat er in beginsel niet aan een opgave wordt begonnen voordat voor de eerste deelontwikkeling een financieel sluitend plaatje ligt. De betekenis van de onrendabele top is in dit perspectief een weergave van de subsidiebehoefte (Van der Hooning, Poley, Van Hees). De kennis van hoe gebruik gemaakt kan worden van welke subsidies kan een belangrijke bijdrage leveren aan het haalbaar maken van een ontwikkelingsopgave (Van Hees). In de media worden de termen ‘onrendabele top’ en ‘voorinvestering’ regelmatig door elkaar gebruikt. De partijen geven aan dat een onrendabele top betrekking heeft op een ontwikkeling die al dan niet doorgang vindt. Voorinvesteringen, zoals verwervingen of studiekosten, worden vooruitlopend op de feitelijke investeringsbeslissing gedaan. Voor gemeenten is dit een apart collegebesluit (Poley, Van de Hoef), ook bij de marktpartijen wordt er onderscheid gemaakt tussen de verwervingsbeslissing en de planontwikkelingsbeslissing (Van der Hoonig, Den Ouden, Joustra). Om de verwervingsrisico’s te beheersen wordt, in de besproken casus Binckhorst, verworven tegen maximaal de marktwaarde en het voortgezet gebruik moet zoveel mogelijk opwegen tegen de rentekosten. Overall conclusie De onrendabele top is een financieel begrip wat aangeeft dat het financiële rendement op een ontwikkeling voorcalculatorisch negatief is. Marktpartijen participeren in z’n algemeenheid niet in projecten onder hun rendementseis. De onrendabele top is daarmee de maat voor de subsidiebehoefte.
Blad
55
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Vindt een project doorgang dan wegen de maatschappelijke baten op tegen de subsidiebehoefte en is het saldo van financieel en maatschappelijke rendement positief. Vanuit de ‘eigen rendementseis’ van de geïnterviewde partijen bekeken bestaat uiteindelijk de onrendabele top niet. Alle partijen maken naar hun eigen maatstaven een positief rendement. 06.03
Haalbaarheidsanalyses
hypothese: Door de toenemende complexiteit van ontwikkelingsopgaven voldoet de ééndimensionale opzet van de grondexploitatie niet meer. De business case aanpak doet meer recht aan het krachtenveld en leidt eerder tot haalbare ontwikkelingen.
Gezamenlijke haalbaarheidsanalyse
Van oudsher ligt er een scheiding tussen het publieke domein van de grondexploitatie en alles wat er met de bouwrijpe grond gebeurt (Poley, Van de Hoef). De gemeente Den Haag heeft in Vinex-opgaven geleerd dat het in samenwerking aanpakken van projecten met marktpartijen leidt tot optimalisatie in financiële zin en risicomanagement (Van de Hoef). De gemeente Rotterdam is daar meer terughoudend in, maar geeft wel aan dat voor de complexe opgaven zoals Nieuw Crooswijk en Tarwewijk ook daar voor een PPS is geopteerd (Poley). Ook de beleggers en ontwikkelaars geven aan dat het gezamenlijk zoeken naar haalbaarheid inzicht geeft in elkaars argumenten, en dat het project meer ‘maatwerk’ kan worden ingericht (Van der Hooning, Joustra, Hoogendoorn). De scope van de haalbaarheidsanalyse gaat dan, vanuit de gemeentelijke optiek, niet alleen over de grondexploitatie maar ook over de opstalexploitatie en de vastgoedexploitatie, daar worden immers de opbrengsten gemaakt (Van de Hoef). Vanuit de marktpartijen is dit juist andersom (Aarts).
Managen van risico’s
In transformatie opgaven liggen veel risico’s op de raakvlakken van het publieke en private domein, denk bijvoorbeeld aan de maatschappelijke weerstand die een vanuit marktperspectief ontwikkeld plan kan oproepen. Met name bij de subsidierisico’s (worden de subsidies wel gerealiseerd), het planologisch risico (doorloop procedures) en het bestuurlijke risico hebben partijen elkaar nodig om tot optimale beheersing te komen (Van de Hoef, Van der Hooning, Den Ouden, Van den Beuken). Een gemeente kan die alleen niet adequaat beheersen en een marktpartij al helemaal niet. Er kan namelijk aan twee kanten gestuurd worden; het plan en het proces. Partijen hebben elkaar nodig (Van den Beuken, Van de Hoef, Van der Hooning). Overall conclusie Het krachtenveld van een gebiedsontwikkeling is een veel genoemd kenmerk. Zowel vanuit het oogpunt van het komen tot een haalbare exploitatie als het managen van de aanzienlijke risico’s blijkt dat het (zoveel mogelijk) integreren van de verschillende belangen en het in gezamenlijkheid bespreken van aanpak en strategie leidt tot optimale resultaten.
Blad
56
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
06.04
Waardecreatie
hypothese: In ontwikkelingsstrategieën levert toepassing van de kennis van waardecreatie en waardeontwikkeling een toegevoegde waarde in het haalbaar krijgen van complexe transformatieopgaven. Er dient gestuurd te worden op een zo groot mogelijke waardesprong tijdens het proces. De transformatie van een gebied heeft tot doel om een negatieve waardeontwikkeling om te buigen in een positieve waardeontwikkeling. De partijen zijn zich er goed van bewust dat tijdens en na de ontwikkeling waarde wordt gecreëerd die niet in de grondexploitatie van de opgave wordt ingebracht (Aarts , Hoogendoorn, Joustra, Pronk, Van de Hoef ,Van der Hooning). De gemeenten zoeken in dergelijke transformatieopgaven naar partijen die aan de voorkant willen investeren in waardecreatie (Poley, Van de Hoef, Van Hees). De gemeente Den Haag heeft voor de transformatie van de Binckhorst bewust gezocht naar partijen die zich langdurig willen committeren aan een gebied. Beleggers, commercieel of corporatie, zijn enerzijds op lange termijn gebaat bij een kwalitatieve ontwikkeling, anderzijds kunnen zij ook (een deel) van de verwachte waardeontwikkeling aan de voorkant inbrengen in het project (Van de Hoef, Joustra, Van den Beuken). De gemeente Rotterdam heeft dat bijvoorbeeld in Nieuw Crooswijk en Tarwewijk ook gedaan (Poley) en de gemeente Nijmegen hanteerde voor het Waalfront vergelijkbare argumenten (Van Hees). Belangrijke voorwaarde om echt te profiteren van een waardesprong is door goed oog te hebben voor de waardebepalende elementen in een ontwikkeling en daar harde afspraken over te maken (Van der Hooning, Joustra). In het voorbeeld van de Binckhorst zijn er afspraken gemaakt over de realisatie van een stadspark en de realisatie van een belangrijke verkeersontsluiting; het Trekvliettracé (Joustra, Van de
Hoef).
Het
binnen
de
opgave
houden
van
waardeontwikkelingen
wordt
steeds
meer
in
ontwikkelingsstrategieën betrokken (Aarts, Hoogendoorn, Joustra, Van der Hooning). Vanuit deze gedachte zou elke fase van een transformatieopgave idealiter moeten starten met een “incubator”; een functie die het gebied op de kaart zet en een blijvende identiteit geeft (Hoogendoorn). Daarnaast geven partijen aan dat om goed te kunnen sturen op waardeontwikkeling in de toekomst vroegtijdige betrokkenheid cruciaal is (Aarts, Den Ouden, Pronk, Van den Beuken). Om in de toekomst de waarde te kunnen realiseren moet waarde aan het begin worden gecreëerd; waardecreatie zit aan de voorkant (Aarts).
Blad
57
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Overall conclusie Het sturen op waardecreatie en zoveel mogelijk betrekken van waardeontwikkeling in de moeilijk haalbare transformatieopgaven heeft de aandacht van alle partijen. In de ontwikkelingsstrategie wordt meer aandacht gegeven aan de manier waarop waardeontwikkeling aan de ontwikkeling kan toevallen. Vroegtijdige betrokkenheid is hierbij van belang. 06.05
Besluitvorming
hypothese: Besluitvorming in transformatieopgaven verandert op twee manieren: −
van individueel naar gezamenlijk (pluricentrische benadering);
−
andere input: harde afspraken en flexibele kaders (onzekerheid) als factor voor succes in tegenstelling tot het dichtgetimmerde plan.
Gebruik maken van elkaars kwaliteiten is een succesfactor in gebiedsontwikkeling. Zoals ook in de voorgaande paragrafen naar voren is gekomen leidt het gezamenlijk optrekken tot beter beheerste risico’s.
Dit
komt
tot
uiting
in
de
besluitvorming.
Taken
en
verantwoordelijkheden
voor
de
projectpartners zijn doorslaggevend in de risico-assessment van een investeringsbeslissing (Van der Hooning, Van den Beuken, Joustra). Partijen merken dat de inhoud van besluitvorming verandert. In het verleden werden op basis van een dichtgetimmerd masterplan bindende afspraken gemaakt voor de gehele looptijd. Door de lange scope van gebiedsontwikkeling is het ondoenlijk (en onverstandig) om over de gehele looptijd afspraken te maken. Gebiedsontwikkeling vraagt om harde afspraken over de cruciale onderdelen van het plan en verder voldoende flexibiliteit om veranderingen in de wereld om ons heen op te vangen (Aarts, Hoogendoorn, Joustra, Van de Hoef, Van der Hooning). Belangrijkste doel in dergelijke onzekerheid is het constant managen van de risico’s. Door altijd te zorgen voor alternatieve scenario’s kan worden geanticipeerd op wijzigingen in de uitgangspunten. Met slimme uitwijkscenario’s kunnen de grootste financiële risico’s worden afgewend (Aarts, Van den Beuken). De geïnterviewde gemeenten zoeken al lerende wijs naar de invulling van hun private rol in een ontwikkeling (Poley, Van de Hoef). Er ontstaat wel het besef dat er meer grip ontstaat op het proces en dat het risicoprofiel verbetert (gedeelde smart is halve smart) en dat met de wederzijdse inbreng van kennis en kunde het haalbaarheidsbeeld wordt verbeterd. Dit vraagt wel een ‘dedicated’ overheid die zich vol aan de realisatie van de ontwikkeling committeert (Van de Hoef, Van der Hooning). Voor de marktpartijen betekent dit besluitvorming op nieuwe gronden. Er wordt eigenlijk akkoord verlangd op veel onzekerheid, flexibiliteit wordt zelfs als waardeverhogend beschouwd (Hoogendoorn, Joustra, Van der Hooning). De geïnterviewden geven aan dat zij nog steeds intern veel uitleg moeten
Blad
58
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
geven over waarom voor een dergelijke insteek is gekozen. Vanuit die optiek zijn corporaties al meer gewend om op dergelijke gronden investeringsbeslissingen te nemen (Van den Beuken, Pronk). Overall conclusie Besluitvorming wordt inderdaad meer het resultaat van een pluricentrisch proces waarin de belangen en rollen op elkaar worden afgestemd en verankerd in wederzijds bindende afspraken. Zowel marktpartijen als gemeenten zien dat besluitvorming op andere gronden plaatsvindt; harde afspraken over de cruciale planonderdelen en voldoende flexibiliteit om veranderingen in de tijd op te vangen. Honderd procent zekerheid is een illusie, dat moet niet worden nagestreefd. Wederzijds commitment, goed procesontwerp en een slimme ontwikkelingsstrategie spelen een veel belangrijkere rol.
Blad
59
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
07
STRATEGIEEN VOOR TRANSFORMATIEOPGAVEN
In dit hoofdstuk worden de leeraspecten van dit onderzoek vertaald in acht strategieën. Deze strategieën kunnen een plek krijgen in de ontwikkelingsstrategie van een transformatieopgave. De strategieën zijn verdeeld over drie paragrafen. Paragraaf 07.01 staat stil bij het onderwerp planvorming. In paragraaf 07.02 wordt ingegaan op het onderwerp waardecreatie. Paragraaf 07.03 staat tenslotte stil bij de procesaanpak en besluitvorming. 07.01
Ingrediënten voor planvorming
Het doel van een gebiedsontwikkeling is het komen tot waardecreatie. De meeste invloed op de waardecreatie wordt in het begin van de ontwikkeling uitgeoefend in de planvorming. In deze paragraaf zijn twee ingrediënten beschreven die van belang zijn voor de planvorming in transformatieopgaven. 1.
Focus op waardebepalende elementen In de planvorming dient er focus te zijn op die elementen in het plan waarvan wordt verwacht dat zij tot een waardesprong leiden. De mate van imagoversterking is hierin belangrijk. Voorbeelden van dergelijke elementen zijn een stadspark, een belangrijke verkeersontsluiting of een waterpartij. Maar ook minder fysieke elementen als de vestiging van een bedrijf dat het gewenste imago uitstraalt. Dergelijke elementen zijn de hoekstenen van een succesvolle ontwikkeling. Waardebepalende elementen moeten als ingrediënten worden toegevoegd aan het recept van de transformatie.
2.
Flexibiliteit in planvorming Door de lange doorlooptijd van transformatieopgaven is het gevaarlijk om programmatische uitgangspunten op de lange termijn helemaal vast te zetten. Deelgebieden voor in de tijd worden gedetailleerd uitgewerkt. Latere deelgebieden worden op basis van voortschrijdend inzicht vanuit de markt en beleid steeds aangepast zodanig dat weer een optimale product-markt combinatie ontstaat. Met een dynamisch eindbeeld kan maximaal worden ingespeeld op de dynamiek van de samenleving. De waardebepalende elementen verzekeren de ruimtelijke kwaliteit.
07.02
Grip op waardecreatie
In transformatieopgaven kan de waardeontwikkeling groot zijn. Het is moeilijk te voorkomen dat een deel van de waardeontwikkeling uit de ontwikkeling ‘wegglipt’. Het kan echter wel tot financiële optimalisatie leiden om rekening te houden met waardecreatie en er op te sturen dat het grootste deel toevalt aan de gebiedsontwikkeling. De volgende vier strategieën worden onderscheiden:
Blad
60
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
3.
Vroegtijdig creëren van waardesprongen Wanneer een waardesprong vroeg in het proces wordt gecreëerd dan kunnen daaropvolgende deelgebieden profiteren van de verbeterde uitgangssituatie. Dit vraagt om:
sturing in planvormingsproces op waardecreërende elementen;
bewaking van de waardesprongen (voorkomen dat ze in ‘bezuinigingsronde’ worden weggesaneerd);
het zo vroeg mogelijk in het proces laten plaatsvinden van de waardesprongen, zodat profijt zo groot mogelijk is.
4.
Faseren en programmeren In het opknippen in deelgebieden en het bepalen van het programma per deelgebied zit ook een belangrijke mogelijkheid om te sturen op ‘value capturing’. Denk hierbij aan afwegingen zoals waar en wanneer worden welke woningsegmenten gerealiseerd. Wordt begonnen met de vrijstaande villa en volgen de betaalbare woningen later of wordt juist gestart met de betaalbare woningen en worden de vrijstaande villa’s geprogrammeerd als al een gedeelte van de waardesprong is gerealiseerd. Naast het prijssegment is ook de financieringscategorie (koop of huur) een parameter waarmee geoptimaliseerd kan worden.
5.
Opstallen tijdelijk in exploitatie nemen Als een gebied zich eerst moet bewijzen aan de consument voordat de verkoop echt gaat lopen, dan kan er voor gekozen worden om opstallen tijdelijk in belegging te nemen. Wanneer de opstallen de beoogde waardeontwikkeling hebben doorgemaakt dan kan verkoop de gewenste opbrengsten realiseren. Het opzetten van een tijdelijke exploitatie maatschappij (TEM) kan als uitwijkscenario worden toegepast als verkoop tegenvalt, maar ook als strategie om de waardestijging te vangen.
6.
Koopcontracten met afroming Een andere manier om te profiteren van waardeontwikkeling na oplevering van opstallen is gebruik maken van koopcontracten met een afroomregeling. Op dit moment is er met name bij corporaties ervaring in dergelijke constructies. Onder de noemer van “beter koop” of “koopgarant” worden woningen verkocht waar bij doorverkoop via een kettingbeding een gedeelte van de waardestijging terugvloeit naar de corporatie.
Nota bene. In de discussie omtrent ‘value capturing’ wordt de OZB vaak genoemd als mogelijke bron van inkomsten. De gedachte is tweeërlei: -
door een gebiedsontwikkeling worden woningen toegevoegd die allemaal een bijdrage gaan leveren aan de gemeentelijke inkomstenpot van de OZB;
-
doordat de omliggende buurt als gevolg van de indirecte effecten van gebiedsontwikkeling in waarde toeneemt profiteert de gemeente via de extra OZB-inkomsten.
Blad
61
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
In reactie op het eerste punt wordt opgemerkt dat de gemeente ook meer uitgaven kan verwachten als gevolg van de gebiedsontwikkeling, een gebied moet onderhouden worden, kinderen moeten naar school, et cetera. Of er per saldo iets overblijft is vooralsnog zeer onduidelijk. Ten aanzien van het tweede punt wordt de onzekerheid van de wetgeving (denk hierbij ook aan de recente wijzigingen en aanpassingen van de wetgeving) aangedragen. Als er van Rijkswege wordt besloten om de WOZ af te schaffen dan zit de gemeente met een potentiële strop. Bovendien is het moeilijk (en discutabel) te becijferen hoever de positieve reikwijdte van een gebiedsontwikkeling loopt. Vanwege deze discussie wordt dit op dit moment niet als een echte vorm van ‘value capturing’ beschouwd. Dat het in een onderhandeling toch als een kwalitatief argument gebruikt kan worden is evident. 07.03
Procesontwerp en besluitvorming
Het voorgaande had met name betrekking op de inhoud van een transformatieopgave. Maar ook op het vlak van proces en besluitvorming zullen de nieuwe inzichten tot wijzigingen leiden. 7.
Kiezen voor business case Gebiedsontwikkeling is meer en meer een proces van coproductie. Om risico’s goed te kunnen beheersen hebben partijen elkaar nodig. In plaats van alle partijen op de achtergrond z’n eigen plannetje en berekening te laten maken, biedt de gezamenlijke aanpak meer mogelijkheden voor succes. Gezamenlijk ‘rekenen en tekenen’ met oog voor elkaars belangen en standpunten leidt tot gezamenlijke besluiten.
8.
Shift in ‘mind-set’: van besluit voor project naar besluit voor proces Om deze punten in gedragen besluiten te laten uitmonden is voor de partijen wel een verandering nodig van ‘mind-set’. In plaats van besluiten over een volledig project met een statisch eindbeeld en dichtgetimmerde afspraken, dienen partijen veel meer te besluiten voor een proces met een dynamisch eindbeeld en visie, geloof en vertrouwen in het ambitieniveau.
Blad
62
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
08
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk wordt stil gestaan bij de conclusies van het onderzoek en aanbevelingen voor eventueel vervolgonderzoek. Paragraaf 08.01 gaat in op de conclusies van de hypothesen waarbij antwoord wordt gegeven op de centrale vraag: op basis van welke afwegingen en argumenten besluiten partijen om te investeren in voorcalculatorisch onrendabele projecten en hoe kan de (financiële) besluitvorming in deze projecten geoptimaliseerd worden? Vervolgens worden de verschillende conclusies in een overkoepelend kader geplaatst. In paragraaf 08.02 worden aan de hand van de acht strategieën aanbevelingen geformuleerd voor vervolgonderzoek. Conclusies
08.01
De onrendabele top van gebiedsontwikkeling Met het ‘opdrogen’ van de Vinex-opgave verschuift de ontwikkelopgave naar de binnensteden. Binnenstedelijke ontwikkelingen worden vaak gekenmerkt door voorcalculatorisch hoge tekorten op de exploitatie.
Dit
komt
door
de
meestal
hoge
voorinvesteringen
in
grondkosten
en
de
lange
verwervingstrajecten. De hoge verwervingsprijzen worden ingegeven doordat de waarde van grond in de oude situatie vaak dicht bij de waarde van de grond en opstallen in de nieuwe situatie ligt. Er resteert dan weinig geld tot geen geld voor bouwrijp maken of inrichting van de openbare ruimte. De onrendabele top is een financieel begrip dat aangeeft dat het financiële rendement op een ontwikkeling voorcalculatorisch negatief is. Marktpartijen (ontwikkelaars en beleggers) streven een positief financieel rendement na en participeren in z’n algemeenheid niet in projecten onder hun rendementseis. De onrendabele top is daarmee de maat voor de subsidiebehoefte. Wegen de maatschappelijk baten op tegen de subsidiebehoefte dan wordt subsidie verkregen en vindt het project doorgang. Daarmee zit er voor een subsidieverstrekker een positief maatschappelijk rendement aan de ontwikkeling. Vanuit de ‘eigen rendementseis’ van de geïnterviewde partijen bekeken bestaat uiteindelijk de onrendabele top niet. Alle partijen maken naar hun eigen maatstaven een positief rendement. Haalbaarheidsanalyses Er bestaat een veelheid aan verschillende haalbaarheidsanalyses, maar in z’n algemeenheid wordt onder een haalbaarheidsanalyse een financiële berekening verstaan die de direct vast te stellen kosten en opbrengsten in kaart brengt. Veel toegepast is de standaard grond- en opstalexploitatie. In de maatschappelijke
kosten-batenanalyse
(MKBA)
wordt
een
ruimere
definitie
gehanteerd
van
‘opbrengsten’. In de MKBA wordt gepoogd ook aan zaken als verbeterde veiligheid en hogere luchtkwaliteit een financiële waarde toe te kennen. Beide methodieken hebben als kenmerk dat zij dienen als toetsingsinstrument voor een individuele partij. Een gebiedsontwikkeling komt tot stand in een complex krachtenveld van actoren en belangen. Aan de onderhandelingstafel blijkt het instrument van de grondexploitatie (of gebiedsexploitatie) vaak te Blad
63
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
ééndimensionaal. Het geeft geen inzicht in de verschillende belangen en houdt geen rekening met de dynamiek van een langdurige gebiedsontwikkeling. Daarnaast kunnen de
verschillende kosten-
batenanalyses moeilijk over elkaar heen worden gelegd. Een integrale oplossing wordt door de business case geboden. De business case gaat uit van de volgende punten: −
gezamenlijke grond- of gebiedsexploitatie;
−
in onderhandeling komen tot een package deal;
−
waardering van individuele belangen.
Het krachtenveld van een gebiedsontwikkeling is een veel genoemd kenmerk. Zowel vanuit het oogpunt van het komen tot een haalbare exploitatie als het managen van de aanzienlijke risico’s blijkt dat het (zoveel mogelijk) integreren van de verschillende belangen en het in gezamenlijkheid bespreken van aanpak en strategie leidt tot optimale(re) resultaten. Waardecreatie Waardecreatie in gebiedsontwikkeling wordt omschreven als het toevoegen van waarde aan de fysieke omgeving en/of de sociale beleving en/of de gebiedseconomie, waarbij de som van de deelwaarderingen leidt tot een stijging van de totale waarde. In de afgelopen decennia werd in de uitleggebieden een groot deel van de waardeontwikkeling vóór in het proces gerealiseerd. Hiermee kon de waardeontwikkeling worden gebruikt om de haalbaarheid van een ontwikkeling te vergroten. Met de verschuiving van de bouwopgave naar de binnensteden zien we ook een faseverschuiving in waardeontwikkeling. De waardeontwikkeling begint later en loopt door tot ver nadat de feitelijke gebiedsontwikkeling is afgerond. Dit heeft als nadelig gevolg dat de waardeontwikkeling die na afronding van de gebiedsontwikkeling wordt gerealiseerd niet direct toevalt aan het haalbaar maken van de transformatieopgave maar aan de eigenaren (beleggers) van het vastgoed. Het sturen op waardecreatie en zoveel mogelijk betrekken van waardeontwikkeling in de moeilijk haalbare transformatieopgaven heeft de aandacht van alle partijen. In de ontwikkelingsstrategie wordt meer aandacht gegeven aan de manier waarop waardeontwikkeling aan de ontwikkeling kan toevallen. Vroegtijdige betrokkenheid is hierbij van belang. Besluitvorming De verhouding tussen de omvang van de investering en de zekerheid dat het verwachte (of geëiste) rendement wordt behaald, bepaalt de beslissingsbereidheid van een organisatie. In transformatieopgaven blijkt dat deze verhouding is veranderd doordat: −
een groot deel van de investeringsomvang al vroeg in het proces gemaakt moet worden (de kosten gaan voor de baat uit);
Blad
64
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
−
de zekerheid over het bereiken van het eindbeeld achter blijft bij het investeringsverloop;
−
transformatieopgaven
(en
binnenstedelijke
gebiedsontwikkelingen)
een
der
mate
lange
doorlooptijd hebben dat er over deelgebieden achterin de tijd zelfs onzekerheid over het eindbeeld zelf bestaat; −
in het risicomanagement de omgevingsrisico’s en de organisatierisico’s van gelijk of groter belang zijn dan de projectrisico’s.
Deze veranderingen vragen om nieuwe manieren van samenwerken en nieuwe manieren van besluitvorming. Besluitvorming wordt meer het resultaat van een pluricentrisch proces waarin de belangen en rollen op elkaar worden afgestemd en verankerd in wederzijds bindende afspraken. Zowel marktpartijen als gemeenten zien dat besluitvorming op andere gronden plaatsvindt; harde afspraken over de cruciale planonderdelen en voldoende flexibiliteit om veranderingen in de tijd op te vangen. Honderd procent zekerheid is een illusie, dat moet niet worden nagestreefd. Wederzijds commitment, goed procesontwerp en een slimme ontwikkelingsstrategie spelen een veel belangrijkere rol. Dit is wel een nieuwe manier van denken en de markt zal moeten wennen aan deze nieuwe aanpak. Management van de onrendabele top In dit onderzoek is de totstandkoming van binnenstedelijke transformatieopgaven bestudeerd aan de hand van de onderwerpen onrendabele top, (wat is dat), haalbaarheidsonderzoek (hoe wordt de onrendabele top berekend), waardecreatie (hoe kan de onrendabele top beperkt worden) en besluitvorming (op welke gronden komt besluitvorming tot stand). Centraal thema hierin is het management van de onrendabele top. De mate van succes van dit management bepaalt de uiteindelijke haalbaarheid en realisatie van de transformatie (Figuur 29).
Wenselijkheid (urgentie/kans)
Haalbaarheids methodiek
Onrendabele top
Waardecreatie
8 strategieën Management onrendabele top
BESLUITVORMING
Figuur 29 Management van de onrendabele top
Blad
65
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Op basis van de resultaten die in deze studie zijn opgedaan, is een achttal strategieën geformuleerd die tot doel hebben de haalbaarheid van transformatieopgaven te verbeteren en waarmee de onrendabele top van gebiedsontwikkelingen kan worden gemanaged: 1.
focus op waardebepalende elementen
2.
flexibiliteit in planvorming
3.
vroegtijdig creëren van waardesprongen
4.
faseren en programmeren
5.
opstallen tijdelijk in exploitatie nemen
6.
koopcontracten met afroming
7.
opstellen business case
8.
mind-set’: van besluit voor project naar besluit voor proces
08.02
Aanbevelingen
In deze scriptie is een kwalitatief onderzoek beschreven naar de omgang met de onrendabele top van gebiedsontwikkeling. Ten behoeve van vervolgonderzoek verdient het aanbeveling dieper in te gaan op de acht strategieën zoals die zijn beschreven. Hiervoor is onderstaand een aantal vervolgvragen geformuleerd.
Strategieën
Vervolgvragen
1. focus op waardebepalende elementen
−
wat bepaalt een waardebepalend element?
2. flexibiliteit in planvorming
−
hoe kan flexibiliteit worden ingebed in ontwikkelingsstrategie?
3. vroegtijdig creëren van waardesprongen
−
welke typologieën zijn uitwisselbaar?
−
hoe meet je een waardesprong?
−
wanneer heeft de waardesprong zijn hoogste punt bereikt?
4. faseren en programmeren
−
hoe is dit te vertalen in een aantal oplossingsrichtingen?
5. opstallen tijdelijk in exploitatie nemen
−
hoe ziet een tijdelijke exploitatie maatschappij er uit?
−
wanneer ga je over tot uitponden?
6. koopcontracten met afroming
−
wat zijn de juridische haken en ogen aan een
7. kiezen voor business case
−
dergelijke constructie? hoe kunnen processen aan de onderhandelingstafel worden ondersteund? 8. mind-set’: van besluit voor project naar besluit voor proces
−
hoe kunnen raden van bestuur voldoende grip houden op binnenstedelijke opgaven?
Blad
66
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
08.03
Reflectie op het onderzoek
In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de relevantie van dit onderzoek in het algemeen. Daarnaast wordt kort stil gestaan bij de waarde van het afstudeeronderzoek voor werkgever Kavel Vastgoed. Algemeen Het vakgebied van gebiedsontwikkeling is sterk in ontwikkeling. Partijen handelen veel met kennis die is opgedaan door ‘learning on the job’ en ‘best practises’. In dat opzicht is het bijzonder nuttig om vanuit een meer wetenschappelijke bril de ontwikkelingen te analyseren en om te zien of daar lessen uit te halen zijn die voor de hele vakwereld interessant zijn. Dit onderzoek haalt de mist uit de lucht die bestaat rondom het begrip ‘onrendabele top’ en geeft inzicht in hoe verschillende partijen naar moeilijk haalbare ontwikkelingsopgaven kijken. Dit moet leiden tot het wederzijdse begrip dat nodig is in de business case aanpak. Iets waarvan deze studie aangeeft dat het een belangrijke succesfactor is in het aanpakken van de binnenstedelijke transformatieopgaven. Het onderwerp waardecreatie krijgt in de literatuur (te) veel aandacht, maar het lijkt te verworden tot een containerbegrip wat te pas en te onpas wordt gebruikt. In deze scriptie is het onderwerp aangescherpt. Daarnaast blijkt dat partijen op zoek zijn naar manieren om het principe van waardecreatie
om
te
zetten
in
bruikbare
strategieën
die
moeten
leiden
tot
beter
haalbare
ontwikkelingsopgaven. In deze scriptie is daarvoor een eerste aanzet gedaan. Kavel Vastgoed Projectontwikkelaar Kavel Vastgoed is al ruim 35 jaar actief in projectontwikkeling. Een groot deel van de ontwikkelingen komt voort uit verworven grondposities, zowel binnenstedelijk als in de uitleggebieden. Deze studie maakt duidelijk dat er substantiële verschuivingen gaande zijn in de markt die zeer waarschijnlijk gevolgen gaan hebben voor de bedrijfsvoering. Voor de acquisitie van nieuwe projecten is Kavel Vastgoed actief op zoek naar binnenstedelijke locaties. Zij merkt nu al dat het krachtenspel binnenstedelijk complex is. De beschreven inzichten geven mogelijke richtingen aan hoe in co-productie kan worden gekomen tot goede resultaten. Daarnaast is het begrip voor de onrendabele top gegroeid, participeren in projecten met een onrendabele top staat niet synoniem aan verlies leiden. In dit perspectief ziet Kavel Vastgoed dat dit als een acquisitie-tool kan dienen, door juist in dergelijke projecten te stappen.
Blad
67
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
BIJLAGEN
1
Blad
68
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
BIJLAGE 1
LITERATUUROPGAVE
Adviescommissie Gebiedsontwikkeling.(2005) Ontwikkelkracht. Amersfoort: Lysias Consulting Group B.V. Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. (2006) Basisboek Methoden en Technieken. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2001) Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff Baijer, M.P.T. & Traudes, J.P. (2006) Basissyllabus Module 1 Investeringsanalyse. Amsterdam: ASRE Boekema, J.J. (1995) Basisboek Marketing. Groningen: Wolters-Noordhoff Boer, P. de., Brouwers, M.P., Koetzier, W. (1998) Basisboek Bedrijfseconomie. Groningen: WoltersNoordhoff Boom, R.P.A.M., Buunk, W.W. (2007) De Business Case Aanpak voor herstructureringsopgaven. Bedrijventerrein, 2 Boom, G. van., Brink, S. van den. (2005) Beleggen in vastgoed. Laren: Verbum Bruil, I., Hobma, F., Peek, G.J., Wigmans, G. (2004) Integrale Gebiedsontwikkeling: het stationsgebied ’s Hertogenbosch. Amsterdam: SUN Buitelaar, E. Kronberger, P. & Segeren, A. (2008) Stedelijke transformatie en grondeigendom, Rotterdam: Nai Uitgevers Copeland, C., Koller, T., Murrin, J. (2003). Waardering. Het meten en managen van de waarde van ondernemingen. Amsterdam:Uitgeverij Nieuwezijds Daamen, T. (2005) De kost gaat voor de baat uit. Amsterdam:SUN Dam, F. van. Visser, P. (2006) De prijs van de plek woonomgeving en woningprijs, Rotterdam: Nai Uitgevers Dekkers, H. (2006) Collegesheets module gebiedsontwikkeling Risicoverdeling, verevening. Amsterdam: ASRE
Blad
69
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Eekelen, B. van. (2006) Reader procesmanagement in de bouw. Amsterdam: ASRE Eigenraam , C.J.J., Ossokina, I.V.Blokdijk, J.P., & de Groot, W. (2006) Kosten batenanalyse Zuidas Amsterdam. Den Haag: Centraal Planbureau Faludi, A. &. Van der Valk, A.J (1990) De groeikernen als hoekstenen van de Nederlandse planningdoctrine. Assen/Maastricht: Van Gorcum Gehner, E. (2003) Risicoanalyse bij projectontwikkeling. Amsterdam: Sun Gemeente Den Haag. (2008) Beslisnotitie haalbaarheidsstudie Nieuw Binckhorst (Masterplan) www.denhaag.nl/smartsite Gemeente Den Haag. (2008) Concept Raadsvoorstel. Rapportage concept masterplan Nieuw Binckhorst. www.denhaag.nl/smartsite Gemeente Nijmegen. (2003) Koersdocument Koers West. Samen bouwen aan een sterke stad. www.nijmegen.nl/koerswest Gemeente Nijmegen. (2007) Raadsvoorstel Go/No go Koers West n2. 261/2006. www.nijmegen.nl Gerritsen, S. (2006) Schrijfgids voor economen. Bussum: uitgeverij Coutinho Hall, R.H. (1987) Organizations. Structures, processes & outcomes. New Jersey: Prentice-Hall Have, G.G.M. ten. (2002) Taxatieleer vastgoed 1. Groningen: Wolters Noordhoff Heijden, J.van der (2005) Recombinatie van overheid en samenleving. Delft: Eburon Hesp, M.A.S. & Rompelberg, L.F.M. (2007) Financiële regie bij gebiedsontwikkeling. Rotterdam: Fakton. Holt, D. & Janssen, J. (2008) Value Capturing: Roze bril of slimme waardecreatie bij stedelijke herstructurering? Property Research Quarterly Hoeken, F., van. (2006) Collegesheets opleiding Waarderen. Waardebepalende factoren op de kantorenmarkt. Amsterdam:ASRE Huisman, J.J. (2006) Value Capturing. Toepassingen bij gebiedsontwikkeling in Nederland. Delft: Publikatieburo Bouwkunde
Blad
70
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
KEI-atelier V43 (2007) De wijk als business case. Kansen en knelpunten van een nieuw concept. www.KEI-centrum.nl Kolpron Consultants (2000) Kostenverhaal in de grondexploitatie op Vinex-locaties. Voorburg: Neprom Leent, M. van. (2006) Wijken van Waarde, Tilburg: Futura, Miles, E. M., Berens, G., Weiss, M.A. (2005) Real Estate Development, principles and process. Washington D.C.: Urban Land Institute Ministerie BZK (2006) Steden van morgen, keuzes voor vandaag. Den Haag: MinBZK Ministerie VROM (2002) Stadsvernieuwing gemeten. Den Haag: VROM Ministerie VROM (2005) Nota Ruimte deel 3a. Den Haag: Sdu Uitgevers Ministerie VROM. (2006) Nota Ruimte, Ruimte voor Ontwikkeling. Den Haag: VROM Ministerie VROM. (2007) Handreiking maatschappelijke kosten-batenanalyse Nota Ruimtebudget. www.vrom.nl Ministerie VROM. (2007) Reiswijzer Marktpartijen & Gebiedsontwikkeling. www.vrom.nl Ministerie VROM. (2008) Presentatie maatschappelijke kosten en baten. Sessie C. www.vrom.nl Mintzberg, H., Raisinghani & A. Théoret (1976) The structure of unstructured decision processes. ASQ-21 Peek, G.J. & van Hagen, M. (2001) Synergie op stationslocaties. Stedenbouw & Ruimtelijke ordening, 4 Pleijte, E., Rompelberg, L., Weggeman, W. (2006) Hoe de aansturing van complexe gebiedsontwikkelingen te verbeteren. Holland Management Review, 110 Pleijte, M.E. (2008). Haalbaar? Meer dan alleen betaalbaar..! Afstudeerverslag Tu/e Raftery, J. (1994) Risk analysis in project management. Londen: E&F.N. Spon Ltd. Rompelberg, L. (2004) Het financieel regisseren van herstructurering. Rotterdam: KEI kenniscentrum Rompelberg, L. (2006) Collegesheets Gebiedsexploitaties. Amsterdam: ASRE Rooy, P. van, Luin, A. van., & Dil, E. (2006) Nederland boven Water, Gouda: Habiforum
Blad
71
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
Rooy, P. van. (2007) Grond, geld en gebiedsontwikkeling. Real Estate Magazine. 12 Selderbeek, J.W. (1998) Markten en producten. Collegedictaat Stichting Beleggings- en Vastgoedkunde Siraa, H.T. , A.J. van der Valk & W.L. Wissink. (1995) Met het oog op de omgeving. Een geschiedenis van de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving. Ministerie VROM. Den Haag: SDU Uitgevers Teisman, G.R. (1992) Complexe besluitvorming. Een pluricentrisch perspektief op besluitvorming over ruimtelijke investeringen. Den Haag: VUGA uitgeverij Vastgoedmarkt nieuwsbrief d.d. 09 juli 2008 artikel 13. “Den Haag verliest zwaar op woningbouw (regio Den Haag) VROM-raad (2006) Stad en Stijging. Den Haag: VROM-raad Wallagh, G.J. & de Lijn. (2005) Basissyllabus Module 1: opleiding Gebiedsontwikkeling. Amsterdam: ASRE Wigmans, G. (2002) De grondexploitatie. Delft: Publicatiebureau Bouwkunde Wigmans, G. (2003) Management van gebiedsontwikkeling. Delft: Publicatiebureau Bouwkunde Witteveen & Bos. (2005). Methodiek ruimtelijke kwaliteit in de mkba. www.vrom.nl Zeeuw, F. de. (2007) De engel uit het marmer. Reflecties op gebiedsontwikkeling. Delft: Technische Universiteit Delft
Blad
72
Datum
28 augustus 2008
Titel
Management van de onrendabele top bij gebiedsontwikkeling
Betreft
Master Thesis P. van Swam
BIJLAGE 2
RISICO’S IN GEBIEDSONTWIKKELING
Tabel 12 Groslijst risico’s (bron: Wallagh & de Lijn, 2005)
Omgevingsrisico’s −
maatschappelijke risico’s (draagvlak, publieke opinie);
−
bestuurlijke risico’s (wijzigend beleid, draagvlak);
−
samenwerkingsrisico’s (ontbreken van commitment, te grote belangentegenstellingen);
−
economische risico’s (veranderende marktomstandigheden, afzet en afname);
−
financiële risico’s (inflatie, prijsstijgingen, renteafwijkingen);
−
wet- en regelgeving (wijziging, jurisprudentie, bezwaarprocedures, onvolledige/ onzorgvuldige contractstukken).
Projectrisico’s −
planontwikkelingsrisico’s (tijdsplanning wordt niet gehaald, tegenvallende prestaties);
−
grond- en gebiedsexploitatierisico’s (hogere verwervingskosten grond, inrichtingsrisico’s openbare ruimte);
−
ruimtelijke en technische risico’s (bodemkwaliteit, archeologische vondsten, fundering, kabels en leidingen, grondwaterbescherming, fauna, verkeerde programma’s van eisen en bouwmethodes);
−
exploitatierisico's (tegenvallende of niet ingecalculeerde kosten voor beheer).
Organisatierisico’s −
structuurrisico’s (onduidelijke samenwerkings/projectstructuur, ontbreken van procedures, onduidelijkheden over grenzen project, geen/onvoldoende afstemming tussen deelprojecten, geen/onvoldoende afstemming met (veranderende) projecten in de omgeving);
−
communicatieve risico’s (haperende informatievoorziening, onvoldoende planning & control);
−
culturele risico’s (normen en waarden, managementstijl en besturingsfilosofie die onvoldoende aansluiten bij samenwerking en omgeving).
Blad
73